Wie is dit jaar de best publicerende econoom in Nederland? En welke publicatietrends zijn er? Dat en meer in deze Economentop 40 2021.
In het kort
– De institutenranking en de individuele top ademen stabiliteit dit jaar.
– 39 van de 40 plekken in de top worden bezet door mannen.
– Een top gebaseerd op citatie zou er heel anders uitzien.
In het kort
Rectificatie 6 februari 2022: in de oorspronkelijke analyse bleek een artikel van Hans Koster abusievelijk te ontbreken. Het meenemen van deze publicatie in de analyse leidt tot het opnemen van Hans Koster op plaats 21 in de economentop.
Al jaren publiceert ESB in december een ranking van de Nederlandse economen die in de afgelopen vijf jaar het best gepubliceerd hebben in de internationale, wetenschappelijke gepeerreviewde tijdschriften. Goed publiceren in zulke tijdschriften is een belangrijk beoordelingscriterium voor onderzoekers. Maar bouwen andere academici eigenlijk op hun werk voort?
Voordat ik de institutenranking en de individuele economentop bespreek, ga ik dit jaar in op hoe vaak het werk van Nederlandse economen wordt geciteerd. Deze citaties geven een indicatie van de waarde van het onderzoek omdat academici vaak publicaties citeren als hun werk erop voortbouwt.
Nederlanders internationaal gewaardeerd
De Economentop is gebaseerd op alle gepubliceerde gepeerreviewde artikelen van Nederlandse economen tussen januari 2016 en december 2020 (kader 1). In totaal publiceerden deze economen 5.617 artikelen. Dat zijn er net wat meer dan in de economentop van vorig jaar (5.280, een stijging van 6,4 procent).
Gemiddeld hebben de Nederlandse publicaties relatief veel invloed. De ‘veld-gewogen’ citatie-index van het gemiddelde artikel van Nederlandse economen is 1,95. Dat betekent dat artikelen van Nederlandse economen 1,95× zo vaak geciteerd worden als de gemiddelde artikelen in de economie. Hierbij is er gecorrigeerd voor de oorsprong van deze citaties, omdat in sommige onderzoeksvelden een veel ruimhartigere citatiecultuur bestaat dan in andere.
En ook het aantal toppublicaties is aan de maat. 22,5 procent van de door Nederlandse economen geschreven publicaties behoort tot de top-tienprocent van meest geciteerde artikelen in de economie.
Tussen de instellingen zitten er wel wat verschillen – zie tabel 1. Artikelen van auteurs in kleinere departementen – in Enschede, in Utrecht en aan de Open Universiteit – worden gemiddeld meer geciteerd dan die van grotere departementen zoals Tilburg.
Dezelfde verdeling over de instellingen is zichtbaar bij het aandeel toppublicaties, en dat is logisch, want het aantal citaties dat artikelen krijgen, kent een zogeheten machtswet (het meestgeciteerde artikel heeft exponentieel meer citaties dan het op een na meestgelezen artikel, et cetera).
Wat ook opvalt is dat samenwerking met buitenlandse economen de norm is. Twee van iedere drie artikelen kennen een coauteur met een niet-Nederlandse affiliatie. Nederlandse economen worden dus niet alleen veel geciteerd, er wordt ook graag met hen samengewerkt. Ook hier zijn er verschillen tussen instellingen, met Maastricht als de meest internationale grote instelling.
Institutenranking
De institutenranking is dit jaar behoorlijk stabiel. De eerste negen plekken zijn hetzelfde als vorig jaar. Plek 10 tot en met 14 zijn nieuw – we hebben een langere lijst gemaakt dan vorig jaar. Felicitaties dus aan de Burgemeester Oudlaan in Rotterdam dat de eerste plek vasthoudt, en zijn voorsprong ten opzichte van de competitie weet uit te bouwen.
Ook niet verrassend is dat Tilburg, net als alle voorgaande jaren, meer invloedrijke artikelen blijft publiceren dan alle andere instituten. De gemiddelde AIS van een artikel uit Tilburg is 1,11, tegenover gemiddeld 0,79 bij de andere universiteiten. Des te opvallender is het dan ook dat artikelen uit Tilburg daarom gemiddeld een lagere veld-gewogen citatie-impact hebben (1,68, gemiddelde is 1,95), en een lager aantal artikelen in de toptien van meest geciteerde (18,2, gemiddelde is 22,5).
De individuele ranking
Net als bij de institutenranking is ook de individuele ranking behoorlijk stabiel, zie tabel 2. De nummer 1 van vorig jaar, Albert Menkveld, mag zich ook dit jaar de best publicerende econoom van Nederland noemen. Menkveld bouwt zijn voorsprong zelfs nog wat uit.
De economentop kent wel veel wisselingen, maar dan vooral binnen de lijst. Zo hebben we dit jaar een nieuwe nummer 2: de Amsterdamse arbeidseconoom Bas van der Klaauw, en ook een nieuwe nummer 3: de Rotterdamse hoogleraar bedrijfsfinanciering Patrick Verwijmeren. Beide economen staan al jaren in de top en in de meeste jaren ook in de top tien.
De ESB-Economentop kent dit jaar maar zeven nieuwkomers, van wie drie herintreders. Marketingonderzoeker Marnik Dekimpe uit Tilburg en de gezondheidseconomen Arthur Attema en Werner Brouwer zijn weer terug. Enigszins toepasselijk wellicht is de titel van de meest recente publicatie van Brouwer In absence of absenteeism.
De hoogste nieuwe binnenkomer is echter wel nieuw. De Rotterdamse finance-onderzoeker Sebastian Gryglewicz (kader 2), is nieuw binnen op plek 25. Mathijs van Dijk, ook uit de finance, René de Koster uit de logistiek en econometrist Frank Kleibergen completeren het rijtje nieuwkomers.
Aan de ranking van de instellingen waar de toppers werken, wijzigt er niets; zie figuur 1. De meest opvallende ontwikkeling is dat de Erasmus Universiteit haar eerste plaats verder uitbouwt ten koste van eigenlijk alle andere instellingen. Veertien van de veertig best publicerende economen zijn verbonden aan deze universiteit. Dat is meer dan de nummer twee: negen aan de VU, terwijl de nummer drie Tilburg en de UvA er ieder zes hebben, bij elkaar. Het Centraal Planbureau verdwijnt uit de lijst.
Individuele citaties
Tot slot hebben we voor de veertig economen in de top ook het aantal citaties in kaart gebracht. Opvallend zijn hier de grote verschillen. Hadden we de ranglijst samengesteld op basis van citaties. dan zou de Groningse decaan en bedrijfseconoom Peter Verhoef (kader 3), op 1 gestaan hebben, gevolgd door de Rotterdamse psycholoog Arnold Bakker en de eerder genoemde René de Koster. Veel bekende gezichten zouden uit de top verdwijnen als deze op basis van citaties samengesteld zou worden.
Het is moeilijk te zeggen of dat fair is. In de algemene economie wordt er iets zuiniger geciteerd, daar moet je eigenlijk voor corrigeren. Maar belangrijker is dat de papers van de algemeen economen minder citaties van buiten het eigen vakgebied lijken te ontvangen. Juist werk op het grensvlak tussen de verschillende disciplines wordt veel geciteerd, omdat het voor meerdere vakgebieden inzicht biedt.
Tot slot
Nederlandse economen publiceren goed en worden veel geciteerd, wat duidt op een nuttige bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe kennis. Eerder liet Mijnhardt (2020) zien dat economen daarbij aan maatschappelijk relevante problemen werken.
Het komende jaar willen we met ESB de link leggen en tonen hoe de ontwikkelde academische inzichten tot een welvarendere en gelukkigere maatschappij leiden. Dat doen we door ruimte te bieden aan zogenaamde impactnarratieven vanuit de faculteiten en departementen Economie en Bedrijfskunde.
Literatuur
Abbring, J., B. Bronnenberg, P. Gautier en J. van Ours (2014) Alternatieve Economentop met meer kwaliteit. ESB, 99(4684), 266–269.
Phlippen, S. (2014) De Economentop 2014. ESB, 99(4699&4700), 786–788.
Mijnhardt, W. (2021) Economen en de duurzame ontwikkelingsdoelen. ESB, 105(4792), 571.
Auteur
Categorieën
2 reacties
In 2021 stond ik nog in de top van 2021. Toen kon ik dit nog schrijven:
http://dewereldin100woorden.blogspot.com/2022/01/economen-top-40.html
Tijd voor metoo!