AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischA-wStatis.tische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,
NIJVERHEID,
FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN 1-JET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
35E
JAARGANG
WOENSDAG 13 SEPTEMBER 1950
No. 1740
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries; . aan den Berg (secretaris).
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN ADVIlS VOOR BELGIË.
J. E. Mertens; R. Mirij; J. aan Tichelen R. VandepuUe,
F. Vers ichelen.
Gegeaens oaer adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde aan dit nummer.
INHOUD:
Èlz.
De artikelen van deze week …………………731
Sommaire, summaries
………………………731
Lonen en prijzen
door Mr Dr A. A. aan Rhijn ..
732
Romantiek en realisme in Strâatshurg
door P. J. S.
Serrarens
………………………………
734
eerste stap op de weg
,
naar een nieuwe
pachtwet
door Mr L. J. Schiethart ……………
736
Indrukken uit Birma
door Prof. Dr H. J. Friete,na
738
Ingezonden stukken:
De betekenis van de visserij voor do voedselvoorziening
door
Dr
J. 11.
van Stuijvenberg
en
A. G. U. II
tidebrandi
met
isasoliriften van
Ir
C.
Kuy
per ………………….
741
London Letter
door Henry Hake ………………
743
Internationale notities:
Engelands handel met bot Oostelijk blok
…………..
744
Do woreldproduotie van ruwe olie In het eerste halfjaar 1950 745
Geld- en kapitaalmarkt
……………………
Statistieken:
Hankstaten
.
…………………………………..746
Stand van ‘s Rijks Kas
…………………………
747
Tinproductie
………………………………….
‘747
Werkloosheid en werkverrulming in Nederland
……….
747
DEZER DAGEN
heeft de Nederlandse Regering een besluit ten opzichte
van de lonen en prijzen genomen. Een loonsverhoging van
5 pCt – gelimiteerd tot collectief, geregelde inkomens uit
loonarbeid van maximaal f 3.600 – is verplicht gesteld,
een prijzenstop niet ingevoerd. Bepaalde voor de kosten
van levensonderhoud essentiële prijzen zullen nauwlettend
worden gevolgd, verhoging van Oubsidies op bepaalde
levensmiddelen zal plaatsvinden.
Zo luidt het besluit, w’aarvan tevoren kon worden gezegd,
dat het nooit iedereen zou kunnen bevredigen. Is het
daarbij gebleven? –
Heeft men te weinig bedacht, dat een groot, en nog
onverzwakt stuk van de moderne economie – om van de
sociologie te zwijgen – op de psychologie berust? Dat
het de werkgeversorganisaties,bij een globale verplichte
loonsverhoging naar de keel zou wel len, het was te verwach-
ten; het is zelfs bij een kalme brief gebleven: Dat iedere
individuele loontrekker deze loonsverhoging zou zien als
een,druppel op een gloeiende plaat, het was te verwachten;
in elk geval aanvaarden de betrokkenen het voorlopig als
meegenomen.
Maar waarom dat getal van f 180, dat in de reacties een
zaak van geweldige consequenties voor de nation.le econo-
mie verkleint tot proporties, alsof een zwaarwichtige oom
zijn neefjes op bet zakgeld bedilde? Van arbeiders- en werk-
geverszijde is men over deze limitering meteen gevalleh
onder het aanvoeren van gewichtige sociale en économische
argumenten. Maar, of het besluit zal staan ‘of vallen, te
betrôuren blijft de psychologische uitwerking, waardoor
een groot principieel besluit lijkt te verlopen in een ge-
sputter over een bedrag.
Heeft de leiding van-de centrale der vakverenigingen in Groot-Brittannië de, gemoedsstemming verkeerd gepeild?
Haar voorstel tot aanvaarden van beperking van eisen
tot loonsverhoging is door de gedelegeerden verworpen.
Hier schijnt men tussen twee stoelen te zijn gevallen,
althans volgens latere commentaar. Eerst had de gedachte
voorgezeten van stringente. terughouding, later van een
soepeler politiek, onder erkenning van de gedachte, dat
beperking geboden was. De gedelegeerden hebben, mis-
schien om duidelijk te maken, dat zij in elk geval tegen
het eerste waren, in meerderheid tegengestemd. Vergade-
ren is één van de veelvuldigste moderne bezigheden: de
sociale psychologie, een vak waarover men zich als leek
moeilijk een voorstelling kan maken, moet blijkbaar op de
prioriteitenlijst.
Kan men het van de Fransen leren? Men zou het haast
zeggen, als men de verslagen van de laatste redevoering
van de Minister-President Pléven leest. De prijzen moeten
worden gestabiliseerd, de ernstigste achterstanden in het
loonniveau aangevuld, de Franse Regering zal een voorstel
indienen om tot’internationale organisatie van de prijsbe-
weging op de internationale goederenmarkten te komen.
Z6 klinkt het als een fanfare en men heeft meten ccii vin-
ger – en een plan – gereed om naar buiten te wijzen.
AMSTERDAMSCHE BANk
N.V.
– INCASSO-BANK
N.V.
MAANDSTAAT PER 31 AUGUSTUS 1950
ACTIEF
1
, PASSIEF
Kas,
Kassters en
Kapitaal
f
70.010.000,—
Daggoldleningenf
34.100.194,66
Reserve
,,
34.500.000,—
Nederlands
Bouwreserye
4.000.000,-
schetkistpapier
,,
697.866.200,—
Deposito’s op
Ander over-
heidspapler
,,
27.481.0001—
termijn 91.093.908.87
Wissels
.
23.914.040,89
Crediteuren
.922.679.034.69
Eankiers in bin.
Geaccepteerde
wissels
18.625,15
een- en buiteni. ,,
36.656.055,55
Divers
Effecten en syn-
rekeningen
,,
40.943.501,45
dicaten
9.027.550,86
Prolongattêr,
en voorschotten
.
–
tegen Effecten
25.222.528,31
Debiteuren
297.742.315,69
Deelnemingen
,,
7.235.184,20
Gebouwen
,,
4.000.000,—
f1.163.245.070,16
t 1.163.245.070,16
–
S
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering-Mij, op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Aanpassing
–
van ondernemingspensioen- en
spaarfondsen aan de (komende)
nieuwe wettelijke bepalingen •
R. MEES & ZOONEN
ANNO (720
Kantoor: Bellevuestraat 2, Dordrecht, Telefoon 01850 5346
-II
Bankiers & Assurantie-Makelaars
DEZE WEEK:
• Harder werken strafbaar
• Prijscontrôle
* Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
Plaats voor export ien aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.
Abonnementsprljs f IS.— per jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS SCHIEDAM
ROTTERDAM
‘s-Gravenhage, Delft, Schiedahi, Vlaardingen,
Amsterdam (alleen
–
Assurantie)
Nationale Handelsbank, N.V.
Amsterdam
–
Rotterdam
–
‘s’Gravenhago
Alle Bank-en Effectenzaken
met papier geïsoleerde kabels
voor zwakstrom en sterkstroom
koperdraad en’ koperdraadkabel
abelgarnituren, vulmassa en olie
ABELFABRIEK
DELFT
13 September 1950
6
ECONOMISCH-STATIShSCHE BERICHTEN
731
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr Dr A. A. van iUijn,
Lonen en prijzen.
Niemand is met de beslissing van de Regering inzake
]onen en prijzen geheel tevreden, maar er is ook niemand,
die kans heeft gezien een beter voorstel te doen. Dit is o.a.
een gevolg van vele onbekende factoren, zowel interna-
tionaal als nationaal. Beslissingen op lange termijn konden
clan ook niet worden genomen. Schr. laatde argumenten
ten gunste van de loonsverhoging zowel als de bezwaren
daartegen nog eens cle revue passeren, waarna ingegaan
wordt op de vraag, of de vastgestelde loonsverhoging hij
algemene vergunning moest .worden toegestaan dan wel
verplicht moest voiden opgelegd. Vervolgens bespreekt
schr. het prijsprobleern, w’aarbij tussen 4 verschillende mo-
gelijkheden wordt ofderscheiden: een prijsstop, een prijs-
beheersing van alle artikelen, een prijsbeheersing van een
aantal voor het levensonderhoud belangrijke artikelen en
een prijsbeïnvloeding. Tenslotte maakt schr. enkele op-
merkingen over de gevolgen der devaluatie, de ontwikkeling
der werkloosheid en der arbeidsproductivitei t.
P. J.
S. Serrarens,
Romantiek en realisme in Straatsburg
Inzake het vraagstuk, Europa te maken zonder Engeland
of het niet te maken terwille van Engeland, meent schr.,
dat, als het enigszins kan, Europa moet worden gemaakt
mét Engeland. Voor de Raad van Europa is het constitu-
tioneel van het grootste belang, of het eerste supra-
nationale gezagslichaam, vervat in het plan-Schuman, los van Straatsburg komt te staan of er een organische
l)iflding mee zal hebben. Om die binding te verzekeren
moet het statuut worden herzien. Schr. hoopt ten zeerste,
dat het hiertoe door Mej. Dr Klompé gedane voorstel,
dat door cle Assemhlee werd aanvaard, genade zal vinden
hij het Comité van Ministers. In dit verband wijst schr. op het gevoel van malaise, dat zowel• in de Assemblee
als bij het Comité van Ministers bestaat.
Mr L.
J.
Scliiethart,
De eerste stap op de weg naar een
nieuwe pachtwet.
In 1947 werd een commissie ingesteld, die tot taak had de Regering van advies te dienen over de vraag, welke de
meest gewenste wetgeving is op het stuk van pacht,
gezien ‘de ervaringen, welke zijn opgedaan sinds de in-
voering van de Pachtwet 1937. Deze l)achtcommissie
heeft een rapport het licht doen zien, waarin zij haar
bevindingen heeft neergelegd. Het bevat een vooront-
werp Pachtwet en een toelichting hierop. Als algemene
tendentie kan men constateren, dat de oplossing wordt
gezocht in een handhaving – en op sommige punten uiL
breiding – van de bescherming van de pachter, zoals deze
in het thans geldendé Pachtbesluit 1941 is verankerd.
Schr. bespreekt in dit artikel de belangrijkste punten
van de voorstellen der commissie.
Prof. Dr H. J.
Frietema,
Indrukken uit Birma.
De oorlog heeft een uiterst ongunstige invloed uit-
geoefend op dc economische toestand van Birma. Schr.
wijst o.a. op de aangerichte verwoestingen, de gebrekkige
vervoersmogelijkheden en op de schaarste aan vee, die ernstige consequenties heeft vodr dit land met zijn nog
bijna volkomen agrarisch karakter. In het algemeen is
het peil, waarop de rijstcultuur. wordt beoefend, laag te
noemen: de opbrengsten per oppeivlakte-eenheid laten
veel te wensen over, de productiemethoden kunnen achter-
lijk worden genoemd, de arbeidsproductiviteit is laag.
le landbouwvoorlichting en de credietvoorziening laten
zowat alles te wensen over. De Regering van Birma
tracht nu de oprichting en de ontwikkeling van coöperaties
krachtig te bevorderen. De grootste moeilijkheid, waarvoor
de Birmese Regering zich gesteld ziet, is de orde en de
rust in het land te herstellen.
SOMMAIR,,
Mr Dr A. A.
van ithiju,
Les salaires et les prix.
L’auteur commente dans eet article le problème des
salaires et des prix aux Pays-Bas â l’occasïon de la décision
prise par le Gouvernement relative â une augmentation
imposée de
5
p.c. sur les salaires. L’auteur souligne quc
peronne n’est cornplètement satisfait de la mesure gou-
vernenientale mais que d’autre part personne n’a été â
même de faire one meilleure pr6position.
P. J.
S. Serrarens,
Ronzantisme et réalis,ne â Stiasbourg.
Du point de vue constitutionnel, ii est de la plus grande
importance pour le Conseil de l’Europe de savoir si le
plan-Schurnan sera exécuté indépendamment de ,,Stras-bourg” ou bien s’il y sera lié organiquement. Pour assurer
la coordination, le statut devrait être revu. L’auteur
espère vivement que le projet introduit par les Pays-
Bas trouvera grâce devant le Comité des Ministres.
Mr L. J.
Schiethart,
Le premier pas sur le chemin qui conduit
â une nout’elle bi sur le fermage.
Une commission consultative a été installée en 1947,
qui avait comme tâche de faire one étude,
a
l’intention
du Gouvernement, af in de connaitre la meilleure législa-
tion sur le fermage, compte tenu des expériences acquises
depuis la bi ,sur le fermage de 1937. Cet article corn mente
les plus importants points préconisés par la commission.
Prof. Dr H. J. Frietema,
Impressions en Birmnanie.
La guerre a exercé one influence extrêmement fâcheuse
sur la situation économique en Birmanie. L’auteur souligne
e.a. les destructions, les moyens de transport défectueux,
le manque de hétail qui a de graves conséquences pour
ce pays presque exclusivernent agricole. On peut dire en
général que le niveau de la culture du riz est assez bas.
La plus grande difficulté laquelle le Gouvernement doit
faire face est le’rétahlissement de l’drdre et de la sécurité.
SUMMARIES.
Mr Dr A. A. van Rhijn,
Wages and prices..
On the occasion of the Government’s decision to an
obligatory rise in wages of 5 per cent. this article deals
wïth the problen of wages and prices in the Netherlands.
It points out that nobody is fully satisfied with the govern-
ment’s decision, but on the other hand nobody saw his
way to make a better proposition.
P. J.
S. Serrarens,
Romanticism and realisnz tn Strasbourg.
For the European Council it is constitutionally of the
greatest importance whether the Schuman plan will be
separate from Strasbourg or whether it will be organically
bound to it In order to ensure this binding the statute
should be revised. It is hoped that the Netherlands pro-
posal to this effet will be favöurably received by the
Committee of Ministers.
Dr L. J.
Schiethart,
The first step towards a new lease act.
In 1947 a commission was instituted for the purpose of
advising the Government on the question as to what
would be the most desirable lease legisiation vis–vis the
results of the Lease Act of 1937. The writer discusses the
most important points of the commission’s proposals.
Prof. Dr H. J.
Frietcma,
Impressions from Burma.
Economie conditions in Burma have been highly unfa-
vourably affected b5 the war. The writer reviews the de-
vastations, the defective means of transport and the
shortage of cattle, which bas serious consequences for this
country, which still has a practically entirely agrarian
character. Generally speaking, rice growing is on a bow
level. The greatest difficulty faced by the Burmese Govern-
ment is the restoration of order and quiet in the country.
732 ‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
13 September 1950
LONEN EN PRIJZEN.
Het is met de beslissing, die de Regering de vorige week
inzake lonen en prijzen heeft genomen, een eigenaarçlig
geval. Blijkens de publicaties is niemand er geheel mee
tevreden. Maar er is ook niemand, die kans heeft gezien
een beter voorstel te doen. Naar mijn mening is dit o.a.
een gevolg van vele onbekende factoren, waarvoor de.
Regering bij deze beslissing stond. Zowel internationaal
als nationaal varen wij economisch op het ogenblik in
de mist.
Internationaal
zijn sedert enige maanden de prijzen
van de grondstoffen op de wereldmarkt zeer sterk gestegen.
Voor Nederland, dat slechts zeer w’einig grondstoffen.
voortbrengt (steenkolen, zout en sedert kort ook olie),
is dit een ernstig economisch nadeel. V,Taar wij zoveel
meer voor de grondstoffen moeten betalen, is onze ruilvoet
slechter geworden. Niemand weet hoever dit proces zich
verder zal voortzetten. Zal er een kentering in de prijzen
van de grondstoffen komen, doordat de internationale
politieke hemel opklaart? Indien niet, zal dan op de
wereldmarkt een vrije strijd om de beschikbare grond-
stoffen worden ‘gesteden? Zo neen, hoe kan dan door
samenwerking der betrokken landen een systèem van
allocatie volgen? In hoeverre wordt het thans gevolgde
systeem der liberalisatie ‘daardoor doorkruist? Zo kan
men gemakkelijk nog geruime tijd met vragen doorgaan.
Het antwoord op al deze niet te beantwoorden vragen
is uiteraard ook
nationaal
voor ons,land van beslissende
betekenis. Voorts is van niet gering belang de vraag welk
deel van ons productie-apparaat voor defensiedoeleinden
zal worden opgeëist. Maar ook hier verkèren wij nog geheel
in het onzekeie. Grote defensieorders van het Rijk zullen
moeten worden betaald. Welke financiële politiek zal
darbij worden gevolgd? Zullen de belastingen worden
verhoogd? En welke gevolgen zal dit alles hebben voor
onze betalingsbalans, voor onze kapitaalvorming, voor de
investeringen?
Ook hier schijnt het maar beter om het stellen van
vragen te staken. Want het medegedeelde laat wel vol-
doende zien, dat bij de genomen miatregelen inzake lonen
en prijzen geen beslissingen op lange terinijn konden
worden genomen, omdat de toekomst daarvoor te veel
in nevelen is gehuld. Er kon slechts met een beperkt
aantal bekende factoren worden geoordeeld.
Loons9erhoging.
Een van die factoren is, datsedert het begin van dit
jaar de kosten van het levensonderhoud boven het loon-
peil zijn gestegen. Op 15 Juli van dit jaar bedroeg de
achterstand sedert September 1949 4 Ct. Bovendien
is het niet waarschijnlijk, dat de stijgiog van de kosten
van het levensonderhoud in de naaste toekomst door een
daling zal worden gevolgd. Eerder is het tegendeel te
verwachten. Terwijl de seizoensverhQudingen ieder jaar
een neiging tot daling van de kosten van het levensonder-houd vertonen gedurende de maanden Juni tot September,
o.a. door het beschikbaar komen van goedkopere aard-
appelen, groente en fruit, valt in het, najaar juist veelal
een stijging te constateren. Ook is aannemelijk, dat de
duurder ingekochte grondstoffen geleidelijk meer ‘hun
invloed zullen doen gelden op de prijzen mde kleinhandel.
Men dient er zich da’arbij rekenschap van te geven, dat
tegenpvr de relatieve achteruitgang ‘der arbeiders de
winsten van hetbedrijfsleven een bevredigend resultaat
tonen. De over 1949 gepubliceerde jaarverslagen spreken hier een niet onduidelijke taal. Ook de verzamelde statis-
tische cijfers tonen, dat de winsten en investeringen be-
langrijk zijn gestegen. Uiteraard moet men bij het beoor-
delen van deze gegevens voorzichtig zijn. Wanneer ruimere
winsten tot ruimere investeringen leiden, dan is dit
uiteraard economisch een gewenst resultaat, waar de
besparingen van particulieren zijn afgenomen, het middel
om de institutionele instellingen moer in het risico-
dragend kapitaal te doen delen nog niet is gevonden en
onze industrialisatieplannen alleen. kunnen slagen bij vol-
doende kapitaalvorming. Ook zal rekening moeten worden
gehouden met het feit, dat de hogere winsten slechts
schijnwinsten zijn, in zover als zij moeten worden gebruikt
om de hogere productiekosten van in prijs gestegen
grondstoffen op te vangen. Dit alles neemt evenwel niet
weg, dat, waar uit de beschikbare gegevens de conclusie
mag worden getrokken, dat in de latere jaren het aandeel
der arbeiders in het nationale inkomen voortdurend dalende
is en dat der ondernemers voortdurend stijgende, van
arbeiderszijde lueruit terecht een argument voor loons-
verhoging werd geput. De hier geschetste verhouding
heeft in de laatste maanden ernstige sociale spanningen
doen ontstaan. Da stijging der arbeidsproductiviteit en
de rustige ontwikkeling van het bedrijfsleven zouden
worden geschaad, indien men deze spanningen verder
hac laten verergeren.
Tegenover deze argumenten ten gunste van een loons-
verhoging staan uiteraard’ ook bezwaren.
Het meest voor de hand ligt het bezwaar, dat een loons-
verhoging ,de in het economisch leven reeds aanwezige
tendenties tot prijsstijging verder prikkelt. Aangenomen
mag worden, dat een loonsverhoging van 5 pCt, die geheel
wordt doorberekend, over de gehele linie èe
n prijsstijging
van een paar procent betekent. Intussen zal de doorbereke-
ning niet in alle bedrijfstakken mogelijk zijn, waardoor het
percentage wordt gedrukt. Voorts mag in een aantal
gevallen ook worden gerekend met maatregelen van effi-
ciency om de kosten der loonsverhoging te compensôren.
Ook onze betalingsbalans is met epn loonsverhoging
op dit ogenblik weinig gediend. Het gunstige aspect,
dat onze betalingsbalans in de tweede helft van het vorige
jaar toonde tengevolge van de ongekend hoge uitvoer
van Jandbouwproducten en het vrijkomen van de uitvoer
naar Duitsland, heeft zich helaas in het eerste deel van dit
jaar niet gehandhaafd, al toont het Julicijfer met een
dekkingspercentage van 70 tegen 62 in Juni gelukkig
een aanmerkelijke verbetering. Van het gezichtspunt van
onze betalingsbalans uit moet derhalve een verruiming
der consumptie worden vermeden.’ hierbij mag evenwel
niet worden voorhijgezien, dat de consumptie zich in ons
land reeds geruime tijd in dalende lijn beweegt. Er is thans
reeds een verlaging van de consumptie-index van 4 pCt
vergeleken hij 1948. Door de toegekende loonsverhoging
ontstaat derhalve slechts een geringere consumptie-
beperking dan anders aanwezig zou zijn geweest. Door de
devaluatie zijn de grondstoffen en hulpmiddelen, die wij
uit de dollarlanden moeten betrekken, aanmerkelijk in
pi’ijs verhoogd. De uitvoer
oi>
de gi’ondslag der verhoogde
invoerprijzen Folgt pas later.
WTellicht
dat deze factor een
verdere verbetering van het percentage mag doen ‘er-
w’achten. –
J’ergunn ing—oerplichting.
De vraag, of de vastgestelde loonsvèrhogiig bij al-
gemene vergunding moest worden toegestaan dan wel
verplicht moest worden opgelegd, heeft heel wat discussies
uitgelokt.
,lhierbij moeten vier vormen worden onderscheiden:
le.. de vergunning; 2e. vergunning met aanbeveling van
de werkgevers en Regering, onder bepaling, dat bij con-flièten in een bepaalde bedrijfstak het College van Rijks-
bemiddelaars een bindende beslissing kan nemen; 3e.
verplichting, met de mogelijkheid, .dat het College van
Rijkshemiddelaars voor een bepaalde bedrijfstak, waarin
de loonsverhoging tot ernstige economische moeilijkheden
zou leiden, dispensatie van de verhoging verleent; en 4e.
verplichting zonder meer.
In de besprekingen tussen de Stichting van de Arbeid
en de Interdepartementale Loon- en Prijscomrnissie .is
het verschil vooral gegaan tussen de vormen onder 2e. en
S-
‘
rç.i
7rr
r’VP’9″
r
iW’T’TYr’rV'”
13 September 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN
733
3e. Principieel is er tussen dezè beide groot verschil,
maar practisch is niet van een zo grote tegenstelling sprake.
In het eerste geval staat de vergunning voorop, maar
kn het College van Rijkshemiddelaars de loonsverhoging
verplicht voorschrijven. In het andere geval staat de
verplichting voorop, maar kan liet College een uitzondering
maken. In beginsel is naar mijn mening het vergunnings-
systeem juister. De lonen zijn in de eerste’plaats een zaak
van de werkgôvers en arbeiders in de betrokken bedrijfs-
tak en het is gewenst, dat dit overleg oveel mogelijk
wordt gestimuleerd. Een algemene verplichting tot loons-
verhoging schept.niet de noodzakelijkheid van dit overleg.
Voorts is er gevaar, dat de Regering op deze wijze een
verantwoordelijkheid gaat dragen, die zij niet op zich
kan nemen. Want bedrijfstakken, die de verhoging niet
kunnen dragen, zullen de Regerii’ig voor hun moeilijkheden
verantwoordelijk kunnen stellen. Bi,j de vorige loonronde
werd dan ook liet vergunningssysteem toegepast. Dat
hiervan thans werd afgeweken, heeft verschillende oor-‘
zaken. Nieuwe uitvoerige besprekingen in de diverse
bedrijfstakken zouden weer veel tijd in beslag hebben
genomen, terwijl de urgentie ener loonsverhoging op
goede gronden kon worden bepleit. Bovendien bestond
cle indruk, dat men van werkgeverszijde minder geneigd
was de loonverhoging aan te bevelen clan de vorige maal.
Dat het College van Rijkshemiddelaai’s een bepaalde
bedrijfstak zo nodig van de toepassing der loonsverhoging
kan vrijstellen,. is een redelijke waarborg, dat daar, waai’
liet economisch iuiet kan, een uitzondering zal wor4en
gemaakt. 1-Jet toch ‘willen forceren an een dergelijke
loonsverhoging zou inimers in de betrokken bedrijfstak
een belangrijke vermeerdei’ing der werkloosheid kunnen
betekenen, waarmede ook liet belang der betrokken
arbeiders niet zbu zijn -gediend.
Het pi’ijsprobleeni.
Bij het prijsprobleem komen wij aan de eigenlijke kern
van het vraagstuk lonen en prijzen, zoals het, zich thans
voordoet. Ook door vele arbeiders wordt het aldus gevoeld.
Telkens kan men de opmerking horen, dat een loons-
verhoging waardeloos is wanneer zij toch weer spoedig
door een prijsverhoging wordt achterhaald. Het is dan ook
begrijpelijk, dat juist liet prijsprobleem in de discussies
zo op de voorgrond treedt. –
Om misverstanden te voorkomen, lijkt het mij gewenst
om ook hier weer tussen verschillende mogelijkheden te
onderschalden. Alen kan namelijk streven naar: le. een
piijsstop; 2e. een prijsbeheersing van alle artikelen; 3e.
een prijsbeheersing van een aantal voor liet levens-
onderhoud belangrijke artikelen; en ‘4e. een prijsbeïn-
vioeding. Ik vrees, dat het onvoldoende onderscheiden
in de discussies van de laatste tijd heel wat verwarring
heef t veroorzaakt.
Bij een
prijsstop
denkt men aan de mogelijkheid, dat
iedere verdere ,prijsverhoging wordt tegengegaan. T-Jet is
duidelijk, dat dit een onmogelijkheid is. De oorzaken der
huidige prijsstijging zijn in de eerste plaats internationaal.
Nederland alleen kan daarin geen verandering brengen.
Van fabrikanten, die hun grondstoffen voortdurend duur-
der moeten inkopen, kan meh niet verwachten, dat zij hun producten tegen steeds grotere verliezen afzetten.
Zo gezien, is de prijsstop dus een onmogelijkheid. Men
kan – daargelaten of dit ‘gewenst is – zich een prijsstop
alleen denken als een tijdelijke maatregel, die voor korte
tijd geldt om de eerste schokken op te vangen, onrust
-onder de bevolking te vermijden en, indien nodig, de
Regering de gelegenheid te geven nadere maatregelen
te beramen. Bij de devaluatie werd in die zin gehandeld.
Evenwel lag de zaak toen eenvoudiger. De devaluatie
trof immers niet alle bedrijfstakken, welke importeerden,
maar alleen die, welke importeerden uit landen ten op-
zichte waarvan wij waren gedevalu,erd. T-Toe dit zij, in ieder geval zouden op’de prijsstop al direct, dan hier dan
daar, uitzonderingen moeten zijn gemaakt, zodat liet
psychologische effect snel zou zijn uitgewerkt.
Bij een
prijsbeheersing nan alle artikelen
zou niet een
prijsstop iorden nagestreefd,, maar een zoveel mogelijk
afiemmen van onnodige prijsverhogingen. liet gehele
apparaat van maximumprijzen, distributie ‘en hureaux,
dat geleidelijk grotendeels is geliquideerd, zou weer moeten worden ingesteld, met ‘het doel ons loon- en
prijsniveau laag te houden en ons voor de gevaren dci’
spiraal te behoeden. Intussen is het van belang ei’
01)
te
w’ijzen, dat verschillende der argumenten, die destijds voor
een algemene prijsbeheersing pleitten, thans niet gelden.
Een enorme schaarste als in de eerste jaren na de oorlog
aanwezig was, ontbreekt thans. Voorts dreigde destijds
het spook der inflatie. Vooralsnog is daarvan gelukkig
geen sprake. Dat neemt niet weg, dat de oorlogseconomie,
waardoor de wereld thans wordt bedreigd, zodanige vormen
kan gaan aannemen, dat wederinvoering van een algeméne
prijsbeheersing nodig wordt. Maat’ men moet dan wel
weten w’at men doet. Het betekent een algehele ombuiging
van de economische politiek, welke Nederland in de laatste
tijd heeft gevoerd. 1-let streven was gericht op libei’alisatie.
Benelux en Europese l3etalingsunie zijn belangrijke mijl-
palen op de weg naar dit doel afgelegd. Wanneer Neder-
land als enig land van ‘West-Europa zich weer economisch
gaat isoleren, dan heef t dit’. belangi’ijke repercussies op
de in- en uitvoei’. 1-let. buitenland zal niet meer in ons
land willen invoeren, wanneer hier slechts een zeer lage
prijs-kan w’orden gemaakt, met liet gevolg, dat de goederen-
voorziening van liet Nederlandse volk schade lijdt. liet
zee!’ lage prijspeil’hier te lande zal de uitvoer sterk stimu-
leren, maar’ deze zal dan moeten worden beperkt, alweer
‘om te vêrmijden, dat op de binnenlandse markt ccii te
gi’ote schaarste ontstaat. In- en uitvoer zouden op deze
wijze dus weer geheel’ aan banden worden gelegd.
Bij een
piijsbeheersing nan enkele noodzakelijke ar’tikelen
nan lenensonderhoud
doen ‘al deze moeilijkheden zich niet,
althans in zeer veel geringere mate, voor. De Regering
verklaarde zich dan ook bereid tot de vaststelling van
prijsregelingen over te gaan, indien zou blijken, dat de prijzen zijn ve’hoogd hoven hetgeen kostprijstechnisch
verantwoord mag worden geacht. Een andere maatregel,
welke de Regering in uitzicht stelt, maar die’ geen prijs-
beheersing betekent en voor alle artikelen zal gelden, is
het verbod van onredelijke pijsopdrijving, waarvoor de
Prijsopdrijvings- en FIamsterwet een bhoorlijke vette-
lijke basis biedt. Aan de economische conti’ôledienst zal
de daarvoor nodige – omvang worden gegeven. Bij een
krachtige toepassing kan een dergelijke maatregel veel
nut opleveren.
Tenslotte noemde ik als vierde mogelijkheid:
de prijs-
beEnrloeding.
Hierbij wordt niet gedacht aan het vast-
stellen van prijzen en wat daarmede samenhangt maar
aan maatregelen, die langs andere wegen tot prijsverlaging
stimuleren. Ook dergelijke maatregelen, is de Regering
van plan te nemen. Genoemd w’orden: het tegengaan van ongewenste ondernemersafspraken, die de prijzen kunst-
matig ‘hoog houden en daardoor de concurrentie onvol-
doende doen doorwerken; het stabiliseren van aan sei-
zoenschommelingen onderhevige prijzen (het opslaan van
een artikel als bijv. aardappelen in tijden van overvloed
en weder in de handel brengenbij schaarste); het in ho
:
paalde gevallen stimuleren van de invoer (bijv. bevroren
vlees) en liet afremmen van de uitvoer, w’anneer dit nodig
is om een te hoog prijspeil te vermijden.
Enkele economische punten.
—
De hier vermelde beslissinen der Regering raken ons
gehele economisch leven. liet zou zekei de moeite waard
zijn om op allerlei vragen,,die zich in dit verband voordoen,
nog nader in te gaan. T-let bestek van dit artikel laat
slechts toe nog een drietal punten te noemen.
734
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1950
In de eerste plaats is er aanleiding vast te stellen, dat
de deQaluatie
van September 1949 geen ernstiger prijs-
stijging heeft gehad, dan destijds werd verwacht. Het zijn
niet de gevolgen der devalcatie, maar de gevolgen der
gespannen, internationale verhoudingen, die ons econo-
mische zorgen geven. Dat op een devaluatie van ruim
30 pCt een jaar nadien een prijsstijging en loonsverhoging
van ongeveer 10 pCt zijn ingetreden, is op zichzelf geen
onbevredigend resultaat, vooral niet voor een land als het
onze, dat zozeer van invoer afhankelijk is.
In de tweede plaats is het een reden tot voldoening
om te kunnen vaststellen, dat het vraagstuk van de
werkloosheid,
dat in het begin van dit jaar algemeen de
aandacht trok, weer op de achtergrond is getreden. Van
Januari tot September 1950 daalde de weridoosheid van
104.000 tot 56.000. Van Januari tot Septembèr in 1949
was er een daling van 80.000 tot 45.000. Perccntsgewijze
is de daling dit jaar dus iets groter dan het vorige jaar.
Het absolute aantal werklozen blijft gering, vooral Wan-
neer men in aanmerking neemt, dat het jaarlijks bevol-
kingssurplus en de vele tienduizenden gedemobiliseerden
ook een onderdak in het productieproces moesten vinden.
Er is dan ook geen aanleiding de gegeven loonsverhoging
te verdedigen met het argument, dat door een te beperkte
consumptie der arbeiders de productie zou dalen en daar-
door werkloosheid oiitstaan. \Vij zijn nog altijd in een
periode van jull employinent”. Daarom moeten wij
eerder de ogen openhouden voor de mogelijkkeid, dat een,
als gevolg der loonsverhoging, toenemende vraag der
verbruikers en een, als gevolg der internationale spannin-gen, toenemende vraag naar oorlogsmateriaal tot infiatio-
nistische prijsstijgingen aanleiding geven, tenzij de prc-
ductie wordt opgevoerd door overwerk, langere arbeids-
tijd en hogere arbeidsprestatie.
Fliermede raak ik het derde punt, waarover ik een
opmerkiiig wilde maken: de arbeidsproductioiteit.
Het
kan niet gdnoeg worden herhaald en volgt direct uft onze beschouwingen, dat alles op alles moet worden gezet om
een hogere productie te bereiken. Toen 1 Januari vandit
jaar tot een loonsverhoging werd besloten, werd algemeen
gevoeld, dat deze economisch alleen verdedigbaar was,
indien zij werd beschouwd als een ,,voorschot”, dat moest
worden afbetaald met maatregelen tot verhoging der
productie. In hoever deze wissel gehonoreerd is, is nog
niet met zekerheid vast te stellen. Het cijfer over het
eerste kwartaal van dit jaar is gepubliceerd en vertoont
slechts de normale stijging. Waar de besprekingen omtrent
de verhoging der arbeidsproductiviteit in de verschil-lende bedrijfstakken pas in de eerste maanden van dit
jahr werden aangevangen, zullen volgende kwartaal-
cijfers pas een duidelijker antwdord kunnen geven op de
vraag of een extra-verhoging werd bereikt. Overigens is
bekend, dat de arbeidsproductiviteit na de oorlog in vele
landen sneliër is, gestegen dan in Nederland. Wij hebben
dus nog niet veel reden ons op de borst te slaan. Het zou
eenzijdig en daarom onjuist zijn dit resultaat uitsluitend
aan de arbeiders te wijten. Allerlei andere factoren spelen
hierbij een belangrijke rol: d
ç
mindere hoeüanigheid van
grohdstoffen, het niet voldoende snel kunnen vervangen
van verouderde machines, de relatieve toeneming van het
administratieve personeel. De noodzakelijkheid van een
verdere opvoering der arbeidsproductiviteit moet ook hij
deze loonsverhoging weder sterk op de voorgrond worden
gesteld. Laten wij hopen, dat ondernemers en arbeiders
de handen verder ineen zullen slaan om onze welvaart
verder op te voeren.
‘s-Gravenhage.
Mr Dr. A. A. VAN RIIIJN.
ROMANTIEK EN REALISME
IN STRAATSBURG,
Zelfs de vrijheidsstrijd, die onze vaderen tegen Spahje
voerden en die toch het meest van alle perioden onzer
geschiedenis tot mythe geworden is, heeft heel iVat minder
invloed op ons denken en doen dan de grote revolutie op
dat der Fransen van de huidige tijd.
Weerklonk het vorig jaar Straatsburg van de roep om
de nacht van de 4de Augustus, waarin dan de souvereini-:
teitsrechten der Staten op het altaar der Westeuropese
eenheid moesten worden geofferd, dit jaar was het de eed
in de kaatsbaan, die herhaald moest worden.
Prof. ViIley hd zijn ,,Volontairesde l’Europe” opgeroe-
pen en van heel Fraakrijl uit kregen de vertegenwoordigers
in de Assemblee brieven en telgrammen toegestuurd, die
uiteenliepen van korte betogen, die de Raad van Europa
het voorbeeld van de Volkenbond voor ogen hielden tot
telegrammen als ,,Europe unifiée aujourd’hui ou russifïée
deiiiain, voilâ votre écrasante responsabilité” of ,,faites
l’Europe ou crevons” en waarvan de bedoeling was in de
Assemblee ,,de temperatuur op te voeren en de atmosfeer
te prikkelen”.
Dit was niet alleen romantiek.
Het ging om het trekken van de scheidingslijn tussèn de
Staten, die in Europa een supra-nationale autoriteit wilden
aanvaarden, al was het dan een supra-nationaal gezag van
beperkte, maar reële inhoud en de Staten, die wel samen-
werking wilden, maar de eenheid van Europa alleen wilden
bereiken door samenwerking en niet al te bindende samen-
werking tussen de Regeringen der Westeuropese landen.
,,The Observer” stelde enkele weken’ geleden de vraag,
of het niet beter was ,,to split the convoy”. In het Engelse
zog zouden de Scandinavische Staten meezeilen, die even
wars van een supra-nationaal Europees gezag zijn als de
Engelsen en misschien, al liggen zij op sehiereilanden,
even insulair denken als zij.
Mbesten wij het convooi splitsen? Moest het Verenigd
Europa, dat in Straatsburg samenkomt en dat een romp-
Europa is, door ôns nog verder geamputeerd worden? En
is het dan nogsterk genoeg om .een kracht, een wezenlijke
kracht, te vormen tegenover Sowjet-Rusland?
Sommigen, zoals Graaf Coudenhove- Kalergi, menen,
dat onder de huidige omstandigheden ,,het rijk van
Karel de Grote”, dat zou overblijven, in zijn eenheid een
grotere kracht zou hebben dan de hele Raad van Europa
in zijn verdeeldheid.
Maurice Duverger heeft onlangs in ,,The Manchester
Guardian” het dilemma gesteld, Europa te maken zonder
Engeland of het niet te maken terwille van Engeland.
Wij zijn van mening, dat deze beslissing niet licht-
vaardig genomen mag worden, omdat zij van geweldige
consequenties is. Als het enigszins kan, moeten wij Europa
maken mèt Engeland, dat de bandenmet de Common-
wealth niet behoeft te slaken – evenmin als de con-
tinentale Staten de overzeese landen,’aarmee zij bij-
zondere verbindingen hebben, uitschakelen -‘ maar dat
in wezen tot Europa behoort.
Dit bleek ook uit Churchill’s voorstel tot het vormen
van een Europees leger. ,,Er is geen herleven’ van Europa,
geen veiligheid of vrijheid voor iemand van ons, tenzij wij
samen ons onwrikbaar verbinden. Ik vraag van deze
Assernblee, aan onze Duitse vrienden de verzekering te
geven, dat wij hun veiligheid en vrijheid als even heilig beschouwen als de onze”. Dat is Europees denken.
Dat de Europese weermacht onder Europese democra-
tische contrôle en met een Europees Minister van Defensie
– zoals de resolutie bepaalt, die, met overweldigende
meerderheid aangenom’en is – een kernstuk van een
Europees gezag -betekent,
is
aan niemand ontsnapt.
Maar de Assemblee beslist niets, stelt niets in, zij is
raadgevend, zij geeft zelfs, op haar eigen risico, ongevraagde
raad.
13 September 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
735
Het voorstel van Churchill heeft een kans gekregen door
het plan-Schuman, dit groots initiatief, dat van een be-
slissende politieke betekenis is ondanks zijn belangrijke
economische inhoud. Het plan-Schuman is een stoute greep
tot het vestigen van een supra-nationaal gezag. Engeland doet niet mee. Engeland weigerde zich te binden aan een
gezag, dat boven dat van
zijn Regering uit zou gaan.
Macmillan, een der beste conservatieve vertegenwoordigers,
had een planMacmillan tegenover het plan-Schurnan
gesteld, een uitvoerig, doordacht document, datzeker ge-
tuigde van de wil, mee te werken aan de. vorming v.n een
kolen- en staalpool, maar dan zonder dat ene, al-beslis-
sende, het supra-nationale gezag.
Zijn de Engelsen, die gewend zijn, een wereld te be-
heersen, niet bereid te aanvaarden, dat Europa, zelfs voor
bepaalde punten, over iets van Engeland beslist?
Een Engels mijnwerker, Blytôn, zei het met zoveel
woorden: ,,Wij zouden niet kunneh aanvaarden, dat het
lot van de Engelse kolen- en staalindustrie beslist zou worden door een lichaam buiten Engeland, misschien
tegen de wil van het Engelse volk”.
Dat is. geen Europees denken. Maar, als het misschien
overdreven is, te zeggen, dat de Engelse bull-terrier aan
de deur van het Schuman-plan staat te krabben – van het Macmillan-plan is niets terechtgekomen dan een
bloedeloos amendement, dat op een nieuwe poging aan-
dringt, om al de voornaamste kolen- en staalproducerende
landen er in te brengen en ook daar stemde Labour tegen—,
Engeland schijnt wel te willen meewerken in de club,
zij het als buitenlid.
Het Schuman-plan nam een overheersende plaats in
in de Assemblee, niet alleen om zijn Europese betekenis,
maar ook omdat het voor de Raad van Europa constitutio-
neel van het grootste belang was, of dit eerste supra-
nationale gezagslichaam los van Straatsburg zou, staan
of er een organische binding mee zou hebben. Van Neder-
landse zijde vilde men gaarne die binding .verzekeren, maar dan moest het statuut worden opengehakt, d.w.z. het openhakken worden vo’orgesteld. Dit wist Mej. Dr
Klompé in de Commissie voor Algemene Zaken te bereiken
en de .Assemblee aanvaardde dit voorstel, dat de moge-
lijkheid opent aan speciale commissies van cle Assemblee taken op te dragen, die niet uit het statuut voortvloeien en
waarbij de gedelegeerden uit de Assemblee worden ge-
kozen.
1-let is mogelijk en het is waarachtig te hopen, dat dit
voorstel, dat immers in de practijk alleen de landen bindt,
die zich rond Schuman verenigen, genade vindt bij de
Ministers. En ze moeten dan tevens maar zeggen, of ze
bereid zijn herziening van het statuut toe te staan.
Want hier ligt de kern van het onflict: de Assemble.e
vergadert in hot publiek – voor de ogen en de oren van
le wereidpers,— en zij neemt haar beslissingen of liever
haar ,,aanhevelingen” aan met meerderheid van stemmen.
Het Comité van Ministers vergadert met gesloten deuren
en houdt er veto-recht op na. Maar datbetekent, dat,
terwijl men in de Assemblee keet, wie een bepaald stand-
punt verdedigt en de wereldopinie kan meespreken,
men ten aanzien van het Comité van Ministers in het
duister tast. Als het antwoord afwijzend of opschortend
is, dan weten we nog niet eens, wie er schuldig aan stat.’
Is het Bevin, is het Lange, is het McBride? Het Comité
van Ministers is geen Regering van Eutopa. liet is niet
verantwoordélijk aan de Assemblee. Het is ook geen
Eerste Kamer, geen IJogerhuis. Dan zou er publiciteit
zijn en zouden ive de verantw’oordelijkheden kennen.
Daarom is er een gevoel van malaise aan beide kanten.
In de Assemblee, die niet .anders kan dan verzet aan te
tekenen tegen het Comité van Ministers, dat de leden
als een troep onmondigen behandelt: ,,lastige kinderen”,
zei de voorzitter, Minister Sean McBride, in de Assemblee.
Maar er is ook een gevoel van malaise bij het Cômité
van Ministers. Daar zijn toch zeker mensen hij, die Euro-
pees denken – laten we alleen maar Schuman noemen -,
maar die in een gesloten schuitje zitten met mensen, die
de Raad van Europa aanvaard hebben zonder er werkelijk
aan te willen meewerken.
Dat betekent, dat straks de beslissing valt. Het Comité
van Ministers gaat ih November in Rome vergaderen:
de permanente Commissie van de Assemhlee ook. Deze
zal dan het tweede deel van de Assemblee bijeenroepen.
Met opzet immers is de Assemblee verdaagd, véér haar tijd
– ze mag in totaal maar één maand in het jaar vergaderen
– ôp was. Met opzet, omdat het niet aangaat als de
Ministers weer van plan mochten zijn de Assemblee af-
wijzende, ontwijkende of uitstellende antwoorden te geven,
weer braaf te wachten tot een volgend jaar. Dan kunnen
we beter nu maan besli.sen, er mee op te houden.
De algemene lijn van het werk der Commissies was te
streven naar een compronis.
De Commissie voor Algemene Zaken, waarvan Bidault
de voorzitter en Guy Mollet de algemeen rapporteur is,
had daaraan alle verdergaande voorstellen opgeofferd.
Maar toen de eed in de kaatsbaan niet doorging, waarbij
de onthouding van de kant der Benelux en met name
van Nederland wel de doorslag heeft gegeven, kwamen
Paul Reynaud en André Philip op de laatste dag in de
Asemblee met dezelfde radicale voorstellen, die o.a. on-
middellijke stichting van een aantal Europese ministeries
en van een Regering eisten.
1-let provoceren van een uitspraak onder deze omstandig-
heden was politiek onverantwoord en de stemming vol-
komen on zuiver.
Dit was te meer verwonderlijk, omdat de Commissie
voor Economische Zaken, waaraan Reynaud als voorzitter
en André Philip als een der rapporteurs hun krachten
hadden gegeven, voorstellen had ingediend, die vel
Europees gericht waren, maar volstrekt niet van radi-
calisme dropen.
Zij betroffen: volledige werkgelegenheid, waarvoor con
programma van de Europese Regeringen wordt gevraagd,
vôér Noember 1950, gebaseerd op het bekende rapport
der UN-experts, inzake Europese maatschappijen voor
de exploitatie van grondstoffen en het scheppen van
Europese diensten van algemeen nut,
1
over een Europese
organisatie van het transport – waarover Prof. Bonnefous
in de Assemblee een opmerkelijke rede had gehduden -,
inzake het scheppen van een Europese landbouworganisatie
met het oog op organisatie van productie en afzet, inzake
• samenwerking met de O.E.C.E. en zelfs over de Noord-
zeevisserij, met verzoek, deconventie van 1946 tegen over-
bevissing van de Noordzee te ratificeren. Daar schijnt
IJsland prijs op te stellen.
Een der belangrijkste onderwerpen was de Europese Con-
• ventje inzake
niensen,’echten,
die het vorig jaar al klaar
was, al ‘waren toen twee punten, dat van het eigendoms-
recht en van het recht van ouders op de opvoeding van
hun kinderen, in het laatste ogenblik over boord gegooid
om het schip der Conventie te redden. De Ministers hebben
intussen twe& conferenties bijeengeroepen, die hun licht
over de Conventie hebben laten schijnen en het geheel
werd na nieuwe studie van de Juridische Commissie, die
onder de bekwamè leiding van Sir David Maxwell Fyfe
staat, met inbegrip vafi de weer aan boord gehesen en
nieuw gefatsoeneerde. artikelen met bijna algemene
stemmen aanvaard.
Een gemengde sub-commissie uit de Juridische en de
Sociale Commissies nam het
Pluchtelingenpraagstuk
ter
‘handen sprak zich uit.voor een Europees Vluchtelingen-
bureau, dat dit probleem, dat een Europees probleem
geworden is, nader tot oplossing moet brengen.
De Commissie voor Sociale Vraagstukken, die ik de
eer heb, te mogen leiden, heeft sinds de zitting van 1949,
in samenwerking met het Internationaal Arbeidsbureau,
gewerkt aan de voorbereiding van een
Europees wetboek
an sociale zekerheid,
waarvan de bedoeling is, niet de
736
ECONOMISCH-STATISISCHE BERICÏiTEN
‘
13Septernber 1950
sociale zekerheid in alle landen van West-Europa gelijk
te makeb en dezelfde methoden voor te schrijven, maar
ze zoveel mogelijk op een gelijk niveau te brengen. De
AssemlYlee, die de voorstellen met overgrote meérderheid
aannam, aanvaardde daarbij de overweg-ing, dat de
Conventie, die een dergelijk wetboek zou vaststellen,
op het voorbeeld van de Conferenties van de Internatio-
nale Arbeidsorganisatie op drieledige basis moesten be-
rusten, op samenwerking van regeringen, werkgevers en
arbeiders.
De coördinatie der sociale verzekeringen is uiteraard
een factor van aanpassing van de sociale lasten, vie
betekenis voor het prijspeil door niemand wordt ontkend.
Het is onmogelijk over al deze vraagstukken op korte
termijn van de Ministers uitsluitsel te vragen. Zij zouden
zich terecht verweren met het adagium: ad impossibilia
nemo tenetur.
Maar het Bureau van de Assemblee zal met bekwame
• spoed een aantal test-cases uitzoeken, waarop men ant-
woord verwacht in November.
En om te voorkomen, dat de Ministers straks voor een
bui staan, die ze niet hebben zien aankomen, zal in de
Parlementen de zaak v66r November aande orde worden
gesteld, opdat ons niet het verwijt treft, dat Sean McBride
aan de Assemblce richtte, dat we eigenlijk geen reçht
hadden te mopperen o’er die tyrannen van het Comité
van Ministers, daar zij immers in ieder land van het
Parlement afhankelijk waren.
Ieder land heeft inderdaad de Minister van Buitenlandse
Zaken, die het verdient.
Wij hopen gaarne, dat straks hij dit debat in de Ridder-
zaal blijkt, dat de Nederlandse Regering even Europees
denkt als de Kamer.
BiIthOvCfl.
P. J. S. SERRARENS.
DE EERSTE STAP OP DE WEG NAAR
EEN NIEUWE PACHTWET,
Oppervlakkig bezien .lijkt er weinig te gebeuren op
agrarisch terrein, maar reeds werpen ,,komende gebeurte-
nissen hun schaduw vooruit”.
Niet alleen de as. Pachtwet, welke.het onderwerp van
deze beschouwing zal zijn, dochook een wet Rechtshan-
delingen Landbouwgronden, een nieuwe Boswet en een
algemene wet tot i’egeling van het gebruik van de bodem
doemen aan de kim op.
– Voorts verwachten wij binnenkort het eerste rapport
van de Commissie-Vondeling betreffende het instellen van
een ,,egalisatiefonds”, en de vraag of het stellen van vesti-
gingseisen in de landbouw gewenst is, vormt momenteel
een onderwerp van studie voor de betrokkenen. En dan staan er nog op stapel een Natuurbeschermings-
wet en een nieuwe Woningwet,
ofri
nog maar niet te spreken
van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, waarin het eigen-
domsrecht van onroerende goederen een belangrijke plaats
inneemt. –
Er staat dus onze agrariërs het een en ander te wachten. Eerste vereiste om al deze wijzigingen tot een goed einde
te brengen, is een helder inzicht in wat de draagkracht
van de komende wettelijke bepalingen is. Hiertoe een be-
scheiden steentje bij te dragen op het gebied van het
pachtwezen is de bedoeling van schrijver dezes.
Aanleiding tot deze publicatie is het verschijhen van
het lijvige rapport van dc Pachtwetcommissie.
Probleemstelling.
– Deze Commissie, ingesteld hij Besluit d.d. 26 Februari
1947 van de Ministers van Justitie en van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening, had tot taak van advies
te dienen over de vraag: welke is de meest gewenste wet-
– geving op het stnk van pacht, gezien cle ervaringen, welke
L.
zijn opgedaan sinds de invoering van de Pachtwet 1937?
Uit de installatieredevoeringen van de Secretaris-Gene-
raal van het Minist&rie van Justitie en van de Minister
van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening stip ik
enkele punten aan, waaruit blijkt, hoe de Regering de taak
van de Commissie zag.
De eerstgenoemde autoriteit zag als taak van de Com-
missie aan de Overheid de weg te wijzen, ,,hôe in de hui-
dige maatschappelijke en economische verhoudingen, het
eigendomsrecht van de verpachter en het ‘exploitatierecht
van de pachter met elkaar in overeenstemming kunnen
blijven”.
Van de juridische punten worden genoemd het continua-
tie- en opzeggingsrecht en het vinden van het juiste even-
wicht tussen de organisatie en de administratie van het
overheidstoezicht enerzijds en de formaliteiten voor pach-
ters en verpachters anderzijds.
De Minister van Landbouw noemde als taken: het vinden
van een betere formulering van de algemene agrarische
belangen, welke direct betrokken ‘zijn bij een regeling der
pacht.
Van de gebreken, waaraan onze landbouw mank gaat,
somde de Minister de volgende op: de versnippering van
de landbouwgronden, de grote afstanden der kavels tot
de gebouwen, de ondoelmatige grootte van vele percelen
en bedrijven en de geringe bestaansmogelijkheden van vele
middelgrote en kleine bedrijven. – –
Als een der middelen tegen deze kwalen noemde de
Minister de leiding van overheidswege bij de verpachting
met name van losse percelen. Om dit te kunnen bereiken
zal aandacht moeten worden besteed aan de onischrijving
van de criteria der toetsing ,,opdat bruikbare en voor de
buitenwereld algemeen bekende maatstaven worden vast-
gelegd, zodat vooi’al de Grondkanier niet in het onzekere
verkeert, wat zij ter bevordering van rationeel grondgé-
bruik moet doen of nalaten”.
Speciaal het probleem van de redelijke pachtprijs en
het instituut der verlenging van pachtovereenkomsten
beval de Minister in de aandacht dér Commissie’aan.
Gegevens.
De gegevens, waarover de Commissie kon beschikken
toen zij haar taak aanving, waren de Pachtwet 1937 met
de daarop gebaseerde jurisprudentie en literatuur en voorts
het Pachtbesluit 1941 met jurisprudentie en literatuur.
De Pachtvet 1937 ging op vele punten uit van de ge-
dachte, dat de Wet slechts de algemene beginselen moet
bevatten en dat voor de uitwerking dier beginselen veel
moet worden overgelaten aan de rechtsvorniing of de
rechtsvindiiig door de rechter.
Het was derhalve een w’et van vrij geringe omvang in
vergelijking met de te regelen materie (74 artikelen) doch
‘die was ingesteld.op een lang leven, waarin zich de rechts-
overtuigingen rustig zouden kunnen ontwikkelen.
De tweede wereldoorlog en de daarmede gepaard gaande
bezetting van mis vaderland verstoorden deze ontwikke-
•
ling. Reeds in 1941 werd de wet ingetrokken en vervangen
door het Pachtbesluit 1941,dat in vele opzichten overeen-
stemde met de Pachtwet, doch anderzijds ook op tal van
punten hiervan afweek. Deze regelingvan de pacht was
uitgebreider van’ omvang (het Besluit telt 91 artikelen).
Een algemeen gevoeld bezwaar is, dat het Pachtbesluit
tot stand kwam zonjder parlementaire behandeling, hetgeen
vooral van belang is voor die punten, waarop het Pacht-
besluit afwijkt van de Pachtwet en welke punten destijds
•in de Pachtwet werden opgenomen na uitvoerige voorbe-
reiding en discussie in ons parlement. –
Beide regelingen hadden dit gemeen, dat zij zich beperk-
ten tot bescherming van de rechten van de pachter. Uit de
installatierede van de Minister blijkt echter, dat de Re-
gering aan de pachtiegeling nog een neventaak wil zien toebedeeld, namelijk het bereiken van een gedeeltelijke opidssing van de huidige agrarische moéilijkhcden door middel van beïnvloeding van de pachiverhoudingen.
13 Septmber 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
737
De Commissie had dm niet; alleen cle keuze teopteren
voor een (verbeterde) editie van de Pachtwet dan wel van
het Pachtbesluit;zïj had ook tot taak te zoeken naar een
oplossing, welke de uitvoering van de zoëven genoemde
neventaak mogelijk kan maken. Men vindt dan ook in
het rapport beschouwingen gewijd aan de’pachtclwang; de
dwangpacht en de pachtruil.
Oplossing.
liet rapport, waarin de Commissie haar bevindingen
heeft neergelegd, •bevat een voorontwerp Pachtwet en een
Toelichting hierop, welke gesplitst is ,in een Algemeen
gedeelte en een Toélichting op de artikelen.
lIet voorontwerp is aanmerkelijk groter van omvang
dan het Pachthesluit; het telt namelijk 176 artikelen. Men
bedenke hierbij echter wel, dat 75 artikelen zijn gewijd
aan het procesrecht.
Met dit laatste zullen wij ôns echter, daar dit niet strookt
met het karakter van dit blad, niet bezighouden.
Behalve twee hoofdstukken procesrecht, een hoofdstuk strafbepalingen en een hoofdstuk overgangs- en slotbepa-
lingen, bevat het voorontwerp drie hoofdstukken, resp.
getiteld: Van pachtovereenkomsten (waarom toch dit
ouderwetse ,van”?), Bepalingen van bijzondere aard en
Van pachtruil. liet hoofdstuk over de pachtovereenkomsten is verdeeld
in een tiental paragrafen, waarin achtereenvolgens ter
sprake komen de gebruikelijke definities, de vorm en de
toetsing van pachtcontracten, de sanctie op het niet schrif
–
telijk vastleggen en niet-ter toetsing indienen van pacht-
contracten, de duur, de pachtpretatie, de verdere inhoud
der pachtovereenkomsten, de verlenging en het einde van
pachtcontracten, algemene bepaliiigen en bepalingen be-treffende de verpachting door openbare lichamen.
lIet hoofdstuk: , ,Bepalingen van bij zondere aard” bevat
regelingen ten aanzien van zetboeren, verkoop van hooi
en gras anders dan per gewicht en inscharingen.
Strekking can het coorontwerp.
De gedachten, w’e]ke de Commissie hebben geleid bij de opstelling van het voorontwerp, zijn het beste weer te
geven aande hand van het algemene gedeelte van de toe
lichting op het voorontwerp.
Als algemene tendeotie kan men constateren, dat de
oplossing wordt gezocht in een handhaving – en op som-
mige punten uitbreiding – van de
bescherming can de
pachter,
zoals deze in het thans geldende Pachtbesluit is
verankerd.
Dezç oplossing leidt uiteraard tot een vergaande in-
perking van bevoegdheden van de verpachter, hetgeen
sommige critici heeft doen spreken van een denaturering
van de pacht tot een soort grondrente.
Neutiaai beschouwd moet men constateren, dat men,
gezien’ de huidige constellatie in ons land op agrarisch gebied, moet laveren tussen de Scylla van— aisgevolg
van de enorme landhonger – dreigende ontrechting van
de pachter en de Charybclis van een te stringente inperking
van de rechten van de eigenaren-verpachters, zodat deze
de lust vergaat hun eigendommen in stand te houden of
zelfs te verbeteren.
Het hangt er nu maar van af op welke oever men een
plaats heeft gevonden, of men van mening is, dat de
Commissie teveel naar stuurboord of naar bakboord af-
wijkt, waarbij uiteraard de politiek een woordje meespreekt.
Een gelukkige omstandigheid is echter, dat op het platte-
land de beide prtijen niet altijd zo scherp tegenover elkaar
staan als in andere sectoren yan ons
5
economisch leven.
Er zijn al. voorbeelden te over van een sterke, de jaren
trotserende band. tussen bepaalde verpachi;ers- en pachters-
families.-
Maar dit alles neemt niet weg,dat ook in de hcst’e ach-
tersfamilies slechte pachters kunnen voorkomen en het
algemeen agrarisch bôlang eist, dat do band met een slechte
pachtr moet kunnen worden verbroken. De Commissie
heeft hiervoor echter oog. Zi1 heeft dan ook in het voor-
ontwerp een bepaling opgenomen, die de verpachter de
keus. geeft tussen het’ vragen van ontbinding van het
pachtcontract op grond van wanprestatie – welke moge-
lijkheid ook het Pachtbesluit.kent – en het indienen’ van
een’verzoek aan de Grondkamer om een onderzoek in te
• stellen. Kiest hij het laatste, dan is de Grondkamer ver-
.plicht de klacht te onderzoeken en, indien deze haar ge-
grond voorkomt, de pachter als het ware ,in gebreke te
stellen. Voldoet de pachter hieraan binnen de gestelde
termijn niet, dan geldt dit als wanprestatie, met als gevolg
ontbinding van het contract, tenzij de pachter aannemelijk
kan maken, dat het verzuim hem niet kan worden toege-
rekend.
Bezien wij thans de nieuwe bakens, welke de Commissie
voor een behouden vaart heeft uitgezet, dat valt allereerst
te wijzen ,op
het continuatierecht.
1-let bestaande continua-
tierecht wil de Commissie uitgebreid zien in deze zin, dat
de pachter niet rn.eer voor het einde van zijn pachtcontract
een verzoek tot verlenging moet doen, bij gebreke waarvan
het contract afloopt, maai5 dat de pachtovereenkomst
automatisch met zes jaar wordt verlengd (dit geldt zowel
voOr behuisd als onbehuisd land), tenzij één der partijen
de Grondkamer verzoekt de verlenging te stuiten. Het
komt nl. voor dat pachters, die met de thans bestaande
regeling niet voldoende op de hoogte zijn, door stil te zitten
hun recht verwerken.
Deze regeling vergemakkelijkt de positie van de pachter
wel zeer en zal zeer zekeileiden tot een verdere stabilisering
van een bestaande achttoestand. Voor zover het een
goede pachter betreft valt hiertegen niet veel op te merken,
maar wanneer het een middelmatige pachter betreft, ter-
wijl de verpachter een veel betere pachter op het oog heeft,
zal hierdoor het
algemeen
landbouwbelarig niet worden
bevorderd..
Op nog twee andere punten wil het voorontwerp de
positie van de pachter verstevigen. –
1-let e’erste betreft de. .verkoop van het verpachte aan
iemand, die tot eigen gebruik daarvan w’il overgaan. Wenst
nI. de pachter hieraan niet mede te werken, dan zal in het
algemeen de bestaande pacht eerst na vier jaar, te rekenen
van de verkoopdatum af, mogen worden beëindigd. Dat
deze regeling daling van de verkoopprijzen van verpacht
eigendoni tot gevolg zal hebben, laat zich licht begrijpen.
liet andere punt betreft gepretendeerd eigen gebruik
door de verpachter. Om te voorkomen, dat een eigenaar
beëindiging
van
de pacht verkrijgt op grond van eigen
gebruik, doch daarna weer tot verpachting aan een andere
.pachter overgaat, kent het îoorontwerp de pachter in
zodanig geval een recht op schadevergoeding toe. Dat een
verpachter niet tot eigen gebruik Wiil overgaan, wordt
aangenomen, behoudens tegenbewijs van de verpachter,
indien de verpachter niet binhen drie jaar tot eigen exploi-
tatie overgaat.
Zoals begrijpelijk, heeft de
pachtprijs,
één der belang-
rijkste elementen van het pachtcontract, de bijzondere
aandacht van de Commissie gehad. Ook in dit onderdeel
van het pachtrecht wordt de lijn van de hescheriiing van
de pachter doorgetrokken.. Vrije pachtprijsvorming komt
dus niet aan bod, doch in het bestaande systeem van de
vaststelling der pachtprijzen door de Grondkamers komt
verandering. Volgens dit systeem heeft de Grondkamer de
overeengekomen pachtprijs te toetsen aan bepaalde criteria,
welke betrekking hebben op het economisch en sociaal
gewenste verband tussen pachtprijs en economie van het bedrijf. In de practijk echter kwam de toepassing van dit
systeem hierop neer, dat de Grondkamers de pachtprijzen gingen schatten aan de hand van vergelijkingsobjecten en
zodoende bepaalde normen gingen vaststellen, die echter
voor iedere Grondkamer weer anders kunnen zijn.
lIet voorontwerp slaat een andere en mi. veel juistere
weg in. Voortbouweiide op de practijk der Grondkamers
r
-‘”‘.’T
“‘”(‘
‘”•”'”
738
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1950
schrijft het voorontwerp voor, dat de Minister, daarbij ge-
adviseerd door de. Grondkamers en de in te stellen Hoge
Grondraad, streeksgewij ze pachtn ormen vaststelt en deze
publiceert in het Staatsbiad. Deze normen moeten, met
inachtneming «an de redelijke belangen van de verpachter,
tot waarborg strekken van een redelijke opbrengst bij
een behoorlijke exploitatie. Mits deze normen geen al te
grote speling laten, kan dit systeem een verbetering be-
tekenen, omdat de verpachter aldus voortaan zal kunnen
nagaan of de overeengekomen pachtprijs door de Grond-
kamer zal kunnen worden goedgekeurd. Het ziet er dus
naar uit, dat een stukje prijsbeheersing zal worden be-
stendïgd. –
In economisch opzicht belangrijk is ook het voorstel
van de Commissie om hij de verplichte
toetsing der pacht-
oQereenkonisten
maatstaven aan te leggen, die moeten voor-
komen, dat onrendabele bedijfjes ontstaan, of dat in
streken van overwegend kleinbedrijf pachtpercelen worden
toegevoegd aan grote bedrijven, en dat de rçsultaten van
ruil- of herverkaveling dan wel van de hierna te bespreken
pachtruïl teloor gan.
Een noviteit, waarmede de Commissie komt, is de
pahtrui1.
Pachtruil is een vorm van pachtdwang, waaron-
der te verstaan valt de mogelijkheid om een eigenaar die
niet vrijwillig wenst te verpachten te verplichten tot ver-
pachting van zijn eigendom, al dan niet aan een bepaalde
persoon. De pachtdwang in algemene zin acht de Com-
missie in de Pachtwet niet op zijn plaats, zolang de Grond-
kamers niet bevoegd zijn op eigen initiatief in te grijpen
in pacht- en verkavelingstoestanclen; daartoe zou eerst
een algemene wet tot stand moeten komen, die de herver-
kaveling’van het bodemgebruik regelt. De Commissie wil
echter wel voor bepaalde gebieden de m6gelijkheid schep-
pen tot betere pachttoestanden te geraken. Zij meent dit
middel gevonden te hebben in de pachtruil.
De voorgestelde regeling komt ir het kort ‘hierop neer,
dat de Grondkamer bij besluit kan bepalen, dat voor een
bepaald gebied een plan tot pachtruil wordt voorbereid.
Hierna roept zij alle pachters en verpachters in dit gebied
op en brengt het voorlopige plan ter tafel. Daarna wordt
dit plan nader uitgwerkt en in een vergadering van pach-
ters en verpachters nader besproken. Gelukt het niet tot
een minnelijke regeling te komen, dan wordt het plan in
stemming gebracht, waarbij een gekwalificeerde meerder-
heid van twee derde wordt vreist. Na aarneming van het
plan worden de betrokken pachtcontracten door de Grond-
kamer gewijzigd, waarbij zij wel de zeer ingrijpende be-
voegdheid heeft, om, wanneer bepaalde partijen weigeren
het gewijzigde contract te tekenen, dit in het contract te
vermelden; waarna partijen geacht w’orden de overeen-
komst te hebben gesloten.
Zoals men ziet is de pachtruil op het gebied van,,-het
bodemgebruik een soortgelijk instituut als de ruilverkave-
ling op het terrein van de eigendom. Wanneer men bedenkt,
welke zegenrijke gevolgen de ruilverkaveling heeft, kan
men van de pachtruil, mits met mate toegepast, veel ver-
wachten, dat tot een betere economische toestand van vele
pachtbedrijen kan leiden.
In het bovenstaande heb ik mij moeten beperken tot
enkele van de belangrijkste punten van de voorstellen der
Com,misse. Deze voorstellen zijn zeker een nauwkeurige
overweging waard en de daarin neergelegde gedachten
kunnen ongetwijfeld strekken tot verhoging van het econo-
misch belang van one agrarische sector, mits men gedach-
tig zij, dat men niet alles moet regelen en men op dit ge-
bied nog de vereiste vrijheid van handelen moet toestaai,
want ook thans nog geldt de oud-llollandse zegswijze, dat men met onwillige honden slecht hazen kan vangen.
Arnhem.
Mr
L. J.
ScHIETI-IART.
INDRUKKEN UIT
BIRMA
1),
Birma heeft zwaar van de oorlog te lijden gehad. Af-
gezien van de doden; de gewonden en de vermisten en
afgezien van de wreedheden, waardoor de Japanse be-
zetting zich heeft gekenmerkt, heeft de oorlog vooral ook
op de economische toestand in velerlei opziçht een uiterst
ongunstige invloed uitgeoefend.
In de eerste plaats moet in dit verband vellicht worden
gewezen op de schaarste aan vee onmiddellijk na de
oorlog. Birma heeft nog een bijna volkomen agrarisch
karakter. Rijst is verreweg het hoofdproduct van het land.
De rijstproductie evenwel ‘is niet denkbaar zonder een
groot aantal karbouwen of buffels, waarmee wordt ge-
,ploegd en die voor het trânsport ter plaatse worden
gebruikt. Veel dieren zijn in de oorlog omgekomen en nog
veel meer zijn door het Japanse leger geslacht. Dit ver-
klaart de geringe uitvoer van rijst na de oorlog en, aan-
gezien de uitvoer van Birma hoofdzakelijk door rijst en
door teakhout wordt gevormd, is het duidelijk, dat dit
alles op de econmie van het land een hoogst nadelige
invloed heeft uitgeoefend.
Deze invloed komt onder andere ‘hierin tot uiting,
dat de sterk verminderde exporten tot een beperking vn
de irhporten hebben geleid. Men werkt met iivoerver-
gunningen, die aan importeurs worden verstrekt. Dit
systeem nu werkt in zoverre niet bevredigend, dat de uit-
eindelijke consument, ten gevolge van de wet van yraag
en aanbod, als regel hoge prijzen betaalt en dat de im-
porteur vaak zeer hoge winsten piaakt. Vermoedelijk moet
in dit verband ook worlen gedacht aan de in vele gevallen
onvoldoende bekwaamheid en betrouwbaarheid der ambte-
naren. Dezer dagen althans heeft de Regering een com-
missie ingesteld met’ de opdracht te onderzoeken, hoe
verklaard kan worden, dat de financiën van de gemeente
Rangoon geheel in de war zijn en wat gedaan kan worden
ter voorkoming van een herhaling van dit euvel. On-
getwijfeld wreekt zich hier de onvoldoende bezoldiging dci-
overheidsdienaren.
Voorts heeft de vervoersmogelijkheid dooi de oorlog
sterk geleden. De bruggen zijn vrijwel alle opgeblazen.
De grote brug over de Irrawaddi, iets ten zuiden van
l\Iandalay, is nog niet hersteld; de’ opgeblazen gedeelten
liggen nog in de rivier en belemmeren het verkeer. De
hulpmiddelen ontbreken ten enenmale om’ deze restanten
te verwijderen en om de brug te herstellen. Men deelde
ons mede, dat de Regering overweegt’dit werk aan Ameri-
kanen op te dragen. Geheel in het Noorden, bij het stadje
Myitkyina hebben de Amerikanen midden in het oerwoud
vliegvelden, wegen en pijpleidingen aangelegd. Een van
deze wegen vormt nog de hoofdweg van China naar
Assam. Men ontkomt echter niet aan de indruk, dat deze
weg onvoldoende wordt onderhouden en dat het oerwoud
spoedig weer zowel de weg als de vliegvelden zal over-
woekeren; de pijpleidingen zijn al verroest.
Er is bovendien veel verwoest. Rangoon, de hoofdstad,
heeft betrekkelijk ‘weinig geleden, maar Mandalay, de
tweede stad van het Rijk, die vôôr de oorlog ruim 100.000
inwoners telde, is vrijwel geheel met de grond gelijk
gemaakt. Met de wederopbouw hiervan is nog nauwelijks
een begin gemaakt. Intussën woont de bevolking
in uiterst primitieve hutten. Vooral ook in Rangoon valt
trouwens dit verschijnsel op. Geheel in strijd met bestaande
voorschriften zijn in Rangoon tienduizenden hutten ge-
bouvd en het ligt voor de hand, dat deze hoogst primitieve
woningtoestanden een buitengewoon ongunstige invloed
op de gezondheidstoestand van de bevolking moet uit-
oefenen.
‘) Prof. Frietema, die zich momenteel in Birma bevindt op ver-
zoek van dc Minister-President van dat land om
zo
mogelijk con-
crete suggesties to kunnen doen, waarmee de ]3irmese Regering, vooral op het gebied van de coöperatie, gediend
zou
kunnen zijn,
zond ons een reisbrief, die wij hieronder gaarne als artikel opnemen.
Red.
13 September 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
Intussen is de grootste moeilijkheid, waarvoor de
Regering van Birma ii6h ziet geplaatst, de orde en de
rust in het land, te herstellen, die thans vrijwel alles te
wensen overlaten. Welke de oorzaken van de moeilijk-
hè’den zijn, hebben wij niet kunnen vaststellen. Uit de
mededelingen, die ons daaromtrent zijn gedaan, hebben
wij slechts kunnen afleiden, dat dq situatie bijzonder
gecompliceerd moet worden genoemd. Wel hebben wij
•iets kunnen aanvoelen van de betekenis van deze politieke
moeilijkheden.’
Beginnen wij met de opmerking, dat het de argeloze
reiziger, die op het vliegveld bij Rangoon aankomt en die
zich vandaar naar de hoofdstad begeeft, opvalt, dat de
regeringsgebouwen en de dienstwoningen van de Ministers
geheel omgeven zijn dbor prikkeidraadversperringen en
dat de poorten daarin streng door militairen of door
politietroepen worden bewaakt. Aanvankelijk trachtte
men ons te verzekeren, dat deze maatregelen nu eenmaal
een gevolg \varen van het feit, dat drie jaar geleden zeven
Minis Iers en enkele hoofdamb tenaren plotseling werden
vermoord, doch dat deze beveiliging thans niet veel zin
meer zou hebben. Geleidelijk werd ons evenwel duidelijk,
dat deze voorstelling van: zaken bepaald te optimistisch
moet worden genoemd. Dit bleek ons vooral toen ons een programma werd aangeboden voor een grote reis door het
land, opdat wij ons een indruk zouden kunner vormen
van de omstandigheden, waaronder in de verschillende
delen van Birma ik’ordt gewerkt en geleefd. Eensdeels
namelijk werd ons verzekerd, dat wij niet gebracht zouden
worden naar gebieden, welke voor onze veiligheid bezwaar-
lijk zouden moeten \voiden genoemd en anderdeels werd
ons verzekerd, dat wij per vliegtuig zouden reizen, aange-
zien het vervoer over grote afstandr per auto en per
trein .vel degelijk bezwaarlijk zou kunnen blijken. Nog
la
–
ter bleek ons, dat er zo goed als geen treinen lopen en dat het verkeer en het vervoer langs de wegen en via de
rivieren vrijwel onmogelijk is: Zelfs de inheemse vracht-
schippers wagen het niet van Rangoon naar Mandalay
en omgekeerd te varen. De kans, dat men beschoten
w’ordt en dat de lading word tverheurd verklaard, is groot.
De rijkspolitie doet wat kan worden gedaan om de ban-
dieten te bestrijden, maar dan’weer hier en dan weer daar duiken benden rebellen
0
1
)
.. Gevechten zijn aan de orde
van de dag en dezer dagen werd in de dagbladen vernield,
dat bij een vuurgevecht zeventig lbandieten onschadelijk
waren gemaakt, hetgeen betekent, dat deze het leven ei’
bi,j ingeschoten hadden. Zelfs werd gewag gemaakt van
een pantsertiein, waarover de rebellen bleken te beschikken.
Het gevolg van dit alles is, dat belangrijke volksver-
huizingen hebben plaatsgevonden. Vele dorpsbewoners
hebben hescheiming in de steden gezocht. Dit feit is vooral
belangrijk met het oog op de rijstproductie. Aanvankelijk
namelijk werd deze, zoals reéds is opgemerkt, iïadelig
beïnvloed door het gebrek aan karbouwen en buffels,
later is de productie en dus ook de uitvoer van rijst sterk
teruggelopen, doordat ten plattelande onvoldoende werk-krachten beschikbaar waren.
Ondanks deze moeilijkheden hebben wij het land van
Zuid tot Noord en van West tot Oost doorkruist. De grote
afstanden werden per vliegtuig afgelegd, die veelal door
Engelse piloten woiden bediend. Flet motto hierbij is:
waarom ingewikkeld als het eenvoudig kan. Twee piloten op de bok, dat is alles. Een boordwerktuigkundige is blijk:
baar een luxe. Na het vertrek neemt een van de piloten
een microfoon en een koptelefoon, hetgeen zich herhaalt
voordat wordt geland. Voor zover wij hebben kunnen vast-
stellen, werd het gesprek steeds met het hoofdkantoor in
Rangoon gevoerd. Vaak ontbreekt elke accommodatie op
de vliegvelden in de provincie. Ook zagen wij op menig
vliegveld geen chef. Als het tijd is geeft de kapitein zulks
met een eenvoudige handheweging te kennen aan de passagiers, die zich onder de vleugels van de Dacota
hebben opgesteld, teneinde de moordende invloed van de
tropenzon te ontgaan. Dat men vlak dnder de propellers
rustig zijn sigaartje rookt, hindert blijkbaar niemand.
De v.liegtuigen dienen voor passagierstransport en
goederenvervoer beide. Is er veel vracht dan wordt een
aantal bankjes losgeschroefd, waardoor ruimte voor de
vracht wordt verkregen. Het doet merkwaardig aan te
constateren, dat de vracht gedeeltelijk uit goederen be-
staat, die normaliter niet voor vervoer per vliegtuig in
aanmerking komen, zoals fietsbanden en grote manden
bladeren, met behulp waarvan betclpruimen worden
gemaakt. Het doet ook merkwaardig aan in het vliegtuig
kisten met films te zien staan en te constateren, dat een
ieder rustig rookt.
1-let is duidelijk, dat het ontbi’eken van vervoersmoge-
lijkheden in sommige districten een schaarste ten gevolge
heeft aan producten, waarvan in andere districten een
overvloed is. Op de welvaart van de bevolking heeft dit
uiteraard een ongunstige invloed. De kosten van levens-
onderhoud zijn, vaak zeer hoog. Van de steden en stadjes
uit (de zesde stad van Birma had v66r de oorlog nog geen
30.000 inwoners) maakten wij tochten, teneindè iets van
het land en van het volk te zien. Deze excursies kan men
met convooien vergelijken. Niet alleen namelijk werden
wij telkenmale door een rijkalijk groot gezelschap autori-
teiten vergezeld, maar bovendien werd het gezelschap
zwaar geëscorteerd door jeeps en trucks, waarin vele ge-
wapende soldaten. Troiwens op alle plaatsen, waar wij
zijn geweest, bleek een garnizoen van rijkspolitietroepen
aanwezig,
Intussen krijgen – wij uit verschillende mededelingen
wel de stellige .iiidruk, dat de activiteit, van de
rebellen geleidelijk afneemt en dat de positie van de
Regering voortdurend sterker wordt. Wij hebben ver-
schillende steden bezocht, waarvan men ons vertelde, dat
deze nog geen jaar geleden door de rebellen bezet waren
gewest en zelfs hebben wij liet in een verafgelegen district
bijna zonder politie-escorte kunnen doen.
Zoals reeds opgemerkt, is Birma een bijna uitsluitend
agrarisch land. De productie en de uitvoer van rijst en
van teakhout vormen de kurk, waarop Birma drijft.
FIet land schijnt buitengewoon rijk .aan delfstoffen, zoals
goud, zilver, koper, tin, tungsten, lood en wolfram en er
zijn rijke olievelden. Met d
–
e winning van deze delfstoffen
is nog nauwelijks een begin gemaakt. Wel heel t men olie
geboord en zelfs geraffineerd, maar de installaties zijn
door de oorlog in liet ongerede geraakt en de productie
schijnt nu vrijwel geen betekenis te hebben. De politieke
onzekerheid heeft uiteraard een ongunstige invloed op de
geneigdheid van ondernemers veel kapitaal in Birma te
investeren, waarbij komt, dat d6 huidige Regering een
uitgesproken socialistisch karakter heel t.
De industrie in Birma heeft een geringe betekenis.
Het meest ontwikkeld is de weefindustrie (katoen en zijde),
maar deze heeft overal nog het karakter van een huis-
industrie, die voor de binnenlandse markt werkt en zich
op de vervaardiging van een opvallend beperkt aantal
soorten goederen toelegt. Merkwaardig is, dat dit soort
ondernemingen in de meeste geallen in handen is van
Chinezen en van Indiërs. De Birmees is geen zakenman.
In liet algemeen is het peil, waarop de rijstcultuur
wordt beoefend – over de houtvesterij menen wij ons
van een critische beoordeling te moeten onthouden -,
laag te noemen. De
oiïbrengsten
per oppervlakte-eenheid
laten veel te wensen over. De rijstcultuur vindt vooral
plaats in de enorme vallei van de brede Irrawaddi. Een
klein gedeelte daarvan is geïrrigeerd. Ongetwijfeld is de
grond zeer vruchtbaar, maar in liet algemeen maken de
boeren een hoogst primitieve indruk. De pi’oductiemetbo-
den kunnen zonder enige reserve achterlijk worden ge-
noemd. De arbeidsproductiviteit is laag, vooral ook
doordat de monocultuur vrijwel algemeen is. \’Vie uit-
740.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1950
sluitend rijst verhouwt heeîV het slechts gedurende een
klein deel van het jaar druk. De rest van het jaar is er
weinig te doen. Veel zou in dit verband kunnen worden
bereikt door meer dan een product te verbouwen.
Bij dit verschijnsel dient men in aanmericing te nemen,
dat Birma dun bevolkt is. Dit verklaârt ten dele de grote
verschillen in productie per ha met de rijstproductie in
India, Japan en de Povlakte. 1-lierbij komt, dat de land-
bouwvoorlichting zowat alles te wensen’ overidat. Wel
heeft de Regering in’Mandalay een soort landbouwhoge-
school, waar men in twee jaar landhouwkundige schijnt
-te kunnen worden, maar afgezien van het gebrek aan
goede docenten, is het aantal studenten bedroevend
klein. De’ reden hiervan is vooral, dat wie in staat i te
studeren veel liever arts wordt. 1-lij is dan verzekerd van
een ruim inkomen en de landhouwkundige kan slechts
overheidsambtenaar worden en wordt als regel ergens ‘in
de binnenlanden geplaatst.
De Regering van Birma w’enst de oprichting en de ont-
ikkeling van coöperaties krachtig te bevorderen. Voor
zover nodig zij in dit verband opgemerkt, dat onze aan-
wezigheid
–
in Birma daarmeeten nauwste verband houdt.
i
Van ons wolt namelijk verwacht, dat wij in dit verband
bepaalde suggesties kunnen doen, welke voor het doel
bevorderlijk . kunnen blijken.
Reeds védr de oorlog zijn, met medewerking van
de Overheid, heel wat landbouwcredietc66peraties op-
gericht. Een van de ergste misstanden, waarmee de
boeren hier te kampen hebben, is namelijk, dat de
credietvoorziening alles te wensen overlaat. Woekei’-
practijken komen algemeen voor en juist het gebrek aan
voldoende bedrijfskapitaal heeft op de landbouwproductie
een uiterst radelige invloed Deze boerenleenbanken
evenwel zijn vrijwel zonder uitzondering mislukt. De
meeste moesten in het begin van de j’aren dertig worden
gèliquideerd. Wij hebben de indruk, dat deze mislukking
-vooral aan twee oorzaken moeten w’orderi toegeschreven.
In de eerste plaats is men met de credietverlening veel te
vrijgevig geweest en in de tweede plaats heeft het toezicht
op de banken vrijwel alles te wensen overgelaten. 1-lierbij
komt de onvoldoende ontwikkeling van de bevolking ten
plattelande, alsmede de onvoldoende zakelijke geestes-
gesteldheid van cle Bii’mees. En ten slotte wil het ons
voorkomen, dat in de dorpen’ het gemeenschapsbesef
zeer onvoldoende moet worden genoemd, evenals – het
standshesef van de boerenbevolking. , –
Thans dnkt de Regering vooral ook aan afzet- en aan-
koopcoöperaties. Bovendien zijn door toedoen van de Regering heel wat verbruikscoöperaties opgericht. De
overweging hierbij is’vooral geweest, dat op deze.wijze
bevorderd zou kunnen worden, dat de goederen, die
worden ingevoei’d en w’aarop in vele gevallen door de
handel te veel wordt- verdiend, tegen lagere prijzen aan
de consurnenf woTden geleverd. Het bêginsel, w’aaiop een
coöperatie behoort te zijn gebaseerd, is immers, dat de
goederen tegen kostprijs, verhoogd met een redelijke
marge, worden doorgeleverd. Dat men aanvankelijk de
marktprijs in relceninghrengt en aan het einde van hèt
jaar het overschot naar ratovan de door de leden afgenomen
hoeveelheden verdeelt, doet in dit verband minder ter
zake. Ten aanzien van de invoei’vergunningen nu w’orden
de coöperaties we1bevust in een gunstige positie gplaatst.
Ook hier evenwel is de practijk niet altijd in oereenstem-
ming met de theorie. Wij bezochten verschilende zo-
genaamde ‘verbruikscoöperaties, die bij nader onderzoek
slechts middenstandscoöperaties bleken te zijn en w’aarvan
de baten niet de consumenten, maar wei de winkeliers
ten goede kwamen. Op deze wijze kregen de winkeliers
in – kwestie
l
aanmerkelijk grotere invoervergunningen of
toewijzingen. Tevens werd door ons gecanstateerd, dat
in vele gevallen de batige saldi niet op grond van de af
–
genqmen hoeveelheden onder de leden werden verdeeld,
maar op grond van het dçor de leden genomen aantal
–
aandelen, dus naar rato’van het door hen’in de coöperatie
geïnvesteerde kapitaal. De Regering heeft haar coopera-
tion officers laten weten, dat men hiertegen overwegende
bezwaren heeft.
.,,
–
–
Ten slotte, nog enkele losse opmerkingen van meer
algemene aard.
Birma is het land van de pagodes. Het is werkelijk ver-
bijsterend te constateren, hoe enorm groot het aantal
pagodes in dit land is. In elke stad zijn het er vele duizenden
en soms zelfs vele tienduizenden. Vele zijn verwaarloosd,
andere worden goed onderhouden en geven een bijzonder
rijke indruk. Een pagode is een soort tempel,’ waarin een
boeddhabeeld. In rijke pagodes is dit beeld, dat vaak
enorme afmetingen heeft, zwaar verguld en dikwijls is
ook het dak van de pagode van een dunne laag goud voor-
zien. In stalletjes hij de pagodes kan m’en kleine pakjes
bladgoud kopen, die men aan een monnik kan overhan-
digen, die deze dan op het boeddhabeeld aanbrengt. Veelal
laten rijke Birmezen meer of minder grote’ hoeveelheden
bladgoud bij hun dood aan een pagode na. Men neemt aan,
dat in het stadje Pâgan, dat 30,000 inwoners telt, niet
minder dan 400.000 pagodes zijn.
1-let Boeddhisme
–
heeft de levensbeschouw’ing en de
levensstijl van de Birmees geheel bepaald en bepaalt dit
–
stellig ook thans nog in sterke mate. Beheersing van mense-
lijke hartstochten eii verdraagzaamheid moeten in dit
verband voor alles worden genoemd, waarbij komt het
vegetarisme, ddt ook in economisch opzicht een grote be-
tekenis heeft. 1-let doden van diêren wordt door de Boed-
dhist sterk veroordeeld, hetgeen vooral ook een gevolg is
van zijn geloof in een reïncarnatie. –
Evenals 1et aantal pagodes is ook het aantal monniken
opvallend groot. 1-let stadsbeeld wordt vaak dbor de
oranjekleurige gewaden vao de monniken beheerst, die
met een aarden kruik in de handen wandelen, waarin
voorbijgangers wat rijst kunnen deponeren. De monniken
wonen in kloosters, waarin men zich vooral op het onder-wijs toelegt en het is een algemeen gebruik in
–
Birma, dat
jongere mensen een tijd in een klooster doorbrengen.
Birma is’ voor het communisme volkomen onvatbaar,
omdat de bevolking zeer religieus is, aldus is ons talloze
malen met grote stelligheid en vertuiging verzekerd.
Het is mogelijk, al moeten wij constateren, dat deze ver-
klaring op ons een w’einig overtuigende indruk heeft ge-
maakt. Wij hebben ons namelijk niet aan de indruk kunnen
onttrekken, dat in dit opzicht mag worden gesproken van
een uitholling, van een formalisme, van een verguldsel en
van een vacuum. 1-let foi’mele schijnt te veel op de vöor-
grond te zijn gekomen en aan de-werkelijlce waarde, aan de
geestelijke inhoud, schijnt ‘een secundaire betekenis te
worden toegekend.
Tevens is er aanleiding aan •te nemen, dat van een em-
stige inflatie in het monnikenwezen kan worden gesproken.
Vaak wordt rijp en groen in de kloosters aangenomen
en van een missiebesef schijnt in vele gevallen geen sprake.
En wat het vegetarisme betreft, kan worden geconstateerd,
dat wij op alle officiële maaltijden verschillende soorten
vlees hebben gegeten. Wanneer wij hierop zo tactvol
mogelijk ingingen, kregen wij, ten antwoord, dat het
doden van dieren nat,uurlijk niet is toegestaan en dat
aangenomen mocht w’orden, dat het vlees’ in kw’estie
zeker niet afkomstig was van dieren, die voor dit doel
waren geslacht. Dat dit antwoord in meer dan een opzicht, niet bevredigend kan worden genoemd, ligt voor de hand.
Opvallend is het verschil in geaardheid tussen de Bir-
mezen enerzijds en de Indiëi’s en de Chinezen anderzijds.
De Birmees wordt gekenmerkt dooi’ een zekere ,,take it
easy”-stijl. hij is in het algemeen weinig energiek’ en zeker
geen zakenman. Typerend is bi,jv., dat de regeringsbureaux
en de postkantoren in Rangoon to
–
t tien uur des morgens
gesloten zijn en dat in een tropisch land Typerend is ook,
1-
r'”r ‘
13 September 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
741
dat de Indiërs en de Chinezen thans reeds de sleutel-
posities op economisch gebied innemen. Vermoedelijk
vooral ten gevolge van de onderbevolking, die Birma
kenmerkt, wordt deze superioriteit van de beide groepen
vreemdelingen, dooi de Birmezen zonder meer aanvaard.
In Indië en in China evenwel is van een overbevolking
sprake en verwacht kan worden, dat de immigratie een
steeds grotere betekenis zal verkrijgen. Deze immigratie
van meer energieke mnsen kan op de ontwikkeling van.
Birma een weldadige invloed uitoefenen. Hierdoor kunnen
anderzijds op den duur ook spanningen ontstaan, die voor
de ‘economische ontwikkeling weinig bevorderlijk zullen
blijken.
Op 4 Januari 1948 is Birma éen zelfstandige staat
geworden. Het is duidelijk, dat het leven hier nog een sterk
Engelse inslag heeft. Zo wordt thans nog op alle •sch9ien
en uiteraard ook op de universiteiten zowel in het Engels
als in het Birmees odervezen, al is een regeringsbesluit’
afgekomen, dat inhoudt; dat het .Engels in de laagste
klassen van de lagere scifolen moet vervallen.
De beste door de Engelsen gebouwde bungalows zijn
thans door de Regring overgenomen en worden. door
Birmezen bewoond. De vrgèiijking met Indonesië dringt
zich’ uiteraard telkens op. De wereidgeschiedenis kent nu
eenmaal stroomversnellingen en deze moeten als zodanig.
worden aanvaard: Het Birmese volk staat voor een enorme
taak. De moeilijkheden schijnen bijkans onoverkomelijk
en zonder de deskundigheid, waarover het oude Europa
en wdarover Amerika zozeer beschikt, zal Birma’het peil
niet kunnen handhaven, dat thans bestaat, laat staan, dat men in staat zal blijken het peil te verhogen.
Myikkyina en Taunggyi, Augustus
1950.
FRI]STEMA.
INGEZONDEN STUKKEN.
DE BETEKENIS VAN DE VISSERIJ VOOR IiE VoEDSEL.’
VOORZIENING.
–
Dr J. II. van Stuijvnberg te ‘s-Gravenhage schrijft ons:
De uiteenzetting van Ir C. Kuyper over ;,De betekenis
van de visserij voor de voedselvoorziening” (,,E.-S.B.”
van 16 Augustus 1950) geeft aanleiding tot commentâar:
1. Een scherpe probleemstelling ontbreekt. Eerst in
de laatste zin van het artikel wordt de bedoeling, die schr.
met ‘zijn becijferingen heeft gehad, duidelijk. 1-Jij wil be-
togen, dat aan de’vïsserij ëeii groter aandeel in de voedsel-
voorziening toekomt krachtens haar door hem vastge-
stelde ,,gunstige economische aspecten”. Daaronder ver-
staat.hij kennelijk het feit, dat de kostprijs per geprodu-
ceerde calorie in de Visserij lager is dan in de landbouw.
Economisch gezien is dit echter irrelevant. De hoogte
‘an de kostprijs pei’ calorie doet in normale omstandigheden
niet ter zake bij het vaststellen van het aandeel, dat een
tak van voedingsmiddelenproductie in de voedselvooi ziening behoort te hebben. Het enige ecônomisch rele-
vante criterium, dat daartoe dient te w’orden gehailteerd,
is een vergelijking van de kosten en de geldopbrengsten,
voortvloeiend uit de productie van een bepaald voedings-
middel: De rentabiliteit van een tak van bedrijf op het
‘gebied van de voedselvoorziening maakt uit,w’e]k aandeel
de desbefreffende tak daarin zal hebben.
De consumenten spreken daarbij het laatste ivbord.
Zij plegen geen abstrâcte, tot (calorische) voedingsvaarden
gestroomlijnde pakketten voedsel aan te kopen, maar
concrete prôducten: vis, melk, eieren, vlees enz., die
(behalve hun calorisch’e voedingsw’aarde) nog talrijke
andere eigenschappen bezitten (geur, kleur, smaak enz.).
hun waardering voor de totaliteit van de eigenschappen
van ieder artikel komt tot uiting in de prijs, die zij bereid
blijken, daarvoor te betalen. \Tia de prijsvorming beslissen
zij er over, of de productie der diverse voedingsmiddelen
rendabel, dw.z. econouisch verantwoord, is. De waar-
dering der verbruikers voor de vis bepaalt dus de rol,
die de visserij in de voedselvoorziening van ons land wordt’
toebedeeld. ,
Daarbij is de relatief lage kostprijs van de ,,vis-calo-
riëen”, van economisch gezichtspunt uit, op zichzelf
irrelevant; het komt er op aan, of de consumenten de pro-
ductiekosten van de Visserij in de vorm ‘an •rendabele
prijsen wensen te honoreren
1).
Het is zeer goed denkbaar, dat de waardering der con-
sumenten zô uitvalt, dat de productie van ,,dure” calo-
rieën rendabel blijkt en die van ,,goedkopë” veriiesgevnd.
In dat geval zou liet economisch niet vérantwoord zijn,
de voortbreriging der goedkope calorieën voort te zetten
c.q. ,uit te breiden.
Uit bovenstaande, niet meer dan elementaire beschou-
wing, volgt, dat aan de conclusies van Ir Kuyper een econo-
misch fundament ontbreekt. Als iichtlijnen voor een prac
tische politiek hebben zij dan ook geen waarde. Speciaal
de melkveehouders kuinnen zich dus gerustgesteld voelen.
rf
er
l
oo
p
s
merkt schr. weliswaar op, dat de beslissing
van de consument inzake de vraag, hoe hij in zijn voeding
zal voorzien, niet bepaald wordt door overwégingen ten
aanzien van manjaarproducties, doch hij verlaat dit
goede spoor door aan deze omstandigheid. geen enkele
consequentie te verbinden hetreffepde de inhoud van
zijn conclusies. .Zijh berekening van het geldelijk over-
schot per manjaarproductic vormt geen essentieel element
in zijn arguméntatic.
2. Zelfs al zou men de opzet van het betoog van Ir
Kuypei aanvaarden, dan is de uitwerking nog aanvecht-
haar. Als norm om de arheidsproductiviteit in uit te druk-
ken .hanteert schr. de calorieënproductie per manjaar.
Een veiantwoording vai de keus van deze maatstaf ont-
breekt. Zij maakt daarom de indruk; willekeurig te hebben
plaatsgevonden. Een goed-samengesteld diëet bëhoort
verschillende voedingsbetandde1en te bevatten. Een
minimale calorische waarde van de voeding is slechts een
der essentialia. Even belangrijk is de aanwezigheid o.a.
van 1)epaalde hoeveelheden mineralen en vitaminen.
In theorie is er geen enkel steekhoudend argument aan
te voeren, waarom de manja.rproductie aan mineralen
of vitaminen niet even goed als vergelijkingsmaatstaf dienst
kan doen als de hoeveelheid voortgebrachte calorieën.
N og beter zou het geweest zijn, om alle essentiële voedings-
bestanddelen te herleiden tot eenheden, ,voedingswâarden”
en de manjaarproductie daarin uit te drukken. De moge-
lijkheid is niet uitgesloten, dat de door schr. geconsfrueerde
tabel II dan een géheel ander beeld te zien zou hebben
gegeven. -.
Het is een tekortkoming in het betoog van Ir
Knyper, dat aan deze kwestie stilzwijgend voorbijge-
gaan wordt. Wéliswaar deelt schr. mede, dat hij de calorie
als maatstaf voor de vergelijking van voedingswaarde
aanhoudt in navolging van het dooi hein vérmelde Col-
lege voor Voedingsaangelegenheden, doch dit College
motiveert de keus van het criterium evenmin. Het wil
ons’voorkornen, dat een critische houding tav. de werk-
‘wijze van genoemd College op dit punt op zijn plaats ge-
weest zou zijn.
Misschien is het technisch niet inogolijk om dè voe-
dingswaarde van verschillende voedingsmiddelen aan de
hand van een andere norm dan de calorieën te vergelijken.
In dat geval ware het echtet tenminste gewenst geweest
er op te wijzen, dat de calorische waarde een onvolkbmen
representant vormt van de voedingswaarde en als weinig’
meer dan een gbrekkig hulpmiddel magwordqn beschouwd.
Uit hetgeen onder punt 1 is opgemrkt volgt overi-
gens, dat men economisch – gezien geen stap verder zou
komen, indien een• anderp maatstaf (lan cle calorischo
waarde – onverschillig welke – zou worden gebruikt
‘) Meent men, dat zij daartoe thans in onvoldoende mate hereid
zijn, dan kin
0fl.
cl
oor
n
t
cl
(tel van
cl
oct tiat ige rechti te getracht
worden, lieti daartoe te brengen.
742
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 190
om de arbeidsproductiviteit in uit te drukken als crite-
rium voor de vérgelijking.
3. Ir Kuyper concludeert, dat de .netto-manjaarpro-
ductie in de landbouw lager ligt dan in de Visserij
0fl
dat de
arbeidsprodiictiviteit in de Visserij tegenover die in de
landbouw hoog kan worden genoemd, gemeten naar de
omvang van de productie. Schr. baseert deze uitspraak
op cijfers die, wat de landbouw betreft, uitsluitend be-
trekking hebben op de melkvee-, de varkens- en de kip-
penhouderij. Hij houdt er dus geen rekening mee, dat de
landbouw niet alleen de veeteelt, maar ook de akkerbouw
en de tuinbouw omvat. liet zal duidelijk zijn, dat de
conclusie, waartoe schr. komt, verder gaat dan het door
hem ter tafel gebrachte materiaal – zonder nader bewijs –
rechtvaardigt.
liet heeft zin, aandacht aan de beschouwingen van Ir
Kuyper te schenken. In de eerste plaats omdat zijn betoog
een plausibele indruk maakt. In de tweede plaats omdat
de opzet en de uitwerking van zijn redenering een frappante
analogie vertonen met die, welke door Prof. Dr Ir Dols
en Ir Sevenster is gevolgd in de door hen samengestelde
publicatie over de productie en bestemming van melk
in Nederland. Dr Van de Wiel heeft iii deze kolommen
reeds’ een gedegen critiek op deze publicatie gegeven
2),
liet blijkt, dat Ir Kuyper zich niet heeft weten te hoeden
voor het maken van fouten van overeenkomstige aard.
Beide voorbeelden laten de conclusie toe, dat mani-
pulaties uet calorieën en voedingswaarden op het gebied
van de voedselvoorziening – wanneer deze niet tegen een
doordachte economische achtergrond plaatsvinden –
een’ verwerpelijke basis vormen om daarop economisch-
politieke maati’egelen te bepleiten of te suggereren. In
dit opzicht zijn zij tot dusver vrij onvruchtbaai gebleken.’
2) Zic ,,E.-S.B.” van 31 Mei 1950.
**
*
De heer A. G. U. ilildebrandt te Scheveningen schrijft
ons:
Onder bovenstaande titel werd in ,,E.-S.B.” van 16
Augustus ji. een ai’tikel van Ir C. Kuyper opgenomen,
waarin wordt aangetoond, dat de arbeidsproductiviteit,
gemeten in calorieën, in de visserij niet onbelangrijk hoger
ligt dan in de veehouderij. De verdere strekking en con-
clusies van het artikel, voor zover het de visserij betreft
(de vraag of de overige conclusies juist zijn geheel in het
midden latend), kunnen echter bij de niet ter zake des-
kundige lezer tot misverstand aanleiding geven. Immers,
na er op te hebben gewezen, dat volgens het rappoit van
het College voor Voedingsaangelegenheden. (toegevoegd
aan liet zgn. Mclkbestemmingsrapport der Stichting voor
cle Landbouw) schelvis een even dure leverancier van calo-
rieën blijktte zijn als eieren, meent Ir Kuyper op grond
van zijn becijferingen te hebben aangetoond, dat vis
juist de goedkoopste leverancier van caloriën is, verge-
leken met het veehouderijbedrijf! Deze volkomen tegen-
gestelde conclusies vragen om nadere verklaring teneinde
onjuiste gevolgtrekkingen te voorkomen.
lIet hierboven bedoelde College heeft zich ten behoeve
van een vergelijking van de kosten voor de consument
van melk en enkele andere eiwitbevattende voedingsmid-
delen beperkt tot verse zee*,ris. Als representatief voor verse
zeevis nam zij schelvis. Dit is noch de duurste, noch de
goedkoopste verse zeevis, zodat deze keus aanvaardbaar
is. Verse zeevis blijkt dan een luxe-product te zijn, hetgeen
in het algemeen in overeënstemming is iuet de werkelijk-
heid, en voorts een der voornaamste oorzaken van de
moeilijkheden van de rederijen te Ijmuiden. In de praktijk
maakt men echter terecht een scherp onderscheid tussen
haring en vis. haring is het goedkope, vette,eiwithoudende
voiksvoedsel, dat voornamelijk als broodbelegging wordt
gebezigd. Verse zeevis is meer het dure gelegenheidsvoedsei
voor warme vismaaltijden. Het is ongetwijfeld een leemte
in het rapport van het vorengenoemde College, dat de
goedkope haring er niet in is verheld. Duidelijk zou dan
zijn gebleken, dat de kosten voor de consument van de
voedingswaarde van haring, gemeten in calorieën, niet
hoger zijn dan van, melk.
Ir Kuyper maakt bij zijn ‘becijferingen in het geheel
geen onderscheid tussen haring (vette vis, veel calorieën)
en verse zeevis (mageie vis, weinig calorieën), waardoor
hij tot onjuiste gevolgtrekkingen moet komen. De aanvoer
van de trawlers bestond namelijk in 1948 en 1949 voor
bijna 70 pCt uit haring en voor ruim 30 pCt uit verse
zeevis. De trawlharingvisserij ‘wordt door de trawlers
slechts drie maanden per jaar uitgeoefend. De trawlers
zijn dus negen maanden van het jaar in bdrijf ten behoeve
van de aanvoer van verse zeevis, in hoofdzaak op de Noord-
zee. De vangsten van verse zeevis zijn echter veel kleiner
dan de haringvangsten. Bovendien is de calorische waarde
van verse zeevis aanzienlijk geringer dan die van haring.
De uitkomsten van de berekeningen van Ir Knyper met
betrekking tot de trawlers worden dientengevolge in be-
langrijke mate bepaald door de haringvangst. Indien de
heer Kuyper zijn berekeningen had gesplitst naar haring
en verse zeevis, dan zou zijn gebleken, dqt de kosten per
1.000 calorieën voor haring van de loggers en de trawlers
inderdaad laag liggen, doch dat de kosten per 1.000 calo-
rieën voor verse zeevis der traw]ers liggen op een hoog
niveau, zoals in ht rapport van het College voor Voedings-
aangelegenheden tot ui tdi’ukking komt.
Thans wekken de summiere becijferingen van Ir Kuyper
ten onrechte de indruk, alsof vis in het algemeen zeer
goedkoop is vergeleken hij veehoudei’ijproducten. Zulks
geldt echter alleen voor haring, terwijl de moeilijkheden,
welke de visserij ondervindt in het bijzonder betrekking
hebben op de voorziening van de bevolking met verse zee-
vis. Dat zich daarbij ernstige bezwaren moeten voordoen
volgt uit het luxe karakter van verse zeevis. Ware zulks
riet het geval en verse zeevis
zd’
goedkoop als het artikel
van Ir Kuyper suggereert, dan zou men terecht in hoofd-
zaak aan ,,de op vele punten nog gebrekkige distributie” van vis het relatief lage visverbruik hier te lande kunnen
toeschrijven. Zo eenvoudig is het echter niet!
Voorts kan Ir Kuyper uit de hoge prijs voor schelvis
(weinig calorieën) en de lage prijs voor haring (veel calo-
rieën) afleiden, dat in de economie niet het aantal calo-
rieën de basis voor het economisch handelen is.
Tenslotte nog een opmei’king. In tabel 3 vermeldt de
schrijver het visverbruik in verschillende’ landen per hoofd
der bevolking. Er zij echter opgemerkt, dat voor enige
landen, dit gewicht betrekking heeft op het gewicht der
gefileerde vis. Zonder deze vermelding is onderlinge ver-
gelijking niet mogelijk.
*
Naschrift.
Ten aanzien van het commentaar van Dr van Stuijven-,
berg kan het volgende worden opgemerkt.
ad. 1.
De probleemstelling is te vinden in de titel van het
ai’tikel ,,De betekenis van de visserij voor de voedsel-
voorziening”.
Voorts worden in liet onder punt 1 gestelde de nationaal-
economische en de privaat-economische argumenten dus-
danig dooreen vermengd, dat Dr van Stuijvenberg tot
wônderlijke uitspraken komt. Hij zegt onder andere, dat
het er ,,in normale omstaidigheden” niet toe doet hoeveel
arbeid en kapitaal er nodig is per eenheid product. FIet
zou dus onverschillig zijn of een volk de helft of een viërde
van zijn arbeidstijd nodig heeft ter voorziening in de
eerste levensbehoeften.
Ik meen, dat er wel degelijk een taak voor de Overheid
ligt om privaat-economisch aantrekkelijk te ma,ken wat
nationaal-economich gèwenst is
13 September 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
743
Een beschouwing of berekening, welke poogt de juiste
verhoudingen, van nationaal-economisch standpunt iii t
bezien, in het licht te stellen, heeft dan ook altijd waarde.
Of de veehouders zich op gezag van de heer van Stuijven-
berg gerustgesteld kunnen voelen, betwijfel ik; in dit
verband moge ik er o.a. nar verwijzen, dat door de
Minister van Landbouv Visserij en. Voedselvoorziening
herhaaldelijk is aangedrongen op verhoging van de arheids-
produetiviteit in deze bedrijfstak. Ook werd reeds ver-
scheidene malen. cle aandacht gevestigd op de zgn. ver-
kapte werkloosheid in de zandbedrijven.
ad 2.
.
Toen 15′ â 20 jaar geleden de belangstelling voor de
voedingsleer opleefde is er veel gediscussieerd over het
optellen van ongelijkwaardige grootheden om de verge-
lijking van de waarde van voedingsmiddelen mogelijk
te maken. Tenslotte is daarbij de methode van het yer-
gelijken van de calorische waarde blijven bestaan, zij het
onder het gelijktijdig stellen van de vraag, of het uit
voedings-physiologisch oogpunt gewenst is, dat het
betreffende voedingsmiddel een grotere of kleinere plaats
in het menu gaat innemen.
1-let lijkt mij weinig zin te hebben dit vraagstuk opnieuw
aan de orde te stellen.
ad3.
Wanneer men zich een beeld tracht te vormen, welke
voedingsmiddelen de meeste kans hebben door een ver-
hoogd visverbruik ten dele uit het menu te worden ver-
drongen, dan is tevens een antwoord gegeven op de vraag,
met welke producten vis moet worden vergeleken. Dat ik
de manjaarproductie in de landbouw zou hebben
vergeleken met die in de Visserij is onjuist. Steeds werden
de dierlijk-eiwit-producerende bedrijfstakken tegenover
de visserij geplaatst.
**
*
Hoewel de strekking van het betoog ‘van Drs 1-lilde-
brandt mij niet geheel duidelijk is, kan ten aanzien van
enkele punten het volgehde worden opgemerkt.
De heer l-Iildebrandt maakt onderscheid tussen verse
zeevis als luxe-product en haring als goedkoop volks-
voedsel. Voor een dergelijk onderscheid bestaat naar mijn
mening heden ten dage geen enkel argument. Onder
andere blijkt dit duidelijk uit de resultaten van het
onderzoek naar de besteding’ van het inkomen, welke
door het C.B.S. worden ‘ gepubliceerd in de serie:
,Huishoudreknningen van hand- en hoofdarbeiders
in enkele middelgrote en kleine steden”. hierin wordt
o.a. het verbruik vermeld van de consumenten met
een inkomen van f 40 – f 60 per week;, het vis-
verbruik van deze groep bestaat voor 50 â 60 pCt (zowel
naar hoeveelheid als waarde) uit haring (op verschillende
manieren bewerkt) en overigens voor het overgrote deel
uit verse zeevis (eveneens deels verwerkt tot gebakken
vis e.d.).
Men kan dus onmogeli,ik beweren, dat de consumenten
behorende tot deze inkomensklasse zo weinig schol, schel-
vis ed. eten.
Verder moge er op worden gewezen, dat, indien verse
zeevis werkelijk een ,,duur gelegenheidsvoedsel voor
s’arme maaltijden” zou zijn, er geen vergelijking met melk,
maar met vlees gemaakt zou moeten w’orden. En dan is
ook verse zeevis toch nog altijd goedkoper dan vlees.
Overigens is de bewering, dat verse zeevis duur is t.o.v.
haring niet juist. Volgens de prijzenstatistieken van het
C.B.S. en de gemeente Amsterdam bedroegen de klein-
handelsprijzen in 1949 van ,,middel” schelvis 103-133
ets ‘per kg, van ,,middel” schol 93-135 ets, van verse
haring 90-110 ets, van gezouten haring (maatjes) 100-
180 ets, van bokking 90-120 ets en van gemarineerde
haring 106-117 ets. De heer I-lildebrandt lette waar-
schijnlijk alleen op de afslagprijzen, maar vergat, dat
de tussenhandelsmarges voor verse zeevis ca 100 pCi
bedragen, voor haring echter 200
6L
300 pCt.
Verder meent de heer Hildebrandt de moeilijkheden
van de trawlrederijen te IJmuiden te moeten wijten aan
het feit, dat de verse zeevis een ,,luxe product” is.
Ook dat is niet juist. Er is einig vraag naar de verse
zeevis van de trawlers omdat de ervaring lert, dat de
grove rondvis van IJsland etc. uiteindelijk niet in de smaak
van het publiek (ook dat met een laag inkomen) valt.
Dat wordt wel bewezen door het feit, dat de verse zeevis,
aangebracht door loggers en kotters (welke meér platvis
vangen en door de kortere reizen ook vis van betere
kwaliteit aanvoeren) in het algemeen meer opbrengt dan
de vis van de trawlers.
Naast deze kwaliteitskwestie speelt uiteraard de over-
bevissing van de Noordzee, waardoor hot de trawlers
niet meer mogelijk is dit vangstgebied op rendabele wijze
te bevissen, eveneens een rol in de moeilijkheden van de
IJmuider ‘trawlrederijen.
Het is naar mijn mening ôverigens zeer gewenst, dat
de prestaties van de visserij als bedrijfstak in ruimer
kring meer waardering verkrijgen.
Dit was tenslotte de bedoeling van mijn artikel.
Scheveningen.
Ir C. KUYPER.
LONDON LETTER,
The subjeet this month is obviously rearmament.
This one factor above all others will dominate the economy
of this – and other countries – in the coming months.
Yet its form is still very vague, and its effeets even less
discernible. ‘When Parliament meets – just about the
date of publication – further details might ho available.
But this lack of specific informalion need not deter us
from making a survey.
The suggestion that .the rearmament programme could
l)e contained within the compass if increased industrial
productivity cannot be sustained. The first line is to
question the aceuracy of the indec of industrial producti-
vity; the offiôial figures state that production in June
1950, was, provisionnally, 43 per cent higher than over
the whole of 1940. The increase in the last year has been,
according to the same source, some 10 per cent. Mr.
W. B. Reddaway in the London and Cambridge Economie.
Service Bulletin maintains that produetivity per head –
as contrasted with total production – has been very
much lower. Even if ve accept the official figures, we are
bound to refute the conciusion. Industrial productivityis not
homogeneous. ‘Some parts of the econoij’iy must expand
eonsiderably, certainly more than the overall inerease
would have us behieve. Part of this expansion ean only
be achieved by a eontraction in other sectors. And that
means going without somé of the goods we have already
been enjoying and not merely postponing having the goods
we hoped to have. An analysis of unemployment in the
United Kingdom fails to diselose any speetacular reserves
of manpower. Those industries which will be called upon
first havé the following unemployment percentages:
metal manufacturers 1.01, engineering and electrical
goods 0.98, vehicles 0.8 and precision instruments 0.96.
The percentage in the shipbuilding indust7 is high,
namely 5.8 per cent, bu’t the actual nuihber of unemployed,
11,466, is small when compared vith the present problein.
The quality of the ‘unemployed has to be’eonsidered,
for even in the days of over-full employment, cmplorers try to employ the best thiey can. Transitional unemploy
–
ment, too, has to be considered. Thé reai-mament program-
me eertainly cannot be carried out only hy absorbing
the unemployecl. Ilopes are entertained that the higher
rats of pay for the Services will result in more men
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1950
joilling up. This must mean a drain on industry, while
the lengthening of the period of conscription will work
in the same direction.
Neither industrial productivity nor increased employ-.
ment can support an adequate programme. There must he
diversion of labour and, hy some means, of materials.
The annual congress of the trade unions has just voted
in favour of abolishing the policy of \vage restraint.
This policy which began as vage freeïing has always
been oppossed hy an influential group. The new Service
payscales may have had a little to do with the new attïtude.
But in the-main trade unionists have not yet woke up
that the increases being given to the regular Service
personnel, who after all are only a part of the 693;000
men and women in the Armed Forces, will amount in a
full year to £. 68.5 millions. As a basis of comparison
5,198,500 people in industry received increases in pay
in 1949 amounting to £ 55.8 millions per annum. The
increases in Services pay seems to be generous, though
it might reflect the niggardly conditions before the revision.
This excuse does not carry weight with trade unionists,
who helieve in maintainipg favourable wage differentials.
The eîfects of the revised scales w’ill be inflationary;
they add £ 68.5 millions of purchasing power, in the hands
of the Forces – hrewery and greyhound shares did not
rise on the news for nothing – and, at the moment, take
nothing more from the taxpayer. They will draw away
productive workers, thus reducing the goods available,
and’they will encourage the workers remaining in industry
to ask for more.
The TUC bas passed a resohition against profits. It might have been thought that the ohjection would be
against profits front rearmament. But, no; it is against
profits. Companies with
gross
profits over more than
£ 10,000 per annum should, it is suggestecl, make a forced
ban to the Government for capital development. This
‘is no ban, for the conditions of repayment cannot be
foreseen. The ban financed out of excess profits tax in
the war was entirely different. Theo we could look forward
to a time of peace, when the ban could be – and was –
repaid. This ban is, to be made in peace time, and would
•be a capital levy.
This recommendation has yet to be accepted by even
a Socialist Chancellor who amits to taking between
50 and 60 per cent of gross profits already. Be that as
it may, the congress was right in declining to hunt the
.,,war profiteers”. Those companies which are having to turn Out armaments and goods for the fighting Services
will, in the initial stages, suffér from dislocation, the
expense of retooling and getting the production heits
turning again. These factors will inevitabhy reduce profits.
The profits might come later, though the profit from aii
Army jeep need not be greater than from a farm van.
Those who are screaming for more taxes to pay for the
new rearmament programme – as distinct from paying
for the new Services scales – are a little premature. .The
first move, as we have pointëd out above, is re-equipment
and the companies have to fin’ance this change-over.
i’e some degree the Government is already heiping. New
equipment can receive an initial albow’ance of 40 per cent
for depreciation. This is, in effect, a tax free ban from
the Government which has to be repaid over the life of the asset concerned. But the Government is not having
to find any money wherewith to make the ban; it is
n’ierely forbearing to collect taxes which would otherwise
ho payable.
After re-equipment has been accomplished, the Govern-
mefit will have to.find the money to pay for the goeds
produced. But that time lies in the future. As Mr. Churchill
recently reminded us; in the first year, we get nothing;
in the second year a trickle and in the third year a fbood.
1 would not like to be dogmatic that taxes will not increase
for another two ei’ three yars.
rIhey
Ïnight do so earlier,
if only for tito goed of
Out’
souls and to show that the
Government means business.
Rearmament is meaning higher coni3riodity – prices.
This means, that without increasecl taxes and without
the transfer of labour, the standard of living will îaIl.
Ask any child whose chocolate will soon ho costing 2d
per Ib. more. 1-bis mother will retort that her sheets and
handkerchiefs have jst had their official prices raised.
One effect rearmament will not. have is to out off
trade with Russia and her associates. In the first half
of 1950, the United Kingdom exorted goods to the
value of £ 6,300,000 to Russia. Of this total, £ 3,069,000
was as electric generators, £ 279,000 electric motors,
£ 270,000 excavators and £ 428,000 machine tools. Appar-
ently, Mr. .Attlee is not concerned with these experts;
he sees the damage which economic sanctions could do
and he has his eye on the £ 11,569,000 of grain which came
from Russia in the first six months of this year.
The Priine Minister might get away with the question
of machine tools to Russia, though ‘iie has stili to reckon
with the United States. FIe has a much tougher nut to
crack when he teils how his Government of planners will
make sure that the aircraft fctories will obtain their
requirements without imperilling the export drive. r1hi
S
drive will probably have to ho even stepped up in some
directions.
By forciog this rearmament programme on the Western democracies Russia is driing down the standafd of living.
She bas thereby abandond her- dreams of peacef cl con-
uest. The new policy might he more ‘successful than
the last, for the results ot the general election here must
have, been a sore disappointment.
Loudon, September 8, 1950.
HENRY
1
HAKE.
INTERNATIONALE NOTITIES.
ENI7ELANDS HANDEL MET lIET OOSTELIJK IILOK.
De laatste weken heeft’de Engelse pel’s o.a. aandacht
besteed aan Engelands handel met de landen achter liet
ijzeren gordijn. Zulks naar aanleiding van een radiorede van Churchill, waarin deze d5 export van machinal naar
Rusland ter sprake bracht. Zo heeft bijv.
.,,The Statist”
van 2 dezer hierin aanleiding gevonden om deze handel
aan een analyse te onderw’erpen.
In de eerste plaats kwam uit deze analyse naar voren,
dat Engelands handelsbalans met deze landen als geheel.
genomen sterk passief was— in 1949 en inde eerste helft
van 1950 was bijv. de invoeruït Rusland 2 k 2 maal zo
groot als de uitvoer daarheen – en dat deze handel zich
de laatste tijd in stijgende richting bewoog.
De invoer van Engeland uit de landen van het Oostelijk
blok bestaat vol, uit voedingsmiddelen, de uitvoer daar-
entegen in hoofdzaak uit meer duurzame goederen. Onder-
staand staatje geeft een beeld van dê belangrijkste posten”
van Engelands handelsbalans met enkele Oosteuropese
landen gedurende de eerste zes maanden van 1950. –
Invoer uit: in’dui-
zenden
Uitvoer naar:
in dui-
zenden
Rusland
(totaal)
. . .
15.109
6.300
WO.:
granen
………..
11.569
wo.: machines
5.226
447
Tsjechoslow.
(t
o
t
aa
l)
. 2.331
1
.iliM
Rusland
(totaal)
…….
wo. machines
732
Joegoslavië
(totaal)
6.182
wollen stoffen
.
491
1.155
Joegoslavië
(totaal)
.
2.079
hout
…………..
3.983
wo. machines
209
huiden
…………
Polen
(totaal)
……..
–
10.305
voertuigen
439
w.o.:granen
…………
hout
………….
5.920 l’ole’n
(totaal)
3.259
w’.o.
:
vlees
………….
dierl.
prod.
….
f.59
1
f
.
.1.627
wo. machines
1.578
hout
………..
In verhouding tot de totale buitenlandse handel van
Engeland is de handel met het Oostelijk blok van betrekke-
lijk geringe betekenis. In 1949 was de Engelse uitvoer
13 September 1950
,. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
745
naar Oost-Europa t.o.v. 1948 met ca £ 7 min toegenomen,
terwijl de totale uitvoer met ca £ 200 mln is gestegen.
,,lt is quite true that in an export drive no contribution,
however small, can heignored”, zegt ,,The Statist”, ,,hut
it can be bouglit at too great a price”.
Wanneer de uitvoerpost ,,machines” uit bovenstaande
tabel nader wordt gespecificeerd, dan verkrijgt men het
volgende beeld:
(in duizenden £).
RUSlahi(l
I’olen:
electrische generatoren 3.069 .
machinewerktuigen
442
electrische motoren
279
mijnbouwmachines
278
graafmachines
270
textielrnachines
282
machinewerktuigen
428
‘rsjeeltoslowakijo:
machinewerktuigcn
112
tcxtielmachifles
412
FIet bovenstaande wekt de indruk, dat Rusland het
meest om electrische uitrusting verlegen zit, die waar
schijnlijk moet dienen om de aanzienlijke schade, die de
Duitsers bij hun terugtocht hebben aangericht, te her-
stellen. l3ovendien suggereert de grote Russische invoer
uit. Engeland van electrische generatoren, dat Rusland
vooreerst nog niet de beschikking heeft over het industriële
apparaat, dat nodig wordt geacht. ,,And this night be a
sign of unpreparedness for war on the part of the Rus
sians”, aldus bovengenoemd blad. De overige landen
schijnen meer de nadruk op de productie van consumptie-
goederen te leggen.
Of de discussies omtrent de handel met Rusland en de
,overige Oosteuropese landen nu als uitgangspunt de
mogelijkheden van een oorlog – of een uitbreiding van
de koude oorl – of economische rivaliteit hebben, in
ieder geval’zal de Regering de problemen van de Engelse
uitvoer moeten aanpakken. Engeland vhert – niët alleen
naar Oost-Europa maar ook naar andere landen – zo
veel kapitaalgoederen uit, zegt ,,The Statist”, dat het
‘schijnt, dat huidige handeisvoordelen worden vi’kregen
ten koste van de toekomst.
DE WERELDPROJ)UCTIII VAN RUWE OLIE iN liET EERSTE HALFJAAR 1950.
De wereldproductie van ruwe olie ,in de eerste zes
maanden van 1950 beliep volens ,,Petroleum Press
Service” van deze maand naar schatting ongeveer 246
mln metrieke tonnen. Hiermede is het productie-record,
dat op naam stond van het tweede halfjaar van 1948,
mt ongeveer 6 mln ton gebroken. Deze aanzienlijke
stijging vond vooral in het.tweede kwartaal plaats. Zo
werd in Juni’ jl. een niveau bereikt van 43,5 mln ton,
d.w.z. van meel’ dan 520 mln ton op jaarbasis.
Geschatte wereldproduc(ie pan ,’wpe olie.
(duizenden mltrieke tonnen)
Januari-
Juni
1949
Juli-
December
1949
Januari-
Juni
1950
oord-Amerlka, wo.’
128.949
126.876
127.099
Verenigde Staten
127.656 125.340
125.479
1 293
1.536
1.620
s-Aerika, wo
Latijn
m
42.554
47992
48.878
32.016 36.996 37.083
Ild(lCIi.O0SteII, wo
35.262
35.923
41.10t Perzië
13.382 13.853
15.943
1 2.410
11.061
11,937
Verro Oosten,
4.855
5475
6.165 2.820
3:110
3.500
Canada
………………
Ned. Nw Guinea
125
.
120
‘130
Venezuela
…………….
IndonesiC
…………….
%Vest-Europa, wo
745
851
972
Saoedie-Arabi6
…………
301
320
360 379
461
527
18.685 20.810
21.610
Nederland
…………..
Duitsland
…………..
15.600
‘17.600
18.200
Oost-Europa, wo.:
‘
……….
Sovjet-Unie
…………..
2.100 2.200
2.350
231.050 237.927
245.825
Roeînenie
…………..
Totaal
……………….
Zoals vorenstaande tabel doet zien hebben vrijwel alle
belangrijke prodiJctielanden in deze stijging een aandeel
gehad. De Verenigde StatGn komen opvallend ‘achteraan;
de stijging in dit land t.o.v. de vorige periode is uitsluitend
toe te schrijven aan de hogere productie in Mei en Juni
jI. Met de terugheer van een gunstigere conjuncturele’
toestand steeg de productie aldaar zèer snel en bereikte
in Juni een niveau van 22,7 mln ton, hetgeen inmiddels
alweer is overschreden. De huidige dagprocluctie bedraagt
bijna’ 5,6 mln barrels en benadert vrijw’el het record. van
December 1948.
Opvallend ‘is voorts de sterke stijging der olieproductie
in het Midden-Oosten; het niveau van het vorige halfjaar
werd nl. met meer dan 5 mln ton overschreden.’ In de
productie der Oosteuropese landen valt – met uitzonde-
ring van Rusland – weinig verbetering te constateren.
De autoriteiten in ‘Roemenië, ‘Hongarije en Albanië
hebben hierover hun misnoegen geuit.
Wat de vooruitzichten voor het gehele jaar 1950 betreft,
merkt ,,Petroleum Press Service” op, dat een belangrijke
stijging dcl’ totale olieproductie schijnt te zijn verzekerd.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
11
De geldmarkt
De constellatie van de Nederlandse geldnarkt is zo-
danig, dat belangrijke monetaire gebeurtenissen zich slechts
als flauwe rimpelingen, of zelfs in het geheel niet op deze
markt weerspiegelen. 1-let grote saldo van het Rijk l)ij De
Nederlandsche Bank e6
llet
feit, ,dat de banken te allen
tijde practisch onbeperkte hoeveel heden schatkistpapiei’
van de Staat kunnen verkrijgen, hebben tezamen het ge-
volg, dat de markt niet dan bij uitzondering en dan nog
gedurende korte perioden, een dringend aanbod van geld-
gever (vnl. banken) en nimmer een dringende vraag van
de grote geldnemer (cle Staat) te verwerken krijgt. De
repercussies van monetaire wijzigingen in ons land op de
geldmarkt dragen derhalve een gedempt” karakter en
w’el met een zeer hoge dempingsgraad.
Monetaire veranderingen in ons land zijn thans zee!’
zeker gaande. Een er,van is de sterke stijging van deprijzen
der wei’eldgrondstoffen, d.w.z. van de importprijzen in
Nederland. lmpoi’teurs komen daai’door vooi’ grote dcvie-
zenaankopen te staan, welke ten laste van hun bankreke-
ningen: worden betaald. De banken moeten hierdoor op
hun beurt grote betalingen aan De Nederlandsche Bank
verrichten; dit brengt de noodzaak van voortdurende aan-vulling van hun saldo bij de circulatiebank mede. Dedaai’-
voor benodigde middelen nu behoeven
niet
gevonden te
worden dooi’ verkoop van schatkistpapier op de markt.
Mede in verband met het tamelijk geleidelijk karakter
van het proces kan worden volstaan met liet nalaten van
een deel dci’ aankopen van nieuw schatkistpapier, wanneei’
oud papier vervalt. De grote bedragen aan schatkistpapiei’,
die deze en de volgende maand-vervallen, vergemakkelijken
‘dit uiteraard ten zeerste. –
Door een verdergaande verruiming na de ultimo daalden
de geldmarkttarieven gedurende de verslagweek nog enigs-zins. De callgeldrtotering werd reeds Maandag 4 September
verlaagd tot 1 pCt. De marktdisconto’s daalden vrijwel
over de gehele linie met
1
/
16
pCt. Voor één .t/m vijfmaands-
papier boden de makelaars 1
3
/
s
pct, voor de meeste langer-
lopende termijnen
1/16
1)Ct.
Dc kapitaalmarkt.
De kogel is door de kei’k. Wederom is liet ibonniveau
in ons land met 5 pCt verhoogd, hetgeen na. zekere tijd
onvermijdelijk een prijsstijging m oct medebrengen, die
nog komt boven de stijgende importprijzen. ]Ietgeen er
bekend, is geworden over de wijze, w’aarop de Regering
aan de op haar uitgeoefende di’uk tot loonsverhoging heef t
Wissels, pro-
(
I-Ioofdbank
f
–
1)
messen en
J Bijbank
–
schuldbrieven
1
Agentsch.,,
–
in disconto
1.
–
t
Wissels,
schatkistpapier
en
schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art.
15, onder 4°,
van de Bankwet 1948)
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van
de
Staat
der
Nederlanden
ingevolge
Overeenkomst van 26 Februari 1947 ……..
1.350.000.000,-
Voorschotten
(
Hoofd’bank
t
45.860.483,90
)
in rek.
cr1.
1
oponderpand
Bijl)ank
458.415,89
(mcl. belenin-
gen)
.
Agentsch.
6.675.319,18
52.994.218,97
Op
effecten
–
en7
.
………
…..
51.772.870,90 ‘)
Op goederen en celert
1.221.348,07
Voorschotten aan het Rijk
(art.
20 van de
52.994.218,972)
Bankwet
1948)
……………………
–
Boekvordering op de Staat der Nedrlanden
…
ingevolge
overeenkomst
van
26
Februari
1947
…………………………………
Munt en nsuntmateriaal: 1.500.000.000,-
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……….871.179.288,58
Zilveren munt enz.
‘
..15.732.268,69
Papier op liet buitenland
. .
f 338.902.405,98
886.911.557,27
Tegoed
bij
correspondenten
in het buitenland
……….925.827.587,59
Buitenlandse betaalmiddelen
,,
1.524.540,69
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
1.266.254.534,26
banken en soortgelijke instellingen
……..
371.150.434,54
Belegging
van
kapifaa],
reserves,
pensioen-
fonds en Voorzicfliflgsfonds
.
……………
134.024.552,73
Gebouwen
en
inventaris
………………..
1.500.000,-
..
Diverse
rekeningen
………………….390.009.806,98
t5.952.845.104,75
1
°
asslya
– –
Kapiaal
……………………………t
20.000.000,-
Reservefonds
……………………….
…
18.418.854,74
Bijzondere
reserves
…………………..6995t.000,39
11
Pensioenfonds
.. …..
Voorzieningsfonds personeel in tijdelijke dienst ,,
24.472.203,47
1.502.725,68
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ……
59.633.870,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..
2.818.903.035,-
Bankassignaties in
omloop
………….
…..
193.930,63
Rekening courant saldo’s: ‘s Rijks Schatkist
……t 269.782.255,64
‘s Rijks Schatkist, bijzonde-
ie
rekening
……….’1.209.583.677,14
Geblokkeerde saldo’s
……1.633.261,71 1
Saldo’s van banken in Ne-
derland
…………….
5 1.824.676,54
Vrije saldo’s van vreemde
circulatiebanken
en
soort- gelijke instellingen
……’553.166.488,58
Andere Vrije saldo’s ……..369.572.072,62
‘crediteuren in vreen’ide geldsoort
………
.
2.455.562.432,23
24.133.517,71
Diverse
rekeningen
……………………
460.073.534,90
t
5.952.845.104,75
‘) Waarvan schatkistpapier, rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen
……..t
–
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15Maart
1933,
Staatsbiad
no.
99)
……………….
31.623.900,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
..
‘1 33903.722,-
BANK VAN
ENGELAFD.
(Voornaamste posten in mihlioenen nonden).
746
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13
.September
1950
toegegeven, doet in heleggerskringen de opvatting post-
vetten, dat met de kans
op
een verderé loon-prijsspiraal ernstig rekening moet worden gehouden. De meeste beleg-
gers ondergaan kelaten hun lot, d.w.z. handhaven hun
spaarbank- en banktegoeden, hun obligatie- en aandelen-
bezit. Sommigen hunner èchter trachten wegen te vinden
om de koopkracht kunner spaarpenningen zoveel mogelijk
te behouden. 1-let is voor de huidige verhoudingen wel
kenmerkend, dat zij zich,daarbij – althans gedurende de
verslagweek – vnl. tot scheepvaart- en Indonesische aan-
delen wendden, en daarmede overschakelden van het risico
van de koopkracht van de gulden
op
dat van het toekomstig
beloop van de wereldvrachten en van de Indonesische
economische politiek, welke beide laatste risico’s toch oök
niet gering kunnen worden genoemd.
–
1
Sept..
8
Sept.
–
1950
1950
Aand. indexcijfcrs
Algemeen
………………
148,1
154,2
Industrie
………………..
211,3 217,9
Scheepvaart
., ……………..
156,5
164,1
Banken
………………….
121,2
123,7.
Indonesische aandelen
‘
51,6
55,8
Aandelen
A.
K. U.
………………..
164
171
Philips
…………………
222k
227
3
,
;
Unilever
………………..
218
226-
HAL.
…………………..
166 172
Amsterdam Rubber
……….
125&
‘
134-
H.V.A
…………………..
115k
126
Kon.
Petroleum
…………
294e-
3021
Staatsobligaties
21
pCt
N.W.S.
……………
79.
79
3-3k
pCt
1947
……………
/
16
97/
3
pCt
Invest.
Certif.
…………
9I3/
973/
3 pCt
Dollarlening
……….
977,116
98
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
4)
.000
C
0
‘4
‘4
°
0,
73
/
40
0
,.0
.94
1;”
–
30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
153.109 2.744.151
31 Juli ’50
885.402
260.132
966.128
157.269 2.903.831
7 Aug. ’50
085.598
250.076
966.932
55.586 2.855.361
14 Aug. ’50
885.788
247.224 954.121
53.710′ 2.837.409
21 Aug. ’50
886.072
320.159 9 04.774
51.553 2.824.438
28 Aug. ’50
886.369
341.414
895.699
54.449 2.846.518
-4 Sept.’50
886.641
305.337
950.193
50.840 2.873.000
11 Sept.’50
886.912
338.902
927.352
52.994 2.818.903
Saldi in rekening’courant
0
-0’0 :z’
m
w.0
1 &0Z
‘
0
‘
30Dec.’46
I
J
31 Juli ’50
414.382! 914.213 1.720 1 42.537
527.2121 573.312
7 Aug. ‘0
357
.
807
1
1
0
21
.0
40 1.709
1 44.275
475.514! 481.883
14 Aug. ’50
34
6.
097
i’
1
O
7
8.
471
1.648 1 45.353
475.3031
421.491
21 Aug. ’50
340.56311162.054 1.639
1
53.079
495.578 384.697
28 Aug. ’50
28b.918J120
9
.5841 1.637 1 48.855
507.6641 338.792
4 Sept.’50
212.99511209.584l 1.635
44.312
545.025f 371.260
11 Sept.’50
269.78211209.584! 1.633 1 51.825 1533.166! 369.572
DE NEDERLAjçDSHJ BANK.
Verkorte balans op .11 September 1950
Activa.
–
ci
,’O
”
,
00
-.
‘4e)
,3′
4°
.c)
D
Cd
‘4,
‘3
4°0
ko
4°
25 ‘Dec. ’46
0,2
1.449,’!
1.450
1.428,2
22,1
1,3
23 Aug. ’50
0,4
1.349,3
‘
1.350
‘1.307,5
42,9
5,9
30 Aug.’50
0,6
1.347,8
1.350
1.302,0
48,3
5,5
6 Sept.’50
0,6
1.347,1
1.350
1.299,0
51,4
4,8
Other securities
Deposits
4)
–
al
‘4
,z
–
25 Dec. ’46
311,8
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
23 Aug. ’50
576,9
14,7
22,2 644,2
18,1
.
246,5 283,3
30 Aug. ’50
539,2
23,4
35,9
633,7
12,8
246,5
278,8
6 Sept.’50
549,6
‘22,2
24,6
634,1
13,4
246,5
279,1
-t
,
Ll;.,-
13 September 19O
.
ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN
.
S’1AND VAN
‘S
RIJKS KAS.
V e r p1
i
eb
i
t n gen
’31
Aug. 1950
23 Aug. 1950
Saldo van ‘sRijks Schatkist bij
–
f
274.051.010,67
t
311.486.467,68
Saldo van
‘5
Rijks Schatkist bij
de Bank voor Nederland-
sche Gemeenten
……..
35.493.964,64
,,
18.041.560,-
Kasvorderingen
wegens
ere-
clietverstrekking
aan
het
–
–
Daggeldlening tegen onderpand
Saldo der postrekeningen van
De Ncderl.
Bank
………
376.378.51 3,99
365.207.329,04
Voorschotten op ultimo
Juli
…..
1950
aan de
gemeenten
.
.
buitenland
…………………….
wegens aan haar uit te keren
Rijkscomptabelen
…………
–
–
Vordering in rek, courant op.:
belastingen…………………
V.S.
Indonesië
……….
53.455.002,15
53.455.002,15
Suriname
…………….
…12.306.011,41
12.306.011,41
Ned. Antillen
–
…
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
– –
liet staatsbedrijf der
sioenfonds
…….. …………..
-,
–
enT
……………………
Andere staatsbedrijven en in-
–
stellingen
……………..
508.221.518,92
,; 510.297.837,92
Vorderingen
Voorschot door De Nederland-
sche Bank verstrekt
–
–
Voorschot, door De Nederland-
sche Bank in rekening cou-
rant verstrekt
– –
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten In omloop
f 2014.788.400,-
12013.388.400,-
Scbatkistpromessen hij De Ne-
derl. Bank ingevolge Over-
eenkomst van 26 Febr. 1947
,,1350.000.000,-
,:1350.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank
is
geplaatst
nihil)
t 5.352,7 mln wo. garantie
Bretton Woods 11.245 mln
,,4098.500.000,
,,4107.700.000,-
Daggeldleningen
– –
135.392.761,-
134.510.500,50
Schuld
op ultimo
Juli
1950
aan de gemeenten wegens aan
haar uit te keren belastingen
460.906.799,31
160.906.799,31
Schuld in rek. Courant aan: VS. Indonesië
-.
–
Suriname
…………..
– –
Muntbiljetten in omloop ……..
Ned.
Antillen
………..
12.368.063,64
,,
12.290.514,90
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
30.640.984,49
,,
30.576.889,94
Het
staatbedrijf
der
P.;
T.
………
en
T.
……………….
…..
323.713.781,65
,,
326.304.776,86
sioenfonds
……………….
Andere staatsbedrijven
14.899,39
14.899,39
,
Schuld aan diverse instellingen
….
in
rekening
met
‘s Rijks Schatkist
……………..
1164.186.,303,35
,,1126.986.303,35
DE JAVASCILE BANK.
–
“Voornaamstc posten in duizenden guldens)
z
‘u-
Data
cE,,-
0
Cd
-c,,
nQo-‘
5.0
oeç
et
.
‘Q3)
5
O°.0)
00)
–
03e
lie
,,,be
o’
C)
WO
n
.Cl)
0 .
31
Mrt
’47
477.080
35.363
33.256,
85.402
255.201
16 Aug.
’50
676.918
77.428
14.763
194.166
1.958.558
23 Aug.
’50
676.918
78.741
14.768
187.400
1.982.818
30 Aug.
’50
676.918
74.400
14.782
158.638
2.034.320
Bankbiljetten
Rekening courant
in omloop
saldi
Data
tu0
:4
ç3′
.,
Cd
31 Mrt
’47
453.816
. –
–
–
503.718
16 Aug.
’50 1
84.103
1.806.024
–
–
658.339
23 Aug.
’50 1
83.747
1.831.150
–
–
,
685.240
30 Aug.
’50 1
83.530
1.847.859
–
–
692.325
Munthiljettencirculatie per 31 Mrt 1947 f 646.830.979. –
Muntbiljettencirculatie per 16 Aug. 1950f 379.255.809,50. Muntbiljettencirculatie per 23 Aug. 1950 t 382.834.065,50.
Muntbiljettencirculatie per 30 Aug. 1950 t 378.536.592,50.
•
: BANK VAN FRÂNKR.IJKI
–
‘(Voornaamste posten in millioenen francs).
Voorschotten agn de Stbit,
7
,’Data
.
.
.
•
….
26 Dec.
1946
94.817:
118.302
59.449
“6’7.0Ö0
42
–
6:bo
10 Aug.
1950
2.98l
421.628
125.042
165.800
426.000
17 Aug.
1950
182.785
417.646
60.042
165.800
426.000
24 Aug.
1950
182.785
413.984
60.042
‘163.900
426.000
31
Aug.
1950
182.785
404.36
,
7
60.042
13.600
‘626.000
Dejosito’s
‘Bankbil-
–
Data
. jetten-
dAccords
circulatie
Totaal
Staat,
e
e
coo
?,
Diversen
miqile
26 Dec.1946
721.865
63.458
10 Aug.
1950
1:433.913
135.463
21
23.007
112.437
17 Aug.
1950
1:418.066
164.368
27
25.872
138.468
24 Aug.
1950
1.408.177
172.468
32
25.872
166.564
31 Aug.
1950
1.455.008
147.562
75
12.778
134.709
TINPRODUCTIE
‘)’).
–
Tin in tinerts
,
Zuivere ti’n
8)
1.000
Do-
In-
Ma-
,
Ma-
Ne-
long
li
do-
lak-
To-
Ver,
lak-
der-
Gr.
To-
ons
via’)
ka
taal
St.
ka’)
land
Br.’)
taa
sie
1938
25,5
7
)
29,7′)
43,4
165,0
1
)
–
63,7
25,3 32,1
162,1′)
1939
27,5
7
)
26,8′)
47,4
167,5
7
)
–
80,5
14,4 37,3
173,8
7
)
1940
37,9
41,3
7
)
83
235,0′)
1,4
7
) 126,9
1,2 46,7
225,9
7
)
1941
42,4
53,4
7
)
79,4
246,0
7
)
1,8
7
)
125
–
41,3
216,0
7
)
1942
38,3
9,9
15,7
221,0
7
)
16,2
7
)
zo
–
37,3
105,6
7
)
1943
40,3
7
)
19,1
26,0
138,5
7
)
21,5
1
)
15
,
–
31,6
110,5
7
)
1944
38,7
7
)
7,0
9,3
99,5
7
)
30,9
7
)
5
–
.
28,6
1945′
42,5
4,1
3,2
87,5
7
)
40,5′)
2,5
–
27,
89,5
7
)
1946
37,6
6,4
8,4
89,0
7
)
43,5
11,5
0,9
29,1
99,3
7
)
1947
33,3
15,9
.27,0
112,0
1
)
33,3
29,3
9,0 28,1
124,6′)
1948
37,3
30,6
44,8
151,5
7
)
36,7
49,7
16,4
31,0
157,57)
1949
34,1
29,0
54,9
162,4
36,1
62,7
19,2 28,4
168,7
7
)
Juni
4,0
2,5,
4,8
‘5,7″
3,0
5,2
0,8
2,8
14,2
7
)
Juli
2,3
2,5
4,6
12,7
7
)
2,9
5,1
2,0
2,3
13,’)
Aug.
2,7
–
2,3
4,8
3,0
5,3
2,2
1,5
7
)
13,9
7
)
Sept.
2
1
7
2,2
4,7
13,2
2,9
5,2
2,2
2,2
1
)
Oct.
2,2
2,4
4,9
i,
‘
)
3,0
5,8
1,3
2.0
142
Nov;
3,6
2,4
4,8
z,5
3,0
6,4
1,1
2,7
14,6.
Dec.
4,2
2,3
4,7
14,6
2,8
5,5
1,0
2,9
139
1950
–
Jan.
0,9
2,6
5,2
12,3
2,6
.5,5
1,2
2,5
13,7
Febr.
1,7
2,5
4,4
12,6
2,4
4,5
1,4
x,8
zd,o
Mrt
4,2
2,6
4,7
15
,6
2,7
6,9
1,4
‘2,4
.15′,1
April
3,0
2,8
4,8
13,6
2,5
5,4
2,1
2,2
142″
Mci
2,8
5,2
14,0
3,0
5,4
a,6
16,0
Juni
2,6
4,7
‘).Bron: ,,Statistical Bulletin” van de ,,International Tin Study
Group”. Cursief gedrukte cijfers zijn schattingen.
,’) Exclusief de U.S.S.R.
‘) Productie der smelterijen, exclusief uit tinhoudend afval.
‘) Exportcijfers, daar productieeijfers niet beschikbaar zijn.
5)
Maandcijfers hebben betrekking op vier- of vijf-wekelijkse
perioden.
‘) Na de oorlog inclusief productie uit geïmporteerd afval.
‘) Gecorrigeerde cijfers.
.
WERKLOOSHEID EN %VERKVERIIUIMINØ
–
,
IN. NEDERLAND
1)
,
Geheel
Geheel
Geregistreerge
Maand
werklozen
wachtgelders” ab’e?ci’s’y
30 Juni
1945
112.62
f20.800 ‘j –
18.300 ‘)
29 Juni
1946
.45.953
.
13.382
30.693
30 Juni
1949
31.855 –
723
16.871
31 Juli
1949 –
33.162
611
12.656
31 Aug. 1949
37.346
715
12.628
30 Sept. 1949
38.255
184
8.831
31 Oct.
1949
42.119
498
12.388
30 Nov. 4949
47.837
, 615
19.415
31 Dec. 1949
59.93
824
.27,927
31 Jan.
1950
– 75.819 ‘
1.756
31.844
28 Febr. 1950 –
71.332
2.110
. 33.430
31 Mrt
1950
57.562
2.333 ‘
31.747
30 April 1950
59.175
3.148
28.374
31 Mei
1950
53.586
537
22.471′
30 Juni, 195-0
46.518
285
17.724
31 Juli
1950
.
46.900
‘),
200
3)
.13.700
5)
‘) Bronnen: ,,Maandschrift van het C.-B.S.” en ,,Statistisch Bulle-
tin van het C.B.S.”; gegevens van de arbeidsbureaux.
‘) mcl.’ degenen, die wegens ziekte, ongeval, weersomstandig-
heden, enz..niet konden ‘werken.
3)
Schattingen. –
*
Diversen
*
6 cyl. PACKARD SEDAN
38139
2 pers. + dicky seat, in uitst. St.
,Nat. bew., verzekering + w.bel.
Spotprijs. Te bevr. Gerststr. 16,
Rotterdam Z.
Door particulier aangeb. in pr.
staat verk.
CHRYSLER AIRFLOW,
model Coach, personenwagen,
’38.
Bandenmaat 625-650 X 16. Br.:
Handeisraad, Postbus 53, Arnhem.
1
KETTiNG
FORMULIEREN
1J
.
vnco
F A B/R
1
E
K E N
Annonces voor het
volgende nummer
dienen
uiterlijk
18
September in het be-
zit
van
de
admini-
stratie te zijn.
7
a’oaae’
4ez’,deaa,e fa#,d
5tAVOREM
/
*.EMMER
(../
,1
N.O. POLDER
.
•
BLOXZIIL
ENEHUJZÉN
•t
EMMELOORD
•
URE
WESTERPOLDER
RAKLIEDEN
y
AARwATER
Éhh?T
L
KAMPEN
ERKE
ERSWEGEN
OOSTERPOLDER
MEER 0 5.
ZUIDERPOLDER
–
—
EI’S
7
IIARDERw,JK
21
J)
0
“4
p
•
APELDOORN
IDEAAL GELEGEN BOUWRIJP
INDUSTRIETERREIN âf2.50P M
2
;
INLICHTINGEN..TEN STADHUIZE
COOPERATIE VE CENTRALE BOERENLEENBANK
EINDHOVEN.
In verband met het vertrek per 1 Januari a.S. van een
der directieleden wegens het bereikt hebben van de
pensioengerechtigde leeftijd, dient te worden voorzien in een
vacature in de directie
Sollicitanten kunnen zich schriftelijk wenden tot Het
Bestuur, onder vermelding ,,Soflicitatie directie”
POSITIE
disponibel in Frans-West-Afrika voor energiek persoon, in staat
zlcb
financieel te interesseren. Accountantskantoor Van den Berg,
Dordtselaan 152 a, Rotterdam. Telefoon 76640.
ADMINISTRATIEVE KRACHT
26 jaar, o.a. in bez. v. dipl. M.B.A., statistisch onderlegd,
zoekt passende werkkring in Nederland of. elders. Br. onder no. ESB 1824, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (V).
Telefoon Redactie en: Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminari voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban qua de Commerce, Brussel.
Abonnements prijs, franco per poot, voor Nederland
/
26,—
per jaar,
voor België/Luxemburg
/
28,—
per jaar, te voldoen door storting van de tegenwaarde in Belgische francs bij de Bangue de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening
fl0
260.34.
Uniegebieden en
Overzeese
Rijksdelen (per zeepost)
/
26,-
,
overige
landen
/
28,—
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
A.DVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. Al. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0
,4
0
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,J3eschikbare krachten”
f o,
6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers
75
cents, resp. 10 B. francs