ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Overheid en markt
Economisch herstelbeleid is niet alleen een kwestie van
het wegnemen van macro-economische onevenwichtigheden, maar omvat ook maatregelen om de achterliggende
economische structuur te verbeteren. Het doel daarvan is
economieen ontvankelijker te maken voor innovatie en
verandering, in de hoop dat daardoor beter kan worden
ingespeeld op de mogelijkheden die de technische ontwikkeling en de zich wijzigende internationale arbeidsverdeling bieden. Deze maatregelen strekken zich uit tot zulke
uiteenlopende gebieden als belastingen en overheidsuitgaven, de werking van de arbeids-, goederen-, en kapitaalmarkten, het Industrie-, het regionale en het mededingingsbeleid en het internationale-handelsbeleid. In het algemeen geldt dat overheidsmaatregelen op deze terreinen
consequenter dan nu gebeurt, op het gebruik van de
marktwerking zouden moeten worden gebaseerd. Dit
biedt zowel op de korte als op langere duur meer uitzicht
op economisch herstel.
De juistheid van dit advies, dat is ontleend aan de
laatste Economic outlook van de OECD 1), wordt in de
meeste ge’industrialiseerde landen niet in twijfel getrokken. Ook in ons land is de overheersende opvatting dat
,,de markt” meer ruimte moet krijgen en dat de rol van de
overheid in het economisch proces moet worden teruggedrongen. Bij de presentatie van de Miljoenennota 1985 zei
minister Ruding van Financien dat de overheid te veel taken op zich heeft genomen en tijdens de Algemene Beschouwingen vorige week in de Tweede Kamer vond ook
premier Lubbers dat wij af moeten van het idee dat de
overheid altijd aanwezig is als een soort laatste EHBOpost, waar kan worden aangeklopt als het verantwoordelijkheidsbesef van de burgers faalt. Ook in de gelederen
van de oppositie is er de laatste tijd trouwens sprake van
een duidelijke herwaardering van het marktmechanisme,
getuige artikelen van prominente PvdA-leden in Socialisme en Democratic 2) en het recente rapport van de
commissie-Van Kemenade Om een werkbare toekomst
3).
Hoewel er over het beginsel dat de markt een grotere rol
moet spelen bij de allocatie van goederen, diensten, arbeid en kapitaal in de economic, dus niet zoveel verschil
van mening lijkt te bestaan, lukt het in de praktijk nog
niet erg om van de oude gewoonte af te stappen dat eerst
bij de overheid wordt aangeklopt als er in de economic
iets moet gebeuren. De overheid moet de huur vaststellen,
de overheid moet garanties geven bij exportcontracten, de
overheid moet de werkweek verkorten, de overheid moet
bepalen hoeveel melk iedere boer mag produceren, de
overheid moet de startende ondernemer helpen en de
overheid moet de innovatie stimuleren. Het kan best zijn
dat de overheid op al deze terreinen uitermate nuttig en
misschien onmisbaar werk verricht, maar te vaak gebeurt
het nog dat de mogelijkheid van ordening via het marktmechanisme niet eens wordt overwogen.
Vorige week stond in de krant dat Philips en Siemens
een gezamenlijk project voor de fabricage van superchips
gaan beginnen. Met het project is een bedrag gemoeid van
f. 1,5 mrd., waarvan een derde door de Nederlandse en
Duitse overheid beschikbaar wordt gesteld. Ongetwijfeld
is het project van groot belang voor de Nederlandse eco-
ESB 17-10-1984
nomic. Maar het is van nog groter belang voor Philips en
Siemens, aangenomen dat zij niet hopeloos achterop willen raken bij de ontwikkelingen in de Verenigde Staten en
Japan. Zouden beide ondernemingen het project niet zijn
begonnen als zij geen financiele ondersteuning van de
overheid hadden gekregen? Het is nauwelijks te geloven
dat de elektronicaconcerns hun strategische investeringsbeslissingen van een subsidie van de overheid zouden laten afhangen. In plaats van onszelf wijs te maken dat de
innovatiesubsidie een geweldige investering uitlokt, zouden we eens kritisch naar de effectiviteit van de ter beschikking gestelde gelden moeten kijken. We moeten ze
tenslotte zelf opbrengen via een verhoging van de aardgasprijs.
Dezelfde dag stond in de krant dat het Kamerlid Nijpels
een motie had ingediend om een speciale commissie te installeren voor verdergaande bezuinigingen in de gezondheidszorg. Een soort commissie-Wagner voor de volksgezondheid, die op onafhankelijke wijze het kostbare wereldje eens door zou lichten en zou bekijken of er met sterkere prijsprikkels niet beter en goedkoper zou kunnen
worden gewerkt. Zoals te verwachten was stuitte het
voorstel op grote tegenstand van alle betrokkenen in de
sector. Verdere bezuinigingen op de volksgezondheid
zouden een onmogelijke zaak zijn. Misschien hebben de
betrokkenen volkomen gelijk en valt er in de gezondheidszorg inderdaad niets meer te besparen, maar zou het
niet nuttig zijn dat eens door niet-belanghebbenden te laten onderzoeken? De motie werd verworpen.
Een derde bericht dezelfde dag in de krant betrof het
feit dat het onderwijs te weinig aansluit bij de behoeften
van het bedrijfsleven. De overheid zou zoveel miljoen
moeten investeren om in het gebrek aan informaticaspecialisten en automatiseringsdeskundigen te voorzien. Ongetwijfeld een zaak die in het belang is van de Nederlandse
economic. Maar waarom zou het bedrijfsleven niet zelf de
opleidingen opzetten en financieren waaraan het behoefte
heeft? Te gemakkelijk wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overheid klaar moet staan om in de specifieke behoeften van bepaalde maatschappelijke groepen te
voorzien.
Een paar willekeurige berichten in de krant zeggen natuurlijk niet veel over de structuur van de economie. Maar
zij wijzen wel in de richting dat wij er met uitspraken alleen over de herwaardering van de markt niet zijn. Voor
structured herstel is meer nodig. Een fundamentele bezinning over wat de overheid moet doen en wat zij beter
kan laten, waarbij geen enkel terrein van overheidszorg
wordt uitgezonderd.
L. van der Geest
1) OECD, Economic outlook, nr. 35, Parijs, juli 1984, biz. 10-11.
2) Rients de Boer, De weg linksaf leidt ook naar de markt, Socialisme en Democratic, 1984, nr. 2; Dick Visser, Vernieuwing van de
Nederlandse Industrie, idem, nr. 3; D.J. Wolfson, Socialistische inkomenspolitiek, idem, nr. 4.
3) J.A. van Kemenade, J.M.M. Ritzen en M.A.M. Woltgens, Om
een werkbare toekomst, augustus 1984.
957