Maatschappijspiegel
De praktijk
Enige opmerkingen over
politiek geweld
DRS. K. KOCH
Inleiding
Bij veel waarnemers bestaat de indruk
dat er in Nederland sprake is van een
aanzienlijke toename van min of meer
politiek geinspireerd geweld. De huidige
slechte economische en sociale omstandigheden (jeugdwerkloosheid, woningnood) en de sombere toekomstperspectieven worden daarmee doorgaans in
verband gebracht. Dit is een aanwijzing voor de oppervlakkige en weinig
doordachte wijze waarop over politiek
geweld wordt gedacht. Gemakshalve
wordt immers vergeten dat de ,,gelukkige” jaren zestig evenzeer door politiek
geinspireerd geweld gekenmerkt werden.
Ik verwijs naar de Provo-rellen, maar
ook naar de Amsterdamse bouwvakkersopstand van 1966 die niet alleen een
dode en enkele zwaargewonden eiste,
maar ook de burgemeester en de hoofdcommissaris van Amsterdam, de kop
kostte.
Het politieke geweld, zoals dat zich in
Nederland manifesteert, wordt veelvuldig gei’nterpreteerd, als iets dat ,,verkeerd maar begrijpelijk” is.
Zo definieerden Van Agt en Den Uyl
het probleem ook in hun verkiezingsdebat voor Brandpunt. Slechts ter wille
van de discussie legde de een op het
,,verkeerde” de nadruk en bepleitte
krachtige maatregelen, terwijl de ander
het ,,begrijpelijke” benadrukte en een
ander regeringsbeleid en maatschappelijke hervormingen als panacee aanbood.
Tegen het einde van hun spreektijd namen zij echter weer hun toevlucht tot het
algemene: ,,verkeerd, maar begrijpelijk”.
De ontploffingstheorie
Zowel populaire als wetenschappelijker verklaringen van politiek geweld
kunnen het best gekarakteriseerd worden als varianten van een soort ,,ontploffingstheorie” 1). De kraakbeweging, en
ook het geweld dat daar soms mee gepaard gaat, wordt volgens deze theorie
verklaard uit niet meer te beteugelen
woede over de woningnood. Relletjes
tijdens Koninginnedag worden toegeschreven aan niet-bevredigde republiESB 10-6-1981
keinse verlangens. Revoluties beschouwt
deze theorie als het onvermijdelijke
resultaat van onhoudbare sociale wantoestanden.
Deze populaire opvattingen zijn in
verschillende wetenschappelijke theorieen uitgewerkt. Een daarvan is Atfmstratie-agressietheorie 2). Kern van deze
theorie is de gedachte dat het optreden
van agressief en gewelddadig gedrag altijd het bestaan van frustratie vooronderstelt en, omgekeerd, dat het bestaan van frustratie altijd tot een bepaalde vorm van agressie moet leiden. Het
gefrustreerde individu wordt geacht na
korte of langere tijd zijn onbedwingbare
neiging te volgen om diegene of datgene,
waardoor hij zijn doel niet bereikt, aan te
vallen.
Nauw verwant met de frustratie-agressietheorie is de relatieve-deprivatietheorie, zoals ontwikkeld door T. R. Gurr 3).
Kern van deze redenering is dat de noodzakelijke voorwaarde voor politiek geweld deprivatie is. Deprivatie wordt gedefinieerd als het door het subject waargenomen verschil tussen datgene wat
mogelijk wordt geacht en datgene wat
verwezenlijkt is. De veronderstelling is
dat naarmate de deprivatie toeneemt,
ook het potentieel voor gewelddadig
conflictgedrag toeneemt.
Dergelijke ontploffingstheorieen van
politiek geweld kunnen tot twee samenhangende vooronderstellingen worden
teruggebracht: naarmate de maatschappelijke omstandigheden slechter zijn,
c.q. de relatieve deprivatie groter is, zal
de kans op politiek geweld toenemen, en:
dit geweld zal worden uitgeoefend door
degenen die er het slechtst aan toe zijn,
c.q. zich het meest gedepriveerd voelen.
Aan deze beide veronderstellingen ligt
een sterk normatief, liberaal-democratisch beeld van de politieke werkelijkheid ten grondslag: de politieke en maatschappelijke orde berust (en behoort te
berusten) op een consensus van de meerderheid van de bevolking, die bestaat zolang de behoeften en verlangens op redelijke wijze bevredigd worden. Zodra dit
voor grote delen van de bevolking niet
langer opgaat, is politiek geweld, en zelfs
revolutie, te verwachten.
In de geschiedenis is geen bevestiging
voor de beide veronderstellingen van de
ontploffingstheorie van politiek geweld
te vinden. Integendeel. In tegenstelling
tot wat menigeen verwacht en hoopt,
blijkt juist, dat in de slechtste situaties
(gewelddadig) verzet juist afwezig is 4).
Herder dan agressie kan men in dergelijke situaties regressie en apathie bij de
,,verworpenen der aarde” ontwaren.
Twee zaken dienen in dit verband benadrukt te worden.
In de eerste plaats blijkt, dat de meest
onderdrukkende regimes die elke legitimiteit bij de overgrote meerderheid van
de bevolking verloren hebben, langdurig
blijven voortbestaan. In tegenstelling tot
het bekende dictum van Talleyrand —
met bajonetten kun je van alles doen, behalve er op zitten — kunnen impopulaire
en illegitieme regimes zich wel degelijk
door het effectief gebruik van geweld en
intimidatie handhaven. Waar het bij het
ontstaan van politiek geweld en revolutie
steeds weer op aan lijkt te komen is niet
de steun van de meerderheid van de bevolking, of het ontbreken ervan ten gevolge van massale ontevredenheid. Zelfs
wanneer de staat vrijwel elke legitimiteit
verloren heeft, kan hij stabiel blijven, zolang leger en politic nog intact en betrouwbaar zijn. De structuur, kwaliteit
en betrouwbaarheid van deze organisaties en hun relaties met politiek machtige
groepen in de samenleving, zijn daarentegen van doorslaggevende betekenis bij
het ontstaan van revoluties 5).
In de tweede plaats moet opgemerkt
worden dat, wanneer er al sprake is van
gewelddadig verzet, dit niet gedragen
wordt door de meest ongelukkige, wanhopige en misdeelde leden van de maatschappij. Zij die de Bastille bestormden,
en zij die in Parijs in 1848 barricaden opwierpen, of zij die de Parijse Commune
in 1871 verdedigden behoorden niet, zowel de radicale als de reactionaire politieke folklore het wil, tot de ,,gevaarlijke” massa. Het waren mensen van lokale
reputatie: middenstanders, ambachtslieden en kleine ondernemers. In de twintigste eeuw waren het evenzo niet de allerarmste boeren, die steun verleenden
aan revolutionaire bewegingen. De programma’s van deze bewegingen waren
ook niet primair op de belangen van de
1) Zie bij voorbeeeld R. Aya, Theories of
revolution reconsidered. Theory and Society,
juli 1979, nr. 1.
2) J. Dollard, L. W. Doob, N. E. Miller e.a.,
Frustration and agression. New Haven, 1939.
3) T. R. Gurr, Why men rebel, Princeton,
1970.
4) Zie hiervoor bij voorbeeld Barrington
Moore jr., Injustice. The social bases of
obedience and revolt, New York, 1978.
5) K. Chorley, Armies and the art of revo-
lution. Boston, 1973, biz. 243. Zie ook D. E.
H. Russel, Rebellion, revolution and armed
force. New York, 1974.
563
nen”, dan kan toch wel vastgesteld worden, dat krakers niet tot de minst weer-
groepen gaan niet tot rebellie over, wanneer zij zich slechts de gemakkelijke
slachtoffers van hun tegenstanders weten. Zonder grote politieke ontevredenheid is er natuurlijk geen massaal politiek geweld te verwachten. Deze politieke ontevredenheid manifesteert zich echter pas in politieke activiteit, c.q. politiek
geweld wanneer daarvan enig resultaat is
te verwachten. Met andere woorden de
heersende machtsverhoudingen dienen
baren in de samenleving behoren.
de kans op succes niet geheel uit te slui-
allerarmsten afgestemd, wat hun leiders
later ,,ter publieke consumptie” ook
mochten verkondigen. Ook de aanstichters van de revoke van mei 1968, behoorden tot een gepriviligieerde kaste bij uit-
stek: namelijk studenten. En al verwerpt
men Karel van het Reves karakterisering
van krakers als , jongelui uit de gegoede
stand, die een paar jaar gratis willenwo-
groeperingen en klassen, die pas eindigde
op het moment dat er een nieuw machtscentrum gevormd was. Deze interne
machtsstrijd, maar ook de dreigende internationale situatie, dwongen de revolutionaire leiders, ongeacht hun ideologische voorkeur, een staatsapparaat op
te bouwen dat sterker was dan dat wat er
voordien bestond. Dat daardoor het verwezenlijken van de nagestreefde revolutionaire idealen eerder belemmerd dan
bevorderd wordt, is gezien het boven-
Ter verklaring van politick geweld
ten. Toenemend politiek geweld is der-
voldoen de veronderstellingen van de
halve alleen dan te verwachten, wanneer
ontploffmgstheorie dus niet. Evenmin
zijn zij toereikend bij het begrijpen van
de uitkomsten van politiek geweld. Het
ontploffingsbeeld suggereert immers,
dat politiek geweld begrepen moet en
kan worden in termen van de activitei-
zich verschuivingen in de machtsverhoudingen hebben voorgedaan. Enerzijds
staande niet eens meer een onbegrijpelijke paradox.
Tussen de door Skocpol behandelde
grote historische revoluties en het geweld
gaat het daarbij om verzwakking van de
waarop in het begin van dit artikel ge-
machtspositie van het staatsapparaat of
om de afnemende bereidheid van de regerende elite om de staatsmacht te gebruiken. (Plato wees er al op dat er geen
onderdrukte leden van de maatschappij
scheuren in het kamp van de regerende
doeld is, bestaan natuurlijk in elk opzicht aanzienlijke verschillen. Van een
verzwakking van het machtsapparaat
van de staat en van een afnemende bereidheid om er in voorkomende gevallen
uiteindelijk ook gebruik van te maken is
zijn. Maar omdat politiek geweld en re-
elite zichtbaar zijn geworden.) Ander-
hier te lande geen sprake. Het huidige
voluties nu eenmaal niet op gang ge-
zijds gaat het om versterking van de
politieke geweld kan op zich dan ook
bracht worden door deze ,,revolutio-
machtspositie van oppositionele groepe-
geen enkele bedreiging vormen voor het
naire” massa bieden hun opvattingen,
gecodificeerd in de welbekende revolutionaire ideologieen, nauwelijks aanwijzingen voor de richting waarin revoluties
ringen door politieke mobilisatie en door
de ontwikkeling van organisaties die leiding en richting aan de onvrede kunnen
geven.
bestaande politieke systeem. Pleidooien
voor uitbreiding van omvang bewapening en bevoegdheden van de politic, en
zelfs voor beknotting van individuele
zich ontwikkelen, en voor het resultaat
In haar recente en belangwekkende
vrijheidsrechten kunnen in die zin dan
dat ten slotte tot stand komt. Illustratief
boek States and social revolutions neemt
Theda Skocpol juist dit perspectief van
ook niet als een passende reactie be-
ten, belangen en idealen van de groepen
die het geweld hanteerden en de meest
voor het gebrekkige inzicht in het revolu-
revolutie plaatsvindt zonder dat er eerst
tieverschijnsel, is de nooit aflatende discussie op welk punt, en ten gevolge van
welke omstandigheden, de Franse of de
Russische revolutie de ,,verkeerde” weg
is ingeslagen, dat wil zeggen er niet in is
geslaagd de revolutionaire idealen te verwezenlijken. De ontploffmgstheorie van
het politieke geweld is met andere woorden eerder normatief, rechtvaardigend
en ideologisch dan verklarend van karakter.
Een andere verklaring
Deze rubriek wordt verzorgd door
de sociale faculteit van de
Erasmus Universiteit Rotterdam
verschuivende machtsverhoudingen tot
uitgangspunt voor een vergelijkende
analyse van de Franse, Russische en Chinese revoluties 6). Kern van de analyse is
de gedachte dat revoluties slechts plaats
kunnen vinden, wanneer het machtsapparaat van de staat aanzienlijk is ver-
zwakt. In het Frankrijk van 1789, in het
Belangrijkste oorzaak van de tekortschietende verklaring van de ontploffmgstheorie is het feit, dat geen aandacht
wordt besteed aan de vraag hoe individuele frustraties, en ook gevoelens van
maatschappelijke onvrede, getransfor-
meerd kunnen worden tot gezamenlijk
gewelddadig gedrag ter bereiking van
bepaalde doeleinden. Essentiele zaken
hierbij zijn politieke organisatie, machtsvorming en verschuivingen in de maatschappelijke machtsverhoudingen.
Politiek gedrag, ook in zijn geweldda-
dige varianten, vereist de inzet van
machtsmiddelen. Hier ligt de voor de
hand liggende verklaring voor het feit
dat degenen, die in de meest ongunstige
maatschappelijke omstandigheden verkeren, niet het gedrag vertonen, dat volgens de politieke folklore van hen verwacht zou mogen worden. Zij beschikken eenvoudig niet over de machtsmiddelen, die nodig zijn om met enige hoop
op succes een confrontatie met hun onderdrukkers aan te gaan. Onderdrukte
564
schouwd worden. Zij zijn eerder te begrijpen als uitingen van mensen, die op
grond van hun ideologische voorkeuren
of hun directe materieie betrokkenheid,
op zich al veel voor dit soort maatregelen
voelen. Het systeem van de parlementaire democratic wordt met andere
woorden niet bedreigd door enkele tientallen stenengooiers, maar door de wijze,
waarop sommige politici van de, overigens begrijpelijke, opwinding daarover
gebruik maken om aanhang voor hun
ideeen te verwerven.
De kraakbeweging
Rusland van 1917 en het China van 1911
Het perspectief, dat hier ontwikkeld
gebeurde dit niet ten gevolge van de acti- is op de relatie tussen politiek geweld
viteiten van revolutionaire groeperin- en verschuivende machtsverhoudingen,
gen, maar omdat de ,,Anciens Regimes” kan er niet alleen toe dienen om de huiniet langer weerstand konden bieden aan dige problemen tot realistischer properbuitenlandse militaire druk en daardoor ties terug te brengen, maar biedt ook een
ook hun binnenlandse machtsoverwicht kader waarbinnen bepaalde, met name
verloren. Voor Rusland, waarvan het gewelddadige, aspecten van bij voormilitaire en administratieve apparaat beeld de kraakbeweging beter gei’nterwas bezweken door de nederlagen in de preteerd kunnen worden. Aanvankelijk
eerste wereldoorlog, was dit het duide- ging het daarbij om geisoleerde indivilijkst zichtbaar. Maar ook voor Frank- duen, die voornamelijk langdurig leegrijk (onoplosbare financie’le problemen staande slooppanden betrokken en zich
van opeenvolgende oorlogen) en China tegen ontruiming nauwelijks verzetten.
(het financiele en administratieve onver- De inzet van politic bleef dus vaak uit.
mogen zich tegen imperialistische inter- “Langzaam ontwikkelden zich op basis
ventie te verzetten) gold iets dergelijks.
van gemeenschappelijke belangen orgaSkocpol benadrukt ook datgene, wat nisatorische netwerken. Met behulp
altijd het zekerste gevolg van politiek daarvan werd het mogelijk snel groepen
geweld is. Voor alles leidt het noodzakelijkerwijs tot een versterking van de onderdrukkende aspecten van het staatsapparaat. Zodra de „Anciens Regimes” ineengestort waren, ontstond er immers 6) T. Skocpol, States and social revolutions,
een machtsstrijd tussen verschillende Londen, 1979.
mensen te mobiliseren en het verzet tegen ontruimingen te organiseren, waardoor vervolgens politie-ingrijpen steeds
meer ging v66rkomen. Tegelijkertijd
tief biedt een geschikt handvat bij het
interpreteren van de gewelddadigheden
groeide bij politici, die het bestaan van
politiezijde verloopt de ontruiming zelf
en een zekere verantwoordelijkheid voor
de woningnood niet langer konden of
wilden ontkennen, de aarzeling om bij
ontruimingen politic in te zetten. Hierdoor werden krakers gestimuleerd in het
aannemen van een nog krachtdadiger
houding.
Niettemin schiet Met hier ontwikkelde
perspectief in ieder geval in 66n opzicht
te kort. Het betreft hier een kwestie, die
nagenoeg in de taboesfeer ligt: een groot
aantal mensen vindt het gewoon leuk om
enig geweld te gebruiken, met name
wanneer de persoonlijke risico ‘s daarbij
uiterst gering zijn. Of, om een jeugdige
geweldgebruiker zelf aan het woord te
laten: ,,En dan dat gezanik over rellen
uit idee’le overwegingen. Rellen zijn alleen maar leuk, omdat je dan stenen kan
gooien. Rellen zijn leuk vanwege de rellen, niet voor een of ander huis”(Haagse
. Post, 16 mei 1981). Een combinatie van
het machts- en het amusementsperspec-
doorgaans geweldloos, omdat de krakers
terdege beseffen geen schijn van kans te
hebben en eieren voor hun geld kiezen.
Die zelfde politiemacht, die een geweldloze ontruiming garandeerde, biedt echter vervolgens aan mobiele, nauwelijks
grijpbare groepen geweldgebruikers een
prachtig doelwit. De waarneming dat de
op de dag van een ,,grote” ontruiming.
Door de imponerende overmacht van
rellen pas eindigen wanneer de Mobiele
Eenheid zich heeft teruggetrokken, is
voor een aantal gevallen zeker juist. Hoe
de overmacht aan politic die nodig is om
een ontruiming geweldloos te laten verlopen vervolgens na de ontruiming snel
weer uit het stadsbeeld kan verdwijnen,
lijkt me overigens een vrijwel onoplosbaar technisch probleem te zijn.
Conclusie
Zoals reeds is opgemerkt, is er geen
enkele reden om te pleiten voor een ver-
sterking van het machtsapparaat van de
overheid. Dat is sterk genoeg. Daaraan
kan nog toegevoegd worden dat een versterking van het politie-apparaat nauwelijks zal bijdragen tot het terugdringen
van het politieke geweld dat nu in Nederland waarneembaar is. Een werkelijk
efficiente beteugeling van dit geweld is
slechts te verwachten door een zeer aanzienlijke aantasting van de persoonlijke
vrijheid en levenssfeer van iedere burger,
die vooralsnog door de grote meerderheid van de bevolking onaanvaardbaar
wordt geacht. Aldus beschouwd is een
zekere mate van geweld de prijs die betaald moet worden voor een grote mate
van politieke en persoonlijke vrijheid.
Deze prijs kan echter ook te hoog worden. Naarmate het geweld toeneemt,
zullen de stemmen die een versterking
van het politie-apparaat en een beperking van de individuele vrijheidsrechten
eisen, onweerstaanbaar opklinken. Eerder dan dat door het toenemend gebruik
van geweld bepaalde maatschappelijke
hervormingen worden afgedwongen, zal
dan ook een versterking van het staatsapparaat en een verslechtering van het
politieke klimaat het gevolg zijn. De
politieke doelstellingen die de inzet van
de strijd vormen, zullen moeilijker be-
reikt worden, omdat deze samen met de
populariteit van de geweldgebruikers
aan aantrekkingskracht zullen inboeten.
Te weinig wordt dit beseft, niet alleen
door de bedrijvers van dit geweld, maar
ook door degenen, die het geweld op de
gangbare wijze verklaren als een vanzelf-
sprekend dan wel onvermijdelijk uitvloeisel van ongunstige sociale omstandigheden. Dikwijls bepleitenjuistzij, ter
uitbanning van geweld, allerlei sociale
hervormingen. Natuurlijk moet iedere
sociale verbetering nagestreefd worden
en zeker niet in de laatste plaats wegens
het rust-en orde-element. Het is echter
een illusie te menen dat binnen afzienbare tijd de maatschappij zo te herstructureren zou zijn, dat geen enkele groepering meer een oppervlakkig alibi voor
het gebruik van geweld zou hebben.
Door ter uitbanning van het geweld uit-
sluitendte pleiten voor hervormingen en
de machtsfactor en het amusementsele-
ment meer of minder bewust te venvaarlozen leveren zij ongewild en impliciet
een zekere rechtvaardiging van geweldgebruik. Iedere vandalistische voetbalsupporter kent de verklaring, die de
welwillende sociaal-psycholoog voor
zijn gedrag heeft — werkloosheid, woningnood, echtscheiding — uit het hoofd
en iedere kraker citeert zonder mankeren
om het even welke politicus, die toegeeft
dat ,,de politick gefaald heeft bij het
oplossen van de woningnood”. Het enige
gevolg van deze welwillende ,,verklaringen” van geweld lijkt dus de toename
ervan te zijn —> met alle boven aangeduide, eveneens onbedoelde schadelijke
gevolgen van dien.
Koen Koch
565