De muziek van de Sirenen
Aute ur(s ):
Gradus, R.H.J.M. (auteur)
* De auteur is hoofd van de afdeling Lonen en inkomensvraagstukken van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4336, pagina D30, 26 november 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Generatiebew ust vooruitzien
Tre fw oord(e n):
reactie
In zijn artikel behandelt Den Butter een bekend probleem uit de openbare financiën dat is gerelateerd aan tijdinconsistentie. In het
monetaire en fiscale beleid is de kwestie van tijdinconsistentie al langer bekend. Beleidsmakers kunnen de neiging hebben om op
korte termijn af te wijken van langetermijnplannen. Als economische agenten dit doorzien, is de uitkomst een maatschappelijk
minder gewenste oplossing. Een manier om dit te voorkomen is het ‘binden van de handen’ van de beleidsmakers. De onafhankelijke
positie van de centrale bank is daar een uitvloeisel van en in feite vormt ook de scheiding tussen uitgaven en inkomsten in het
begrotingsbeleid daarvan een illustratie.
Het is goed dat Den Butter, gelardeerd met internationale literatuur en met een oproep om de waan van de dag niet te veel te laten
prevaleren, dit onderwerp onder onze aandacht brengt. Den Butter noemt het baanbrekende werk van Kydland en Prescott, die eind jaren
zeventig deze notie van tijdsinconsistentie in een economisch model geformaliseerd hebben. Deze notie van tijdsinconsistentie is echter
zo oud als Methusalem. In de Ilias van Homerus lezen we dat Odysseus zich aan de mast van zijn schip laat vastbinden om weliswaar
van de mooie muziek van de Sirenen te genieten, maar niet het schip die kant op te laten koersen en daarmee op de klippen te lopen. Den
Butter moet bij het schrijven van zijn artikel wellicht aan die prachtige metafoor gedacht hebben toen hij schreef de handen van
beleidsmakers in de zorg en het werkgelegenheidsbeleid te willen binden.
De vraag is dan wel of het probleem van tijdinconsistentie zich voordoet in de zorg en het werkgelegenheidsbeleid. Dit zou aan de orde
zijn, indien economische agenten, als zij eenmaal een beslissing hebben genomen, hieraan gebonden zijn en dat de overheid
vrijheidsgraden heeft om het beleid te wijzigen. Als voorbeeld noemt Den Butter de participatiebeslissing. Individuen laten zich leiden
door “verwachtingen omtrent toekomstige zorg- en pensioenvoorzieningen in verhouding tot de premielasten” en als ze eenmaal
participeren ervaren ze een prikkel om daarvan af te wijken.
Ik heb twijfels bij deze redenering. Empirische studies laten zien dat het arbeidsaanbod vooral wordt bepaald door de netto lonen en dat
pensioenvoorzieningen in de afweging amper een rol spelen. Bovendien is men niet aan de baan gebonden als gemaakte afspraken niet
worden nagekomen. Ook zie ik niet waarom de overheid een prikkel heeft om in te grijpen in gemaakte pensioen- en zorgafspraken, die in
belangrijke mate het primaat zijn van werkgevers en werknemers. Daarnaast wordt de goede pensioenopbouw via de tweede pijler alom
onderkend als een van de verworvenheden van de verzorgingsstaat.
Ook in de zorg vraag ik mij af of het probleem van tijdsinconsistentie wel zo relevant is. Moeten we bezorgd zijn dat de overheid beleid
op beleid zal stapelen? Is het probleem niet veeleer de moeizame besluitvorming in de zorg? We discussiëren sinds het midden van de
jaren tachtig (de commissie-Dekker) over een nieuw stelsel in de zorg. We hoeven, om in de beeldspraak van de Griekse oudheid te
blijven, niet bang te zijn dat dit schip op de klippen vaart, want van een varend schip lijkt vooralsnog amper sprake. Ondertussen vraagt
onze moderne, geïndividualiseerde samenleving om een klimaat dat is gericht op flexibiliteit en maatwerk. Dit betekent dat we moeten
aansturen op flexibele instituties, die kunnen inspelen op de steeds snellere veranderingen in de wereld om ons heen. Zorg op maat, zorg
in de wijk en bepaalde vormen van vraagfinanciering zijn daarbij denkbaar. Laten we eerst de instituties aanpassen in de richting van
meer flexibiliteit, voordat we ons zorgen maken over het probleem van tijdsinconsistentie.
Ik deel de opvatting van Den Butter dat voor een generatiebewust beleid een vergroting van de arbeidsparticipatie noodzakelijk is.
Volgens berekeningen van het cpb zullen de komende dertig à veertig jaar de collectieve lasten van vergrijzing fors gaan stijgen. Als we
die met een hogere arbeidsparticipatie kunnen opvangen, worden alternatieve, meer pijnlijke, maatregelen minder urgent. Minder
bevreesd ben ik dat de overheid, zoals Den Butter het noemt, haar rug niet recht zal houden. Sinds 1995 zijn er bijna één miljoen volledige
banen bijgekomen. Het succes van dit beleid wordt breed onderschreven en de noodzaak om de participatie verder te vergroten wordt
alom onderkend. Dat geldt ook voor de noodzaak om de sociale zekerheid een meer activerend karakter te geven. Wel wordt er
verschillend gedacht op welke wijze dit bereikt kan worden. Dit heeft niet zozeer met tijdsinconsistentie te maken maar meer met het
ontbreken van inzicht in de effectiviteit van het beleid. Het lijkt van belang daar de komende jaren aan te werken.
Dossier Generatiebewust vooruitzien
W.A. Vermeend: Wie regeert
R.M.A. Jansweijer: Paradoxen en keuzes in generatiebewust beleid
K.P. Goudswaard: Keuzevrijheid en werk
L.S.C. van Eekelen en R. Olieman: Grenzen aan de premie
G.H. Touw-van de Giessen: De werkende senior in de praktijk
J.J.M. Theeuwes: Wie dragen het stelsel?
C.A. de Kam: Samen voor ons eigen
D.J. Wolfson: Zorg in perspectief
N.S. Klazinga en D.M.J. Delnoij: Verzekerheden in gezondheidsperspectief
H.P. van Dalen en K. Henkens: Ouderen en de dragelijkheid van ongelijkheid
A.P.W.P. van Montfort: Zorg voor ouderen loopt vast!
E.H.M. Ponds: Oogsten of doorwerken
F.A.G. den Butter: De rechte rug van de regering
R.H.J.M. Gradus: De muziek van de Sirenen
F. Vandenbroucke: Pensioenen: een lege doos?
C.W.A.M. van Paridon: Europese pensioenproblemen
S.G. van der Lecq: Levensloop in drievoud
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)