Sinds de start van dit nieuwe jaar is er opmerkelijke eensgezindheid onder onderzoekers en beleidsmakers over een verplichte, publieke zzp-basisverzekering voor arbeidsongeschiktheid. Zo verscheen op 15 januari het WRR-rapport “Het betere werk” dat hiervoor pleit, lanceerde Lodewijk Asscher op 21 januari een PvdA-plan waarin dit punt ook centraal stond, kondigde op 22 januari de coalitie aan dat er een verplichte basisverzekering zal komen, en tot slot kwam de aanbeveling terug in het op 23 januari gepubliceerde rapport van de commissie Borstlap. Je zou haast denken dat dit allemaal volgens een strakke regie is gegaan.
Hogere premies nadelig voor kleine zzp’er
Er zijn in principe twee argumenten voor een collectieve verzekering die in alle berichtgeving terugkomen: eerlijkere concurrentie tussen werknemers en zzp’ers en betere inkomensbescherming van zzp’ers. Het eerste argument zit aan de ‘premiekant’: daar waar nu kostenafwenteling plaatsvindt van arbeidsongeschiktheidskosten via de bijstand, dienen zzp’ers daar straks zelf de kosten voor te betalen. Hierdoor ontstaat er een gelijker speelveld tussen werknemers en zzp’ers.
Om dit argument wat beter te doorgronden is het inzichtelijk de premiekosten te berekenen van een collectieve regeling. Stel dan dat het arbeidsongeschiktheidsrisico van zzp’ers gelijk zal zijn aan die van de WAO/WIA (dus voor werknemers), dan komen we uit op circa 7,5 procent van het aantal verzekerden (UWV, 2019). En stel daarnaast dat de uitkering gelijk is aan een bijstandsuitkering (het gaat immers om een basisverzekering) van gemiddeld 12 duizend euro per jaar. Bij gemiddelde verdiensten van zzp’ers van 32 duizend euro per jaar – zie CBS (2019) – zouden de premiekosten dan circa 3 procent van de inkomsten bedragen.
Geen grote gemiddelde effecten dus, maar daarachter kunnen verschillen in hoogte schuilgaan. Als de basisverzekering namelijk het karakter zal krijgen van een volksverzekering, zal de financiering uit de eerste belastingschijf voor zzp’ers moeten komen. Zzp’ers met lagere inkomsten zullen daarom een zwaardere kostenverhoging voelen. Kortom: de kleinere zzp-er zal er duidelijk op achteruit gaan of hogere tarieven moeten rekenen.
Effecten voor de arbeidsongeschikte zzp’er
Het tweede argument voor een basisverzekering zit aan de kant van de uitkeringshoogte: er is een adequate inkomensvoorziening nodig voor zzp’ers die arbeidsongeschikt raken. In de huidige situatie hebben sommige zzp’ers namelijk geen verzekering hiervoor afgesloten en beschikken ook over onvoldoende vermogen om financiële klappen op te vangen (CBS, 2019).
Betekent een basisverzekering ook dat arbeidsongeschikte zzp’ers erop vooruit zullen gaan? Welnu, voor een groot deel zal het eigenlijk niets uitmaken als we met ‘basis’ het sociaal minimum bedoelen. Daar waar zij eerst in aanmerking kwamen voor een bijstandsuitkering, zal dit nu een arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn van gelijke omvang. Verder zou het kunnen dat in de bijstand het nodige van cliënten verwacht wordt, maar het lijkt me dat een collectieve arbeidsongeschiktheidsregeling voor zzp’ers ook opgetuigd zal worden met instrumenten om herstel en werkhervatting te bespoedigen.
Een basisverzekering voor arbeidsongeschikte zzp’er maakt wel een verschil in twee andere gevallen: als de arbeidsongeschikte zzp’er over vermogen beschikt of een partner heeft met voldoende inkomen. Om met de eerste groep te beginnen: het vervallen van de vermogenstoets voor alleenstaande arbeidsongeschikte zzp’ers zou voorkomen dat zij hun huis moeten ‘opeten’ alvorens in de bijstand te komen. Er is veel voor te zeggen deze groep te steunen, maar om hoeveel mensen gaat het eigenlijk? Het leeuwendeel van de zzp’ers heeft een partner met inkomen (CPB, 2016). En gezien de hoge huizenprijzen geldt steeds meer dat voor aanschaf van een huis in ieder geval twee inkomens nodig zijn.
Dan de arbeidsongeschikte zzp’ers met een partnerinkomen. De basisuitkering zal er dan voor zorgen dat het huishoudinkomen voor hen met een bedrag van zeg 12 duizend per jaar zal toenemen. Dit komt goed van pas voor de meest kwetsbare groep van huishoudens waarvan de hoofdverdiener zzp-er is en de tweede verdiener een inkomen heeft dat dicht tegen het Wettelijk minimumloon (WML) ligt. Als de hoofdverdiener arbeidsongeschikt raakt, bestaat nu nog het risico op een forse relatieve terugval in inkomen. Ook hier zal het veel politici ook om te doen zijn.
Tegelijkertijd kun je je afvragen hoe noodzakelijk de uitkering is voor zzp’ers met lage inkomens die een partner hebben die ruim in het huishoudinkomen voorziet. Grofweg een derde van de zzp’ers verdient minder dan het WML, veelal gaat het hier alleen om een bijverdienste in gezinnen die verder over voldoende inkomen beschikken (CBS, 2019). Voor deze groep zou de merkwaardige situatie kunnen ontstaan dat zij recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (zonder partnerinkomenstoets) die hoger ligt dan hun huidige inkomsten. Het ligt dan natuurlijk voor de hand om de uitkering vast te stellen naar rato van de zzp-inkomsten, maar daarmee vervalt wel veel van de charme van een basisverzekering die je juist uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk wilt houden.
Bot instrument
Het beeld dat dus zo ontstaat is dat een basisverzekering helpt een gelijker speelveld tussen werknemers en zzp’ers te creëren, maar het is een nogal bot instrument om kwetsbare groepen zzp’ers te helpen. Over bijna de gehele inkomensverdeling zullen zzp’ers die arbeidsongeschikt raken hun voordeel doen met de nieuwe regeling, maar juist met uitzondering van de meest kwetsbare groep die nu op de bijstand is aangewezen. Bovendien zal deze laatste groep ook de premieverhoging, die zij door zullen moeten berekenen relatief, het sterkste voelen. Misschien dat de voorstanders van de basisverzekering hopen dat zij daarom werknemer zullen worden, maar het zou ook kunnen dat hier werkgelegenheid verloren zal gaan.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Een goed artikel; in veel discussies lijkt een blinde vlek te bestaan voor wat ik maar de 'deeltijd-ZZP-er' zal noemen: de ZZP-er met een inkomen uit onderneming ruim onder het WML. Deze deeltijd-ZZP-ers hebben een deeltijdbaan, partner, of soms een uitkering (bijverdienen mag immers bij bepaalde uitkeringen/vroegpensioen).
Mijn persoonlijke indruk is, dat juist onder deze groep ook veel 'slechte risico's' zitten als het gaat om arbeidsongeschiktheid: Een deel van de ZZP-ers onder of net rond het WML is in feite geheel of deels arbeidsongeschikt, en is juist ZZP-er geworden omdat ze 'te goed' waren voor een WIA of Wajong, maar 'te slecht' om door een werkgever in dienst genomen te worden (die wil dan het verzuimrisico niet dragen). Een verplichte AOV voor deze mensen is dan nogal ironisch...
Citaat:
"Bovendien zal deze laatste groep ook de premieverhoging, die zij door zullen moeten berekenen relatief, het sterkste voelen. Misschien dat de voorstanders van de basisverzekering hopen dat zij daarom werknemer zullen worden,.."
Ik vind dit een onbegrijpelijke gedachtegang. Het is immers vaak de werk/opdrachtgever die bepaalt of iemand als werknemer of ZZP-er in dienst wordt genomen - de werknemer heeft daar niet altijd keuze in. Het uurtarief is daarbij tot op zekere hoogte maar bijzaak (die werkgevers betalen immers zo nodig ook de hoge opslag voor uitzendwerk). Werk/opdrachtgevers willen eerst en vooral de (financiële) risico's van ziekteverzuim en arbeidsconflicten beter beheersen, door die risico's bij de ZZP-ers te leggen.
Ook voor ZZP-ers is het uurtarief slechts één aspect. Een zelden genoemd probleem is het issue van pensioenbreuk voor mensen die veel verschillende werk/opdrachtgevers (tegelijk of achter elkaar) hebben.