–
;’r
‘?”
—
AUTËURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischAwStatistische
Befichten •
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
35€
JAARGANG
WOENSDAG 17
MEI- 1950
No. 1723
COMMiSSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries; C. oan den Berg (secretaris).
Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
–
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAI ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Menens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandepuue;
F. Versichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
DEZER DAGEN
was het eerst tien jaar geleden, dat Nederland in de oorlog
werd betrokken. Tien jaar geleden ook, dat Rottèrdam
zijn kern verloor. De ,,E.-S.B.” is een nationaal weekblad,
gedomicilieerd te Rotterdam; is het wonder. dan in Rotter-
dam een nationaal symbool te zien? –
Nog is het in Rotterdams binnenstad in grote delen zo,
dat een hollend paard er geen scha kan aanrichten. Toch
is daar hard gebouwd, doch de leegte is zo groot. Aan de
randen daarentegen verbaast men, zich elke keer ovër de
vaart, waarmee elke ‘lege plek vol raakt.
Heeft het iets van de nationale situatie weg? De grote
leegte door de oorlog, de valutavoorraad en het verlegde
handelsverkeer is nog bij lange niet opgevuld. Maar de
recente deviezennota laat zien, dat er toch wel kunstig is
geconstrueerd. Zelfs een klein spaar’potje van valuta is
weer aangelegd: is de internationale financieringwellicht
niet Hollands diepst gewortelde specialiatie?
En aan de randen van de nog niet gevulde krater wordt
gezwoegd. De ondernemingsbelasting is afgeschaft, het
voorstel tot uitbreiding dèr ijzer- en staalindustrie door
he Parlement aanvaard. Meh gaat voort de nationale
muur te dichten, gedreven door de irrees voor dat ene gat:
de werkloosheid door bevolkingstoeneming.
Wat geschiedde intussen buiten Hollands tuin? De
Westerse Grote Drie kwamen bijeen, vatbesloten thans
wat aan te stappen. ,,The waiters shouted, the hostiers
cheered, and away they went, fast and furiously”. Zo
begon één van Pickwicks grote jachten.
hoe liep het af? De mededelingen over West-Duitsland
maakten de indruk van een ijselijk snelle pas op de plaats.
De Duitse kanselier, Adenauer, zag er echter een stap
vooi’uit. in. Misschien had hij gelegenheid nader toe te
zien. En voor de rest ging het als met mr Pickwick: men
was op alle punten vastbesloten er te komen.
,,ln de rustende jager” is men nog niet. Maar misschien
heeft men bij de drijfjacht op smenwerkingsplannen toch
iets onder schot gekregen. De Franse minister van Buiten-
landse Zaken, Schuman, heeft voorgesteld de Franse en
Duitse kolen- en staalindustrieën onder een gezamenlijk
gezag te brengen: plaatsen aan deze tafel worden voor
andere Europese landen met genoegen gereserveerd.
,,Hoe smaakt mijn dis-gerecht?”, zoals de Kraanvogel
tegen de Vos zei. Men heeft eerst wat beleefdelijk geknikt
in de trant van: ,,d’ervarentheit betuigt wat deugd bij
iemand woont”, maar thans ziet men er kernelijk meer
in dan een houten duif. T-let voorstel betreft in elk geval
een gebied, waar met samenwerking ervaring bestaat.
Ook in de Verenigde Staten. En daar gaat het de oi-
cieus samenwerkende staalindustrie goed: een bezetting-
percentage van 100 wordt voor de komende maanden
verwacht. En ook op de andere terreinen van bedrijvig-
heid geldt het ,,goede jacht”. De automobielindustrie
kan de orders niet verwerken, de winstcijfers van een
aantal grote ondernemingen liggen over het eerste kwartaal
.van 1950 op record hoogte. Bij zô rijke buit valt er ook voor
de Europese importeur wel een order te verschalken.
INHOUD: Blz.
De
artikelen
van
deze
week
………………..
383
Sommaire,
summaries
…………..
………….
38?
Parlementaire tijdrekenkunde
door Prof. Mr C. W. de
Vries………………………………….
384
De vervanging van Nederlanders door Indonsiërs in
de bergcultures
door H. C. Bifleveld
……….
.385
De
economische. toestand
van
Belgisch-Kongo en
Ruanda-Urundi in 1949
door Dr. M. van Meer-
haeghe
.
………………………………
387
De financiën van het communistische China
door
–
Prof. Dr M. H. van der Valle
………………..
389
Ingezonden
stukken:
Omzetbelasting
en
de
concurrentieverhoudingen
in
de
bouwnijverheid door de Nederlandse
Bond
van
Bouw-
ondernemers, niet naschrift van
Drs P. A. Eterman
..
391.
Aan te ken
i
n g
liet verloop der industrialisatie’
……………………..
,
392
Internationale’ n o t i t i e s :
De
wereidgraanoogst
……………………………
394
Moeilijkheden
hij
])uitsiands
interzonale handel
……..
894
De
Engelse
iioodwoningcn
……………………..
394
Doliaroiie
in
Scandinavië
……………………….
305
De
Zuidafrikaanse goud-
eit doviezenreserves
……….
895
Ontvangen boeken
…………………………..
395
Geld-
en
kapitaalmarkt
…………………..-.
1396
De Belgische geld- en’ kapitaalmarkt in April 1950
door
V.
Vin
Ronspuy
……………………
396
Grafieken:
Het nationale inkomen van Nederland, 1900-1948
……
397
Statistieken
llankstaten
………………………………….
397
Indexeijfors van groothandeisprijzen In Nederland
……
398
Maandcijfers van (le grote banleu in Nederland
……..
398
Inieggingen en terughotailngon hij de spaarbanicen in Ne-
derland
……………………………………
308
Stand van ‘s Rijks Kas
‘
390
In-
en
uitvoer
van
Nederland
……………………
399
ROTTERDAMSCHE
•
BANK’
VOLLEDIG
BEHEER
AN
1
‘
•
VERMOGENS
250 VESTIGINGEN
S
CASSA
ICASSIERSINSTEI.LING •
OPGtRICHT IN 1806
HEERENGRACHT 179 . AMSTERDAM.0
Fu. A. 0. Beuth van
Wickevoort Crommelin
Amsterdam-Z.
Tel. 25410
Come v.
d. Lindenstraat 22
Verzeker ingadviseurs.
LOD. S. BEUTN
specialist Gzins. ets Oude.
dagsverzorging.
Adviezen inzake:
Pensioen-voorzieningen voor
Staf en Personeel.
Organisatie Bedrijfs-en Onder-
nemingspensioenfondsen.
Aanvullingen norialisatIe van
bestaande regelingen.
.
5.
•
Nèdérlandsche
Handel-Maatschappij,
N.V.
•DEVIEZENBÂNK
–
Hoofdkantoor: Amsterdam,
Vijzelstraat
32
REISMIDDELEN VOOR UW
ZAKEN- EN VA
‘
CANTIEREIZEN
Raadpleeg
onze
desbetreffende brochure welke bij al
onze kantoren kosteloos verkrijgbaar is.
HAAKT
GEBRUIK
–
van
de
rubriek
,,
Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanterp oor leidende functies.
IN NEDERLAND
Konink!ijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelunts
Schiedam
BELASTINGCONSULTATIEBUREAU
A. L. F. LEVERINGTON
Alle belastingzaken
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud.lnsp. d. Bel.
D. Sweepe, Oud-Ontv. d. Bel. Mr. Dr. B. J. F. Steinmetz. Bel. jur..
N. A. Schol, Cand. Notaris.
Amsterdam:
le Helmersstr. 95
Tel. 85508
Haarlem:
Ged. Oude Gr. 11 B – Tel. 12468
AD V ER TE ER
INDE
ESB
4′
Vacaturvs
4
Commissariaat voor Surinaamse Zaken
Ter vervulling van de betrekking van
ambte-”
naar
ter beschikking bij het
Departement van
Economische Zaken in Suriname
wordt gevraagd
een
DOCTORANDUS
in de economie, ôf een
JURIST
wiens st.idie voor het doctoraal examen als hoofd-
vak omvattende economie. Zij die beschikken
over ervâring ‘op eéonomisch-financieel gebied,
genieten de vôorkeur.
Bezoldiging:
Sur.crt.
f
4500.— tot
f
6600.-
‘s jaars (7 éénjaarlijkse verhogingen van f300.-).
Inpassing in bezoldigingsschaal naar gelang op-
gedane praktische ervaring.
Duurtetoeslag: variërend van Sur.crt.
f
1036.-
tot
f
1257.- ‘s jaars.
Uitrustingskosten: ongehuwd 1/6 gedeelte van het totale inkomen; gehuwd 1/4 gedeelte van het
totale inkomen, één en ander tot een maximum
‘van Sur.crt.
f
1500.-.
Uitzending: in tijdelijke dienst met een dienst-
verband van 3 of 5 jaren.
Overtocht: voor landsrekening, c.q. ook voor
het wettig gezin.
Gezegelde verzoekschriften, ‘met afschriften van
diploma’s en getuigschriften, onder opgave van
antecedenten en referenties, binnen 10 dagen na
het verschijnen van de advertentie te zenden aan
‘het Commissariaat voor Suinaamse Zaken,
Plein 1, Den Haag. –
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
383
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof.
Mr
C. W. de Vries, Parlc,ne,ztaire tijdrekenkunde.
Afschaffing der onderneniingshelasting betekent voor
de gbmeentehesturen tezamen een nadelig verschil van
240
mln.
Vast staat thans, dat voor die ondernemings-
belasting, die eventteel voor 1.949 en 1950 niet zal worden
geheven, aan de gemeenten een compensatie zal toekomen.
Daarmee is echter nog maar weinig bereikt. Nu de com-
pensatie nog niet vaststaat op het ogenblik van afschaffing
der ond erneningsbelasting, is de theoretische financiële
zelfstandigheid dci’ gemeenten weer geheel verdw’enen. En wat zal voor 1951 en 1.952 worden voorgestld? Er is
dan geen kwestie van compensatie, maar van nieuwe
regeling. Eerr nieuwe regeling ontbreekt echter. In het
schena van parlementaire tijdrekenkunde ontbreekt in
de staatsstukken in ontwerp zelfs een verlengings- en
a.npassingswetje om een nieuwe noodvoorziening te
scheppen voor na 1 Januari 1951.En cle gemeente-
besturen moeten gaan denken over het opstellen van de
gemeentebegroting voor 1951. 1-let is dus al -weer
kort dag.
t – –
H. C. Bijlovl
De t-‘eroanging van Nederlanders door
Indonesiërs in de bergcultures.
De bepaling in art. 12 (sub d) van de financieel-econo-
mische overeenkomst der
•
R.T.C., dat ondernemingen
o a. zullen moeten medewerken aan het zo spoedig mogelijk
opnemen van dâartoe geschikte Indonesiërs in de leiding
en staven der bedrijven en het medewerken aan de in-
stelling van opleidingsgelegenheden, is voor Indonesië
zeer gunstig, doch, mits op de juiste wijze uitgevoerd,
niet onredelijk. Verwacht mag worden, dat ondernemers
op dit terrein ook initiatief zullen tonen. De uitvoering
der bepaling stuit op verschillende problemen. Schr.
sçhetst de moeilijkheden, die men bij pogingen tot op-
leiding van Indonesische bergcultuuremployé’s’ ontmoet. Verschillende dezer moeilijkheden zouden met steun van
de Overheid overkomelijk zijn. Aangenomen moet worden, dat deze steun ook zal worden ,verleend.
Dr
M.
van Mcerhaeghe,,
De economische toestand van
Jielgisch-Kongo en Ruanda-Urundi in 1949.
De economische toestand van Belgisch- Kongo en Ruanda-
Ui-undi ontwikkelde zich ook in 1949 gunstig. De ver-
mindering van het voordelig saldo op de handelsbalans
geeft, gelet
01)
dc grote en gewettigde invoerbehoefte aan
kapitaalgoederen, geen aanleiding tot ongerustheid. De’
betalingsbalans, waarover, geen systematische gegevens
beschikbaar zijn, vertoont blijkbaar eèn overschot. De
Kongolese. economie heeft zich tot nog toe goed aan de
overgang van ,,sellers’ market” naar ,,buyers’ market”
en de daarmede gepaard gaande slechter,wordende ruil-
voet evenals aan de geolgen. van de devaluatie kunnen
aanpassen. –
Prof. Dr
M.
H.
van der \TaIk,
De financiën van het comnzu-
nistische China.
De basis van de Chinese ontwerp-begroting voor 1950
is de oorlogstoestand en consolidatie van de overwinning.
De posten militaire- en bestuursuitgaven maken 60 pCt
van de begrote uitgaven uit. Desondanks is de levens-
standaard vn militairen en ambtenaren uiterst laag.
Voor kapitaalinvesteringen is slechts ca 24pCtuitgetrokken,
terwijl de economalche achteruitgang sedert 1937, naar
taxatie van de nieuwe Regering, meer dan 50 pCt bedraagt.
Van de inkomsten zal wederom een hoog percentage
van de plattelandsbevolking moeten komen. De belasting-
druk kan niet worden verminderd: schr. schat het begro-
tingstekort op ruim U.S. $ 500 mln; hierin zal voor 38,4
pCt worden voorzien dooi- een obligatielening en voor de
rest door uitgifte van papier. Een radicale oplossing van
.de uit deze methode van financiering voortvloeiende
moeilijkheden (inflatie) zal, enige jaren in beslag nemefi.
SOMMAIRE.
Prof. Mr C. W.
de
Vries,
Chronologie paile’mentaire.
La s(ppression de l’impôt sur lès entreprises signifie
pour les communes tine perte de 240 millions de florins.
Etant donmi que le dôdommagement des totaux de 1′ ,,onder-
nerningsbelasting’, qui ne sera done pas levée pour les
années 1949 et 1950, n’est pas encore déterminé,l’indépen-
dance financière théorique des communes a cohiplètement
disparu. En outre on n’a pas encore établi un nouvel
arrangement pour 1951 et 1952.
H. C. BijleveJd,
Le t-emplacement des néerlandais pat’ des
indonésiens dans les cultures de niontagne.
,L’auteur traite des difficultés que les planteurs ‘ren-
contrent pôur prépaèr les employés indonésiens â 1cm
–
s
téches dans les cultures de montagne Ccci se fait cofifor-mément è. l’exécution des dispositions de l’article 12, sub
d, de l’accord économiqe – financier de la Conférence
de la Table Ronde de 1949.
Dr M. van i%Leerliaeghe,
La situ.ation économique du Congo
Beige et de Ruanda-Urundi pendant 1949.
Le développement favorahÏe de la situation économique
s’et maintenu pendant 1949. La diminution de l’excédent
de la’balance commerciale ne donne pas lieu des inquiétu-
des eu égard aux besoins considérables mais justifiés de
biens des .productions importées. La balance des paiements
accuse manifestement u n excédent.
Prof. Dr M.
H.
van der Valk,
Les finances de ja Chine
commun isle. –
On examine le budget chinois pour 1950. L’auteu’r estime
le déficit
li
environ 500 millions de dollars américains
tandis que les dépenses prévues paF’ ce budget se chiffrent
ii 2,5 milliardsl Le financernent de ce déficit, tel qu’il
est conçu, amènei’a inévitablement l’inflation et le renché-
rissement des ,prix. Une solution radicale des entrves qu-
en réspltent demandera certainement plusieurs années.
SUMMARIES.
Prof. Dr
C. W. de Vries,
Parliamentary chi’onoiogy.
The abolition of the business -tax means a loss of 240
million guilders to the municipalities. Since the compen
sation for this tax, which will not be levied for1949 and
1950, is still undecided, the theoretical financial indepen-
dence of the municipalities bas entirely disappeared again.
For 1951 and 1952 nëw arrangements have not yet been made either.
H. C. Bijlevcld,
Replacernent of iVetherlandcrs b’ Indone-
sians in zcpiand cultures. –
A review of tle difficulties encountered in carrying
out the provision of art. 12 (d) o the financial-econoinic
agreement of the 1949 Round Table Conference with
regard to the training of Indonesian upland culture
employees by the companies.
Dr M. van Meerhaeghc,
Economie conditions in Belgian
Congo and Ruanda- Urundi in- 1949.
–
Economic conditions continued to be satisfactor?y in
1949. In view of the great and justified import require-
ments with reference to capital goods, the decrease in
the favourable trade halance is not alarming. Evidently
the balance of payments shows a,surplus.
Prof. Dr M.
H.
van der Valk,
T/ze financial position of
communistic China.
A review of the Chinese 1950 draft budget. The deficit
is estimateci at more than 500 million US dollars, as against
a budget of 2.5 milliard US dollars. This deficit is financed
in a way vhich will inevitably lead to inflation and
increasing prices. A radical solution of the resultant
difficulties will take ome vears. –
884
/
ECONOMIS’CH-TATISrISCHE BERICHTEN
17 Mei 1950
PARLEMENTAIRE TIJDRËKENKUNDE.
• De regeling der gemeente-inkomstèn is weer eens wan-
hopig achter, zonder ‘dat daarvan eigenlijk aan bepaalde
instanties de schuld kan worden gegeven. Het parlemènt
heeft thans, 11 Mei 1950, nog nit over cle afschaffing
van de ondernemingsbelasting beslist
1).
Alleen de Tweede
Kamer is nu zover, dat hierover beslist zal worden.
De Minister van Financiën heeft trouwens ook zelf zijn voorstel ‘van September 1949 ten aanzien van de geleide-
lijke afschaffing van de ondernemingsbelasting ‘herzien
in een gehele afschaffing, welke nu, Mei 1950, dooi’ de
rf
\\
r
ee
d
e
Kamer wordt behandeld. 1-let maakt voor de ge-
meentebesturen tezamen een nadelig verschil van f 240 mln
(Gemeentefonds en ‘gemeenten tezamen gerekend)
2).
Het voorstel tot het afsebaffenvan
/
de on4ei’nemingsbelas-
ting in haar geheel geschiedde op grond van landelijk gemoti-
veerde argumenten. Ondernemer en onderneming —om deze
enigszins als tegenstelling gevoelde combinatie, welke in
het kamdrdebat naar voren kwam, te herhalen – moeten
wrden bevrijd van fiscale druk. Bepaalde belangen van
gemeenten worden er niet direct dooi’ gebaat. Slechts in
zoverre het plaatselijk bedi-ijfslëven opbloeit, bloeit ook
de gemeentekas…. later. Voorlopig bloedt de gemeente-
kas, waaruit al kosten zijn gemaakt om nieuwe industrieën
aan te trekken.
Nu staat in Mei 1950 dan ook vast, dat voor die onder-
nemingsbelasting, die eventueel voor 1949 en 1950 niet zal
worden geheven, aan de gemeenten een com’pensatie zal toe-
komeii. Maarmoèst deze compensatie niet vaststaan op let
ogenblik, dat de ondernemiogsbelasting werd afgeschaft?
Nu dit’niet is gebeurd is de theoretische financiële zelf
standigheid, althans weer geheel verdwenen. De gemeënte-
besturen hebben slechts af te wachten wat de wetgever
zal beslissen.
De wetgever zal later beslissen, maar zeker te laat
beslissen, immers liet is nu reeds te laat (Mei 1950).’
**
*
Wanneer de wil om ‘een compensatie te geven ovei’ dë
jaren 1949 en 1950 vâststaat, dan is daarmede nog maar
weinig bereikt. In de Tweede Kamei’ werd hierover voor-
lopig slechts zeer weinig gezegd. Het is dus goed dit weinigé
in ons betoog op te nemen; juist omdat de heer Lucas, wiens
opmerking hier wordt overgenomen, wel voor de gemeenten
gevaarlijke tonefi deed horen. Flij zeide:..,
,,Nog één opmerking
wil
ik over de ondernemingsbelasting maken.
De opbi’eng.st van deze belasting komt aan de gemeenten ton goede
en op dit moment is liet nog een open vraag, in hoeverre de ge-
meenten een schadeloosstelling ten laste van liet Rijk zullen ont-
vangen voor het ciroogleggen van deze bron van inkomsten. ,Ik
meen, dat hij het vaststellen van deze schaloloosstelling de n’ dige
zuinigheid zal dienen te worden be racht. Enerzijdi bedenk
ik
hier-
bij, dat de uitgaven, welkc diverse gemeenten zich veroorloven,
niet steeds van voldoende zin voor soberheid getuigen. En ander-
zijds mag niet uit het oog worden verloren, dat, toen hij de Wet
Noodvoorziening Gemeentefinanciën van
1948
besloten werd aan
cle gemeenten voor de jaren
1948, 1949
en
1950
uit te keren S oCt
van de opbrengst van een aantal rijksbelastingen, niet viel te
voorzien, dat de. Opbrengstvan deze belastingen ieder jaar de ramin-gen niet zulke enorme bedragen zou overtreffen als in feite het geval
is geweest.. In dit opzicht hebben de gemeenten wel heel grote
‘meevallers gehad.
Zo
zal het begrijpelijk zijn, dat ik bij de overwe-
ging van de offers, welke door de Schatkist worden gebracht in ver-
band net de afschaffing van de ondernemingsbelasting, mij niet
gesteld heb op het standpunt, dat ecn bcJrag, gelijk aan de op-
brengst van deze belasting over biji’. het laatste jaar, aan de gemeen-
ten zal moeten worden ter beschikking gesteld”.
Bij deze parlemeritairé opmerking zouden wel meer
uitvoerige kanttekeningen zijn te maken, dan hier kan
‘) De deb’ittten in cle Tweede Kamer na ii Mei gehouden, gevei
welliht aanleiding tot een tweede artikel over liet hier behandelde –
ondrwrp. . ,
‘) 1-tierumtrent zeide de Ministei’ van Financiën:
,,Dc
financiële consequenties van de geleidelijke’afschaffing van
cle ondernemingsbelasting zijn niet alleen op kortere, maar ook
op langere termijn belangrijk, omdat het hier niet om uitstel, maar
om afstel gaat. Toch ware liet Onjuist, het verlies voor de Schatkist
op het volle bedrag van de opbrengst van dit middel te schatten.
lIet bruto-verlies van de algehele afschaffing is
f240
mln; bij het
wegvallen van deze belasting zullen echter de inkomsten- en de
vennootschapsbelasting ongeveer f
90
mln meer opbrengen. Blijft
een verlies van
1150
mln. De afschaffing van cle ondernemingsbe-lasting gaat echter, gepaard met een verhoging van het tarief van de vennootschapshelasting. Opbrengst
f 58
mln. Blijft per saldo een
middelenderving.van’f
92
mln”.
gesçhieden. Hier’ is toch geen sprake van een ,open” vraag?
Voor het droogleggen van bronnen van gemeentelijké
inkomsten ovei’ 1949 en 1950 (waardoor de noodvoörziening
1948, 1949 en 1950 wordt aangetast) zal toéh volledige
compensatie moeten worden gegeven. Dit is een open
nooit een gesloten vraag.
‘Wat bédoelt toch de heer Lucas wanneer hij in dit ver-
band de Minister tot zuinigheid aanspoort? Wil men langs
de weg van deze compensatie liet uitgavenpeil der ge-
meenten-over 1950 nog beïnvloeden? Meent men, dat de
meevallers over 1949 en 1950 bij gelegenheid der compen-
satiQ kunnen worden dfgeroomd?
Budgetair kwamen de gemeenten over 1948, 1949 en
1950 niet te lort. Tekorten knden worden ingelopen.
Er had een zeer n’oodzakelijke schulddelging plaats.
Men zal toch niet de gemeentebegrotingen over 1949 en
1950 in de war willen sturen door bij de compeisatie in-
cidenteel te ‘beknibbelen?
Het is al erg genoeg, dat over 1947 niet geheel is afge-
rekend tussen het Rijk en de gemeenten. Een f 65 mln
zijn l5lijven hangen. Wordt de compensatie over 1949 en
1950 een stootblok? Maar dan wacht nog eei’i grote
Strijd in liet l)arlement. En deze strijd ‘had dan zeker nu
in Mei 1950 aan de orde moeten zijn gesteld. Wellicht ge-
beurt dit nog.
Intussen, wij zullen dit alles later moetbn bezien.
Alleen de heer Hofsti’a repte er nog van. Hij zeide ir .de
Tweede Kamer:
,,Ik moge voorts noemen de kwestie van cle gemeentelijke finan-
cum.
Over dit vraagstuk is merkwaardigerwijze tot dusverre nauwe-lijks gesproken. Ik heb zelfs geen verontrusting van de gemeentebe-
sturen gehoord, hoewel deze hele zaak dc gemeenten uitermate
nauw aangaat. Wat cle wetgever op het ogenblik met dit wetsont-
werp vriendelijk aanbiedt, hetekent immers een snijden van riemen
van andermans leer, nI. van de gemeenten, Laat ons dit vooral
bedenken! – –
Het Rijk kent belastingvcrlagingen toe, maar de gemeenten zullen
haar belastingen moeten komen te missen. De Regering stelt zich in de Meinorie van Antwoord op het standpunt, dat de vraag, hoe
dat zal moeten worden geregeld, later kan worden bezien. Mijnheer
de Voorzitter! Men stelt
01)
deze ivijze de’autonomie, de financiële
zelfstandigheid van de gemeenten volkomen op losse schroeven. Men
mag dit nu ivel verwijzen naar de Commissie-Oud (en ik heb groot
vertrouwen in de deskundigheid van de voorzitter en de leden van
deze commissie), maar wanneer men deze belangrijkste mogelijkheid
tot een eigen gemeentelijk belastinggebied afkapt, zie ik nog niet in,
hoe deze commissie tot een oplossingmoet komen, waarbij de ge-meenten een behoorlijk eigen he!astinggebied krijgen; want het is
niet voldoende, dat zij eigen inkomsten hebben, zij zullen ook een eigen belastinggebied moeten hebben”.
Welnu, over 1949 en 1950 is van een nieuw eigen be-
lastinggebied helemaal geen sprake. De ambtelijke krach-
ten, welke een compensatieregeling zullen moeten ont-
werpen, weten pas in Mei 1950 wat de Tweede Kamer’
heef t beslist. Wanneer komen deze ambtelijk opgemaakte
projecten in de vergadering van de adviescommissie?
,,Denk er om”, zeide dè Minister van Financiën, ,,het
is alleen maar een adviescommissie!” Accoord, maar
hoe later dergelijke adviezen komen, hoe meer gemeenten, Regering en parlement in een dwangpositie komen.
•
*
Geheel hieraan verbonden is de vraag, wat ovi’ 1951 en
1952 zal worden voorgesteld. Er is dan geen. kwestie
van compensatie, maar van nieuwb rdgeling. De Minister
heeft gezegd, dat op het ogenblik niet, is uit te maken,
hoe ‘de financiële positie over 1951 zal zijn, wanneer de
gehele belasting is vervallen.
1-lierop vatte althans de heer Ritmeester vlam, toen hij
zeide:
Nu moet ik werkelijk in het belang van de Nederlandse gemeenten
hiertegen ernstIg bezwaar maken, onsclat de gemeentebesturen reeds
véÔr
1951
hij het opmaken van de begroting, die in Mei moet plaats
hebben en in September aan de raad moet ivordeo aangebodefi,
“moeten weten, hoe de toestand van de ontvangsten, ook van de ge-
meentefondsbelasting, is. \Veten zij dat niet, dan zullen zij inderdaad
moeite hebben hun begroting sluitend te maken”.
1-loe is hier de financiële positie?
De werking van de ivet, welke over de jaren 1948;
1949 en 1950 de gemeentebesturen steunde met behulp
iç
77
van een ,,noodvoorzieiing” in de’kostn van het bestuur,
eindigt met 1 Januari 1951.
Ondertussen meende de buitenwereld, dat gezocht w-erd
naar een definitieve regeling voor de periode aanvangende
1 Januari 1951.
\Taii een definitieve regeling van de betrekking tussen de
financiën van Rijk en gemeenten is echter in liet geheel
geen sprake. Dat is ook een onmogelijkheid. De belasting-wetgeving van het Rijk is aan een nog voortdurende wijzi-
ging onderworpen. Een be1asting’etgeving ten behoeve
der individuele gemeenten, aangevuld met een belasting-
wetgeving ten behoeve van de collectiviteit der gemeenten
(te storten in een Gementefonds), welke ook maar hij be-
nadering zouden voldoen aan de behoeften der gemeenten,
ontbreken. Een storting van ,,rijksgeld” – rijksgelcl in
die zin, dat het Rijk deze gelden langs de weg der rijks-
• belastingwetgeving heeft verkregen – in het Gemeente-
fonds is noodzakelijk. Het bedrag van deze storting moet
opnieuw worden vastgesteld voor de jaren 1951 en 1952.
Aan deze zijde der inkomsten van de gemeenten is
van, een definitieve regeling geen sprake. –
Maar ook vaste, algemeen aanjaarde, uitkeringsnormen
om de beschikbare pot van het Gemeentefonds over de
gemeenten te verdelen, in de zin van een definitieve
regeling, ontbreekt.
110e hiernaast vooi bepaalde verzorgingsgebieden, als
onder’ijs of vegervoorzien4ng, een rijksbijdragestelsel
kan worden opgebouwd is geheel oizeker.
Er zit dus wel niets anders op, dan de noodvoorziening
1948A950 te verlengen,, zulks met een regeling aange-
past aan de nieuwe omstandigheden, welke zich voogdoen
l)ij het eventueel wegvallen van de ondernemingsbelas-
ting, welke nu juist voor vele geeenten zo gunstig werkte.
**
Maar helaas, liet verlengings- en .aanpassinswetje
öm een nieuwe noodvoorziening te scheppen v
\
oor na 1
Januari 1951, ontbreekt in de staatsstukken, zelfs in
ontwerp.
Toch moeten de gemeentebesturen gaan denken over het
opstellen van degemeentebegroting voor 1951. Moet in,dit
schema van parlementaire tïjdrekenkunde niet iets ge-.
heuren om de gemeentebesturen althans over de plannen der Regering in te lichten? De gemeentebesturen hebben
vooral behoefte aan stabiele inkomsten, stijgende met het
natuurlijk accres der uitgaven, stijgende ook met de
noodzakelijk stijgende uitgaven, welke voortvloeien uit
de devaluatie en uit de noodzakelijke loonsverhogingen.
Is het al wêer ….kort dag?
Van een gemeentelijke financiële zelfsta.ndigheid is
geen sprake zo lang een vorm van een gemeentelijke
inkomstenbelating ontbreekt.
Bij,het debat in deTweede Kamergaf de Minister aan-
vankelijk ook geen verder perspectief voor de jaren 1951 en
1952. Maar wel ontspon zich even een discussie over de
compensatie, wegens het afschaffen van de ondernemings-
belasting over 1949 en 1950. Uit deze spontane discussie
blijkt wel, dat men bij het aanpassings- en compenatie-
wetjo yoor :1949 en 1950 voor grote meningsverschillén kan
konien’te staan; wanneer een integrale conipensatie mocht
worden afgewezen.
De discussie verliép aldus:
Wat betreft de uitkering aan gemeenten, zou ik gaarne willen
beginnen met mij aan te sluiten bij de opmerking van cle geachte
afgevaardigde, de beer Lucas, dienaangaande in zijn rede bij do
algemene beschouwingen gemaakt, toen cle glachle afgevaardigde
opmerkte, dat hij van oordeel was, dat met het geven aan de gemeen-
ten van een compensatie voor gederfde opbrengst van de onder-
nemingsbelasting de nodige zuinigheid zou moeten worden betracht.
lIet juiste bedrag, dat met die compensatie, voor zover nodig,
gemoeid zal zijn, durf ik bepaald niet te ramen. Ik heb in mijn eerste
termijn uiteengezet, dat de feitelijke derving van de belastingop-brengst voor het Rijk waarschijnlijk niet hoger ligt dan 192 mln.
Ik koéster ernetige twijfel, of het noodzakelijk zal zijn aan cle ge-
meenten een dergelijke compensatie te verschaffen.
De beer
fIofstrcz
U zult meer moeten geven, want de baten, de
190 mln
t
n de f58 mln, komen aan liet Rijk, en de totale schade
van de gemeenten is 1 240 mln. –
De heer
Lieftinck,
Ministcr van Financiën: Maar de geineenten
delen ook in de belastingopbrengst.
De heer
11e/slee:
Voor 8 pet. En zij verliezer, 100 pCI.
De heer
Licflinck,
Minister van Financiën Maar zij profiteren reeds van de hoge opbrengst van de Rijksbelastlngen. Uiteraard
is de te verlenen compensatie aan de gemeenten niet gelijk air de
feitelijke derving van cle belastingopbrengst voor het Rijk; do vraag
is slechts, of per saldo’minder dan f92 mln door het Rijk• ,,,oet
worden geofferd. Intussen is dit een punt, dat thans beter niet in
den brede kan worden behandeld”.
1-let debat ging op liet einde van de vorige week nog
verder.
In, België beschikken de gemeenten ook slechts over
weinige belastingbronnen zelfstandig. 1-let zijn:
de gemeenten kunnen nog opcentimes heffen zonder
grens op de hoofdsom van de door de Staat gelieven
grondbelasting;
de gemeenten mogen belastingen heffen
01)
de ver-
toningen en vermakelijkheden, de honden en de rijwielen,
een belastinggebied, dat tot vôôr de hervorming der ge-
meentefin’ancjën aan de Staat was voorbehouden;
– 3. zij mogen geen opcentimes meer heffen op de be-
lasting op het openen van tapperijen en slijterijen van
gegisté-en geestrijke dranken, nocl’ op de belasting op de
spelen en weddenschappen, doch dit behelst geen verbod
om gelijksoortige belastingen te hunne’behoeve te vestigen;
4. tenslotte behouden cITe gemeenten liet recht allerlei taxes te heffen behoudens and ersluidend
e
uitdrukkelijke
wetsbepalingen.
Deze zelfstandige helastinght’onnen bedragen Over
1949 nog
1/3
van de gezamenlijke inkomsten der gemeenten
of wel 2,5 mrd
frs.
–
Daarnaast zijn twee i’ijksfondsen.
Het Fonds dei’ gemeenten en het Gemeentefonds voör
Openbare Onderstand storte6 tezamen nog 5 mrd frs ove,
–
de gemeenten uit. De gemeenten, die met ingang van 1950
niet ten minste 100 ,,opcentimes”
0
1
)
de grondbelasting heffen, ontvangen geen uitkeringen uit de Fondsen (art.
18 van de wet van 24 December 1948).
1-let Fonds der gemeenten, groot 4 mrd frs, wordt
volgens bepaalde criteria over de gemeenten verdeeld,
zulks telkens voor een percentage van de gehele som
naar rato van het bevolkingscijfer der gemeente, naar rato
van de uitgestrektheid der gemeentewegeii, naar rato
van de netto-last der uitgaven voor openbaar onderwijs,
naar rato van de gemeenteschuld, zulks nog met aan-
vullende bepalingen. ,
lIet ‘Gemeentefonds vooi’ Openbare Onderstand wordt
beheerd door een Beheerraad van het Gemeentefonds.
Deze Raad stelt ,,behoefternaatstaven” vast, zulks naar
rato van de netto-last dei’ gewone uitgaven voor openbare
onderstand, waarop de gemeenten wel zelf invloed hebben.
De openbare onderstanid zelf is gemeentezaak
3).
– Rotterdam,
–
1
–
1 Mei 1950.
C. W. DE VRIES.
) Met ingang van t lanuari 1949 is in België ook een Fonds
der provinciën ingesteld, met een rijksuitkering van 600 inrd ft’s.
Vobruit vastgestelde gedeelten van het Fonds worden verdeeld
naar rato van
de bevolking;
de uitgestrektheid der wegen;
de netto-last der uitgaven voor openbaar onderwijs;
dc netto-last der provinciale schuld, zulks ook nog met un-
vullende bepalingen.
VERVANGING VAN NEDERLANDERS
DOOR INDONESIËRS IN DE
•
BERGCULTURES.
In artikel 12 van de – financieel-economische oveieen-
komst der Ronde’ Tafel Conferentie (1949) is bepaald,
dat ondernemingen in het belang van de sociald rust efi
380
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
:17 Mei
1
1950
1 L
örde en ter verbetering van de sociale toestanden, onder
andere zullen moeten medewerken aan het zo spoedig
mogelijk opnemén van daartoe geschikte Indonesiërs
in de leiding (ook directies) en staven der bedrijven en
het medewerken aan de instelling van opleidingsgelegen-
heden, er op gericht om na zekere redelijke termijn het
overwegende doel van het l’eidend stafpersoneel der be-
drijven te doen bestaan uit Indonesische staatsburgers
(vide sub d). – – –
Verderop in het artikel wordt de vei’wachting uitge-
sproken, dat ondernemérs op dit terrein ook initiatief
zullen tonen. De vervanging van Nederlands door lndo-
nesisch personeel is voor beide landen een belangrijk
vraagstuk; indien het onoordeell5undig of overhaast
gebeurt zal ook Indonesië er schade door ondervinden.
In het navolgende worden verschillende, aspecten van
dit vraagstuk besproken, waarbij op eed deel van de
arbeidsmarkt nader wordt ingegaan de ondernemings-
employé’s in de bergcultures, speciaal op Java.
Is artikel 12 sub d redelijk?
liet is stellig een voor Indonesië zeer gunstige bepaling.
Men vergelijke: op 23 November 1949 hebben de Ver-
enigde Staten en Uruguay een vriendschapsverdrag
gesloten, dat om zo te zeggen de spelregels voor econo-
mische samenwerking aangeeft tussen deze twee landen.’
In art. V sub 3 daarvan lezen wij: 1-Jet zal aan onder-
danen en maatschappijen van elk van heide partijen
zijn toegestaan in de gebiedsdelen dei’ andere partij tech-
nische deskundigen, uitvoerend personeel, gevolmach-tigden, – agenten en andere gespecialiseerde employé’s
naar keuze in dienst te
nerned,
ongeacht nationkliteit”.
In de practijk betekent dit, dat de Verenigde Staten
van Amerika, wel verre van zich tot een opvoedende taak
te verplichten, zich op personeelsgebied een volledige
vrijheid hebben voorbehouden.
Toch achten wij art. 12 sub d, mits op de juiste wijze
uitgevoerd, niet onredelijk. Een jonge, sedert kort sou-
vereine, staat is uiteraard geneigd op ecpnomisch terrein
de opbouw van een
nationale
economie primair te stellen.
In de financieel-economische doelstellingen der Inter-
Indonesische Conferentie (31 Juli – 2 Augustus 1949,
1)jakarta) wordt deze zelfs genoemd véôr de bevordering
van de volkswelvaart. Het. eerste doel mag echter de he-
reiking van het tweede niet verijdelen. Welvaart komt
van een hoge productie en deze eist o.a. deskundigheid
van het daaraan leidinggevende personeeL De beperking
,,daartoe geschikte
Indonesiërs” is, indien wij goed zijn
ingelicht, aangebraht •op verzoek van de Nederlandse
delegatie. Zij past echter in de van Indonesische zijde
geformuleerde doelstellingen der economische en finan-
ciële politiek. Bevoegde Indonesische autoriteiten, zowel
te Djakarta als in Djogja, hebben trouwens na de souve-
reiniteitsoverdracht reeds te kennen gegeven, dat zij
inderdaad een gedegen opleiding van jonge Indonesiërs
wensen. In beginsel bestaat derhalve’ de mogelijkheid
van een geleidelijke overgang zonder verstoring van
efficiënte productie.
Een initiatief aan ondernernerszijdc.
Toen dan ook eind 1949 tijdens een bespreking op het
Departement van Landbouw & Visserij van Indonesische
zijde w’erd veriocht om een spoedcursus ter opleiding van
Indonesische ëmployé’s, . zegden de ondernemersorganisa-
ties hun medewerking toe, doch verzochten tijd om een
weloverw’ogen plan te kunnen opstellen.
Als gevolg hiervan heeft een dezer organisaties, het
Algemeen Landbouw Syndicaat, waarin de eigenaren
van bergcultuurondernemingen (buiten Sumatra’s Oost-
kust) verenigd zijn, een studiecommissie in het leven ge-
roepen. Deze heeft tot taak na.te gaan, op welke wijze
daarvoor in aanmerking komende Indonesische werkkrach-ten, welke over een behoorlijke basisopleiding beschikken,
in de gelegenheiclzouden kunnen w’orden gesteld,’ zich
op korte termijn doch op niettemin efficiënte wijze te
ontwikkelen tot stafemplové’s op bergcultuurondernemin
gen.
]lfocitijkhcdcn bij de uilaoering.
liet is wellicht ook voor een ruimere kring van belang
kennis te nemen van de moeilijkheden, die men bij po-
gingen tot opleiding van Indonesische hergcultuuremployé’s
ontmoet.
De voornaamste zijn:
Gebrek aan leerkrachten.
Daar de gevestigde instituten (i.c. middelbare land-
bouwscholen) geacht worden niet voldoende leerlingen
af te leveren en bovendien niet snel genoeg, zullen de leer-
krachten voor een ‘bijzondere opleiding dikwijls geen
docenten van professie zijn, doch geheel of gedeeltelijk
onttrokken aan andere werkzaamheden, die doorgaans
op een uieer rechtstreekse wijze aan het ondernemings-
belang ten goede komen (zoals proefstationsarbeid). Bij
de alom betaande personeelsschaarste wordt daarmede
van ondernemers een belangrijk offer gevragd. Het proef-
station in Buitenzorg, dat bij de hier besproken plannen
meer in het bijzonder betrokken is, beschikt over een staf
van 8 academici tegen 13 voor de oorlog.
In het voorgaande ligt reeds opgesloten, dat de directe
bemoeienis van ondernemers met’ opleidingscursussen
als een verschijnsel van tijdelijke aard moet worden ge
zien. Zo spoedig mogelijk moeten de voor,de oorlog be-
staande middelbare landbouwscholen en cultuurscholen
door de Overheid worden uitgebreid, resp. hersteld.
Woningnood.
Lokaliteiten voor het onderwijs zijn wel te vinden,
doch ondeidak verschaffen aan bijvoorbeeld 100 cursisten
in een plaats als Buitenzorg is geen geringe taak. Het
ligt op de weg van de Overheid, hier een helpende hand
te bieden. –
Gebrek aan leei’lingcn.
De buitengewoon snelle ,,nationalisering” van ljet
ambtenarenapparaat onttrekt vele jônge Indonesiërs
met middelhare opleiding aan particuliere werkgevers.
De posities, die zij aanstonds bij de Overheid kunnen be-
kleden, zijn van die aard, dat een daarbij vergeleken
bescheiden begin in liet bedrijfsleven veelal geen aantrek-
kelijkheid meer heeft, nog afgezien van het odium ,,voor
buitenlandse belangen te werken”. 1-let zou wel eens kun-
nen zijn, dat onvoldoende aanbod van capabele candi-
daten een der voornaamste beletselen blijkt voor de uit-
voering van art 12 sub d.
De o,stelling aan het leerplan.
Enerzijds dient men niet op het terrein van de normale onderwijsgelegenheden te komen (i.c. middelbare land-
bouwscholen), anderzijds moet de opleiding van a.s. em-
ployé’s zodanig zijn, dat de efficiency van, het bedrijf er
niet onder zal lijden en de betrokkenen niet later door
beter opgeleidé werkkrachten zullen worden verdrongen.
De financiering.
De voorlopige begroting van een eenjarige opleidings-cursus voor 100 leerlingen wijst met inbegrip van een to- –
lage aan de cursisten ëen bedrag van omstreeks 1′ 300.000
aan of 1 3.000 per leerling. Het ligt in de rede, dat deie
kosten gedragen worden door de toekomstige w’erkgever.
Voor zover de Overheid candidaten aanwijst, zou zij de
kosten moeten dragen en dienvolgens kunnen bepalen,
welke verplichtingen inzake terugbetaling of dienstver-
band de leerlingen daartegenover op zich nemen; geven
particuliere ondernemers cursisten op, dan ligt het «oor
de hand, dat zij (ev’entueel via hun organisâtie) de. voor
hun rekening deelnemende cursisten selecteren en dat de
laatste zich tot een bepaald dienstverband verplichten.
Werkgevei en -nemer (cursist) zouden een regeling kun-
‘nen treffen analoog aan de ioorschotiegeling voor uit-
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
387
zend kosten (kwijtschelding na bepaald aantal (lienstjaren).
rç
ele
i
n
d
e
hieraan enige kracht hij te zetten, zou cle Over-
heid zich kunnen verplichten geen einployé’s van parti-
culiere werkgevers véér afloop van hun contract in dienst
te nemen, tenzij tegen i-estiCutie van het nog uitstaande
studievoorschot.
Ooerhedssieun
of
ood)
,
/
icidsdvo
ng?
Verschillende der opgesomde moeilijkheden zouden
met steun van de Overheid overkomelijk zijn. Aangeno-
men moet worden, dat deze steun metterdaad zal worden
verleend, liet zou immers kortzichtig zijn, indien de
Overheid de uitvoering van art. 12 sub cl geheël aan onder-
nemers overliet, in de veronderstelling, dat zij hen door het
achtei-wege laten van wettelijke voorschriften reeds vol-
doende tegemoet komt. Er zijn omstandigheden denk’-
baar, waarin het voor ondernemers, die bereid zijn in
het algemeen belang een bepaalde taak vrijwillig
01)
zich
te nemen, gunstiger uitkomt wanneer deze taak w’ettelijk
aan allen wordt opgelegd.
Stel, dat evenbedoelde ondernemers dôor een (hypo-
thetisch) gebrek aan stun van de Ovérheicl er niet in
slagen de opleiding behoorlijk te organiseren.. Zetten zij
niettemin, door, om coite que coiite. een keurslijf van
overheidsvoorschriftim te vermijden, dan is , het prac-
tische resultaat, (lat bepaalde ondernemers die
wri
mede-
–
werken, de consequentie van onvoldoenci geschoolde
cultuuremployé’s moeten dragen, terwijl andere onder-
nemers die niet medewerken, volkomen vrij zijn in cle
keuze van hun personeel. Op deze grond mogen ondernemers, die initiatief tonen
hij de uitvoering van art. 12 sub d, ons inziens alle steun
en medewerking van cle Overheid verwachten.
Besluit.
In andere bedrijfstakken zullen deze problemen in enkele
opzichten anders liggen dan in de bergcultures. Ei zijn
gevallen, waar Indonesië nog geen gedegen opleiding kan
bieden, zodat deze in Nederland zal moeten geschieden,
i hetgeen men van ondernenierszi,ide stellig door studie-
beurzen of detachering zal willen bevorderen.
liet geringe aanbod van candidaten met ambitie en
aanleg voor een werkkring in het bedrijfsleven zal ver-
moedelijk allerwegen een remmende factor blijken. Voor
zover dit aanbod er is, kan men overtuigd zijn yan de mede-
werking van ondernemers, ook uit economische over-
wegingen. De nieuwe koersverhouding tussen gulden en
roepia maakt cle uitzending en tewerkstelling van import-
krachten duur; ook het transferrisico zal in de toekomst
zowel bij werkgever als werknemer een woordje mee-
spreken.
Er zullen zich dus in de toekomst mcci’ en meer gevallen
voordoen, waarin de ondernemer, ook al zou de arbeids-
productiviteit voorshands geringer zijn, uit eigen beve-
ging zal trachten Indonesische staatsburgers te benoemen
in functies, die voorheen door uit Nederland aangetrokken
werknemers werden vervuld.
Gezien de voorsprong, die de Indonesiche aspirant-
– employé (vooral uit de categorie waarvoor in Indonesië
een gedegen opleiding mogelijk is) onder deze om$tandig-
heden door economische oorzaken op zijn mededinger
van overzee heeft, kan de Indonesische Overheid, indien
zij enig vertrouwen heeft- in de capaciteiten van haar
onderdanen, de practische uitvoering van art. 12 sub d
overlaten aan de vrije keuze van de Westerse onderne-
mer, die van geval tot geval kosten en baten zal afwegen.
Djakarta,
April 1650.
II. C. BI3LEVELD.
DE ECÖNOMISCHE TOESTAND VAN’
BELGISCH-KONGO EN RUANDA-URUNDI
IN 1949.
Alhoewel het statistisch rnâteriaal, noodzakelijk voor
de beoordeling van de economische toestand van Belgisch-
Kongo, tijdens de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid,
vei’beterd en teveüs vlugger opgesteld werd
1),
zijn over
bepaalde asecten van het Kongolees economisch leven
geen gegevens voorhanden; vele statistieken zijn daaren-
hovén slechts met grote vertraging beschikbaar. Sommige
gedeelten van onderhavig overzicht konden clan ook
-slechts summier worden behandeld. Flet is niet mogelijk
hier meer te geven dan de grote trekken van de economi-
sche ontw’ikkeling.
Productie ea transport.
De heschikbar statistieken, die betrekking’ hebben op
het eerste semester van 1949, laten toe te veronderstellen,
daL het productieniveau zich in 1949 op het hoge peil van
1948 heeft gehandhaafd. De statistieken van de buiten-
landse handel bevestigen overigens dit vermdeden. 1
–
let
industrialisatieproces hield aan; zoals tijdens de voor-
gaande jaren, werden opnieuw’ talrijke nieuwe bedrijven
opgericht.
Ondanks de uitbreiding van het transportapparaat,
waardoor de buitenlandse handel niet mcci’ zo was be-
lemmerci als in 1948, wercl,vanJuli 1949 af de bevoorrading
van het Oosten der Icolonie bemoeilijkt ten gevolge van de
lage waterstand van cle Lualaba. Alhoewel geen beper-
kingen werden opgelegd, heeft men toch, om speculatieve
operaties te voorkomen, de benzinerantsoenering in Kivu
in
g
evoerd.
Buitenlandse handel.
De buitenlandse handel blijft voor het ogenblik nog
steeds de beste weergave van de economische activiteit
van Belgisch-Kongo. Aan de statistieken van dc buiten-
landse handel werd overigens terecht speciale aandacht
get’ijd, zodat cle evolutie, van in- en uitvoei’ beter en meet’
van nabij kan worden gevolgd.
a.
UiWoe,’
Daai’ de officiële hasiswaarde der goederen slechts met
vertraging aan de gestegen wereldprijzen werd aangepast
geven de officiële statistieken van’de uitvoerwaarde geen
getrouw beeld van het verloop van de export
2),
Het
verdient dan ook aanbeveling zich
01)
de statistieken van
de hoeveelheid te steunen. Dank zij zeer degelijke ramingen
van de uitvoei’waarde van de jaren 1936-1938, 1947 en
1948 dooi’ de diensten van de Bank van Belgisch-Kongo
verricht
3), 0
1
)
basis van de conventionele f.o.b.-waarden,
is het echter toch mogelijk de waarde van de export der
laatste jaren te vergelijken.
TA]3EL 1
Uiwoe,’
oan
Belgisch-Kongo
en
Beu’enda-U,’undi.
110e-
Waarde (niln fr)
Inclexeijfers
Jaren’
veel-
.
held
i
1
.
conv.
1
waarde
(1 000
offic.
•_
hoeveel-
(conv.
ton)
stat.
waarde
ij
held
f.o.h.-
waarde)
gem.
l
I
1
1936-’38
1
529
1
2.021
‘2.124
100
100
1947
1
782
–
-J
8.098
41.083
148
1
522 1948
1
637
1
)
110.820
11.169
158
1
526
1949,’)
1
807
2
)
110.967
1
10.967
153 516
‘)
berekend door de Bank van )3elgiseh-Kongo.
‘) geraamde netto-hoeveelheid. Van
1948
af wordt dc bruto- in
plaats van de netto-hoeveelheid door de officiêle statistieken
op-
gegeven. Voor
1948
beliep deze
854.327
ton en
voor 1949 823.565
ton.
‘) voorlopige cijfers.
‘) Zie oi’s artikel’.,,
De
Kongolese economie
in
1948″,
(Kongo-
Overzee,
XV (1949), 3-4, blz. 200).
1)
Zie: De
Kongotese Economie in
1948″,
art.
dl.,
blz.
206.
) Zie:
,,Bullettn Mensuet
d’Informations Gériérales
et Revue
des Marchés da la Banque du
Congo l3elge”,
December
‘1949.
388
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 .Mei 1950
De uitver handhaafde zich in 1949 pratiseh op bijna
hetzelfde niveau als dat van 1948.
Terwijl de uitgevoerde hoeveelheid van sommige goede
ren achteruit ging t.o.v. 1948 (hout en katoen met 9 pCt,
palmpittenolie met 19 pCt, palmpitten en koper met 4 pCt,
diamant met 16 pCt, cobalt met 8 pCt, tinerts met 7 pCt)
en van andere nagenoeg gelijk bleef (koffie, kopal,
zinkerts) is vooral de uitvoer gestegen van rubber (33
pCt), aardnotenolie (80 pCt), palmolie (10 pCt) goud
(27 pCt) en tin (17 pCt)’
De volgende tabel geeft het aandeel van de belangrijkste
uitvoerproducten in de totale uitvoerwaarde weer.
TABEL
II
–
Uitooer acn dc belangrijkste_producten.’
producten
Waarde (in mln Ir)
1936/19381)1
19481)
1949
2
)
240
1.517
1.395
139
1.246 1.164
79
489
562
118 455
.494
Palmpittenolie
260 210
Katoen
…………………..
Aardnotenolie
92
157
Palmolie
…………………..
Koffie
……………………..
Hout
……….. ………
17
,
144
107
Paimpitten
………………..
–
33
633
92
Kopal
………………….
…
8
65
92
Rubber
…………………..
Koper
………………..
566
.
3.097
2.696-
Tinerts
………………..
160
774 913
131
492 .
479
42.0
416
528
Goud
…………………
16
296
481
Cobalt
………………..
Diamant
……………..
58
297
433
Tin
…………………..
Ziokerts
……………..
1.
297 228
‘)f.o.b.-waarden volgens ramingen der Bank van Belgisch-Kongo.
‘) voorlopige cijfers.
Gelet op de uitgevoerde hoeveelheid, blijkt uit deze
tabel duidelijk, hoe dd wereldprijzen van bepaalde goederen
t.ox. 1948 gemiddeld – zijn gedaald (0.a. voor kopal ‘en
palmolie) en gestegen (o.a. voor koffie en cobalt).
Het aandeel van de verschillende landen in de totale
uitvoer is voor 1949 nog niet bekend, ‘daar de uiteindelijke
bestemming van cle goederen, naar Beïra en Lobïto in
consignatie gezonden, nog niet werd vastgestld.
h.
Inooer.
Zoals wij het voorzagen
4)
is de invoer aanziënlijk toe-
genomen t.o.v. 1i48. Zoals na de voFige oorlog neemt de
,invoer van kapitaalgoederen iiderdaad steeds toe
TABEL
III
Inç’ôei aan Belgisch-Kongo en Ruanda- Ui’widi.
Jaren
I1oevee1
heid
.
Waarde
(mln Ir)
I
Indexcijfcrs
ho1-
waarde’
heid
1936-1938
. .
310
1.023
100
100
1947
………..
578
6.453
186
631k
……….
1948
………..
718 ‘)
8.392
232
820
1940 !)
1
871
1)
10.346
281
101f
1)
genaamd netto-gewicht:
bruto-gewicht:
756.329
ton
in1948,
916.830
ton in
1949.
‘)
voorlopige cijfers.
TABEL
IV
–
Inaocr pan de belangrijkste categorieën goederen.
Waarde (in mln Ir)
Rubrieken
1936-1938
1
1948 .
194e
‘)
Machines en werktuigen
.
169
,
1.653
–
2.162
91
1.014
1.380
129
1.139
/
1.321
Voertuigen
………………
Weefsels
………………..
3letadcn en speciale werken
92
1.033
.
1.245
Kledingstukken
………
69
283
334
Schepen en boten
17
‘142
359
Mercerie-arti kelen
eo
ijzer-
38
362
356
waren……………….
45
‘
220
322
Minera]e
oliën
…………..
Gebruikelijke verpakkingen
38
363
262
‘)
voorlopige cijfers.
‘)
Zie:
,,De
,Konslese economie
in 1948″,
art.
cit.,
blz.
210.
Het aandeel van België in de totale importwaarde nam
in 1949 lichtjes toe. Danals aan de Kongolese’riiarkt na
de bevrijding wellicht niet het nodige belang werd ge-
hecht, w’ordt nu niets’ onverlet gelaten om op de Kongolese
markt meer in te dringen. Verdere vooruitgang is dan ook
op ditgebied te verwachten. Vergeleken bij de vooroor-logse periode is de invoer niet meer over zo veel landen
verspreid. , –
TABEL
V
Aandeel in de totale inaoerwaarde in pCI.
Landen
,
1936-19381
1948
149
1)
B.L.E.0.
…………..
….
437
.
37,8
39,3
Verenigde Staten
8,1
30,9
27,8
&root-Brittannië
7,6
10,2
10,5
Zuid-Afrika
……………
1,6
4,5
3,7
‘) voorlopige cijfers.
c.
Handelsbalans.
.
Het voordelig saldo van de ‘hndelsbalans neemt in
1949 door de stijging van de invoer verder af. Gelet op de
te voorziene stijging van de invoer van kapitaalgoederen,
zal het saldo van de handelsbalans zich meer dan waar-
schijnlijk in dezelfde zin blijven bewegen.
TABEL
VI –
. –
Buitenlandse handel aan Belgisch-Kongo en Ruanda-t
.lrncndi.
Waarde (in mln Ir) –
Jaren
Uitvoer
Invoer
Saldo
1936-1938
……………2.124 ‘)
1.023
+ 1.101
.
1947
………………….
1.083 ‘)
6.453
+ 4.630
1948
………………….
11.169 ‘)
8.392
+ 2.777
1949
2)
.10.967
10.346
–
F
621
‘)
ramingen
01)
basis van de conventionele f.o.b.-waarden.
voorlopige cijfers.
11
Financiën.
De, biljetten en munter in omloop zijn, tijdens het afge-
lopen jaar, met 250 mln fr gestegen. Anderzijds nan de scrip-
turale gldvoorraad af bij de Bank van Belgisch-Kongo,
doch aangezien er voor de deposito’s bij de Banque Belge
d’A.frique en de Banque Cormerciale du Congo geen
recente gegevens beschikbaar zijn, kan de totale scripturale
geldvoorracl bij hét einde van het jaar niet worden be-
paald (Zie tabel VII, hlz. 389).
De geldornloop is – alle factoren in aanmerking ne-
mend – niet overdreven te noemen. Overigens, een ge-
deelte van de bainkdeposito’s wordt huiten Belgisch-
Kongo gevormd en Inoet dan ook buiten beschouwing
worden gelaten. Een juiste scheidingslijn trekken is echter,
gelet op de nauwe betrekkingen tussen het Belgisch en
het Kongolees geidstelsel, bezwaarlijk door te voeren.
De toeneming van de goudvoorraad. is voor een groot –
deel te verklaren door de reëvaluatie tegeh de prijs van
56.263,7994 fr per kg fijn goud, teweeggebracht door ‘de
devaluatie. De daling van de deviezenvdorraad staat
zonder twijfel in verband met de vermindering van het
positief saldo der handelsbalans, terwijl het kleinerbe-
grotingsoverschot waarsôhijnlijk invloed heeft uitgeoefend
op de rekening der Kolonie.
De hudgetaire ‘toestand blijft gezond. De gewone be-
groting, voor 1950 vertoont, zoals de voorgaânde jaren, een
positief – zij het dan ook kleiner. – saldo (23 mln r-
tegen 102 mln fr voor de begroting voor 1949). 1-let
buitengewone budget voor 1949 vei’toont een veel grotei’
deficit dais de voorgaande begrotingen (2.509 mln fr tegen
989 mln
f1′
in 1948), doordat het begin van uitvoering
van het tienjai’enplan ei’ reeds in tot uiting komt.
Dank zij dezeiverhoogde ci’edieten konden aldus in
1949 helangi’ijke Openbare werken worden uitgevoerd,
inzonderheid de haven in stallaties worden verbeterd en
uitgebreid en verschillende bruggen wordeh aangelegd.
‘
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
389
TABEL VII
–
Voornaamste’ balansposten van de Bank can Belgisch-Kongo.
.
(in min fr)
de
Banktegoed
Wissels
oi)
F
Credieten
015
zicht
Datum
Goud
f
Kolonie, Belgie 1 Biljetten en
io vreemde
.
en het.
niumiten
1
–
deviezen
Ii
buitenland
in omloop
1
Verschillende
Kolonie
30- 6-1938
106
286
30- 6-1939
170
.
262
31-12-1947
746
1.822
811
31-12-1968
…….
865
1.551
9
527
8)
31-12-1949
1.115
1.123
1)
424
8)
‘) hanktegoecl in het ijuiteniand.
–
–
t)
hanktegoecl in Belgie.
De totale investringen, inclusief de private investerin-
gen, mogen op 5 h 7 rnrd fr worden geschat.
Prijzen.
De stijgende tendens van het indexcijfer der levens-
duurte – enig officieel indexcijfer – bleef in 1949 aan-
houden. Vooral de toeneming tijdens het eerste k
2
wartaal
w’as gevoelig: van 249
oiS
1 Jaiivari 1949 tot 258 op 1
April 1949. Deze stijging bracht overigen, ingevolge
aangegane overeenkomsten, een vermeerdering der be-
zoldigingen van de , ambtenaren mede van 5 pCt van
1 April 1949 af. ..
Algemeen indezcijer der lee’ensduurte (1
Juli 1935
100).
1/1/48 1/4/48 1/7/48 1/10/48 1/1/49
114/49
1/7/49 1/10149 1/1/50
233
239
243
249
240,
258
260
261
263
De afschaffïng der prijseontrôle, verwezenlijkt door liet
decreet van ,11 Augustus 1949, blijkt geen invloed op het
prijsniveau te hebben gehad. De provinciegouverneurs blij-
ven evenwel de macht behouden om maximumprijzen
op te leggen. Ook de devaluatie van 26 September 1949
blijkt toL nog toe de prijzen van de corisumptie-ai’tikelerm
niet nddelig te hebben beïnvloed.
Besluit.
‘
De economische toestand bleef in 1949 gunstig evolsieren.
De vermindering ‘van het positief saldo van cle handels-
balans moet, gelet op cle grote en gewettigde invoer-
behoefte aan kapitaalgoederen, geen aanleiding tot ongerustheid. De betalingsbalans, waarbver evenwel
geen systematische gegevens beschikbaar zij n, vertoont
blijkbaar een boni. De Kongolese economie heeft zich ten
andere tot’nog toe goed aan de overgang van verkopers-
naar kopersmaikt en de daarmee gepaard gaande slechter wordende ruilvoet evenals aan de gevolgen van de deva-
luatie kunnen aanpassen. Men mag dan ook verwachten,
zoals Gouverneur-Geneal E. Jungers zulks deed in een
op 18 Juli 1949 te Leopoldstad gehouden rede ,,que
l’économie congolaise ne suhira pas, sauf événements
extérieurs imprévisibles, cle bouleversement réel dans un
avenir rapproché”
5).
Meeheleti.
Dr si: VAN MEERI-TAEGHE.
‘) Discours do Gouverneu-Genéra1
E.
Jun’gess, Conseil de Gou-
vernement du Congo Beige, 1949.
DE FINANCIËN
‘.VAN HET COMMUNISTISCHE CHINA.
Nu de post uit Peking weer geregeld begint door. •te
lcomen, is het mogelijk een beeld te krijgen van de Chinese
begroting over 1950 en de problemen, die daaraan zijn
verbonden.
In de afdeling economie van liet maandblad Nieuw-
China (Flsin-hua yüeh-k’an) van 1 Januari 1950 staat
hierover een aantal artikelen, voor een grootS deel over-
genomen uit cle dagbladpers, en véelal door aanzienlijke
regeringspersonen geschreven. . –
179378
470
–
249
300
527
–
6.424
1.844
6.287
2.863
8.449
2.168
.
7.746
2.612
7.510
.
2.422
‘
6.665
2.138
Een van,de belangrijkste is een artikel van de Minister
van Finandiën, Po I-p’o..
1-let iiierkwaardjgste feit omtrent de gepubliceerde ge-
gevens is,
•
dat nergens totaalcijfers worden gegeven,
slechts worden percentagegewij ze getallen genoemd.
Deraming van de uitgaven luidt:
Militaire uitgaven
…………………………..
‘ 38,8 pCt
Bestuurskosten
…………………………….
21,4 pCt Kapitaalinvesleringen in Landshedrijven ………..
23,9
pCt
Cultwij-, onderwijs, gezonclheidswezen …… ……..
.4,1 .pCt
Subsidie aan locale besturen …………………..
2,3
pct
Rente en aflossing leningen ……………………0,•l oCt
Algemene voorzieningen ……………….
…….
9,4
pCt
100
oct
Daartegenover worden de volgende inkomsten geraamd:
Grondbelasting .
…………………………..
41,4 pCt ‘) Divrrse (stedelijke) belasttngen
……………….
38,9 pCt
Bcclrijfsbelasting
……………………… ….
.17,1
oCt
Liquidatie van voorraden …. . ………………..
2,4
pCt
Andere inkomsten …………………………
0,2
oCt
100
pCt
‘) In de vorm van een deel van de oogst, dat moet worden
afgestaan.
In de toelichting hierop wordt verklaard, dat inderdaad
het percentage der militaire uitgaven (38,8) nog steeds
zeer hoog is. Dit is echter een on’vermijdelijke noodzakelijk-
heid, aangezien liet een allereerste vereiste is, de Över-w’inning in de strijd te stabiliseren. Van de bestuursuit-gaven is een belangrijk deel bestemd voor voorschotten’
aan locale autoriteiten, uitgaven voor de eerste termijn
van het militair bestuur van de pas bezette gebieden,
transportkosten voor de’ finanbiële administratie etb.,
in wezen evenzeer uitgaven, die met de oorlog verband
houden.
De basis van de ontwerp-begroting is cle oorlogstoestand
en consolidatie van de overwinning. Onder deze omstandig-
lieden, redeneert de Minister, valt het percentage van deze
uitgaven niet hoog te noemen. Van andere kant, door
Maarschalk Li – Chi-shen, is de Regering zelfs geprezen,
dat zi,j em-in is geklaagd dit percentage zo laag te houden
omdat onder het bewind van de Kuomintang de militaire
uitgaven soms 80 pCt van het budget uitmaakten. –
Ook de post hestuurskosten, geeft de Minister van
Financiën toe, is zeer hoog. Een aanzienlijk deel daarvan
is bestemd voor salarissen van leerkrachten hij het open-
baar onderwijs, zowel als diverse uitgaven vooi- de open-
bare diensten. Als reden, waarom deze post dermate is
gestegen,- wordt opgegeven liet feit, dat men verplicht is
ook de soldaten en onderwijzers, die vroege!’ in dienst
waren, van levensonderhoud te blijven voorzien. Op deze
wijze heeft men naar taxatie in 1950 een totaal aantal
âmbtenaren en militairen, groot 9.000.000, d.w.z. 2 pCt
van cle gehele bevolking, dat aan liet productie-apparaat
is onttrokkdn. De autoriteiten beseffen zeer wel, dat dit
een grote last is voor ,de volksregei-ing, waarvan de onver-
– mijdelijkheid ephter moet worden aanvaard. Gehoopt
wordt, dat deze mensen binnen één k twee jaar hersehoold
kunnen worden en ingeschakeld bij het produetieproces,
zodat de lasten voor de’ Overheid verminderen.
1-loewel dus de posten militaire- en bestuursuitgaven
390
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 Mei1950
GO pCt van de begroting uitmaken, is de levensstandaard
vah militairen en ambtenaren uiterst laag. De Regering
spoort hen echter aan dit nog enige jaren te verdragen
terwille van de consolidering der overwinning en opvoering
der productie.
Bij het percentage voor de kapitaalinvesteringen wordt
aangetekend, dat hoewel het niet hoog is, men daarover
onder oorlogsomstandigheden toch niet ontevreden mag
zijn. De enorme taak, waarvoor de nieuwe Regering zich
geplaatst ziet, blijkt uit de opgave, dat sedert 1937, het
jaar waarin de oorlog met Japan op grote schaal feitelijk
begon, de economische achteruitgang, volgens haar eigen
taxatie, meer dan 50 pCt bedraagt. Dit is een globaal
getal, dat de gehele linie betreft: landbouw, industrie,
Spoorwegen; grote natuurrampen, zoals watersnood en
droogte, hebben daartoe ook in aanzienlijke mate bijge-
dragen. Ondanks de grote armoede van het land, iiioet
toch worden gestreefd naar herstel van het ccononiiscli
potentieel.
De post voor culturele doeleinden etc. wordt inderdaad
laag genoemd, al moesten daarbij feitelijk de onderwijzers-
salarissen worden opgeteld, die in de post bestuurskosten
is verwerkt.
De oorlogsomstandigheden worden ook hier ingeroepen
om deze post in zijn geringe omvang toch te doen appre-
ciëren.
Bij de bespreking van de inkomsten dor Regering maakt
de Minister van Financiën zijn verontschuldigingen, dat
een zo hoog percentage van de inkomsten der Regering
wederom van de plattelandsbevolking moet komen. Dat
deel van de bevolking heeft ih de afgelopen jaren zeer
grote bijdragen geleverd in mankracht en geld, waarvoor
men het grote dank is verschuldigd. Dc vroeger reeds
bevrijde gebieden alléén brengen reeds 21 pCt van de
landbouwproductie op. hoezeer de Minister het ook he-
‘treurt, toch kan onder cle tegenwoordige omstandigheden
de belatingdruk niet worden verminderd. –
De stedelijke directe belastingen kunnen echter in
begirsel een groter deel van de inkomsten der Regering
opbrengen. Als grote hinderpalen staan hiervoor echter
voorlopig in de weg het feit, dat enerzijds sedert debe-
vrijding het economisch leven in de steden zich veelal
nog niet voldoende heeft hersteld, anderzijds, dat er groot
gebrek aan geschoolde arbeiders bestaat. Onder deze be-
lastingen zijn er verschillende, die op de consument
kunnen worden verhaald, zoals zoutbelasting, douane-
rechten, omzetbelasting, slachtbelasting, etc. 1-let meren-
deel der consumenten bestaat uit heren; teneinde dit
enigszins te redresseren, zo verklaart de Minister, zullen de obligaties der (gedwongen) lening in hoofdzaak in de
steden moeten worden geplaatst.
Tenslotte spoort de Minister de gehele bevolking tot
zuinigheid en efficiëntie aan, teneinde de •begroting reëel
te doen worden, en dé lasten geduldig te dragen. Er bestaat
nl. een groot begrotingstekort, waaromtrent de heer
Ch’en-Yün, vice-president van de bestuursraad en anderen
in artikelen in hetzelfde nummer van genoemd tijdschrift
enige mededelingen doen.
De uitgaven der Regering worden nl. volgens de raming
slechts voor
81,3
pCt door de inkomsten gedekt. Voor een
deel, 38,4 pCt zal in dit tekort worden voorzien door uit-
gifte van een obligatielening totaal groot ca U.S. $ 200
mln (volgens buitenlandse schatting); de rest van het
tekort zal door uitgifte van papier worden gedekt.
Indien dit bedrag juistis,’kari men zich enig denkbeeld vormen van de bedragen op de begroting. Op deze wijze
kan men dus van 18,7 pCt (100 – 81,3) 38,4 pCt =
bijna 7,2 pCt van de begroting dekken, hetwelk dus on-
geveer U.S. $ 200 mln zou bedragen, d.w.z. 1 pCt der begroting is ongeveer U.S. $ 28 mln, liet totale tekort
zou dus ruim U.S. 8.500 mln bedragen op een begroting
vaii ongeveer U.S. 8-2 mrd. –
Uiteraard brengt deze met1ode van financiering inflatie
en prijsstijging mede, die in dc
100
1
3
van 1949 zich reeds
duidelijk hebben afgetekend.
In Api’il was hét prijspeil reeds met 100 pCt gestegen,
in Juli opnieuw en nogmaals met een zelfde perceiltage in
Octohet, nadat in de twee voorafgaande maanden enige
stabilisatie was ingetreclen.
Openlijk verklaarden de autoriteiten, dat de sterk ver-
meerderde bankbiljettencireulatie daarvan dé oorzaak was.
liet begrotingstekort, dat daaraan ten grondslag ‘ligt,
is verooizaakt door de voortgaande militaire maatregelen
-en het grote lger van militairen en ambtenaren,’oorspron-
kelijk ongeveer zeven millioen, doch in de loop van dit
jaar waarschijnlijk ongeveer de bovengenoemde negen
millioen.
Zich hewust van cle onvermijdelijkheid van de prijs-
stijging, stelt de Regei’ing zich ten doel, die stijging zo
geleidelijk mogelijk te doen plaatsvinden, dooi’ geregeld
voorraden naar de grote steden te zenden, teieinde specu-
latie tegen te gaan.
ZD
Opvoering van de productie, vooral in de nieuw bezette
gebieden, is het parool dci’ Regering. Daartoe zullen ook
op grote schaal soldaten bij de landbouw worden inge-
schakeld.
Een radicale oplossing van de moeilijkheden wordt
echter niet aanstonds verwacht en zal enige jaren in bslag
nemen. De inmiddels uitgebroken hongersnood, alsmede
de raids en bombardementen van Chiang Kai-shel’s
strijdkrachten, züllen de moeilijkheden aanzienlijk hebben
doen toenemen.
De overwinningslening zal overigens, volgens de officiële
mening, enige mate van prijsstabilisering te weeg brengen.
1-let is nl. in wezen een gedwoi\gen lening, die aldus
enigermate als geldzuivering moet werken. Het bedrag
wordt niet in geldeenheden uitgedrukt, slechts 200 n1illiöen
,,delen” zullen worden uitgegeven. Daarvan moeten in
1950 worden geplaatst in
Oost-China
……………
45.000.000
Centraal- en Zuid-China
:30.000.000
Zuidwest-China
…………
7.000.000
Noord-China
…………..
15.000.000
Noordwest-China
…………
3.000.000
100.000.000
De tweede tranche zal in-1951 worden uitgegeven. De
lening heeft een looptijd van 5 jaar en draagt 5 pCt rente.
De prijs der obligaties wordt vastgesteld door de Chinese
Volksbank, drie maal per maand: Zij is gelijk aan die van
6 kilo rijst (in Tientsin, een soort gerst), anderhalf kilo
tarwemeel, vier voet witte stof of zestien kilo houtskool.
Voor de berekening hiervan peemt men een ,,weighted
avei’age” van de groothandelsprijzen in Shanghai, Tièntsin,
Hankow, Singan, Canton en Ch’ungking; de vermenig
vuldigingsfactor vooi’ deze steden is respectievelijk:
45, 20, 10, 10, ‘5 en 10.
De obligaties zijn in coupures van 1, 10, 100 en 500 delen.
De eerste uitloting zal plaats hebben op 31 Maart 1951,
wanneer 10 pCt zal worden afgelost. In de navolgende
jaren 15 pCt, 20 pCt,’ 25 pCt en 30 pCt. Het bedrag der
aflossing voor iedere obligatie wordt wederom vastgesteld
door de Chinese Volksbank. De obligaties mogen niet als ruilmiddel worden gebruikt’
noch als onderpand voor beleningen bij de banken; er
mag voorts niet in worden gespeculeerd.
Een groot probleem is voorts de plaatsing der obligaties;
de praktijk heeft uitgewezen, dat die met zeer grote moei-lijkheden gepaard gaat.
Hoewel het in het algemeen
rkiet
de bedoeling is, dat
het platteland aan de lening deelneemt, zijn daarop uit-zonderingen mogelijk, zoals eventuele bedrijven en be-
drijfjes, welgestelde oud-ambtenaren etc.
Of het de Regering zal gelukken haar programma in-
zake de financiën ten uitvoer te brengen, staat te bezien.
Peisberichten getuigen van grote weerstand. bij de
17 Mci 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
391
stedelijke bevolking, die een naar hun gevoel te groot deel
der lening moet opnemen. De catastrofale hongersnoden
en dc raids van Chiang iÇai-shek’s strijdkrchten
01)
de –
kust, tonen evenwel, dat cle Regering niet ten onrechte
van een oorlogstoestand is uitgegaan bij haar berekeningen.
Djakarta.
M.
H. v. d. VALK.’
INGEZONDEN STUK.
OMZEFDELASTINO – EN DE coNounREsTtEvERieoun!NG1SN
IN DE )iOUVNiJVERIIEIt).
De Nederlandse Bond van Bouwondernemers te
‘s-Gravcnhage schrijft ons:
1-let heeft de opmerkzaamheil getiokkeii, dat Drs
P. A. Eterman in zijn artikel Omzetbelasting en de
concurrentieverhoudingen in de bouwnijverheid” op-
genomen in ,,Economisch-Statistische Berihtén” van
7 December 1949, No 1700, juist aan de vraag, welke
primair in de aanhef gesteld wordt, al.
verricht een’ beton-.
fabrikant – in verband met het bepaalde in artikel 2,
eerste lid, no 2, letter e i
,
an het Besluit op de Omzet-belasting 1940 – tei zake van het beschikken over zelf-
vei\
r
aai
:digde betononderdelen ten behoeve van het door
hem aan zijn opdrachtgever op te leveren gebouw een
levering in de zin vah dit besluit, niet die aandacht heeft
hesteëd, wçllce zij vanwege dë in dit artilcel neergeschreven
gevolgtrekkingen alleszins verdient. In het betoog van de
geachte schrijver wordt er nI. van uitgegaan, dat de heffing
van de omzetbelasting ten aanzien van de bouw uit ge-
normaliseerde onderdelen op eenzelfde wijze dient plaats
te hebben als bij cie traditionele bouw in liet bouwbedrijf.
Het is echter zeer de vraag, of de zgn. montagebouw,
indien hij door een betonfabrikant wordt verricht, voor de
toepassing van eeider genoemd Besluit met de traditionel bouw gelijk te stellen is en derhalve ook als een oplevering
van onroerend goed is aan te merken, liet antwoord op
deze vraag is ni. . bepalend voor de al dan niet toepasse-
lijkheid van de te berde gebrachte bepaling van letter e
van hogergenoemd artikel van het Besluit op de verrich-
tingen van de zelf monterende hetonfabrilcant. Hçt gaat
in eerste instantie dan ook om het antwoord op de vrâag,
of de zelf monterende fabrikant van betononderdelen
ingevolge de bestaande bepalingen liet op de grond van een
ander gemonteerde gebouw als een werk in ohroerende
staat c.q. als een werk in ioerende staat oplevert.
Ter uitvoering van de tussen de betonfab’rikant en de eigenaar van de giond gesloten overeenkomst van aan-
neming van werk, worden de door eerstgenoemde vooraf
in zijn fabriek pasklaar gemaakte betononderdelen geleide-
lijk op de grond van de ander aangebiacht, waarbij dan
de gebezigde betononderdelen aan de eigenaar van de
grond door natrekking overgaan. I-Ioewel hier geen eigen-
domsoverdracht, doch een eigendomsovergang dor n-
trekking aanwezig is, behoeft dit nog niet een, dienst in
de
zul
van het Besluit te zijn.
Ofschoon het in onderdelen op d grond van een op-
drachtgever aangevoerde en vervolgens aldaar in elkaar
gezette gebouw niet als roerend goed in de handel is wil
liet ons niettemin voorkomen, dat de heffing van de om-
zetbelasting hier ingevolge de bestaande bepalingen zal
kunnen geschieden als werd zulk een gebouw in rderende
staat opgeleverd. Immers, anders dan ‘bij’de traditionele
bouw ivordt het geheel in pasklare onderdeln op de grond
van de opdrachtgever aangevoerde gebouw eerst bij zijn
gebruik onroerend. Dit brengt ‘evenwel niet met zich, dat
de heffing van de belasting kan geschieden als werden
deze in de bedrijven van de betonfabrikant pasklaar
gemaakte gebouwen in onroerende staat opgeleverd.
Integendeel, zij worden evenals uit genormaliseerde onder-
delen vervaardigde directieketen, tuin- en kampeerhuisjes, stalen gebouwtjes, loodsen, garageg e.d. naar onze mening
in roerende staat geleverd, zodat van montagebouw door
een betonfabrikant de heffing van de omzetbelasting als
van roerende goéderen zal moeten plaatsvinden.
Dienovereenkomstig is de zelf monterende beton-
fabrikant omzetbelasting verschuldigd ter hoogte van drie
ten honderd van de aannemirigssom, ,indien opgeleverd
aan een ondernemer en is hij 6 pCt omzetbelasting ver-
schuldigd, indien opgeleverd aan een niet-ondernemer.
Daaren tegen is de traditionele bouwondernemer ongéach t
de kwaliteit van zijn opdrachtgever wegens de oplevering
van een. werk in onroerende staat steeds 3 pCt omzet-belasting verschuldigd over de verkregen vergoeding.
In bepaalde gevallen, nl. indien ten behoeve van het
bouwwerk wordt beschikt over zelfvervaardigde, als
roerende goederenin de handel zijnde,onderdelen, is deze
bouwondernemer alsgevolg van het bepaalde in letter e
van artikel 2 tevcns 3 pCt omzetbelasting verschuldigd
van de aan deze onderdelen wettelijk toe te kènnen prijs.
Voorts lijkt ons de bewering van de geachte schrijver,
dat de gecumuleerde omzetbelasting bij de zelf monterende
betonfabrikant en traditionele metselbouw practisch
dezelfde (absolute) druk uitoefent, niet juist. Alle uitgangs-
‘grondstoffen, welke voor de twee bouwwijzen nodig zijn,
hebben niet dezelfde aard en hetzelfde karakter, liet is
overigens de vraag, of cle druk van cle gecumuleerde he-
lasting bij de zelf monterende betonfabrikant en de traditio-nele betonbouw wel in alle gevallen Uezelfde absolute druk
uitoefent.
Ook moge er op worden gewezen, dat de strekking van
de gewijzigde Resolutie, dd. 16 April 1942, no 111, is,
dat heffing van omietbelasting op grond van art. 2, eerste
• lid, no 2 letter. e, hij oplevering ‘van een werk in onroe-
rende staat aan ondernemers, eveneens achterwege dient
te blijven in die gevallen, waarin de goederen, over wellce
ten behoeve van onroerend goed wordt beschikt, gewoon-lijk door de vervaardiger zelf worden aangebracht aan het
onroerend goed. De zelf monterende betonfabrikant zou,
indien hij, zoals de geachte schrijver veronderstelt, doch
dezcrzijds wordt bestreden, geacht moet worden een werk
in onroerende staat aan een 6ndernemer op te leveren,
wegens het beschikken over zelf vervaardigde beton-
onderdelen o. i. alleen dan omzetbelasting verschuldigd .zijn, indien de betreffende betononderdelen in roerende
staat in de handel zijn en gewoonlijk
niet
door de beton-
fabrikant zelf’aan onroerend goed worden aangebracht.
Bij oplevering aan niet-ondernemers kan evenwel geen beroep op de vrijstelling van deze gewijzigde Resolutie
worden gedaan.
Ten aanzien van de gesignaleerde ongelijkheid in de heffing van de belasting van de houten modellen bij de
betonfabrikant en de bekistingen van de traditionele
betonbouwer wordt opgemerkt, dat in beginsel alle vormen
van aanwending door een fabrilcantvan goederen uit zijn
bedrijf vallen onder de werking van artikel 3, letter f.
Nochtans is wel gebleken, dat deze bepaling niet op het
voor bedrijfsdoeleinden beschikken over goederen, welke
de fabrikant niet zelf heeft vervaardigd met de bedoeling
zich op die wijze goederen te verschaffen, welke hij anders
van elders zou moeten betrekken, betrekking heeft.
Van de traditionele betonliouwer zal uiteraard toch
moeilijk kunnen worden gezegd, dat deze de benodigde
bekistingen vervaardigt met het vopropgezette doel om
ze niet als roerende ,,productiemiddelen” van andere
ondernemers behoeven te betrekken. Verdei’ wijken de
vervaardigingswijze en zij l)et dan •in mindere mate –
het gebruik van de houten modellen van de hetonfabri-
kant nog al wat van die van de hekistingen van de traditio-
nele betonbouw af.
Indien het hij de Tweede Kamer thans in behandeling
zijnde wetsontwerp ,,Verhoging en technische wijziging
van de omzetbelasting” wordt aangenomen, dan zal als
gevolg van d&wijziging van letter f van artikel 2 de beton-
fabrikant naar onze mening over zijn zelf vervaardigde
–
392
‘
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17. Mei 1950 –
houten ‘node1len eveneens geen omzetbelasting meer ver-
schuldigd zijn. –
Wij menen, dat aan de bezwaren van de montage-
bouw, gegrond op zekere ongelijkheid in de heffing van de,
ometbelasting, niet die betekenis voor het veroveren van
de markt in de bouwnijverheid mag worden toegekend,
als de geachte schrijver het in zijn artikel wil doen voor-
komen. –
lYaschi’ift.
Uitgaande van het standpunt, dat op dit ogenblik door
de Minister van Financiën wordt ingenomen, dat ter zake
van- het beschikken over zelf vervaardigde onderdelen
voor -de montagebouw omzetbelasting versôhuldigd is,
heb ik mij er niet zozeer op toegeled de juridische juist-
heid van dit standpunt te bestrijden, doch heb ik voor-
namelijk de economische bezwaren aangevoerd, welke
tegen dit standpunt bestaan. De juridische argumenten
van de Nederlandse Bond van Bouwondernemers tegen deze
berekening der omzetbelasting neem ik gaarne over, doch
zij’worden tot mijn spijt tot nu toe blijkbaar door de
‘Minister niet op volle waarde geschat.
Wat betreft de gelijke druk der gecumulèerde omzet-
belasting hij cle traditionele metselbouw en de beton-
montagehouw’ moge ik ei’ op wijzen, dat niet zozeei’ de
aard der grondstoffen, doch het aantal en de aard der
markten, via welke deze bij de uiteindelijke verwerker
komen, bepalend is voor het bedi-ag der gecumuleerde
omzetbelasting. De zeer geringe verschillen, die hiér mogen
bestaan, tasten niet mijn bewering aan, dat, van- deze
zijde geen compensatie voor de hetonmontagebouw is te
verkrijgen.
Dat ei- technische verschillen bestaan tussen de traditio-
nele betonhekistingen en de bij de vervaardiging ,van ge-
irefabriceerde bet9nelementen voor montageb,ouw ge-
bi’uikte houten modellen, doet niet af ‘aan het feit
;
dat het.
in beide gevallen niet mogelijk is en althans iiiet gebruike-
lijk, om deze door derden te laten. vervaardigen. Een
verschil in heffing der omzetbelasting tussen deze beide
werkwijzen heeft dan ook geen economische grond.-
Kampen.
–
Drs P. A. ETERMA4.
AANTEKENING.
1-JET VERLOOP DER INDUSTR.L&LISÂTIE
Men schrijft ons:
lIet wordt langzamerhand steeds ‘meer gemeen goed,
dat verdere industrialisatie voor ons.land noodzakelijk is,
teneinde een bestendiging van de werkgelegenheid op
hoo iiveau te waarborgen.
De, meeste ouders in ons land weten nu, dat de toekomst
vah hun kinderen voor een belangrijk doel afhangt ‘van het
slagen der industrialisatie De militairen, die uit Indonesië
terugkeren, beseffen of zullen gaan beseffen, dat hun
toekomstmogelijkheden grotendeels bepaald wôrden dooi’
de mate van verdere ihdustrïalisatie. En ook de jongeren,
die de school gaan verlaten en op het punt staan in hét
arbeidsproces te w’orden bpgenomen, hebben geloord of
zullen ondervinden, dat hun toekomst kan staan of vallen
met het welslagen van de industrialisatie. In het licht hiervan behoeft het geen verwondering te
wekken, ‘dat in steeds breder lagen van onze be\olking
belangstelling ontstaat voor de vi’aag, hoe de industrïalisa-
tie verloopt. Is de ontwikkeling in dit opzicht gunstig en
kan de toekomst met vertrouwen wordën tegemoet gezien? Of zijn er redenen voor bezorgdheid?
lIet is de verdienste vai’i de rede, die de heei Winsemius,
Directeui–Genei’aal ijooi’ cle Industrialisatie, op 23 Fe-
bruari jI. heeft gehouden vooi’ hetDepartement Rottei’dam
van de Nedei’landse Maatschappij voor Nijverheid en
Handel, dat hierin op bovenstaande vragen, althans ten
dele een antwoord wordt gegeven. Wanneer men, aldus de
heer Winsemius, uitgaat van een gelijk gemiddelde voort
de gewenste industriële investe’ingen gedurende ieder der
jaren tot. midden 1952, dan bedroeg de realisering in 1948,
1949 en het tweede halfjaar 1949 resp. 78 pCt, 92 pCt en
bijna 100 pCt. ,,Dooi’ aan mintens 60.000 arbeiders additio- –
neel werkgelegenheid te verschaffen, heeft de industriële
sector gedurende de laatste anderhalf jaar het ‘haar toe-
gewezen aandeel ruim genomen. Hetzelfde is vrij stellig
het geval met de vei’groting van de industriële productie,
welke vergeleken met 1948 zeker een stijging van ca 10 pCt
liet zien”. – –
De ontwikkeling tot dusverre kan derhalve niet onbe-
vredigend worden genoemd. Vraagt men zich af, hoe de
heer Winsemius de toekomstige ontwikkeling der industria-
lisatie beoordeelt, dan is hierover in zijn rede – getiteld
,,De industiialisatie gecurende het afgelopen jaar” – nog
het volgende te vinden. ,,Slechts voor het eerste. halfjaar
1950 kan worden gezegd, Oat het niet onwaarschijnlijk is,
datde industriële investeringen niet beneden het, niveau
van het laatste halfjaar 1949 zullen liggen”. En voorts:
de realisatie van de industriële investeringen ver-
schaft de bevestiging van de mening van de dinister van
Economische Zaken, (dat het) van te weinig vertrouwen
in de krachten, die in ons volk aanwezig zijn, blijkt (geeft),
indien men het einddoel hij voörbaat onuitvoei-baar ver-
klaai’t”. – –
1-let is de bedoeling hier in het kort na té gaan, in hoe-
verre de beschikbare gegevens bij verdere ahalyse enig
meerder houvast kunnen geven met betrekking tot de
naaste toekomst.
Wanneer men nagaat, welke gegevens voor dit onderzoek
nodig zouden zijn, dan blijkt, dat op dit gebied tot dusver
w’einig cijfers zijn verzameld resp. gepuhliceei’d.
In de eerste plaats zou het nodig zijn over een sta-
tistiek te beschikken, welke een inzicht geeft in de investe-‘
ringsplannen zowel voor de industrie in haar geheel als
per industrietak, hijv. voor het jaar 1950. Zodanige gege-
vens zijn\
tot dusver niet in ons land gepubliceerd;
in de t’,ijeede plaats zou nageaan moeten worden,
in welke mate in totaal en per industriet.k tot uitvoering
van industriële investeringsplannen wordt overgegaan.
Met- andere woorden: voor welke bedi’agen bestelt de in-
dustrie bijv. van kwartaal. tot kwartaal investeringsgoe-
deren, hetJij in ht binnenland hetzij in het buitenland.’
Ook gegevens hierover zijn in ons land niet gepubliceerd.
Zo zou bijv. uit de,afggeven invoervci-gunningen voor
investeringsgoederen met iidustrile bestemming een
index samengesteld kunnen wordén, aangevend het verloop
van de hedi’agen, welke voor dit doel in het buitenland
zijn of worden.geplaatst. Dat uit dergelijke gegevens slechts
een min of meer betrouwbare index eq niet een volledig
hdeld van bet verloop der bestellingen in het buitenland
kan worden verkregen, houdt verband met de omstandig-
heid,, dat, hlijkns de pi’actijk, geenszins alle afgegeven
invoervergunningen ook inderdaad tot bestellingen in het
buitenland ‘leiden. ,
Voorts zoti uit het verloop van de ordeportefeuille van
bijv: machinefabrieken, voor zover deze betrekking heeft
op bestellingen van de industrie, een indruk verkregen
kunnen w-ordén van cle bedragen, welke de industrie aan
investeringsgoederen in het binnenland bestelt. Eeii der-
gelijke. enquête bestaat hier te lande echtei’ nog niet;
tenslotte zou nagegaan moeten worden, in welk
temo de industi’ialisatie zich realiseert, cl.w.z. voor welke bedragen de industrie investeringsgoederen uit binnen- en
buitenland heëft ontvangen.
Wat betreft de afleveringen c.q. ontvangsten van inves-teringsgoederen uit het binnenland, kunnen hoogstens aan
de hand van het gepubliceerde materiaal schattingen ge-
maakt worden met betrekking tot liet totaal bedrag, dat in een zekei’e periode aan investeringsgoedei’en akn de
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
industrie is afgeleverd; een splitsing van dit bedrag over
de afzonderlijke bedrijfstakken, waarvoor deze investerings-
goederen bestemd zijn, is helaas niet mogèlijk.
liet meeste houvast – en voor ons onderzoek per be-
drijfstak zelfs het enige houvast – geven de cijfers van de
invoerstatigtiek van het CBS., zij het ook, dat hieruit
alleen schattenderwijs een totaalbeeld kan worden samen-
gesteld, terwijl een splitsing naar bedrijfstakken, waarvoor
de ingevoerde investeringsgoederen bestemd zijn, slechts
ten dele mogelijk is.
Beziet men het zgn ,,industrialisatieschei’na” vooi’ de
périodd van 1 Ja’nuari 1948 tot 1. Juli 1952, dan blijkt –
wanneer men de openbare nutsbedrijven buiten beschoii-
ving laat -, dat het in het bijzonder de metaalnijverheid
en, de chemische nijverheid
(mci.
de aardolie-industrie)
zijn, waarvan verwacht wordt, dat zij een belangrijk aan-.
deel in cle industrialisatie voor haar rekening zullen nemen.
.E-Ielaas zijn alleen t.a.v. de metaalnijverheid gegevéns
in de invoerstatistiek van het CBS: te vinden, welke een indruk kunnen geven van het verloop van de industriali-
satie van deze tak van nijverheid, gemeten aan het verloop
van de ingevoerde investeringsgoedoren.
TABEL 1.
Inc’oer Qan mechanisch aan gedreQen gereedschapsn’erktuigen
000r inetaalbewerking
1)
1948
1969′
(in mln gld)
Ie
kwartaal
…………………….
13,0
13,0
2e
.
…………………….13,9
30
10,1
,
……………………..’ii,’!
0
8,9
,,
……………… ……
..’10,2
‘10,6
Totaal
………………………….
48,2.
42,6
‘)
Statistiekposten nos
849001
W
t/til
848005.
liet leeuwendeel
van cle onder dcce posten geregistreerde invoer is voor cle metaal-
industrie bestemd.
Bovenstaatide, cijfers geven een dalende tendentie te
zien. Deze daling geeft te meer aanleiding tot bezorgdheid,
aangezien aan de invoer van investeringsgoederen voor
TABEL
li
t
InQoer van inachnes
de metaalindustrie steeds een hoge prioriteit is verleend, zodat de daling in 1949 niet of nauwelijks aan mogelijke
invoerbeperkende maatt’egelen kan worden toegeschreven.
‘In hoeverre deze daling verklaard kan worden door even-
tueel toegenomen leveringen van de binnenland’se machine-
industrie kan niet worden nagegaan’.
Voor de chemische industrie zijn geen gegevens be-
schikbaar, doch wie zijn oor te luisteren legt kan niet aan
de indruk ontkomen, dat ook in deze tweede bedrijfstak,
welke vooi’ de industrialisatie zo belangrijk is, bezwaarlijk
van een toenemende neiging tot investering kan worden
gesproken. Het verzamelen van gegevens dienaan-
gaande c.q. het publiceren van beschikbaar cijfermateriaal – zou in dit opzicht derhalve van groot belang zijn voor het
vormen van meer gefutideerde verwachtingen over het
toekomstig verloop dci’ industrialisatie.
Ten aanzien van de overige bedrijfs
\
takken geven de
invoercijfers betreffende investeringsgoederen e0n
t
beeld
voor de textiel-, papier-, grafische-, meel-, huiden- eh leder-
‘
hout-, steen- en glasindustrie (Zie tabel II).
Over het algemeen blijkt het beeld niet ongunstig te zijn. Een vraag blijft intussen, in hoever achterstallige
investeringen, welke tengevolge van iivoerbeperkingen
niet eerder, konden plaatsvinden, het beeld voor 1949
hebben geflatteerd. Met andere woorden: is, hier sprake
van een opgaai1de lijn of moet binnen afzienbare tijd met een teruggang rekening’ worden gehouden?
Samenvattend kan vorden gezegd, dat het tot dusver
beschikbare gepubliceerde cïjfe’materiaal ten aanzien van
het verloop van de voor ons land zobelangrijke industria-lisatie uitermate schaars is. FIet beeld, dat hieruit verkre-
gèn kan worden, is niet voldoende voor het vorrpen van
een oordeel ovel’ de verwachtingen voor de naaste t’oekomst:
l)e cijfers betreffende de metaalindustrie geven enige reden
voor bezorgdheid. Verzameling, resp. publicatie van gege-
vens over investeringsplanrien en het verloop der bestel-
lingen van investeringsgoederen met industriële hestem –
ming zou zeer gewenst zijn.
Tenslotte volgt hieronder nog een overzicht van de
landen Van herkomstder ingevoerde machines, bestemd
voerde hierboveQ besproken industrietakken (Zie tabel III). ‘1-Jet meest opmerkelijke in deze staat is de snelle stijging’
van de invoer van machines uit Duitsland, w’elke in 1949′ bijna verdrievoudigde ten opzichte van 1948.
(in mln gid)
(’00!’
de:
Textiel-
l’apier-
Grafische
Meel-
Huiclen- en
Hout-
.
Steen- en
industriC
Industrie
industrie
inclustre lederindustrie industrie
glasindustric
10481
1949
1
1948
1
1949
1948
1
1949
1948
1
1949 1948
1
1949
1948
1
1949
1948
1
1949
Ie kwartaal
‘
7,0
11,4 0,9
‘1,4
1,2
1,7
0,4
0,7
‘
0,6 0,7 0,3 0,3
0,2
0,2
2e
,,
7,8 7,6
1,0
2,2
1,6′
2,5 0,6
‘1,1
0,7 0,6 0,4
0,2
0,1
0,2
3e
9,1
9,1
t
2,1 2,4
1,4
2,8′
0,3 1,7 0,8
0,3
0,5
‘
0,3
0,1
0,1
4e
,,
9,5
1(1,7
2,0 2,6
1,3
3,7 0,9 1,4
0,6
0,5 0,3
0,2
0,1 0,1
Totaal
334
1
38,9
1
6,0
1
8,6
1
5,5 j
10,7
t
2,2
1
4,8 9
1
2,7
1
2,2))
1
1,5
1
1,0
0,6
.
9
1
0,6
9 Vci
.
sctiil door afronding.
(
–
TABEL III.
.
‘.
–
Hc,’kos3ist der ingevoeî’de machines
bestemd voor
de:
5)
.-
”
il1949I1948!TJi
1948
19691948194911 968I1I1968
194ô!19481’1949
1948.4949
1948
11949
België.
……..
. ….
t
7,4
5,8 4,4
6,1
0,3
0,9
0,2
0,2
0,2
0,2
03
0,1
0,5 0,3
0,2
0,2
13,5
13,8
iJuitslancl
0,8
3,9
1,9
4,9
1:12,70,02,0
–
0,1
0,1,
0,8
-‘-
0;’l
—
0,2
5,0
14,7
Engeland
‘10,1
9,5
16,0
15,2
0,9
1,0
1,8 2,7 1,2
1,4
‘0,4
0,4
0,1
–
0,1
0,1
30,7
30:1
1’rankrijk
1,4 1,4
‘1,1
1,8 0,6
‘
0,6
0,2
0,4
0,2
–
0,1
0,1
– –
–
3,6
4,3
\Tcretligçlc
Stalen
. .
13,9 14,0
3,2
3,4
4,9 3,5
4,8
0,7 0,9
1,6
0,5
1,4
0,5
3,1
0,9
–
0,6
–
3,0 0,3 0,3
0,2
0,1
0,2
0,4
0,1
0,2
0,1 0,1
20,1
22.6
Zwitserland
……..
.
5,2
,
–
._
12,9 12,6
Overige landen
0,3 4,8
1,7
2,6
1,4
1,3
.0,7
1,4
0,1 0,1
1,0 0,5
0,3
0,5
0,1
–
14,6
11,2
‘otaai
…………
,
1
4 8, 2
62,61
33:41
38,91
6,0 9)
8,61
5,51
10,7!
2,31 4,81
2,71′
2,21
1,51
1 ,0I
0,61
0,61100,2911
09,4′)
‘) Veischil door afronding.
394
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 Mei 1950
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE WEIIELDOIIAAN000ST.
De graaiproductie, over de gehele aarde gerekenl, heeft
het vooroorlogse peil weer bereikt. Wat tarwe en vooral
wat mais betreft, was de opbrengst in 1948/49 zelfs aan-
zienlijk groter.
Dit blijkt uit bijgaande tabel, die het Deense vakblad
,,Landbrugsraadets Meddelerser” heeft samengesteld uit
een reeks buitenlandse statistische publicaties. Van de
voornaamste graangewassen zijn de gegevens over de
oogstjaren 1948/49 en5 1949/50 véi’zameld en vergeleken
met het gemiddelde van-.de
jaren ‘1935/36 tot en met
1939/40.’ –
De cijfers van ieder oogstjaar hebben voor het Noordelijk
halfrond betrekking op de opbrënst, die wrd verkregen
voor het einde van het eerstgenoemde jaar; voor het
Zuidelijk halfrond op de oogst van het begin van het daar-
opvolgende jaar. Flieruit volgt, dat de/cijfers voor het
Zuidelijk halfrond voor 1949/50 in meer of mindere mate
op schattingen berusten:
Zoals uit de tabel blijkt, is de oogst in 1949/50 dooreen-
genomei kleiner dan in het daaraan voorafgegane jaar
en ongéveer even groot als die in de vooroorlogse jaren.
De maisproductie evenwel is 20-25 pCt groter.
Opmerkelijk vooral is de sterke toeneming van cle
mais- en tarwe-opbrengsten van Noord-Amerika. VôÔr
de oorlog produceerde dit gebied 18-19 pCt van de wereld-
productie van tarwe en ongeveer de helft van die van mais.
In 1948/49 en ook in 1949/50 evenwel steeg het aandeel
van Noord-Amerika in de totale productie van tarwe tot één vierde en dat in die van maïs tot niet minder dan 65
pGt.
De vooruitgang in de opbrengst aan granen is dan ook
nagenoeg uitsluitend toe te Schrijven aan de sterk gestegen
Noord-Amerikaanse oogsten. Daarentegen is in Europa
het heil van voor de oorlog nog steeds niet bereikt. Dit
geldt zowel voor West-Europa als voor de Sovjet-Unie.
Dc wcreldoogsf aan granen.
–
–
II
Oogstophrengs[ in 100010fl.
–
(rCl)ICO
uogsLjaai’
1
Rijst
lTarweI
Mais
Oer
Ilavri
Noord-
1935/36-39/40
29.560 61.850
1.268
7.206
20.095
Amerika
1948/49 46.274
98.044
2.240
10.507
26.890
1949/50
41.129 89.789 2.313 7.838 23.827
‘uid-
1935/36-39/40
7.649
14.605 1.814
827 900
Amerika
1948/49
7.349 12.065 3.439
1.900
842
1949/50 7.485
11.938
3.665
1.023
726
Europa
1935/36-39/401
4 3.4 15
17.730
1.085
14.520
23.301
(zonder
1048/49
‘
39.605
17.2.72
-1.124
13.715
19.675
,1
1
,uslan0)
1949150
39.877
16.764
1.122
14.605
19.965
Sovjel-
1935/36-39/40
33.753 4.318
(318)
9.252
16.915
unie
1948/49
1
27.900
3.429
–
‘15.857
11.325
1949/50
j
29.942
3.556
–
6.750
11.253
935/36-39/40
0.803
15.494 142.570
16.6101
1.394
Aziü
1948/49
1H0.285
3.361
-14.859
143.842
16.6541
1.394
[949/50
15.113
139.690
15.239
,
1.205
1935/36-39/40
3.892
6.477
2.240
2.634
319
Afrika
.
1948/49
–
4.000 6.350
3.517 2.787
319
1949/50
4.246 6.985
3.476 2.939
363
390
sLme
1935/3639/40
‘4.814
188
55
274
Zuidzee-
1948/49 5.313
157
9-2
420
520
landen
1949/50
5.324 152
114
455 444
1935/36-39/40 11163.700
1
120.700
149.4001
51.300 63.400
De gehele
wereld
1948/49
1i1
73.80011
52.200
104.600151.800
61.000
-1949/50
1
168
.
3001144
.
300
150
.
700
1
49.000i 57.800
[ndexcijfer
1948/49
II
1061 1251
103
101
1
96
(1935/36-
1
1
.
39/40=100)
1949/50
-l03
120
1
.
101
1
961
91
310EILIJICIIE1)E&. hIJ DUITSLA.?’WS INTERZONALE
1IANJ3EL.
In West-Duitsland wordt beraadslaagd, welke houding
moet worden aangenomen tegenover de wens van de auto-
riteiten in de Sovjet-zone om de interzonale overeen-
komst van ‘Frankfort te schorsen. Voorts houdt men zich
bezig me’t de toekomstige ontwikkeling van de interzo-nale handl. Deze laatste ontwikkelt zich nl. niet gunstig
en het ziet er naar uit, dat de goederenruil,van wederzijds
300 millioen ,,Verrechnungseinheiten’, welke men zich bij
de overeenkomst had voorgesteld, aan het einde van de
geldigheidsduur – eind Juni – niet zal worden gehaald,
aangezien tot nu toe’ slechts omzetten tot een bedrag vçn
50 â 65 millioen hebben plaats gevonden.
De Sovjet-zone heeft tot nu toe kans gezien met behulp
van haar arsenaal aan contrôles en bureaucratische ver-
tragingen het handelsverkeer zo te leidn, dat practisch
slechts goederen van bijzonder
belang
uit MTestDuit1and
werden betrokken, terwijl de afzet van Westduitse eind-
fabrikaten en minder balangrijke goederen ‘door weigering
der betalingstoestemming en andere moeilijkheden werd
belemmrd. Anderzijds werd de levering van niet-essentiële
indfabrikaten uit Oost-Duitsland geforceerd, terwijl de
overeengekomen leveringen van o.a. mijnhout en aardappe-
len achterwege bleven. Wat langs legale weg niet kon
worden verkregen, verschafte de Sovjet-zone zich langs
omwegen, waarbij West-Duitsland werd overstroomd met
artikelen tegen durnpingprij zon.
Deze illegale handel wordt begiinstigd door een betreu-
renswaardig gebrek aan discipline in West-Duitsland, waai’
men, ter wille van de afzet in de Sovjet-zone, tot crediet-
verlening op grote schaal bereid is en op compensaties met
clumpinggoederen in gaat. Hierdoor wordt de legale inter-
zonale handel doorkruist en ‘in discrediet gebracht en
de positie van cle ,,Treuhandstelle” voor de interzonale
handel ondermijncl, zodat het deze instelling onmogelijk
is het economisch overwicht van het Westen tegenover he’t
handelsmonopohic van het Oosten te doen gelden. Op een
door de Staat geleide aankoop van essentiële goederen uit
West-Duitsland zonder gehij kvaardige tegenprestaties kan
men, aldus ,,Der Volkswirt” van 5 Mei jI., slechts d.m.v.
een centrale contrôle op de goederenruil dooi’ de Overheid
en niet dooi’ liberale en gedecentrahiseerde handel vat
krijgen.
i)aaroni moet in do toekomst do contrôle
01)
het goederen-
verkeer met de Sovjet-zone worden verscherpt en meer hij
de , ,Ti’euhandstelle” w’orden gecen traliseerd, tenminste,
wanneer men de overeenkomst van Frankfort nog vil
uitvoeren en men zich van een wederzijds gelijkwaardig
goe’derenverkeer wil verzekeren. Een
,
verlenging
01
zelfs
een schorsing ‘an de overeenkomst zou alleen dan moeten
worden overwogen, indien de Sovjet-zone haar achterstal-
lige leveringen en daarmede haai’ veri’ekeningsschulcl min-
stens ten dele afdi’aagt.en wannees’ zij de oude leverings–
verdragen van véôr de overeenkomst erkent en vereffent.
In geen geval mag, aldus genoemd blad, door het vast-
l1olden aan
1
hiherale handelsvormen aan het handelsmono-
pohie van de Sovjet-zone verdéi’e gelegenheid worden ge-
boden van deze liberale methode tot schade van de gehele
\Vestduitse economie misbruik te maken.
i)E ENGELSE NOODW’ONINGEN.
Met het bekendmaken van de uiteindelijke kosten van
de 156.623 Engelse noodwoningen is, aldus ,,The Econo-
mist” van 29 April jI., het eerste hoofdstuk van de ge-
schiedenis dezer woningen afgesloten. Deze kosten be-
liëpen iii totaal £ 201 mln, of bijna £ 1.300 per woning
en dit is, zo zegt genoemd blad, een hoge prijs voor een
huis, dat volgens de plannen slechts tien jaar meegat en dt zo bedroevend heeft gefaald in zijn taak om de
kloof tussen het’ einde van de oorlog en de inschakeling
van een programma voor blijvende woningen te over-
bruggen. De zgn. ,,pre-fabs” zullen in de geschiedenis
w’orderi geboekstaafd -als voorbeeld van een programma,
dat te’ laat, te langzaam en te duur was.
In zijn oorspronkelijke ontwerp was het voorstel om
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTICHE BERICHTEN
395
.
noodwoningen te bouwen niet anders dan goed te noemen,
maar het in
1945
genomen besluit om het
1
stalen huis,
waarvoor reeds in 944 orders en prototypes waren ge-
,,planned”, te vervangen door het aluminium huis, deed
alle vaart uit het plan verloren gaan. Als resultaat van deze
herziening werden in 1945 slechts 9.300 noodwoningen
opgetrokken en het duurde tol half 1946 voordat er wérke-
lijk schot in de bouw kwam. Van half 1946 beconcurreerde
de noodwoningenbouw direct het programma voor de
bouw van blijvende woningen, wat betreft arleid en vele
materialen. Daardoor kan, aldus genoemd blad, worden
gezegd, dat het land is toegerust met tienduizenden nood-
woningen, die even goed blijvende woningen hadden
kunnen zijn.
lIet tweede hoofdstuk van cle noodwoningengeschiede-
nis zal beginnen over
15
â 20 jaar, wanneer het afbreken
van (leze woningen ter sprake zal komen. De binnen-
architectuur van de huizen is goed, hun constrhctie is
veel beter dan nodig is voor een tijd van tien jaar en
hun initialë kosten waren veel te hoog om hun afbraak over
,tien jaar te rechtvaardigen. Anderzijds zijn zij van aesthe-
tisch oogpunt bezien een belediging voor het oog en het is,
zo zegt het blad, moeilijk aan te nemen, dat.de
tijd en de
ontwikkeling van tuinen daar veel aan zullen kunnen
verbeteren. Niettemin blijft het waarschijnlijk, dat vele
plaatselijke autoriteiten in bijv. 1970 het beter zullen
vinden de sloppen van 1870 af te breken dan de ,,pre-
fabs” van de veertiger jaren te herbouwen.
1)OLLA1-{ 0 [JE IN sCANJ)INAVIË.
Niet alleen het sterlinggebied en Argentinië doen po-
gingen om dollars te besparen door verplaatsing hunner olie-aankopen, ook de Scandinavische landen, Zweden,
Denemarken en,Noorwegen, volgen sedert half 1949 deze
politiek. Zoals onderstaand staatje doet zien, bestaan er
plannen om het aandeel van de olie-invoer uit het dollar-
gebied in de totale olie-import dezer landen, waar het
olidverbruik per hoofd der bevolking tot het grootste. van
Europa behoort, drastisch te verlagen.
OIie-inaoar uit het dollargebied in pCI van de totale in ç’oer.
Zweden
Denemarken
Noorwegen
VÔÔr do oorlog
71 6
‘
35 64 56 36
1947
…………..
62
58
31
1948
…………….
1949/50 ‘)
39
•
41
26 ‘)
950/51 ‘)
38
25
33
2)
1)
Raming van de E.C.A. voor jaren, eindigend op 30 Juni.
‘) Dit percentage
werd
samengesteld vOOr het kortgeleden
genomen besluit bekend was om de dollarolle-inoer in 1950 met
20 pOt te beperken.
1
De redenen voor deze politiek zijn, aldus ,,Petroleum Press Service” van deze maand, niet ver te. zoeken. De
totale goud- en dollarreserves dezer landen zijn ni. sedert
1945/46, gedurende welke jaren zij op een vrij hoog niveau
lagen, aanzienlijk afgenomen. De mogelijkheden om dollars
te verdienen zijn voor dee landen over het algemeen be-
perkt en het is alleszins begrijpelijk, dat zij een deel
hunner olie-aankopen wensen te verplaatsen naar sterling-
en francsgebieden.
Het initiatief voor deze verplaatsing is in ieder geval
uitgegaan van de Scandinavische’autoriteiten. De Britse
Regering is niet zo enthousiast over deze verandering
en zal haar niet aanmoedigen. Weliswaar zullen de hieruit
voortvloeiende olie-aankopen uit het sterlinggebied de
groothandel van de Britse maatschappijen ten goede komen,
maar ,,owing to the dollar content of so-called sterling-
oil” resulteren zij tevens in een extra en onwelkome
afvloeiing van de schrale dollarreserves van het Vqi’enigd Koninkrijk en het.sterlinggebied, welke reserves de Britse
autoriteiten op alle mogelijke manieren proberen in stand
te houden en te vergroten.
I)E ZUIDAFBIKAANSE
tO(;1)- EN i)EVIEZENIIESËJcVES.
De Zuidafrikaanse Regering heeft een verzachting van
de invoerheperkende maatregelen aangekondigd, die met
ingang van 1 Juli a.s.in werking zal treden. Interim-invoer-
vergunningen zullen worden verstrekt voor aankoop van
grondstoffen, voorraden en reserve-onderdelen uit landen
met zachte valuta; db quota zullen vorden verhoogd van
50 tot 80 pCi van de waal-de der in het eerste halfjaar 1949
geïmporteerde goeder&n. Voorts is o.a. bepaald, dat impor-
teurs, die hunbenodigdheden niet in ,,soft currency”-lan
den kunnen verkrijgen hun toewijzingen kunnen omzetten
in ,,hard currency”-vergunningen tot een bedrag van de
helft van de ,,soft currency”-waarde. l)eze vel’zachting der ini.oerbeperkende maatregelen is
een gevolg van de toeneming der goud- en deviezenreserves
sedert de devaluatie. De goudreserves zijn ni. gestegen van –
ca £ 5 mln een half jaar geleden tot £ 61 mln; de sterling
–
reserves gedurende dezelfde periode van £ 15 mln tot
£ 83 mln. Ongetwijfeld heeft, aldus ,,The Investors’ Chro-
nicle” van 29 April ji., de. goudovereénkomst, welke inet Engeland werd afgesloten, een rol gespeeld in het herstel
der sterlingreserves, terwijl de devaluatie een algemene
stijging van de uitvoerwaarde van goud en andere metalen
heeft teweeggebracht. Volgens gegevens uit Johannesburg’
bedraagt de kapitaalstroom uit Engeland naar schatting
£ 1 mln per week. Wat de dollarpositie betreft, merkte
Mr Flavenga, de Zuidafrikaanse Minister vaii Financiën,
onlangs op, dat de devaluatie de invoer heeft beperkt en
dat een aanzienlijke repatriëring
van
kapitaal uit de Ver-
enigd6 Staten en Zwitserland plaatsvindt.
De deviezenpoitie is, aldus Mr 1-lavenga, nu zo sterk,
dat ,,any new inflow of capital would be available to meet
the position next year”. Methet oog hierop is het, zo zegt
,,The T nvestors’ Chronicle”, duidelijk, dat de Zuidafrikaanse
Regering niet langer een directe behoef te heeft om zich
opnieuw tot de Londense kapitaalmarkt te w’enden.
Weliswaar
‘
zullen de ruimere invoerei’gunningen en de
grote bedragen, did Zuid-Afrika nödig heeft voor de finan-
ciering van de ontwikkeling van het Oranje Vrijstaat-
goudveld een grote ha uit de bestaande reserves.nemen, maar Zuid-Afrika kan zich nu de weelde veroorloven te
wachten en het gunstigste moment te kiezen voor het
uitgeven van een nieuwe buitenlandse lening.
ONTVANGEN BOEKEN.
De verspreiding van de bevolking in Nederland.
JA: tekst, 112 blz.; IB: 22 [J.rtogrammen en grafieken. Publi-‘
catie no. 3 van de Rijksdienst voor het Nationale
Plan. Staatsdrukkerij en Uitgeverijbedrijf. Ingen.
Soctale en economische bodenkunde door Prof. Di’ C. 1-1 Edelman. N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers Maat-
– schappij, Amsterdam, October 1949. 149 hlz., ingen.
f5,50.
J\T
e
d
er
l
an
d
sc
h
e
Reedersvereen iging. Verslag over 1948.
203 hlz., ingen.
Naar de harde gulden
door Mr W. Wentholt .l3uijten &
Schipperheijn, Amsterdam 1949. 102 hlz., ingen.
‘Jaarboek voor Schepvaart en Scheepsbouw 1949.
Mooi-
man’s Periodieke Pers, Den Haag. 360 hlz., gebonden.
Jlankpolitiek
dooi’ Prof. Dr G. M. Verrijn Stuart. Geld,
crediet èn bankwezen, deel II, zesde druk. N.V.
Uitgeversniaatschappij v/h G. Dclive], ‘s-Graven-
hage 1949. 480 blz., geb.
Vestigingstendenzen van de i’Vederlandse nijverheid op
grond van de beroepstelling van
1930,
deel 1, door
Dr J. Winsemius. Uitgave van ,de Rijksdienst voor
het Nationale Plan. Publicatie no. 2. Staatsdrukkerij.
en Uitgeversbedrijf, ‘s-Gravenhage 1949. 220 hlz.,
geb.
396
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 Mei 1950
Theoretische bedrijfseconomie 1
door Prof Dr J. L. Meij
Jr: Leerboek der bedrijfseconomie, deel T, zesde druk.
N.V. Uitg.-Mij v/h G. Delwel, ‘s-Gravehage 1949.
271 blz., geb.
Theoretische bedrjfseconomie II
door Prof. Dr.J. L. Meij
Jr en Drs P. bI. M. H. Snel. Leerboek der bedrijfsecono-
mie, deel II, derde druk. N.V. Uitgevers-Maatschappij
v/h G. Delwel, ‘s-Gravenhage 1949. 457 blz., geb.
Jn/lationary and deflationary tendencies, 1946-1948.
Publicatie yan de United Nations. Verkrijgbaar bij
N.V. Martinus Nijhoff, Lange Voorhout 9, ‘s-Graven-
hage. 52 blz., 1,60 Zwitserse francs, ingen.
Stad en land in i’Jede,lanl en het probleern der indust’iali-
satie.
Een sociografische studie, door Dr W. H.
Vermooten. Uitgeverij H. J. Paris, Amsterdam 1949,
56 blz., ingen. f1,90.
Die Rerga’irtscha/t der Erde.
Bodenschhtze, Bergbau und
Mineralienversorgung der einzelnen Ldnder; Vierte,
umgearbeitete Auflage door Fercl,inand Friedensburg.
Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart 1949, Importeurs
Meulenhoff en Co NV., Amsterdam. 574 b1z.,geb.
55,70.
GELD- EN KAPITAALMARKT,
Dc geidmarkt.
De geldrnarkt was gedurende de afgelojen week weder-
om vrij ruim. In Mei vervalt er vrij veel schatkistpapier
(ni. ca f 500 mln) en vooral in dit gedeelte van de maand
wordt uit dezen hoorde de liquiditeit der banken voort-
•durend versterkt. Een terugstroming van bankbiljetten
uit het verkeer – de bankbiljettencirculatie daalde met
niet minder dan f 50 mln- versterkte deze tendentie ge-durende de verslagweek •nog extra. Een groot gedeelte
dezer middelen werd echter vaarschijnlijk gèbruikt voor
het afnemen van nieuw papier hij de Agent van het
Ministerie van Financiën. Zelfs werd vermoedelijk voor
dit doel het tegoed der banken bij de circulatiebank aan-
gesproken; het daalde met f20 mln.
In verband met groter aanbod van cailgeld, werd de
callgeldrente met ingang van Donderdag 11 Mei verlaagd
van 11 pCt tot 1 pCt; tegen het einde van de week kon
zelfs op dit niveau niet alle aanbod worden opgenomen.
De marktdisconto’s bleven vrijwel onveranderd en
vertoonden de. . voor ruime geldmarkten karakteristieke .staffeling. De biedprijzen van de makelaars voor de ver-
schillende termijnen’aren: 1 inaandspapier 1 pCt,
2 maandspapier 1/
16
pCt, 3 maandspapier
1/8
pCt, 4
maanden en langer
1
!16
pCt.
De kapitaalmarkt.
–
Het aandelenkoersniveau onderging, zoals uit de index-
cijfers van onderstaand staatje blijkt, gedurende de
verslagweek per saldo slechts weinig verandering.
Op sommige dagen meende men aanbod in Indonesische
fondsen te constateren voor rekening van buitenlandse
houders. Het is bekeud, dat hier te lande reeds sinds
decennia belangrijke effectendepôts worden aangehouden
door buitenlandse beleggers, o.a. Fransen. Dat hieruit
thans Indonesische fondsen worden verkocht zou, naar
verluidt, zijn toe te schrijven aan de omstandigheid, dat
de Indonesische fondsen qua beleggingskwaliteit momen-
teel worden ingedeeld lin een lagere klasse. Op grond
hiervan worden zij blijkbaar verwijderd uit sommige
beleggingsportefeuilles, waarin de eigenaar slechts T A
fondsen venen op te nemen.
IJzer èn staal staan thans allerwege inhet centrum van
de belangStelling. De tendentie tot aaneensluiting der
producenten, zowel d.m.v. internationale kartellering als
de van Frans-Duitse zijde voorgestelde internationale
conti’ôle, mag waarschijnlijk wel, opgevat worden als een
aanwijzing vbor slechter
,
wordende afzetmogelijkheden
in deze branche. Deze laatste hijn ongunstig voor de ijzer-
en staalproducenten, echter gunstig voor de metaal-
verwerkende bedrijven. Welke invlod deze ontwikkeling
op dè positie der Nederlandse ijzer- en staalproducerende
en -verwerkendé bedrijven zal uitbefënen, moet nog
worden afgew
–
acht.
5 Mei 12 Mei
Aand. indexeijfers
1950
150
Algemeen
.
……… ……….
145,4′
146,6
Industrie
.
…………………
208,8
211,1
Scheepvaart
………………..-
141,9 141,5
Banken
……………………
122,8
Ï23,3
Inlon.
aandelen
………….
51,7
51,7
Aandelen
A.K.0.
………………….
..6
170+
Philips
……………………
223.
,
227
Unilever
……………………
203k.
.
206+ IT.A.L.
……….
.
………….
.
150}
53}
Amsterdam Rubber
…………
–
123 122
i1.V.A.
………………
.
……
117+ 116+
Kon.
Petroleum
…………..
275
285
Staatsobligaties
2+
pCt
N.W.S.
……………..
81 81
3-3
+
pCt
1947
……………..
98
9
/
jr
,
98
11
/
16
3
pCt
Invest.
certif
…………..
/16
3
pCt
Dollarleniig
…………
98/
.
.)8j.
DE BELGISCHE GELD-
EN
KAPITAALMARKT IN APRIL
1950.
Geldinarkt.
– Het lijkt niet eenvoudig uit dè evolutie van de geldmarkt
in de loop van de maand April een algemene tendentie af
te leiden. De geldoverdrachten, die gepaard gingen met de
intekeningen op de derde tranche van de Lening tot We-
deropbouw, kwamen inderdaad het normale verloop ver-storen. Toch kon worden vastgesteld, dat de vraag sterker
bleef dan het aanbod. liet grote aan61 nieuwe emissies,
dat in de jongste maanden voor rekening van de Overheid
werd geplaatst, blijkt de hoofdoorzaak te zijn van de aan-zienlijke inkrimping van het aanbod sedert October 1949.
Ingevolge de krapheid van de daggeldmarkt worden o.a.
de parastatale instellingen, die op de discontomai-kt ver-
schijnen, er toe genoopt een deel van hun werkmiddelen
te zoeken bij de Nationale Bank. Daar anderdeels.de
Schatkist het evenmin ruim schijnt te bebben, liepen de
voorschotten van de circulatiebank aan de Staat en de
parastatale instellingen verder op tot 8.859 mln frs.
Op de vrije goudmarkt hield de koersdaling van de
gouden stukken aan. -Toch doet het,gdud nog een aanzien-
lijk agio op de officiële pariteit. liet goud in staven wordt
hiër te Brussel verhandeld tegen ongeveer
S
41,67 per ons
fijn, hetgeen een agio betekent van 19,06 pCt op de offi-
ciële pariteit. De huidige koers van de.sovereign komt
overeèn met $ 47,78 per ons fijn of een agio van 36,5 pCt.
TABEL
1.
Vrije, niet offiéiëie goud- en deoiezenrnarkt te Brussel.
(Noteringen in Belgische francs)
Ofriciele
pariteit
Koers op
___________
22-9-’49 31-3-’50
28-4-50
Gouden’ pond
411,98
662,-
590
562,50
Pap.
dollar
50,-
50,25
50
7
I,
50,75
Fr. frank
(900) 94,29
12,85
14,70
14,20
Zw.
frank
11,43
11,85 92,90 14,75
Pap. pond
140,-
132,-
122,-
124
Gulden
13,16
11,75
12,10
12,70
Duitse mark
11,90
7,60
9,65
9,65
/
17
Mei
1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
397
Kapitaalmarkt.
Op
de ernissiemarkt ging de nieuwe Lening tot Weder-
opbouw (zie ,E.-S.B.” van
26
April) vlot van dehand. liet
ziet er naar uit, dat de Overheid von hai-entwegen het inzicht
heeft de markt enigszins
op
adem te, laten komen na de
aanzienlijke afroming van de jongste maanden. Een paal’
h000venbedrijven en een koloniale onderneming hebben
zopas medegedeeld, dat het in hun bedoeling ligt binnen
een paar maanden tot een kapitaalvergroting door publieke
uitgifte van nieuwe aandelen over te gaan.
Op
de markt van uitstaande leningen zetten de staats-
renten hun langzaam stijgende beweging verdei-. De schat-
kistcertificaten en de kasbons van de parastatale instel-
lingen waren iets vaster dan vorige maand. 1-Jet rente-
schema van do obligatiemarkt kwam dientengevolge
op-
nieuw ietwat naar omlaag.
Kettorendeme
°
nten pci n de 000rnaamste obligatietypes
1).
Obligalielype
Dec. April
Sch&tkistcertifieateh,
3 k 10 j.
4,83
4,64
6
1
68
Kasboj’is steden
3 S 10 j.
5,07
4,79
4ë5
Staatsren(en
meer dan 30 j.
4,73
4,69
4,42
IndustriCle obligaties
’12 515 j.
6,06
.5,31
– 5,21
‘)
Er werd rekening gehouden met eventuele terugbctalings-
preiniOn op de vervaldag.
De gemiddelde dagelijkse oFnzel
op
de aândelenbeurs
bedroeg in April
39,7
mln frs ‘tegenover
35
mln frs in Maart
en
40,9
niln frs in Februari.
Ook
het koerspeil kende aan-
vankelijk een bevredigend verloop. Tegen het maandeinde
aan werd de tendentie nohtans heel wat zwakker. Per
einde maand lag hot gemiddeld koerspeil toch ruim 2 pÇt
hoger dan verleden maand. Ten aanzien van het besluit tot Kamercntbinding blijkt de beur4.in het vooruitzicht
van de nieuwe ,verkiezingeh een eerder afwachtende hou-
ding aan te nemen. In elk geval hebben de verhoogde
dividenduitkeringen over het afgelopen boekjaar en’ de
verbetering van de algemene conjunctuurstand tot hiertoe
nog maar weinig invloed uitgeoefend
op
het koerspeil van
de aandélen. Dientengevolge steeg het gemiddeld aandelen-
i’endement (netto coupon op koers) van 76 courant ver-
handelbare fondsen, dat dooi’. de
N.V.
Kredietbank wordt
berekend, vei’dér tot
4,03
pCt:
Koe?speil op de aandelenbeurs te Brussel.
(indices basis’ ‘1936 – ’38 = 100)
31-12-’48
1
31-12
2
49
1
28- 4-50
Industriële aandelen
–
‘
144
169
177
Openbare ilutsbedrijven
93
‘
142
‘156
Financicle inslellingen.
92
‘
117
‘130
Koloniale aandelen
225 233
‘
256
Gemiddeld koerspeil
‘149
‘174
185
,
Brussel.
V. VAN RO3IPUY.
/
GRAFIEKEN.
Het nationale inkomen nan .iVcderland, 1900-1948.
Nominaal (in milliarden guldens).
0
1900
1910
1920
1930
19
930
Bron:
Statistische en Econometrische Onderzoekingen van het C.B .S.
Reëel per hoofd der bevolking (192511934 = 100).
‘0
1900
1910
1920
1930
910
1950
Bron:
Statistische en Econonsetrische Oiiderzoekingcn van liet (,BS.
STATISTIEKEN.
DE NED11LiNDSC1LE BANK.
Verkorte balans op 15 Mei 1950.
t
Aetiva.
Wissels, pro-
J-
Hoofd bank
2)
messen en
Bibank
–
schuidbrieven
in iscon
0
, Agentsch.
900,—
co,— •
Vltissels, schatkistpapier en schu’ldbrieven,
door de Bank gekocht (art 15, onder 4°,
van de. Bankwet 1948)
…………….-
–
Schatkistijapier, door de’ Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947
,,, 1.350.000.000,-
Voorschotten ( Iloofdbank 1 135.106.225,47
1)
in rek. crt.
oponderpand Bijbank
780.919,19
(mci. belenin-
–
gen)
l Agentsch.
,,
4.754.163,01
t 140.641.307,67
Op effecten en ……… ..140.287.317,32
‘)
Op goederen en celen ..
353.990,35
– ,, 140.641.307,67 ‘)
Voorschotten aan liet Rijk (art. 20 van de
Bankwet 1948)
……………………’
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevoige overeenkomst van 26 Februari
1947
……………. . …………..
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaaj:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……
t
871.351 .652,73
Zilveren munt’ enz…..12.630.164,70
883.981.847,43
Papier op het buitenlind
t
71.716.639,41
Tegoed bij correspondenten.
in. het buitenland ……912.693.216,89
Buitenlandse betaal-
middelen
………… ..
1.068.501,69
11
985:478.1 57,99
Vôrderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..
395.983.322,—
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds ………… …’132.995.413,96
Gebouwen en inventaris ………………1.500.000,-
Diverse rekeningen …………………..307.171.655,70
t 5.697.752.574,75
Passiv’a,
Kapitaal
…………………….
. ….
t
20.0fl0MOO,..
Reservefonds
……………………..
…18.418.854,74
..
Bijzondere
reserves
………………..
..69.951.000,39
Pensioenfonds
……………………..
24.471.228,14
Voorzieningstonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
…………………………
..1.502.725,68
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..
64.35 1.435,-
Bankbiljetten
in
omloop
(nieuwe
uitgifte)
., 2.898.359.485,-
Bankassignaties in
omloop
…………..
..’
41.138,97
Rekening courant, saldo’s
‘s Rijks Schatkist ……
t
447.466.454,78
S
\
Rijks
Schatkist
bij-
zondere rekening ….
..
762.204.736,08
–
Geblokkeerde saldo’s ..,,
1.799.283,04
Saldo’s
van banken in
Nederland
…….. …..41.248.255,21
Vrije saldo’s van vreem-
de
circulatiebanken en
–
soortgelijkelnstellingen
,,
482.404.485,55
Andere Vrije saldo’s ….
..
447.443.742,81
–
.,,
2.182.566.957,47
Crediteuren in vreemde geldsoort
……..
30.655.28123
Diverse
rekeningen
…………………
..387.434.468,13
–
t
5.697.752.574,75
1)
Waarvan
sch’atkistpapler
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
….
t
–
1)
\5T5.j
aan Indonesië (Wet van
15
Maart
1933, Staatsblad
no.
99)
……..
..34.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staatin het verkeergebrachte muntblljettën
,,
138.521.604,-
898
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 Mei 1950
Ander overheidspapier …..
\Vissels
………………..
Bankiers In binnen-en buitenland
Prolong.en voorsch.tegen effecten
Debiteuren
Etfecten en syndlcaten ……
Deelnemingen (inel.voorschotten)
Gebouwen
Diverse rekeningen ……….
Belegde bestemmingsreserven.
Passiva:
Crediteuren
Wissels
………………..
Deposito’s op termijn …….
Kassiers en genomen daggeldl.
Diverse rekeningen ……….
Bestemmingsreserven
Aandelenkapitaal
Reserve
……………….
39
17 111
42
41
17
‘
96
46
97 23
145
54
92
20
131 57
209
%
200
319
300
531
555
632
661
19
19
•
25
26
,19
20
30
30
717
569
594
687
-7
13 13
1
1
t
1
3016
1
3009 t
3870 1
3840
2402
2406
3011
3012
4
‘6
4
6
282
.231
399 397
1
14
3
15
88
62
141
98
2778
2770
3559
3529
160
‘180
211 211
78
79
100
100
3016
3009
3870
F 3840
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste po’sten iii millioenen ponden).
0)
bO
0
0Q
0)
25
Dec. ’46
0.2
1.449,1
1.450
t
.429,2
22.1
1,5
26 Apr. ’50
0,!
1.299,3
1.300
1.277,7
22,0
5,8
3 Mei
’50
0,1,
1.299,4
1.300
1.280,3
20,0
6,9
10 Mei
’50
0,4
1.299,3
1.300
1.283,8
16,6 6,1
Other securities
–
Deposits
VE
Cd
0t
-.——.-
9
!
‘
.0
0
Id
0)
0!
10,3
–
278,9
25 Dec. ’46
311,8
13,6
15.8
346,5
26 Apr. ’50
501,0
22,0
28,4
562,0
13,9
169,8
288,8
3 Mei
’50
500,2.
21,8 33,8 563,9
18,4
178,8 278,0
10 Mei
’50
520,4
15,5 29,6 570,4
23,6 678,8
275,2
DE
JAVASCIIE
BANK.
–
(Voornaamste posten in
duizenden ‘guldens).
0)
0)’
tO
0)0)
‘0
Data
0)
,,
ç,
,,
.0)
•c’0
ç
8’9
N
0)
00
°
bo
0)0)
0)
0)j…,
00)
0909
1
31
Mrt
’47
074.695
57.795 14.689
85.402
255.201
12 April
’50
674.695
43.300
.
14.769
91.156
1.879.513
19 April
’50
674.695
47.066 14.730
88.974
2.058.670
26 April
’50
674.695
42.788
14.701
91.049
2.261.981
Bankbiljctteii
–
Rekening courant
in omloop
saldi
Data
1
çj
00
0)0)
•l-‘
–
1
t..
00)..I
:0).4,
–
.0)
0
3
>
0)
co
31 Mrt
’47
16
–
–
–
.
503.718
12 April
’50
8.684
1
.88 766
r53.9
1.274.303
19
April
’50
1.804
1.216.579
1.1
4
6.
264
26 April
’50
4.403
1.352.762
–
–
1.190.163
Muntbiljetteneirculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979.
?Iuntbiljetteneirculatie per 12 April
1950 t
1.008.140.889,75
Muntbiljettencirculatie per 19 April 1950 t 773.904.020,25
Muntbiljettencirculatie per 26 April
1950 t 659.498.59v,-
NATIONALE 1JAN11 VAN ZWITSEI{E.AND.
(Voornaamsle posten in millioenen francs).
.5_
0,
Data
fl
1
–
0)
31
Dec.
1946
4.949,9
158,0
2,7
52,7
4.090,7 1.163,7
15 April 1950
6.247,0
284,0
88,9 41,3
4.148,7
2.147,0
22 April 1950
6.236,2
298,1
89,2
61,3
4.129,7
2.161,8
29 April 9950
6.243
1
2
296,3
88,9
41,3
4.266,9
2.033,-
GECOMBINEERDE MAANDSTAAT.VAN Pil DRIE NEDER-
LANDSE GROTE BANKEN EN VAN, lIET NEDER-
LANDSE BEDRIJF VAN DE. NEDERLANDSCHE
IIANDEL-MA.ATSCJIAJ’PIJ.
Nederi.
Nederl.
Banken
Banken
en.Ned.
Handel-Mij.
28
31
111
‘1
Febr.
Mrt
Fer.
M
3
rt
1950
1950
1950
1950
6458
77
71
2166
2149
2773
2738
(In miljoenen guldens)
,
Activa:
–
Kas, kassiers en daggeldleningen
Ned. schatkistpapier
INDE XCIJFERS VAN OROOTHANDELSPRIJZEN
IN NEDERLAND
1)!)
Juli ’38-Juni’39
=
100
9947
1
1948′
1949
Dec.
9,
ehr
50
Voedinsrnlddelen:
plantaardige
230
228
231
245
250
265
199
233 253 290
•
294 296
214
231
2.43
270
‘
275
282
Grondstoffon:
houtw. buitenlands
631
567
529 517 547
547
chern. producten
.
342
376 383
35,7
357 357
textielwaren
284
283 290
309 314
,
320
243 304
553
725
732
689
metaalwaren
294
.
306
311
298
299
292
papierwaren-
474
524 388
392
430
441
huipstoffen
……’
201
216 264
265
283
283
dierlijke
……………
328
342
370
372
384
381
totaal
…………….
Afgewerkte produoten:
t
glas, aardewerk enz
256 269
282
290
291
293
Ieder
…………..
390
382
375
371
376
376
chem. producten .
318 325
362
376 377 379
totaal
……………..
‘344
360
382
.
418
421
633
321
330 376
404 409
410
houtwaren
…………
papierwarefl
303 347 355
342 342
349
textielwaren
………
gefabr. voed. midd
223 225 235 236 236
237
lederwaren ………..
263
270
273
274 276 279
metaalwaren
………
276 283 297 304 305 309
totaal
……………
A.lgem. Indoxelifor. .
. .
271
281
296
306
310 313
‘)Brofl: ,Statistisch Bulletin van’het C.B.S.”; gecorrigeerde
gegevens zijn cursief gedrukt.
‘) De weglngsco6ffici0nten zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen in 1941.
INLEGOINGEN EN TJRUGBETALINGEN BIJ DE SPAARBANKEN
IN NEDERLAND
(in millioenen guldens)
Inleggingen
Terugbetalingen
Maand
”
R.P.S.
Part.
–
Totaal
R.P.S.
1
Part.
Totaal
Saldo
Tot. ’46
246,4
295,9
541,5 544,5
377,1
921,6
-380,1′
Tot. ’47
253,7 307,5
561,2
316,2.
285,7 601,9
1-
40,7
Tot. ’48
252.7 345,8
598,5
354,3
‘
361,1
712,4
–
143,0
Tot. ’49
288,3
401,2
689,5
322,7 359,5
682,2
+
7,3
Jan.
’49
24,4
38,7
63,1
24,0
29,6
‘
53,6
7
9,5
Febr. ’49
24,3
33,8
58,1
23,1
26,1
49,2
+
8,9
Mrt
’49 24,4
34,4
58,8
28,2.
31,8
60,0
–
1,2 Apr.
’49 19,3 27,0
46,3
25,9
29,6
55,5
)-
0,2
Mei
’49
23,0′
35,4
.
58,4
27,5
32,2 50,7•
t-.
4,3
Juni
’49 22,9
1
33,4
56,3′
28,5
32,2
W
60,7
1-
f4,4
Juli
’49
25,3
33,1
58,4
28,4
30,5
58,9
–
0,5
Aug.
’49
27,6 35,7
63,3 21,7
26,9
51,6
+
11,7
Sept. ’49
24,2
31,6
•55,8
28,2
30,2
58,4
–
2,6
Oct.
’49
22,4
‘,Bl,l
53,5
29,4
31,4 60,8
–
Nov.
’49
21,8
34,4
56,2
28,3 30,3 58,6
–
2,4
Dec.
’49
28,7 32,6
61,3
26,5 28,7
55,2
+
.
6,1
t’
Jan.
’50
32,22
48,46 80,68 25,62
33,05 58,67
+
22,01
Febr. ’50
29,57
39,62
69,19
22,96
27,75
50,71
+
18,48
Mrt
’50
26,64 33,82
1
)
60,46′)
31,73
31,80
1
)
63,53′)
–
3,07
2
:
‘) Bron: ,,StatistÇsch Bulletin van liet CBS.”.
‘) Voorlopige gegevcns
17 Mei 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
399
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
V o r d e r
i
n g e n
29 April ‘1950
J
22 April 1950
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederi. Bank N.V.
t
519.814.71 404
t
534.151.429,16
Saldo van
–
‘s Rijks Schatkist
bij
de
Bank voor Neder
–
landsche
Gemeenten
….
11.503.560,19
,,
4.546.634,92
Kasvorderingen
wegens
cre-
dietverstrekking
aan
het
buitenland
…………..
–
–
Daggeldiening
tegen
onder- pand
.
………………
–
–
Saldo
der postrekeningen van
…..
728.908.21 2,47
308.875.239,49
Voorschotten
op
ultimo Maart 19.50 aan de gemeen-
……..
ten wegens aan haar uit te
……..
Rijkscomptabelen
……….
keren belastingen
–
–
Vordering in rek. courant
Op:
V.S.Indonesiê …………
53.455.002,15
53.455.002,1 5
Suriname
……………..
….
29.546.235,06
,,
28.953.378,06
Ned. Antiflen
………….
– –
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
…………..
–
Het staatsbedrijf der P.,
T.
……..
enT
.
………………
……..
– –
Andére staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
…………..
…
476.383.107,50 ,,
477.915.285,17
Verplichtingen
Voorschot,
door Dé Nederl.
Bank N.V., verstrekt
–
,
–
Voorschot,
door
De
Neder
–
landsche
Bank
N.V.in
rekening courant
verstrekt
– –
Schuld aan de Bank voor Ne- derlandsche Gemeenten
.
–
•
–
Schatkistbiljetten
in
omloop
t
2050.302.100,-
,,2050.202.300,-
Schatkistpromessen
bij
De
..
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
1350.000.000,-
,,1350.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederi.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
van 26 Februari 1947
……..
/
5.702,5
mln, w.o. garantie
Bretton Woodsf f.245 mln
,,4457.500.000,- ,,4458.500.000,-
Daggeldleningen
– –
Muntbiljetten In omloop ….
138.504.740,50
,,
136.911.585,-
Schuld
op
ultimo
Maart
1950 aan
de
gemeenten
wegens aan baar uit te keren
belastingen ……………
134.249.195,24
,,
134.249.195,24
Schuld
in
rek, courant
aan:
V.S.
Indonesie
……….’
…..
–
–
Suriname
…………..
– –
Ned.
Antillen
……….
….
17.624.402,04
,,
17.824.179,35
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
……..
sioenfonds
…………..
…..
2.437.870,05
,,
2.172.112,37
Het staatsbedrijf der P.,
T.
…..
en T.
………………
,,
324.093.544,48
Andere staatsbedrijven
–
–
Schuld
aan diverse instellin-
…..325.693.818,12
t
gen in rekening met ‘s Rijks Schatkist
……..
………
1.585.965.503,27
,,1580.665.503,27
IN-
EN
UITVOER VAN NEDERLAND
‘).
Invoer
Uitvoer
Saldo
M nd
aa
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dul-
in mil-
in dui-
in mli-
In mil-
zenden
lioenen
zenden iloenen iloenen
tonnen’)
guldens
tonnen’)
guldens
–
guldens
Tot.
39
24.306 1.517
1.708
966
–
551
Tot.. .’46
11.764 2.145 3.919
.785
-1.360
Tot.
’47
16.564
4.251
5.843
1.859
-2.392
Tot.
1
48
19.101
4.919
7.357
2.669
.
-2.250
Jan.
’49
1.498
464
653 318
–
146
Febr.
49
1.269
401
664
245
–
156
Mrt
’49
1.632
476
728
283
–
193
Apr.
’49
1.770
438
684 256
‘
–
182
Mei
’49
1,671
427
721
272
–
155
Juni
’49
1.977
442
741
312
–
130
Juli
’49
1.750
410
654
284
–
126
Aug.
’49
.1.850
390
687
296
–
94
Sept. ’49
1
1.826
407
952
318
.
–
89
0ct.
’49
1.743
435 1.218
378
–
57
Nov. ’49
1.616 452 1.196
999
–
53
Dec.
’49
2.005
554
1.156
433
–
121
Jan.
’50
1.998
581
882
395
–
186
Febr. ’50
521
313
–
208
‘)
Bron: ,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
Exclusief pakketpost, diamant, go.uden en zilveren munt en
muntmateriaal.
)
Bruto-gewicht; van 1948 af netto-gewicht.
DEZE WEEK:
Is onze exportbevordering
doelmatig?
*
,Ied ere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen’ en buitenland.
– Plaats voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE
OPENINQS.
•
.
Abonnementsprijs f
15.-
per jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
‘
ije.
tdtit
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and .Trade
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPART.IAL OPINION
Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ics published in any weekly journal
*
World wide circulation
*
Annual subscription rate: (post free-
to include all supplements) £ 3:2:6
(fi
33,40).
.4 Special Suppiemsut on Economie Con-
di.f’iona in The Heeherlancjs was published
on January 31 1948. A limited number
of
ihis
Swpplement remain for sate.
LONDON: 51 CANNON STREET, E.C.
Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Berichten” de aangewezen weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
-t,.
ACTIEF
Kas, Kassiers en
Daggeldieningen 1 23.994.220,13
Nederlands
schatklstpapier ,,
724.898.200,-
Ander over- –
heidspapier
,,
34.856.000,
Wissels
•,
21.264.596,21
Bankiers In bin-
nen- en buiteni.
38.149.853,79
Effecten en syn-
dicatcn
,,
9.532.224,52
Proiongatiön
en
voorschotten
tegen
Effecten
25.509.402,67
Debites,ren
296.798.710,73
Deelnemingen
7.419.572,19
Gebouwen
,.
4.000.000;_
1 1.186.422.780,24
PASSIEF
Kapitaal
t 70.010.000,-
Reserve
34.500.000,-
Bouwreserve
,,
4.000.000,.-.
Depositos op
termijn
94.590.850,52
Crediteuren
,,952.823.944,35
Door derden
geaccepteerd
,,
1.755.683,-
Dieerse rekeningen
,,
28.742.302,37
41.186.422.780,24
Wegens ziekte, v. part.
Ford 1949, 6-cyl., 2-deurs,
marroonrood, gel. 22000 km,
met benzinekachel en spot-
light. Roekkoek, ‘s-Graven-
moer (N.-Br.),
Tel. 3.
Van part.: Skoda
1
47, licht
grijs, 2-deurs, of Austin 10,
1947. blauw/zwart, 4-deurs,
beide in prima staat.
A. F.
v. d. Pavoordt, Oude Gracht
201, Utrecht, Tel. 15439.
De Gedeputeerde Staten van de provincie.
Overijssel roepen
op
sollicitanten naar de
betrekking van
Adjunct-commies
ter Provinciale
Griffie,
werkzaam te stellen
op
de 2e afdeling (Ge-
meentecomptabiliteit).
Jaarwedde
f
2.400
tot
3.600
met
4
één-
jaarlijkse verhogingen ad
f
180.—
en
4
ad
f
120.—.
Vereiste: Diploma Gemeente-Administra-
tie.
Sollicitatiestukken in te zenden binnen
veertien dagen na verschijning van dit blad.
Persoonlijk bezoek alleen na oproeping.
Door importeur aangeb.:
Alvis 14, 1948, drophead-coupé
(cabriolet), lichtgroen, beige
kap, donkergroene lederen
bekleding,’ 35.000 km gelopen,
alleen door eigenaar persoon-lijk zeer oordeelkundig bere-
den, uitmuntend onderhouden
door part. chauffeur, gega-
randeerd zonder enige gebre-
ken. De Nederl. Motoren Mij.,
Waalhaven O.Z. 1, Rotterdam.
IlIIIIIIIIIItIIIlIIIIIIIIIIIIIIIlIIIIIlIIIIIIIIIIIIIInhIlIIlII!IIuhIII
Adverteer ,in deze
rubriek
AMSIERDAMSCHE BANK
N.V.
– INCASSO-BANK
N.V.
MAANDSTAAT PER 30 APRIL 1950
GEMEENTE ROTTERDAM
Bij de Secretarie-afdeling Bedrijven is te vervullen de
functie van sous-chef.
Benoeming geschiedt In de rang van
hoofdcommies c.q.
referendaris.
Detebenoemen functionaris moet zowel in adminisiTatief-
rechtelijk als In economisch opzicht zodanig theoretisch
en practisch zijn gevormd, dat hij zich In korte tijd ver-
trouwd kan maken met de vraagstukken rakend het be-
heer der gemeentebedrijven. Voorts dient hij over een
goede stijl te beSchikken. Candidaten met een academische
opleiding genieten de voôrkeur.
Salarisgrenzen:
hoofdcommies f 4800.- – f 6000.-
vermeerderd
referendaris t 6000.- – f 7500.-
Ç
met 50j.
SolI, op zegel te richten tot’B. en W. en in te zenden aan
het Bur. Personeelvoorz., kamer 331. Raadhuis, binnen
14 dagen na deze oproep onder No.
èl.
ALL-ROUND ZAKENMAN,
begin
40,
jarenlang werkzaam in leidende
positie,
wil eventueel veranderen
indien gelegenheid wordt geboden
op
ruimer schaal
initiatief en werklust te ontplooien. Prima binnen- en
buitenlandse referenties.
Br. onder no. ESB’
1746,
bur. v. d. blad, Postbus
42,
Schiedam.
JONGEMAN
23 jaar, v. g. h., gymn. opleiding, practische en theoretische textielkennis, in bezit van rijbewijs, mod. talen beheersend,
zoekt een hem passende werkkring.
Br. onder no. ESB 1742, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
fl2 KOOP:
Economisch-Statistische Berichten
per halfjaar ingebonden. Tijdvak 1 Januari 1916–.-
1 Januari 1923, alsmede: niet ingebonden jaargangen
1923 tot en met 1928.
Te bevragen: N.V. Nederlandsch Administratie- en
Trustkantoor, Herengracht 472, Amsterdam.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hooch.slraat
5,
Rotterdam (W).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België:’ Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, (.6ent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
1
26,— per jaar;
voor België/Luxemburg f 28,— per jaar, te voldoen door storting van de
tegerswaarde in Belgi8che francs hij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening
fl0
260.34.
Liniegebieden en Overzeese Rijksdeten (per zeepost) f 26,—, overige
landen f 28,— per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan’met elk nummer en slechte worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar. –
Aangetekende 8tukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 14!, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f 0,40 per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
/ o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.