Ga direct naar de content

Reactie op: Economieonderwijs slachtoffer van tunnelvisie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 6 2009

reactie

Reactie op: conomieonderwijs slachtoffer van
E
tunnelvisie

A

rnoud Boot maakt zich in ESB van
6 februari grote zorgen over het vernieuwde
onderwijsprogramma economie voor vwo
en havo (Boot, 2009). Er zou met name
een macro-economisch perspectief ontbreken als
gevolg van “een overvloed aan micro-economen†in
de commissies-Teulings die er een eenzijdige visie
op nahouden. Het economieonderwijs wordt in de
ogen van Boot slachtoffer van deze tunnelvisie want
technocraten zouden thans blind het nieuwe programma implementeren.

De commissie-Teulings
De wetenschappelijk economen in de tweede
commissie-Teulings (Teulings II) waren, naast Coen
Teulings, Jules Theeuwes, Eric Van Damme en
Harry van Dalen. Kijkend naar hun cv vind ik de
stelling van Boot, dat Teulings II “een overvloed aan
micro-economen†heeft, onhoudbaar. Bovendien
heeft Teulings II drie macro-economen van naam en
faam geraadpleegd: Bovenberg, Van der Ploeg en
Van Wijnbergen. Hun adviezen hebben een belangrijke rol gespeeld in het uiteindelijke rapport. Zou
de commissie er daadwerkelijk een tunnelvisie op
na hebben gehouden, dan zou dat door deze drie
hoogleraren zijn opgemerkt. Die opmerking is echter
nooit gemaakt.

Een historisch perspectief

Jeroen Hinloopen
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam

156

ESB

Boot roept om een historisch perspectief. Uit zijn
bijdrage is niet duidelijk of dat in het nieuwe programma zou moeten komen of dat er vanuit zo’n perspectief een nieuw programma zou moeten worden
opgesteld. Voor het eerste valt wat te zeggen, hoewel
het aantal lesuren beperkt is: 480 voor vwo en
400 voor havo. Bovendien vereist een historisch
perspectief al gauw een mate van abstractie waar
veel vo-leerlingen, zeker havo-leerlingen, nog niet
aan toe zijn. Dat een vernieuwing vertrekt vanuit
een historisch perspectief is een sine qua non. Dat
is de uitdaging voor iedere inhoudelijke onderwijsvernieuwing: het identificeren van de kern van het
vak waarbij alle relevante vakinhoudelijke ontwikkelingen worden meegenomen. Alle discussie rondom
Teulings II is terug te voeren op deze exercitie. Wat
de een de kern van het vak vindt, vindt de ander
juist franje. Ergens moet de lijn getrokken worden
rondom de nucleus van het vak. Dat er discussie
zal ontstaan over de randen van deze nucleus is
voorspelbaar. De een wil meer nuancering over het
meten van welvaart, de ander wil meer gedragsaspecten in het programma, en ga zo maar door.
Maar in het vo is daar geen ruimte voor. Zo leer je
bij natuurkunde de wetten van Newton en pas later,
als je natuurkunde studeert, leer je dat het net even

94(4555) 6 maart 2009

anders zit. Bij de vaststelling van de nucleus van een
vak moeten alle inzichten worden gewogen waarbij
de waan van de dag niet leidend mag zijn. Hoe
belangrijk de kredietcrisis op dit moment ook is, er
komt een tijd dat deze voorbij is getrokken en we de
crisis beter begrijpen. Om deze crisis nu te gebruiken als motivatie voor een inhoudelijke aanpassing
van het economieprogramma lijkt me te wispelturig.
Inhoudelijke vernieuwingen moeten wel regelmatig
worden doorgevoerd. In dat licht bezien is Teulings II
een stap voorwaarts met haar aandacht voor bijvoorbeeld de speltheorie.

Het macro-economisch perspectief
De kern van de kritiek van Boot op Teulings II is het
ontbreken van een macro-economisch perspectief.
Het is mij niet duidelijk wat hij precies bedoelt.
Zitten er te weinig macro-economische onderwerpen in het programma? Of blijft het programma
beperkt tot de analyse van enkelvoudige verbanden?
In het eerste geval schetsen de feiten een ander
beeld. Na het verschijnen van het rapport van de
eerste commissie-Teulings werd vanuit verschillende
kanten kritiek geleverd op het tekort aan macroeconomische onderwerpen. In Teulings II is daarom
beduidend meer aandacht voor macro-economische
vraagstukken. Daarbij worden drie onderwerpen
onderscheiden: de economie van het publieke
belang, economische groei en conjunctuurtheorie.
Teulings II bevat zes concepten die behoren tot de
stof van het centraal schriftelijk eindexamen. Twee
van deze concepten gaan exclusief over macroeconomische onderwerpen. De rol van de overheid
bij het bestrijden van marktfalen is verweven in twee
andere concepten. Zo bezien lijkt de macro-economie niet het ondergeschoven kindje te zijn. Met de
kritiek van Boot als zou er geen ruimte zijn voor een
macro-economisch perspectief slaat hij de plank
flink mis, want Teulings II beoogt juist om leerlingen
een breder perspectief bij te brengen. Het gebruik
van concepten in wisselende contexten spoort leerlingen aan om dezelfde verbanden in verschillende
situaties te herkennen. Leerlingen worden vervolgens
uitgedaagd om die inzichten met elkaar te verbinden
om zo complexere contexten te doorgronden. En
juist die verbindingen kunnen hun een macro-economisch perspectief geven. Neem het voorbeeld van
Boot over concurrentie tussen bedrijven en tussen
landen. Hij stelt dat je als bedrijf wilt dat het slecht
gaat met je concurrent, terwijl je als land juist wilt
dat het goed gaat met je buurland. Het landenperspectief zou dan het macro-economische perspectief
zijn. Ik denk dat dit anders ligt. Als bedrijf wil ik dat
het slecht gaat met mijn concurrent, en dat het goed
gaat met de consument, of die nu uit het binnenland

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Technocraten
Boot stelt verder: “Technocraten hebben het proces
overgenomen en zijn de aanbevelingen van de
commissie-Teulings uit 2002 en 2005 blind aan
het implementeren.†De kwalificatie die Boot lijkt
te geven aan al die mensen uit het onderwijsveld
die met het rapport van Teulings II aan de slag zijn
gegaan vind ik verontrustend. Teulings II is gevolgd
door een commissie die het rapport heeft vertaald
naar de eindtermen voor het centraal schriftelijk
examen vwo en havo, zoals dat bij alle vakken
gebeurt. Deze commissie is ingesteld door de
minister van OCW, en ressorteert onder de Centrale
Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO).
De CEVO bestond naast docenten economie en
vakdidactici uit vertegenwoordigers van vakverenigingen (VECON en LWEO), de Stichting Leerplan
Ontwikkeling (SLO) en het Cito. Ondergetekende
nam zitting als onafhankelijk voorzitter. De eerste
versie van ons rapport is gepresenteerd op een
veldraadpleging waar honderden professionals uit
het veld naar toe kwamen, en waar tijdens een
open debat en workshops constructieve kritiek werd
gegeven die de commissie heeft verwerkt in haar
voorlopige eindrapport. Vervolgens is er vanuit het
SLO een pilot opgestart waarbij op een twintigtal
scholen met het nieuwe programma gewerkt wordt.
De bevindingen van die pilot worden netjes geregistreerd door onafhankelijke onderzoekers en zullen

als input dienen voor het definitieve CEVO-rapport
dat naar verwachting in 2011 zal worden gepubliceerd. Dit betekent dat er sinds de oprichting van de
eerste commissie-Teulings tien jaar gewerkt is aan
de vernieuwing van het economieprogramma. In die
tien jaar is er veel werk verzet, is er uitbundig gediscussieerd, zijn enthousiaste docenten met de stof
aan de slag gegaan, en ligt er een programma dat
door velen wordt gedragen. De kwalificaties die Boot
lijkt te geven aan al de mensen die dit proces dragen
zijn misplaatst; deze professionals verdienen beter.

Tot besluit
Boot stelt dat al zijn collega’s het in grote lijnen eens
zijn met zijn kritiek. De uitzondering daarop zijn
natuurlijk de economen die hebben meegewerkt aan
de commissies-Teulings en economen als Bovenberg,
Van der Ploeg en Van Wijnbergen. Ik heb de adhesiebetuigingen waar Boot impliciet naar verwijst niet
kunnen terugvinden. Misschien is dat wel omdat de
overgrote meerderheid van “de vooraanstaande economen in het land†het wel eens is met de adviezen
van de commissie-Teulings. Sinds de instelling van
de eerste commissie-Teulings zijn er acht jaar verstreken. Het is tijd om de inhoudelijke discussie over
het vernieuwde programma even te laten voor wat
het is en te wachten op de resultaten. In juni van
dit jaar wordt het eerste vernieuwde havo-examen
afgenomen. Ongetwijfeld zullen ook daar door sommigen weer grote woorden aan worden gewijd. Maar
het gebruik van concepten en contexten in Teulings
II geeft het vak weer terug aan de docent. Uiteraard
is dat veld gebaat bij een constructief debat over
de inhoud van het onderwijsprogramma. De vorige
voorzitter van de KvS was het met Teulings II eens
dat die vereniging een geschikt podium is voor dat
debat. Wat zou het mooi zijn als de eerste initiatieven daartoe verder worden uitgewerkt. Ik pak de
handschoen van Boot dan ook gaarne op.

Literatuur
Boot, A. (2009) Economieonderwijs slachtoffer van tunnelvisie. ESB, 94 (4553), 90-91.
Teulings, C. (2005) The wealth of education. Enschede: SLO.

De redactie behoudt zich het recht voor inzending voor de rubriek reactie te wijzigen, in te korten, aan te passen of
te redigeren ten behoeve van de leesbaarheid en argumentatie.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4555) 6 maart 2009

157

reactie

of het buitenland komt. Als land wil ik ook dat het
goed gaat met mijn binnenlandse bedrijven en niet
dat er een concurrent uit het buitenland opstaat.
En als land wil ik ook dat mijn bedrijven veel verkopen, aan mijn ingezetenen en aan de buren. Wat
het nieuwe examenprogramma in dit geval beoogt is
dat leerlingen begrijpen wat concurrentie is en wat
de prikkels zijn van de verschillende spelers, inclusief de overheid. Dat de leerling vanuit de context
van, zeg, een klein dorpje al redenerend komt tot
begrip van internationale handelsstromen. Dat
mag een macro-economisch perspectief genoemd
worden. Waar het om gaat is dat een leerling een
aantal basismechanismen goed onder de knie
krijgt om zodoende steeds complexere situaties te
doorgronden. Natuurlijk blijven er specifieke macroeconomische noties onbenoemd, maar dat geldt voor
alle onderdelen van de economische wetenschap.
Maar voor een macro-economisch perspectief biedt
juist het nieuwe programma alle ruimte, zoals ook
het eerder genoemde trio macro-economen expliciet
heeft verwoord.

Auteur