“Met deze verzekering [tegen kennisveroudering ] is er geen reden voor robotangst en gaan robotisering en een leven lang leren hand in hand.”
Column ESB
757Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
Robotangst
Z
e zijn goedkoop, snel, nooit ziek,
en werken 24 uur per dag. Ze
vragen nooit om loonsverhogin –
gen, worden niet vertegenwoordigd door
vakbonden en staken niet. Waar gaat dit
over? Over robots, of algemener: arbeids-
besparende technologie. Het raadsel komt
uit een inmiddels beruchte toespraak van
minister Lodewijk Asscher. Sindsdien
is bij veel mensen het beeld ontstaan dat
technologische ontwikkeling anno 2015
leidt tot destructie van banen.
Asscher baseert zich op een studie van
Carl Frey en Michael Osborne (2013).
Zij voorspellen dat bijna de helft van de
banen in de Verenigde Staten de komende
twintig jaar zal verdwijnen als gevolg van
wat zij noemen computerisation. De Volks-
krant vertaalde dat naar de Nederlandse
context en stelde dat een op de vier banen
de komende decennia gaat verdwijnen.
Is dit doemdenken of realistisch? Het is realistisch om aan te ne –
men dat sommige banen en beroepen zullen verdwijnen. Dat is
van alle tijden, maar ook nu is dat geen reden tot doemdenken.
Zelfs als (internationale) concurrentie inderdaad leidt tot ver –
snelling van de automatiseringswedloop, dan nog zullen er altijd
weer nieuwe, andersoortige banen bijkomen.
Soms is dat een onverdeeld genoegen. Zo is het beroep van bank –
overvaller als gevolg van digitalisering van het betalingsverkeer
bijna uitgestorven. Voor al de duizenden administratieve me –
dewerkers die bij diezelfde banken hun baan als gevolg van die –
zelfde digitalisering verloren en nog zullen verliezen, is dat echter
geenszins een genoegen.
Als gevolg van technologische ontwikkeling zullen mensen vaker
geconfronteerd worden met verplichte baanwisselingen en fric-
tiewerkloosheid. Deze ontwikkeling vraagt om een groter aan –
passingsvermogen van werkenden. Niet alleen de factor arbeid
moet zich aanpassen, dat geldt ook voor de factor kapitaal. Want
niet alleen beroepen verdwijnen, ook de levensduur van bedrij –
ven neemt af. De gemiddelde levensduur van de 500 grootste
Amerikaanse bedrijven, de S&P 500, wordt in rap tempo korter.
Hield in 1935 een bedrijf het gemiddeld wel negentig jaar uit,
anno 2011 is dat nog slechts achttien jaar.
Voor wie bij robotisering niet in brede zin denkt aan arbeidsbe –
sparende technologie, maar alleen aan rondrijdende witte plas-
tic wezens in de industrie, is het beeld anders. Ten eerste zijn er
nog niet zo veel van dat soort robots actief op de Nederlandse
arbeidsmarkt, in tegenstelling tot in bijvoorbeeld Duitsland of
Korea. Bovendien is er nauwelijks hard empirisch onderzoek naar
de effecten van de opkomst van robots. Een van de weinige aca –
demische papers – van Georg Graetz en Guy Michaels uit 2015
– vindt alleen aanwijzingen dat de banen van laag- en middelbaar-
opgeleide werknemers verdwijnen door de opkomst van de robot. Daartegenover staan evenveel nieuwe ba
–
nen voor hogeropgeleiden. Wel vinden de
auteurs significante positieve effecten van
de inzet van robots op de arbeidsproduc-
tiviteit en economische groei.
Arbeidsbesparende technologie leidt
volgens mij niet tot minder banen of
een hogere structurele werkloosheid. Ja,
het klopt dat door automatisering aan –
vankelijk de vraag naar arbeid kan dalen.
Vervolgens dalen daardoor de lonen en
dat leidt weer tot meer vraag naar ar –
beid. Het aantal banen is niet constant,
maar ook afhankelijk van de relatieve
prijs van arbeid. De lump of labour fal-
lacy vertroebelt het robotiseringsdebat.
Bovendien leidt de ene arbeidsbespa –
rende technologie weer tot de volgende
innovatie. Zo bestaat tegenwoordig een
bloeiende gamesector in Nederland. Dat
zijn nieuwe banen die nieuwe kennis en
vaardigheden vergen. Scholing voor werkenden is onontbeerlijk
om nieuwe kennis op te doen en vaardigheden te leren.
Door robotisering kan werkloosheid wel hardnekkiger worden.
Mensen die zich niet aan kunnen passen of niet de capaciteiten
hebben om zich bij of om te scholen, zullen de rekening betalen
van de vooruitgang. Dat vraagt om een nieuw soort sociale ze –
kerheid. Niet iedereen heeft immers de middelen om zich bij of
om te scholen, en werkgevers zullen niet in ieders scholing willen
investeren. Dat geldt voor groepen ouderen, langdurig werklozen
en mensen met een arbeidsbeperking. Daarom pleit ik er voor
om een verzekering tegen kennisveroudering in te stellen (Baars-
ma, 2015). De verzekering komt in de plaats van de huidige ver –
snipperde scholingsfaciliteiten, waar zzp’ers en flexibele krachten
geen, of slechts beperkt, een beroep op kunnen doen. Het gaat
niet om een algemene voorziening , maar om een verzekering
die alleen uitkeert in specifieke gevallen. Door het beroep op de
verzekering te beperken via referte-eisen en de grondslag van het
fonds zo groot mogelijk te maken, kunnen de premies beperkt
blijven. Dat stelt als voorwaarde dat de verzekering verplicht
geldt voor alle werkenden en alleen aangesproken kan worden
wanneer er sprake is van een arbeidsmarkttransitie die een sub –
stantiële bij- of omscholing vergt.
Met deze verzekering is er geen reden voor robotangst en gaan
robotisering en een leven lang leren hand in hand.
LITERATUUR
Baarsma, B. (2015) Eén stap vooruit, twee stappen achteruit. ESB, 100(4711), 335.
Frey, C.B. en M.A. Osborne (2013) The future of employment: how susceptible are
jobs to computerisation? University of Oxford, 17 september.
Graetz, G. en G. Michaels (2015) Robots at work. CEP Discussion Paper, 1335.
Londen: Centre for Economic Performance.
BARBARA BAARSMA
Directeur van SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar aan
de Universiteit van Amsterdam