Ga direct naar de content

Parels voor de zwijnen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 23 1993

Parels voor de zwijnen
J.J.M. Theeuwes*

I

n de economie wordt uitgegaan van rationeel kiezende individuen. Die
veronderstelling klopt niet met de werkelijkheid. Spreekwoorden bieden meer houvast
bij bet onderzoek naar motieven van menselijk handelen. Daarbij geven Spreekwoorden informatie over onze normen en waarden, en verbeteren ze zo de
marktwerking. Spreekwoorden geven echter geen consistente adviezen: sommige zijn
in overeenstemming, andere in regelrechte tegenspraak met de economische theorie.

In veelgeprezen economische boeken wordt precies
beschreven hoe slimme mensen kiezen tussen boter
en margarine. Ondertussen wordt de wereld bevolkt
door domme mensen die op hun boerenfluitjes beslissen over leven en dood. De economie is de wetenschap van het perfecte kiezen. Ze laat zien hoe mensen hun welbevinden in alle richtingen, over alle tijden en bij elk weer maximaliseren ondanks tekort
aan geld en gebrek aan tijd. Ze veronderstelt dat de
mens met allemaal zessen op zijn eindexamen mavo
dynamisch programmeert en rationele verwacht ingen koestert. Hij moet beschikken over een tijdsvoorkeurcoefficient terwijl hij niet eens weet hoe de afstandsbediening werkt. Gewone mensen kiezen niet
zoals dat in Hirshleifer of Varian staat.

beslissingen opgewekt om experimenteel te onderzoeken hoe ze het doen. Zo weten we dat mensen in
het echt niet kunnen omgaan met waarschijnlijkheden, geen goed besef hebben van kansen en bij het
kiezen onder onzekerheid in de boot gaan of makkelijk in de boot genomen worden. Economen vragen
teveel van menselijke beslissers.
Net zo ondermijnend voor de veronderstellingen
van economen over de kiezende mens is het door
Herbert Simon met verve verdedigde idee van de
beperkte rationaliteit. Volgens hem is onze hersencapaciteit te beperkt om meer dan drie alternatieven
tegelijk in de lucht te houden en om verder dan het
wereldkampioenschap voetbal vooruit te denken. We
optimaliseren niet, maar stellen onszelf tevreden. Een
heel realistische kijk op mensen lijkt me dat.

Foutjes
De paroemiologie
Dat hoeft ook niet, schreef Friedman lang geleden.
Een vrachtwagenchauffeur die een deux-chevauxtje
wil passeren hoeft geen multipele integralen op te
lessen. Hij hoeft slechts gas te geven, zonder zich te
beseffen dat hij aan het optimaliseren is. En zelfs
wanneer niet iedereen elke dag optimaliseert, maakt
dat de theorie niet ongeldig. De foutjes naar onder
en naar boven strepen we tegen elkaar weg en zo
lijkt het gemiddelde gedrag toch rationeel en wordt
er meer margarine gegeten als de boter duurder
wordt. We kunnen voor de hele mensheid vraagcurves schatten zonder precies te begrijpen waarom de
buurvrouw vanmiddag slagroomtaartjes kocht. Het
echte kiezen is voor de wetenschap, die over kiezen
gaat, nog altijd een zwarte doos. Je moet aan economen niet vragen om je knoop door te hakken.
Sinds Friedman houden economen zich nauwelijks met het kiezen zelf bezig. Wel met het resultaat
van kiezen en met voorspellingen op basis van verondersteld gedrag en vermeende eigenschappen. Eigenschappen zo esoterisch alsof ze voor engelen zijn
bedacht. Geen mens op aarde heeft reflexieve, transitieve en non-lexicografische voorkeuren. Toch kan
je volgens economen niet zonder. Soms wordt bij
mensen in laboratoria kunstmatig het nemen van

Al deze kritieken zijn te negatief, te weinig constructief. De beperkingen van de mens en de onwezenlijke veronderstellingen van de economic worden
breed uitgemeten. Maar we weten nog steeds niet
hoe we de beste keuzes kunnen maken, terwijl we
toch elke seconde iets moeten beslissen. We moeten
iets eten en ergens slapen. We moeten elke ochtend
steeds opnieuw door die moordende tweestrijd: opstaan of niet? De wetenschap weet nog steeds niet
hoe ze de zware mentale belasting van het kiezen
kan verlichten. Is er dan niets buiten de economie?
Zijn er geen handleidingen?
Omdat het zo moeilijk is laten velen het nemen
van beslissingen vaak aan anderen over. Oudere dames laten zich leiden door hun hondje en lopen, getrokken door hun keffende poedel, onder de tram.
Hele volksstammen lopen, getrokken door hun keffende caudillo, in de afgrond. Toch is er een mogelijk alternatief. Om de stress van het beslissen te verlichten kunnen we gebruik maken van handzame
regeltjes, oude wijsheden, alledaagse aanbevelingen

* De auteur is hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden.

met kracht gebald in spreekwoorden. Spreekwoorden zijn een hulp bij het kiezen en de paroemiologie
is misschien een substituut voor de economic.
Van Dale definieert het spreekwoord als: ‘een uitspraak met een algemene levenswijsheid of morele
implicatie, waarvan de vorm vrijwel onveranderlijk
is’. Spreekwoorden zijn de neerslag van de menselijke ervaring met beslissen vanaf de dinosaurustijd tot
Jurassic Park. Van in den beginne hebben slome en
slimme mensen het geprobeerd. Sommige regels
werken en andere niet. Na honderd platgeslagen holbewoners werd.het jagen op dino’s door middel van
hypnose opgegeven. Het spreekwoord: ‘wie dino’s
vangen wil, moet ze diep in d’ogen kijken’ komt daarom ook niet voor in Van Dale’s Spreekwoordenboek
in zes talen. Beslisregels die wel vices op tafel brachten, werden in kernachtige uitspraken vastgelegd en
van ouder op kind doorgegeven. Natuurlijke selectie
zorgde ervoor dat alleen volkeren met bruikbare
spreekwoorden overbleven. De Nederlanders zijn
zo’n volk en onze spreekwoorden zijn dus goed. Wat
opvalt is dat dezelfde spreekwoorden bij verschillende volkeren voorkomen. Blijkbaar werkt het natuurlijke selectieproces op dezelfde wijze in het Schotse
hoogland als in de Po-vlakte.

Erasmiaanse evenwichten
Spreekwoorden zijn vaak ouder dan de weg naar
Rome. Een niet onbelangrijk gedeelte van de in Europa bekende spreekwoorden is aan de bijbel en de
Griekse en Romeinse oudheid ontleend. Het einde
van de barbaarse middeleeuwen en het begin van de
Renaissance vallen niet geheel toevallig samen met
de in 1500 voor het eerst verschenen Veterum Maximeque Insignium Paroemiarum, id est Adagiorum
collectanea van Erasmus van Rotterdam, een beredeneerd compendium van antieke spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegden. Dat was nog maar het begin. Vader Cats heeft boeken vol met adviezen voor
alle dag geschreven en Breughel heeft ze op doeken
geillustreerd. Er ontstaan nog alle dagen nieuwe
spreekwoorden. Niet ouder dan de sociale strijd
is: ‘een rooie meid is een parel in de klassenstrijd’.
Alhoewel het na de val van de Berlijnse muur niet
meer zeker is of dit spreekwoord het eind van de
eeuw nog haalt. Uit de tweede feministische golf
komt er een speciaal voor mannen met grootse plan-

nen voor het andere geslacht: ‘een vrouw zonder
man is als een vis zonder fiets’.
De 19e eeuw vormde in Nederland en de buurlanden een hoogtepunt in het samenstellen van spreekwoorden. Tussen 1858 en 1870 verschenen de drie
delen van het Spreekwoordenboek der Nederlandsche
taal van PJ. Harrebomee, het paroemiologisch standaardwerk van het Nederlands. Nadien werd het stiller op het verzamelfront. Zou dat wat te maken hebben gehad met de marginalistische revolutie van
Jevons en Walras en met de tweede geboorte van de

van het marktsysteem, ze verminderen de transactiekosten bij het afsluiten van contracten, ze verhogen
de produktiviteit en de economische welvaart.
Spreekwoorden zijn, net als een grote aardgasbel,
goed voor onze welvaart. Spreekwoorden vatten op

efficiente wijze wijsheden samen die dan kosteloos,
ze zijn immers een collectief goed, door iedereen
kunnen worden gebruikt. Binnen dezelfde taal en
cultuurgemeenschap laat iedereen zich door dezelfde
spreekwoorden leiden en spreekwoordelijk gedrag
wordt voorspelbaar. Daarom zijn ze een efficient
coordinatiemiddel. Het zijn goedkope geleiders van
informatie. Misschien zijn ze wel beter voor de economic dan het prijsmechanisme zelf. Omdat iedereen
verwacht dat anderen volgens spreekwoorden handelen, doen ze het zelf ook. Mijn op spreekwoorden
gebaseerde beslissing is precies wat jij verwacht. Een
onzichtbare hand zorgt er dan voor dat er een algemeen spreekwoordelijk evenwicht tot stand komt dat
ik ter ere van de eerste grote verzamelaar het Erasmiaanse algemene evenwicht zou willen noemen.

Voor niets gaat de zon op
Dit alles pleit er voor om de micro-economie overboord te zetten en ons voortaan te laten leiden door
de wijsheid van spreekwoorden. Gelukkig bevestigen spreekwoorden vaak wat we als economen beweren. Bij voorbeeld ‘over smaak valt niet te twisten’

spoort met het belangrijkste uitgangspunt van de
theorie van de consument, namelijk constante voorkeuren. Het is ook de titel van het beroemd artikel
‘De Gustibus Non Est Disputandum’ van Stigler en
Becker . Diezelfde Becker had het in zijn theorie van
de tijdsallocatie over niets anders dan ‘tijd is geld’.
Hij kreeg daar vorig jaar een Nobelprijs voor. De
favoriete uitspraak van Milton Friedman ‘there is no
such thing as a free lunch’, is gewoon een variant
van ‘voor niets gaat de zon op’. Friedman kreeg ook
de Nobelprijs, maar niet daarvoor.
Binnen de theorie van consumentenbeslissingen
is de budgetvergelijking de belangrijkste restrictie op
het gedrag. Deaton en Muellbauer leiden in het eerste hoofdstuk van hun bekende Economics and Consumer Behaviour1 praktisch alle eigenschappen van
de vraagfunctie af op basis van de budgetrestrictie.
Diezelfde nadruk op de budgetvergelijking zit in de
vele spreekwoorden. Te beginnen bij ‘de tering naar
de nering zetten’ tot ‘men moet de benen niet verder
uitstrekken dan het dek lang is’.
Wie weet wat ‘opportunity cost’ betekent mag
zich als econoom vestigen. Het begrip ‘opportunity

cost’ is uitermate geschikt voor strikvragen op het

economic rond 1870?

tentamen. Spreekwoorden echter doen daar helemaal niet moeilijk over. Die zeggen al eeuwen kernachtig: ‘men kan een frank maar een keer uitgeven’.
Een duidelijke toelichting voor levensgenieters wordt
gegeven in ‘men kan niet tegelijk blazen en slikken’.
Speciaal voor katholieken is er ‘wie de klok luidt,
kan niet in de processie gaan’.

Kenneth Arrow heeft er altijd op gehamerd dat
normen en waarden, regels en codes enorm belangrijk zijn voor de werking van een markteconomie.
Formele en informele regels smeren het raderwerk

1. Verschenen in American Economic Review, maart 1977,
biz. 76-90.
2. Cambridge University Press, 1980.

ESB 22/29-12-1993

Het kruiselingse prijseffect zit beeldend in ‘de
spieling doet de kabeljauw afslaan’. Het Keynesiaanse bestedingenbeleid is niet anders dan de aanbeveling: ‘geld moet rollen’ en bestaat al sinds de oudheid, immers: ‘apostelen moeten wandelen’. Het
agencyprobleem komt tot uitdrukking in ‘het is goed
spinnen met andermans garen’ en het immorele verdisconteren van de welvaart van toekomstige generaties in groeimodellen wordt vergoelijkt in ‘wie dan

leeft, wie dan zorgt’. Zelfs de vrij recente theorie-wsn
de rationale verwachtingen, waarin wordt gesteld dat
men steeds beslist gegeven de set van verwachtingen, kenden we al lang, immers: ‘wat niet weet, wat
niet deert’.
Maar veel vaker nog leiden aanbevelingen van
spreekwoorden tot beslissingen die tegenstrijdig zijn
met wat de rationele economische agent zou doen,
of tot beslissingen die niet altijd of niet noodzakelijk
efficient zijn. Volgens de econoom is beslissen voor
de mens een kwestie van willen en kunnen. Wat kan,
staat op de budgetlijn. Wat men wil, zit in de indifferentiekrommen. De budgetlijn beschrijft de alternatieven waaruit men kan kiezen. Men kiest door over
steeds hoger gelegen indifferentiekrommen te schuiven tot nog net eentje raakt aan de budgetlijn. In het
raakpunt zit de optimale keuze.
Met deze strakke theorie zijn ettelijke spreekwoorden in tegenspraak. Het begint al bij ‘keur baart

angst’, wat verlammend werkt. Je hebt gelijk al geen
zin meer om je budgetlijn en je indifferentiekrommen
uit te pakken. En de uitspraak ‘kiezen doet verliezen’
is ook niet echt aanmoedigend. Maar helemaal ondermijnend voor het optimale kiezen is dat ‘beter de vijand is van het goede’. Volgens die regel is het slecht
als je verder zoekt naar een raakpunt en kan je beter
op een snijpunt blijven steken. Een sterke voorspelling van de consumententheorie is dat mensen met
vergelijkbare voorkeuren onder gelijke omstandigheden dezelfde keuzes moeten maken. Maar wat zegt
de paroemiologie over zo’n homogene groep als de
boerenstand onder dezelfde omstandigheden? Pre-

cies het tegenovergestelde: ‘elke boer kust zijn wijf
op zijn manier’.

Verbazingwekkend is ook dat vele spreekwoorden zo nonchalant doen over een degelijke kostenbaten afweging: ‘baat het niet, dan schaadt het niet’.
Ze komen dan ook zonder nadenken en met het
grootste gemak tot de foute aanbeveling: ‘voorkomen is beter dan genezen’. Een econoom zou zoiets
nooit zeggen. Voor hem is het een kwestie van kosten en baten afwegen. Soms, neem bij voorbeeld de
griep, is het goedkoper om uit te zieken dan om veel
geld aan medicijnen te besteden.
Economen zijn de grootste pleitbezorgers van
vrijhandel. In een onbewaakt ogenblik kan je een
willekeurig econoom betrappen op de verzuchting

dat vrijhandel, na roomsoezen het beste is wat de
mens op deze aarde kan realiseren. Het geluk van

economen kon vorige week met het GATT-akkoord
dan ook niet meer op. Ruilen is altijd een Paretoverbetering. Wie kent er niet de Edgeworth-doos, het
schitterende bewijs dat waar er twee ruilen er minstens een op vooruit zal gaat? Wat zegt de paroemiologie dan: ‘waar er twee ruilen, moet er een huilen’.

1184

Economic of paroemiologie
Wat moeten we volgen: de adviezen van de economic of van de paroemiologie? Voorwaar een verscheurende keuze. Spreekwoorden ontstaan op de
vrije markt voor wijsheden. Een onbekende kruipend
uit een diep dal waarin hij net was weggegleden,
komt met zijn hoofd boven de rand en spreekt licht
ironisch maar met blijdschap in de ogen, een samengebalde levensles uit. De omstanders erkennen gelijk
dat hij het raak heeft gezegd en sluiten de wijsheid in
hun hart. Na eeuwen gebruikt iedereen het spreekwoord. Het wordt opgeschreven in boeken. Spreekwoorden moeten dus goed zijn, daar gaat tijd over,
generaties beleven en bevestigen het, wat niet klopt
verdwijnt en wordt vervangen door beter. Economie
is slechts tweehonderd jaar oud. Bedacht door een

morele filosoof (Smith), bijgeschaafd door een mislukte dominee (Marshall) en bekritiseerd door een lid
van de Bloomsbury-groep van eigenwijze intellectuelen (Keynes). Economie wordt bedreven door een
groepje ingewijden die de boodschap aan elkaar
doorgeven in gecodeerde wiskundige formules. Deze
wereldvreemde wetenschap heeft toch niets te bieden vergeleken met spreekwoorden? Spreekwoorden
komen van het vrije-marktsysteem terwijl economic
gemaakt wordt door een kartel.
Maar als je dieper kijkt dan zie je dat spreekwoorden fundamenteel mank gaan. Ze spreken elkaar
voortdurend tegen. Aan de ene kant wordt het advies
gegeven om de sprong te maken, immers ‘wie niet
waagt die niet wint’. Maar vlak daarna komt toch de
extreem risico-averse aanbeveling: ‘beter bloo Jan
dan doo Jan’. Soms zijn ze ook letterlijk tegenstrijdig.
Er bestaat zowel ‘uitstel is geen afstel’ als Van uitstel
komt afstel’. Er is ‘kort beraad, goed beraad’ maar
ook ‘kort beraad, lang berouw’. Er wordt gesteld
‘beter kleine baas dan grote knecht’, maar het kan
ook omgekeerd. Volgens het ene spreekwoord is
armoede de bron van alle creativiteit (‘armoede is de
moeder van alle kunsten’). Wat met het grootste
gemak weer wordt tegengesproken in ‘berooide
beurs, berooide zinnen’. Soms zijn spreekwoorden
ronduit dom. Het dempen van de put als het kalf
verdronken is, getuigt van weinig inzicht. De kans

dat er nog een kalf verdrinkt is een stuk kleiner
geworden want er zijn nu minder kalveren. Dergelijke tegenstrijdigheden en adviezen krijg je niet van
economen. Je hebt niets aan economische adviezen
maar ze zijn wel consistent. Eigenlijk is economic
veel te goed voor de mensheid. Eigenlijk is economic
parels voor de zwijnen.

Jules Theeuwes

Auteur