Ga direct naar de content

De handel als motor van economisch herstel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 17 1983

De handel als motor
van economisch herstel
PROF. DR. W. J. VAN DE WOESTIJNE

De Internationale arbeidsverdeling
In de structuur van de Internationale arbeidsverdeling tekenen rich net laatste decennium duidelijke veranderingen af. De
oude industriele gebieden in het Westen verh’ezen terrein op het
gebied van eenvoudig te produceren, bewerkelijke en transportabele massaprodukten en worden geconfronteerd met afbraak
in sectoren als de textiel, de confectie, de schoenindustrie en de
vervaardiging van eenvoudige metaalprodukten. De produktie
van deze sectoren heeft zich verplaatst naar de landen rond de
Middellandse Zee, het verre Oosten (Hongkong, Taiwan) en industrialiserende landen in Zuid-Amerika zoals Brazilie en Mexico.
De oorzaak van deze structuurverandering is gelegen in verschillen in het loonaandeel in de produktiekosten tussen de
oude industriele gebieden en de opkomende industriele landen.
In de jonge industriegebieden is de arbeidsproduktiviteit snel
stijgende, vooral door het geheel of gedeeltelijk overnemen van
westerse produktie- en arbeidsmethoden. De loonkosten zijn
daarentegen laag en houden geen gelijke tred met de ontwikkeling van de arbeidsproduktiviteit. Deels komt dit doordat deze
landen over een zeer groot reservoir aan landarbeiders bechikken die als gevolg van de ongunstige omstandigheden op het
platteland naar de steden trekken in de hoop daar werk te vinden. Dit heeft een permanente neerwaartse druk op de industriele arbeidskosten tot gevolg.
Heel anders is de situatie in de ,,oude industriele wereld”. De
stijging van de loonkosten gaat hier vaak uit boven die van de arbeidsproduktiviteit. Vooral voor produkten die veel eenvoudig
aan te leren arbeid vereisen en die zonder grote kosten over de
hele wereld kunnen worden gedistribueerd, zijn wij in vergelijking met de jonge industriegebieden te duur geworden. De verhouding tussen loonkosten en arbeidsproduktiviteit werkt hier
in ons nadeel.
De Nederlandse situatie
Voor Nederland komt daar nog bij dat ons produktieproces
voor een niet onbelangrijk deel uit goederen met een geringe
vraag- en inkomenselasticiteit bestaat. Voor zulke goederen is,
gezien de stagnatie van de inkomensontwikkeling en de marktverzadiging, een zwakke toename van de wereldvraag te verwachten. Dit betekent dat als de arbeidsproduktiviteitsontwikkeling in deze sectoren toeneemt en deze de geringe toename
van de vraag overtreft, de werkgelegenheid in deze sectoren zal
teruglopen. Hier werkt de verhouding tussen vraagtoename en
stijging van de arbeidsproduktiviteit in ons nadeel. Maar tevens

748

geldt dat de arbeidsproduktiviteit niet voldoende zal stijgen om
de concurrentiestrijd met jonge industriele landen met succes te
kunnen voeren.
Deze trend wordt nog versterkt doordat in het verleden de arbeidsproduktiviteit in de nijverheid ongekend snel is gestegen.
De jaarlijkse stijging in de jaren 1960-1970 betekende een verdubbeling in 10 jaar, een verviervoudiging in 20 jaar en een verachtvoudiging in 30 jaar. Zo’n snelle stijging van de arbeidsproduktiviteit is wel denkbaar voor een enkele bedrijfstak, ook wel,
zoals in feite het geval was, gedurende een korte periode voor
een heel land, maar op deze stijging moest dan wel een periode
van zwakke groei volgen! Wij zullen de trendmatige groeicijfers
van onze industrie moeten baseren op 2, hooguit 3% per jaar:
veel te weinig om met succes de concurrentieslag aan te gaan, en
veel te veel om voldoende werkgelegenheid te bieden.
Een eigen weg
Het is duidelijk dat een herstel van de oude toestand, d.w.z.
een terugdringen van de industrialisatie in de jonge landen, een
economische en politieke onmogelijkheid is. Berusten in de bestaande toestand is evenmin aanvaardbaar. Wij zullen, onder
aanvaarding van de wereldverhoudingen, eigen wegen moeten
zoeken. Dit leidt ertoe dat wij onze economische structuur grondig moeten herzien. Twee wegen moeten worden bewandeld:
herziening op produktiegebied en, vooral, ontwikkeling van de
handel.
Op produktiegebied zullen wij het o.a. moeten zoeken in produkten die slechts beperkt transportabel zijn. Als voorbeeld kan
onze groente- en bloemenproduktie dienen. De industrie zal
zich, ook meer nog dan thans, moeten richten op produktie die
hoogwaardige arbeid eist, en eventueel de assemblage elders laten verrichten. Gelukkig schijnt de technische ontwikkeling
gunstiger te zijn voor serieproduktie dan voor massaproduktie.
Hierdoor wordt een betere aanpassing aan gevarieerde consumentenwensen mogehjk. Dit vereist wel een grote, marktgerichte aandacht van de industrie. Wij verwachten echter niet dat alleen door de industrie een toestand van redelijke
werkgelegenheid in ons land kan worden bereikt. Daarvoor zal
de concurrentie van de onderontwikkelde gebieden te algemeen
en te sterk worden. We moeten ons daarom richten op de ontwikkeling van een tweede spoor: de handel.
De handel als motor
Het loont voor de oude industriele wereld de moeite zich ver-

der toe te leggen op handel. Niet alleen omdat de concurrentie

Evenals in het ambacht hebben wij hier alleen op het laagste

van de jonge wereld daarin gering is, maar ook omdat daar grote

niveau in het handels- en administratief onderwijs enige scholingsmogelijkheden. Veel meer dan enige vaardigheid in basis-

kansen liggen. Kwantitatief is de handel economisch zeer interessant. Voor veel produkten zijn de kosten voor de finale con-

technieken, boekhouden, administratic en correspondentie

sument het dubbele van de kale fabricagekostprijs. Een produkt

wordt daar niet verkregen. Evenals in het ambacht moet men het

levert dan in de handelssectoren een zelfde toegevoegde waar-

vak grotendeels in de praktijk leren, maar die mogelijkheden

de, respectievelijk inkomen op als in de fabricagesector! Bij

zijn in vele kleine bedrijven nogal beperkt. Op middelbaar niveau is er nauwelijks sprake van dagonderwijs gericht op de

massaprodukten uit de jonge industriele gebieden is deze verhouding waarschijnlijk nog iets gunstiger.

Kwalitatief is de handel nog interessanter. Zij omvat namelijk
een zeer grote verscheidenheid van activiteiten, zowel binnen de
functies van kopen en verkopen als in de transportfuncties, de financiering en de verzekeringen. Bovendien eist de handel een
gecompliceerde infrastructuur, die niet eenvoudig is op te bouwen of na te volgen. De infrastructuur moet het mogelijk maken
dat alle activiteiten die met de handel verbonden zijn op soepele

groothandel. Wel worden thans in die richting nuttige initiatie-

ven genomen. Wat op universitair niveau in ons land aan ,,commerciele economie” wordt gedaan, staat voor het overgrote deel
ver af van de inzichten die de praktijkman nodig heeft. De groothandelaar herkent daarin dan ook zijn problemen niet en heeft
later in de praktijk maar zeer weinig aan zijn theoretische vorming. Dit is grotendeels een gevolg van het feit dat er te weinig
grondige empirische onderzoekingen zijn en worden verricht

wijze op elkaar aansluiten. De hiervoor benodigde specialisatie

naar de verschijnselen die zich in concreto in de groothandel

op bepaalde functies is alleen maar rationed mogelijk als deze

voordoen. Maar vooral ook door het feit dat de universitaire docenten maar zelden praktisch in handelsbedrijven gewerkt heb-

door een grote verscheidenheid van handelsbedrijven wordt uitverzekeringsmaatschappijen niet alleen voor een verscheidenheid van importeurs, maar tevens voor de binnenlandse handel.

ben, zulks in tegenstelling tot de docenten in het technisch onderwijs. Er zal daarom een samenwerking moeten ontstaan
tussen universiteiten enerzijds en empirische-onderzoekinstan-

Mede door deze complexiteit, met wederzijdse verbondenheid

ties anderzijds met als doel tot bruikbaar theoretisch handelson-

en de noodzakelijke ervaring, is niet te verwachten dat produ-

derwijs te komen. Als motief zal moeten gelden dat voor de handel niets praktischer is dan goede theorie, die het mogelijk
maakt dat de praktische zakenman zijn problemen herkent en in

geoefend. Zo werken bij voorbeeld incassobedrijven, banken en

centen in onderontwikkelde gebieden zelf de handelsfunctie

kunnen vervullen. Voorlopig is de kans niet groot dat daar eigen
nationale handelsbedrijven ontstaan. De landen waaraan wij belangrijke delen van onze produktiecapaciteit verloren hebben,

die theorie een aanknopingspunt voor de oplossing van zijn
moeilijkheden vindt. Het Economisch Instituut voor het Mid-

zijn daarom meestal niet in staat deze massaprodukten over de

den- en Kleinbedrijf zou een belangrijke coordinatiefunctie in

wereld te verspreiden. Hier kan voor Nederland een taak liggen

deze materie kunnen vervullen.

zoals die trouwens ook al in de zeventiende eeuw werd vervuld.
Slot

De Nederlandse handel als onderontwikkeld gebied
De huidige malaise vereist een herbezinning op onze econokan worden vastgesteld dat Nederland zich nog in de nambach-

mische structuur. Het is zinloos om te proberen, koste wat kost,
de industriele afbrokkeling te stoppen als jonge industriele na-

telijke” fase bevindt. Dit blijkt op twee gebieden: de grootte van
de bedrijven en de opleidingsmogelijkheden.

duktieprocessen zijn toegerust. Zo’n politiek doorkruist de in-

Het aantal groothandelsbedrijven is momenteel op ruim

ternationale arbeidsverdeling en betekent vechten tegen de

37.000 te stellen. Hier werkten in 1979 322.000 personen. Dat

bierkaai. Beter lijkt het dan om energie te steken in de ontwikke-

Op het gebied van de handel, en met name de groothandel,

is gemiddeld minder dan 9 personen per bedrijf. Maar dit gemiddelde geeft nog een te gunstige indruk. Tien procent van het
aantal bedrijven wordt gevormd door 300 a 400 grote ondernemingen. Vele kleine bedrijven werken zonder personeel; 90%
van de bedrijven behoort dan ook tot het midden- en kleinbedrijf en meer dan % van de bedrijven telt minder dan 10 wer-

kenden.

ESB 24-8-1983

ties even goed en mischien zelfs nog beter voor bepaalde pro-

ling van activiteiten waarin Nederland een relatieve voorsprong

heeft ten opzichte van de jonge industriele landen. Te denken
valt aan de produktie van produkten die hoogwaardige vormen
van technologic en arbeid eisen en vooral aan de ontwikkeling

van de handel. Op die gebieden liggen nog vele kansen.
W. J. van de Woestijne

749

Auteur