De grote betalingsachterstanden van EU- lidstaten, waaraan Hormes en Tang refereren, zijn in feite vaak rekeningen die nog niet zijn ingediend. Het grote geheim dat ze negeren is dat Nederland onevenredig weinig bijdraagt aan de Europese begroting.
434Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
Reactie op:
de vijf geheimen van de Europese begroting
OPENBARE FINANCIËN
H
ormes en Tang (2015) leggen verschil –
lende mechanismen bloot die een ver –
dere rationalisering en modernisering
van de begroting van de EU bemoeilij –
ken. Een heel belangrijke is dat de lid –
staten onvoldoende betalingsruimte aan de EU ter beschik –
king stellen om de aangegane financiële verplichtingen te
voldoen. De auteurs wijzen terecht op het stuwmeer aan
uitstaande, niet afgewikkelde vastleggingskredieten (RAL)
van ruim 220 miljard euro. Het grootste deel daarvan be –
treft programma’s die worden medegefinancierd vanuit de
structuurfondsen en het cohesiefonds: hier leiden aange –
gane verplichtingen in de regel met enige vertraging tot be –
talingen, al naar gelang van het verloop en de afronding van
de onderliggende projecten. Dit stuwmeer is ruim ander –
half maal zo groot als het jaarbudget aan betalingskredieten
(141 miljard euro in 2015). Maar het is niet juist om deze gecumuleerde discre –
pantie tussen aangegane verplichtingen en beschikbare be –
talingskredieten aan te merken als ‘onbetaalde rekeningen’
of ‘betalingsachterstanden’. Voor niet meer dan een deel
van deze uitstaande verplichtingen zijn er inmiddels reke –
ningen ingediend. Dat neemt niet weg dat het nog steeds
gaat om zeer aanzienlijke bedragen. Eind 2014 bedroegen de achterstallige betalingen 26,5 miljard euro, waarvan
24,7 miljard euro cohesie-programma’s betreffen (Europese
Commissie, 2015). Dit bedrag is sinds 2010 (ruim vijf mil
–
jard euro) voortdurend gestegen. Voor het terugdringen van de betalingsachterstanden
en het in de hand houden van het stuwmeer aan aangegane
verplichtingen zullen de betalingskredieten in de EU-be –
groting in de pas moeten gaan lopen met de verplichtingen
die door de EU (kunnen) worden aangegaan. Hormes en
Tang benadrukken dit punt terecht.
HET ZESDE GEHEIM
Hormes en Tang richten zich op de uitgavenkant van de
EU-begroting , en gaan nagenoeg voorbij aan de financie –
ring ervan. Dat is jammer, want ook daar zijn mechanismen
werkzaam die een zuivere afweging van nut en noodzaak
belemmeren. De EU-begroting wordt gefinancierd met
wat ‘eigen middelen’ worden genoemd: invoerrechten, bij –
dragen van de lidstaten op basis van de btw-grondslag res-
pectievelijk het bruto nationaal inkomen (bni), en overige
inkomsten waaronder de opbrengst van boetes in het kader
van het EU-mededingingsbeleid. Tegenwoordig wordt on –
geveer driekwart gefinancierd door de afdracht die afgeleid MARKO BOS
Directeur Econo-
mische Zaken bij de
Sociaal-Economi-
sche Raad
Erik Hormes en Paul Tang onthullen vijf geheimen van de begro –
ting van de Europese Unie. Dat is belangrijk voor een meer doel –
matig en doeltreffend begrotingsbeleid van de EU. Maar de au –
teurs verwarren het stuwmeer van uitstaande verplichtingen met
een stapel onbetaalde rekeningen. En zij laten een groot geheim
aan de financieringskant van de EU-begroting liggen.
ESB Openbare financiën
Bron: Europese Commissie, 2014
Inkomsten van de EU in 2013:
verdeling in procentenTABEL 1
Traditionele eigen middelen (invoerrechten) 10,4
Bijdrage op basis van btw-grondslag 9,4
Bijdrage op basis van het bni 73,8
Overige inkomsten (boetes et cetera) 6,5
Openbare financiën ESB
435Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
In procenten van het bni
1 De gemiddelde bijdrage is 0,83 procent van het bni per jaar, respectiev
elijk
1453 euro per hoofd van de bevolking (gecumuleerd over zeven jaar).
_0,25 _0,15_0,0500,05 0,100,15
VK Ned
Zwe
Dui
LetHon
Slw
Rom BulPol
Est
Tsj
Lit
Mal Cyp
Spa
Ita
FraBel
Oos Fin
Den Lux
Ier Gri
Por
Slv
0,20
_0,20 _0,10
3.000
2.500
2.000 1.500
2.000
500 0
-500
-1.000 -1.500
In euro per capita
is van het bni van de afzonderlijke lidstaten (tabel 1). De inkomsten van de EU mogen dan wel ‘eigen midde –
len’ heten, de lidstaten beschouwen ze toch vooral als natio –
nale afdrachten, zelfs als het gaat om aan de buitengrenzen
van de EU geïnde invoerrechten. En de lidstaten zien ook
graag dat zo veel mogelijk geld via de EU-uitgaven weer in
eigen land terechtkomt. De onderhandelingen over de EU-
begroting worden gedomineerd door verdelingskwesties,
waarbij de netto financiële positie van een land ten opzichte
van het EU-budget zwaar weegt. Ook bij de vaststelling van
het nu lopende meerjarig financieel kader 2014–2020 zette
dat weer een stevige rem op de gewenste modernisering van
het beleid (Bos en Van Riel, 2013). Ten onrechte wordt de
indruk gewekt dat het gaat om een nulsomspel. Nederland behoort tot de grotere netto-betalers aan de
EU. In ons land bestaat een hardnekkige misvatting dat Ne –
derland (te) veel bijdraagt aan de EU-begroting. Het goed
bewaarde geheim is dat Nederland veel minder dan evenre –
dig (aan het nationaal inkomen) afdraagt. Dat is te danken
aan aparte kortingsregelingen die ons land – in navolging
van het Verenigd Koninkrijk – heeft binnengehaald. Maar
omdat Nederland relatief weinig ontvangt uit hoofde van
de twee grootste uitgavenposten van de EU, de landbouw
en het cohesiebeleid, betaalt ons land per saldo ruim meer
aan de EU dan het ontvangt. Ons land betaalt relatief wei-
nig , maar ontvangt nog minder uit het EU-budget. Figuur 1 brengt de bijdragen van de EU-lidstaten (op
basis van de btw-grondslag en het bni) in de voorbije zeven –
jaarsperiode in beeld. Dat levert de nodige verrassingen op.
De figuur laat zien dat het Verenigd Koninkrijk en Neder –
land gerekend in procenten van hun bruto nationaal inko –
men veel minder dan evenredig bijdroegen aan de gemeen –
schappelijke begroting. Voor Nederland ging het om 0,67
procent bni, vergeleken met een EU-gemiddelde van 0,83
procent bni. Laat het nu juist Griekenland zijn dat relatief
de hoogste afdracht leverde: 0,99 procent bni. Na Luxemburg kent Nederland binnen de EU het
hoogste inkomen per hoofd van de bevolking (in koop –
krachtpariteiten). Per capita gerekend droeg Nederland
wat meer dan gemiddeld bij (1453 euro gecumuleerd over
zeven jaar), maar er zijn nog altijd negen lidstaten die per
hoofd van de bevolking meer betaalden. Kortom, ons land
betaalt beduidend minder aan de gemeenschappelijke be –
groting dan je op basis van gangbare criteria van evenredig –
heid en draagkracht zou verwachten.
HERVORMING GEWENST
Er is alle aanleiding om ook de financiering van de EU-
begroting te hervormen. Het systeem van eigen middelen
is door het geheel van kortingen en compensaties ondoor –
zichtig geworden. Dit geeft ook aanleiding tot het misver –
stand dat de bron van ‘begrotingsonevenwichtigheden’
aan de inkomstenkant van de EU-begroting te vinden zou
zijn. Dat misverstand wordt verder gevoed door de claim
van een lidstaat als Nederland dat de douanerechten tot de
nationale bijdrage behoren omdat ze op eigen grondgebied
zijn geïnd (Bos, 2013). Twee oplossingsrichtingen dienen zich hier aan. In de
eerste plaats de afschaffing van de bijdrage op basis van de
btw-grondslag. Dat is een belangrijke vereenvoudiging die duidelijk maakt dat lidstaten bijdragen naar rato van hun
nationaal inkomen. In de tweede plaats de vervanging van
de diverse kortings- en compensatieregelingen door een
doorzichtig algemeen compensatiemechanisme. Dit me
–
chanisme zou moeten aangrijpen aan de uitgavenkant van
de begroting , en in werking moeten treden wanneer netto-
betalingsposities een bepaalde drempel overschrijden (de
Europese Commissie heeft wel eens –0,35 procent bni
voorgesteld). Hierdoor moet duidelijk kunnen worden ge –
maakt dat de lasten en lusten van het EU-beleid – budget –
tair gezien – eerlijk worden verdeeld.
LITERATUUR
Bos, M.G. (2013) Budgettaire kaders. In: G. Meester, P. Berkhout en L. Dries (red.) EU-beleid
voor landbouw, voedsel en groen – Van politiek naar praktijk. Wageningen: Wageningen Acade-
mic Publishers, 69–92.
Bos, M.G. en B. van Riel (2013) Modernisering in slakkengang – Het meerjarig financieel
kader voor de EU-begroting. In: J.H.M. Donders en C.A. de Kam (red.) Jaarboek Overheidsfi-
nanciën 2013. Den Haag: Wim Drees Stichting voor Openbare Financiën, 101–114.
Cipriani, G. (2014) Financing the EU budget – Moving forward or backwards? Brussel: Centre for
European Policy Studies.
Europese Commissie (2014) EU budget 2013 – Financial Report. Luxemburg.
Europese Commissie (2015) Elements for a payment plan to bring the EU budget back onto a
sustainable track . Brussel.
Hormes, E. en P. Tang (2015) De vijf geheimen van de Europese begroting. ESB, 100(4711),
326–329.
Bron: Cipriani, 2014
Bijdragen van lidstaten aan de EU-begroting in
afwijking van het gemiddelde voor de EU27, 2007–2013
1
FIGUUR 1