Coen Teulings pleit in ESB van 6 augustus jl. voor een structureel hoger financieringstekort van het Rijk en daarbij hoort een structureel hogere staatsschuld (om en nabij tachtig procent van het bruto binnenlands product, bbp). Hij baseert dit pleidooi op de veronderstelling dat de nominale economische groei (jaarlijks drie procent) structureel boven het rentepercentage (nul procent per jaar of zelfs negatief) ligt waarvoor de staat leent. Tevens gaat hij ervan uit dat vergroting van risicovrije buffers in de private sector alleen via vergroting van de staatsschuld is te realiseren. Peter Janssen geeft de argumenten waarom hogere staatsschuld toch geen goed idee is.
Het navolgen van het pleidooi van Coen Teulings om het financieringstekort en de staatsschuld structureel te verhogen, leidt tot grote risico’s voor de rijksfinanciën en voor de welvaart en werkgelegenheid in de toekomst. Dit blijkt bijvoorbeeld al direct uit het feit dat bijvoorbeeld Italië minder adequaat op de coronacrisis kon reageren dan Nederland.
Tekort onwenselijk
Zelfs als de veronderstellingen van Coen Teulings kloppen, zijn structureel hogere financieringstekorten en een structureel hogere staatsschuld onwenselijk. Een hogere staatsschuld betekent dat bestedingsruimte voor komende generaties nu al wordt opgesoupeerd. In het slechtste scenario gaat De Nederlandsche Bank uit van een hogere staatsschuld vanwege de coronacrisis van circa dertig procent van het bbp. In 2021 stijgt de staatsschuld daardoor tot ruim boven de zeventig procent van het bbp. Coen Teulings wil deze hogere staatsschuld niet afbouwen. Toekomstige generaties zullen daar niet blij mee zijn.
Bij een veronderstelde rente van nul procent maakt het volgens de economische theorie weliswaar niet uit wanneer die ruimte wordt gebruikt. Maar aan dat argument zullen komende generaties waarschijnlijk geen boodschap hebben. Bedenk hoe wij naar onzorgvuldig financieel beleid in het verleden kijken. Beleid dat op het moment zelf uiteraard verdedigd werd.
We hebben het aardgasvermogen verkwanseld in plaats van omgezet in ander vermogen, zoals de Noren hebben gedaan. Zelfs de latere fondsen waarin een deel van de aardgasbaten van de overheid zijn gestopt, hebben niet of nauwelijks tot zinvolle extra investeringen geleid. We hebben de “overschotten” aan reserves van pensioenfondsen opgesoupeerd via riante VUT-regelingen, premievrije jaren en grepen door de overheid uit de kassen van pensioenfondsen. Daar plukken we nu de wrange vruchten van. We hebben tot op heden niets, maar dan ook helemaal niets gereserveerd om de gigantisch toenemende kosten van de vergrijzing, zoals AOW en zorgkosten, op te vangen; de oprichting van een AOW-fonds ten spijt.
Normaal gesproken wordt eerst bekeken welke bestedingen zouden moeten groeien, wie daarvoor moet zorgen, wie die moet financieren en daarna hoe die gefinancierd moeten worden. Coen Teulings volgt de omgekeerde weg. Al in één jaar tijd kan hij op zijn manier twintig miljard euro ‘verdienen’, even groot als het hele groeifonds van Wiebes en Hoekstra, waarvan we ook nog niet weten hoe we dat in vijf jaar tijd uit moeten geven. De risico’s zijn levensgroot dat geleend geld gebruikt gaat worden voor niet-productieve bestedingen.
Daarbij is de bij een hoger schuldniveau de buffer uiteraard kleiner, zoals ook De Haan en Hoogduin (2020) betogen. Bij een structureel niveau van de staatsschuld van tachtig procent van het bbp en een forse conjuncturele recessie schiet de staatsschuld al snel richting de honderd procent en hoger. Het risico op rentestijging is dan alsnog levensgroot en we gaan dan steeds meer op Italië lijken.
Veronderstelling klopt niet
Maar belangrijker nog is dat het gevaarlijk is om te veronderstellen dat de wereld definitief is veranderd en dat we toegaan naar een structureel verschil tussen de nominale groeivoet van het BBP en de op de staatsschuld te betalen rente van zo’n drie procent.
Een dergelijk structureel verschil – waar Coen Teulings van uitgaat – is voor zover ik weet ook nergens in de wereld opgetreden. Het Centraal Planbureau rekent in de Macro Economische Verkenning 2020 onder andere voor dat in de periode 1961-2017 in de 22 grootste OESO-landen het groei-renteverschil niet 3 procent was, maar minus 0,2 procent. Weliswaar was er voor Nederland sprake van een verschil van plus 0,6 procent, maar dat verschil verdampt bij een minder prudent begrotingsbeleid. En zelfs als we in de toekomst terug gaan naar dit verschil van 0,6 procent, dan nog moeten we vele miljarden bezuinigen als we het pleidooi van Coen Teulings nú volgen.
De geschiedenis laat zien dat in dit soort gevallen de Wet van Murphy geldt: het omslagpunt komt op het moment dat de economie een stimulans van de overheid nodig heeft. Het zou het zoveelste voorbeeld van procyclisch budgettair beleid in Nederland zijn en ook dan hebben we het wederom volledig aan onszelf te wijten.
Markt kan het ook
Ook de veronderstelling dat de private sector risicovrije buffers alleen kan vergroten via een vergroting van de staatsschuld, is niet juist. Coen Teulings definieert mogelijkheden voor een vergroting van buffers weg door het alleen over financiële buffers te hebben en door de hele private sector op één hoop te gooien. Hij vergeet hierbij dat stabiele buffers ook kunnen worden opgebouwd door vorderingen van de private sector op de private sector; een hogere staatsschuld is helemaal niet nodig voor grotere buffers in de private sector.
Er kunnen bijvoorbeeld forse extra buffers worden opgebouwd door het tekort van 300.000 woningen in Nederland aan te pakken. Het wegwerken van het woningtekort betekent miljarden euro’s aan stabiele en renderende beleggingen: eigendom van huurwoningen en verstrekte hypotheekleningen.
De stabiliteit van deze vorderingen kan uiteraard wél worden bevorderd door bijvoorbeeld garanties van de overheid. Het maatschappelijke probleem van te weinig, te dure en niet duurzame woningen kan versneld worden aangepakt als wij dat willen. Een beginnetje komt er al aan, waarbij het ministerie van BZK eindelijk wat meer het voortouw gaat nemen.
Doorrekening macro-economische consequenties
De hoofdlijn in het artikel van Coen Teulings is dat de private sector een hogere staatsschuld verlangt en dat dat ook nog wat oplevert. Het is een meso-economische benadering, in tegenstelling tot wat Coen Teulings beweert. En die is ook nog onvolledig: hij beperkt zich tot geldstromen tussen de financiële sector – met name de pensioenfondsen – en het Rijk. Gedragsreacties en de consequenties daarvan worden niet besproken.
Staatsschuld wordt vooral opgekocht door de financiële sector, met name de pensioenfondsen. Een te hoog aandeel niet-renderende buffers bij de pensioenfondsen betekent ceteris paribus onherroepelijk te hoge pensioenpremies en/of te lage pensioenuitkeringen. Mede daarom moeten de te hoge schulden in Europa worden verlaagd in plaats van verhoogd, zoals Coen Teulings voorstaat.
We willen natuurlijk weten welke gevolgen een verhoging van het financieringstekort en de reacties daarop uiteindelijk hebben voor de welvaart en de werkgelegenheid. Wat zijn bijvoorbeeld de effecten daarop van de noodzakelijke verhoging van pensioenpremies en/of verlaging van de pensioenuitkeringen?
Een ander voorbeeld: Coen Teulings vindt dat de staatsschuld in Europa te laag is en wil deze verhogen. Als er geen sprake is van crowding out (bijvoorbeeld beleggers die investeren in staatsschuld in plaats van in fysieke investeringen) is er op zijn best sprake van een rondpompen van geld, worden er investeringen van beleggers teruggetrokken uit het buitenland en/of gaat het buitenland meer leningen aan Europa verstrekken. De buitenlandse vraag naar euro’s neemt dan toe, met als gevolg een stijging van de eurokoers. Een verslechtering van de concurrentiepositie dus, met als gevolg lagere exporten en hogere importen. Gevolg: een achterblijven van het reële bbp en van de werkgelegenheid.
Een echte macro-economische doorrekening van diverse alternatieven door het Centraal Planbureau – in ieder geval voor Nederland en op basis van realistische veronderstellingen – lijkt mij zeer wenselijk.
Conclusie
Structureel hogere financieringstekorten van het Rijk brengen grote risico’s met zich mee. Niet alleen gaan die ten koste van komende generaties die fors zullen moeten gaan bezuinigen, maar een discussie daarover leidt ook de aandacht af van de werkelijke problemen in de economie en de aanpak daarvan. Het belangrijkste bezwaar is dat hogere begrotingstekorten al snel kunnen leiden tot een aantasting van welvaart en werkgelegenheid en tot onhoudbare staatsfinanciën. Laten we alsjeblieft het Italiaanse voorbeeld niet volgen.
Literatuur
Centraal Planbureau (2019) Macro Economische Verkenning 2020.
De Haan, J. en L. Hoogduin (2020) Verstandig begrotingsbeleid vraagt om Zalmnorm en tekortregel, ESB, online op 13 september.
Teulings, C. (2020) De private sector verlangt een hogere staatsschuld en dat levert ook nog wat op. ESB, 105(4788):364-367.
https://esb.nu/esb/20060094/de-private-sector-verlangt-een-hogere-staatsschuld-en-dat-levert-ook-nog-wat-op
———————————————————————————————————————————
Reactie van Coen Teulings: Quod erat demonstrandum
”Een open discussie over de staatsschuld is in Nederland nog steeds taboe. De discussie ontaardt snel in verwijten over Italië. Er zijn goede redenen om je zorgen te maken over Italië, maar die zorgen zijn geen argument om niet over de Nederlandse staatsschuld na te denken.” Dit schreef ik in mijn ESB artikel over staatsschuld.
Er is geen betere bewijs voor juistheid van deze stelling dan de reactie van de heer Janssen. De structurele daling van zowel de nominale als de reële rente sinds 1980 heeft grote beleidsconsequenties. Het verschijnsel deed zich voor eerst voor in Japan. Het is nu meer dan 20 jaar geleden dat Paul Krugman daarover zijn baanbrekende artikel “It is baaack” (1998) schreef. Hij constateerde toen al dat de EU voor een soortgelijke demografische uitdaging stond en dus ook een daling van de rente kon verwachten. Het is al ook weer vijf jaar terug dat Willem Buiter schreef: “The massive and persistent current account surpluses of Germany and the Netherlands over the past decade are monuments to macroeconomic mismanagement.”
De observatie dat de VS, het VK en Japan een hogere staatsschuld hebben dan de eurozone legt het af tegen onze spreekwoordelijke afkeer van Italië. Een open discussie over de economische betekenis van staatsschuld blijft taboe. Oud ministers van financiën treden in het krijt ter verdediging van de orthodoxie. De herinnering aan de hyperinflatie van 1923 wordt nog een keer afgestoft (Hoogervorst, 2020). Staatsschuld wordt een morele probleem (Ruding, 2020).
Nuchtere economische analyse delft het onderspit. En toch maken de gewijzigde macro-economische omstandigheden dat onvermijdelijk. Maar gelukkig is er ook goed nieuws. Op het Ministerie van Financiën en bij De Nederlandsche Bank zijn ze daar druk mee bezig.
Reactie op online ESB artikel Peter Janssen van 14 oktober 2020
Literatuur
Hoogervorst, H. (2020) “Als centrale banken zo doorgaan, loopt het geheid slecht af.” Geciteerd in De Volkskrant, 15 mei 2020. https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/hans-hoogervorst-als-de-centrale-banken-zo-doorgaan-loopt-het-geheid-slecht-af~bbec1a69/
Krugman, P. R. (1998) It’s baaack: Japan’s slump and the return of the liquidity trap. Brookings Papers on Economic Activity 1998.2: 137-205.
Ruding, O. (2020) “Twintig jaar om de staatsschuld af te bouwen? Dat vind ik sint-juttemis.” Geciteerd in Het Financiele Dagblad, 27 september 2020. https://fd.nl/economie-politiek/1358506/twintig-jaar-om-de-staatsschuld-af-te-bouwen-dat-vind-ik-sint-juttemis
Auteur
Categorieën
3 reacties
Tja. Moddergooien tussen top-econopmen :-)
Eens met de heer Janssen dat de heer Teulings zeer beperkt inhoudelijke argumenten aanvoert. Verwijzen naar meningen van de heer Buiter is ook niet bepaald sterk: 'Hij vindt het ook.... En hij. En hij. Allemaal een mening :-). Niet interessant.
Als niet-econoom vind ik het bijzonder om deze discussie te volgen. Toonaangevende economen vechten over de vraag of het opbouwen van schuld wel of niet goed is. Er is volgens mij geen waarheid te vinden in dit vraagstuk omdat het allemaal afhangt van de vraag waaraan het extra geld wordt uitgegeven. Als dat aan infrastructuur en onderwijs wordt uitgegeven, is er niks aan de hand en kan het zelfs zeer gunstig uitpakken voor de samenleving. Wordt het consumptief besteedt dan zadel je navolgende generaties op met schulden zonder dat daar iets tegenover staat. Wat gaat er in praktijk gebeuren? Mijn inschatting is dat als je de normen loslaat, politici leuke dingen voor de mensen gaan doen om herverkiezing te garanderen. En dat lijkt me geen goed idee. Ja. Als we allemaal zo verstandig waren als de heer Teulings, zou dat niet het geval zijn. Maar ik ben bang dat hij de mensheid overschat.
Volgens mij is de crux dat economie geen exacte wetenschap is, maar dat de uitkomsten van het economisch systeem vooral geregeerd wordt door de wetten van de psychologie en politicologie.
Het doet mij altijd denken aan de oude grap. Een afgestudeerde economoom gaat op bezoek bij zijn leraar economie van de middelbare school. Na een gesprekje vraagt hij of hij de examenvragen van dat jaar eens mag zijn. Zijn verbazing is groot. DIT ZIJN DEZELFDE VRAGEN ALS DAT IK HEB GEHAD TIJDENS MIJN EXAMEN. De leraar lacht en zegt: DAT KLOPT, MAAR DE ANTWOORDEN ZIJN ELK JAAR ANDERS!!
Eens met de heer Janssen. Teulings lijkt vooral ook andere artikelen/reageerders aan te vallen/ zich daartegen te verdedigen.
De voorbeelden waarom Italië geen probleem zou zijn, worden door Teulings gevonden in VS, VK en Japan. Laat ik ze hier alle drie bespreken:
1. VS: De dollar is de handelsmunt van de wereld, en de VS staat nog te boek als baken van rust in onzekere tijden. Denk maar aan de handelsoorlog tussen de VS en China (met de importheffingen van Trump op staal e.d.), waarna internationale beleggers naar de VS gingen. Ondanks dat Trump onvoorspelbaarder is dan Xi, ondanks dat de VS harder getroffen leek te worden op korte termijn. De
2. VK: Met Brexit aanstaande zou ik niet graag het VK als lichtend voorbeeld gebruiken. Uit het boek van Greaber (5000 years of debt) kan ik me herinneren dat het ze ooit 100 jaar heeft gekost om hun staatsschuld terug te dringen. Dus in dat opzicht wel een voorbeeld, maar vooral om geen schuld te nemen.
3. Japan: Krimpend/zeer traag groeiend BBP dat al decennia aanhoudt. Bij een krimpende bevolking (die almaar minder kinderen krijgt), is de almaar groeiende staatsschuld geen oplossing, maar een zwaard van Damocles dat hen voorlopig nog boven het hoofd hangt.
Kortom, geen van de drie voorbeelden geven bewijs voor een succesverhaal bij een hoge staatsschuld. Tel daarbij op dat niet alleen Italië een schrikbeeld is, maar ook Griekenland, Spanje, en de andere probleemlanden uit 2012. Rentes kunnen in enkele weken exploderen, maar zo snel los je geen schuld op. Dit is alleen niet problematisch als de ECB a priori een belofte afgeeft om het onder de marktprijs te financieren, maar daarmee komt de onafhankelijkheid van de ECB in het geding, hetgeen m.i. nog kwalijker is.
Wat ik in de discussie ook mis is dat we maatregelen treffen om de ouderen te beschermen (gemiddelde leeftijd slachtoffers is 80 voor mannen en 84 voor vrouwen), maar dit is ook meteen de rijkste generatie. Kortom, waarom kan deze generatie niet zelf de rekening betalen, en waarom moet de rekening blijven liggen tot het moment nadat de groep die we beschermen alsnog overleden is (door ouderdom hopelijk).
Het is jammer dat Coen Teulings niet inhoudelijk reageert op mijn artikel, maar zich hoofdzakelijk beperkt tot wat hij al eerder in zijn eigen artikel te berde bracht.
Ik ben het dan ook met hem eens dat een open disussie over de betekenis van de staatsschuld een taboe blijft.
Peter Janssen