Ga direct naar de content

Beslissen in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 14 1993

Beslissen in Nederland
Op 1 januari jl. is in Europa de gemeenschappelijke
markt een feit geworden. Wie dit bericht leest, beseft
dat zowel de datum als het feit met name van belang
zijn terwille van de communicatie met het grote publiek. Europa a la carte is een meer realistische typering van de nu ontstane gemeenschappelijke markt.
Verschillende landen vroegen en kregen immers een
uitzonderingspositie, terwijl de informele spelregels
van de Gemeenschap al veel langer toestaan dat bijzondere afspraken worden gemaakt om specifieke
belangen van individuele landen te respecteren. Het
is zelfs een actueel thema geworden om de betekenis van de eigen cultuur van de lidstaten en hun regio’s te benadrukken. Taal, etniciteit, religie en cultuur vormen in Europa en daarmee ook in
Nederland een steeds belangrijker grondslag voor
politieke machtsvorming.
Deze ontwikkelingen hebben de Nederlandse politieke partijen in een moeilijke positie gebracht. De
discussie over het macro-economische beleid is politick niet meer interessant omdat de eisen van het
EMS en de toekomstige EMU door alle partijen in
hoge mate als gegeven worden beschouwd. Daarentegen is er toenemende aandacht voor de Nederlandse ‘civic religion’: maatschappijbeschouwingen die
naarmate het einde van dit millennium nadert, meer
reflectief van aard worden. Deze beschouwingen
zijn volgens Mak zo sterk calvinistisch getint dat
daar-in de schijn van volmaaktheid tegen beter weten in wordt hooggehouden. Dit ontlokt hem de uitspraak: “In dit land regeert de schizofrenie”1. Als de
tekenen niet bedriegen, ligt zelfs een versterking van
dit beeld in de lijn van de verwachting. Zo is het mogelijk dat op nagenoeg dezelfde dag de schijnwerpers worden gericht op de stier ‘Herman’, op het verzet van accountants tegen de regelgeving inzake
fraudemelding, op de aanklachten tegen hoogleraren in de Rotterdamse ‘klusjes-gate’ en op de ‘onthutsend’ genoemde cijfers van de reeds lang bekende
bijstandsfraude. Er is klaarblijkelijk sprake van een
poging om te komen tot herstel van normen: het
maatschappelijke thema van de jaren negentig.
Tot nog toe lijken de politieke partijen geen vergaande conclusies te trekken uit deze sterk veranderende omstandigheden. De programmacommissies
van de politieke partijen zijn al aan het werk gegaan.
Verschillende belangengroepen hebben reeds hun
bijdragen geleverd, zodat de verkiezingsprogramma’s voor mei 1994 bij wijze van spreken al kunnen
worden geschreven. Maar de nieuwe ontwikkelingen klinken daarin niet door. Is deze constatering
juist, dan is hier sprake van een gemiste kans voor
de Nederlandse politick. Het ware te wensen dat de
politieke partijen hun bnderlinge eenstemmigheid
over de grote lijnen van het sociaal-economische beleid breeduit zouden ventileren. Dit zou de beste garantie zijn dat hun goede voornemens op dit terrein
worden gerealiseerd. Tegelijkertijd zouden zij daar-

ESB 13-1-1993

mee de ruimte creeren om andere
onderwerpen op een onorthodoxe
wijze aan de orde te stellen. Ter
voorkoming van het venvijt van
schizofreen gedrag zouden zij zich
dienen te orienteren bij groepen in
de samenleving die niet tot de ‘eigen kring’ behoren. Met fraudeurs
kunnen zij de mankementen van
het Nederlandse fiscale systeem bespreken. Met bijklussende hoogleraren de problematiek van de Nederlandse universiteiten. En met
degenen die misbruik maken van
sociale voorzieningen de systeemwijzigingen die in het sociale-zekerWJ. de Ridder
heidsstelsel noodzakelijk zijn.
Voor de economische paragraaf zouden de politieke partijen er voorts goed aan doen met wetenschappers gesprekken te voeren over de kansen die
de technologic biedt voor vergroting van de economische groei en met ondernemers de discussie aan
te gaan over de wijze waarop de investeringen in
ons land kunnen worden bevorderd. Zij zullen daarbij ontdekken dat investeringen niet alleen afhankelijk zijn van het succes van loonmatiging maar ook
van de kwaliteit van de regionale structuur van toeleveranciers, afnemers, opleiders, onderzoekers en relevante ‘opinion leaders’. Met name de ondernemingen zelf onderkennen steeds meer dat de ‘shared
values’ van het regionale netwerk voor het bedrijf
een belangrijke winstbepalende factor zijn. Het Europa van de regie’s dient zich aan omdat ook de ondernemers het belang ervan onderkennen. Deze ontwikkeling versterkt de wens om de regionale bestuurder
direct te kiezen. Daarmee neemt de politick bestuurder de plaats van de benoemde bestuurder over2.
Voor de nationale politick is een nieuwe tijd aangebroken. Op macro-economisch terrein is het arbeidsveld door ‘Brussel’ in kaart gebracht en in hoge
mate ingevuld. Daarnaast roeren de regie’s zich en
wensen zij zich politick te profileren. Politieke partijen die zich met succes op nationaal niveau willen
handhaven, storten zich op het normen- en waardendebat. Zij geven kaders aan waarbinnen maximale
ruimte wordt geboden aan de beleving van de eigen
cultuur van autochtone en allochtone bevolkingsgroepen en nemen de knelpunten weg die snelle regionale beleidsvorming in de weg staan. Als zij daarbij over hun eigen muren heenkijken, treden zij een
nieuwe wereld binnen waar de ruimte voor profilering als politieke partij ineens veel groter blijkt te
zijn.
1. G. Mak, Bescheidenheid als nationale trots, NRCHandelsblad, 24 december 1992.
2. V. Veldheer, Worden gekozen bestuurders onvermijde-

lijk?, in: Sociale en culturele kennis, SCP, 1992.

Auteur