Ga direct naar de content

Jrg. 50, editie 2485

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 7 1965

HO
VAt

/

SOCIETEIT
KERINGEN N.V.

Ag 1007

meer dan

anderhalve eeuw

levensverzekering

HOOFDKANTOOR
Herengracht 475, Tel. (020) 22 13 22, AMSTERDAM C.
HEAD OFFICE FOR CANADA
Holland Life Buliding
1130 Bay
Street,
Tel. WA 5-4511,TORONTO.

De Groot/Nederlandse

Belastingwetten:

uw fiscale ruggesteun
Weet nauwkeurig hoe (fiscaal) uw kaarten
liggen,

weet dat u aan een paar banden (pasklaar
voor tas, bureau en boekenkast) voldoende
hebt om
altijd, overal
en
zo vaak u
wilt
voldoende geïnformeerd te zijn,

weet dat inleidingen, indeling, paginering,
formaat en mechaniek in deze (losbladige)
uitgave nog doelmatiger zijn gemaakt,

en realiseer u dan dat een briefkaartje of
een telefoontje (met vermelding van bestel-
nummer E 329) voldoende is om Neder-
landse Belastingwetten ook tot uw fiscale
ruggesteun te maken.

Nederlandse Belastingwetten,
(bestel-
nr. E 329), thans 2 banden, f. 52,50, aan-
vullingen en wijzigingen tegen geldende paginaprijs. Desgewenst zenden we u de
uitgave vrijblijvend ter inzage.

N.SAMSOM NV ALPHEN AAN DEN RIJN

TEL. (01720) 2601

Ook verkriigbaar via de boekhandel
34.2

-,

10′ t)

,
Bij de Stichting Centraal Orgaan ter bevordering van de

bouw van Middenstandsbedrijfspanden (C.O.M.) – een
algemeneadviesinstantie op het gebied van de bedrijfs-

drojectie in stedebouwkundige plannen – kunnen

wegens uitbreiding van de werkzaamheden worden

geplaatst

TWEE WETENSCHAPPELIJKE

MEDEWERKERS

E C 0 N 0 MI S CH-
STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 25 2939. Administratie: (010)
23 80 40. Giro 8408.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam, Banque de Corn-
merce, Koninklijk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening 2603″.

Redactie-adres voor
Bélgië:
Dr. J. Geluck, Prieeldreef 1,
Dilbeek.

Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.

Abonnementsprijs:
franco per post voor Nederland
f.
36,50
(studenten
f.
25) per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.

Losse exemplaren van
dit nummer
f. 1,25.

Advertenties:
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederi. Boekdrukkerj H.A.M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, tel. (010)
26 02 60, toestel 908.

Advertentie-tarief:
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf
van
redenen te weigeren.

(coMiussIE VAN REDACTIE:
L. H.
Klaaseen;
H.
W. Lambers;
P. J.
Montagne; J. Tinbergen; A. de Wit.
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Adjunct Redacteur-Secretaris: M. Hart. COMMISSIE VAN
ADVIES VOOR BELGiË: F.
Collin; J. E.
Mertens
de Wilmars; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
A. J.
Vlerick.

voor het contact ,met de gemeentelijke beleidsorganen

en diensten en het daaruit resulterende onderzoek.

Voorkeur wordt verleend aan academisch gevormden,

die op enige ervaring op het omschreven werkterrein

kunnen wijzen en een levendige belangstelling voor

distributievraagstukken hebben.

Salaris in overeenstemming met de zelfstandigheid van

de functie en voorts naar opleiding en ervaring; gunstige

pensioenregeling.

Brieven met uitvoerige bijzonderheden (levensloop,

diploma’s, ervaring, leeftijd, huidig salaris, referenties)

worden gaarne ontvangen door de Directeur van het

C.O.M., Jozef Isradlsplein 35 te .’s-Gravenhage.

314

,

E.-S.B. 7-4-1965

Wordt de dollar weer schaars?

,,Over the pas twenty years, the United States has done

much to help rescue and rehabilitate other currencies.

1f some nationsfeel that they are now overloaded with dollars,

the only ejfective answer is to take them at their word and

cut the growth in supplies
of
dollars abroad.”

Deze grimmige woorden in een publikatie van de ,,First

National City Bank” te New York lijken typerend voor

de Amerikaanse vastberadenheid om de Europeanen van

de last van hun dollarovervloed, waarop De Gaulle de

generale aandacht vestigde, af te helpen. Tot voor kort

waren de Europeanen niet zo geïmponeerd door de Ameri-

kaanse maatregelen, die in belangrijke mate uitgaan van

een vrijwillige samenwerking met het bedrijfsleven en

bovendien — ondanks Europese aandrang – geen ver-

hoging van de rentevoet omvatten.

In een nogal traag tempo begint evenwel in het Europese

bewustzijn het vermoeden op te komen dat het effect van

de Amerikaanse reactie is onderschat. Het Vrij omvang-

rijke pakket van maatregelen omvat om. een verlenging
van de bekende rente-egalisatiebelasting op transacties,

waarbij Amerikanen aan• niet-ingezetenen leningen ver

strekken of van hen effecten kopen
1).
Deze belasting zal

nu als regel ook gelden voor analoge bankleningen met

een looptijd van een jaar of langer. De vrijwillige mede-
werking van het bedrijfsleven is gevraagd voor o.m. een

beperking van de stijging van bankkredieten tot
5
pCt.

boven het niveau van 1964.
Wat de veelbesproken directe Amerikaanse investeringen

in het buitenland betreft, zullen ruim 600 Amerikaanse

ondernemingen regelmatig aan de oveiheid rapporteren

in welke mate hun particuliere betalingsbalans in 1965

zal worden verbeterd, waarbij een streefpercentage van

15 á 20 is genoemd. De indruk bestaat dat dit ,,voluntary

program” reeds een gunstige start heeft.

De wens van het monetaire comité van de E.E.G. dat
,,de bestrijding van het tekort op de Amerikaanse beta-

lingsbalans (derhalve) moet worden gezocht in de
kapi-

taalsfeer”
lijkt hiermede wel in vervulling te gaan. De

Amerikaanse betalingsbalanstekorten (in 1964 ca. $ 3 mrd.)

gaan dan ook merkwaardigerwijze gepaard met grote over-

schotten op de lopende rekening (ca. 7 mrd. in 1964).

Zoals bekend ergeren vele Europeanen zich vooral aan de

directe Amerikaanse investeringen in Europa, die door de

Europese welwillendheid van het aanhouden van dollar-

betalingen als externe saldi mogelijk zouden zijn. De

Amerikanen wijzen er echter niet ten onrechte op dat het

overschot op de lopende rekening in belangrijke mate

voortvloeit uit die investeringen.

Waarneembare gevolgen van de Amerikaanse maat-

regelen zijn de gestegen rentevoet op de Eurodollarmarkt
en de verschijning van vele obligatie-emissies, waarmede

1)
Op
de
inhoud,
en
andere aspecten, van dit pakket zal
Dr. M. P. Gans in een volgend nummer uitvoeriger ingaan.

kapitaalvragers anticiperen op een verkrapping van het

kapitaalaanbod in de westerse wereld, excl. de Verenigde

‘Staten. Een evenwichtsherstel van de Amerikaanse be-

talingsbalans – schatkistbewaarder Dillon voorspelde

reeds een dramatische omslag met een beëindiging van de
goudverliezen in de tweede helft van dit jaar – kan onaan-

gename gevolgen hebben
2),
hetgeen een nieuwe stimulans

moet zijn voor een reconstructie van het huidige monetaire
bestel, i.c. de goudwisselstandaard.

Immers, een zwakke plek van de goudwisselstandaard,

zoals deze thans functioneert, is – door de onvoldoende

goudvoorziening – de grote afhanklijkheid van de

internationale liquiditeitsvoorziening van de toevallige

betalingsbalanstekorten van de sleutelvalutalanden, i.c.

van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Een nadeel

is ook dat deze tekorten geen verband houdèn met de

objectieve behoefte aan monetaire reserves in het inter-

nationale handeisverkeer. De vrij omvangrijke Ameri-
kaanse betalingsbalanstekorten (sinds 1958 gemiddeld

ruim $ 3 mrd. p.j.) hebben dan ook
mede
– de Europeanen

dienen te beseffen dat de binnenlandse inflatoire oorzaken

een nog grotere rol speelden – geleid tot de mondiale

inflatie van de laatste jaren. Een gevaarlijk aspect van de

mondiale liquiditeitsvoorziening door betalingsbalans-

tekorten is dat een corresponderende daling van de goud-

dekking tot een
vertrouwenscrisis
kan leiden.

De Verenigde Staten konde”n de daling van hun goud-

voorraad beperken door een beroep op de internationale

solidariteit met allerlei technieken en middelen zoals

vervroegde terugbetalingen, swapfaciliteiten en ,,Roosa

bonds”. Toch daalde hun goudvoorraad van $ 22 mrd. in

1953 tot ruim $ 15 mrd. in 1964, en daarmede vrijwel tot

het bedrag der door het buitenland direct opeisbare vor-

deringen. In een instructief ,,collegé” in het parlement
3)

deelde Minister Witteveen mede dat in de werkgroep

Ossola van de ,,club van Tien” er overeenstemming over

bestaat dat de dollar daarmede is gekomen aan een ,,natuur-

lijke” grens van de relatie tussen saldi, die men al aanhoudt

en de dekking, die daar tegenover staat.

Het hiermede samenhangende gevaar van een ver-

trouwenscrisis werd aanmerkelijk vergroot door de gerucht-

makende aanval van De Gaulle op de dollar en de goud-

wisselstandaard, en de Franse conversie van dollars in goud.

Dit jaar beliepen de Amerikaanse goudverliezen medio maart

reeds $ 825 mln. (1964: $125 mln.), w.v. $ 485 door Franse

acties. Hieruit blijkt dat ook van andere zijde – Dillon

neemde ter zake Nederland en België – tot conversie werd

overgegaan, zij het zonder de luidruchtige Franse pathos.

Op een recente persconferentie voorzag Dillon een spoedige
dollarschaarste in W.-Europa.

Handelingen,
9 februari 1965, blz. 109611097.

(vervolg op bis. 316)

Wordt de dollar weer schaars?……………..

Werknemers-commissaris in Duitsland en Neder-

land, door Prof Mr. P. Sanders…………..

De zwakte van het internationale geldsysteem,

door Drs. C. J. Brakel………………….

De fabrikanten van computers en perifere appara-

tuur, door H. Reinoud ………………….

Blz

Blz.

315

Europa-bladwijzer no. 31 ………………….327

Notitie:
316

Stichtingen,
door Drs. R. Iwema…………..
326

320 Geld- en kapitaalmarkt,
door Prof Dr. C. D. Jong-

man……………………………….
329
324

Mededelingen voor economisten …………..330

E.-S.B. 7-4-1965

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

315

Werknemers-commissaris in Duitsland en Nederland

De wettelijke situatie in Duitsland.

De situatie in Duitsland is ingewikkelder dan men

wellicht denkt. Er zijn twee wetten op grond waarvan

de werknemers-commissaris zijn intree deed. Van alge-

mene gelding is het
Berriebsverfassungsgesetz van 11

oktober
1952. Deze wet regelt om te beginnen de ver-

kiezing, werkwijze en bevoegdheid van de Betriebsrat.

Zij is dus allereerst te vergelijken met onze Wet op de

Ondernemingsraden. Eerst aan het eind van die wet,

in de artikelen 76 en 77, komt de werknemers-commis-

saris aan de orde. Volgens deze artikelen moet in elke

n.v. de raad van commissarissen voor één derde

bestaan uit vertegenwoordigers der werknemers. Slechts

familie n.v.’s, die aan één enkele persoon of één enkele

familie toebehoren, zijn uitgezonderd voor zover zij

geen 500 werknemers hebben. Niet alleen de Aktienge-

sllschaft (n.v.) maar ook de Geseilschaft mit be-

schrankter Haftung (een in Nederland niet bekende

vorm, maar te vergelijken met onze besloten n.v.) kent

de werknemers-commissaris. Diezelfde wet, het Be-

triebsverfassungsgesetz dus, zegt in art. 77 dat G.m.b.H.’s

indien zij meer dan 500 werknemers hebben, een raad

van commissarissen moeten creëren, waarvoor hetzelfde

geldt als bij de Aktiengeselischaft, dus ook één derde

werknemers-commissarissen.

De verkiezing van de werknemers-commissaris ge-

schiedt door rechtstreekse en geheime verkiezingen waar-

aan alle werknemers die de leeftijd van 18 jaar heb-

ben bereikt mogen deelnemen. Valt er maar één werk-

nemers-commissaris tê kiezen, omdat de Aufsichtsrat

niet meer dan drie leden heeft, dan moet hij in één

der bedrijven der onderneming als werknemer zijn aan-

gesteld. Vallen er twee of meer werknemers-commissa-

(vervolg van blz. 315)

De Franse actie zou een sneeuwbaleffect kunnen hebben

met een massale run op de Amerikaanse goudvoorraad en

catastrofale gevolgen â la die van 1931. Dit dreigende

gevaar maakte de opheffing van het Amerikaanse deficit –

waarover in het ,,Economic Report of the President” van

januari ji. nog Vrij rustig werd geschreven – tot een zeer

urgente zaak, hetgeen leidde tot de vermelde ingrijpende

maatregelen. Nu de Europeanen de betekenis hiervan steeds

meer beseffen lijkt het gevaar van een vertrouwenscrisis

– althans wat de dollar betreft – niet zo groot meer.

Na een Amerikaans evenwichtsherstel en een – heel
wat moeilijker – sanering van het pond, zal het accent

niet meer liggen op de labiele
kwaliteit
wegens onvoldoende

dekking en vertrouwen, doch wederom op die van een

inadequate
kwantiteit
van de internationale liquiditeiten.

Dit aspect heeft niet alleen de aandacht gehad van de

academische experts zoals Triffin, Bernstein, Stamp e.v.a.,

die een heterogeen pakket van hervormingsvoorstellen

produceerden, doch ook van de officiële monetaire autori-

teiten. Vorig jaar verschenen studies van het I.M.F. en

van de ,,club van Tien”, waarvan de ,,werkgroep Ossola”

zich o.m. bezig houdt met een onderzoek naar de wenselijk-

heid van een nieuwe vorm van internationale liquiditeit

naast die van dollar en pond. Verschillend zijn vooral

de Franse ,,regionale” visie (schepping van een nieuwe

reserve-eenheid door een beperkt aantal landen) en de

Amerikaanse visie (uitbouw van kredietfaciliteiten binnen

een universeler kader, zoals dat van het I.M.F.). De, ver-

moedelijk nabije dollarschaarste – aldus Dillon – zal

de aanvaarding van de Amerikaanse visie door West-

Europa vergemakkelijken.
M. H.

rissen te kiezen (het aantal leden der A.R. moet steeds

door drie deelbaar zijn en loopt volgens het Aktien-

gesetz van 3 tot 15 leden; in de praktijk zijn het meest
6 leden) dan moeten er minstens twee uit de bedrijven

der onderneming afkomstig zijn en daarvan weer min-

stens één ,,Arbeiter” en één ,,Angestellter”. Wij zouden

dat kunnen vertalen met minstens één arbeider en één

beambte. Bestaat meer dan de helft van de werkne-

mers uit vrouwen, dan moet minstens één van haar in
de A.R. komen. Dat staat allemaal in de wet te lezen.

Ook hoe de verkiezingen verlopen, waarbij kandida-

ten (niet meer dan twee voor elke plaats) gesteld kun-

nen worden zowel door de Betriebsrat als door de

werknemers zelve, zij het dat deze laatste voorstellen

door minstens één tiende of minstens 100 der kiesgerech-

tigde werknemers gedaan moeten worden.

Ik stel dit Betriebsverfassungsgesetz op de voorgrond,

omdat het merkwaardig genoeg veel minder aandacht

heeft gekregen
dan ht
,,Mithestimmungsgesetz”
van 21

mei 1951 dat alleen geldt voor de mijnbouw en de

ijzer- en staalindustrie. Dit ,,Mitbestimmungsgesetz”

werkt dus slechts op een beperkt gebied, terwijl het Be-
triebsverfassungsgesetz geheel algemeen geldt. Het an-

derhalf jaar oudere ,,Mitbestimmungsgesetz” gaat ech-

ter veel verder dan zijn jongere broertje. De Raad van
Commissarissen moet hier voor de helft uit vertegen-

woordigers der werknemers bestaan en bovendien intro-

duceert deze wet een nieuwe_figuur in de directie: de

arbeids-directeur (Arbeitsdircktor).

Dit ,,Mitbestimmungsgesetz” gaat uit van een Auf-

sichtsrat van 11 leden, die als het nominale kapitaal

meer dan ID.M. 20 mln. bedraagt tot 15 en bij meer dan

D.M. 50 mln. tot 21 leden kan worden uitgebreid. Hoe

is nu de zetelverdeling bij een Raad van Commissa-

rissen met 11 leden? Ruw gezegd:
5
vertegenwoordi-

gers van de aandeelhouders,
5
van de werknemers en

1 neutrale voorzitter. De aandeelhouders-commissaris-

sen worden door de algemene vergadering van aan-

deelhouders gekozen. Bij de werknemers-vertegenwoor-

digers ligt het ingewikkelder: twee moeten uit het be-

drijf zèlf komen (en dan weer één daarvan arbeider en

één beambte); twee worden voorgesteld door •de top-

organisaties der werknemers na voorafgaand overleg

met de in het bedrijf vertegenwoordigde vakbonden en

de ondernemingsraad; de vijfde is een zgn. ,,weiteres

Mitglied” (overig lid), een meer zelfstandige figuur, die

ook bij de 5 aandeelhouders-vertegenwoordigers als

vijfde lid is voorgeschreven, maar die ik nu maar ter-

zijde laat. Het is zonder (lat al gecompliceerd genoeg.
Op papier althans, want in de praktijk ondervindt men

met deze wettelijke regeling, voor zover mij bekend,

geen onoverkomelijke moeilijkheden. De voorzitter

wordt gekozen door de algemene vergadering op voor-

stel van de 10. Voor dit voorstel moeten zowel van

aandeelhouders- als van werknemerszijde minstens 3

stemmen zijn uitgebracht. In de praktijk wordt deze

voordracht niet algemene stemmen opgemaakt. Natuur-

lijk geeft de wet een uitvoerige regeling voor het ge-

val geen voordracht voor de ,,elfde man” tot stand komt

of de voorgedragen persoon niet wordt gekozen, maar

ook dat kunnen wij voor het goed begrip van het ge-

heel onbesproken laten.

Veel belangrijker is de nieuwe figuur, die het Mit-

bestimmungsgesetz 1951 introduceerde: de Arbeitsdirek-

tor. Hij is een volkomen gelijkwaardig lid der directie.

De wet volstaat ermee dit met zoveel woorden te bepa-

316

.

E.-S.B. 7-4-1965

len, benevens dat hij niet tegen de stemmen van de

meerderheid der werknemers-commissarissen ‘kan wor-

den benoemd. Directeuren worden immers in Duits-

land door commissarissen en niet door de algemene
vergadering benoemd. Hetzelfde geldt voor het ont-

slag van de Arbeitsdirektor. Ook daartoe kan het com-

missariaat met meerderheid van stemmen alleen maar

besluiten indien de meerderheid van de werknemers-

commissarissen daarmede instemt. Uit de praktijk ken

ik een geval, dat dit inderdaad gebeurde.

Ziedaar in vogelvlucht de Wettelijke situatie op het

stuk van medezeggenschap in commissariaat en direc-

tie (voor zover het de mijnbouw en de ijzer- en staal-

industrie betreft) bij onze Oosterburen. Daarbij moet

men ook rekening houden met de veel verdergaande

bevoegdheden, welke in Duitsland de raad van commis-

sarissen heeft, vergeleken met de situatie in ons land.

Normaliter is het de raad van commissarissen die de ba-

lans en de winst- en verliesrekening vaststelt en niet de

algemene vergadering. Ook de benoeming van direc-

teuren is een zaak van commissarissen. Deze uitgebrei-

de bevoegdheid van de raad van commissarissen maakt

het mee-doen van werknemers-commissarissen voor één

derde in âlle commissarissen (van N.V.’s en G.m.b.H.’s

met 500 werknemers – zie boven) en zelfs voor de

helft in de mijnbouw- en staal- en ijzerindustrieonder-

nemingen tot een nog belangrijker zaak.

De mede-zeggenschap in de praktijk.

Hoe werkt deze Mitbestimmung nu in de praktijk?

Een dergelijke vraag is gemakkelijker gesteld dan be-

antwoord. Persoonlijk heb ik slechts ervaring met de

meest volkomen vorm van Mitbestimmung, de Mitbe-

stimmung volgens het Mitbestimmungsgesetz 1951 in de

mijnbouw en de ijzer- en staalindustrie. Is dit reeds

uit dien hoofde een beperkte ervaring, nèg beperkter is

zij doordat ik mijn ervaring slechts kan putten uit

één commissariaat (van aandeelhouderszijde) in één be-

paald staalbedrijf. Nu is het echter zo, dat in Duits-

land een macht van literatuur bestaat over en groot-

scheepse onderzoekingen zijn ingesteld naar de wer-

king van de Mitbestimmung. Daarbij wordt het terrein

van onderzoek meestal ruimer genomen dan alleen een

onderzoek naar de betekenis van de werknemers-com-
missaris en de Arbeitsdirektor. De rol van de Betriebs-

riite (ondernemingsraden) en de ingevolge het Betriebs-

verfassungsgesetz 1952 in te stellen ,,Wirtscha.ftsaus-

schuss” wordt daarbij gewoonlijk mede in het onder-

zoek betrokken
1).

Een ding komt daarbij wel duidelijk naar voren en

dekt zich ook met mijn persoonlijke ervaring: men

oordeelt in het algemeen positief over de meest ver-

gaande vorm van Mitbestimmung, die waarbij het

commissariaat paritair is samengesteld uit vertegenwoor

1)
In het bijzonder kan ik aanraden kennis te nemen van
de onderzoekingen door de Hans Böckler Gesellschaft (uit-
geefster J. C. B. Mohr, Tübingen). Het eerste deel verscheen
in 1962 onder de titel ,,Zwischenbilanz der Mitbestimmung”.
Dit deel gaat uitsluitend over de werking der Mitbestim-
mung in de kolen- en staalindustrie, dus onder het Mit-
bestimmungsgesetz van 1951. Vooral interessant is de bij-
drage van Dr. Otto Blume ,,Zehn Jahre Mitbestimmung”,
blz.
55-29
1 van dit boek.
Het tweede deel verscheen in 1964 en betreft het Betriebs-
verfassungsgesetz 1952. Achtereenvolgens worden bespro-
ken de werking van de Betriebsrat, de Wirtschaftsausschuss

en – ‘wat ons in verband met ons onderwerp in het bi-
zonder interesseert – de werking in de praktijk van de één
derde vertegenwoordiging van de werknemers in de- Auf

sichtsrat. De titel van dit tweede deel luidt: ,,Normen und
Wirklichkeit einer Betriebsverfassung”. Ook dit onderzoek
stond onder leiding van Dr. Otto Blume.

digers van deerknemers en de aandeelhouders (on-

der voorzitterschap van de neutrale man) en waarbij

ook een Arbeitsdirektor optreedt. Bij de grote onder-

nemingen in cle kolen- en staalindustrie dus. De Arbeits-

direktor, wiens taak een bij uitstek delicate is, bekleedt
daarbij een sleutelpositie. Hij maakt deel uit van de di-

rectie, op voet van gelijkheid niet zijh collega’s die in

eerste instantie meer op het commerciële, technische of
financiële vlak werkzaam zijn, zoals hij op, het sociale,

(lonen, arbeidsvoorwaarden, woningbouw, pensioenen

etc.). Als deel van het directieteam is hij echter bij het

gehele directicheleid betrokken en dat reeds in het sta-

dium der planning. De sociale aspecten, welke uiter

aard in eerste instantie voor rekening van de arbeids-

directeur komen, krijgen zodoende reeds in een vroeg

stadium de volle aandacht bij alle belangrijke beleids-

beslissingen (zoals uitbreiding, inkrimping, verandering

van produktiemethoden, automatisering, fusie en over

name van bedrijven). Dit tijdselement beschouw ik als

een belangrijk winstpunt bij het functioneren van de

arbeidsdirecteur.

In de raad van commissarissen dezer bedrijven is in

het algemeen geen sprake van een strijd tussen de ver-

tegenwoordigers van kapitaal en arbeid. De meeste be-
slissingen in de raad van commissarissen worden in de

praktijk met algemene stemmen genomen. Dit betekent

niet dat de werknemer-s-commissarissen hun mond niet

open doen of zich laten inkapselen. Het betekent wel,

dat de voorstellen grondig zijn vooibereid en dat daar-
aan een uitvoerig overleg zowel in de directie als in de

verschillende ,,Ausschiisse” (commissies) van de raad,

waarin ook de werknemers-commissarissen vertegen-

woordigd zijn, is vooraf gegaan. Het gaat daarbij om

de ervaringen nu en niet om die in de beginperiode toen

de wet juist was ingevoerd. Als elke nieuwe construc-

tie, zo heeft ook deze een periode van inwerken no-

dig gehad. Wanneer ik dan ook op de literatuur en

de onderzoekingen wees, die mijn uiterst beperkte per-

soonlijke ervaringen bevestigen, dan heb ik het oog op

wat sinds 1960 hierover werd gepubliceerd. Dit vormt

op zichzelf reeds een overvloed aanï materiaal ) waar-

aan, naar mijn oordeel, in Nederland maar ‘heel wei-

nig aandacht is gegeven ). Als kritische noot zou ik

hierbij willen opmerken, dat in het algemeen de bijdra-

gen van de werknemers-commissarissen die niet uit het

bedrijf zelf afkomstig zijn, groter moeten worden geacht

dan van hen die wèl tot het bedrijf zelf behoren, al

moet men de betekenis van een afgevaardigde uit de

Betriebsrat in het commissariaat ook weer niet onder-

schatten.

Men kan de figuur van de Arbeitsdirektor, van de

werknemers-commissarissen en van de Betriebsrat in de

grote ondernemingen van kolen en staal, waar de Mit-

bestimmung in volle omvang functioneert, wel geïsoleerd

) Ik moge verder verwijzen naar:
– Kunze-Christ,man: Wirtschaftliche M.itbestimmiing im
Meinungsstreit, twee delen, 1964, Bund-Verlag, Köln.
– Rechtsgrundlagen der wirtschaftlichen M’itbestimmung,
1963
1
eerste publikatie in de serie ,Aus Recht und Praxis der
Mitbestimmung”, uitgaande van het Wirtschasftwissenschaft-
l’iches Institut d’efGewerkschaften G.m.b.H. (W.W.I.), zelfde
uitgeefster.
– Dahrendorf: – Das Mitbestimmungsprobiem in der deut-
schen Sozialforschung, Studien .und Berichte aus dem So-
ziologischen Setiiinar – der. Universit.t, Tübingen, Studie 1,
Tübingen 1963.

– Voigt-Weddigen: Zur Theorie und Praxis der Mitbestim-
mung, eerste deel der ,,Schriften des Vereins für Sozialpo-
litik”, Berlin 1962.
3)
Uitzonderingen zijn de artikèlen van Mr. Dr. A. A. v.
Rhijn (in ,,E.-S.B.” van 31 maart jl.) en van Prof. Mr. P.
Borst (in ,,Sociaal Maandblad van
5
december 1964).

E.-S.B.
7-4-1965

bespreken, maar ten slotte dient men deze Mitbestim-

mungs-constructie als één geheel te zien. Er bestaat een

samenspel itussen Arbeitdirektor-werknerners-commissa-

rissen-Betriebsrat. Met elkaar kunnen zij ervoor zor-

gen, dat de sociale aspecten van het begin af bij belang-

rijke beslissingen waarvoor de onderneming komt te

staan behoorlijk tot hun recht komen. Anderzijds kan de

factor ailbeid bij het stellen van sociale eisen beter reke-

nmg houden met de grenzen van het economisch moge-

lijke. Door de Mitbestinimungsconstructie is de factor

ailbeid in de onderneniinî volledig tot ,,insider” geworden.

De Arbeitsdirektor necmt daarbij de sleutelpositie in.
Zijn positie is een uiterst delicate en in theorie zou men
die zelfs als een Vrij onmogelijke kunnen beschouwen.

Enerzijds heeft hij immers het vertrouwen nodig van

de werknemers en van de Betriebsrat, evenals trou-

wens van de vakbonden met wie hij onderhandelt en
uit wier kringen hij vaak zal zijn voortgekomen. An-

derzijds behoeft hij eveneens het vertrouwen van de

directie, van welke hij als volkomen gelijkwaardig me-

de-lid deel uitmaakt. In de praktijk valt dit, naar mijn

indruk, hard mee. De Arbeitsdirektor is geen gesple-

ten figuur, maar een persoon van hoog kaliber met

een grote mate van zelfstandig inzicht. Zij vallen ook

niet naar de een of andere zijde om. Kortom, die theo-

retische bezwaren woi

den door de praktijk, naar het

mij wil voorkomen, wel weerlegd.

Inderdaad kan de Arbeitsdirektor tegenover de vak-

bonden komen te staan. Wij zagen dit juist dezer dagen

weer aan de Ruhr gebeuren, waar de Ailbeitsdirekto-

ren, volledig op de hoogte als zij zijn van wat de on-

derneniing dragen kan, hun bezorgdheid tot uitdrukking

brachten over de hoge looneisen die de vakbonden stel-
den. Dit betekent echtér niet dat de vakbonden tegen de

figuur van de Arbeitsdirektor zouden zijn. Het tegendeel

is het geval; zij zouden hem liefst in elke onderneming

van enig belang en niet alleen bij kolen en staal willen

zien. Het betekent alleen, dat de strijd over met name de

hoogte van de lonen, wordt uitgevochten met reële cij-

fers over wat dit voor een concrete onderneming be-

tekent. Ook de factor arbeid is immers bij de onder-

neming insider geworden en niemand, ook de vakbon-

den niet, hebben er belang bij de kip met de gouden

eieren te slachten. Het resultaat van een dergelijke

krachtproef krijgt op die manier de kans een fair

resultaat te worden, waarbij wederzijds gestreefd kan

worden naar ,,maat houden”, een slagwoord waarvan

men zich in Duitsland gaarne bedient. Ik beweer hier-

bij niet, dat ditzelfde niet ook op andere wijze kan

worden bereikt. Ik stel alleen, dat het Mitbestimmungs-

stelsel zoals dit in Duitsland na de tweede wereldoor

log bij de grote kolen- en staalondernemingen is inge-

_voerd, niet onbevredigend werkt als wij zien, wat voor

resultaten dit èn voor de factor arbeid èn voor de on-

dernemingen sedertdien hebben opgeleverd.

Dezelfde argumenten die – extreme opvattingen ter

linker- en rechter zijde daargelaten – tot een vrij po-

sitieve waardering van de Mitbestimmung krachtens

Mitbestirnmungsgesetz 1951 leiden, brengen, vrijwel even

algemeen, een nogal negatieve waardering van de alge-

mene Mitbestimmung krachtens het Betriebsverfassungs-

gesetz 1952
met zich mee. Hierbij baseer ik mij ge-

heel op literatuur en recente onderzoekingen. De één

derde vertegenwoordiging in de raad van commissaris-

sen, zènder een corresponderende Arbeitsdirektor, heeft

naar wij hieruit leren (nog?) niet veel te heteken. Men

houdt de raad van commissarissen klein, waardoor er

één hoogstens twee werknemers-commissarissen in de

raad zijn opgenomen. En dat zijn dan. alleen figuren

elk aandeel

‘Vereeriigd.

Bezit van

1894′ vormt

in feite een

complete

aande 1 en

portefeuille

Dit is mogelijk, omdat ‘Ver-
eenigd Bezit’ een beleggings-
maatschappij is, die de ge-
zamenlijke inbreng van haar
aandeelhouders belegt in ruim
200 zorgvuldig geselecteerde
fondsen. Zodoende wordt een
belang verkregen
bij
tal van
bedrijfstakken in binnen- en
buitenland. – Elk aandeel
‘Vereenigd Bezit van 1894’
verschaft U een aantrekkelijk
rendement met beperking van
risico.

Alle banken en commissio-
nairs kunnen U inlichten.

N.V.

VEREENIGD

BEZIT

VAN 1894

BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ

Westersingel 84, Rotterdam

lam
De voordelen van aandelenbezit

met beperking van risico

(1. M.)

318

.

E.-S.B.
7-4-1965

uit het bedrijf zèlf, terwijl bij kolen en staal juist de

vertegenwoordigers der vakbonden (economische experts)

zulk een belangrijke rol spelen. In de raad van

commissarissen vormen de werknemers-commissarissen

een minderheid. Nergens zijn zij – zoals wél bij kolen

en staal waar de fifty-fifty-verhouding bestaat – in

het presidium vertegenwoordigd. Van echt samen-wer-

ken is nog maar sporadisch sprake. Uit de onderzoe-

kingen komt dan ook naar voren, dat vele werkne-

mers-commissarissen hun werk in de Betriebsrat belang-

rijker vinden dan dat in de Aufsichtsrat. Zij zien hun

vertegenwoordiging in deze laatste meer als een nutti-

ge informatiebron ten behoeve van hun werkzaamheden

n de ondernemingsraad, maar ook aan die informatie

schijnt in sommige gevallen nog wel het nodige te ont-

breken. Begrijpelijk is dati ook, dat men in Duitsland

steeds luider stemmen hoort, die ervoor pleiten de con-

structie welke wij hij kolen en staal aantreffen tot de

algemene te maken, dus paritaire samenstelling en een

Arbeitsdirector over de gehele lijn en niet slechts bij

kolen en staal.

De Duitse situatie vergeleken met de Nederlandse be-

nadering.

Wat heeft deze Duitse situatie ons in Nederland te

vertellen? Wij hebben zojuist het rapport der commis-

sie-Verdam gekregen, dat in het commissariaat de com-

missaris ,,nieuwe stijl” introduceert, en wel minstens

één op vijf commissarissen en minstens twee als de

raad van commissarissen uit meer dan vijf leden bestaat.

De commissie stelt geen arbeidsdirecteur voor; haar

voorstel beperkt zich tot het commissariaat van de n.v.

Zoals bekend vormt dit voorstel het meest bestreden
onderdeel der voorstellen der commissie; met negen

tegen zeven stemmen werd het in de commissie aan-

vaard. Tegelijkertijd stelt de commissie voor, de invloed

van het commissariaat in die gevallen te versterken:
de commissarissen zullen in die gevallen de directie

benoemen, de jaarrekening goedkeuren alsmede hun
goedkeuring moeten geven aan besluiten die voor de

n.v. en haar onderneming van ingrijpende betekenis

zijn. De regeling geldt voor n.v.’s welker aandelen ter

beurze genoteerd zijn (alsmede de besloten n.v.’s die

daarmee in concernverband staan), een beperkte groep

van ongeveer 500.

Met de versterkte invloed van het commissariaat (ten

koste van de aandeelhoudersvergadering) gaat het Ne-

derlandse voorstel de Duitse kant op, waar overi-

gens het commissariaat die betekenis sedert de wet van

1937 op de Aktiengeselischaften reeds had, los van al-

le Mitbestimmung. De term Mitbestimmung (mede-zeg-

genschap in de zin van mede-beslissen) kan men beter

bij de voorstellen der comniissie-Verdam t.a.v. het com-

missariaat niet gebruiken. Zij wekt wellicht te grote ver-

wachtingen aan wérknemerszijde en ongemotiveerd gro-

te tegenstand aan werkgeverskant, wanneer dit deel der

voorstellen onder de vlag van de ,,mede-zeggenschap”

wordt geïntroduceerd.

Eén op vijf commissarissen kan men alleen dan me-

de-zeggenschap noemen, wanneer men dit begrip in

ruimere zin neemt. Dat gebeurt inderdaad en er is ook

op zichzelf niets op tegen, als men dan maar weet dat

het zè ruim wordt gebruikt, dat elke vorm van beïnvloe-

ding – ook bijv. de invloed die door de ondernemings-

raad wordt uitgeoefend — onder dit begrip wordt ge-
bracht. Mitbestinimung in de zin van het Mitbestim-

mungsgesetz levert het Nederlandse voorstel in elk ge-

val niet op.

De betekenis van het voorstel der commissie-Verdam

zie ik persoonlijk vooral in het doorbreken van de ge-

bruikelijke benoemingsprocedure. Het rapport introdu-

ceert een commissaris ,,nieuwe stijl”. Die commissaris

,,nieuwe stijl” wordt uit andere kringen gerecruteerd

dan tot nu toe met commissarissen het geval was. Lie-

ver dan op het element van medezeggenschap – het

zijn de werknëmers die deze commissaris ,,nieuwe stijl”

kiezen en zij krijgen ten slotte minstens één commissa-

is op de vijf in het college – zou ik op dit doorbre-

kingselement willen wijzen. Daarin ligt vôor mij de be-

langrijkste betekenis van het voorstel. Ik verwacht een

gunstige ontwikkeling van de intree van een commissa-

ris ,,nieuwe stijl” in het college van commissarissen.

De verkiezing van deze commissarissen ,,nieuwe stijl”

geschiedt door de werknemers, op de wijze als het ver-

kiezingsreglement (op te stellen door de ondérnemings-

raad onder goedkeuring van de S.-E.R.) bepaalt, waar-

bij zelfs de gehele verkiezing aan de ondernemings-

raad kan worden overgelaten. Het verkiezingsreglement

bepaalt hoe kandidaten ktinnen worden gesteld (door

ondernemingsraad of bijv. 10 pCt. der werknemers).

Men kan daarbij de S.-E.R. om geschikte namen vra-

gen. De S.-E.R. kan, als hij niet zelf de aanbeveling

deed, binnen vier weken nadat hem de kandidatenlijst

is toegezonden, bezwaren tegen voorgestelde kandida-

ten kenbaar maken. Personen in dienst der vennoot-

schap (dit is m.ï. een belangrijke verbetering vergeleken

met Duitsland) kunnen niet tot commissaris worden

benoemd evenmin als bestuurders van de vakverenigin-

gen die op het terrein der onderneming werkzaam zijn.

Op deze wijze hoopt men nieuwe mensen in het com-

missariaat te verkrijgen, die het vertrouwen der werk-

nemers genieten en, op voet van gelijkheid met hun

mede-commissarissen de belangen der onderneming die-

nende, daarbij een open oog zullen hebben voor de

sociale aspecten welke aan zovele, zo niet alle beleids-

beslissingen zijn verbonden.

Van gelijkgerechtigdheid der werknemers, vergeleken

bij de factor kapitaal, is in dit voorstel geen sprake.

Het is een uiterst bescheiden stap, uitdrukkelijk als mi-

nimuni gesteld. Maar is het voorstel daarom te ver-

werpen? Zal men hierop, ook van werknernerszijde, na

verloop van tijd dezelfde Vrij negatieve reacties mo-

gen verwachten als bij de één derde oplossing uit het

Betriebsverfassungsgesetz? Dit staat voor mij allerminst

vast. Het is een eigen, Nederlandse benadering waarbij

alles in feite zal afhangen Van de personen die men

benoemt. Als zo vaak komt het ook hier op de per-

sonen aan. En dan krijgt men hier in elk geval niet

te maken met werknemers uit de onderneming zelve.

Die grondfout, welke m.i. aan’de Betriebsverfassungs-

oplossing kleeft, maakt het Nederlandse voorstel niet.

Men mag bij de introductie van commissarissen ,,nieu-

we stijl” naar mijn mening de benoeming van kundige

en zelfstandige personen verwachten, uit andere krin-

gen dan die voordien voor de benoeming tot commissa-

ris in aanmerking kwamen. Men zou op deze wijze

wel eens een zeer positieve bijdrage aan het behoor-

lijk functioneren der ondernemingsgewijze produktie

kunnen leveren. Een oplossing voor de problemen van

spanningen, onlustgevoelens of hoe men het noemen
wil, die in elke onderneming bij de werknemers kun-

nen bestaan, geeft het voorstel niet. Wel zou het voor-

stel naar mijn mening één van de bijdragen tot een

dergelijke oplossing kunnen betekenen.

Schiedam.

Prof. Mr. P. SANDERS.

E.-S.B.
7-4-1965

319

De zwakte van het internationale geldsysteem

,,Een ( …. ) vraag is, of het huidige internationale mone-

taire stelsel wellicht eigenschappen heeft, die de stabiliteit

bedreigeiz, (……..). Die bedreiging van de stabiliteit is

in beginsel inderdaad in zoverre aanwezig, dat massale

verschuivingen zouden kunnen optreden in de voorkeur van

monetaire autoriteiten voor het gebruik van het ene of van

het andere reservemiddel”.

Op deze wijze waarschuwde het jaarverslag van De

Nederlandsche Bank over 1960 (blz. 13) voor de zwakke

zijde van het goudreservesysteem der internationale

betalingdn. Nu metterdaad de voorkeur van een monetaire

autoriteit – ni. die van de Franse schatkist – is ver-

schoven naar het reservemiddel goud, wordt deze op-

merking ef.rst goed actueel.

Reeds in 1960 was gebleken, dat particulieren een

preferentie hadden voor goud ten nadele van dollars.

De ambtsperiode van Eisenhower liep toen juist ten einde.

In de Verenigde Staten heerste onzekerheid over de

monetaire politiek van de nieuwe legering. Een vlucht

uit de dollar in het goud, die paniekerig werd, kon pas tot

staan worden gebracht, nadat Kennedy begin 1961 had

verklaard de dollar tot het uiterste te verdedigen. Eigenlijk

is echter het vertrouwen in de dollar nimmer hersteld.

De aanhoudende betalingsbalanstekorten van de Verenigde

Staten ondermijnden het vertrouwen steeds meer. De om-

zetting in goud van dollartegoeden van het buitenland

bleef aanhouden. De goudreserve van de Verenigde Staten

daalde ieder jaar verder.

Hetzelfde gold voor het Engelse pond. De Engelse

goudreserve daalde sinds 1962 aanzienlijk. Recente pogin-

gen van de jonge Labourregering om het vertrouwen in

het pond te herstellen leveren nog steeds niet veel effect op.

Beide sleutelvaluta’s verkeren dus in ernstige moeilijk-

heden. Tot nu toe was het de officiële politiek van regerin-

gen en centrale banken in het westen om de Verenigde

Staten en Engeland te steunen (de grote lening aan Enge-

land eind 1964 getuigt hiervan). De uitlatingen van de

Franse regering hebben echter roet in het eten gegooid.

De Gaulle heeft zelfs de daad bij het woord gevoegd en al

aanzienlijke bedragen dollars in goud omgezet. De goud-

aankopen in Londen en New York houden aan. Alom

heerst twijfel aan de goede afloop van het huidige betalings-

systeem.

De huidige goudwisselstandaard.

Onder de tegenwoordige afspraken van de goudwissel-

of goudreserve-standaard geschieden de betalingen tussen

de meeste’ niet-communistische landen door vrij omwissel-

bare valuta’s. Deze valuta’s hebben onderling vaste

waardeverhoudingen, omdat zij in een vaste relatie staan

t.o.v. pond en dollar, de enige twee geldsoorten die direct

in goud kunnen worden omgezet
l).
Deze goudconversie

wordt gegarandeerd door de Engelse en Amerikaanse

regering en geschiedt tegen praktisch vaste prijzen. De

mogelijkheid om ponden en dollars in goud om te zetten

heeft in de praktijk de werkelijke omzetting lange tijd nog-

al overbodig gemaakt. Behalve het goud zijn de twee

sleutelvaluta’s sinds de oorlog daarom volledig aanvaard

l) Althans door buitenlandse houders van ponden en dollar-
tegoeden.

als volwaardig internationaal betaal- en reservemiddel.

Dit maakt het mogelijk dat landen met een klein goud-

bezit toch hun valuta’s convertibel kunnen houden.

Zolang zij maar voldoende deviezenreserves kunnen

bemachtigen, hebben zij hun goud niet nodig. Dollars en

ponden zijn substituten. voor goud. Het verwerven van

ponden en dollars is mogelijk door het verkrijgen van

vorderingen op Engelse en Amerikaanse ingezetenen en

hun overheid of door het opbouwen van tegoeden in
andere – convertibele – valuta’s. Deze laatste kunnen

immers weer in ponden of dollars worden ingewisseld.
Vooral de Amerikaanse regering heeft sedert de tweede

wereldoorlog eerst aan West-Europa (Marshall-hulp),

thans aan de ontwikkelingslanden veel steun verleend om

regeringen de zo zeer begeerde dollars te verstrekken
2).

Ook Engeland hielp, vooral in het kader van het Gemene-

best.

Deze politiek had tweeërlei doel:

de kapitaalverschaffing voor de opbouw van landen

met een laag welvaartsniveau;

de verstrekking van dollars en ponden voor de

financiering van voor deze landen noodzakelijke importen.

Alleen door het verstrekken van kapitaalhulp (en ook

sommige consumptieve kredieten) in de vorm van dollars

en ponden kan de economische groei gepaard gaan met

handhaving of verbetering van de vrijheid van het inter-

nationaal handelsverkeer. Dit laatste is een belangrijke

voorwaarde voor welvaartsvergroting.

In de jaren vijftig, toen Europa zich had hersteld,

werden de dollarschulden terugbetaald aan de Verenigde

Staten. Door het opbouwen van betalingsbalansoverschot-

ten wisten vooral de E.E.G.-landen hun dollar en ponden-

bezit daarna uit te breiden. De economische groei in

West-Europa verliep zo goed dat in recente jaren zelfs veel

Amerikaans kapitaal werd aangetrokken, dat gelokt werd

door de hoge winstverwachtingen, die gunstiger waren

dan in het eigen land.

Europa zette zijn stijgende dollartegoeden voor een deel

in goud om. Aanvankelijk geschiedde dit om een betere

opbouw van de monetaire reserves te bereiken
3).
Het ge-

volg was dat de Verenigde Staten hun goudreserves zagen

dalen. Onder invloed hiervan werd de omzetting van

dollars en ook van ponden in goud, later – vooral in het

begin van de jaren zestig – ingegeven door de opvatting,

dat de positie van beide sleutelvaluta’s minder sterk werd,

m.a.w. men vreesde dat goudbezit veiliger zou zijn.

De ontwikkelingslanden, waarvoor de groei een lang-

durige en moeilijke zaak is geworden, hebben nog steeds
een gebrek aan dollars en ponden. Terwijl Europa dollars

te veel heeft, hebben zij er te weinig. Zij hebben daarom

ook geen kans gezien hun goudvoorraad te vergroten,

integendeel (zie tabel 3). Hun welvaartsgroei, zo die al

optreedt, is daarom nog steeds afhankelijk van de hulp-

verlening in harde valuta’s.

In de periode 1948-1951 werd aan Europa voor ongeveer
$ 11,6 mrd. steun verleend. De bilaterale hulp aan ontwikke-
lingslanden bedraagt thans ca. $ 1,6 mrd. per jaar.

Voor Nederland bijv. de reden om de goudvoorraad die in 1958 nog maar $ 1,1 mrd. bedroeg, te verruimen tot $ 1,6
mrd. eind 1963. De deviezenreserve daalde in die periode van $ 420 mln, tot $ 298 mln.

320

E.-S.B.
7-4-1965

/

Het is in dit verband nuttig te denken over de mogelijkheid
om de overtollige dollars en ponden in Europa ,,door te geven” (hoe dan ook) aan de arme landen. Door middel van een derge-
lijke herverdeling van deviezenreserves tussen de landen zou
Europa van zijn liquiditèitsoverschot worden ,,verlost”, de
arme landen zouden hun reserves zien toenemen en de Verenigde
Staten zouden meer exportkansen krijgen. In feite moet Europa
dan besparingen (blijvend?) afstaan aan ontwikkelingslanden.
Een nieuwe versie van een ,,Marshall-hulp”?

Na bijna twintig jaar zijn de beide sleutelposities in het

goudreservesysteem, ingenomen door de Verenigde Staten

en Engeland, zeer verzwakt. De oorzaak daarvan zijn de

betalingsbalanstekorten van deze landen. Deze betalings-

balanstekorten zijn echter – voor een belangrijk deel –

onmisbaar voor de werking van het systeem. Het geheel

maakt een paradoxale indruk.

Te weinig liquiditeiten?

Goud en deviezen doen dus dienst als internationale

verrekenmiddelen. Daarnaast wordt voor de bepaling van

de reservepositie der landen nog rekening gehouden met de

zgn. ,,Fund Gold Tranche Position”, de vordering op het

Internationale Monetaire Fonds
4).
De drie internationale

reservesoorten worden wel genoemd internationale liquidi-

teiten; ze zijn de voorraden aan ,,internationaal geld” van

de landen. Vaak wordt gesproken over de huidige krapte

aan internationale liquiditeiten. Daartoe worden de

liquiditeiten vergeleken met de transacties waarvoor ze

worden gebruikt en vooral met de belangrijkste ervan,

ni. de internationale handel. Voor de laatste jaren laat zich

het volgende afleiden:

TABEL 1.

Wereidhandel (totaal van de importen van alle niet-
communistische landen) vergeleken met mondiale liquiditeits-

voorraad

(in $ mln.)

1

11

IIE

Jaren

wereldhandel Mondiale liquidi- Verhoudingsgetal =
in $ mln.

teiten a)

kolom 1 gedeeld door
in $ mln,

kolom IE

Eind 1958
100.800
59.960
1,68
Eind 1959
106.300
59.860
1,78
Eind 1960
119.200
62.750
1,90
Eind 1961
124.500
64.890
1,92
Eind 1962
132.200
65.910
2,01
Eind 1963
143.200
69.330
2,06
1964 2ekw
160.500 69.680
2,30

Bron:
Afgeleid uit I.M.F. gegevens.
a) Som van: goudvoorraad â S 35 per fine ounce, deviezenreserves en de
Gold Tranche Position I.M.F. van centrale monetaire autoriteiten der landen.

Het rechtstreekse verband tussen de wereldhandel en de inter-
nationale geidvoorraad, zoals hier gesuggereerd zegt weinig.
De omvang van de handel kan toenemen, in een sneller tempo
dan de toename van de liquiditeiten, zonder dat er van een
duidelijk tekort aan geldmiddelen iets blijkt. Pas wannçer de
hier gebruikte verhouding te hoog wordt (hoe hoog?) en dus de
omloopsnelhëid van het internationale geld te hoog komt te
liggen, is er sprake van krapte. Een onderzoek naar de spanning tussen de gewenste en de werkelijke geldomvang valt buiten de
mogelijkheden van dit artikel
5).
Het is echter-wel goed de aan-
dacht te vestigen op de noodzaak om ook te kijken naar de
verdeling van de beschikbare liquiditeiten tussen de landen.
Er bestaat op dit ogenblik wel een duidelijke partiële liquiditeits-
schaarste, nl. bij een aantal arme landen. Deze liquiditeits-
schaarste wordt bepaald door de eenzijdige ontwikkeling van
de internationale handel en w6rdt niet veroorzaakt door de
groei van de internationale handel als zodanig.

4)
Deze F.G.T.P. = -het quotum van elk land, gestort in goud en nationale valuta, minusde kasvoorraad aan nationale valuta
van het I.M.F. voor elk lap., .

Behalve de omvang van de totale massa van liquiditeiten

is van belang de samenstelling en de wijzigin’g daarin.

Het belang van de goudvoorraden is in dé loop van de
jaren steeds kleiner geworden: in 1953 nog 64 pCt., in

1963 slechts
58
pCt. De deviezenreserves die in
1953

32 pCt. van het totaal der liquiditeiten uitmaakten, waren

in 1963 gestegen tot een aandeel van 36 pCt. De Fonds-

posities namen resp. 4 pCt. en 6 pCt. voor hun rekening.

De wereldgeldvoorraad vertoont dus een verandering in de

samenstelling ten nadele van het goud. Een en ander

blijkt uit tabel 2.

TkBEL 2.

Ontwikkeling van de drie componenten der

wereldliquiditeits voorraad

(exclusief communistische landen; in $ mln.)

Jaren

Goud
(S
35 perfine
ounce)
vreemde
valuta
J.M.F.
G.T.-positie
Totaal

Bedrag pCI.
Bedrag pCt.
Bedrag pCt.
Bedrag
pCI.

Eind
1953
34.320

100
17.140
100 1.891
-100
53.351
100
Eind
1958
38.030

III
19.370
113
2.557
135
59.957
112
Eind
1959
37.880

110
18.725
109
3.250
172
59.855
112
Eind
1960
38.020

III
21.160
123
3.570
189
62.750
117
Eind
1961
38.850

113
21.880
127
4.158 220 64.888
121
Eind
1962
39.240

114
22.875
133
3.795
201
65.910
123
Eind
1963
40.205

117
25.180
146
3.940
208
69.325
130
19642ekw.
40.480

118
25.305
147
3.891
206
69.676
130

Bron:
I.M.F.-gegevens.

Het achterblijven van de goudreserves heeft veel kritiek

uitgelokt op de handhaving van de vaste goudprjs te

Londen en New-York. De produktiekosten van het goud

zijn na de oorlog belangrijk gestegen. Stijging van de

goudprijs wordt verdedigd als middel om het totale goud-

aanbod te vergroten. Een dergelijke stijging betekent

echter een devaluatie van dollar en pond in de eerste plaats
en waarschijnlijk ook van de andere valuta’s. Een voordeel

van een algehele devaluatie zou zijn dat goudreserves in

één klap in waarde zouden stijgen
6).
Een devaluatie van

dollar en pond alleen betekent een verlies op dollar- en
pondenreserves, iets wat zeker de ontwikkelingslandën

met hun relatief kleine goudvoorraad niet zouden kunnen

opvangen.

De merkwaardige dubbelfunctie van het goud als

grond-

stof die moet worden gedolven en een industriële gebruiks-

waarde heeft enerzijds en van regulator van ons wereld-

geldstelsel anderzijds, brengt een fundamenteel primitivisme

in het internationale betalingssysteem. Zoals dit primiti-

visme is weggehaald uit de meeste binnenlandse monetaire

In het verslag van De Nederlandsche Bank over 1960 staat
hierover: ,,Een analyse van omvang en verloop van de inter-
nationale liquiditeitsmassa leert dat deze in het laatste decen-
nium bij de groei van de wereldhandel niet is achtergebleven”
(12). De verfijnde methode van De Nederlandsche Bank houdt
speciaal rekening met de twee bankierslanden, deV.S. en deV.K. Haar methode voor 1964 volgen, levert op grond van voorlopige
cijfers, een liquiditeitspercentage van ca. 40 pCt. op, hetgeen
aanzienlijk lager is dan de pCt. gegeven op blz. 61 van genoemd
jaarverslag en wijst dus in de richting van de uitkomsten uit
mijn tabel 1, nl. die van een algemene verkrapping (het liquidi-
teitspercentage is de reciproke van het door mij gegeven ver-
houdingsgetal).
In een interview in ,,The Economist” van 13 februari 1965
beweert Jacques Rueff – de waarschijnlijke vader van de
Franse voorstellen tot eerherstel van het goud – : ,,suppose
we roughly double the price of gold… let me telI you that if
there were no journalists in the world, nobody would ever
notice the change”. Hij lijkt te abstraheren van mogelijke
infiatoire gevolgen van de verdubbeling in waarde van de
goudreserves, hetgeen een wat slordige indruk maakt.

E.-S,’, 7-4-195

321

TABEL 3.

Verandering van de verdeling der wereld/iquiditeiten tussen de landen (in mln. $ en pCt.)

Wereidgoudvoorraad
…………………………………..
Goudvoorraad rijke landen a)
………………………….
1.1.

Goudvoorraad V.S
……………………………………
1.2.

Goudvoorraad V.K
…………………………………..
1.2.

Goudvoorraad E.E.G
…………………………………
1.3.1.

Goudvoorraad Frankrijk
……………………………..
1.4.

Goudvoorraad overige rijke landen
2.

Goudvoorraad arme landen b)
…………………………

Mondiale reservevoorraad
……………………………..
(goud, deviezen en gold-tranche position I.M.F.)
Reserves rijke landen a)
………………………………
1.1.

Reserves V.S
……………………………………….
1
.2.

Reserves V.K
………………………………………
1.3.

Reserves E.E.G
………………………………………
1.3.1.

Reserves Frankrijk
…………………………………..
1.4.

Reserves overige rijke landen
………………………….

Reserves arme landen b)
………………………………

Eind 1953

Toe-/afname

Eind 1963
in mln. $

pCt.

in mln. $

in mln. S

pCt.

34.320
100
+

5.885
40.205
100
31.135
91
+

6.325
37.460 94
22.091 64

6.495
15.596
39
2.263
7
+

221
2.484
6
2.801
8
+

9.532
12.333
31
617
2
+

2.558 3.175
9
3.980
12
+

3.067 7.047
18
3.185
9

440
2.745
6

53.355
100
+ 15.970
69.325
100

41.420
78
+

15.410
56.830
82
23.458
44

6.615
16.843
24
2.670
5
+

477
3.147
5
5.746
II
+
14.259
20.005
29
829
1,6
+

3.638
4.467
6,6
9.546
18
+

7.289
16.835
24
11.935

22

1

+

560

1

12.495

18

Verenigde Staten, Engeland, EEG., Zwitserland, Zweden, Canada, Japan, Oostenrijk, Denemarken, Finland, Griekenland, IJsland, Ierland, Noorwegen,
Portugal, Spanje, Turkije, Joegoslavië, Australië, Nieuw Zeeland, Zuid-Afrika.
Latijns-Amerika, Midden-Oosten, Verre-Oosten, Afrika (excl. Zuid-Afrika).
Bron:
1.M.F.-gegevens,

systemen, dient het ook te worden weggehaald uit het

internationale systeem. Een andere basis, die een betere

representant is van de relatieve rijkdom der landen moet

in de plaats van het goud worden gevonden. Dit vraagt

echter een nauwe samenwerking tussen de landen. Zolang

deze nog niet kan worden bereikt is het goud een nood-

zakelijk instrument
7).

Verschuiving in
het goudbezit.

We hebben dus gezien hoe vooral de Europese landen

in de afgelopen jaren op grote schaal ponden en dollars

konden accumuleren. Een belangrijk deel van deze tegoeden

werd omgezet in goud, geheel volgens de regels van het

systeem. De arme landen, die de welvaartskloof tussen

hen en de rest van de..wereld zagen verdiepen, kregen

hiertoe geen kans; integendeel zij verloren grote bedragen

aan goud. Het resultaat was een herverdeling van de

wereldgoudvoorraad (zie tabel 3).
De spreiding van de totale reserves over de landen weer-

spiegelt deze ontwikkeling. De Verenigde Staten zijn er

sterk op achteruitgegaan. De groep rijke landen heeft

zich verder verrijkt. De arme landen zijn armer geworden.

Bovendien zijn zij nu sterk afhankelijk van de – op dit
moment wankele – deviezenbezittingen (in
1953
voor
73 pCt., in 1963 voor 78 pCt.).

Het steeds armer worden van de arme landen en het

aanhoudende goudverlies van de Verenigde Staten vormen

de twee basisproblemen van het moment. Het systeem

heeft zichzelf uitgehold. Het is echter nog steeds brood-

nodig voor het verstrekken van betaalmiddelen aan de

goudarme ontwikkelingslanden. Dat de positie van zowel

het pond als de dollar labiel is, moge blijken uit de ver-

gelijking van dollar- en pondenschulden met de goudvoor

raden nodig voor dekking van deze schulden (zie tabel 4).

7)
Hetgeen niet wil zeggen dat naast het goud geen andere
reserves nuttig zijn, zoals nu vreemde valuta en I.M.F.-vorderin
gen. Het I.M.F. zal de meeste kans hebben om een rol te spelen
in de creatie van een nieuw soort internationaal geld naast
– en later – i.p.v. goud.

TABEL 4.

Netto positie t.o.v. het buitenland en goudvoorraad

Verenigde Staten en Engeland, eind 1963
(in $ rnrd.)

Verenigde
Staten Engeland

korte termijn vorderingen op het buitenland
liquide vorderingen op het buitenland
=

deviezenreserve

…………………
0,17
korte termijnvorderingen op het buitenland van
..
0,21

het bankwezen

……………………..
..
5,98
1,25
Totale vorderingen

op het buitenland,

korte
termijn

…………………………….6,19
1,42

korte termijn vorderingen van het buitenland

.

3,65
van monetaire autoriteiten
………………
6,50
van particuliere banken

………………..
6,13
4,78
overige

……………………………..
3,05

Totale vorderingen van het buitenland, korte

..

..
..

11,28
termijn

…………………………….22,83
Netto positie t.o.v. het buitenland

………..
.
16,64

9,86
Goudvoorraden

………………………
.15,60
2,48
Bron:
berekend uit I.M.F.-gegevena.

Opgemerkt moet worden dat de nog zeer grote goud-

voorraad van de Verenigde Staten voor een belangrijk

deel gebonden is aan het binnenland. Voor 15 pCt. (tot

voor kort 25 pCt.) van de bankbiljettencirculatie en van

de deposito’s bij het Federal Reserve System moet goud

in het binnenland blijven. Slechts voor nog geen $ 8 mrd.

van de goudvoorraad is daardoor vrij om de buitenlandse

vraag op te vangen. Deze vraag is de afgelopen vijf jaar

gemiddeld per jaar $ 1 mrd. geweest (ongeveer 7 pCt. van

de gemiddelde saldi van dollarschulden aan het buiten-

land). In dit tempo doorgaand met de goudafgifte, is de

vrije goudreserve dus binnen 8 jaar en de totale goud-

reserve binnen 16 jaar, verdwenen
8).
Daarbij moet worden

gevreesd dat verdere speculatie tegen de dollar (en het

pond) het genoemde percentage van 7 aanzienlijk zal

kunnen verhogen.

8)
In dit jaar was medio maartji. reeds voor ruim $ 800 mln.
in goud geconverteerd, waarvan bijna $ 500 mln, door Frankrijk.
Red. E.-S.B.

(1. M.)

322

E.-S.B. 7-4-1965

TABEL 5.

Het Amerikaans en Engels betalingsbalanssaldo en zjjn componenten (in $ mrd.)

Verenigde Staten

Engeland

1959

1960

1961

1962

1963

1964
1

1959

1960

1961

1962

1963


3,5


4,0

1,9

2,0
‘- 2,3
(- 3,0)

0,3
+
0,3

0,5
+
0,6

0,6

Veroorzaakt door:
goederen en diensten
+
0,6

+
4,1
+
5,7
+
5,1
+
5,8
(+ 7,0)
+
0,5

0,6
+
0,2
+
0,5
+
0,6

Saldo totaal

………………
.

privé

kapitaalverkeer

op
langetermijn …………..
-2,1
-2,1
-2,5
-3,1
(-4,0)
-0,4
-1-0,1
-0,1
+0,1
-0,1
Eenzijdige

overdrachten

en
overheidskapitaal

.-1,6

-3,2

-3,5
-4,1
-4,3 -4,6
(-6,0)
-0,4
-0,4
-0,5 -0,5
-0,6
kort kapitaal en afrondingen
+
0,3


2,6

2,1

1,6

1,1

0,1
+

1,1

0,2
+
0,6

0,5

Bron:
Gegevens jaarverslag 1963 van
De Ned. Bank; 1964
geschat, voor de afwijkende
Amerikaanse
definities raadplege men het jaarverslag en het artikel
van Prof. Kymmel in ,,E.-S.B.” van
4 november 1963.

Niet voor niets probeert Johnson uit alle macht – op

zijn eigen wijze
9)
– de betalingsbalans te herstellen en

aldus de verplichtingen aan het buitenland te verminderen

en de dollar vertrouwen te geven. Wanneer hem dit niet
mocht lukken, zal vroeg of laat het systeem falen, hetzij

door stopzetting van goudafgifte, hetzij door verhoging

van de goudprjs, hetzij door nieuwe afspraken in het

internationale verrekensysteem.

Hoe het zo ver kon komen.

Als men zich afvraagt hoe het mogelijk is dat de valuta

van het rijkste land van de wereld op dit ogenblik zo zwak

staat, dan moet men letten op de bankiersfunctie van de

Verenigde Staten. Omdat de dollar (en het pond) door hun

goudgarantie een wereldomspannende koopkracht hebben,

zijn grote bedragen in alle landen geaccumuleerd. Deels

was dit mogelijk door kredietverstrekking door de bankiers-

landen. Zolang deze kredieten door aflossing weer terug-

vloeiden, werd het ponden- en dollarbezit van de wereld

op een redelijk peil gehouden.

Toen echter ook ponden en dollars in de wereldcirculatie

kwamen, als gevolg van betalingsbalanstekorten der

sleutellanden in de sfeer van handelstransacties en privé-

kapitaal, ging er iets mis. Omdat de Verenigde Staten en

Engeland hun nationale valuta kunnen gebruiken voor

de financiering van fundamentele betalingsbalanstekorten

is het systeem in moeilijkheden geraakt.

Terwijl andere landen in zulke gevallen goud en deviezen

zagen verdwijnen, betaalden de V.S. en Engeland in binnen-

landse valuta, althans voor een groot deel. Pas toen de

dollar- en pondensaldi te groot werden, ontstond een

goudvraag; het is deze goudvraag die onvermijdelijk tot
onzekerheid over de dollar en het pond leidde. Men kan

dus zeggen dat de Verenigde Staten en Engeland te weinig

zelfdiscipline hebben getoond in hun buitenlandse be-

stedingen, iets wat hun rol van bankierslanden uiterst

moeilijk heeft gemaakt.

De speciale bankiersfunctie komt op de betalingsbalans

der Verenigde Staten en Engeland tot uiting in posten

die de kredietverlening (of schenking) aan landen met te

weinig liquiditeiten betreffen. In het onderstaande over-

zicht is dit de post: ,,eenzijdige overdrachten en overheids-

kapitaal”. Hierin zijn verwerkt de hulp aan ontwikkelings-

landen en de militaire uitgaven (uit strategisch-economische

motieven) en andere overheidsuitgaven. ,Dat de afgel(pen

jaren grote tekorten voorkwamen, die niet samenhingen

met de typische bankiersfunctie, blijkt duidelijk in tabel
5.

9)
Zonder rechtstreeks ingrijpen en zonder deflatoire, ni.
bestedingsbeperkende maatregélen, doch door een uniek systeem
van overleg met het Amerikaanse bedrijfsleven.

Uit deze cijfers blijkt:
voor Engeland:

dat de stroom privé-kapitaal naar het buitenland aan-

zienlijk is geweest;

dat de lopende rekening gunstig is geweest;
dat de bankiersfunctie iets is toegenomen.

voor de Verenigde Staten:

dat de stroom privé-kapitaal steeds groter is geworden,

en zelfs de omvang van het totale tekort heeft over-

troffen;

dat ook hier de lopende rekening gunstig is;

dat de bankiersfunctie nauwelijks is veranderd,

zodat voor beide landen de huidige moeilijkheden zeker

niet alleen zijn terug te brengen tot hun speciale bankiers-..

functie en dat deze functie kan worden gehandhaafd als

andere posten verbeteren.

Een ingrijpen in de sfeer van de particuliere kapitaal-

exporten is zeker in de Verenigde Staten (waarschijnlijk
ook in Engeland) nodig.

,,Export-kapitalisme”.

Deze laatste conclusie is het eerst uitgesproken door de

Fransen. Al jarenlang toonden
zij
zich bezorgd over de

groeiende invloed van het Amerikaanse ,,export-kapita-

lisme” in hun handel en industrie. Ook in andere Europese

landen (Engeland, Duitsland) bestond hierover onrust.
Een feit is dat de Amerikaanse kapitaal-export zich de

laatste tijd vooral op Europa richt.

HET AMERIKAA tJS EXPORT-KAPITALISME *

1963

TOTAAL 4,1 MILJARD
$

EUROPA 1,7
MILJARD
$

1
CANADA
[9 MILJ.
$

JAPAN
0,7 MILJ.
$

REST
WERELD 0,8 MILJ.
$

PARTICULIER KAPITAALEXPORT OP KORTE EN LANGE TERMTJN

E.-S.B. 7-4-1965

323

De fabrikanten van computers en perifere apparatuur

(III)

De veruit machitigste computerfabrikant is de I.B.M.

Zij dankt haar positie aan haar combinatie van supe-

rieure verkooporganisatie, goede algemene leiding en

voldoende technische prestaties.

Haar grondvester Thomas J. Watson was oorspron-

kelijk een verkoper van piano’s en naaimachines en la-

ter van kantoormachines voor de National Cash Regis-

ter Corp. ,,At forty”, schrijven zijn biografen
1),
,,’h

seemed a failure: disgraced, under jaii sentence
2),
with

no job, no home, no money”. Zijn entrepreneuriale kwa-

liteiten gaven hem echter enige jaren daarna de zeg-

genschap in een toentertijd ‘kleine maatschappij: ,,The

Computing Tabullating Recordin’g ‘Corp.” (1914). Daar-

uit groeide in 1924 de I.B.M., welke
v66r
1940 onge-

veer 80 pCt. van de conventionele ponskaartenmachi-

nemarkt in handen had
3).
Tijdens de laatste wereldoor-
log werd reeds allerlei researchwerk verricht in de ‘rich-

ting van bijzondere rekenmachines. Het is daarom

merkwaardig, dat aanvankelijk niets in computers werd

gezienL

De ontwerpers en makers van de eerste elektronische

rekenmachine Eckert en Mauchly (de ENIAC compu-

ter 1946) ‘boden in 1950 hun maatschappij zonder resul-

“)
Thomas and Marva Belden: ,,The lengthening shadow”.
Voor een antitrustzaak bij de N.R.C.; deze liep later
gunstig voor hem af.
In de Verenigde Staten ca. 85 pCt.; in Europa ca. 70
pCt. door de concurrentie van Bull en Powers-Samas. De
omzet van I.B.M. was in 1940 nog geen $ 50 mln.; nu meer
dan 40 maal zo groot.

(vervolg van blz. 323)
De gebetenheid van Generaal De Gaulle op de Ameri-

kanen heeft niet alleen politieke redenen. Ook de angst

dat Amerikaanse ondernemers te veel macht in de Franse

economie zullen krijgen, speelt hier een rol. Daarom moet
zijn voorstel tot een zeker herstel van de gouden standaard

worden gezien als wapen in de strijd tegen de z.i. dreigende

Amerikaanse economische infiltratie van Europa
10).

Zolang de winstverwachtingen in Europa aanzienlijk

gunstiger liggen dan in de Verenigde Staten zal het moeilijk

zijn de kaitaalexport af te dammen. President Johnson’s

voorzichtige en onorthodoxe tactiek bij de aanpak van

het betalingsbalanstekort zal een dramatisch effect kunnen

hebben. Samenwerking ‘van Amerikaanse ondernemers

met de regering is hierbij onmisbaar. Het is merkwaardig

te moeten constateren dat Amerikaanse ,,kapitalisten” de

toekomst van het wcreldgeldstelsel zo zeer kunnen bepalen’.

Conclusies.

13e verschijnselen van zwakte van het internationale

betalingssysteem zijn het directe gevolg van de tekorten

op de betalingsbalansen van de Verenigde Staten en

Engeland.

Deze tekorten zijn voor een deel inherent aan de

werking van de goudwisselstandaard; nl. voorzover zij

voortvloeien uit de bankiersfunctie van de twee landen.

Voor de rest zijn deze tekorten het gevolg van een

overbesteding in het buitenland door de twee landen

(vooral in de private kapitaalsfeer).

‘4. Naarmate deze tekorten blijven bestaan zal het ver-

taat de I.B.M. te koop aan, waa’rna dit bedrijf door

Reminigton Rand, nu Sperry Rand-Univac, gekocht

werd.

Tot 1952 blijft Watson Sr. geen daiadwerkelijke in-

teresse in de compaterontwikkeling tonen; J.B.M.

found itself unprepared for the (technological) change”

staat in de biografie van Watson Sr. te lezen. Eerst

in die tijd komt onder invloed van de zoon Thomas

Watson Jr. het inzicht, dat de computertijd is aange-

broken en weet ‘het bedrijf zich technisch snel aan te

passen en door zijn voontreffelijke verkooporganisatie

in de jaren 1955/1957 de achterstand op zijn toentertijd

grote en ‘enige rivaal Remington Rand in te lopen.

Het grote succes ‘komt in
1954,
wanneer de I.B.M.

de zgn.
650
– met buizen, ponskaarteninvoer en aan-

vankeiijk nog zonder tapes – op de markt brengt. In

korte tijd daarna worden eerst in de Verenigde Staten

en met enige jaren naijlinig in andere landen honder-

den van dene – voor die tijd kostbare – computers

gehuurd. H& was de eerste computerfabricage, die

voor een fabrikant winstgevend bleek. in 1960 volgt

de 1400-serie, een relatief eenvoudige getransistoriseer-

de computer – naar men zegt naar een ontwerp van

een Frand I.B.M.-ingenieur -, die een enorme afzet

bleek te vinden. Sinds kort is als derde generatie de

I.B.M. 360 op de markt, die verschillende interessante

karakteristica vertoont.

Naast deze ,,best sellers” zijn nog verschillende an-

dere computertypeni gepresenteerd, ofschoon met be-

trouwen in de dollar en het pond verder dalen met als

gevolg een verder goudverlies van de bankierslanden.

Hierdoor zal binnen korte tijd het gehele systeem in gevaar

worden gebracht, hetzij door staking van goudafgifte,

hetzij door devaluatie. Een snelle overgang naar een

alternatief van het huidige systeem kan niet worden

verwacht.

Een geïsoleerde devaluatie van dollar en pond is

vrijwel onmogelijk, de arme landen, maar ook Europa

zouden in ernstige moeilijkheden raken ten gevolge van

verliezen op hun deviezenvoorraden. De nadelen van een

algemene devaluatie zijn op korte termijn kleiner, maar

bestaan wel, vooral in infiatiekansen.

De oplossing moet worden gezocht in een sanering

van de betalingsbalans der Verenigde Staten en Engeland.

Eenzijdige acties van monetaire autoriteiten (Frankrijk)

bedreigen de stabiliteit nog verder; herstel van de oude

goudstandaard is, zonder devaluatie, vrijwel onmogelijk

(vergelijk mijn tabel 4). De liquiditeit van de arme landen

zou direct in gevaar worden gebracht door hun gebrek

aan goudreserves.

Curaçao.

Drs. C. 1. BRAKEL.

• 10)
Een feit is dat de Franse ,,coup d’or” de onderhandelings-
positie van De Gaulle tav. eennieuwe regeling sterker heeft
gemaakt. De voorstellen van Giscard d’Estaing moeten dan
ook niet letterlijk worden genomen. Zij
zijn
niet uitvoerbaar
omdat de Amerikanen en Engelsen te weinig goud hebben om er aan te voldoen. Een devaluatie zou nodig zijn, iets wat voor
de Fransen ook moeilijkheden zou opleveren.

324

E.-S.B. 7-4-1965

perkter resultaat. Een enkele maal

heeft de I.B.M. een machine, die

technisch niet voldeed, uit de markt

nioeten nemen. Het totaal aantal

verkochte computers – overwe-

gend middelgrote – bedroeg eind

1963 vermoedelijk ca. 14.000, te-

genover ca. 4.000 door concurre-

rende fabrikanten, waarvan er ech-

ter enige (Sperry Rand-Univac,

Control Data Corp.) vooral grote

computers op de markt gebracht

hadden. (De verkoop van de
,,650″

wordt geschat op 1.500 stuks, die

van de ,,1401″ op 8.000 stuks).

Ook op het gebied van de perifere apparatuur, bijv.

ten aanzien van het magn’etisoh en optisch lezen van

gestileerd schrift, zijn de prestaties van de I.B.M. niet

uitzonderlijk geweest. De I.B.M. 360 lijkt echter wan-
neer hij straks ook .in de praktijk blijkt te voldoen een

opgaande lijn in de technische prestaties te laten zien.

De bedrijfspoiitiek van de I.B.M. is er altijd op ge-

richt geweest via eigen speurwerk en ontwikkeling van

binnen uit te groeien. Overname van ‘bedrijven is wei-
nig voorgekomen. Ik vermeldde reeds de onbereidheid
tot overneming van de Eckert Mauohly Corporation in

1950. In
1957
ging de I.B.M. niet in op het aanbod

tot aankoop van de maatschappij, die het bijzondere

XEROX 914 f’ot’okopieerappa’raat had ontwikkeld, en

die, gelijk bekend, nadien op eigen krah’t een uitzon-

derlijk succes en preditmaker is geworden.

Onder de oprichter Watson Sr. kenmerkte het be-,

drijf zich door een eigen paternalistische sfeer
4).
Wat-

son Sr. was voorstander van gemakkelijke directe toe-

gankelijkheid van iedereen in het bedrijf tot hogere

chefs, waarbij hij de voor een organisatie riskante pas-

seeroontacten niet zwaar telde. In aansluiting ‘daaraan

streefde hij naar korte verticale communicatielijnen en

taakverruiming door ecartering van hiërarchieke ni-

veaus. Human relations-deskundigen gaf hij gelegenheid

diepgaande onderzoekingen terzake in zijn bedrijf te

verrichten en bepaalde experimenten te praktiseren
5).

Bekend ‘is ook het feit dat hij reeds in 1953 het stuk-

loonsysteem in zijn onderneming afsohafte.

De laatste jaren ‘gaat ‘het pad van de I.B.M. niet al-

tijd over rozen. Een machtige onderneming als deze

wekt veel weerstanden en verzet, in 1952 begon, mede
op instigatie van concurrenten, een antitrustactie tegen

het bedrijf, die als eindr,esuiitaoit ‘om. had dat de I.B.M.:

zijn beleid om installaties uitsluitend te verhuren

moest wijzigen en voortaan ook de gelegenheid tot

koop moest openstellen;

Zijn pateniten ook aan derden moest verkopen;

zijn. dienstver.len-ingsactiviteiiten in een afzonderlijk

bedrijf moest onderbrengen, zodat kon worden nage-
gaan d’at alle kosten aan de betreffende gebruikers in

rekening werden gebracht.

Wat de gebruikers aangaat neemt men bijna overal

een typisch ambivalente houding waar. Enerzijds be-

Hij zelf haatte het woord paternalisme, maar aan-
vaardde da’t de uitdrukking ,,care and control” tav. zijn
mensen zijn wijze van leidinggeven goed weergaf. Watson
Sr. was een van de eerste propagandisten voor de New Deal
van Roosevelt.
Een belangwekkend verslag daarvan vindt men in ,,Hu-
man relations in an expanding company” door Richardson and Walker (Labor and Management Center Yale Univer-
sity, New Haven, Connecticut 1948). Merkwaardigerwijs
wordt dit onderzoek niet in zijn biografie vermeld.

(1. M.)

wondening voor ‘het vele dat de maatschappij presteert,

anderzijds geïr’riteerdhei,d over typische ‘verschijnselen

van monopolistisohe concurrentie.

Om hiervan een ‘voorbeeld uit eigen ervaring te noe-

men: de Nederlandse P.T.T. is na een experimentele

verkenning achtereenvolgens overgegaan tot huur van

18 I.B.M. computers 1401 met ‘uitgebreide nevenappa-

raituu.r ten behoeve van de giroautomatisering. De I.B.M.

bleek ondanks het feit dat hierover heel wat tussen

partijen is
onderhandeld,
geen korting wegens afname

van het grote kwantum te willen geven. Een begrijpe-

lijke en aanvaardbare motivering daurvan kon niet wor-

den ‘gegeven
6),

Tal van ‘grote bedrijven en overheidsinstanties in de

Verenigde Staten en daarbuiten beginnen mede daarom

toenemende belangstelling voor de produkten van de

concurrenten van de I.B.M. te ‘tonen. Van belang daar-

bij is dat deze concurrenten lange tijd ‘geen partij voor

de I.B.M. wapen, maar thans door ‘hun voo’s

uitgaande

technische prestaties en verkooporganisatie een geduch-

te bedreiging beginnen te vormen, waarover in volgen-

de beschouwingen meer. Aan deze ,,vuurliniesituatie”,

gevoegd bij de expansie en de overgang van ‘de leiding

van de vader op de zoon, is het waarschijnlijk toe te

schrijven dat het interne bedrijfsklimaat belangrijke ver

anderingen ‘lijkt te ‘hebben ondergaan. De geïnteresseer-

-de buitenstaander, die de laatste tien jaar herhaaldelijk

en langdurig met het Amerikaanse bedrijf zowel als met

zijn Europese filialen in contact is geweest, neemt al-

thans een ,,strain”- en ,,dtive”-sfeer waar, die er vroe-

ger niet in die mate was
7).
De buitenlandse vesti-

gingen kunnen aian dat alles weinig doen; men ‘moet

vaak bewondering hebben voor de wijze waarop zij de

Amerikaanse mentaliteit met Europese opvattingen

trachten te verzoenen. De bekwame Nederlandse lei-

ding
8)
is daarvan een voorbeeld.

AJ,les ‘bijeen is de I.B.M. een ‘bewonderenswaardi:g be-

drijf dat een belangrijke bijdrage tot de verhogin’g van

produktiviteit en efficiency in een groot deel van de

wereld hee& geleverd en noig levert. Zijn stijging op de

ranglijst voor Amerikaanse ‘bedrijven in ‘het tijdschrift

,,Fo.rtune” van no. 48 naar no. 18 in zeven jaar tijds

lijkt verklaarbaar.

‘s-Gravenhage.

H. REINOUD.

In gesprekken werd wel de antitrustwetgeving, die vor-
men- van prijsdiscriminatie verbiedt, genoemd, maar dit
argument spreekt voor Nederlandse verhoudingen niet aan.
1-Jet aantal hiërarchieke niveaus schijnt weer toe te ne-
men. Het is overigens zonder diepgaande studie van alle
verhoudingen niet mogelijk daaromtrent een oordeel te
geven.
5
)Ik denk hierbij aan de heren J. W. Schotte (overleden in
februari 1964) en aan Drs. J. A. van de Kamp, thans direc-
teur van de K.L.M.

E.-S.B.
7-4-1965

325

STICHTINGEN
Er bestaat in ons land een verbijsterend aantal

stichtingen. Stichtingen tot bestrijding van het een

en tot bescherming van het ander. Tot onderzoek

naar, propaganda voor, voorlichting over, hulp aan

en bevordering, instandhouding, verdediging en stimu-

lering van de meest uiteenlopende zaken. Ze be-

strijken dan ook met elkdar een gebied, dat zich

uit strekt van het materiële, het technische, het

zakelijke en het prozaïsche tot het plechtige, het

ethische, het verhevene en het mystieke. Zo leggen zij

zich toe op ,,de verbreiding van het effectenbezit”

zowel als ,,van de theosophie”, op ,,het bevorderen van

het gebruik van koper en koperlegeringen” zowel
als ,,van gemeenschapszin”. Wij tellen onder hen

zowel een ,,Stichting vacantiezegelfonds van het

loodgieters- en fittersbedrijf” als een ,,Stichting Kring

der Verbondenen”, zowel een ,,Centrum voor las-

techniek” als een ,,Céntrum voor protestantse kerk-

zang”.

Soms ook worden het zakelijke en het technische

met het plechtige en het. verhevene wonderwel in

één stichting verenigd. Zo kennen we in ons land

een ,,Stichting Lijkbezorging tegen Kostende Prijs”

en een ,,Stichting de Band met God, intern. Band-

recorderdienst”. Aan de andere kant komt het van-

zelfsprekend ook voor – zoveel hoofden, zoveel

zinnen – dat de ene stichting bestrijdt, wat de andere

tracht te bevorderen: naast de ,,Stichting voor

Morele Herbewapening” is er een ,,Stichting Centrum

voor vrij geestesleven” en naast de ,,Stichting Siga-

rettenindustrie” een ,,Stichting Bevordering hygiëni-

sche gewoonten”.

Deze verwarrende verscheidenheid vormt een weer-

spiegeling van wat er allemaal aan maatschappelijke

desiderata leeft. Misschien leren we dat rusteloze

wezen, de mens, dan ook beter kennen uit de stich-

tingen, die hij in het leven roept dan uit de beroepen,

die hij zich kiest en zelfs dan uit de verenigingen,

waarin hij zich organiseert. Voor het merendeel van

ons is immers het dagelijkse werk nog steeds voor-

namelijk een noodzakelijk kwaad, dat meer gelegen-

heid tot frustratie dan tot zelfverwerkeljking biedt.

En wat de verenigingen betreft, het gemeenschappelijk

doel van een vereniging vormt slechts de grootste
gemene deler van wat haar individuele leden voor

ogen staat. Pas in de stichting, die hij desnoods geheel

op z’n eentje kan oprichten, kan hij zijn meest per-

soonlijke en ook zijn meest bizarre streven gestalte

geven.

De lezer, die enige nieuwsgierigheid in zich voelt
naar het menselijk bedrijf, nodig ik daarom uit voor

een korte ontdekkingsreis in het wonderlijke rijk der

stichtingen. Een reis zonder vermoeienis overigens:

hij kan zittend in een leunstoel worden afgelegd.

We behoeven slechts een telefoonboek door te bladeren

en in bonte volgorde trekt een stoet van stichtingen

aan ons oog voorbij. Ziehier een kleine selectie:
Stichting ,,Tussen Twaalf en Twee”
Stichting .,Nederlandse week in Duitsland”
Stichting ,,1940-1945″
Stichting ,,Door de Eeuwen Trouw”
Stichting ,,Bevordering van de uitvoer van gebruiks- en s/acht vee”
Stichting Bevordering van het kunsthistorisch onderzoek in Nederland”
Stichting ,,Centrum voar interlocale woningruil”
Stichting ,,Centrum voor psycho-synthese”
Stichting ,,Het leven begint
bij
40″
Stichting ,,Spreekuren voor levensmoeiljkheden”
Stichting ,,J-Ielpt Ambon in Nood”
Stichting ,,!m- en exportbemiddeling Nederland-Indonesië”
Stichting ,,Onderwateronderzoek”
Stichting ,,Zon en vrjjheid” Stichting ,,voor Neoreligie” Stichting ,,de Daad”
Stichting ,,Speurwerk betreffende het boek”
Stichting ,,Kampvreugd”

Als de stichtingen ons inderdaad iets leren over de

mensen, die ze oprichten, dan zal het ,,assortiment”

van stichtingen, dat we in elk onzer drie grote steden

aantreffen, ons ook iets over het eigen karakter van

deze steden te vertellen hebben. Daarom volgt hier

tot besluit een kleine bloemlezing uit de stichtingen,

die we telkens slechts in één van de drie telefoon-

boeken vinden. In dat van ‘s-G r a v e n h a g e valt
onze aandacht onder meer op:

Stichting ,,Chocolaterie”
Stichting Administratie Indonesische pensioenen” Stichting ,,Sociale commissie v. h. maatkledingbedrijf”
Stichting Vakopleiding en examens schoonheidsverzorging”
Stichting , Verenigd Nederland en Nederland overzee”
Stichting ,, Volk en Verdediging”
Stichting ,,Prot. bid. Geestelijk Leven”
Stichting ,,Amorc, de Rozenkruiserorde”
Stichting ,,Voorlichting natuurlijke leefwijze”
Stichting ,,Vacantiebesteding rijksambtenaren”
Stichting ,,Park Rust en Vreugd”
Stichting ,,Het Nationale Rheumafonds”

In het Ainsterdamse telefoonboek vinden

we o.a.:

Stichting ,,Oudezijds 100″
Stichting ,,Vestzaktheater”
Stichting Kunst en bedrijf”
Stichting ,,Nederlandse Herenmodebeurs”
Stichting ,,J’akopleiding confectieindustrie”
Stichting ,,Bevordering van de studie van het Bank- en Effectenbedrjjf”
Stichting ,,Beeldende Kunst”
Stichting ,,Casa Academica”
Stichting ,,Holland Hostess Air Terminal”
Stichting ,,Hachsjara en Alyiah voor opleiding en uitzending van
Palestinapioniers” Stichting ,,Oplossing parkeerproblemen”

In het telefoonboek van R o t t e r d a m ten slotte
treffen we onder meer aan:

Stichting ,,Centrum Bouwen in Staal”
Stichting ,,tfavenbelangen”
Stichting ,,Onderling verbond van particuliere binnenschippers”
Stichting ,,Rotterdamse consumentenbeurzen en -tentoonstellingen”
Stichting ,, Vakopleidingen Havenbedrijf”
Stichting ,,Oprichting van Club- en buurthuizen”
Stichting ,,Deutsches Seemannsheim Rotterdam”
Stichting ,,ter behartiging van de Schiedainse postduivensport”
Stichting ,,Rotterdam”
Stichting ,,Centrale organisatie ter bestrijding van huid- en gesladhts-
ziekten”.

Vraagt de lezer naar de moraal van deze divagatie:

,,Everything’s got a moral if only you canfind it”
1)

Mijnsheerenland.

R. IWEMA.

1)
Lewis Carroil: ,,Alice in Wonderland”.

326

E.-S.B. 7-4-1965

Eurô’â-b1adwij zer

No. 31.

Het economisch beleid.

De discussies over de voor de E.E.G. meest wense-

lijke vorm van economische planning welke nog steeds

portgang inden, worden onnodig bemoeilijkt doordat

geen duidelijke inhoud gegeven wordt aan begrippen

als ,,prognose”, .,plan” en ,,program.ma”. Zoals
Erich
Schneider
in ,,Planung, Programmierung uni Koördi-

nierung in der Europaischen Wirtschaftsgemeinschaft”
(Weltwirtschaftliches Archiv,
Heft 1, 1964 Band 93) aan-

toont maakt ook het in 1962 gepubliceerde actieprogram-

ma voor de tweede etappe zich hieraan schuldig. Schnei-

der knoopt aan bij het door Lewis gemaakte onderscheid

tussen ,,planning by inducement” (waarbij de beslissings-

vrijheid der suhjecten in stand blijft en alleen het kli-

maat waarin deze beslissingen genomen worden be-

invloed wordt) en ,,planning by direction” (waarbij aan

de •su•bjecten hun beslissingsvrijheid ontnomen wordt)

en stelt, dat alleen de eerste vorm verenigbaar is met

de markteconomie. Hij bestrijdt het in Duitsland regel-

matig naar voren gebrachte bezwaar, dat planning on-

verenigbaar is met concurrentie. ,,Planning by induce-

ment” zal integendeel de concurrentie bevorderen, daar

zij de markttransparantie vergroot. Eén van de moei-

lijkheden die de realisatie van een vorm van econo-

mische planning in EEG. -verband in de weg staat, is

het feit dat de Commissie over ‘geringe bevoegdheden

op dit gebied beschikt. Met instemming citeert Schnei-

der dan ook nogmaals Lewis: ,,An economic union, in

fact, will not long work smoothly unless it ‘becomes a

political federation, with the more important economic

functions of government transferred from the state to

the federal authority”.

in ,,Een voorstel tot een Europese looncoördinatie”
(Economie,
augustus 1964) pleit
Prof. Dr. D.
B.
J.
Schouten
voor het aanvaarden van de gemiddelde pro-
duktiviteitsstijging van de Gemeenschap als locvnstij-

gfngsnorrn. Indien een land deze norm overschrijdt, zou

dit door een supra-nationaal orgaan moeten worden ge-

corrigeerd met een wisselkoersaanpassing van het be-

treffende ‘land. Dit systeem zou ertoe bij kunnen dra-

gen een einde te maken aan het haasje-over springen

van de beloningsinfiatie, waaraan de verschillende

Europese landen zich schuldig maken om niet bij de

algemene voortschrijding van de inflatie achter te blij-
ven. De mogelijkheid bestaat dat ‘dit systeem op grote

schaal toegepast zal worden tussen West-Europa als ge-

heel en de daarbuiten gelegen handelspartners. Overi-

gens kan men zich wel de vra’ag stellen of hierdoor
geen strijd zal ontstaan niet de algemeen aanvaarde

doelstellingen van het I.M.F.

Met betrekking tot de ontwikkeling van het kapitaal-

verkeer ‘geeft Jean 0. M. van der Mensbrugghe
in
I.M.F. Staff Papers
(juli 1964) een overzicht van de

,,Foreign Issues in Europe” sinds de tweede wereld-

oorlog. Het blijkt dat emissies ‘van buitenlandse oor-

sprong op ‘de kapitaalmarkten der diverse Europése ‘lan-

den slechts een marginaal deel uitmaken van het totaal,

behalve in Zwitserland en – met name in 1961 – ook

in Nederland. In alle Westeuropese landen – met uit-

zondering van Duitsland – is de plaatsing van buiten-

landse emissies op de kapitaalmarkt onderworpen aan

toestemming van de overheid of de centrale bank. Daar-

naast zijn meestal ook de kosten voor buitenlandse

emissies hoger dan die voor emmissies van binnenlandse

origine.

‘In
World Today
van november 1964 gaat
N. I. Momt-

chiloff
nader in op de bijeenkomst van het I.M.F. in

Tokio en wel in het bijzonder op de wijdere implica-

ties van de aldaar genomen beslissingen (The I.M.F.

and the Ten: Surveillance instead of Reform”, blz.

497-502). Er valt een tendentie waar te nemen die wijst

op een verder uit elkaar groeien van het Fonds en de

Groep vn Tien, welke laatste deel uitmaakt van de

General Arrangements to Borrow. Het gehele vraag-

stuk van een hervorming van het Fonds en het schep-

pen van nieuwe reserves is door de thans genomen be-

sluiten teruggebracht tot een systeem, dat alleen van toe-

passing zou zijn op de Tien en bovendien door de

Tien zou worden uitgevoerd en wel onder toezicht van

de Bank voor Internationale Betalingen te Bazel (met

een veel beperkter ledental dan ‘het Fonds). Tegen een

dergelijke ontwikkeling, die een regelrechte aanslag op
het Fonds ‘betekent, hebben Engeland en Amerika zich

echter duidelijk uitgesproken – om, door een andere

interpretatie van het besluit met betrekking tot ,,su’r-

veillance” (dat olgens de Engelsen slechts meer
,
over-

leg zou inhouden). Frankrijk zou wel tot een compro-

niis bereid zijn, getuige het voorstel om een definitieve

beslissing over de reserves afhankelijk te stellen van

het rapport van het Comité Ossola.

Belastingen.

De voorstellen van de Europese Comn

iissie tot har-

monisatie van de omzetbelasting hebben aanleiding ge-

geven tot enkele nadere onderzoekingen op dit zo moei-

lijke terrein. Zo analyseert Douglas Dosser de ,,Wel-
fare effects of tax u’nions”
(The re,view of economic

studies,
juni 1964). Hij maakt een onderscheid tussen

de overgang van een aantal landen naar het origine-

beginsel ‘met en zonder wijziging van de belastingdruk

op de produkten. In het laatste geval ‘zullen de prijsver-

houdingen ongewijzigd blijven, hetgeen betekent dat wel-

vaartseffecten alleen voorkomen als gevolg van inko-

menseffecten wegens een lagere of hogere belastingop-

brengst dan voorheen. In het eerste geval ‘zullen de

prijsverhoudingen gewijzigd worden en kunnen veran-

deringen in het patroon van de internationale handel

optreden. Indien de ,,tax-union” echter alleen ten op-

zichte van de lid-staten het originebeginsel toepast en

ten aanzien van derde landen aan het bestemmings-

landbeginsel vasthoudt kunnen de handels’verschuivin

gen uitsluitend ten voordele van de ,,tax-uniori”-landen

strekken.

De invloed van bovengenoemde overgang op de in-

ternationale kosten- en prijsverhoudingen wordt op meer

gedetailleerde wijze onderzocht door
Hans Michaëlis

i’n zijn voortreffelijke artikel: ,,Der Einfluss urusatzsteuer-

licher Ausgleich:smassnahmen auf die Wettbewerbsver-

haltnisse im Gemeinsamen Markt”
(Weitwirschafiliches Archiv,
Band 93 Heft 1, 1964). Hij gaat met ‘behulp van

zes modellen, waaraan verschillende veronderstellingen

omtrent de belastingstructuur ten grondslag liggen,na on-

E.-S.B. 7-4-1965

327

der welke omstandigheden concurrentievervalsingen op-

treden. Als vergelijkingsnorm kiest de auteur een op

alle belastingen toegepast bestem’ni ingslandprincipe, dat

uiteraard niet tot concurrentieverstoringen leidt. Het

blijkt dat zowel consequente toepassing van het origine-

beginsel voor alle belastingen, ‘als het thans toegepaste

,,Dualprinzip” – bestemmingslandbeginse’l voor de in-

directe en originebeginsel voor de directe belastingen

– tot verstoringen in de concurrentieverhoudingen

kunnen leiden.

Het bovenstaande toelichtend aan de hand van de

Duits-Franse staalmaikt, komt Mihaëlis tot de conclu-

sie, dat noch het bestem’min’gslandbeginsel noch een vol-

ledig toegepast originebeginsel de concurrentieverhou-

ding tussen Duitsland en Frankrijk in de staalsector

aanmerkelijk zou verstoren. Een overgang van het hui-

dige ,,Dualprinzip” op het originebeginsel zou de prijs-

verhouding ten gunste van het Duitse staal wijzigen,

waaruit we mogen concluderen, dat thans met betrek-

king tot het staal wel een concurrentievervalsing, ten

voordele van Frankrijk, bestaat. Een oud zéer dat reeds

met de instelling van de Commissie Tinbergen door

de E.G.K.S. in 1953 aan de ordeis gekomen.

Prof. Schendsiok
geeft in ,,Le régime fiscal néerlan-

dais et le traité de la C.E..E.”
(La Fiscalilé du Marché

Commun,
juli .1964, blz. 208-212) een overzicht van de
diverse belastingen in Nederland. De totale opbrengsten
zullen in 1964 ruim
f.
13,4 mrd. bedragen. Het is nood-

zakelijk dat, overigens obk met het oog op de EEG.-

onderhandelingen, veranderingen in het systeem door

gevoerd moeten worden. Het tarief van de inkomsten-

belasting is verouderd door de waardedaling van het

geld. De conjuncturele situatie belet echter een verla-

ging zonder compensatie zodat een zwaarder accent ge-

legd dient te worden op de omzetbelasting. Aangezien

de plannen voor een gemeenschappelijk E.E.G.-omzetbe-

lastin’genpatroon steeds vastere vormen aannemen,
zal

Nederland op Vrij korte termijn reeds een beslissing

moeten niemen over verhojgi.ng ‘van dit aandeel in de

totale ‘belastingopbrengst. Hierbij moet tevens de be-

staande i’nvesteringsaftrek (inkomsten- en vennoot-

schapsbelasting) in ogenschouw worden genomen.

De hoofdredacteur Huiskamp
van het
Maandblad
voor Belastingrecht
(,,Wat staat de omzetbelasting als

gevolg van het E.E.’G.-verdrag te wachten?”, no. 12, ok-

tober 1964, ‘blz. 201-202) meent, dat in de gewijzigde

onbwerprichtlijn inzake harmonisatie van de wetgevin-

gen niet betrekking tot de omzetbelasting, geen princi-

piële wijzigingen meer zullen ‘worden aangebracht. Het

is nu duidelijk, dat de omzetbelasting bedoeld is als

een algemene verbruiksbelasting. De Commissie

spreekt zich uit voor de ,,toegevoegde waarde” welke

zich uitstrekt tot en niet de klein’handelsfase. Bezwaren

van praktische en politieke aard zullen zeker rijzen en

de lid-staten behouden dan ook de vrijheid ‘het gemeen-

schappelijke stelsel te beperken tot aan het eind van
‘de groot’handelsfase. In art. 4 van de richtlijn wordt

gelukkig rekening gehouden met de ‘uiteenlopende ver-
houdin’gen tussen de directe en indirecte belastingen ‘in

de diverse lid-staten. Juist hierop is van Nederlandse

zijde veel nadruk gelegd.

Mededinging.

De voortdurend toenemende diversificatie op de Euro

pese energiemarkt en de verscherpte concurrentie ver-

oorzaakt door de invoer van olie en goedkope kolen,

hebben de Hoge Autoriteit niet betrekking tot het

Ruhrkolen-verkoopsyndicaat in een gecompliceerde po-

sitie gebracht. In 1956 werd, ex art. 65 E.G.K.S.-Ver-.

drag, de bestaande organisatie ‘in drie delen opgebro-

ken. In 1960 kwam de H.A. hierop terug. Aan de drie
werd toegestaan samen te gaan in twee verkooporga-

nisaties. Deze concessie werd door Nederland bestre-

den. Het Hof sprak zich niettemin uit voor handhaving

in de zaak 66/63 van 15 juli 1964. Hieraan is een kort

artikel ,,Zum Kartellrecht des EGKS-Vertrags” ge-

wijd in de
Beiriebsberater
(20 oktober 1964, Heft 29,

blz. 1191-1 192). De beslissing komt, eveneens als de eer-

der genomen beslissing ‘in de zaak 13/60 (mei 1962, Jur.

VIII, blz. 177), neer op interpretatie van art. 65 ‘lid

2c. In de eerste zaak schreef het Hof voor, dat het

marktaandeel van de enkele verkooporganisatie zo groot

was, dat er een macht beston’d om prijzen vast te stel-

len, die zelfs de bewegingsvrijheid overtrof die in

een oli’gopolistisohe markt getolereerd zou kunnen wor-

den.

In de tweede zaak argumenteerde men van Neder-

landse zijde, dat d’e twee verkooporganisaties, . omdat

zij van ‘gelijke structuur en grootte waren, in de positie

waren om een parallelle pri.jspolitiek te bedrijven. Zij

moesten daardoor als een eenheid beschouwd worden.

In antwoord hierop poneerde het Hof de stelling, dat

zolang er geen stilzwijgende overeenkomst of overeen-

komstige praktijk bestaat, eenheid en stabiliteit der prij-

zen van twee organisaties met overigens tegengestelde

interessen, welke het gevolg zijn van publikatie van prij-

zen en hun overeenkomstige niarlctmacht, niet in strijd

zijn met het Verdrag.

Bovendien, gegeven de substitutiemogelijkheden door

de concurrerende olieprodukten en de structurele ver-

anderin’gen in de kolenmarkt, zal ration’aiisatie van de

markt een belangrijke rol kunnen spelen zonder dat
alle concurrentie op de kolenima’rkt meteen ernstig

wordt beperkt. De klacht, d’at beide organisaties niet

in overeenstemming waren met art. 65 lid 2c is onge-

grond en word’t tegengesprdken d’oor analyses betref-

fende de marktmacht in relatie tot overeenkomstige

organisaties.

De verorden’ing no. 99/63, welke de procedure van

de Commissie in ‘kartelzaken regelt, heeft in maart 1964

voor het eerst ‘toepassing gevonden. Over ‘de ervarin-
gen, die bij deze eerste, ietwat plechtig ingeluide, zit-

ting met de nieuwe regels werden opgedaan, rappor-

teerden A. Baeiens
in
Les annales du marché commun
van juni 1964, blz. 11-16 en
Pierre A. Franck
in
Jour-
nal des Tribanaux,
jrg. 79, no. 4458 van 27 september

1964, blz. 17-520. De opgeda’ne indrukken zijn ‘zo ver-

rassend gelijkluidend, dat men zou kunnen menen met

hetzelfde artikel te doen te hebben. Beide schrijvers

geven een nauwkeurig beeld van de opzet, de voorbe-

reiding, de organisatie en het verloop van de ,,audi-

ties” van betrokkenen door de Commissie. Zij zijn ook

vrijwel ‘eensluidend in hun conclusie, dat de nieuwe pro-

cedure uit processueel oogpunt enige bezwaren heeft,

omdat het geen ,,twis’tgeding” is en dus niet de regel

geldt, dat elk der partijen alle gegevens moet kennen,
waarop de rechter zijn oordeel baseert. Hier staat ‘het

,,dossier” van de Commissie niet ter kennisneming van

partijen. Het is ‘niet onwaarschijnlijk, dat het Hof van

Justitie zich over de geoorloofdheid van deze admini:

stratieve werkwijze nog eens zal moeten uitspreken. Op

dit punt heeft men in een der door de Commissie reeds

328

,

E.-S.B.
7-4-1965

behandelde zaken reeds uitdrukkelijk laten aantekenen,

dat men zich zijn recht om tegen deze ,,ongelijkheid

van de procedure” bezwaar te maken, voonbehield.

Een uitvoerig overzicht van het kartelbeleid in de

E.E.G. verscheen van de hand van
Materne
in
Chro-

nique de Polilique Etrangère, no. 2, 1964, blz. 169-224:

,,A Propos du Règlement No. 17″. In het eerste hoofd-

stuk geeft schrijver een inleiding op het mededingings-

beleid door de voornaamste vragen aan te geven, die

gerezen zijn bij de artikelen
85
en 86 van het Verdrag

en de verschillende hierover bestaande meningeil. Het

tweede gedeelte van dit hoofdstuk is gewijd aan de

plaats van communautaire verordeningen in •het inter-

ne recht der lid-staten. Het tweede hoofdstuk bestaat

uit een artikeisgewijs commentaar op Verordening 17.

Een aantal van de hier gestelde vragen heeft inmiddels

zijn actualiteit verloren. Zo geeft hij als zijn mening,

dat dc negatieve verklaring in de vorm van een ad-

vies en niet als een beschikking aI dienen te worden

gegeven, ofschoon hierbij. bezwaren met betrekking

tot de rechtsbeschermin.g kunnen rijzen. Wel is het wen-

selijk, dat in een procedureverordening de betrokken

ondernemingen het recht krijgen getuigen door de Com-

missie te laten horen. Inmiddels is gebleken uit art. 3
(3) van Verordening 99/63/E.E.G., dat de Commissie

zich hiertoe niet zonder meer verplicht acht.. Onjuist

achten wij de op blz. 204 gegeven opvatting als zou een

(in verband met ontheffing ex 85 (3) E.E.G. onvol-

doende) wijziging van een oud kartel, een nieuw kar-

tel doen ontstaan, dat echter na aanmelding wel een

,,dekking voor het slechte verleden” ex art. 7 van Ver-

ordening 17 zou verkrijgen.

In juni 1964 verscheen een boekwerkje van 54 blad-

zijden: ,,Swedish Anti-Trust Law and Resale Price

Maintenance” van
Uit Bern itz
(Industrial Council for

Social and Economic Studies, Studieförbundet Naringsliv

och Samhâlle, Stockholm). Hierin worden de hoofdlij-

nen van de Zweedse mededingingswetgeving besproken.

De ,,rule of reason” wordt extensief toegepast, waailbij

de nadruk veeleer op de gevolgen valt dan op de doel-

einden of het mach’tselement als zodanig. Aandacht

wordt ook besteed aan de onderhandelingsprocedure

tussen regering en bedrijfsleven. Voor een uitgebreider

bespreking van 1. E. Druker, wetenschappelijk mede-

werker van het Europa-Instituut te Leiden, verwijzen

wij naar het november/decembernummer van S.E.W.

EUROPA-INSTITUUT

EUROPA-D1STITUUT
vals de Rijksuniversiteit te Leiden.

van de Universiteit van Amsterdam.

De Dr. WIARIM BECKMAN STICHTING
(wetenschappelijk bureau van dc Partij
van de Arbeid) 7.oekt als

stafmedewerker

een jong academicus, hij voorkeur een
econoom.

Sollicitaties (vÔÔr 1 mei 1965) te richten
aan de Directeur, Tesselscisadestraat 31,
Amsterdam-west.

Geidmarkt.

De maart/april-wisseling is voor de geldmarkt een zware

ultimo geworden. De bankpapiercirculatie nam sedert het

midden van de maand met f. 314 mln, toe, waarvan f. 273

mln, in de 29 maart eindigende zevendaagse periode. Hoe-

wel van de zijde van de schatkist enige steun werd geboden

– het tegoed van de Staat bij De Nederlandsche Bank
liep met enige tientallen miljoenen terug – daalde het

tegoed der banken tot onder het verplichte deposito van

f. 67 mln. Dit werd mede veroorzaakt door de vermindering

van de goud- en deviezenvoorraad vân de Centrale Bank.

Onder deze omstandigheden werd de markt bijzonder krap.

Alleen door ruim f. 125 mln, krediet van De Nederlandsche

Bank op te nemen, kon ,,evenwicht” worden bereikt. De

cailgeidrente steeg in de loop van de week en bereikte op
29 maart met 4 pCt. zijn maximum.

Inmiddels is de bankbiljettenstroom weer op zijn retour

en werd verwacht dat de Staat op 1 april grote betalingen

zou doen. Doch eerst wanneer de voorschotten bij de Cen-

trale Bank opgenomen, weer zijn afgelost, kan er weer

van een meer natuurlijk evenwicht worden gesproken.’

Kapitaalmarkt.

Uit de vorige week gepubliceerde samenvatting van het

Centraal Economisch-Plan 1965 kan worden berekend, dat

het Centraal Planbureau verwacht, dat in het lopende

jaar het in 1964 ontstane besparingstekort vrijwel zal ver-

dwijnen. Tegenover geraamde investeringen ten bedrage

van f. 11,73 mrd. staan besparingen ter grootte van f. 11,69

mrd. Voor de beoordeling van de toekomstige ontwikkeling

op de’ kapitaalmarkt is dit een belangrijk gegeven. Niet

alleen besparingen en investeringen echter
zijn
bepalend

voor de rente-ontwikkeling. De mate waarin het buiten-

land kapitaal aan de Nederlandse markt onttrekt of er aan

toevoert is eveneers van belang. In 1964 is gebleken, dat

het buitenland Vrij scherp op de Nederlandse rentestijging

heeft gereageerd. In de eerste helft van vorig jaar werd

kapitaal uitgevoerd, in het tweede halfjaar nadat de rente

was gestegen, vond kapitaalinvoer plaats. In het particu-

liere verkeer was het bedrag voor geheel 1964 f. 729 mln.,

waarvan in het 4e kwartaal f. 388 mln. De rentestijging,

die gedurende januari/juli 1964 plaatsvond, begon onder

invloed van de kapitaalinvoer en ook van de verbetering

van ‘de lopende rekening in de tweede helft weer te

dalen.

Het is niet goed mogelijk te ramen hoe de kapitaal-

beweging in 1965 zich zal ontwikkelen. Het meest waar-

schijnlijke lijkt mij per saldo een zekere kapitaalinvoer.

Het ongeveer in evenwicht komen van besparingen en in-

vesteringen in het binnenland en deze kapitaalinvoer zou

dan een druk op de rente betekenen.

In het eerste kwartaal scheen de ontwikkeling van de

rente dit te bevestigen. Nadat in de laatste week van 1964

de rente van 5,36 pCt. tot 5,17 pCt. was gedaald, zette

deze daling zich tot begin maart voort toen 5,03 pCt. werd

bereikt. Daarna is er echter een lichte ‘stijging opgetreden,

waardoor het rendement op 1 april 5,18 pCt. bereikte.

Een duidelijke tendentie is er derhalve (nog) niet.

E.-S.B.
7-4-965

329

Indexcijfers aandelen
30dec.
H.
&
L.
26 mrt.
2 april
(1953
=
100)
1964
1965
1965 1965

Algemeen

………………
405
410-388
395 388
Intern. concerns

………….
568 583

543
552 543
Industrie

………………..
355
371

353
360
353
Scheepvaart

…………….
146
155— 143
148 147
Banken en verzekering
……..
236
243

227 234
227
Handel enz
……………..
170
180— 171
175 174

Bron:
A.N.P.-C.B.S., Prijscourant.

Aandelenkoersen.

Kon. Petroleum

………….
f. 158,20
f.

151
F. 147,30
Philips G.B
………………
f. 152,20
f. 150,90
f. 148,20
Unilever

……………….
f. 141,80 f. 130.90
f. 130,50
A.K.0.

………………..
498k
513 505
ExpI. Mij. Scheveningen
220
22IJ
222-
Hoogovens, n.r.c .

…………
558 524
531
Kon. Zout-Ketjen. n.r.c
…….
957 972
951
Amsterdam-Rotterdam Bank ..
f.

66,10
f.

67
f.

65,20
Nationale-Nederlanden,
c…..
784
745
740
Robeco

…………………
f.230
f. 235
f. 223

New York.

Dow Jones Industrials
874 892
890

Rentestand.

Langl.

staatsobl. a)
……….
5,17
5,08
5,18
Aand.: internationalen a)

..
3,42
lokalen a)

…………
3,26
Disconto driemaands schatkist-
papier

……………….
3’/,,
3
3
1
8

3

a)
Bron:
Amsterdam-Rotterdam

Bank.
C. D. JONOMAN.

U reageert op annonces in ,,E.S.B.”? –

Wilt Ii dat dart steeds kenbaar maken!

MEDEDELINGEN VOOR ECONOMISTEN

Economisch symposium

De Anglo-Dutch TradeCouncïl organiseert op 19 mei

as, in het Instituut voor de Tropen een economisch

symposium, als onderdeel van de Britse Week in Amster-

dam. De drie sprekers op dit symposium zijn:

Sir Norman Kipping,
President-Directeur van de Fede-

ration of British Industries, over: ,,The relationship

between British manufacturers and their importers”;

de heer Hugh Neili,
lid van de Export Council for

Europe en lid van het algemeen bestuur van de Anglo-

Dutch Trade Council, over: ,,Follow-up activities of

British Weeks”;

de heer Paul Reilly,
directeur van de Council of Industrial

Design, over: ,,Contemporary British Design”.

Ten einde een gedegen discussie te verzekeren, zullen de

deelnemers aan het symposium de lezingen van de sprekers

van tevoren krijgen toegezonden. Op het symposium zelf

zullen de sprekers tien minuten krijgen om de voornaamste

punten van hun betoog nog eens samen te vatten, waarna

de discussie volgt.

Elk van de sprekers krijgt de assistentie van zijn eigen

,,brains trust”, bestaande uit een Engelsman en twee

Nederlanders. De leiding van de discussie zal berusten bij

de heer Theo Joekes, lid van de Tweede Kamer der Staten-

Generaal voor de V.V.D.

Aan de bijwoning van dit symposium zijn geen kosten

verbonden. Voor nadere inlichtingen wende men zich tot

de Anglo-Dutch Trade Council, Raamweg
45,
‘s-Graven-

hage 1, tel. (070) 184668*.

Meer werk dan tijd?

kom.naaar Kódak

#

want het Kodak Verifax of Readyprint kopieersysteem
CL
bespaart u vele arbeidsuren omdat het kantoorwerk

S

sneller gaat. De kopieën komen klaar voor gebruik uit
het Verifax of Readyprint Kopieerapparaat. Nalezen
overbodig. U hebt altijd snel en ter plaatse de benodigde
kopieën bij de hand. Alles wat getypt, geschreven, ge-

Ø

drukt of getekend is (in welke kleur ook) wordt haar-
$ scherp en duidelijk gekopieerd. Neem een Kodak Ven-

I

fax als u van uw originelen steeds een aantal kopieën
nodig hebt…. of Readyprint voor één kopie per keer.
Kom naar KODAK.

en kies uw kantoorkopieerapparaat
Verifax
Readvprint

9
*

In
onze complete Verifax en Readyprint reeks vindt u juist
dât apparaat, waarmee uw kopieerproblemen economisch
worden opgelost. Bel of schrijf naar KODAK N.V., postbus

$

338, Den Haag, Telefoon (070)
61 41
21, zodat
wij
weten

1Kod

dat
u komt… of vraag bezoek van één onzer deskundigen.

330

.

E.-S.B. 7-4-1965

1
T:

T

•-•
/
.

J

-‘-i


••••-•-

•..-.

Cantine Bruynzee! Fabrieken, Zaahdam

Het grote succes in môderne bedrijfsvoering

Binnen
twee jaar in meer dan 100 bedrijfs..H.:

cantines diepvries-Maaltijden

‘van’
,

1gb!

Wat zijn Iglo diepvries maaltijden? • Wat kosten.Iglo diepvriesmaaltijden?

Even vernuftig als eenvoudig. Een

Rekent u zelf even .mee… Géén

warme maaltijd voor uw personeel.

grote onrendabele investeringen,

met een minimufri aan materiaalf

géén opslagruimte, gen tijdverlies,

Nu kan uw bedrijf völstaan met een

geen afwas van borden, niets

meer

diepvrieskast en eeLl verwarmings-

• schoon te maken, tè schillen Qf te

oven, waarin 36 of 72 piaaltijden

snijden, nauwelijks personeel.., en

binnen een half uur gebruiksklaar

toch elk uur van de dag complete

wôrden gemaakt, op elk moment • maaltijden voorradig. Hoe u ook

dat u wenst En… keuze uit meer

‘rekent, de uitkomst is altijd: voor-

dan twintig gerechten of .samen-

delig

stellingen.

.


S

IJDEN
EC
I
LO

LO

IG[D DIEPVRIE MAALT

.11

Richt uw verzoek om inlichtingen âan Igio N.V., de heer J. van der Zeijden, Nijenoord
1
A,Utreclt, tel. 030-35641..

• •

•,

• •

– ‘,•

• E.-S.B. ‘7-41965

*

••

– • •

• –

• •

331

DE NEDERLANDSCHE BANK N;V.

heeft bij haar afdeling Buitenland aan de Hoofdbank

D

te Amsterdam gelegenheid tot plaatsingvan een jonge

ACADEMICUS

(ec.drs. of mr. in de rechten)

met enkele jaren bankervaring, die voornamelijk zal
r

.S

worden belast met werkzaamheden ter assistentie van
de leiding van genoemde afdeling.

Leeftijd ca. 30 jaar.
Eigenhandig geschreven sollicitatiebrieven (voor2ien van. een
recente pasfoto) kunnen onder opgave van
leeftijd
en uitvoerige
gegevens omtrent opleiding, ene, worden gericht aan de Chef
Personeelzaken van. De Nederlandsche Bank N.V., Postbus 98, Amsterdam-C. Desgewenst kan vooraf een
informatief
gesprek
plaatshebben. Een afspraak daartoe kan worden gemaakt via
tel. 020-63133, toestel 338.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN

WETENSCHAPPEN

In verband met uitbreiding van de werkzaamheden

kunnen bij de afdeling Onderzoek en Planning geplaatst
worden enige

WETENSCHAPPELIJKE MEDEWERKERS

vac. no. 5-0818/7188

De te benoemen funktionarissen zullen worden tewerk

gesteld bij de onderafdeling Onderzoek en worden belast

met onderzoekwerkzaamheden in het kader van de

opstelling van scholenspreidingsplannen en van de meer-

jarige plannen op de arbeidsterreinen van het ministerie.

Vereist:
bij
voorkeur doctoraal examen in een der sociale
wetenschappen; ervaring in of belangstelling voor onder-

zoekwerk van statistische aard.

EEN WETENSCHAPPELIJK

MEDEWERKER

vac. no. 5-081917188

De te benoemen funktionaris zal worden geplaatst bij

de onderafdeling Kostenontwikkeling en worden belast

met kostenanalyses in het kader van de meerjarige

planning op de arbeidsterreinen van het ministerie.

Vereist: bedrijfseconomische opleiding op academisch

of daarmede vergelijkbaar niveau.

Salaris voor beide functies: van f. 887,— tot f. 1.633,-

bruto per maand, exclusief 5,3
Y.
huurcompensatie.

A.O.W.-premie voor Rijksrekening.

Schriftelijke sollicitaties onder het
bij
de gewenste functie

vermelde vacatureno. (in de linkerbovenhoek van brief

en env.) zenden aan de Rijks Psychologische Dienst,

Bureau Personeelsvoorziening van de Rijksoverheid,

Prins Mauritslaan 1, ‘s-Gravenhage.

Maak gebruik van de rubriek

,,VACATU RES”

voor, het oproepen van sollicitanten voor
leidende

functies. Het aantal reacties, dat deze annonces

ten gevolge hebben, is doorgaans uitermate

bevredigend.
Begrijpelijk: omdat er bijna geen

grote
instelling is, die dit blad niet regelmatig

ontvangt en waar het niet circuleert!

L
4
j

De
RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEER-
POLDERS
vraagt voor haar Cultuurtechnische afdeling
ter standplaats Kampen

EEN BEDRIJFSECONOOM

Vereist: academische vorming, belangstelling voor be-
drijfseconometrie.

Taak: o.a. behandeling van alle vraagstukken welke
zich
bij
de ontginning en exploitatie der gronden in de
IJsselmeerpolder op bedrijfseconomisch en organisato-
risch gebied voordoen.

Salaris: nader overeen te komen. Bereikbaar maximum-
salaris f. 1.629,— per maand, exclusief 5,3% huur-
compensatie en vakantietoelage. A.O.W.-premie voor
Rijksrekening.

Voor woning kan worden gezorgd.

Schriftelijke sollicitaties onder no. 4-795617188 (in linker-
bovenhoek van brief en env.) zenden aan de Rijks
Psychologische Dienst, Bureau Personeelsvoorziening van
de Rijksoverheid, Prins Mauritslaan 1, ‘s-Gravenhage.
Nadere inlichtingen kunnen telefonisch worden inge-
wonnen onder no. (05200) 1 09 22, toestel 33.

332

.

E.-S.B.
7-4-1965

I.C.T SERIE 1900 ONTNEEMT, HET.

• RISICO-ELEMENT AAN ‘DÊ COMPUTER4EUZE

Welke ontwikkelingende computer-tech-

niek ook nog te zien zal geven in de toe-.

komst, het zullen ontwikkelingen zijn -.

van de I.C.T Serie 1900 van vandaag.

Elke component van deze Serie past op

elke component, op die van vandaag,

maar ook op die van de’ toekomst. ‘Hier-

• – mede is afgerekend met het risico der

economische veroudering.Daarom is de

I.C.T ,Serie 1900 een gezonde investe-

ring op lange termijn.

IC.T (International Computers and Tabulators Lim-
ited) is bp het, terréin der informatie-verwerking
de tweede in grootte in de Vrije wereld.
LC.T Nederland N.V. – onder directie Van Ruys

Handelsvereeniging N.V. – is de Nederlandse ves- tiging van dit wereldconcern.

1

tI&

R.”lIII

I.C.T NEDERLAND N.V. LANGE VOORHOUT 17 ‘S-GRAVENHAGE TELEFOON 070-184160.

Zeven verschillende pro-
1

INPUT

.

1
OUTPUT
1

GEHEUGEN
cessors:

cyclustijd • van-
‘erend van 1,1 tot 6 micro-
seconde, kerngeheugen
capaciteit

van

4096

tot ‘
262.144 woorden â 24 bits.

Eeii l.C.1

1004 data
processor kan

1

document-lezer

t
leest
en sorteert 1200 doen-
1
menlen/min.

t
1
– kaartlezers

.
1

300
0/
-900 kaarten/min.
l

papierbandlezers
300 of 1000 tekens/sec.
schrijfmachine
toetsenbord voor display-
unit.

printei’s
300, 600 of 1350
regels/min.


kaartponsers
350 of 100
kaarten/min.
paplerbandponser
110 tekens/zee.
schrijfmachine
twee typen

display-units
graph-plotter

1

magneetbandsystemen
1

20,8, 41,7, 60 of 96 KC/sec;
1
. trommelgeheugens
38.768,
1

131.072 of 524.288 woorden elk
1

schijtgeheugen
-spec

ificeer-
t

baar van 31 tot 126
millioen
t

tekëns
t

verwisoelbaa

schljfgeheu-
gen
4.032.000 tekens per set
magnetisch

kaartgeheugen
worden gekoppeld
aan de l.C.T Serie 1900.
/

‘•

.

maximum capac-iteit 5,4 mii-
lidrd tekens.

E.’S.B. 7-4-1965
.

Aansluitmogelijkheden
voor data transmissie vis
telex en telefoon. Koppe.
lingsmogehjkheid van
meerdere processors on-
derling.

333

DIT
t
GEWELD WORDT HIER
t
VERGOED

Verstandig is de man die de natuur niet onderschat

Hij luistert naar de Bilt en dekt zich tegen storm

bij CENTRAAL BEHEER. Want CENTRAAL BEHEER

is samen met de bij haar aangesloten ondernemers-

organisaties een krachtige verzekeringscombinatie

CENTRAAL BEHEER is een instelling voor het

bedrijfsleven en opgewassen tegen het geweld van

de elementen.

MOLEST-RISICO
verzekering tegen ooriogsschade, stormschade en andere risico’s.
WET-RISICO
bedrijfs-w.a.-verzekering, motorrijtulgverzekering, ongevalienverzekering
voor inzittenden van automobielen, collectieve Invailditeitsverzekering.
BRAND-RISICO
brand- en bedrjfsschadeverzekering van Industriële en andere objekten.
VER VOER-RISICO
trensportverzekering van goederenzencingen In binnen- en buitenland.
PENSIOEN-RISICO
collectieve ouderdoms., weduwen-, wezen- en Invaliditelteverzekering.
VERENIGING VOOR CENTRALE ELEKTRONISCHE ADMINISTRATIE – C.E.A.
loon-, voorraad-, debiteuren.administratle, fecturering enz. met behulp van
elektronische apparatuur.

CE NTRAAL EE HEER

BOS EN LOMMERPLANTSOEN 1 AMSTERDAM-W. TEL.134971.POSTBUS 8400

334

E.-S.B, 7-4-1965

MA

NAGER

Deze, onmiddellijk onder de commerciële directie ressorte-

rende, functionaris heeft een belangrijke stem in de beleids-

vorming van de verkoop in Nederland van het uitgebreide

assortiment merkartikelen. Hij adviseert hierin actief op basis

van zijn bevindingen en onderzoekingen. Geassisteerd door
0
zijn staf van product-managers wordt hij voor de realisatie

van het vastgestelde beleid rechtstreeks door de commer-

ciële directie verantwoordelijk gesteld. Voor een juiste af-

C)
stemming van zijn activiteiten onderhoudt hij nauw contact

met diverse betrokken afdelingen binnen het bedrijf.

Essentieel voor de uitoefening van deze functie is een gerichte

studie en een grote ervaring op het gebied van de marketing

van merkartikelen: merchandising, salespromotion en re-

dame. Hoewel niet noodzakelijk, geeft een vorming op aca-

demisch niveau enige voorkeur. Leéftijd tot circa 40 jaar.

Vanzelfsprekend zijn de honorering en overige voorzieningen

goed en volkomen in overeenstemming met de belangrijk-

heid van de ITunctie en de gestelde hoge eisen.

Belangstellenden gelieven zich, bij voorkeur schrj/teljk, te
wenden tot de heer S. van de Kieft, Leidsestraat 74, Am-

sterdam.

Tel.:

020-65316162953..

Volledige

discretie

wordt gegarandeerd. Geen inlichtingen worden ingewonnen

en geen contact met opdrachtgevers gelegd dan na overleg mei

ISC
de candidaat.

1 ~

11
1
1
1
11
1
1
sï~~
1111i
11
E
IiIII!
1
Z
Il~iliT’55.

d

E.-S.B. 7-4.1964

335

Bij Unilever n,v
*'”,’

betekent

rnanagernent

trainîng thans:

het zich door eigen

aktiviteit, In een periode

van zes maanden inzicht

verwerven in drie belang-

rijke facetten van de on-

derneming n.l.
PRODUKTIE,

MARKETING
I
ADMINISTRATIE

en hun onderling verband.

het vervolgens in

toenèmende mate eigen

bijdragen leveren en ver

antwoordelijkheid dragen

tijdens. de fla deze zes

maanden volgende geva-

rieerde werkzaamheden.

In deze tweede periode

wordt de kennis verdiept

en verbreed in enkele

cursussen.

Unilever is tot deze nieuwe opzet gekomen op basis van

een
veeljarige ervaring
en is
overtuigd
hiermede een

vorm van opleiding te
hebben gecreëerd
die aansluit bij

de dynamiek van het
bedrijf.

juris en en

economen

met commerciële belangstelling en
bedrijfseconomen

(a.s. accountants) willen wij gaarne – alvorens zij even-

tueel tot solliciteren besluiten – in een
gesprek
nader
inlichten over de nieuwe opzet van het traineeship.

Aanvragen voor een informatief onderhoud kunnen

gericht worden aan: UNILEVER NV., Afd. Personeels-
voörziening, Postbus 760, Rotterdam.
336
E.-S.B. 7-4-1965

UP 201.4k.280.

Auteur