Ga direct naar de content

De hoogste prioriteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 31 1994

De hoogste prioriteit
Meer werk is de hoogste prioriteit voor alle politieke
partijen. Het kabinet-Kok denkt dit in de eerste
plaats te bewerkstelligen door een lastenverlichting
van ongeveer I 9 mrd gedurende 1995-’98. De hoop
is dat dit de sociale partners aanspoort de lonen te
matigen. Omdat de werkloosheid met name hoog is
onder laag- en ongeschoolden wordt de lastenverlichting gericht op de lage inkomens, onder andere door
het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting te verlagen en een franchise in de ziekenfondspremie voor werkgevers in te voeren. Een progressiever belastingstelsel heeft volgens het CPB immers
het voordeel dat het hoge looneisen afstraft en deeltijdwerk en korter werken stimuleert. Zowel de omvang als de vorm van het pakket van lastenverlichting komt dus de werkgelegenheid ten goede.
Het Nederlandse bedrijfsleven klaagt over de opkomende concurrentie van lage-lonenlanden en de
vakbonden voelen zich bedreigd door de oprukkende globalisering van de economie. Is de voorgenomen lastenverlichting en loonmatiging voldoende om
de concurrentie met landen als India aan te gaan?
Omdat de loonkosten van India slechts een vijftigste
zijn van de loonkosten in Nederland, is het antwoord
negatief. De concurrentiekracht van het Nederlandse
bedrijfsleven moet het vooral hebben van de hoge arbeidsproduktiviteit. Momenteel zijn de arbeidskosten
per eenheid produkt in Nederland immers lager dan
in de meeste lage-lonenlanden.
Gezien onze lage arbeidskosten per eenheid produkt, moet globalisering
ook als een kans gezien worden. Zo nam de uitvoer
naar Midden- en Oost-Europa vorig jaar toe met ruim
een derde, terwijl de overige uitvoer daalde.
De bezuinigingen van het kabinet-Kok moeten
na vier jaar ruim I 13 mrd (j 18 mrd besparingen minus I 5 mrd intensiveringen) bedragen: meer dan 5%
van de uitgaven van het Rijk en de sociale fondsen!
Zolang de bezuinigingen het verlagen van onnodige
subsidies betreft is er niets aan de hand. Gelukkig
wordt de investeringsimpuis (vijf miljard) versneld
gerealiseerd.Veel van de bezuinigingen raken echter
het hart van de immateriële infrastructuur, denk aan
de bezuinigingen op het hoger onderwijs en de voorgenomen besparingen op onderzoek en ontwikkeling (0&0). Deze aanslag op de kennisinfrastructuUf
is schadelijk voor de arbeidsproduktiviteit
van werknemers. Een progressiever belastingstelsel ontmoedigt scholing en training en remt dus eveneens de arbeidsproduktiviteit. Omdat het CPB de effecten van
uitgaven aan 0&0 en aan bruggen en spoorwegen op
de arbeidsproduktiviteit
niet goed kan inschatten,
dreigt het gevaar dat de positieve effecten voor de arbeidskosten per eenheid produkt en de concurrentiepositie van een lastenverlichting en -verschuiving
overschat worden en die van investeringen in de materiële en de immateriële infrastructuur onderschat
worden. De kans is dan groot dat het beleid te eenzijdig gericht is op loonmatiging Lp.v. op verhoging
van de arbeidsproduktiviteit.

ESB 21-9-1994

Naast doelmatige verhogingen
van de arbeidsproduktiviteit
zijn er
ook onfatsoenlijke manieren om de
produktiviteit van werkenden op te
schroeven. Nederland heeft dit op
grote schaal gedaan door mensen
die de hoge arbeidsproduktiviteit
niet konden bijbenen te dumpen in
de wao of de vut. De arbeidsmarktparticipatie (met name van ouderen) is zeer laag. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het zonde dat
zoveel mensen buitengesloten worden. Daarom moet in de eerste
plaats de uitvoering van de sociale
zekerheid verbeterd worden. ‘Opting out’ breekt het monopolie van
F. van der Ploeg
de bedrijfsverenigingen en premiedifferentiatie spoort preventie aan. Nu de sociale zekerheid
voor een groot deel geprivatiseerd wordt, moet de
overheid risicoselectie voorkomen. Dit verlangt een
forse discussie over polisvoorwaarden. In de tweede
plaats moet de vut vervangen worden door de ‘fut’
en de ‘tut’: meer flexibele en tijdelijke Lpv. vervroegde uittreding. Men zou ook meer moeten spreken
over scholings-, opfris- en ouderschapsverlof Lp.v. arbeidstijdverkorting. Pas in de derde plaats kan er gedacht worden aan experimenten met het omzetten
van uitkeringen in werk. Om concurrentievervalsing
tegen te gaan, is het van belang dat deze experimenten op (zeer) langdurig werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten
gericht zijn.
Naast loonmatiging en doelmatige investeringen
in de arbeidsproduktiviteit
is meer loonflexibiliteit
vereist. Het kabinet-Kok wil meer banen scheppen in
het segment tussen het wettelijk minimumloon en de
laagste cao-schalen door het niet langer algemeenverbindendverklaren
van cao’s op dit onderdeel. Bovendien kunnen bepaalde sectoren, voor beperkte
tijd specifieke ontheffing van de Wet op het Minimumloon krijgen. Een verlaging van het minimumloon is gelukkig niet aan de orde, mede omdat ervaringen elders aantonen dat dit ten koste van scholing
en training gaat. Mits er een fatsoenlijk vangnet en
minimumloon is, worden wat mij betreft lonen minder door anciënniteit en diploma’s bepaald en meer
door schaarste en overvloed. Andere vormen van
flexibel belonen zoals winstdeling kunnen sterker
aangezet worden, omdat deze schokken in de economie dempen en zowel de motivatie als de zeggenschap van werknemers bevorderen.
De combinatie van meer werk en een goede levensstandaard vereist naast lastenverlichting beleid
gericht op verhoging van de arbeidsproduktiviteit,
flexibele patronen van arbeid en beloning, een doelmatige en strenge uitvoering van de sociale zekerheid, creatieve experimenten om langdurig inactieven weer aan de slag te krijgen, en stimulering van
het ondernemerschap.

Auteur