Ga direct naar de content

Weglekkende alcoholaccijnzen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 9 2004

Weglekkende alcoholaccijnzen
Aute ur(s ):
Jasper Jorritsma (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4437, pagina 311, 9 juli 2004 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

De verhoging van Nederlandse accijnzen op sterke drank in januari 2003 heeft geleid tot een daling van de binnenlandse consumptie van
zes procent. De binnenlandse vraag is zelfs zo sterk gedaald dat de accijnsopbrengsten voor de Nederlandse overheid tegenvallen. Van
de verwachte opbrengst van 470 miljoen euro is maar 419 miljoen euro binnengekomen (Het Financieele Dagblad, 2004). Het kabinet lijkt
zich te hebben verkeken op de elasticiteit van de vraag naar sterke drank.
De daling van de binnenlandse consumptie heeft ook gevolgen gehad voor de Nederlandse producenten van gedistilleerd. Als reactie
op de afgenomen binnenlandse vraag is de productie gedaald. De vermindering van de productie heeft geleid tot reorganisaties en
gedwongen ontslagen (NRC Handelsblad, 2004). Ook de import is gedaald. Het Productschap dranken vermoedt dat dit komt door een
toename van het grensverkeer met Duitsland (Productschap dranken, 2004). Eurocommissaris Bolkestein ziet dat nou juist als een van de
positieve effecten van de Europese Interne Markt. 1 Bolkestein maakt zich veeleer zorgen over de verstorende werking die de tussen eulanden sterk uiteenlopende accijnzen op wijn, bier en sterke drank hebben op de concurrentieverhoudingen (Europese Commissie, mei
2004).
In Nederland is sterke drank dertig procent duurder dan in Duitsland. Dat vinden detailhandelaren aan de grens vervelend, maar het
verschil tussen import en export van sterke drank is niet zo groot. Van groter belang voor de Nederlandse handel is de export van bier en
de import van wijn (cbs, 2004). De zorg van Bolkestein komt voort uit het hoge aandeel van de accijnzen in de prijs van alcoholische
dranken. Er bestaan grote verschillen in de tarieven tussen de landen van de eu en daarmee ook in de prijzen. Dat leidt tot smokkel en
creatieve transacties om de accijnzen te omzeilen. Finnen gaan zich in Letland bezatten en anderen voeren de eigen stook op. De
elasticiteiten voor wijn en bier lijken groter dan voor sterke drank. De zorg van de lidstaten is dan ook dat zij door deze substitutieeffecten belastinginkomsten mislopen. Vanuit het perspectief van de nationale overheden is het probleem een accijnsniveau te kiezen dat
het hoogst mogelijke accijnsbedrag oplevert.
Overheden gebruiken in de discussie over accijnzen steeds minder het argument dat alcohol slecht is voor de gezondheid en
maatschappelijke kosten met zich meebrengt (Europese Commissie, mei 2004). In plaats daarvan is de nadruk verschoven naar de
heilzame effecten van matig gebruik van bepaalde vormen van alcohol. Denk hierbij aan de gunstige effecten van wijn voor het hart en
aan de traditioneel verkwikkende combinatie van jenever en citroenen. Deze verschuiving is ook terecht. Het verminderen van de totale
hoeveelheid gedronken alcohol is, gezien het verantwoordelijke drinkgedrag van de meeste Europese burgers, een misplaatst streven.
Een verhoging van de accijnzen houdt juist degenen die drank misbruiken daar niet vanaf, terwijl matige drinkers ten onrechte het glas
laten staan.
De relevante zorg in het debat over de alcoholaccijnzen is niet die voor de Europese volksgezondheid, maar de zorg voor de staatskassen
en het beperken van weglekeffecten. Een minimumtarief voor de accijnzen zou deze substitutie-effecten kunnen beperken. Smokkel en
andere creatieve handelsroutes richten zich op landen met de relatief hoogste accijnzen. Het verkleinen van de verschillen vermindert het
probleem. Het is echter niet waarschijnlijk dat de lidstaten overeenstemming zullen bereiken over een minimumtarief. De belangen lopen
te ver uiteen. Een land met veel exporterende bedrijven zal tegen een Europees minimumtarief zijn vanuit het belang van de export. Het
gaat er daarbij om de accijnzen in afzetlanden zo laag mogelijk te houden. De belangen van de nationale industrie werken ook door in de
nationale accijnzen. Zo zijn de Franse, Italiaanse en Spaanse wijnlobby’s sterk gekant tegen Europese minimumheffingen op wijn en
hanteren de nationale overheden in die landen zeer lage tot nultarieven.
Bij sterke drank is het verband in Nederland duidelijk: een verhoging van accijnzen heeft geleid tot baanverlies voor Nederlandse
werknemers. Op Europees niveau ligt het complexer, doordat accijnzen nadelig zijn voor zowel binnenlandse producenten als voor
exporteurs uit andere landen. Als het gevaar bestaat dat door belastingconcurrentie een Europese race naar de bodem ontstaat, is een
minimumtarief een probaat middel. Een minimumtarief zou voor de schatkist een welkome maatregel zijn aangezien het weglekeffecten zou
beperken. Zo ontstaat een klassiek probleem: het is voor alle landen beter om een minimumtarief in te voeren zodat weglekeffecten
beperkt blijven, terwijl het voor elk individueel land beter is om het gemiddelde Europese accijnsniveau laag te houden om de export te
bevorderen.

1 De commissie kwam onlangs met een voorstel om de regels voor het transporteren van goederen voor eigen gebruik te
vereenvoudigen en te liberaliseren (Europese Commissie, april 2004).

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur