Ga direct naar de content

Aan de vooravond van de Europese Raad in Athene

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 1983

Aan de vooravond van de
Europese Raad in Athene
F. H. A. J. M. MICKLINGHOFF DEJur*

Op 5 en 6 december zullen in Athene de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten
bijeenkomen om oplossingen te zoeken voor de problemen waarmee de Europese Gemeenschap op
dit moment kampt. Op de vorige Europese Raad lagen verschillende plannen op tafel voor enkele van
Europa’s nijpendste problemen, doch een voortdurend touwtrekken om de hoogte van de Britse
bijdrage aan de EG had tot gevolg dat de Europese Raad van Stuttgart alle problemen voor zich
uitschoof naar de aanstaande bijeenkomst in Athene. In dit artikel worden de belangrijkste problemen
van de Europese Gemeenschap geschetst en aangegeven in welke richting de oplossingen worden
gezocht. De auteur spreekt in zijn conclusie de hoop uit dat de Top van Athene in staat zal zijn de
sluipende aftakeling van de Europese integratie een halt toe te roepen.

Inleiding
Het is niet overdreven te stellen dat de Europese Gemeenschap in
een bestaanscrisis verkeert. Alom zijn verlammingsverschijnselen
waar te nemen. Het Europese integratieproces verloopt anno 1983
uiterst moeilijk 1). In toenemende mate hoort men beweren dat de
Europese zaak alle fut heeft verloren en zich op een doodlopende
weg bevindt. Moeten wij de Europese Gemeenschap niet bijzetten
bij de andere Internationale instellingen die een sluimerend bestaan
in de marge van het Internationale gebeuren leiden?
Terwijl Raad, Commissie en Parlement vaker vergaderen dan
ooit tevoren en via de staatscourant van de Gemeenschap, het Publikatieblad, verordeningen en besluiten in een onstuitbare stroom
over de EG-burger worden uitgestort, neemt het aantal berichten
over het aanstaande verscheiden van de Europese Gemeenschap
toe. Het Britse The Observerhad het over ,,de langzame dood van
de traagheid”. Een Duits auteur spreekt van een ,,Dauerkrise” en
komt, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, tot dezelfde
conclusie als het Britse zondagsblad. ,,In het Frankrijk van Mitterrand is de somberheid minder groot, maar wordt wel algemeen gevonden dat een ,,relance” noodzakelijk is”, aldus Piet Dankert in
een artikel in Internationale Spectator met de veelzeggende titel
,,De Europese Gemeenschap: herstructureren of sterven” waarin
hij wijst op de ontwikkeling van de Europese Gemeenschap in
1981 2). Sindsdien is er niet veel veranderd in de situatie. Dankert
merkt in voornoemd artikel op: ,,De prijs van niets doen staat vast:
de dood via de ,,Dauerkrise”, de desintegratie van de Gemeenschap”.
Enerzijds zijn er spanningen die het bestaan van de Europese Gemeenschap bedreigen, anderzijds is er een toenemend aantal mensen dat beseft dat de Europese Gemeenschap juist in een tijd van
economische tegenspoed onmisbaar is. Men kan nog altijd een overtuigend verhaal houden ten gunste van de Europese integratie.
Doch we moeten snel uit de huidige situatie van stagnatie en langzaam knagend verval. Daartoe is alle reden, want de Europese samenwerking is een uniek verschijnsel en mag alleen daarom al niet
uiteen vallen.
De uitgangspunten voor het proces van Europese eenwording
zijn juist. Er is veel tot stand gebracht in de afgelopen 25 tot 35 jaar
dat tot de waardevolle verworvenheden behoort die geen enkele lidstaat op het spel wil zetten. Toch zullen wij de belangrijkste elementen van het Gemeenschapsbeleid kritisch moeten beschouwen
wanneer we willen formuleren wat er fout is (gegaan), hoe het zou
1100

moeten en wat er op het spel staat. Dat de Europese Gemeenschap
zich op dit moment in een ernstige, zoniet de ,,ernstigste crisis” bevindt sinds de ondertekening van het Verdrag van Rome is een zekere zaak 3).
De zwakheden en de opgaven
Wat zijn de huidge zwakheden van de Europese Gemeenschap?
We noemen er vier:
• het trage tempo waarin de besluitvorming plaatsvindt. Dat tempo
lijkt nauwelijks afgestemd op de aard van de moeilijkheden waarmee de Gemeenschappen kampen;

* De auteur is werkzaam als journalist, gespecialiseerd in Europese integratievraagstukken.
1) ,,Niets nieuws onder de zon” zou men kunnen opmerken. Prof. H. Brugmans maakt in zijn artikel ,,Europese Gemeenschap op het nulpunt” in Internationale Spectator van 22 februari 1974, biz. 117-121 in verband met de
,,crisis” in de Europese Gemeenschap de volgende opmerking; n…waar blijft
ook de veel gehoorde vergelijking tussen de integratie en een fiets: zolang men
in beweging blijft en vooruit gaat, is er geen gevaar, maar als het proces stil
houdt, kan men geen ,,pas op de plaats” maken : dan is de val onvermijdelijk
na het verval. In die ontwikkeling zitten wij thans”.
2) Internationale Spectator, november 1981, biz. 648-652. Begin oktober dit
jaar wees Europees commissaris Frans Andriessen tijdens een bijeenkomst in
Amsterdam van de Europese Liga voor Samenwerking op de ontwikkeling
van de Europese Gemeenschap ndie nu al drie jaar over een breed front stagneert. Het uur der waarheid wordt steeds naar een volgende Europese Raad
verschoven. Wij rollen van de ene minicrisis in de andere. Op die manier
dreigt de Gemeenschap weg te kwijnen. De interne samenhang en de externe
geloofwaardigheid hebben nu al ernstig te lijden”, Europa van Morgen, 12
oktober 1983. biz. 715.
3) Zoals o.m. Piet Dankert voorspelde in ESBan 3 September 1980 in het
artikel ,,De volgende ,,ernstige crisis” van de EG”; sommigen noemen de huidige situatie een ,,structuurcrisis”, zoals H. Nootenboom in ,,De verhouding
Europees Parlement, Europese Commissie en Raad van Ministers” in CD
Verkenningen 7-8/81, biz. 382-391. Nootenboom schrijft; ,,thans bestaat
zelfs het gevaar dat het huidige integratieniveau van de Europese Gemeenschap niet kan worden gehandhaafd, waardoor niet alleen de gedachte van
een Verenigd Europa aan een crisis ten prooi is, maar ook de instrumenten
ontbreken om op Gemeenschapsniveau iets fundamenteels te doen tegen de
verlammende werkloosheid. De structuurcrisis, zichtbaar en voelbaar geworden na de oliecrisis, ,,overvieP de EEG in een fase van de ingezette integratie,
die de Gemeenschap nog niet eens een instrumentarium had verschaft voor
de toen bestaande problemen, laat staan de nadien ontstane problematiek aan
te pakken”.

• de toenemende neiging bij het nemen van allerlei beslissingen in
de afweging (die onder alle omstandigheden moet plaatsvinden
tussen nationaie en Gemeenschapsaspecten) de nationale aspec-

van een oplossing en het nemen van een besluit er niet gemakkelijker op doen worden.

ten steeds zwaarder te laten wegen;
• het niet volgen van de besluitvormingsprocedures die in de verdragen zijn aangegeven, hetgeen het trage tempo van besluitvorming accentueert;
• van het Europese Parlement had men mogen verwachten dat er,
na rechtstreeks te zijn verkozen, een stimulans voor het integratieproces van zou zijn uitgegaan. Het Europese Parlement heeft

echter zeer beperkte bevoegdheden; het staat tegenover een Europese Commissie die niet die positie heeft die opstellers van de
verdragen haar toekenden, terwijl de verhouding tussen Raad en
Parlement vele dieptepunten kent waarin het Europese Parlement vaak zijn onmacht ervaart. Tevens dient men te bedenken

dat de Raad van Ministers een nationaal parlement tegenover
zich heeft en het is de vraag of al deze nationale parlementen wel
zo Europees denken.
We mogen en kunnen geen genoegen nemen met een stagne-

rende Gemeenschap. De Europese Gemeenschap is van belang
voor alle betrokkenen. Dit belang is ook gelegen in de aantrekkingskracht die de rol van de Europese Gemeenschap in de wereld kan
uitoefenen op anderen in de sfeer van toetreding (Spanje en Portu-

gal), associatie en handelsakkoorden.
De belangrijkste taken waarvoor de Europese Gemeenschap zich
geplaatst ziet zijn de onderstaande vier:
• de bestrijding van het protectionisme en de vervolmaking van de
vrije markt. In feite is dat de belangrijkste vorm van deregulering
die men kan nastreven. Het is tevens een doeltreffende werkgelegenheidspolitiek;
• de oplossing van de financiele problematiek, zowel op het gebied
van het landbouwbeleid als van de verdeling van de lasten over de
lidstaten. Dit is misschien wel de dringendste zaak. ,,Men kan het
wel en wee van de Europese landbouw niet los zien van de algemene financieringspolitiek” 4);
• het verbeteren van de verhouding met de Verenigde Staten, in het

bijzonder het bijleggen’van de actuele en potentiele conflicten
met de VS over de handel;
• spoedige regeling (binnen een jaar) van de uitbreiding van de Gemeenschap met Spanje en Portugal, die zowel financiele als commerciele en politieke problemen met zich zal brengen.
De situatie

Op een bijeenkomst ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum
van de Vereniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiene schetste
staatssecretaris Van Eekelen de ,,weinig vreugdevolle situatie”
waarin de Europese Gemeenschap zich bevindt: ,,Na een voorspoedige beginperiode van circa vijftien jaar ontstond in het begin van de
jaren zeventig ,,een duidelijke vertraging” in de integratie. De onderhandelingen over het plan-Werner (voor een economische en
monetaire unie) h’epen vast, de oliecrisis luidde een recessie in die
ook op de bereidheid tot samenwerking in EG-verband een ongunstige invloed heeft gehad. De toetreding van het Verenigd Konink-

rijk, Denemarken en lerland bracht nieuwe problemen in de Gemeenschap en verminderde de besluitvaardigheid. Ondanks belangrijke besluiten (over b.v. het Gemeenschappelijk visserijbeleid
en het EMS) is duidelijk dat het aanvankelijk bestaande enthousiasme en de politieke wil tot verdergaande integratie langzaam zijn

geerodeerd. Deze ontwikkeling is nog versneld door het lusten en
lastenprobleem” 5).
De financier! van de Gemeenschap, het probleem van de Britse
terugbetalingen, de landbouwhervormingen, de trage besluitvorming van de instellingen en de toetreding van Spanje en Portugal
zijn de problemen waarvoor de staatshoofden en regeringsleiders
zich op 5 en 6 december in Athene geplaatst zien. De discussie’s

over de problemen van de Gemeenschap zullen in Athene plaatsvinden aan de hand van een pakket van voorstellen en mededelingen van de Commissie, geformuleerd na lange en diepgaande studies en debatten met het Europees parlement en de Sociaal-Economische Raad. Hoewel de uiteindelijke voorstellen naar onderwerp van elkaar gescheiden zijn vormen de onderhandelingen over
een oplossing voor de problemen toch een geheel. Dit zal het vinden
ESB30-11-1983

De Europese landbouw

Aan de juistheid van de grondslag van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) kan niet worden getwijfeld. Ook in de toe-

komst dient als belangrijk kenmerk van het GLB te zijn; redelijke
prijzen voor de consumenten, een redelijk inkomen voor de producenten en het voorkomen van overschotten en tekorten 6). De
hoofdgedachte van het GLB is het tot stand brengen en in stand

houden van een vrijwel uniform prijsbeleid voor de in de Gemeenschap voortgebrachte landbouwprodukten, waarbij de prijzen op
een zodanige hoogte worden gesteld dat de agrarische beroepsbevolking er een redelijk inkomen aan kan ontlenen. Het Gemeenschappelijk prijsbeleid voor landbouwprijzen is het kernstuk van het
EG-landbouwbeleid.
Ondanks de grondslagen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid 7) vertoont het Europese landbouwbeleid nog steeds tekortkomingen 8). De structured overschotten dienen bestreden te worden en de uitgaven moeten streng worden gecontroleerd. Het
Europees landbouwbeleid dient op een aantal punten te worden
aangepast, zonder dat wordt getornd aan de uitgangspunten. Reeds
lang wordt terecht kritiek uitgeoefend op de manier waarop het Gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt toegepast. In de benarde
financiele situatie van de EG-landen worden de kosten van een beleid dat tot zulke ongehoorde overschotten kan leiden ,,politiek zeer
gevaarlijk” 9). ,,Er bestaat geen andere sector in het economisch leven die het zich kan veroorloven het markt mechanisme en de wetten
van vraag en aanbod te negeren, zoals dat mogelijk is onder de paraplu van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid”, aldus staatssecretaris Van Eekelen. Beperking van de landbouwuitgaven in die
zin dat hun stijging achterblijft bij de autonome groei van de eigen
middelen moet zo concreet mogelijk worden vastgelegd in een juridisch bindende formule ,,die enerzijds meer financiele middelen ter
beschikking doet komen voor andere sectoren, terwijl anderzijds de
landbouw toch niet met een rigide plafond wordt geconfronteerd,
omdat het een norm betreft die over meerdere jaren wordt toegepast”, aldus Van Eekelen.
Twintig jaar nadat Sicco Mansholt het GLB introduceerde, is de
hervorming ervan een noodzaak geworden. De eerste doelstelling
van het GLB bestond erin Europa wat betreft de voedselvoorziening onafhankelijk te maken en er een landbouwgrootmacht van te
maken op wereldschaal. Deze doelstelling werd ruimschoots bereikt. Op dit ogenblik voorziet de Europese Gemeenschap niet alleen in haar eigen behoeften aan basisprodukten (graangewassen,
vlees, melk, suiker enz.), maar moet daarbij nog een belangrijk deel
van haar overschotten op de wereldmarkten verkopen. Het is met
andere woorden te danken aan het succes van het GLB dat er een
. andersoortig landbouwbeleid moet komen. De landbouwers moeten nu meer bij het beleid betrokken worden en hun produktie aanpassen aan de noden van de markt en zich meer orienteren op de
vraag op de binnen- en buitenlandse afzetmarkten. Zich verzetten
tegen hervorming van het GLB betekent dat het GLB onder druk
van de toenemende overschotten en de toenemende uitgaven kapot
zal gaan.
De landbouwvoorstellen die de Commissie heeft uitgewerkt bevatten enkele nieuwe elementen die kunnen leiden tot de zo nood-

4) Mr. F. Andriessen, Landbouwbode, nr. 45, 1981, biz. 11.
5) Aldus staatssecretaris Van Eekelen op een bijeenkomst ter gelegenheid
van het 75-jarig jubileum van de Vereniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiene; zie Europa van Morgen, 26 oktober 1983, biz. 752.
6) Dit zijn de in art. 39 van het EG-verdrag vastgelegde doelstellingen; zie

verder ook J. Sevenster, Het EG-landbouwbeleid-bindmiddel of scheurmaker?, Internationale Spectator, augustus 1980.
7) Vastgelegd in de artikelen 38 tot 47 van het EG-verdrag.

8) Zie hierover ook M. de Heer, De landbouwprijzen en de invoering van het
EMS, NE, 4-1981.

9) Hoe groot de overproduktie van melk is blijkt voldoende uit de Europese

boterberg (medio augustus jl. 766.970 ton — een record) en de melkpoederberg van 1,01 mln. ton. Van 1973 tot 1982 zijn de melkleveranties met 2,5%
per jaar toegenomen, terwijl in diezelfde periode de consumptie slechts steeg
met 0,5 per jaar. De Gemeenschap ondervindt hevige concurrentie van de
Verenigde Staten, Nieuw Zeeland, Australie en Canada.

1101

zakelijke evenwichtige hervonning van het GLB 10). Samenvat-

tend doet de Commissie de volgende voorstellen:
— de gegarandeerde prijzen worden aangehouden, maar in een 20

belangrijke sector als de melkproduktie moet ergens een grens
worden getrokken en de Commissie stelt voor contingenten vast
te leggen. De melkproduktie boven de afgesproken quota zou
dan extra worden belast;
— voor de graangewassen zou het verschil tussen de Europese prij-

zen en die van niet EG-lidstaten zo spoedig mogelijk moeten
worden weggewerkt;
— het systeem van premies en steun in de melksector, rundvlees en
schapevlees moet worden herzien;
— het onevenwicht dat is ontstaan door de import van graansub-

stituten en plantaardige vetten moet worden weggewerkt;
— de monetaire en compenserende bedragen zullen in de kortst

mogelijke tijd worden opgeheven.

de Europese Gemeenschap als noodzakelijk ervaren. Het Verenigd
Koninkrijk vindt dat niet nodig. ,,Als er, ook op Europees vlak,
maar genoeg bezuinigd wordt is een ,,contributieverhoging” niet
nodig”, luidt het Britse standpunt. De Duitse minister van Financien, Gerhard Stoltenberg, verklaarde dat er best nog enkele jaren
met de inkomsten die nu verkregen worden, verder gewerkt kan
worden als er maar eens ,,orde op financiele zaken gesteld zou worden” 12). Nederland is van mening dat ,,voorafgaand aan de uitbreiding van de eigen middelen binnen de Gemeenschap orde op
zaken gesteld moet worden”.
De problematiek van de eigen middelen is zeer belangrijk, vooral
in het licht van wat er zal gebeuren wanneer er geen uitbreiding van
de eigen middelen plaatsvindt. Dan zal de integratie niet worden
verbreed en verdiept, met als gevolg dat de desintegrerende tendensen sterker en sterker worden. Het vinden van een oplossing dient te

geschieden in het besef dat de Gemeenschap eigenlijk goedkoop is.

Het is nu eenmaal ondoenhjk prijsgaranties en een onbeperkt interventiesysteem te handhaven als er geen afzetmogelijkheden meer
zijn. De vraag naar zuivelprodukten, graan, rundvlees en wijn is

De Europese begroting is minder dan 1% van het nationaal inkomen van de tien lidstaten!
Helaas is er echter toch een goede kans dat de financiele problematiek de Gemeenschap gaat ondermijnen. In toenemende mate

sinds 1981 gestabiliseerd en loopt de laatste tijd zelfs terug terwijl de

worden door de lidstaten uitzonderingsposities geclaimd omdat

produktie ieder jaar maar onbeperkt toeneemt.
Nederland is onder bepaalde voorwaarden voorstander van een
superheffing en een quotastelsel om de melkproduktie af te remmen
ten einde voor enige jaren de produktiestijging een halt toe te roepen.,De Nederlandse regering wil echter dat een ander referentiejaar wordt gekozen dan 1981, zoals de Europese Commissie heeft
voorgesteld. Het kiezen van 1983 als referentiejaar zou niet leiden

men vindt dat men in een specifieke situatie verkeert. Te denken valt
hierbij aan de Franse invoermaatregelen, het Griekse memorandum
waarin wordt gevraagd om een bijzondere behandeling, de Britse
begrotingsproblematiek (,,I want my money back!”) en de verlich-

ting van bepaalde verplichtingen waar de Duitse Bondsrepubliek
om heeft gevraagd (wanneer lastenverdeling aan het Verenigd Koninkrijk wordt toegestaan onder het motto ,,Wir sind kein

tot voldoende beperking van de produktie, zodat misschien het ge-

Zahlmeister von Europa!”). Allemaal zaken die laten zien dat het

middelde van 1982 en 1983 een geschikt referentiecijfer oplevert.

met de onderlinge samenhang en solidariteit in de Gemeenschap

De Nederlandse landbouwminister Braks wil een referentiepunt zo

droevig gesteld is en het de verkeerde kant op gaat.

dicht mogelijk bij het jaar 1983 om te voorkomen dat melkveehouders die grote investeringen hebben gedaan (op basis van EG-richtlijnen) aan de rand van het faillissement worden gebracht. Belgie wil
echter de kleine veehouders van de ,,superheffing” uitzonderen,
waar Braks weer fel tegen is ,,omdat die kleine boeren voor een
kwart van de melkproduktie zorgen”. lerland wil van geen enkele

Twee lidstaten, t.w. het Verenigd Koninkrijk en de Duitse Bondsrepubliek, dragen aanmerkelijk meer bij aan de kosten van de Gemeenschap dan ze uit hoofde van het Gemeenschappelijk beleid
ontvangen. Met andere woorden: deze twee landen leveren een belangrijke netto bijdrage aan de EG-begroting. Alle overige lidstaten
ontvangen meer uit de kas van de Gemeenschap dan ze aan ,,Brus-

beperking van de melkproduktie weten omdat deze sector in dat
land voor acht procent van het bruto nationaal produkt zorgt 11).

sel” afdragen. Deze berekening wordt, en met recht, door de Europese instellingen betwist. Men merkt dan op dat het niet gaat om na-

Over het beginsel van de ,,superheffing” bestaat echter toch een

tionale bijdragen voor de Gemeenschappelijke uitgaven, maar om

vrij grote mate van overeenstemming. Te verwachten is dat een wijziging van het GLB zoals door de Europese Commissie voorgesteld

daarna over te schrij ven op de rekening van de Gemeenschap. Het is

op de Europese Raad in Athene of anders begin 1984 door alle lidstaten zal worden aanvaard.
De financien

Enkele opmerkingen over de financien van de Gemeenschap, de

z.g. eigen middelen, mogen in het kader van dit betoog niet ontbreken. Sinds een aantal jaren wordt de Europese Gemeenschap geconfronteerd met het vraagstuk van de verdeling van de ,,lusten en

lasten” van het EG-lidmaatschap. De inkomsten van de Europese
Gemeenschappen worden hoofdzakelijk verkregen door:

eigen inkomsten van de EG die de lidstaten enkel innen om ze

verkeerd de voordelen van het EG-lidmaatschap te beoordelen op
basis van hoeveel men moet betalen of betaald krijgt 13). Geen enkele berekening van die aard kan de belangrijkste voordelen kwantificeren die voortvloeien uit de toetreding tot een open Europese
markt, de afschaffing van de grenzen, de investeringsmogelijkheden, de uitbreiding van de produktie dank zij de uitbouw van een
Gemeenschappelijke markt of uit andere factoren die even betekenisvol zijn, maar ongelijk kunnen worden berekend.
Op aandrang van de Britse regering zijn de afgelopen jaren ad
hoc-oplossingen gevonden om het Verenigd Koninkrijk gedeeltelijk te compenseren voor de hoge Britse netto bijdragen aan de EGbegroting. Deze oplossingen hadden betrekking op de Britse bijdra-

a. de opbrengsten van de heffingen op landbouwprodukten die uit
landen komen die niet tot de EG behoren;

b. de douanerechten op goederen uit derde landen die betaald
moeten worden op basis van het Gemeenschappelijk buitentarief van de Europese Gemeenschap;

c. maximaal 1% van de BTW-opbrengst;
d. alle produktieheffingen op biet- en zetmeelsuiker (isoglucose);
e. belastingen op de inkomsten van de Europese ambtenaren.

Vergroting van de inkomsten van de Europese Gemeenschap
kan alleen worden bereikt door de bestaande grens van 1% van de
BTW-opbrengst te doorbreken. De dreigende nadering van de

grens van 1%, en daarmee de uitputting van de eigen middelen van
de Gemeenschap, is een vaststaand feit. Wanneer we de 1%-grens
bereiken is onzeker: dat we de grens spoedig bereiken is zeer zeker!
Een doorbreking van het plafond zonder meer moet van de hand
worden gewezen. Herstrucrurering van de EG-begroting vormt met

de herstructurering van het landbouwbeleid e6n van de belangrijkste problemen waarvoor de Europese Gemeenschap zich gesteld
ziet.
Niet overal wordt de uitbreiding van de financiele middelen van
1102

10) zie COM-83-500, The adaptation of the CAP.
11) Europa van Morgen, 19 oktober 1983, biz. 731.

12) Idem.
13) Hierover merkt Piet Dankert in ESB van 3 September 1980 op biz. 982
op: ,,Zoals reeds opgemerkt geven de nationale bijdrage aan en inkomsten uit
de begroting geen goed beeld van de rechtstreekse financiele voor- en nadelen
van een nationale schatkist van het EG-lidmaatschap. Een dergelijke berekening is alleen goed te maken als de binnengrenzen in de Gemeenschap weer
echte grenzen worden. Bovendien geven de netto voor- en nadelen uit de Gemeenschapsbegroting in het geheel geen beeld van het totaal aan de financieel-economische voor- en nadelen die uit het lidmaatschap van de EG
voortvloeien”. In het artikel nHoe komt het Europees Parlement aan kiezers?” van Piet Dankert in ESBvan 26 november 1980, biz. 1334, komt hij tot
de conclusie dat de regeling van de Britse bijdrage, die wel van de grond
kwam, voor de Gemeenschap slecht is nomdat het aanvaarde beginsel van de
eigen middelen erdoor wordt aangetast; de netto bijdrage aan de begroting is
criterium gemaakt voor het voor- en nadeel dat een staat van het lidmaatschap
van de Gemeenschap heeft en het Verenigd Koninkrijk is door deze regeling
tijdelijk als volwaardig lid van de Gemeenschap uitgeschakeld”. Zie voor een
uitvoerige analyse van de baten en lasten van het Britse lidmaatschap van de

EG: T. Korver, De Britse bijdrage aan de Europese Gemeenschap, ESB, 12
november 1980, biz. 1265 e.v.

gen in 1980, 1981 en 1982. De Duitse Bondsrepubliek kreeg een

ter wordende problemen van de ontwikkelingslanden bij het aflos-

beperkte compensatie voor zijn netto bijdrage aan de Gemeen-

sen van hun schulden hebben de afgelopen twee jaar geleid tot ver-

schapsbegroting voor het jaar 1982.

mindering van de totale vraag naar landbouwprodukten” 18). Het

Aan herstructurering van de EG-begroting, zodat de financiele
lusten en lasten gelijkmatig over de lidstaten worden verdeeld, valt

slepend landbouwhandelsconflict tussen de Verenigde Staten en de

ment daarop en een voorstel van de Britten zelf (voor een ,,veiligheidsnet”). En ten slotte hebben de Duitsers aangekondigd met nog

Europese Gemeenschap zal door de voorstellen van de Europese
Commissie om een heffing in te voeren op de consumptie van olien
en vetten, anders dan boter, en een limiet te stellen aan de import
van maisgluten, nog verder worden verscherpt 19). De voorstellen
van de Europese Commissie worden door de Amerikanen ervaren
als een poging de Amerikaanse export naar Europa te beperken en

weer eens nieuwe denkbeelden te zullen komen 14).

de Amerikaanse boeren indirect meer te laten betalen van de kosten

niet te ontkoraen. De Europese Commissie zelf heeft voor de oplossing van dit probleem een voorstel gedaan maar er ligt ook een

Deens voorstel (voor een ,,convergentiefonds”), een Frans amande-

Midden oktober verklaarde de staatssecretaris voor Europese

Zaken Van Eekelen dat de jaarlijks terugkerende teruggave van de
Britse bijdrage ,,een lapmiddel is dat de oorzaak van het probleem
niet wegneemt”. Volgens Van Eekelen ,,ziet het er naar uit” dat in

Athene een oplossing zal worden gevonden voor het vraagstuk van

om de Europese landbouw in stand te houden 20).

Mogen de Verenigde Staten dan het Europees landbouwbeleid
als ,,een bijzonder kwaadaardig verschijnsel” beschouwen, de Amerikaanse maatregelen die ten doel hebben de import in de Verenigde
Staten van speciale staalsoorten te bemoeilijken ontlokken soortge-

vens het klimaat van de samenwerking zwaar heeft beproefd” 15).

lijke readies in Brussel en de nationale hoofdsteden. Het gaat om
een maatregel die niet alleen de EG-landen treft, maar de Gemeenschap voelt zich wel slachtoffer. De Europese Commissie wijst de
redenering, dat de Amerikaanse problemen in de staalsector te wij-

Dit jaar zullen ,,dank zij de kunstgrepen van de Commissie” de uitgaven ,,misschien nog net” binnen de grenzen van de eigen midde-

ten zouden zijn aan de invoer van speciaal staal uit de Gemeenschap, van de hand. Het feit dat de Gemeenschap in oktober 1982

len kunnen worden gehouden. Maar de begroting voor 1984, zoals
in eerste lezing goedgekeurd door het Parlement, voorziet al in een

vrijwillig exportbeperkingen voor gewoon staal (tot 1 november
1985) aanvaardde (en zo Amerikaanse anti-dumpingmaatregelen

volslagen uitputting van de eigen middelen.

tegen het Europees staal kon ontkomen) 21), Washington zijn han-

De onderhandelingen inzake de financien van de EG zullen gericht moeten zijn op enerzijds het instellen van een strenge discipline

delspartners voor een voldongen feit stelde en president Reagan zijn
maatregelen toelicht met te verwijzen naar de Topconferentie in

de Britse begrotingsbijdrage en de Duitse zorg over het grote negatieve begrotingssaldo. ,,Daarmee zou dan een horde zijn genomen
die ons de afgelopen jaren zeer veel energie heeft gekost en die te-

betreffende de landbouwuitgaven (vanuit een hervorming van het

Williamsburg (alwaar doelstellingen tot liberalisering van handel

GLB) en anderzijds een einde maken aan bepaaldc oncvenwichten
die de indruk wekken (in ten minste twee landen) dat de huidige situatie niet langer kan blijven duren.

werden geformuleerd) hebben de Europees-Amerikaanse handels-

De relatie met de Verenigde Staten

,,Het is misschien prematuur om de huidige situatie waarin de relatie tussen de Verenigde Staten en Europa zich bevindt, te betitelen, als een crisissituatie, maar niettemin kan die relatie de laatste 33
jaar nauwelijks slechter zijn geweest dan hij op dit moment was”,

merkte Piet Dankert eind 1982 al op 16). Inderdaad gaat het moeizaam met de Amerikaans-Europese betrekkingen. In Brussel wordt
regelmatig ernstig, maar vooral ook somber gesproken over het feit
dat beide handelsblokken elkaar regelmatig dwars zitten en met een
grote regelmaat valt het woord ,,handelsoorlog” dan ook te beluiste-

ren. Zelden zijn de meningsverschillen tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten zo diepgaand geweest als op dit

moment. Op vrijwel ieder gebied bestaat er verschil van mening. De
Amerikanen verwijten Europa dat het in het bijzonder met zijn

landbouwpolitiek aan concurrentievervalsing doet. Europa zou
trachten zijn overschotten tegen veel te lage prijzen op markten te
verkopen die traditioneel op Amerika waren aangewezen. Inder-

daad zorgt de huidige economische crisis en het gegeven dat Europa
gelijktijdig een belangrijke exporteur van landbouwprodukten is geworden ervoor dat beide partijen gevoeliger geworden zijn voor de
effecten van elkaars intern beleid, of van ieders beleid ten aanzien
van elkaar of van derde markten 17).
De zogenaamde ,,oneerlijke subsidies” van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid worden als de oorzaak van de Amerikaanse ergenis gezien. Door de Amerikanen zou echter bij hun overwegingen
in deze betrokken moeten worden dat vrijwel alle geindustrialiseerde landen hun landbouwproducenten op de een of andere wijze
steunen ten dele vanwege onvoorspelbare weeromstandigheden,
ten dele vanwege de noodzaak om een betrouwbare levensmiddelenvoorziening veilig te stellen. Zo wordt in de Verenigde Staten in
1983 rechtstreekse inkomens- en prijssteun per hoofd van de in de
landbouw werkzame bevolking geraamd op $ 6.000, terwijl dat cijfer voor de Europese Gemeenschap minder dan $ 2.000 is.
Het feit dat in de Verenigde Staten en de Europese Gemeenschap
de landbouw onder verschillende omstandigheden wordt beoefend
,,zou onder ogen moeten worden gezien, zonder het tot conflicten te
laten komen. De huidige moeilijkheden van de Amerikaanse landbouw vinden niet hun oorsprong in de werking van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek, maar in gewijzigde omstandigheden: de restrictieve praktijken waartoe geindustrialiseerde landen
hun toevlucht nemen, de hoge koers van de dollar en de steeds groESB 30-11-1983

relatie sterk verslechterd 22). De moeilijkheden rond de staalexport
en de landbouwprodukten tonen aan dat tenminste tussen de Gemeenschap en de Verenigde Staten naar een grotere concensus over

de interpretatie van de toe te passen regels moet worden gestreefd.
Niet alleen op het gebied van im- en export van landbouw- of

14) Europa van Morgen, 19 november 1983, biz. 732.
15) Zienoot 5. Voor het eerst werd het probleem van de Britse bijdrage geregeld op 30 mei 1980. Kern van het akkoord van 30 mei 1980 was dat de Britse
netto bijdrage aan Brussel in 1980 en 1981 met tweederde zou worden verminderd, al is dat nooit op schrift gesteld. Afgesproken werd dat dit ook voor
1982 zou gelden als er tegen die tijd geen nieuw akkoord zou zijn over compensatie aan Groot-Brittannie. Overeengekomen werd dat Londen een compensatie van 1.175 mln. ECU over 1980 en 1.410 mln. ECU voor 1981 zou
krijgen. Uitgaande van een Britse netto bijdrage van 3.924 mln. ECU zou de
compensatie dus 2,585 mln. ECU bedragen over 1980 en 1981. In feite was
de Britse netto bijdrage gedurende deze twee jaar maar 2.931 mrd. ECU.
Vooral Frankrijk, maar ook andere lidstaten, hebben sindsdien geklaagd dat
het Verenigd Koninkrijk ongeveer 1 mrd. ECU beter af was dan voorzien. De
Britse minister van Buitenlandse Zaken, Pym, ging in 1982 akkoord met een
compensatie van 850 mln. ECU. Ook in 1983 betaalt het Verenigd Koninkrijk circa 2 mrd. ECU meer aan Brussel dan het ontvangt. Een compensatie
van ongeveer 1.300 mln. ECU (volgens het akkoord van 30 mei 1980) achten
de lidstaten echter veel te hoog.
16) Piet Dankert, De relatie tussen Europa en de Verenigde Staten, NE,
3/82.
17) J. Steenbergen, De Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten. Internationale Spectator, juni 1982, biz. 354-359.
18) Aldus Piet Dankert tijdens een bijeenkomst van MThe Metropolitan
Club” in New York, zie Europa van Morgen, 9 november 1983, biz. 812.
19) Dr. A. S. Friedeberg in een nota voor het Produktschap voor Margarine,
Vetten en Olien, naar aanleiding van een bezoek van een Nederlandse delegatie aan de Verenigde Staten, Europa van Morgen, 5 oktober 1983, biz. 687.

Het streven de Amerikaanse agarische export naar de Europese Gemeenschap, die $ 8,7 mrd. omvat, te beschermen, heeft het Congres, maar vooral
het Huis van Af gevaardigden er tot nu toe van weerhouden vergeldingsmaat-

regelen te nemen voor de exportsubsidies die de Europese Gemeenschap verleent. De nieuwe voorstellen van de Europese Commissie hebben betrekking
op meer dan de helft van de marktwaarde van de Amerikaanse export. Vorig

jaar gaf de Europese Gemeenschap $ 748 mln. uit voor de Amerikaanse mais,
$ 2,8 mrd. voor soyabonen en $ 801 mln. voor soyameel.
20) Aldus een artikel in The Financial Timesvan 25 augustus 1983. In Was-

hington heerst de ntoon van een religieuze oorlog” als de EG-politiek met betrekking tot subsidie ring voor de export van landbouwprodukten naar de wereldmarkten ter sprake komt, constateert Philippe Lemaitre, Brussels correspondent van Le Monde, na een bezoek aan de Verenigde Staten (21 juni
1983).
21) J. Hosman. De betekenis van het Europees-Amerikaanse Staalakkoord
van 1982, NE, 2/83, biz. 63 e.v.
22) Europa van Morgen, 13 juni 1983, biz. 549.

1103

staalprodukten bestaat er verschil van mening tussen de Europese
Gemeenschap en de Verenigde Staten. Ook op het politieke vlak
zijn er geschillen over het zoeken naar oplossingen voor regionale

te vallen. De slechte besluitvorming in de Gemeenschap is de basis
van de stagnatie in alle sectoren van gemeenschapsbeleid. Verbetert
men de besluitvorming, dan ondervinden daar bij voorbeeld ook het

problemen zoals in het Midden-Oosten en Centraal-Amerika, ter-

landbouw- en het energiebeleid de positieve gevolgen van.

wijl op het terrein van de veiligheid Europa en Amerika regelmatig

Nog een kwaal waaraan de Raad van Ministers lijdt, is het af-

verschillende standpunten innemen 23). Pogingen vanuit WestEuropa om bij te dragen tot oplossing van de Palestijnse kwestie

schuiven van controversiele beslissingen naar de Europese Raad.
Ook dit staat een snelle en adequate besluitvorming in de weg.

worden door Washington met een wantrouwig oog bekeken. Omge-

De Europese Raadmag zich niet ontwikkelen tot een beroepsin-

keerd maakt men zich in Europa zorgen dat de Amerikanen zich te

stantie voor de verschillende vakraden, maar is het wel geworden.

veel blind staren op de Sovjet-dreiging in het Midden-Oosten, en er
te weinig oog voor hebben dat het onopgelost blijven van het Palestijnse vraagstuk een nog emstiger bedreiging vormt voor de stabiliteit in die regio.

Zijn rol dient beperkt te blijven tot die van initiator van nieuwe ontwikkelingen, tot het aangegeven van de juiste richting en in een enkel geval tot het doorhakken van knopen. Daarnaast is de belangrijkste rol van de Europese Raad die van ,,trait d’union” tussen de
EG en het EPS.
Bij de Europese Raad is sprake van een neergang. De Europese

De installing

Raad beslist weinig tot niets en praat drie maal ‘jaars rond de haard

Met uitzondering van het Europees Hof van Jus title en de Europese Rekenkamer, die hier buiten beschouwing blijven, is de situatie
in de Europese instituties zorgwekkend. De trage en onvermijdelijk
weinig daadkrachtige besluitvorming wordt in toenemende mate
beschouwd als een van de belangrijkste problemen waarmee de Gemeenschap wordt geconfronteerd. Er heerst in de Europese Gemeenschap een soort ,,politieke leegte”: geen enkel orgaan is in staat
de nodige politieke keuzen te doen om het Europees integratieproces op gang te krijgen en op gang te houden 24).
De Raad van Ministers is het besluitvormend orgaan van de Europese Gemeenschap. De Raad van Ministers neemt besluiten over
vrijwel alle belangrijke zaken die onder de verdragen vallen. Deze
besluitvorming vindt — op enkele gevallen na — altijd plaats op basis
van voorstellen van de Europese Commissie. De besluitvorming in
de Raad van Ministers laat veel te wensen over, ook wat snelheid betreft. Lang niet altijd moet de oorzaak hiervan worden gezocht in de
besluitvormingsprocedure als zodanig. Vaak ook is het een kwestie
van gebrek aan politieke wil om een aantal belangrijke zaken Europees tot een oplossing te brengen. Het gevolg is dat als het ware een
stuwmeer is ontstaan van concept-besluiten die wachten op afhandeling in de Raad van Ministers. Hier moet verandering in worden
gebracht.
In 1966 kreeg Frankrijk gedaan dat in gevallen die van ,,vitaal belang” worden geacht voor een lidstaat, net zolang wordt gediscussieerd tot iedereen het eens is. Dit komt neer op een vetorecht voor iedere lidstaat. Het begrip ,,vitaal belang” is nogal rekbaar en biedt
alle mogelijkheden om de besluitvorming te blokkeren 25). Op 18
mei 1982 is het voor het eerst sinds het akkoord van Luxemburg een
belangrijke beslissing genomen bij meerderheid van stemmen 26).
Vooralsnog lijkt het crop dat de ,,historische stemming” van 18 mei
1982 niet tot een fundamenteel nieuwe aanpak van dit vraagstuk
heeft geleid.
De Raad van Ministers blijkt bij voortduring niet in staat beleidsvoornemens van de Europese Raad in concreet beleid om te zetten.
Wanneer de Raad van Ministers, vooral wanneer zij na toetreding
van Spanje en Portugal dubbel zoveel lidstaten zal tellen als waarmee oorspronkelijk werd gestart, niet haar regels omtrent besluitvorming wijzigt, zodanig dat men door b.v. meerderheidsbeslissingen een grotere slagvaardigheid kan bereiken, de Europese Gemeenschap gedoemd zal zijn als ,,supranationale” organisatie uiteen

om te constateren dat de situatie zorgelijk is! Daar is de Europese
Raad, toen zij officieel werd opgericht op 10 december 1974 te Pa-

rijs, nooit voor bedoeld geweest 27). Natuurlijk is het een goede
zaak dat de regeringsleiders en een staatshoofd worden betrokken

bij het totale beleid van de Europese Gemeenschap, maar dan moet
de Raad wel iets te beslissen hebben en niet dienen als een excuus
voor besluiteloosheid in de normale raden van landbouw, sociale
zaken, buitenlandse zaken enz. 28).
Een vraagteken mag gezet worden bij de vergaderfrequenties van

de Europese Raad. Vaak zijn er te hoog gespannen verwachtingen,
die alleen maar teleurstelling oproepen wanneer men de resultaten

van zo’n Europese Raad ziet. De Europese Raad kan de taak van de
Algemene Raad en de vakbonden niet overnemen en moet dat ook
niet proberen. Naar onze opvattingen zou zeer wel volstaan kunnen

worden met per voorzitterschap een Europese Raad.
De Commissiedeelt in de algemene Europese malaise. Dat ligt ui-

teraard voor een deel aan het gebrek aan besluitvorming in de Raad,
maar ook wordt door de Commissie te bescheiden van haar exclusief initiatiefrecht gebruik gemaakt.

23) Uitvoerig wordt hierop ingegaan door J. Steenbergen, De Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten, Internationale Spectator, juni 1982, biz.
354 e.v.; Piet Dankert, De relatie tussen Europa en de Verenigde Staten, NE,
3/82, biz. 117 e.v.; Karl Kaiser, De Amerikaans-Europese betrekkingen bij

het begin van de regering-Reagan. Internationale Spectator, mei 1981, biz.
261 e.v.
24) Het is een hachelijke zaak over dit onderwerp enkele opmerkingen te
maken wanneer talloze rapporten over het functioneren van de Europese instellingen weinig of geen effect hebben gehad. Het rapport van Leo Tindemans (29 december 1975), de ,,Drie Wijzen” (B. Biesheuvel, E. Dell en R.

Marjolin, oktober 1979) en het initiatief van de Westduitse minister van Buitenlandse Zaken, Hans Dietrich Genscher, en zijn Italiaanse ambtgenoot
Emilio Colombo voor een MEuropese Akte” (6 november 1981) hebben tot
nu toe immers bitter weinig opgeleverd.
25) Dit heeft onder meer geleid tot de bekende langc, zenuwslopende en
moeizame nmarathonzittingen” van de Raad van Ministers omdat er net zo

lang moest worden doorgepraat tot er een besluit genomen kon worden omdat er volgens het Verdrag van Rome op hepaalde onderwerpen voor een bepaalde datum besluiten genomen moeten worden. Dit officieuze recht van
veto betekende in de praktijk dat besluiten alleen mogelijk zijn bij unanimiteit, hetgeen in strijd was met de regels van het EG-verdrag dat voorzag dat
vanaf 1966 belangrijke besluiten bij gekwalificeerde meerderhetd getroffen
zouden worden.
26) Met zeven stemmen voor en geen enkele tegen stemden de ministers van
Landbouw in met de begroting van de Europese Commissie voor het landbouwjaar 1982/1983. De ministers van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Grickenland namen niet aan de stemming deel. De Britten eisten dat
eerst een oplossing zou worden gevonden voor vermindering van de bijdrage
aan de EG-begroting. Pas daarna wilde de regering in Londen meewerken
aan het vaststellen van de nieuwe landbouwprijzen.

27) Marc Quintijn merkt in zijn artikel ..Zeven jaar Europese Raad- een evaluatie”, Internationale Spectator, augustus 1981, biz. 440 op; »…nog steeds
blijft even onduidelijk wat deze ,,echtc” Raad dan eigenlijk als taak heeft.

Vooral dit laatste is symptomatisch na ongeveer zeven jaar bestaan; nog
steeds lijkt de Raad op zoek naar zijn eigen identiteit. Nog steeds is niet erg
duidelijk wat de Europese Raad met voorrang wil behandelen en bepalen”.

28) ,,…houdt de Raad zich niet strikt aan de EG-procedures inzake besluitvorming: naast het niet hanteren van de meerderheidsregel werkt de Raad
met nverklaringen”, ^algemene orientaties” en ,,opdrachten”, waarvan de
aard niet steeds helder is. Het aantal nbeslissingen” is gering, en al deze elementen versterken de vrijblijvendheid van de Raadsbijeenkomsten en bun in-

tenties. Dit alles wijst meer in de richting van intergouvernementeel overleg,
i.p.v. supranationaal overleg”, aldus Quintijn in Internationale Spectator, augustus 1981, biz. 440.

1104

De Europese Commissie heeft een driedelige taak. Ze waakt over

Franse houding verschuilen 33). Het is echter politiek onverant-

de naleving van de Europese verdragen en op de verdragen geba-

woordelijk en immoreel als de Europese Gemeenschap zou terug-

seerde wetgeving in de Gemeenschap. Ze is uitvoerend orgaan van
de Gemeenschap. En ze is ten slotte initiatiefneemster voor het Gemeenschapsbeleid: ze dient voorstellen in bij de Raad van Ministers.
In de Europese Raad vertegenwoordigt ze de belangen van de Gemeenschap. De Europese Commissie zal grotere beheers- en uitvoeringsbevoegdheden moeten krijgen. De Raad van Ministers re-

komen op gedane toezeggingen. De Europese Gemeenschap mag
tegenover de twee kandidaat-lidstaten geen houding van onzekerheid aannemen en evenmin beslissingen uitstellen, want de twee
kandidaat-lidstaten zouden dit niet accepteren en hun aanvraag tot
toetreding intrekken.
Een belangrijk aspect van de uitbreiding van de Gemeenschap
met Spanje en Portugal is de vergroting van de Gemeenschappelijke
markt en beide landen geven de EG gemakkelijker toegang tot
nieuwe gebieden die in de toekomst van zeer groot politiek en economisch belang zullen blijken te zijn 34).
In de moeizame onderhandelingen zijn de laatste maanden be-

gelt thans tal van beheerszaken, die veel beslag leggen op het raadsapparaat. Dat is inefficient en leidt tot bureaucratisering van de
uitvoering. Dit soort taken en werkzaamheden bij de Europese
Commissie onderbrengen zou het functioneren van de Gemeenschap verbeteren.

Het Europese Parlementis het vertegenwoordigende lichaamvan

langrijke resultaten geboekt. Met Portugal zijn alle dossiers afgeslo-

de Europese Gemeenschap. In het EG-verdrag wordt de taak van

Parlement de begrotingsautoriteit van de Gemeenschap.
Het Europees Parlement heeft na enkele jaren zoeken naar een
nieuwe identiteit na de eerste directe verkiezingen van 1979 het nu
buitengewoon moeilijk om als instelling een plaats te vinden in deze

ten, met uitzondering van het landbouwdossier. Met Spanje heeft
men in de laatste weken een belangrijke vooruitgang geboekt ten
aanzien van het landbouwbeleid. Doch naast het landbouwaspect
zijn er nog andere vraagstukken, zoals het vrije verkeer van werknemers, de kwestie van de octrooien en de status van de Spaanse overzeese gebieden, waarvoor nog geen oplossingen in het verschiet liggen.
Wil de uitbreiding van de Gemeenschap tot twaalf lidstaten kans
van slagen hebben dan moeten de institutionele mechanismen van
deze uitgebreide Gemeenschap worden herzien 35). Deze mechanismen waren oorspronkelijk voorzien voor een Gemeenschap met

gerenationaliseerde Europese Gemeenschap. Qua structuur en qua

zes lidstaten en moeten zo spoedig mogelijk worden ,,bijgesteld”,

wijze van samenstelling zou het de meest ,,supranationale” instelling
moeten zijn. Het nationale belang speelt in het Parlement echter een
veel grotere rol dan het Europees karakter van dit parlement wil
doen voorkomen 30).
Het Parlement verkeert in een moeilijke positie: relatief beperkte
bevoegdheden en daardoor weinig invloed en dat in een situatie
waarin een Gemeenschappelijke benadering van talrijke vraagstukken dwingend vereist is. Ten aanzien van de bevoegdheden van het

opdat de Gemeenschap met straks twaalf lidstaten niet zal zijn opgescheept met regels die ontoereikend blijken.

het Parlement omschreven als ,,het uitoefenen van de haar 29) door
dit Verdrag verleende bevoegdheden om te beraadslagen en te besluiten alsmede om toezicht uit te oefenen”. Het Europees Parlement heeft een adviserende bevoegdheid ten opzichte van de Raad
van Ministers en een controlerende ten opzichte van de Europese

Commissie. Samen met de Raad van Ministers vormt het Europees

Europees Parlement dient opgemerkt te worden dat het democratisch gehalte van de Gemeenschap vereist dat ernst wordt gemaakt
met de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parle-

ment, waaraan zo vaak lippedienst wordt bewezen. In het slotcommunique van de Top van Parijs, 9 en 10 december 1974, kwam de
zin voor: ,,De bevoegdheden van het Europees Parlement zullen
worden versterkt, met name via verlening van bepaalde bevoegdheden in het wetgevingsproces van de Gemeenschappen” 31).
De waarde van het Europees Parlement zit in de kwaliteit van
haar werk, de genomen besluiten en de duidelijke resultaten. De positie van het Europees Parlement hangt ook af van de ontwikkeling
van de Europese Gemeenschap zelf. Bezorgdheid daarover is niet
geheel ongegrond. De verworvenheden, ook op Europees niveau,

Conclusie

De Europese Gemeenschap ging van start als een vooral economische samenwerking, als een machine om welvaart te scheppen.
En dat is goed gelukt. Tot voor kort. De tijden zijn echter drastisch
verandert. Europa telt een groeiend leger van werklozen. In alle tien
lidstaten samen zijn ongeveer evenveel mensen werkloos als Nederland inwoners telt. En Europa staat grotendeels met lege handen.
Juist nu er een echt Europees beleid nodig is — en het had er kunnen
zijn — ontbreekt de daarvoor benodigde structuur. Zal de Europese
Raad in Athene de juiste besluiten nemen of, zoals zoveel Europese
Raden voorheen, een demonstratie zijn van Europese onmacht en

besluiteloosheid?
Frans Micklinghoff

worden in deze economische moeilijke tijden direct en indirect aangetast. Daarom is het van belang dat een werkzaam beleid wordt uit-

gestippeld om de econoomische groei te herstellen en de onrustbarend stijgende werkeloosheid terug te dringen.
Een ieder heeft het gevoel dat voor het Europees integratieproces
de tijd van buigen of barsten met rasse schreden nadert. Spoedig zal
over een der grootste knelpunten in de Europese Gemeenschap beslissingen genomen moeten worden, t. w. de besluitvorming. Zolang
geen oplossing wordt gevonden voor de besluitvormingsproblemen
binnen de Gemeenschap zal het steeds moeilijker worden over vele
kleinere problematische zaken die zich aandienen beslissingen te

nemen.
De uitbreiding

De uitbreiding van de Gemeenschap met Spanje en Portugal bevindt zich nog in de onderhandelingsfase. Spanje en Portugal zouden graag zo spoedig mogelijk lid willen worden van de Europese

Gemeenschap 32). President Mitterrand heeft midden 1982 erop
gewezen dat volgens Frankrijk toetreding van Portugal en Spanje
een gevaar voor het voortbestaan van de Gemeenschap zou zijn.
Verwacht kan worden dat Frankrijk wel eens van zijn vetorecht gebruik zou kunnen maken, wanneer Spanje en Portugal binnen korte

tijd willen toetreden. Duidelijk is dat Frankrijk probeert, om welke
redenen dan ook, de toetreding te vertragen. Door de Franse houding kunnen andere lidstaten die ook niet zo bijster enthousiast zijn
over een uitbreiding van de Gemeenschap tot twaalf, zich achter de
ESB 30-11-1983

29) Het woord ,,haar” slaat op de term „ Vergadering” die in het Verdrag van
Rome voor wat we het Europees Parlement noemen wordt gebruikt.
30) F. Micklinghoff, Het Europees Parlement- balans na een jaar, Politiek

Perspectief, 4/5 1980, biz. 61 e.v. Ook Hans Nord wijst op het ,,nationale karakter” in het Europees Parlement in zijn artikel ,,Een jaar gekozen Europees
Parlement”, Internationale Spectator, augustus 1980, biz. 454. Ook Marc

Quintijn op. cit. wijst op ,,hernationalisering” in de Europese Gemeenschap.
31) Ziepunt 12vanhetslotcommuniquevande n TopvanParijs”van9en 10
december 1974.
32) ,,De onzekerheid over de datum waarop Spanje en Portugal lid kunnen
worden van de Europese Gemeenschap is niet langer aanvaardbaar voor de
bevolking van die landen. Wanneer de onzekerheid over die toetredingsdatum blijft bestaan, zouden Spanje en Portugal zich gedwongen zien tot heroverweging van hun buitenlandse politiek”, aldus de Spaanse premier Felipe
Gonzalez en zijn Portugese collega Mario Scares, na een tweedaagse bijeenkomst van de socialistische premiers van Griekenland, Italic, Spanje, Portugal
en Frankrijk, op 16 en 17 oktober 1983. De Spaanse staatssecretaris Marin
verklaarde begin november tijdens een bezoek van staatssecretaris Van Eekelen aan Madrid dat Spanje nog voor de Europese Top in Athene een oproep
zal doen aan alle EG-lidstaten om spoed te zetten achter de onderhandelingen. Volgens Van Eekelen heerst in Spanje de vrees dat Frankrijk, als de huidige obstakels zijn weggeruimd, weer nieuwe zal opwerpen.

33) F. Micklinghoff, De toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese
Gemeenschap, SEW, juni 1983, biz. 384.
34) Voor verscheidene argumenten voor en tegen de uitbreiding: Frans
Micklinghoff, De uitbreiding van de Europese Gemeenschap, De Horstink,
Amersfoort, oktober 1983, biz. 12 e.v.

35) Op biz. 50 e.v. van Frans Micklinghoff, op. cit., wordt ingegaan op de
,,besluitvonning en bevoegdheden van de EG-organen”.

1105

Auteur