Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1717

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 5 1950

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Ec
‘onomischStatist’ische

Berichten,

ALGEMEE’4 WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, TINANCIRN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

35E
JAAPGANG

.

WOENSDAG
5
APRIL 1950

No. 1717

COMMiSSIE VAN REDACTIE:

Ch. -Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries; C. van den Berg (secr.etaris).

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

Asistent-Redacteur: J. Ï. Zoo.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

INHOUD:


Blz

De artikelen van deze week

………………….
263

Sommaire,

summaries

………………………
263

Financiële sanering in Indonesië

(1)
dooi’ Prof.

Dr

J.

F.

Hâccoû

……………………………
264

Opbouwobligaties
door Mr J. Brautigam

………..
267

De geidzuivering in Indonesië
door H. J. Manschot ..
268

Belastingevolutie 1950
door Dr F. W. C. Blom
.
..
.
272

De ‘positie van de Nederlandse Rijnvaart
door Mr

K.

11
7
.

Cuperus

…………………………
273

London Letter
door Henry Hahe ……………….
275

Internationale

notities:


De Engelse kosteis van levensonderliou(l
…………….
276
Klppen-eftieiency

………………………………..
Reclame

in

de

Sovjet-Unie

……………………….
277 277

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
277

Grafieken:
In Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen binnengekomen
27$
zeeschepen

…………………………………

Sta t
i
s-t ie ken
: –
Bankstaten

………………………………..
27
8
ene


e.
Inleggiiigeil en terugbetalingen bij de Algem

Spaar
Lljîrentekas

in

Belgie

………………………….
279
279
Werkloosheid

in

België

…………………………
Indexeijfers van lonen volgens regelingen in Nederland
. . . .
279

Stand

van

‘S
Rijks

Ras

………………
……

279
DEZER DAGEN

oude getrouwen. Nederland zal f 200 millioen lenen aais

Indonesië. Ook verder is het Communiqué nogal tevreden.
Er is nog hier en daar een, moeilijkheid, doch dat kan
voorlopig commissoi’iaal worden bezien. Voor het overige:
,,Wie nog nooit gevaren heeft, weet niet, hoe een zeeman
leeft”. liet beeld blijft jalst, ook al vliegen staatslieden

tegenwoprdig. . . .-‘ .

De politieke ontwikkeling in Indonesië koerst naar

integiatie zondei’ schipperen; hier en daar stormachtig

,,Lieve schipper vaar mij over”. De Belgische kabiriets-,

formateur Devèze’ is doör de wachtende niet zo hartelijk
ontvangen; van oversteken is niets gekomen, de opdracht

is neergelegd. Zijn daarmede de laatste schepen verbrand?
Een nieuwe formateur moet trachten naar dë gindse
oeer te’komen; het wordt een zware haal, met togen-
stroom.

,,Zijn chip is naar degrond gegaan op een Engels
Endjen”. Premier Attlee heeft het niet zo gezien. Floewel

parlementair eei\maal ges1gen door een typisch Engelse
speelzet, acht hij het lek nog, boven de waterlijn. Dus
vaart hij door, terwijl zijn eerste stuurman in de econo-
mische vooruitblik over 1950 heeft medegedeeld, dat het
een goede reis kan worden,’als hetweer het houdt. Alle
hens aan dek blijft het consigne, zowel voor de parlements-
leden als voor de Engelse bevolking.

,,Schuitje varen, theetje drinken”. Zo glad is de reis
niet voor degenen, die de Europese integratie tot stand
moeten brengen. Een nieuwe schipper hebben zij zich
gekozen; het is niet alleen chauvinisme, alsmen hoopt,
dat Mr Stikker een ,,schippersonderweer-gae” mag blijken.
Er hangt zoveel aan de behouden thuiskdmst van de

organisatie voor de Europese samenwerking.

,,Ze kwekten niet, ze kwaakten’ niet, van honger en
verdriet”. Daar lijkt het, in het niet-materiële, op voor de

experts, die bij Genève ingevroren hebben gezeten bij hun
beraadslagii’igen over het opruimen van internationale
hand elsobstakels. Zij . hebben de verdere kespreking over
importrestricties tot het najar opgeschoven. Het bootje
in een fles, dat bij de algemene tariefovereenkomst van 1947 in elkaar was gezet, blijft op zijn plaats.

Zal President Truman, als eens” kapitein van Brakel,
‘de ketting doorvaren? Waarbij niet aan de’Theems wordt
gedacht, de liberaliering van het Europese handelsverkeer
zal immers doorgaan, doch aan de kusten der Verenigde,

Staten. De President heeft opdracht gegeven tot een
onderzoek, hoe de Amerikaanse betalingsbalans minder
actief kan worden gemaakt. Misschien zou een commissie
van Europese experts hier eens iets terug kunnen doen?

,,Een scheepje in de ha”ien lag, gevuld met specerijen”.
Het ligt er nog; de goedkeuring van de Senaat en van de
gezamenlijke volksvertegenwbordiging over de, nieuwe
tranche van het Marshall-plan moet nog afkomen. Vast
staat echtei’, dat de lading niet door een andere zal worden vervangen. Het amendement om $ 1 milliard aan credieten
te vervangen door landbouwproducten is verworpen.

Dat dit- door de..ontvangers niet als een verlies zal
worden opgevat, is, in vergelijking met enkele jaren terug,
geen oud niuws. Maar velerlei poging tot opvangen van
een overproductie in de Amerikaanse landbouw is vah de

i’eçnte geschiedenis een, dei, oudste getrouwen. – –

Fa. A. 0. Beuth van

Wickevoort Crommelin

Amsterdani.’Z. Tel. 25410

Come v. d. Lindenstraat 22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTH

specialist Gezins- en Oude.
dagsverzorging.

Adviezen inzake:

Pensioen-voorzieningen voor
Star en Personeel.

Organisatie Bedrijfs-en Onder-
nemingspensloenrondsen.

Aanvullingen normalisatle van
bestaande regelingen.

Koninklijke

Nederlandsche

Boekd rukkerij

H. A. M. Roelants

Schiedam

ADVERTEER’

INDE

ESB

ROTTERDAMSCHE

BANK

‘al

ASSOCUTIE C.ASSA

KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM-C

BELASTING CO N S U LTAT IE BU R EAU
A. L. F. LEVERINGTON
Alle belastIngzaken
Medewerkers:
E.
J. de Boer, Oud-map. d. Bel.

D. Sweepe, Oud-Ontv. d. Bel.

Mr. Dr. B.J. F. Steinmetz, Bel, jur.
Mr. Dr. N. J. Feldmann. Bel. jur.
N. A. Schol, Cand. Notaris.
Amsterdam:
le Helmersstr. 95 – Tel, 855O8
Haarlem:
Ged. Oude
Gr.
11 B
– Tel. 12468

Vestigt U in Ven ray

De plaats voor Uw industrie

Bouwrijpe industrieterreinen aan grote

verkeersweg gelegen verkrijgbaar

Voldoende arbeidersreserve aanwezig

Wendt U. om inlichtingen tot de gemeente,
Telefoon K. 4780, no. 241.

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo

Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van

soutzurjr (alle kwaliteiten)
vloejboar chloor

chloorbleekloog

nasronloog, ca..usic soda.

SPECIALE

AFDEELINGEN

VOOR

PARTICULIEREN

250
VESTIGINGEN

IN NEbERLAND

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Zaterdag
8
April a.s. in het bezit te

zijn van cle administratie, Lange Haven
141.
Schiedam

-.

•—.

I

GERENOMMEERDE ONDERNE1uNG TE
ROTTERDAM
met vijf middelgrote fabrieken, die in het Oosten en
Noorden van het land zijn gevestigd, vraagt als mede-
werker van de administrateur, een jonge, energieke

BEKWAME ADMINISTRATIEVE KRACHT
W

die na gebleken geschiktheid zal worden belast

I

met het coördineren en verder ontwikkelen van
de administratie volgens moderne methoden,
benevens met het uitbrengen van interne rap-
porten.
Vereist: organisatievermogen,

grondige theoretische
• en practische kennis van de adm. Organisatie, adm. •
techniek en bedrijfseconomische vraagstukken, welke
• zich in de administratie van een modern grootbedrijf

I

voordoen.
Enige jaren pract. ervaring in een grote onderne-
ming, kennis van de mechanische administratie, bud-
gettering, kostprijsberekening, benevens middelbare
• schnolopleiding en het bezit van het S.P.D. en/of •
M.B.A. diploma strekken tot aanbeveling.
Uitvoerige soll.br
. met opgaaf van leeft., opi., erva-
ring, huidig aal., verl. sal., enz., onder bijvoeging van
een recente pasfoto en afschr. van puntenlijsten onder
no. 2335 Adv. Bur. J. Grijseels Jr., Nwe Binnenweg 166,
Rotterdam.

.

.—

..

7
7

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

263

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. 1)r J.
F. Haceofi, Financiële sanering in Indonesië ‘(1
Dc recente regeling, door de Itegering een nieuw deviezen-
regime genoemd, is in wezen geen deviezenmaatregel, maar

een binnenlandse monetaire. Zij was door cle financiële

ontwikkeling noodzakelijk geworden en vormt een eerste
schakel van en keten, welke een kans biedt. Er zijn echter

sterke krachten, welke deze kans teniet kunnen doen;
met energie moet daarom aan het opheifen der spanningen

worden gewerkt en dat in de eerFte plaats in de sector van
het budget. De mate van slagen van do kans is afhankelijk
van de positie der exportpioducten, van het herstel van
rust en orde in het binnenland, van de invoer van kapitaal-

goederen, alsme
1
e van de vraag, ot ook de overige essen-

tiële maatregelen kunnén word en doorgevoerd.

Mr J. Brautigam, Opbouwob’igaties.

Over de Uitvoeringsbechikking Opbouwobligati es van
13 Maart 1950 blijkt nogal wat misverstand te zijn ont-

staan. Na een uiteeizetting van ‘deze materie te hebben
gegeven, komt schr. tot de conclusie, dat het inslituut der
opbouwobligaties neerkomt op veel nodeloze administra-tieve rompslomp, liet uitblijven van monetaire vôordelen
vor de Staat, het veroorzaken van nodelozc’ verliezen voor
do oorlogsslachtoffers ên het bezorgeit van voordelen aan

hypc. theekbanken en ïnstitutonele beleggers.

H. J.
Mansohot,
De geidzuiQerin. in Indonesië.

Op 19 Maan .1950 weid te Djakarta een reeks van maat-

regelen tot consolidatie van de vlottende schuld van en
tot regeling va.i de geidsomloop in Indonesil iitgevaar-
digd. Schr. belicht, mede aan de hand van terzak& gerezen
vragen en uitgesproken critiek, enkele hijzondere aspecten
van de gctroffen maatregelen. Voorts wordt aandacht
besteed aan de omstandigheden, waaronder de geld
zuiver;ng is ingezet- en aan de verwachtingen, welke in
verband hiermede mogen worden gekoesterd t.a.v. het
,,rendement”, hetwelk de maatregelen zullen afwerpen.

i)r
F.
W. C. Blom,
Belastingeoolutie 1950.

De Minister van Financiën beschouwt de belastingen op
het bedrijfsleven niet meer als sluitpost voor het hudgetaire
en monetaire beleid. 1-let ,,economische” argument begint
nu, bij de indiening – van het gewijzigde wetsontwerp

Belastingherziening 1949/1950, de overhand te krijgen.
Ondanks het feit, dat de budgetaire positie voor 1950 veel
ongunstiger is geworden, wordt thans een zwaar fiscaal
offer voorgesteld, liet voorstel tot algehele afschaffing van
de Ondemnemingsbelasting betekent een belastingoffer. van 1 92 mln. Ook de vennootschap kan zich verheugen
over de richtingwijziging in onze belastingpolitiek. De
Minister heeft argumenten gebruikt, die schr. ook zou
willen gebri.iken voor het bepleiten van fiscale herkapita-
lisatie, verlaging van marginale belastingpercentages en
voor verlaging van Vennootschapsbelasting.

Mr K. W. Cuperiui,
De positie oan dc Nederlandse Rijn-

Qaart. –

De positie van de Nederlandse Rijnvaart is allerminst
rooskleurig. Flet vervoer langs Lobitli bedroeg in 1949 nog
slechts 36,5 pCt van 1938 als gevolg van het uitvallen van

Duitse transporten. Daarbij komt nog, dat de capaciteit
van de totale Rijnvloot in de naaste toekomst niet ver
beneden dc vooroorlogse zal liggen. ‘Van dze ernstige
wan.rer1iouding tussen capaciteit van de vloot en omvang
van het vervoer ondervindt in de eerste plaats de Neder-landse Rijnvloot, die nog steeds groter is dan die van de
,andere Rijnvaartnaties tezamen, de nadelige- gevolgen.
Gemeenschappelijk overleg tussen alle belanghebbenden,
met het doel te komen tot een billijke verdeling van de
,berchikbare transporten tegen economisch verantwoorde
vrachtprijzen is daaroni nood zakelijk.

SOMMAIRE.

Prof. Dr J. F. Ilaccofi,
L’assainissemeni monélaire en
indonésie (1).

‘Le nouveau régime en iwatiére de devises, rendu néces-

saire pour le développement financier, est une prmière

étape dans la voie de l’assainissement monétaire. Toutefois
de puissantes inflpences pourraient anéantir cette possi-

bilité, . c’est pourquoi il faudrait réagir énergiquement

afin de supprimer les tensions et en premier lieu dans le
secteur du budget. –

Mr
J.
Brautigarn,
Les obligations dela reconstru&ion.

L’au Leur

donne un exposé sur la matière régie par la
,Uitvoeringsbeschikking Opbo’uwobligaties” du 13 mars
1950. L’ ,,institut” des obligations de la reconstruction

n’est pas apprécié par l’auteur.

H. J.
Manschot,
L’assainissement monétaue en Indonésie.

A la lumière de questions et de critiques formulées,

l’auteur explique quelques aspects spéciaux des mesures
décretées en vue de la consolidation de la dette flottante
et de la réglementation de la circulation fiduciaire.

Dr
F.,W. C. Blom,
L’éolution fiscale en 1950.

Le Minitre des Finances ne considère plus longtemps
l’impôt sur les entreprises comme poste de clôture de la
politique budgétaire et monétaire. I’

ialgré la certitudc
que la situation budgétaire de 1950 est devenue bèaucoup
plus défavorable, on consent dun sacrifice fiscal sechiffrant
a 92 millions de florins, par l’approbation de la proposition de supprimer complètemênt la ,,Ondemnemingsbelasting”.

Mr I{. W. Cuperus,
Le ti’a/ic, rhénan née,’landais. –

Le trafic rhénan néerlandais est lom d’être favoroble.
Le trafic rhénan, enregistré a Lobith, se chiffrait pour
1949 â 36,5 p.c. de 1938. A cel s’ajoute que la capacité de la flotte. rhénane totale ne sema pas
lom
d’atteindre
dai’is un proche avénir, celle d’avant guerre. La flotte
rhénane néerlandaise subit, en premier lieu, les consé-
quences défavorables de cette disproportion.

SUMMARIES.

Prof. Dr J. F. Ilaccoû,
Financial reorganization in Indo-
nesia (1).

The so-called new foreign exchange system *hich has
been prompted by the finhncial development, may ho
successful. There are, however, strong powers which may
nullify this possihility. All efforts should, therefore, be made
to remove tensions, particularly in respect of the budget.

Dr J.
Brautigam,
Reconsiructton bonds. ” –

An outline of the contents of the Decree of March 13th
1950 govemning the issue of Reconstruction honds, of
which the writer is not in favour.

H. J.
Manschot,
The money purge in Indonesia.

Some aspects of the ineasures covering the consolidation
of the floating deht and the regulation of the money
circulation in Indonesia, which vei’e promulgated on
March 19th 1950.

Dr F.
W. C. Blom,
Tax evolution in 1950.

Industrial taxes are – according to the Mhister df
Fiiance – no longer considereci as a fundamental element
of the budgetary and monetary policy. Despite the fact
that the 1950 6udget has become much more unfavourable,
a heavy sacrifice will now be made, because that is con-
sidered necessary by the Minister for a sound development
of industry.
Dr H. W. Cuperus,
The
1
bosition
of
Net he,’lands Rhine shipping.

The position of Netherlancis Rhine shipping is not very
favourable. In 1949 traffic via Lobith represented only
36.5 per cent, of that in 1938. In the near future the total
Rhine fleet capacity will be only very slightly helow the
pre-war level. The Netherlands Rhine Heet is greatly
affected by this abnormal situation.

264

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 TApril 1950′
FINANCIËLE SANERING IN INDONESIË. –

1

Beoordeling *’an. het ,,nie,cve deiiezenregime”
1
.)

In de Indonesische maatschappij zijn in de ‘afgelopen jaren grote spanningen ontstaan, zowel door de politiek
gevolgd in de financiële sector
2)
als door ongelukkig ge-
kozen maatregelen van econoiiiische politiek. –

liet is duidelijk, dat, hoewel de pressie van deze ont-

wikkeling op het deviezenbudget dôor tal van beperkende

bepalingen slechts een beperkte kon zijn, de toestand in

het binnenland ingrijpen in overweging moet doen nemen,

wilde men een totaal afglijden in snel tempo voorkomen.
Als eerste correctiemaatregel moet het invoeren der

deviezencertificaten worden gezien. Ik stel uitdrukkelijk

– in navolging der Regering – dat dit een eerste maat-

regel is, omdat het verdere betoog zal doen zien, dat

andere maatregelen nièt als complement maar zelfs als
essentieel noodzakelijk zullen zijn

In wezen is deze maatregel nI. geen deviezenmaat-
regel, maar een binnenlandse monétaire. Hij komt er op

neer, dat bij invoer van goederen en’het verrichten van
betalingen naar het buitenlandeen correctiew’ordt toe-

gepast op de koopkracht’van de rupia in dier voege, dat

men bij een koers van, het deviezencertificaat van 200
hoven de omgerekende prijs nog eens het tweevoud moet
betalen, terwijl bij aanbreng van deviezen de aanbrenger

een deviezencertificaat van 50 pCt van de omgerekende
prijs in Indonesisch courant ontvangt, dat ook een koers
van bijda 200 pCt heeft, dus dat deze aanbrenger het
provenu verdubbeld ziet. Bij actieve investering van

buitenlands vermogen hândhaaft men ook in de binnen-

landse sector de verhoudng tussen het valutahedrag en
de later te importeren goederen en diensten door al reeds

bij aanbieding der valuta tot de volle tegenwaarde een
certificaat af te geven, terwijl de latere invoer weer een

certificaat vooi- het volle bedrag in rupia eist; alleen

indien er tijdsverschil bestaat tussen valuta-afdracht
en invoer kan er – behoudens een tijdsaffaire in deviezen-
certificaten — een waardeverschil door sclommeling v’an

de prijs der deviezencertificaten ontstaan.

De Regering heef1deze regeling, welke zij een nieuw
deviezenregiem noem t met ruime toelichtingen bekend
gemaakt. Zij stelt daarin, dat de maatregelen in het geheel

niet behoeven te betekenen, dat de prijzen van goederen
en dinsten zullen stijgen; weliswaar zullen de goederen
en diensten, waarvan de prijzen gecontroleerd zijn (bijv.
het schaarse distributiepakket) duurder worden, doch
hiervoor dient de prijsstop en bovendien zal deze prijs-
stijging worden verzacht door gedurende enkele maanden

distributietextiel tegen de oude prijzen te verkopen.
Daartoe zullen de textielgoederen’ (ook garens) worden
gebruikt, welke – mede dank zij de E.C:A.-hulp – in

,de komende maanden in Indonesië zullen – arriveren,
terwijl in aansluiting daaiop zullen worden gebezigd de
onlangs aangekochte en voor distributie in het laatste
k,vartaal van 1950 bestemde textielgoedcren, welke dus vroeger ter beschikking komen. Bovendien verwacht de.
Regering, dat èni door de textielmaatregelen èn door de
goede oogstvooruitzichten en grote invoer van rijst uit
het buitenland de prijs van rijst zal dalen; in elk geval
zal de Regering een prijsstijging hier met kracht tegen-
gaan. Wat de overige importgoederen betreft, stijgt de
prijs in Indonesisch courant weliswaar tot het drievoud
en voor de consument, rekening houdende met de marges

voor de handelsschakels, tot het 4-voud; maar de Rege-

‘) De door Prof. Haccoû gegeven uiteenzetting van de inhoud
van cle afgekondigde maatregelen werd, i.v.in. dc lengte en het feit,
dat de lezers hierover reeds zijn ingelicht (zie
E.-S.B.”
van
29
Maart ji.) weggelaten. Red.
‘) Vgl. mijai beschouwing in
,,E.-S.B.”,
dd. 11
en
18
Januari
1950.

ring meent, dat, aangezien de factoren van vraag en

aanbod- niet worden aangetast en er zelfs binnenkort

een belangrijk toenemend aanbod van import-consumptie-

goederen valt te verwachten, de prijzen op de vrije markt
niet zullen stijgen, maar veeleer zullen dalen. Zij spreekt
voorts als haar verwachting uit, dat de smokkelhandel

dooI’ het nieuwe systeem veel van zijn aantrekkelijkheid

zal verliezen en een toenemende export meer vreemde

valuta zal doen toevloeien, terwijl na zekere tijd de,rupia
op natuurlijk niveau tot rust’ zal komen. Zij stelt in het

vooruitzicht, dat de koers van het deviezencertificaat
op normale

wijze door vraag en aanbod zal worden ge-
vormd, dat een groot deel van de zwevende lcoopkracht

zal worden afgeroomd en hoopt dat het buitenland na
de sanel’ing tot investering bereid zal zijn.

Expoit.

.

Wat de export betreft, de prijs in rupia wordt inder
;

daad-verdubbeld: Dit kan.invloed hebber op de omvang
van de uitvnor en zodoende
0
1) het deviezenbudget. Hierbij
moet worden bddacht, dat, behoudens door buitenlandse
leningeii en investeringen, de. Indonesische koop- en

hctaalkracht in het buitenland wordt bepaald door de

opbrengst van de export. Directe invloed op deze opbrengst
kan geoefend ,worden doordat een verdubbeling van het

provenu in rupia de smokkelhandel minder attractief

kan maken. Immers, het buitenlandse provenu van deze
handel staat vast, terwijl de aan de smokkel verbonden
kosten hoog zijn en het risico groter wordt. Echter, de

iiivloed in deze sector zal mi. minimaal zijn, omdat de
smokkel grotendeels ten doel heeft kapitaalexport en
het verkrijgen van koopkracht in het buitenland Voor

aankoop van die goedei’en, welke in Indonesië sterk
gevraagd zijn en niet of onvoldoende met invoerver-‘
gunning kunnen worden geïmporteerd. En hierin wordt

niets gewijzigd; zelfs kan de.drang tot kapitaalvlucht

worden vergroot, terwijl van bepaalde zijde reeds is gesteld,

dat legal& handel wegens gebrek aan vermogen zijn
toevlucht tot de smoickelhandel zou moeten nemen,

een overigens zonderlinge stelling, gezien het feit,dat deze
gi’otere vermogens eist.

De tot nu toe legale export kan ‘door de maatregelen
worden gestimuleerd, dooi-dat en in zovei- daardoor de
verhouding in de oplcoopprijs, welke door de legale expor-

teurs in concurrentie tot de smokkalhandel kan worden
aangelegd, zodanig verbetert, dat de legale exporteur de

beschilcking ovei cent groter gedeelte der bevolkings-
produktie kan krijgen; dit onder de mits, dat het meerdere
geld voor de bevolkingsproducent door beschikbaar
komen van

meer. goederen reële koopkracht betekent en
dus zijn activiteit stimuleert. Dan kan dit meerdere geld
odk zijn activiteit prikkelen en daardoor de export be-
vorderen. Tenslotte ook, indien.en voor iover de bevol-Icingsproducent door de hogere prijs aangelokt – alweer –
mits deze reëel meei’ koopkracht betekent – overschakelt
van bedrijvigheid voor de binnenlandse sectèr naar pro-
duktie voor de eport. Echter, dan worden de binnen-
landse verhoudingen gewijzigd met de repercussies van
dien.

Voor de ondernemingsproducenten betekent een ver-
betering van’ prijs voor een enkele sector, dat daardoor
de mogelijkheid ontstaat tot expoi’t van goederen, welke
tot nu toe niet bestond, doch zulks kan niet op grote,
schaal het geval zijn zonder dat deze goederen aan de

binnenlandse sector worden onttrokken. Zou door de
maatregelen een verhoogde arbeidsproduktiviteit kunnen
worden bereikt – waai’voor de eis dus weer verhoogde

reële koopkracht voor de arbëiders is – dan kan zulks
in een enkele sector tot vergroting van- produktie en
dus tot export leiden. Maar ‘de grote moeilijkheden,
waarmee de ondernemingen en ook personeel en arbeiders
der bedrijven te kampen hebben, liggen niet in de eerste
plaats in dit vlak, maar juist in ht gebrek aan veiligheid

T;1

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCH BERICHTEN

265

‘(4

en orde; welvaart kan alleen hersteld worde’n, indien

rust in de econorni3cllc sector bestaat

en daarvan is helaas

nog geen sprake. Daarnaast zijn voor rehabilitatie kapitaal-

goederen nodig, die zullefi moeten worden geïmporteerd.
l3ovendien betekenen deze ‘maatregelen, dat zeker de

kosten voor de niet-indonesische staf belar’tgrijk zullen
moeten worden verhoogd, vil iïien’ deze arbeidskrachten

behouden, en dat kapitaalsuitgaven voor rehabilitatie,

voor zover hierbij importgoederen zijn betrokken, worden

verdrievoudigd. De. gunstige invloed
01)
de export zal dus

vermoedelijk minimaal zijn; andere, meer essentiële
voorwaarden moeten eerst zijn verwezenlijkt en daaren-
boven zal dienen te worden afgewacht, velke wijzigingen

de kostenfaclor, zal ondergaan; hiervoor is het binnen-
landse prijsniveau mede van groot belang. Wel kan door
de maatregelen in eerste instantie uitvoer der opgeslagen

voorraden worden bevorderd.

Monetaire sector.

Alvorens dit te bespreken, moge eerst de monetaire
sector word en besproken.. Hierbij komen verschillende

facetten naar voren. In de eerste plaats betekent het ver-
strekken van deviezencertificaten aan – aanbrengers van
valuta een schepping van koopkracht tot het bedrag van
de hele exportwaai’de, zolang de koers dezer certificaten
200 pCt is (50 pCt van de opbrengst Ii. 200 pCt); de overize
deviezenaanbreng kan worden verwaarloosd. Daartegen-
over staat, dat van gebruikers van vreemde. deviezen een
certificaat tot het volle bedrag der Indonesische dispositie
wordt geviagd, behoudens voor zover de Overheid ge-
bruiker is. Indien wij als uitgangspunt nemen de export

1949 en daarbij de aardolie en aardolieprodukten buiten
beschouwing laten – omdat deze niet tot het Indonesische
deviezenregiem behoren – dan komen wij tot een export-
waarde van rond 1,1 milliard rupia. Tegenover deze export,
die, zonder leningen, het betalingspotentieel van Indone-

sië in de buitenlandse sector beheerst staan de diensten-transfers en de goederenimport. Vermoedelijk wordt dit
potentieel tijdelijk nog iets vergroot door de vergoeding,
welke Nederland in deviezen aan Indonesië, voor het

Nederlandse leger betaalt, zulks onder aftrek van de
deviezen, welke dit leger aan Indonesië kost, liet grote
verschil met het verleden zal in de toekomst zijn, dat d
invoer nu door de export is begrensd, teiwijl tot nu toe
ederland ruimte voor aankoop van goederen verstrekte

door het, gat in de betalingsbalans te stoppen. Stellen
wij het bedrag in totaal op 1,2 milliard gulden, berekend

op jaarbasis, dan moeten daarvan in aftrek worden ge-
bracht de dienstentransfers ten hehoev& van de Overheid,
t.w. rente en’ aflossingen op leningen, kosten der ver-
tegenwoordigingen in het buitenland, pensioenen, dele-
gaties enz., welke na aftrek van de vertegenwoordigingen
van het buitenland in Indonesië, zeker op 200 h 250
millioen gulden kunnen worden getaxeerd. Nemen wij
het laagste bedrag, dan blijft er voor goederen- en diensten-
transfer 1 miltiard over, waarvan 300 millioen diensten
in de particuliere sector, dus 1700 millioen ‘goederen.
Tegenover een koopkrach tcreatie van 1.100 Imillioen
gulden uit hoofde van de export, staat dan hoogstens een
beslag op koopkracht van 2.000 millioeni, waarvan de
helft dient tot dekking van het bu’dgettekort, alles op
jaarbasis omgerekend en zonder rekening te houden met
de overgangsmaatregelen van de Overheid ten behoeve
van de partièuliere sector. Er ontstaat dus een grotere
geldbinding van 900 millioen, vermeerderd met die ver-
oorzaakt door de grotere waarde der, voorraden voor
export ad ca 200 millioen gulden, tezamen 1.100 millioen,
doch vooruitlopend op dit jaarresultaat zal de import
– met een gemiddelde omlooptijd van 5 maanden van
beslag op geld tot aflevering aan consiment – sneller
de binding ondergaan met een tijdelijk,extra”defLtoir
effect. Aan de andere kant echter kan het geldbeslag bij
de handelaren na de import als de prijsdaling pas na- ver-

koop der voorrad’en ontstaat, minder worden en hier

treedt weer een
1
geldverruiming
Dartegenover staat, dat hoewel het begrotingstekort,

verminderd met de door het Deviezenfonds verkochte
certificaten ad 900 millioen gulden, zal stijgen voor zover

importgoederen in het budget’ijn opgenomen, waarvan
de Overheid de kosten der certificaten moet dragen of

voor haar rekening neemt – afgescheiden dus van
salarisverhogingen – doch daartegenover staat, dat de

in: en uitvoerrephten op denieuwe basis worden berekend
(met een jaarbate in de orde van gi’ootte van 350 mil-

lioen), waartegenover de vrije winsthelalting ad geraamde
jaarbate ruim 250 millioen verloren gaat. Aangenomen
moet worden, dat de geldschepping door het budget-

tekort’ blijft in de orde van grootte van 3 milliard, een

injectie, welke bij een totale geldcirculatie in het voor-
malige Federale gebied van ruim 4 milliard gulden een
belangrijke inflatoird werking moet oefenen (circulatie

in voormalige Republikeinse gebieden is onbekend).
Bovendien moet worden bedacht, dat van de saldi bij de
particuliei’e banken een deel tot nu toe niet voor koop-

kracht diende, doch veel meer een opbergen van niet

aan te wenden middelen
wal.
Door de noodzakelijke

aanschaffing van deviezencertificaten zal deze koop-
kracht veer geactiveerd worden en krijgt het bedrag van
4 milliard dus reëlere betekenis dan het tot nu toe had.

Een vraag

is ‘voorts, in hoeverre de ‘verhoogde waarde

der voorraden dooi’ bankkrediet zal worden gefinancierd:

een verdere geldvei’ruiming, welke door het kredietpoten-
tieel d6 banken mogelijk i, ook al moet de deviezen-
certificaatpositie op korte termijn met het l)eviezenfonds

w’oi’den afgerekend.

Men ziet hoe belangrijk en zelfs principieel liet vraagst.ik
in de nonetaire sector speelt; men iiet echter ook, welke
maatregelen essentieel zijn om resultaat te bereiken:

ingrijpende sanering ‘van het budget, niet volgens

een

‘5-jai’enplan, maar uiterlijk vôér 1952; een gedeeltelijke
saldi- en ki’edietblokkering, met daarna geleidelijke
deblokkering voor ieële behoeften, zo mogelijk een sane-
ring in de ctiartale sector; deze laatste zal volgens bank-

kringen hier te landé op grote
technische
.moeilijkheden

sttiiten. Sterilisering van de koopkracht van het budget-,
tekort moet dan mede als essentieel worden beschouwd.

Indien buitenlandse leningen kunnen worden verkregen,
kan de sanering, mits ook de zoëven genoemde maat- –

regelen worden doorgevoerd, krachtiger, worden aange-
pakt, omdat dan – met saldideblokkering naar behoefte

– ‘le geldbinding vergroot en de koopkrachtschepping
der Over’heid’ sneller wordt opgevangen.’ Doch de eerste
levei’ingen op het in dé Verenigde Staten gereserveei’de krediet en eventuele nog te sl(riten leningen, kunnen pas
tegen het einde van 1950 worden ver’wacht; vandaar ook, dat de Regering respijt krijgt tot in 1951 ofn het

budget te saneren. –
In deze paragraaf werd uitgegaan van een ongewijzigde

omloopsnelheid van het geld.

Binnenlands ‘prijsnioeau..

Naast’ in de sanering van het budget ligt de kans op
succes in het verloop van de binnenlandse prijzen. De
‘Overheid is uiteraard – anders ware zij .niet met dft

complex van

maatregelen begonnen – optimist. Zij meent
in het koi’t, dat de prijshandhavingen en prijsdalingen de
prijsstijgingen in het budget voor zover het. de binnen-
landse sector betreft zullen over’treffen. Dit ver’eisteen
nadere analyse, waarbij het- ontbreken van statistisch
materiaal dwingt tot een deductieve beschouwing. Zowl
voor de Indonesiër als voor de andei’e groepen van de
bevolking i.’ de toestand- zo geworden, dat een groot ge-
deelte van de levensbehoeften moet worden gedekt
tegen de prijzen op de vrije markt. Hoevel de rijst door
manipulaties van het voedi.gsmiddelenfondsver’houdings-

gewijze goedkoop ter beschikking komt, geldt dit zeker.

­
77

“-

266

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950

overwegend ie de textielsecIor. Met de rijstprijs en zijn

verloop hangen tal van binnenlandse voedingsmiddelen

iveer nauw samen. Nu wordt verwacht, dat deze rijstprijs op peil zal’ blijven, zelfs nog zal dalen in verband met de

goede oogstvooru itzichten en geplande invoeren. Uiteraard
kan de Overheid zolang zij over ruime voorraden beschikt

de prijs op tal van plaatsen beheersen, speciaal in de
grote centra – hoewel dit altijd maar weer binnen be-
paalde grenzen waar is, getuige de ervaringen sedert

Juli 1949. De grote moeilijkheid is vooral de verzorging

met rijst en ook de aanvoer van goederen – en dan vooral

textibl – in het binnénland. liet efficiënte apparaat

hier ontbekt en zodra hier kostenverhogingen optreden,

zal er stagnatie komen. Reeds is van organisatorisch
Indonesische zijde de landhouwer aangeraden om zodra
de textiel duurder wordt, de rijs.t vast te houden. Zal hij

zulks niet kunnen, de opkopende en verwerkende schakels

kunnen dit wel. De Indonesiër stelt bovendien andere
eisen dan voorheen en tot nu toe is rijst een in dalende

richting gemanipuleerd goed geweest. Dit kan, zodra
men naar invoering van een nieuw economisch evenwicht

in de maatschappij gaat streven, niet zo blijven.

Met de rijstprijs hangen de prijzen van tal van andere
goederen uit de binnenlandse sfeer en dus de lonen samen.

Een belangrijke stijging van deze prijzen zal zich in het

gehele levensonderhoud weerspiegelen, al zal bij de
minstbedeelde groepen een stijging van de rijstprijs na

een zekere grens leiden tot minder verbruik van andere
goederen (groenten, vlees, vis en fruit). Met betrekking

tot deze categorie moet wel worden bedacht, dat een

Indonesische Regering een scheeftrekken ten ongunste
der inkomensvorming niet zal gedogen. Echter, ook
economische krachten, zullen, in de richting van prijs-

stijging werken. Immers, nu de prijzen ‘oor de hevolkings-
exportprodukten helangrijk zijn verhoogd, moet dit

krachten oproepen om, indien de prijzen in de binnen-

landse sector ongewijzigd blijven of zelfs, zoals de Rege-
ring stelt, nog zullen dalen, over te schakelen van de

padibouw op de exportprodukten. Wel kan een dergelijke

ve’mindering van de binnenlandse rijstproduktie worden

gecompenseerd door grotere import, doch hieruit zal,

zelfs zonder dat hiervoor deviezencertificaten zouden

worden vereist, een verhoging van de prijs met verhoging
dci’ kosten van het levensonderhoud ôf vergroting van
het budgettekort resulteren. Er is dus alle aanleiding om

in de binnenlandse sector prijsstijgingen – en daarmede loonsverhogingeh, dus stijging van de produktiekosten
– te verwachten, temeer omdat meer geld in de Indo-
nesische sfeer alleen dhn prijsstijging hier kan voorkomen,
indien, de goederenaanvoer, met name textiel hiermede

minstens gelijke tred houdt; anders toch is de prijsstijging
ei’. Zoals reeds gezegd, ontbrcekthet apparaat om een
soepele doorstroming der goederen te verzekeren.
Voor zover de binnenlandse prijzen dooi’ de prijsbe-

heersing gereglementeei’d worden – zoals reeds gebleken
meer een nominale dan eën effectieve bewaking –
zal
deze binnenkort belangrijke prijsverhogingen moeten

toestaan, voor zover bij de produktie of dienstverlening
import- of andere. !n prijs verhoogd goederen w’orden ge-
bezigd. Door de ‘ prijsverhoging ,der importgoederen
worden voorts alle produktiemiddelen, welke straks
moeten worden vervangen, getroffen. Wil men .deze pro-
ducenten niet dwingen tot liet geven van geschenken aan
de consumenten en indirect aan het buitenland, dan zal
dus het prijsniveau in deze sector – verschillend al
naarmate de verhoudingen liggen – dienen te worden
gecoi’rigeerd. –

Deze correcties zullen samengaan met dé invoering
der omzetbelasting, indien de Regering hiertoe besluit,
welke door haar cascade-karakter met een trapsgewijze
heffing van 3 pCt, in dit land zeker tot een algemene
prijsstijging van 10 pCt zal leiden, waarvan de Overheid
slechts een gedeelte toucheert; vandaar ook de bij het

tarief vergeleken exorbitant lage middelenraming van
150 millioen gulden-op jaarbasis.

Met betrekking tot de importgoederen, welke met ‘de
smokkelgoederen het hoofdbestanddeel van de goederen
0
1
)
de vrije markt vormen, i de Overheid van oordeel,

dat zij in staat zal zijn de prijzen te drukken. Zij meent,
dat de prijzen hiei’ gemiddeld 7 48 maal de ,,Ianded

cost” zijn – een cijfer, dat ivel als gemiddelde aan de

hoge kant voorkomt, maar dat zonder exacte andere

gegevens moét worden overgenomen – en nu is de ge-

dachte, tevens een der draaigewrichten van de regeling,

dat het zal gelukken hier een prijsdaling te bereiken.
Uiteraard mogen de importeurs hun voorraden niet tegen

vervangingswaarde verkopen en hebben dus een belang-

rijk vermogensverlies geleden. Men kan stellen, ‘dat

globaal de toegelaten prijs voor de consument, althans

in de meeste textielen, ongeveer 150 pCt van de ,,landed

eost”-waarde is voor verkoop in de centra. Dit wordt thans

met drie, vermen%vuldigd (een drievoudige waarde door
de d eviezencei’tificaten), zodat de , ,reële” consumenten-

prijs 41 maal moet wôrden in .plaats van 7 tot 8 maal.

Fliei’ ligt een marge, welke echter door de omzetbelasting
weer iets wordt gereduceerd.

Nu is liet de vraag, of hierop een prijsverlagende druk

‘,kan worden geoefend. Men hoopt dit in de textielsector
door meer aanbod te bereiken, maar zal dan op grote
w’eerstanden stuit’en. De positie ligt.nl
. als volgt: de be-
hoefte aan textiel is nog zeer groot, het aanbod blijft
beperkt en nu is de vraag, of men een zodanig aanbod

kan brengen, dat het niet meer in de tussenschakels kan
worden opgevangen, dan wel of in voldoende mate goed-
kope textiel op andere w’ijze bij de consument kan. worden

gebracht. lIet succes is dus afhankelijk van twee omstan-

digheden: de kracht van de tussenschakels en het ver-

trouwen in het succes der regeling. Eerst het laatste:

wordt algemeen gedacht, dat het beoogde doel, de prijs-
verlaging, wordt bereikt, dan zal men, nadat men ver-

wacht, dat geen nieuwe monetaire maatregelen op komst
zijn, een klein verlies op zijn goederenvoorraad dadelijk
nemen om een groter verlies in de toekomst te ontgaan
en Ontstaat dus een. cumulatie van aanbod, dat ingeval
andere saneringsmaatregelen zijn genomen en het budget-
tekort nog niet zijn -volle werking oefent, de deflatoire

werking versterkt. Echter, bestaat dit vertrouwen niet,
dan zijn de hulpmiddelen der Overheid om goederen
in te pompen, zelfs indien men de deviezenreserve van de

Javasche Bank aanspreekt, beperkt en dan zal het een
korte en hevige machtsstrijd worden, waarvan het resul-
taat te meer onzeker wordt in de mate, dat door het budget-
tekort de geldcireulatie weer wordt verruin’id. Hier treedt
juist liet essentiële karikter van andere maatregelen
aan de dag. Het resultaat is onzeker.

Bovendien is het een tweesnijdend zwaard: de hoge
prijzen
0
1
)
de vrije markt maakten het leven duur, maal’
gaven grote categorieën werknemers tevens de gelegen: heid – door verkoop van het in de distributie verki’egene
of van gebruikte goederen – om ziel) drijvende te houden;
dit geldt zelfs ook in de salarisklassen tot f 1.275 per
maand en in sterke mate in de middengroepen, waar

men..de buffer van de spaarpenningen en het bezit reeds
heef t moeten opteren om relatief schamel en zonder grote
aankopen op de vrije markt in het leven te blijven.

Uit deze analyse in het licht van het begrotingstekort
volgt, dat, naar het mij voorkomt, het uiteindelijke resul-

taat van alle maatregelen, willen zij een kans op succes
hebben, moet zijn het vinden van een nieuw – in zijn

geheel hoger gelegen – maatschappelijk evenwicht,
waarbij sommige prijzen zullen dalen maar de kosten van
het leven als geheel moeten stijgen en dat zulks snel

moet geschieden’ teneinde de kansen op succes zo goed
mogelijk ‘te houden. .1-loe groot deze kansen zijn,
is
een
kwestie van subjectieve beoordeling. Ook in deze be-
schouving heb ik de invloed van een wijziging in de om-

V7

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

267

loopsnlheid van liet geld buiten beschouwing gelaten

Een factor voor het nieuwe evenwicht van grote betekenis,
is de prijs der deviezencertificaten. 1-Jet De”iezenfonds

neemt op deze markt de positie van het ,,price leadership”

met een onbeperkt aanbod, dat als salderingsaanbod is

bedoeld,
in,
maar heeft daardoor de prijs geheel in de

hand en mèt cle prijsvorming ook het niveau van het

evenwicht. –

Ceiolgen
000r
het bedrij/sleQen.

Daar lie t bedrijfsleven zijn produktiemiddelen over-
wegend tegen gecontroleerde prijzen kreeg, betekent de
nieuwe maatregel, dat straks import-produktiemiddelen en

produktiemiddelen met import-grondstoffen vervaardigd,
tegen belangrijk hogere prijzen moeten worden aange-

schaft en in het binnenland vervaardigde kapitaalgoede’ren
verkregen met behulp van overwegend arbeidskracht
(aanplantingen bijv.) ook duurder zullen worden. Alleen

indien dadelijk calculatie volgens het principe der ver-

vangingswaarde wordt toegestaan, blijven de vermogens-
verliezen beperkt totde in Indonesisch courant aangehou-

den bedragen der afschrijvingen. Indien dït.niet wordt

toegestaan wordt met elke produktie een verder ver-
mogensverlies geleden, tenzij transfer vn afshrijvingen
naar het buitenland op basis 1 : 1 wordt g’egeven, zodat
men zijn afschrijvingsvermogen kan koppelen aan cle

valu ta van aankoop der produktiemiddelen.

lIet financieringsprobleem zal een belangrijke rol gaan
spelen – gdeeltelijk reeds dadelijk, zoals hij de import,
gedeeltelijk op de duur – en juist voor vermogensarme bedrijven is dze slag dus hij uitstelc zwaar, vooral ook
omdat dit aanleiding tot reorganisatie kan worden.
Rekening zal moeteA worden gehouden met een stijging oolc van de andere produktiekosten, welke weer door de
consument zal moeten worden gedragen – en dan tot
nieuwe verhogingen aanleiding zal zijn — en het is de
vraag in hoeverre de wereldmarktprijzen der exportpro-
dukten deze kostenverhogingen. nu
en in de toekomst
kunnen opvangen en nog winst zullen laten. Van deze
winsten zal dan – mi. ten onrechte – w’orden gesteld,
dat zij in Indonesië zijn behaald met als gevolg een tiërcering
van deze winst bij transfei naar het buitenland, terwijl
ookde winst in het binnehland
01)
een lager koopkracht-
niveau komt. Kan men hier voor in het binnenland
verkregen en afgezette produktie
(mcl.
de diensten) nog
door geleidelijk loslaten der hoofdzakelijk nominale prijs-
beheersing een aanpassing bevorderen, voor de uitvoer-
‘i’odukten heeft men met beti’ekking tot de prijzen niets
in de hand en daarbij moge men bedenken, dat deze nog
steeds cle pijler voor de welvaart zijn.
Niet slechts voör de in Indonesië aangehouden ver-
mogens – ook de geblokkeerde saldi op gurni – bete-
kent de maatregel voor de buitenlandse investeringen
een verlies, ook voor de zgn. arriérés (zowel nog te geschie-
den schuidverrekening met het buitenland als de back-
service van pensioenfondsen en levensverzekeringen)
heeft tiërcering plaats gevonden, indien geen correcties
worden aangebracht.
Tenslotte zullen de bedrijven, als kostenverhogende
factor welke ik speciaal wil noemen, de gevolgen voor hun
buitenlandse werknemers, willen zij deze althans een
redelijk bestaan bieden en daardoor behouden, zeker voor
zover het de sociale transfer betreft, voor hun rekening
moeten nemen. De buitenlanders, voor zover de verhoog-

de lasten voortkomen uit hun band met het buitenland,
w6rden door deze maatregel hij uitstek zwaar getroffen.

Conclusie.

Indien wij voorspellen, dat maatregelen door de finan-
ciële ontwikkelihg noodzakelijk waren en daarover is een
ieder het wel eens, dan is hier een eerste schakel van een
keten, *elke een kans biedt. Ei’ zijn echte’ sterke krachten,
welke deze kans teniet kunnen doen en alleen dan zijn

dergelijke maatregelen geoorloofd, indien met volle energie

aan het opheffen der spanning wordt gewerkt en dat in

de eerste plaats in de sector van liet budget. 0 dit com-
plex van maatregelen zal,’slagen, moet worden afgewacht;

ei’ zal dan voôr moeten worden gezorgd, dat niet nieuwe
spanningen worden veroorzaakL Of dan nog mogelijk-
heid bestaat tot herbouw van (le welvaart, zal voor een

groot deel van de positie der exportprodukten afhangen
– waarvoor reeds te veel tempi verloren gingen – en

van het herstel van rust en orde in het binnenland, alsmede

van de invoer van kapitaa)goederen uit het buitenland.
De mate van slagen van de kans is mede afhankelijk van
de vi’aag, of ook de overige essentiële maatregelen kunnen

worden doorgevoerd.

Nog steeds moet Indonesië drijven op de export yan

kwetsbare goederen en indien deze maatregelen de positie
dezer categorieën producrnten zouden aantasten, dan
zou zelfs een technisch slagen nog geen resultaat hebben.

Voor het eerst en laat genoeg echter is hier een begin
gemaakt met een plan – en vermoedelijk het enige, dat

een kans biedt – maar dat grote offers vergt van buiten-
landse investeringen en buitenlandse werkers, ook voor
zover zij niet hebben geprofiteerd van de in het verleden
veroorzaakte spanningen; het offer kan alleen worden
gëvergd, indien alle consequenties worden aanvaard en
alles wordt ingezet om de kans tot werkelijkheid te trachten
te doen worden en voorts indien ook rust, orde en veilig-

]ieid met kracht worden bevorderd. De gevolgen van
een mislukken zouden een verder afglijden naar de finan-
ciële_chaos zijn.

Djakarta, 17/18 Maart 1950.

J. F. 1IACC00.

OPBOUWOBLIGATIES.

In de Staatscourant van 14 Maart 1950 is gepubliceerd
de Ui tvoeringseschik1cing Opbouwobligaties van 13
Maart 1950 van de Minister van Financiën. Ilierove,’
blijkt iogal wat misverstnd te zijn ontstaan. In dit artikel
wordt een uiteenzetting van deze materie ggeven en
wordt tevens stilgestaan bij de vraag, of het instituut dci’ opbouwobligaties wel veel zin heeft en te verdedigen is.
Blijkens de Wet op de Materiële Oorlogsschaden kunnen
inschrijvingen in het Groothoek voor cle Wederopbouw
worden omgezet in ophouwobligaties aan toonder:
a. indien vrijstelling wordt verleend vaii cle hestedings-
plicht, verbonden aan de bijdi’age in cle oorlogsschade
(art. 19 lid 4 jo. art. 49 lid 1 eerste volzin);
h: tei’ betaling van schadeloosstellingen wegens ont-
eigening, tenzij deze schadeloosstellingen betrekking
hebben op niet verwoestt, .ontèignde panden of op
schade, geleden boven de verkoopvaarde ten tijde dci’

onteigening (bedrijfsschadë c.a.) (art. 32);
c. indien de Minister van Wederopbouw en Volkshuis-
vesting ambtshalve bepaalt, dat de bijdrage in de oorlogs-
schade geheel of gedeeltelijk zal woi’den aangewend ‘tot
aflossing van hypôtheken.
Uit deze opsomming blijkt al dadelijk, dat er van een
omzetting van inschrijvingen in het Grootboek voor de
Wederopbouw in opbouwobligatiës uitsluitend op verzoek
van de rechthebbenden geen sprake is. Eén van dedrie
genoemde geval1enzal aanwezig moeten zijn. Zullen deze
gevallen zich nu op zo’n grote schaal gaan voordoen
;

dat tot grote bedragen opbouwobligaties op de markt
zullen verschijnen? Ik geloof het niet.
Ontheffing van bestedingsplicht – het eerste geial –
zal worden verleend overeenkomstig richtlijnen, door een
aantal Ministem’s in onderling overleg vast te stellen.
Deze richtlijnen zijn er nog niet. In het verleden is relatief
in weinig gevallén vrijstelling yerleend. Of dit in de toe-
komst op grotere schaal zal gebeuren, moet nog worden
afgewacht.

268

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950

Betaling’ van sch4eloosstel1ihgen – de tweede moge-

lijkheid – pleegt nogal vaak vooLte komen. –

En hoestaat het met de arnbtshalve aflossing van de

hypotheken, de derde mogelijkheid? Op een desbetref-
fende vraag van Mej. Mr Tendeloo heeft Minister Lief tinck

in de Tweede Kamer v(;rklaard
1),
dat de .Regering wel-

willend staat tegenover de gedachte, om Mle oude hypo-

tlieken met ophouwobligaties af te lossen. Echter, voegde
hij eraan toe, dit kan -om diverse’ redenen niet terstond

gebeuren, doch slechts naarmate de ..herbouw vordert.

Iie t is cle vraag, hoc deze beperking’ moet woi’den uit-
gelegd. Ik meen, dat men hieruit moet opmaken, dat

aflossing in opbouwôbligaties zal plaatsvinden, indien in

een bepaald geval door’ de debiteur tot herbouw wordt
overgegaan. En dan zoals vanzelf spreekt alléén, wanneer

geen andere regeling met de hypotheekhouder wordt
getroffen, hetzij, dat deze .zijn voorrecht hersteld ziet op
liet te herbouwen objett, hetzij ‘ wat vaak voorkomt –

dat hij zijn vordering uit een met het oog op de herbouw

nieuw te sluiten hypothecaire lening afgelost krijgt.

Al bij al komt het mij voor, dat diegenen, die voor

grote bedragen aân opbouwobligaties op. de mai’kt ver-

wachten, hun verachtingen te

hoog spannen. –

Daar komt nog iets bij.

.

/

In het hiervoor onder b. genoemde geval, dus bij bé-

tahing van de schadeloosstellingen, is betaling in opbouw-

obligaties niet dwingend voorgeschreven; de Minister
van Wederopbouw en Volkshuisvesting is ook bevoegd

‘om in geld te betalen. In de. beide andere gevallen kan
eveneens betaling in geld plaatsvinden, indien de Minister
van Financiën zulks bij speciale beschikking bepaalt.
In alle gevallen is dus, zij het in de twee laatstgenoemde

ietw’at omslachtig, betaling in gêld mogelijk. En m.i.
verdient dit verre de voorkeur..

De opbouwobligaties zullen een rente dragen van 21pCt en een maximale -looptijd hebhenvan twintig jaar.
Een papier derhalve, dat men niet gaarne in portefeuille

zal houden.’ Iede,-e verkrijger van opbouwobligaties zal

daarom gebruik willen maken van de mogelijkheid tot
vervroegde. aflossing â pan, welke aanwezi& is:

als de aanbieder tot tenminste het bedrag, waar-
•voor hij aflossing vraagt, heeft belegd in herbouw of herstel
hetzij door te bouwen, hetzij ‘door het vërstrekken van

hypothecaire leningen;

bij belegging in nieuwbouw en oveigens als sub a
uiteengezet, doch slechts daui, indien de Ministe,’ van
Wederopbouw en Volkshuisvësting deswege aflossing

toestaat;

niet dien verstande, dat aflossing niet mogelijk is voor

– zover terzake \’an het object_waarin de belegging heeft
plaatsgehad, een bijdrage, crediet, uitgestelde bijdrage
of aanvullende bijdrage als bedoeld in de Wet op de
Materiële Oorlogsschaden is of zal wôrden verleend.
Uiteraard kan geen aflossing worden gevraagd, indien
– met betrekking tot een erdere belegging in hetzelfde
– object reeds andere opbouwobhigaties zijn afgelost.

1-loe zal dit alles nu in de praktijk werken? Degene, die
• ontheffing van bestedirigsplicht verkrijgt, een schadeloos-
stelling w’egens onteigening uitbetaald krijgt of, w’iens
hypothecaire vordering wordt afgelost, en die deswege
opbouwobligaties ontvangt, zal deze in verréweg de meeste
gevallen zô snel mogelijk willen verkopen. Wie zullen dan
als kopers optrèden? Slechts diegenen, iie aan één van de

twee zoëven s

eergegeven voorwaarden voldoen, d.w.z.
practisch uitsluitend de hypotheekbanken en institutionele

b3leggers. De enkele particulieren, die aan deze voor-
waarden voldoen, zijn daartegenover slechts van w’einig

– betekenis.


De hypotheekbanken én institutionele beleggers zullen

slechts dan opbouwobligaties kopen, indien zij daardoor
een zekere koers’inst kunnen behajen; en aangezien

1)
Handelingen,
27
October
1949,
blz.
323.

zij vrijwel de enige kopers zullen zijn, is een vrij be1ag-

rijke daling der opbouwobligaties beneden pari te ver-
wach ten. – – –

Geconstateerd moet dus worden, dat de oorlogs-
slachtoffers hun uitkeringen niet voo,’ de volle 100 pCt

zullen ontvangen, en dat het percentage, dat zij te weinig’
ontvangen, naar de hypotheekbanken en institutionele
beleggers zal verdwijnen.

Is het reeds moeflijk te aanvaarden, dat oorlogsslaéht-

offers een gedeelte van hun bijdragen in de oorlogsschade
zullen zien wegviocien naar dë kopers van hun opbouw-

obligaties, nog minder verdedigbaar is, dat zij op deze

wijze niet de volledige schadeloosstelling wegens onteig

ning ontvangen. hoe is dit te rijmen .rnet de eerste be-

ginselen van ons onteigeningsrecht?

Men zou betaling in opbouwobligaties wellicht nog
kunnen verdedigen, indien dit voor de Staat om mone-
,
aine redenen noodzakelijk zou zijn. Monetaire voordelefl

zijn voor de Staat echter niet aan, de opbouwobhigaties

verbonden, daar •de verkrijgers van deze papieren on-
middellijk tot verkoop zullen overgaan en de.kopers – de
hypotheekbanken en institutionele beleggers – onmiddel-
lijk aflossing zullen vragen. Zodra zij daartoe de mogelijk-
heid niet meer zullen höbben omdat zij hun investeringen

sedert de bevrijding-volledig via de weg van de opbouw

obligaties hebben geleid, zullen zij geen opbouwobligaties

meer kopen, tenzij de koers beneden een voor oorlogs-

slachtoffers nog onaanvaardhaarder peil zou dalen.

lIet gehele stlsel komt m.. dus neer op veel ?iodeloze
administratieve rompslomp, het uitblijven van monetaire

voordelen voor de Staat, het veroorzaken van nodeloze
verliezen voor de oorlogsslachtoffers en het bezorgen van

voordelen aan hypotheekbanken en institutionele be-
leggers.

Dat dc opbouwobligaties ongedrukt mogen blijven.

Rotterdam.

Mi- J. BRAUTIGAM..

DE GËLDZUIVERING IN INDONESIË.

Zondag 19 Maart 1950 te 8 uur ‘s avonds werd in
Djakarta door de Regering van de R.I.S. hij mondetvan
haar Minister van Financiën bekend gesteld, dat dringende
omstandigheden van financiële en economische aard cte

Regering noopten tot een directe uitvaardiging van een
reeks van maatregelen tot consolidatie van de vlottende schuld en tot regeling van de geldsomloop in Indonesië,
in verband- waarmede werden afgekondigd:

een Wet, waarin de Ministei van Financiën door de
President van de Rdpubhiek der Verenigde Staten van
Indonesië wordt gemachtigd gedurende het jaar 1950
alle maatregelen te treffen terzake ,van het aangaan van
een staatslening van de Republiek der V.S.I. en de’ deel-
neming aan een dergelijke lening.voor te schrijven, zomede,
zonodig in afwijking van bestaande wettelijke bepalingen,
met uitzondering van die van de Voorlopige Constitutie,

voorschriften te geven met betrekking tot de geldsomloop;
een Besluit – nader te noemen het Geldzuiverings-
besluit – inhoudende de voornaamste richtlijnen voor de
door te voeren geldzuivcring;
een Besluit

nader te noemen liet Leningsbesluit
inhoudende de voorwaarden der ten laste van de Repu-
bliek, der V.S.I. aan te gane gedwongen lening.
Hoewel de Regering van de R.I.S. haar plannen tot het
doorvoeren van cle geldzuivering tot d,-ie dagen voor ‘de
afkondiging der maatregelen volledig had weten geheim
te houden, terwijl ook deze laatste dagen het publiek om-
trent de aard en draagwijdte der të nemen maatregelen

zich hoogstens in gissingen kon verdiepen, kwam de geld-
zuivering, toch niet geheel onverwacht. In brede kring
was begrepen, dat de op 11 Maart afgekondigde prin–
cipiële wijzigiigèn in het bestaande deviezensysteem

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’

269

niet dan, een eerste phase konden uitmaken van een

,,overall-plan” tot herstel van het monetaire evenwicht
in Indonesië en dat dienovcreenkomstig een drastisch

ingrijpen o het gehied der chartale en girW6 geldcirculatie
als een onvermijdelijke tweede phase. spoedig zou moeten

volgen.

Het met ingang van 13 Maart 1960 ingevoerde nieuwe

deviezensysteem van Indonesië, aan welk onderwerp in
het nummer van 29 Maart van dit blad een uitvoerige

beschouwing is gewijd door de heer G. J. H. de Graaff’),

beoogt: een zoveel mogelijk wegnemen van de spanningen,
welke als gevolg van een voortgezétte binnenlandse in-
‘flatie geleidelijk waren ontstaan ,tussen de interne en de

externe waarde van de Indonesische gulden, een daar-
door overbodig maken – voorlopig helaas slechts’ ten

dele – der talloze incidentele maatregelen, welke in de

laatste jaren waren getroffen om de expoitproducten van
Indonesië, waarvan de kostprijzen op basis van de officiële

wisselkoerseq in vele gevallen ver hoven het wereldmarkt-
niveau,lagen, toch nog verkoopbaar te maken, het geven

van een algemene stimulans aan de export en een af-

remmen, althans in de sectdr der non-essentialia, van de

importen en tenslotte het creëren van een extra inkomsten-
– bron van de Staat in de vorm van de ‘door het Deviezen–
fonds te maken w’inst op de vérkoop in cle vrije markt
van die deviezencortificaten, welke na dekking van de
behoeften in de overheidssector zullen overblijven van de

aan het Deviezenfonds toevallende 50 pCt van de deviezen-
inkomsten uit hoofde van exporten, dienstverlening enz. Mocht worden -verwacht, dat uit de invoering van het

gewijzigde deviezensys teem een belangrijké bijdrage
zou resulteren voor het herstellen van ht zo deerlijk
verstoorde monetaire evenwicht in Indonesië, van de
aanvang af stond evenwel vast, dat, wilde men ten deze
snel en in voldoende mate resultaten boeken, daarnaast

een op zichzelf staande actie, gericht op een direct effect
sorterende drastische vermindering van het geidvolume,

noodzakelijk zou zijn.

hiertoe is de Regering van de R.I.S. thans overgegaan.
Edn breed opgezette, geen uitwij kmogelij kheden biedende,

geidzuivering is afgekondigd, wakrvan het directe effect
zal zijn, dat de totale geidhoeveelheid – chartaal en giraal

– in-Indonesië in één slag met40 â45 pCt zal afnemen.
lIet is niet onze bedoeling de in de aanhef van dit artikel
opgesomde wetten en besluiten, waarin de betrelfende

maatregelen zijn belichaamd, aan een volledige bespreking
te onderwerpen, aangezien dit goeddeels zou neerkomen

op een herhalen van hetgeen sedert 19 Maart door de

pers reeds op zeèr volledige wijze is gepubliceerd en ook dooi- de banken ter kennis van haar cliëntèle is gebracht,

wel echter komt het nuttig voor mede aan de hand ian
terzake gei-ezen vi-agen ‘en uitgesproken critiek, enkele
bijzondere aspecten van de getroffen maatregelente be-
• lichten. \Tervolgens zal dan nog aandacht worden besteed
aan de omstandigheden, waaronder de geldzuivering is

ingezet en aan de verwachtingen, welke in verband hier-
mede mogen worden gekoesterd ten aanzien van het
,rendemen t”, hetwelk de maatregelen zullen afwerpen.

.a. Van primaire betekenis is, dat de geidzuivering,
zoals zij thans is afgekondigd: niet nastreeft een definitief

elimineren van een gedeelte der aanw’ezige -koopkracht,
hetgeen het geval zou zijn geweest bij een systeem,’ ge-
baseeid op een inwisseling in zekere verhoudihg van het chartale geld en op een afschi-ijving in dezelfde veihou-
ding van de giiale saldi, doch .dat zij slechts beoogt een
gedeeltelijke bevi-iezing van de bestaande koopkracht
langs de weg van een gedwongen omzetting in .een lang-
lopende lening. De bevroren koopkracht – als geheel
gezien – zal eerst wedei’ worden ontdooid naar gelang de R.I.S. in de loop der jaren tot tei-ugbetaling van de
gedwongen lening zal overgaan. Slagen de saneriogs-

“)
Zie ook het artikel van Prof. HaccoC in dit nummer

maat.i-egelen, welk judicium zal mogen worden gegeven,
indien zij resulteren in een belangrijke verlaging van het

thans geldende prijzen- en kostenpeil en wanneer dit dan

ook zal kunnen worden vastgehouden, dan zullen ‘d
houders op 19 Maart 1950 van chartaal en giraal geld

voor hun medeerking aan de sanering worden beloond

door een overeenkomstige revaluatie van hun bezit. liet

‘is enigszins vreemd, dat deze beloning zich a]sdan ook zal
uitstrekken tot hen, die hun aangediend bezit aan chartaal

en giraal geld door zwarte handel en dergelijke manipu-

laties in de infiatiejaren 1947-1950 hebben opgebouwd.

h. Uit” ,;budgetair” oogpunt is voor deRegering van de R.I.S. de muntzuivering als zodanig indifferent; zij
levert geen directe w’inst op – hetgeen wel het geval

zou
zijn geweest hij een gedeeltelijk annuleren van het
in circulatie zijnde-geld — en uit dezn hoofde moet dan
ook het leggen van een rechtstreeks verband tussen de

muntzuivering en de dekking van het te verwachten
begrotingstekort 1950 als onjuist worden- aangemerkt.

Men mag daarentegen wel stellen, dat een ,,financierings”-
voordeel wordt bereikt in-die zin, dat een verdere toe-neming van de vlottende schuld, welke anders in 1950

door het verwachte budgetdeficit onvermijdelijk zou zijn
geweest, zich thans niet of in veel mindere mate zal mani-
festeren, doordat onder de geidzuivering omzetting tot
een hélangrijk bedrag zal plaatsvinden van vlottende
schuld, in de vorm van.schatkistpapier en,debetstand bij

de circulatiehank in geconsolideerde schuld. Rechtstreekse
winst uit de muntzuivering kan bij de thans gekozen
constructie voor de ,Overheid slechts ontstaan, indien,
hetgeen overigens te veiw’achten valt, een
4
zeker hediag

aan rechterhelften niet als inschrijving op de gedwongen
lening zal worden aangeboden, omdat alleen in dat geval

reële geldvernietiging plaatsvindt.
De muntzuivering treft gelijkelijk het chartale geld
en het girale geld. Men kan de stelling verdedigen, dat een
zw’aarder tieffen van’ het ehartale geld te verantwoorden
zou zijn geweest, aangezien met name in de chartale
sfeer een onderkomen hebben gevonden de zeer giote
kapitalen, in en nh de oorlog met zwarte handel enz. ver-
diend, welke kapitalen bovendien tot dusver zich goed-
deels buiten het bereik van de fiscus hebben weten te
houden. Hiertegenover staat echter, dat het construeren
van een rechtsgrond voor een dergelijke discriminatie
zeer moeilijk zou zijn geweest en dat een en ander zeker
tot politieke rhoeilijkheden aanleiding zou hebben gegeven.
Theoretisch krijgt de fiscus thans nog een kans om
aan trek te komen ten aanzien van in de voorgaande jaren
voor hem verzwegen inkomsten. ,Hiervooi- zal nodig zijn –
een nauwkeurige analyse van de inschrijvingen op de
gedwongen lening voor zover geëlfectueei’d door middel
van inlevering van rechterhelften. Ongetwijfeld zal echter
w’orden getracht door spreiding van bezit andermaal door
de mazen van het net heen te glippen.
– e. Buiten de muntzuivering blijven alle ehartale betaal-
middelen – papieren en metalen – van f 2,50 en lager,
tei-wijl als complement hiei-van in de girale sfeer een
vrije limite is gecreëerd, welke varieert van f 200 tot
f399,99 bij saldi beneden f1.000 en van f0,00 tot f199,99
voor, saldi boven 1 1.000. 1-let flexibel karakter der vrije
limite hangt samen met afrondingen naar beneden der
girale saldi op veelvouden van f 200 bij het,
beiialen
der

individSeel op de gedwongen lening in te schrijven be-
dragen.

f. FIet systeem der ,,linker- en rechterheiften” heeft tot
veel commentaar aanleiding gegeven. Met name is gesteld,
dat deze oplossing getuigt van weinig, psychologisch
inzicht. Vooi-op kan worden gesteld, dat, wilde een geld-zuivering in Indonesië technisch kans van slagen hebben,
een systeem diende te worden geïnaugureerd, hetwclk
onmiddellijk tot een ieder sprak, snel kon worden geëffec-
tueerd en tot zo min mogelijk ,administratie’ aanluiding
zou geven. Voor zover valt te beobrdelen, voldoet het thans

1

,-

-“•’– “-

-‘-”

r’-”


S.-.
S_

‘–.’rr

‘ – –

270

.

ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950
gekozen systeem aan déze eisen. Een geperfectionneerde
geidzuivering, zoals deze in 1945 in Nederland en nadien

in andere Europese landen is doorgevoerd, zou in Indonesië

onherroepelijk tot mislukking zijn gedoemd, zeer zeker
onder de uiterst moeilijke omstandigheden, waaronder

thans daar te lande moet worden gewerkt. Tegenover de

voordelen van het aanvaarde systeem staat als onmis-
kenbaar nadeel, hetgeen men evenwel heeft gemeend te

moeten aanvaardèn, dat een uitgebreide – overigens

illegale – handel is ontstan in rechterhelften, waarbij
onvermijdelijk weinigen ten koste, van velen zullen profi-

teren. Voor de fiscus is een dankbare taak weggelegd de

Overheid in belangrijke mate te doen delen in de door

deze weinigen behaalde voordelen.

1-Jet eveneens in de sanering betrekken van de op

zgn. gurni-rekeningen bij Indonesische banken en spaar-
banken aangéhouden saldi door niet-ingezetenen is voor

de belanghebbenden een hard gelag. Dit geldt zowel voor

de Nederlandse houders van saldi uit hoofde ‘van de zgn.

,,commerciële arriérés”, als voor de talloze gerepatrieerden van vdôr en na 10 Mei 1940. Eerstgenoemde groep, welker
saldi bij de banken in Indonesië voornamelijk zijn ontstaan
uit de afwikkeling van véÔr 10 Mei 1940 uit Nederland

geëffectueerde goederenzendingen, zag eerst in 1949 een
aanvankelijk gegronde hoop, dat deze vorderingen onder

de wet ,,Credietverstrekking Indonesië 1949″ zouden
worden afgewikkeld, op het laatste moment de bodem

inge3lagen en w-ordt thans nog eens ten volle geti’offen

door de nieuwe deviezon- en muntzuiveringsmaatregelen
zonder dat daartegenover enig uitzicht wordt gegeven,

d’ht ook zelfs wat is overgebleven in de naaste toekomst
zal kunnen worden getransfereerd. Voor velen in deze
groep, die de in 1940 bewerkstelligde goederenzendingen

met bankcrediet hadden gefinancierd, breigen de jongste
ontwikkelingen ernstige financieringsmoeilij kheden met

zich. Belangrijke groepen onder de gerepatrïeerden worden

wel zeer zwaar getroffen door de cumulatie van maat- –
regelen, waardoor het gedeelte van hun voor- en na-

oorlogse md. Courant
:
besparingeri, hetwelk zij maximaal

nog in Nederlands Courant zullen kunnen ontvangen, op
basis van de huidige koers der deviezencertificaten reeds

tot
1
/
6
is gereduceerd. Voor velen zal een noodtoestand

ontstaan, welke niet zal kunnen worden genegeerd.

Een aandachtige bestudering van het Leningsbesluit
doet de vraag rijzen, of de Regering van de R.I.S. w’at

betreft de voorwaarden, waaronder de onderhavige ge-
dwongen lening wordt aangegaan, de hoog niet wat al te

straf heeft gespannen. In aanmerking genomen, dat het
voor een jonge staat al weinig gebruikelijk is om zijn
entrée op de kapitaalmarkt te maken met een gedwongen
lening, zou het logisch zijn geweest, dat men er voor het overige op bedacht was geweest waar mogelijk goodwill
te kweken bij de beleggers ‘met het oog op de toekomst.
Uit deze gezichtshoek beschouwd, moet men achter
bepalingen, dat de aflossing der lening uitsluitend zal
geschieden door inkoop en dat de rente zal worden betaald
op jaarcoupon, waarbij de eerste coupon zelfs eerst na
17 maanden zal worden betaald, een vraagteken zetten.

Hoewel moet worden aangenomen; dat de tegen -dç lening
uit te geven obligaties aan toonder te gelegener tijd ver-
handelbaar zullen worden gesteld, bevat het Lenings-
besluit terzake nog geen enkele toezegging, zodat het niet
mogelijk zal zijn voorlopig te constateren, hoe do lening
zich, .mede op grond van de betrekkelijk lage rentevoet
van .3 pCt, zal klasseren. Dat de obligaties tot nader ordr
niet in belening mogén worden gegeven of genomen,
is uit monetair oogpunt begrijpelijk evenals het feit, dat
de obligaties niet voor betaling van belastingen zullen
mogen worden aangewend. Overigens zal het niet ver-
handelbaar, zijn de bereidheid tot het als onderpaiid aan-
vaarden der obligaties zeker niet bevorderen.
Art. 7 van, het Geidzuiveringsbesluit kondigt aan,
dat als een zelfstandig onderdeel van het totaal ‘der, sane-

ringsmaatregelen, ook zal worden overgegaan tot een

buiten omloop stellen van de verschillende soorten Un-
geld, hetgeen als zeer belangrijk moet worden aangemerkt,

aangezien de tot dusver bestaande toestand, dat federaal en Un-geld in niet gefixeerde waardeverhoudingen naast
elkaar circuleerden, tot .toenemende moeilijkheden aan-
leiding gaf. Uit hogergenoemd art. 7 valt af te leiden,

dat de inwisselingsnormen regionaal zullen versctiillen,

afhankelijk van plaatselijke omstandigheden.

Per ultimo 1949 bedroeg de chartale en. girale geld-
cireulatie in Indonesië resp. f 2.019,3 mln en f 1.085,5

mln of in totaal f 3.704,8 mln. In dé eerste maanden van

1950 is deze circulatie in snel tempo verder toegenoriien;

een voorlopige raming per 19 Maart 1950 werkt uit 01)
2.150 mln aan chartale betaalmiddelen en f 1.800 mln
aan giraal geld of in totaal weinig minder dan f 4.000

•mln. De circulatie der buiten de sanering vallende kleine

betaalmiddeÏen – vide sub e. – zal naar globale taxatie
f450 mln bedragen, terwijl in de girale sfeer de vrij-

stellingen uit hoofde van kleine saldi en afrondingen naar

beneden naar schatting op ca f100 mln kunnen wordén
aangenomen. Het totaal aan chartale en girale betaal-

middelen, hetwelk door de muntsanering wordt getroffen,
bedraagt derhalve rond f 3.400 mln en dienovereenkomstig

het bedrag, dat door omzetting in de gedwongen lening

wordt geëlimineerd, de helft of ca f 1.700 mln. Uitgaande

van bovengenoemde cijfers zal dus de geldcirculatie na

completening der muntziiiveningsoperaie bedragenf.1 .700

mln + f 450 mln + f 100 mln = f 2.250 mln, onder te
verdelen in f1.300 mln chartaal geld en f 950 mln giraal

geld. Ook indien in aanmerking wordt genomen, dat de
,,omloopsnelheid” van de overgebleven geldmiddelen

ongetw’ijfeld groter zal worden dan,véér de muntzuivering,

al was het alleen reeds omdat naar’moet worden verwacht
belangrijke bedragen aan tot dusver opgepotte chartale

betaalmiddelen, waarvan dus de omloopsnelheid ,,0″ was

weder aan het verkeer zullen gaan deelnemen, mag als
vaststaand worden aangenomen, dat van de door de sane-
ring veroorzaakte vermindering met ruim 40 pCt der

totale geldcirculatie op korte termijn een sterke deflatoire

werking zal uitgaan, zich materialiserende in een algemene

verlaging van het prijs- en kostenpeil. hierbij dient echtei’
direct te worden aangetekend, dat dit gunstige effect vrij
spoedig weer kan worden teniet gedaan, indien nieuwe
inflatoire spanningen mochten optredev. Op dit punt
wordt nog nader terug gekomen.
Het bedrijfsleven in Indonesië ziet ‘zich onder invloed
van de deviezen- en geldzuiveningsmaatregelen in vele
gevallen voor grote financieringsmoeilijkheden gesteld,
vooral die bedrijven, welke zich nog niet of slechts ten dele
hadden. gerehabiliteerd In bepaalde gevallen zal een
vergrote credietverlening door de banken niet kunnen uit-
blijven, men zal evenwel, ook al weer om het effect der munt-

zuivering zo groot mogelijk te doen zijn en blijven, in deze
richting uiterst behoedzaam te werk moeten gaan. Overigens
zijn ook de banken door de geidzuivering op een veel
beperkter liquiditeitsbasis gebracht, hetgeen eén natuur-

lijke rem zal vormen tegen een te enthousiaste crediet-
expansie.

ien heeft in de afgelopen weken herhaaldelijk de vraag
horen stellen, waarom de Regring van de R.I.S. juist
op dit tijdstip is overgeaan tot zo diep in het economisch
leven ingrijpende maatregelen als het gewijzigde deviezefi-

systeem en de geldzuivering, een vraag, waarbij dan veelal
de bijgedachte voorzat, of het niet verstandiger ware
gewèest van de Regering van de R.I.S. om met dergelijke
economische krachtproeven te wachten totdat op ander
gebied – do staatsrèchtelijke en intern-politieke opbouw
van hot land en de Organisatie van het overheidsapparaat
– meer evenwichtige verhoudingen zullen zijn ontstaan.
De noodzaak om in Indonesië enerzijds door een wijziging
van het deviezenstelsel en anderzijds door maatregelen

5
April 1950

ECONOMISCH-STATJSTISCHE BERICHTEN

271

op monetair gebied tot een herstel te komen van liet
evenwicht tussen geldvolurne e goederenhoeveelhoid

en daarmede tussen de interne en de bxterne waarde van
het ruilmiddel, was feeds geruime tijd onderkend. Medio,
1949 reeds waren met name wat betreft de wijziging van

het deviezensysteern v9orlopige plannen ontworpen,
welke toen in nauw overleg met ‘de daarvoor in aan-
merking komende Nederlandse instaitties nader zijn bestu-

deerd en uitgewerkt. Ook toen reeds is.onder ogen gezien,
dat een geldzuivering vrij zeker een complement zou

moeten ,zijn van de te nemen maatregelen op deviezen-
gebied. De ontwikkelingen op o1itiek gebied in de tweede
helft van 1949 maakten evenwel een effectueren nog véér

de souvereiniteitsoverdracht van enig plan iq deze richting

onmogelijk; de uitwerking der plannen werd voortgezet,
doch de ‘ten uitvoer1eging werd opgeschort tot op enig

tijdstip na de souvereiniteitsoverdracht. Intussen namen

dc spanningen in Indonesië op economisch en monetair
gebied steeds meer toe en werd dienovereenkornsig de
urgentie om tot een drastisch ingrijpen over te gaan steeds

groter. Deze urgentie werd nog meer geaccentueerd toen

in de cerste maanden van 1950 cle handel steeds meer
ging anticiperen op liet afkomen der in hoofdtrekken
niet geheim gebleven (leviezenmaatregelen, hetgeen zich
vooral demonstreerde in een steeds toenemende ,,hoarding”
van exportproducten. Teneinde liet ecbnomisch leven
niet volledig te doen vastlopen, was verder uitstel ten
slotte niet meer mogelijk en zijn onder hoogspanning de
laatste voorbereidende werkzaamheden verricht. Bij het
bepalen van het tijdstip der invoering der maatregelen
heeft voorts nog een rol gespeeld: (lat dit tijdstip in geen
geval zou mogen samenvallen met het.afkomen van de
i’ijstoogst, teneinde een voor de voedselvoorziening nood-zakelijke regelmatige aflevering dezer oogst niet in gevaar
tle brengen.

Met het voorgaande wil geenszins wordeji gezegd, dat
de deviezen-en geldzuiveringsmaatregelen, welke naar wij

menen
01)
zichzelf kunnen w’orden aangemerkt als een
goed doordacht en logisch opgezet systeem, onder de
meest gi’ nstige omstandigheden zijn afgekondigd. liet
,,nuttig effect” van maatregelen als de onderhavige wordt
enerzijds bepaald door de môrites van het toegepaste
systeem zelf, daarnaast echter in lielaigrijke mate door
dc omstandigheden, waaronder de maatregelen worden
geëffectueerd. Werken deze omstandigheden tegen, dan
kan hierdoor liet rendenient der maatregelen zeer nadelig

worden beïnvloed.
Als primaire voorwaarden, wil een redelijk resultaat
verzekerd zijn, dienen te worden genoemd:
politieke stabiliteit en daarmede direct samen-
hangend, rust, orde en rechtszekerheid;
vertrouwen in de financiële politiek van de Over-
heicl en daarmede in de door deze Overheid en/of de

circulatiebank uitgegeven betaalmiddelen.

ad a.

Het ernstig verstoorde evenwicht tussen goederen-hoeveelheid en geldvolume, hetivelk door de jongste
maatregelen in één slag in belangrijke mate is hersteld,
zal ook op langere termijn moeten worden gehandhaafd.
De voornaamste positieve bijdrage hiertoe zal moeten
komen van de goedërenzijde. De goederenschaarste in
Indonesië, zowel in de consumptieve als in de produetieve

sectoren, is nog steeds angstwekkend groot en reserves
om deze schaarste zelfs zeer ten dele op te heffen zijn niet
meer aanwezig, aangezien de nog âanwezige goudvoorraad
véér alles zijn internationale monetaire functie moet

blijven vervullen. Een verbetering van de deviezenpositië-
– prealabele,voorwaardQ voor vergroting van de goederen-
invoeren – moet derhalve w’orden ,,verdiend” door eigen voortbrenging, tenzij voor export dan wel ter vervanging
van thans noodzakelijke iniporten. Het exportyolume van
Indonesië ligt voor verschillende categorieën van pro-

ducten nog ver beneden het vooroorlogse peil – o.a

suiker, thee, koffie en vezels — zodat een bereiken van

het 1940-peil reeds belangrijke resultatén kan afwerpen, terwijl op importgebied met name in de sector voedings-
middelen – rijst – een uitbreiding van de binnenlandse

voortbrenging tot zeer belangrijke deviezenbesparingen

zal kunnen leiden. Deze taak kan worden volhracht

mits voor liet bedrijfsleven in alle geledingen op korte

termijn weder de omstandigheden worden geschapen, welke te allen tijde nodig zijn om de inspanning en de

offers, welke ieder productieproces vraagt, verantwoord
te maken. Rust, orde en rechtszekerheid enerzijds cmi een

van werkelijkheidszin getuigende fiscale en sociale poli-
tiek anderzijds dienen •te zijn verzekerd. Behalve door

een verhoging van de eigen binnenlandse goederenvoort-

brenging kunnen tot een verhoogde goederenvoorziening
uiteraard ook bijdragen door liet buitenland te verstrekken
credieten en nieuwe investeringen door buitenlandse

‘ondernemers, waarbij nationaal-economisch aan laatst-

genoemde figuur uiteraard sterk de voorkeur moetworden

gegeven. Dat buitenlandse crediete’n en kapitaal tot

enigszins belangrijke bedragen beschikbaar zullen komen

wanneer niet tegelijkertijd de voorwaarden zijn geschapen,
welke intern tot een verhoogde activiteit zullen leiden
van het reeds aanwezige productie-apparaat, mag als
uitgesloten worden aangemerkt; de reèds gevestigde
ondernemers en de nieuwe kapitaalverschaffers uit het
,

btitenland stellen dezelfde eisen ten aanzien van liet
,,investeringsklimaat” oni tot activiteit te worden ge-
prikkeld.

ad b.

De bijdrage, welke yan de geldzijde moet komen,
wil liet thans – enigszins herstelde evenwicht bewaard blijven, is vooriiamelijk van negatieve aard in die zin, dat een opnieuw toenemen van het geidvolume zoveel
mogelijk moet worden’ voorkomen. Wij doelen hierbij
uiteraard op zodanige uitbreidingen van liet geldvolume,
welke niet rechtstreeks haar ‘oorzaak vinden in een ver-

hoogde economische activiteit, welke op korte termijn in
een verhoogd goederenaanbod zal resulteren. Als zodanig
dienen te worden genoemd investeringen, welke eerst
0
1
)

langere ter?nijn rendement in goederen zullen afwerpen en

in liet bijzonder deficitfinancieringen in de overheids-

sector.

1

loezeer word t erkend, dat, wil Indonesië de gevolgen van
de oorlog snel te boven komen, daar te lande, in de eerst-
volgende jai’en nog zeer grote investeringen zullen moeten
worden geëffectueerd, zal het om redenen van monetaire

aard raadzaam zijn hij de keuz6 van deze investeringen
zeer selectief te Nwerk te gaan en het zwaartepunt daar te
laten vallen, waar op de kortst mogelijke termijn het
grootst mogelijke rendement aan goederen voor binnen-
landse consumptie dan wel voor export kan worden ver-
wacht. Projecten, welke niet aan deze voorwaarde voldoen,
zullen-, hoe belangrijk zij ook uit anderen hoofde kunnen
zijn, moeten worden ten achter gesteld, aangezien het
land de infiatoire werking, welke in de uitvoerings- en
aanloopperiode van dergelijke projecten onvermijd elijk
uitgaa

t, voorlopig niet kan dragen.
Hoewel definitieve cijfers uit officiële bron nog ont-
breken, komt het voor, dat voor 1950 zal moeten worden
rekening gehouden met een begrotingstekort van om-
streeks f 2.500 mln. Enige specificatie van dit cijfer staat
nog niet ter beschikking, zodat niet kan worden nagegaan
in welke verhouding dit tekort een intern en een extern
(buitenlands) karakter zal dragen. Voor zover sprake is
van een tekort in de buitenlandse sfeer, behoeft dit de
interne monetaire situatie niet te beïnvloeden, indien en
voor zover althans dit tekort kan worden gedekt uit in
het baltenland verkregen credieten, dan wel door het
inzetten ‘an nog aanwezige deviezenreserves, welke niet
voor importfinanciering en andere doeleinden waren

272

-.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950
bestemd. Voor zover sprake is van tekorten in de binnen-
1andse sfeer, zal’ de financiering hiervan andermaal geld-

verrüimend werken en daamede onherroepelijk een ernstige

bedreiging vormen voor het door de jongste maatregelen in zekere mate herstelde monetaire evenwicht. Slechts in

het geval, dat buitenlandse credieten zouden worden ver-
kregen tot grotere bedragen dan het tekort in de buitefi-

landse sfeer, zou hiervan een compenserende werking
kunnen uitgaan.. 1-Jet is dan ook niet te verwonderen,

dat in de afgelopen weken in vele commentaren op de

geldzuivering speciaal op dit’ gevaar is gewezen. Indien

het geraamde begrqtingstekort ad f 2.500 mln realiteit
mocht worden

zo viel te lezen – dan zal het directe
deflatoire effect van de geidzuivering maand voor maand

voor een gedeelte worden teniet gedaan en zal Indonesië

zich tegen het einde van 1950 wederom voor dezelfde

moeilijkheden zien gesteld, welke het thans heeft trachten
op te lossen. De verschillende bevolkingsgroepen in Indo-

nesik zijn door de in de laatste tien jaren opgedane erva-

ringen zeer gevoelig geworden voor monetaire aangelegen-

lieden, het wantrouwen tegen alles wat geld is, heeft zich

diep geworteld en 11et vluchten in goederen is een alge-
men verschijnsel. De in de afgelopen weken dôor de Re-
gering van de R.I.S. getroffen maatregelen zijn op zichzelf

gunstig beoordeeld en hebben de hoop doen herleven,

dat het de Regering ernst is met haar streven om op
financieel en economisch gebied weder tot normJe ver-

houdingen te komen. Het geven van hoop is echter niet
voldoende willen blijvende resultaten worden ‘geboekt,.
dan zal de Regering ten deze zekerheid moeten verschaffen

en hiervoor staat haar slechts één weg open, t.w. als
sluitstuk op de herziening van het deviezensysteem en
Op
de doorgevoerde geldzuivering op de kortst mogelijke

termijn over te gaan tot een zodanige sanering van de

overheidsfinanciën, dat de hudgetdeficitten zullen worden
teruggebracht tot eerf niveau, hetwelk uit monetair oog

punt als ongevaarlijk kan wörden aangemerkt.,

Amsterdam.

H. J. MANSCHOT.

BELASTINGEVOLUTIE 1Ç50.

Ongeveer tezelfdertijd, dt de Minister van Financiërj
een voorstel tot algehele afschaffing van de Onderneiings-
belasting indiende,deelde hij aan de Staten-beneraal mede,
dat na de devaluatie het begrotingsevenwicht wederom
verloren was gegaan. Hieruit blijkt wel, dat de Minister
de belastingen op het bedrijfsleven niet als sluitpost voor
het hudgetaire en monetaire beleid beschouwt.
‘Er is ëen tijd geweest, dat, iedere beltingrnaatregel in
de eerste plaats w

ercl verdedigd op grond van het argument,
dat zij liet nationale inkomen of vermogeii ergens afroomde
en aldus een deflatoire invloed op de koopkracht van de
belastingplichtigen uitoefende, hetgeen onder de toen ge!-
dende omstandigheden heilzaam werd geacht voor de
monetaire ontwikkeling. Dat handhaving , van het
monetaire eyenwicht de voornaamste zorg van de dag was,
werd niet bestreden, zolang het verkloosheidsgvaar niet
acuut was.
Intussen werd het monetair gunstige gevolg van be-
lastingheffing in zekere mate slechts verkregén ten koste
van beperking van in.vesteringen, c.q. ten koste van des-
investering; zulks stemde trouwens overeen met de contiulle
in de reële sfeer, welice e.r op gericht was de investeringen
te beperken teneinde een bevredigend consumtieniveau
mogelijk te makèn Daar de zwaarste belastingdruk was
gelegd op de inkomstenbestanddelen, die normaliter voor
een groot deel voor de vorming van besparingen worden
aangewend (inkomens toppen en ondernemingswinsten),
w’erden ecnter ook de bespariagen ernstig aangetast, waar-
door aan het monetair gunstige gevolg van de belastingdruk
afbreuk werd gedaan. Bovendien bleek de belastingdruk

en de gehele structuur van het belastingstelsel tevesis de

geneigdheid tot sparen te ondermijnen en zelfs verkwisting

en ontsparing in de hand te werken. ,,Belastingbesparing”
werd aantrekkelijker dan zuinigheid.

Geleidelijk aan werd het dan ook duidelijker, dat de
zeer hoog opgëvoerde belastingdruk
op de duur
ook be-
paalde inflatoire geyolgen zoil hebben door aantasting

van de productiecapaciteit en van de spaarzin. Na 1948
bleek de investeringsiust snel zo ver af te zakken, dat niet
alleen de investeringsheperkingen kohden worden afge-

schaft, maar zelfs alle zeilen moesten worden bijgezet om

het investeringstempo op te yoeren. Daardoor verloor de

zware belastingdruk op het bedrijfsleven haar monetaire” wenselijkheid, maar dit leidde nog niet tot een herziening
van het helastingbeleid, omdat de Overheid het ,,fiscale”

standpunt innam, dat de Schatkist de helas
tin gopbrengsten
niet kort missen zonder zelf in inflatoire financiering te
vervallen. – –

Thans, hij de indiening vai het gewijzigde wetsontwerp

Belas tingherziening 1949/1950 begint het , ,economische”

argument de overhand te krijgen. Ondanks het feit, dat,

sinds de indiening van het oorspronkelijk5 wetsontwerp,
waarbij de Minister zeide: ,,aan te de nemen maatregelen

zijn in de eerste plaats budgetaire grenzen gesteld”, de
budgetaire positie voor 1950 veel ongunstiger is geworden,
wordt thans door hem een zwaar fiscaal offer voorgesteld,

omdat hij dat voor de gezonde ontwikkeling van het be-
drijfsleven nodig acht.

Voorgesteld wordt de Onderneminsbe1asting, met één
jaar verlaagd overgangstarieÎ, geheel af te schaffen, het-geen een belastingoffer van f 92 mln betekent.

Inderdcad is het van het grootste belang, dat.de speci-
fieke dubbele belasting op bedrijfsvermogen en op in-

komsten uit bedrijf voor particuliere ondernemers vervalt,

waardoor zij’ niet langer worden achtergesteld bij loon-
trekkenden en ren tenieis. Voor de vennootschappen daar-
entegen blijft het heginselvan dubbele belasting, althans
over de inkomsten, nog integraal gehandhaafd. Een Onder-

nemingsbelasting paste, niet alleen qua herkomst maar ook
logisch, ‘beter in een autarkische economie, waarin het be-
drijfsleven een gepriviligeerde positie inneemt en de con-

sument dc risico’s draagt dân in een economisch stelsel,

varin het bedrijfsleveri is blootgesteld aan alle risico’s
van de wereldeconomie.

De reeds eerder in de’ voorstellen opgenomen afschaffing

van de Ondernèmingsbelasting op bedrijfsoermogen (waar-
naast uiteraard nog de gewone Vermogensbelasting door
de eigenaren was verschuldigd) is voor het gehele bedrijfs-

leven van betekenis. Deze heffing bedraagt tot nog toe
bijna
jk
pCt per jaar, hetgeen in vele gevallenneerkomt
op 5 pCt tot 20 pÇt van de jaai’winst.

De verlichting in belastingdruk door opheffing van de
Ondernemingsbelas ting op bedrij
fswinst,c
werkt voor ver-
schillende bedi’ijfstypen anders uit. Voor de middenstand
is zij .van grote betekenis. Voor dé grotere firma’s is de
Inkomstenbelasting,’ die over het door afschaffing van

Ondernemingsbelasting bespaarda bedrag moet worden
betaald, niet gering; het marginale percentage is 75 pCt,
zodat er van de vervallende 12 pCt Ondernemingsbelasting
tot – verloren gaat. Tot nog toe was cle marginale be-

lastingdruk op de winst: 12 pCt Pndernemingsbelasting +
(75 pCt van de resterende 88 pCt) Inkomstenbelasting =
78 pCt, en dat wordt nu 75 pct.

In dit verband valt op te merkén, dat het effect van de
voorges telde belastingverlaging niet beantwoordt aan va t

de Minister in de Mernorie van Antwoord schreef:. ,,De
betekenis van hoge mai’ginale percentages voor het onno-

çlig opvoeren van allerlei onkosten en voor de onderne-

m.ngattiviteit w’ordt door de ondergetekendè niet ontkend. –
Integendeel, liet complex van de taans aanhangige voor-
stelkn is er allereerst op gericht de onderriemingsactiviteit

door een samenstel van gedifferentieei’de fiscale tegemoet-komingen te stimuleren, hoewel hiermede in een nog moei-

5 April 1950

ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

273

1

lijke budgetaire situatie belangrijke offers aan belasting-
opbrengst gebracht moesten worden. Voorts zij er op ge-

wezen, dat de gevolgen van hoge. marginale belastingper-
centages, juistbij de ondernemers met een eigen bedrijf, mede heeft gewogen bij de beslissing in zake de nieuwe

voorstellen, Nyelke inhouden, dat de druk van de. onder-
nerningsbelasting voor ondernemingen van natuurlijke

liersonen geheel zal worden weggenomen”.
In feite ondervinden de ondernemers met het hoogste

marginale helastingpercentage juist de minste verlichting!
Niet alleen voor de persoonlijke ondernemingen blijft

de marginale belastingdruk hoog, maar ook voor de ven-
nootschappen. De marginale totale belastingdruk op uit-

(yekeerde vennootschapswinsten blijft, practisch ongewij-
zigd, 40 pCt Vennootschapsbelasting + (75 pCt van de
resterende 60 pCt) Ihkomstenbelasting = 85 pCt
;
daarbij

komt dan nog, dat naar ‘eler oordeel de belasting ten

onrechte over schijnwinsten wordt geheven en dat ook
nog Ve rmogensbelas tin g door de eigenaren is verschuldigd.

Afgezien van de gememoreerde afschaffing van de
Ondernemingsbelasting naar de grondslag bedrijfsverrno-
gen levert de voorgestelde belastingherziening voör de

Vennootschappen geen voordeel op, daar de Vennootschas-

belasting van 33/
3
pCt tot 40 pCt wordt verhoogd, welke
verhoging de afschaffing van de Ondernemingsbelasting
naar hedrijfswinsten voor deze lichamen teniet doet.

Toch kan, naar onze mening, ook de vennootschap zich
verheugen over de richtingwijziging van onze belasting-

politiële Uit de beschouwingen van de Minister blijkt, dat
deze voor de bezwaren der tot dusver gvoerde belasting-
politiek voor het bedrijfsleven steeds meer oog heeft.
Thans vloeien uit de pen van de Minister de argumqnten,
die wij ook voor het bepleiten van fiscale herkapitalisatie,
verlaging van marginale belastingpercentages en voor ver-S

laging van Vennootschapsbelasting ,zouden tvillen gebrui-
ken. Het is goed, dat de Minister de sociaal zo belangrijke
groep van zelfstandige ondernemers van fiscale acnter-
stelling bevrijdt; het zal ook nodig zijn, dat hij de in onze
tijd van vermogensegalisering en grote’ bedrijfseenheden
steeds belangrijker wordende vennootschappen bestaans-
voorwaarden geeft, waaronder zij in het voor een vlotte

industrialisatie vereiste tempo kunnen groeien
1)

Men kan niet ontkennen, dat de Minister geleidelijk door
het hoge uitgavenpeil van de Staat in een steeds moeilijker
impasse komt. Handhaving van het toekomstige begrotings-

evenwicht is slechts mogelijk als het nationale reële inko-
men hoog en de wérkloslieid laag blijft; en intussen schijnt
het toe, dat een hoge bedrijvigheid slechts duurzaam zal

kunnen worden gehandhaafd na zodanige belastingver-
lagingen, dat er weer gelegenheid tot vermogensvorming

en investeringslust kan ontstaan.

Overveen.

Dr
F. W. C.
BLOM

‘)IIet verslag van de Herstelbank over
1949
w1jst op bie.
27 ook op cle voordelen van grote bedrijfseenheden voor het behalen
van het hoogst mogelijke economisch rendement Uit investeringen,
en op de sociale weerstanden, clie Legen cle ontwikkeling van het
grootbeclrijf bestaan. N.o.m. komen (leze ook tot uiting in de extra-
belastingdruk
01) cle enige rechtsvOrns, clie voor hht grootbedrijf
bruikbaar
is.

DE POSITIE VÂN DE NEDERLANDSE

RIJN VAART.

Voor het verkrijgen van een inzicht in de huidige positie

van de Nederlandse Rijnvaart en het daaraan verbifiden
van enige gedachten omtrent een mogelijke toekomstige
ontwikkeling, is het dienstig allereerst aandacht te schenken

aan de volgende factoren:
de beschikbare tonnage en sloepkracht;
de omvang van het vervoer sedert het einde van de
vij andelij kheden en de verwachtingen, die d ienaangaancle

voor de toekomst bestaan;

• C. de relaties tussén bepaalde. verladers en vervoerdeis,

als gevolg waai’van bepaalde transporten in eerste instantie

aan bepaalde vervoerders worden opgedragen.

Ad A.

Aangezien mag worden aangenomen, dat het vaneigen

machinevermogen voorziene gedeelte van de interna-
tionale Rijntonnage nog geen 17 pCt bedraagt
1),
is het

gewenst bij de beoordeling zowel de beschikbare tonnage
als de beschikbare sleepkracht te betrekken. De hierna

volgende cijfers geven een beeld van de verhouding

tussen de vloten van de verschillende Rijnoeverstaten.
Volledigheidshalve zij hieraan toegevoegd, dat men ook anderA vlaggen dan die der hieronder genoemde landen
op de Rijn aantreft, o.a. de Engelse, Luxemburgse en

Tsjechische, doch dat de betekenis hiervan, in het geheel
bezien, mag worden verwaarloosd..

Tonnage.

(laadvermogen in tonnen van 1.000 kg)

1939

1
Begin
1946
1
,
Begin
1949

Neclriancl
.,375j IS
.
1800.000
3.042.000
503.570 871.500
Frankrijk
364.674
.

2.199.382

106.432
220.000
België

………..864.679

Zwitserlanll

. . .
125.182
83.769
225.000
Duitsland
1
554.853
1.233.000
Totaal

7.306.035

1
3.048.624

1
5.591.500

Sleepkracht.

Aantal
P.K.

1938

.
1946
1949

Nederland
193.509
80.000
228.349′
3.207
onbekend
België

………..42.000
Frankrijk
48.500
.

12.805
.46.815
Zwitserland
6.500
9.120
23.234
Duitsland
239.500
45.829
ca 100.000

Uit deze cijfers blijkt:
dat de Nederlandse Rijnvloot (in tonnage de Neder-
landse zeevloot overtreffend) nog steeds groter is dan die
van de andere Rijnvaartnaties tezamen. De zeer belang-
rijke molestschade is voor zover mogelijk – goeddeels
met steun van de Overheid (ook de Nederlandse Rijnvloot
viel onder de zgn. gratis rnolestverzekering) – in de

eerste dl’ie na-oorlogse jaren hersteld;
dat sedert de oorlog de vloten van België en Zwitser-
land in omvang zijn toegenomen, waarbij de uitbreiding van de Zwitserse vloot relatief de belangrijkste is;
dat de zwaarste molestschade aan de Duitse Rijnvloot
is toeehracht. Het herstel van deze vloot is eerst na de
muntsanering in de Westelijke zones krachtig aangepakt,
doch het laat zich aanziën, dat zij slechts tot 75 pCt van het vooroorlogse totaal zal kunnen worden gerepareerd.
Ten aanzien van de nieuwbouw in de Rijnvaart sedert
de oorlog kan aorden vermeld, dat de opdrachten hier-

toe in de eerste plaats door Zwitserland en wel voorname-
lijk aan Nederlandse werven zijn verstrekt. Practisch
de gehele uitbreiding der Zw’itserse vloot bestaat uit
moderne motorvrachtschepen (1946: 102 . stuks, 1949:
218 stuks).
Daarnaast is de vernieuwing ‘van de Franse vloot’-
waarvan als manager optreedt de terstond nabeëindigingder

‘) Volgens cle laatste gegevens
zou
het gemotoriseerde gedeelte
van de Zwitserse Rijntonnage bedragen
68
oct, van dc Nederlandse
19
pCt, van cle Belgische
13,5
pCt, van de Franse
9 pCi
en van de
Duitse
8,5
pCt. .
1-let in dit artikel verwerkte cijfermateriaal werd gedeeltelijk
ontleend aan oîfiii’le, gedeeltelijk aan officieuze hronien, clie
echter op hun beurt hun gegevens ontvingen van officiële instanties. Deze diverse bronnen vertonen onderling onverklaarbare cijferver-
schillen, in verband waarmede een voorbehoud moet worden ge-maakt tav. de absolute juistheid dezer gegevens. 1-let
zou
aanbe-
veling verdienen, indien door cle Rijnoeverstaten één orgaah werd
aangewezen, belasl met het verzamelen, bewerken en publiceren’
van hei omvangrijke statistische materiaal op het gebied der Rijn-
vaart.

1

vijandelijklieden door de Franse Overheid opgerichte

,,Communauté de Navigation Française Rhénane” – van

betekenis. Door de Franse Regering in Amerika bestelde
en aldaar geprefabriceerde _scheepsdelen worden te

Dordrecht op een aan de ,,Communaub3″ toebehorende
werf tot vaartuigen samengevoegd.
Van
Nederlandse zijde werden slechts weinig opdrachten

tot nieuwbouw gegeven. Voor zover dit wel geschiedde,

hadden deze opdrachten voornamelijk betrekking op

speciaal voor de Boven- en Middenrijn bestemde sleep-

boten. Aan dit type sleepboten bestond grote behoefte,

doordat de voorheen beschikbare Duitse sleepkracht op

deze trajecten als gevolg van oorlogsschade was uitge

vallen. Ook België vond hierin aanleiding enkele nieuwe

sleepboten op deze trajecten in de vaart te brengen.

Het laat zich aanzien, dat de internationale Rijnvloot
als totaliteit voorlopig niet de vooroorlogse sterkte zal

bereiken. Flierbij dient evenwel in aanmerking te worden

genomen, dat door geleidelijke vervanging van sleep-

schepen door motorschepen de ,,omloopsnelheid” ver-

betert, waardoor de capaciteit toeneemt. –

ild B.

Onderstaande cijfers van het vervoer langs het grens-

station Lobith kunnen dienen tot het geven van een al-

gemene indruk van de ,prnvang van het .Rijnvervoer in de
na-oorlogse jaren. Deze cijfers (in tonnen van 1:000 kg),

wijzen uit, dat het vervoer in 1949 nog slechts 96,5 pCt

bedroeg van 1938, na in de jaren 1946, 1947 en 1948 resp.
13,2 pCt, 15,8 pCI en 28,9 pCt te hebben bedragen.

Totaal inge-
Totaal Waarvan
Tijd
klaard en
in eklaard
steenkool
uitgeklaard
enz.

55.787.908
28.235.111 18.056.941
1966
7.347.753 5.109.210 4.483.626
1938

………..

1947
8.513.636 4.883.485
3.648.833 16.119.486
9.851.178
6.440.599
1948

………..
1949′)

………..
20.518.166
12.372.602
7.020.912

Waarvan
Totaal

Tijd

uitge-

.

.

‘ vloeib.

steenkool
klaard

erts

gi tan

brancist. I

ciiz.

1938

27.552.797 14.454.463

2.501.345

1.627.157

1.969.202
1946

2.238.543

106.521

503.655

364.954

369.545
1947

3.630.151 *

249.917

400.303

512.730

1.190.636
1948

6.268.308

1.962.151

1.068.643

778.846

1.019.509
1949
1
)

8.145.567

3.378.311

1.323.398

1.092.678

462.761

‘)
Januari-November
01)
Jaarbasis.

ri*
er
illustratie van het belang van Rotterdam bij het

transitoverkeer diene, dat in deze haven in 1938 57,17
pCt van het transitoverkeer werd verwerkt, in Antwerpen
12)37pCt en in Amsterdam 3,04 pCt; de cijfers voor 1948

luiden resp. 43,48 pCt, 16,77 pCt en 3,73 pCt. De ge-
volgen van de terugslag in het massagoederenvervoer op
de Rijn drukken derhalve relatief het zwaarst op de
haven van Rotterdam. – –

Het percentage vaste brandstoffen behield als steeds de
eerste plaats onder de in Lobith ingeklaarde goederen.
Het bedroeg over de jaren 1938, 1946, 1947, 1948 en 1949
resp. 64, 88, 75, 65 en 57 pCt van de in totaal stroom-
afwaarts vervoerde goederen. De eerste plaats onder de stroomop\vaarts vervoerde goederen wordt sedert 1948

%\ederom ingenomen door het voor het Ruhrgebied be-
stemde erts. Van de andere opvarende goederen vermel-
den wij nog het graan en vaste en vloeibare brandstoffen.
Het vrij belangrijke opvarende kolentransitovervoer in
1947 en 1948 had betrekking op Amerikaanse kolen met
bestemming Frankrijk en Zw’itserland. In de toekomst
zal het opvarende kolenvervoer relatief gezien van weinig
betekenis zijn en zich beperken tot het transporteren van
de van Nederlandse mijnen afkomstige en voor Zwitser-
land bestemde cokes of kolen en van eveneens voor

laatstgenoemd land bestemde Engelse kolen. Ten aanzien

van een toeneming van het graanvervoer zijn de ver-

wachtingen op korte termijn niet gunstig. Welisw’aar staat

vast, dat de door VlTestDuitsland te importeren granen
voor 53 pCt zijn bestemd voor plaatsen, die uit transport-

oogpunt het best via de Rijn kunnen wordn’ bediend,

doch iverwegingen van binnenlandse Duitse politiek

hebben er toe geleid, dat vooralsnog het grootste deel
van dit vervoer via de Duitse Noordzeehavens wordt
afgewikkeld.

Vergelijken wij cle voor- en na-oorlogse cijfers, dan
is het duidelijk, dat slechts de kolen- en ertssectoreneen

krachtige opleving in het Rijnverkeer teweeg kunnen
brengen. Ook in dit opzicht zijn er geen of nauwelijks

tekenen, die er op wijzen, dat de toekomst met gefundeerd

optimisme tegemoet kan worden gezien. Ten aanzien van

de Duitse kolen’ geldt, dat zowel productie als overzeese

behoefte nog niet het vooroorlogse niveau hebben bereikt,

terwijl er daarnaast – om dezelfde reden als hierbo,’en

wrd aangegeven voor het graanvervoer – naar wordt
gestreefd, de kolenafvoer met bestemming overzee zoveel

mogelijk via Noordduitse zeehavens (in het bijzonder
Emden .en Bremen) te leiden.

De staalproductie in het Ruhi’gebied is, gelijk bekend
door de geallieerden drastisch beperkt, hetgeen impli-
ceert, dat het ertsvervoer in de toekomst niet belangrijk
zal toenemen,

Ad C.

Vooraf moge er op worden gewezen, dat in een vervoers-
arme tijd als de huidige met daarnaast het gedurig streven,
deviezenuitgaven zoveel mogelijk te beperken, de positie van de Nederlandse Rijnvaart ongunstig wordt beïnvloed

door liet feit, dat Nederland niet in de positie is..voor
zichzelf grote Rijntransporten te laten uitvoeren. Het

voornaamste eigen vervoer betreft de import van in

Duitsland aangekocht’e kolen; van de meeste overige
transporten inet• bestemming of herkomst Nederland

geldt, dat zij veelal op cif- of fob-basis kunnen worden
afgesloten, al naar gelang waarvan ook de niet-Neder-
landse vervoerders bij deze transporten zijn geïnteres-
seerd.

lie t leeuwendeel dci’ vooroorlogse Rijn transporten
en met name de kolen- en ertstransporten werd op-
gedragen aan rederijen, die
01)
dé een of ‘andere w’ijze
financieel’ gelieerd waren met’ de opdrachtgevers. Vodr

zover de aldus tot stand gekomen contracten niet met het
eigen rnaterial van deze rederijen konden worden be-

werkstelligd, werden veelal Nederlandse rederijen en de
zgn.
,
particuliere schippers ingeschakeld. Na de oorlog is
hierin verandering gekomen, allereerst omdat met het
einde der vijandelijkheden de band werd verbroken tussen

de hiervoor bedoelde opdrachtgevers en rederijen; het kapitaal van de laatste werd als vijandelijk bezit onder
beheer gesteld van liet Nederlands Beheersinstituut.

De hieruit theoretisch voor bepaalde ondernemingen

en organisaties – wij denken hierbij met name aan de
in de oorlog tot stand gekomen en sedertdien gecontinueer-
de dwangorganisatie van particuliere schippers (de Neder-
landsche Particuliere Rijnvaart Centrale) – voortvloeiende
verruiming van de acquisitiemogelijkheden bleken in de
practijk nauwelijks te kunnen worden geiealiseerd, door-
dat de transportopdrachten ten behoeve vansde Duitse

economie toestemming hehoefden van de ,,Joint Export-Import Agency” (J.E.I.A.), welke instelling zich, evenals
de daarvoor sedert kort in de plaats getreden ,,Befrach-
tungs- und Speditionsstelle”, op het standpunt stelde,
dat voor dergelijke transporten zoveel mogelijk van de
Duitse Rijnvloot gebruik moet worden gemaakt. Het
deelnemen aan het zgn. ,,innerdeutsche” vervoer door
buitenlandse schepen is in feite nog steeds niet mogelijk,
hoewel dienaangaande besprekingen worden gevoerd,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

275

clie mogelijk voor Nederland tot een iets gunstiger regeling
zullen leiden.

Ook op een andere vervoerssector, t.w.. het verv.oer
van en naar Frankrijk blijkt het de Nederlandse Rijn-

vaait practisch onmogelijk zelfs iaiidig transporten t’e

acqu i reren. l)e reeds genoemde Franse Rijnvaarl-gemeen-

schap wist zich met overheidssteun” een monopoliepositie
te verwerven-als gevolg waarvan de Nederlandse Rijnvloot

met betrekking tot dit vervoer in wezen dezelfde positie

inneemt als ten opzichte van het Duitse vervoer, nl.

die ener reservevloot. Weliswaar werd tot nu toe regel-
matig een beroep gedaan op deze reserve, doch het laat
zich aanzien, dat naarmate dé omvangrijke uitbreiding
van de Franse Rijnvloot haar beslag krijgt, de Neder-
landers steeds minder voor dit vervoer zullen worden
irgeschake1d.

Sommeren wij de gevolgtrekkingen, die kunnen worden
gemaakt uit-hetgeen onder A, B en C werd gesteld, dan
kan de conclusie bezwaarlijk een andere zijn, dan dat de

tegenwoordige positie van de Nederlandse Rijnvaart

allerminst rooskleurig’ is. Het huidige vervoer toch be-

draagt ruw genomen nog geen 36,5 pCt van het voor-
oorlogse als gevolg van het uitvallen van belangrijke
Duitse transporten. Daarbij komt nog, dat de capaciteit
van de totale Rijnvloot, die weliswaar is afgenomen, toch
in cle naaste toekomst niet vei’ benden de vooroorlogse

zal blijken te liggen. Er bestaat dus een ernstige van-
verhouding tussen capaciteit van de vloot en omvang van

het vervoer, van welke vanverhouding in de eerste plaats de Nederlandse Rijnvloot, die in het verleden voorname-

lijk emplooi vond in het vervoer van en naar Duitsland,
de nadelige gevolgen – onvoldoende werk, gecombinéerd
met een laag vrachtenpeil – ondeiindt.

In het besef, dat onder de huidige ofristandigheden een
toestand in de Rijnvaai’t, die kan worden gekenschetst
als een strijd van allen tegen allen, op den duur hij -deze
tak van bedrijf zeer ernstige consequenties met zich zal
brengen, zijn zowel in nationaal als’ in internationaal

verband verschillende pogingen ondernomen om tot
economische samenwerking in de vorm van vrachteri-
Pools en/of conventies te geraken. Vrijwel al deze pogingen
zijn op niets uitgelopen. Wij zullen hier niet nader ingaan
op de vraag, waarom deze pogingen niet of nog niet tot
duurzaam b,evredigende resultaten hebben gevoerd. Een

der, voornaamste redenen is ongetwijfeld, het chronisch
in Rijnvaartk.ringen heersende gebrek aan onderling
vertrouwen. De op instigatie van de Nederlandse Over-
heid medio 1948 tot stand gekomen ,,Statenzaal-
overeenkomst”, waarin een oplossing werd gevonden voör
het netelige vraagstuk van een werkverdeling tussen

Nederlandse rederijen en particuliere schippers, bleek
uit dien hoofde niet levensvatbaar en werd derhalve op
31 December 1948 wederom ontbonden.

Het gebrek aan eenheid in de Nederlandse Rijnvaart,
ge\’oegd bij-het feit., dat Nederland in zeer bescheiden
mate over eigen transporten beschikt, naakt de positie
van Nederland in onderhandelingen met de andere Rijn-
oeverstaten niet sterk. Slechts de omstandigheid, dat
Nederland het grootste scheepspark ‘p de Rijn bezit en
dit scheepspark als gevolg van geringere kosten zo-
nodig
01)
elk traject tegen lagere vrachten dan die der
concurrenten kan inzetten, dwingt de andere Rijnoever-staten Nederland ih een eventueel overleg te betrekken.
Nu er geen vooruitzichten bestaan, dat de omvang van
het Rijnvei’voer tot het 2- 3-voudige van de huidige
zal toenemen, zal naar onze overtuiging gemeenschappe-
lijk overleg tussen alle belanghebbenden, met het doel te komen tot een billijke .’erdeling van de b’eschikbare
transporten tegen economisch verantwoorde vrachtprijzen
– naast de reeds onder de auspiciën van de Centrale
Rijnvaart-Commissie bestaande samenwerking in tech-
nische, justitiële en sociale zaken’ – noodzakelijk zijn.
1-let in de Acte van Mannheim verankerde, zo vaak te

pas en te onpas aangehaalde, principe van dc ,,Vrije

Rijn”, waaraan tegenwoordig dooi’ iedere Rijnoevei’staat

de hem best passende_ betekenis wordt gegeven, zou anders, in plaats van de ontwikkeling in de Rijnvaarl.
te begunstigen, deze wellicht grote schade kunnen toe-

brengen. Aan welke voorwaarden de verschillende vormei

van internationale samenwerking (vrachtenpools, con-

venties ed.) zouden moeten voldoen; moge thans on-

besproken worden gelaten. Zeker is, dat het de positie
van de Nederlandse R.ijnvaart ten goede zou komen,

indien deze, meer dan in het verleden, van saamhorigheids-
gevoel zou blijk geven.

Rottdrdam.

Mr K. W. CUPERUS.’

LONDON LETTER.

March is not usually the
month
associated with peering
into the crystal in order, to foreteil the future; for that
reason the issue of two national forecasts makes the month

out of the ordinary. One of the prophecies concerned the
pohitical world, the other the economie.

The first,— since we are considering them chronologi-
cally – was the King’s Speecli to Parliament when it
assembled after the Election. Like other speeches made’ in
present day democratic’kingdoms, the speech is not one

composed by the King, lie merely delivers the script
given to him by,the Government. We are, therefore, not
lacking in respect for the monarchy when we say that
the King’s Speech was a pretty dowdy sort of affair.

It outlined what the Government will try to do in Parlia-
ment during the present session. The
,
general proPosals
cover an improvement in water supplies, the use of marginal
land, and’measures to regulate the breakingup of strets
in order to get at the cables, sewers and other equiipment
necessary in a modern community. They also cover an
improvement in the living conditions of crews in fishing
trawlers, a regulation of the midwives’ se’rvice, and the
maintenance of cattle gi’ids in highways, whatever this
may mean.-

Even Mr Attlee was forced to admit that it is a himited and not violently controversial plan. ]3ut, of course, such
a speech cannot be entirely made up banahities; twice
it got down to the realities of life, economie and political.

The Government will continue to induce industrial
undertakings to transfer to the ,,development areas”,
and it will take other measures necessary to maintain full
employment.

rFhe Conservatives’ criticism of the speech was that it
was remarkable more for what it omitted than what
it said. Consequently, they – in the old world manner
in which these things are done – regretted that the speech
made no reference to steel nationalisation or housing.
This attack provoked the first divisions of the Ilouse
and provided the Government with its expected and nai’row
majorities. All the M.P.’s werô on parade and went into
action with gusto. This military analogy is quite in order,

for the debate brought its casualties. Alen were brought
from hospital and sick beds, doctors and medical advisers
were in attendance in case of need; and a few days after-
wai’ds a Labour M.P. died. There can he no doubt that the
long journey from Glasgow and, back taxed his strength
beyond endurence and he died – very hiterally – for his
Paxty. 11e was not unfortunately, the only one, for sliortly
after Adam MeKinlay had been laid to rest, a second
Labour Member passed on. These deaths are going to
have a profound influence on the life of this Parliament.
At a later stage when -the battle is joined in real earnest,
these deaths will make Socialists – and not a few Conser-
vatives, too – look over their shoulders and ponder the risk. They will have an influence in another way: they
have ,- to the regret of the humanists in all Partjes –

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 April 1950

F

reduceci the Government’s majority for the time being,

and since the two seats were marginal, might reduce it

permanently. A third hy-election is pending, since a Labour

Member in a safe seat has resigned in order to make way
for one of the defeated Party leaders. Two of these by-

elections, the safe one and that for McKinglay’s consti-

tuency, take place before the Budget and they might

very well havè an effect on that important event.

This, then, is the political set-up, with the exception

of the unexpected defeat of the Government on March

29. The background to that defet is that Members had

been kept up late the night before, and, so runs the

theory, many had wandered off for an early night. A snap

division – and the Government was defeated on a point

of minor importance. It seems most likely that other

snap divisions will be held after a late night sitting – or

more probably after a succession of late nights. But that
belongs to the future.

So; to a great degree, does the second for&cast to which

the nation has been treated: the Economic Survey 1950.

It really is a i’emarkable document. It is remarkaLle for
its timing. Its purpose is to teil us w’here we are going in

1950, and it is not published until the end of the first
quarter of the year has gone. One would imagine that

prophecy under such conditions would lose much of its

terrors and errors. Supposing that a racing commentator

were not required to give his three star nap until the race
were a quarter over. The reputations of those, for example,

who gave Russian Flero (last year’s victor) as the winner

of this year’s Grand National would have been saved, for the horse feil at the very first fence. However, the
Survey has been issued again despite the severe defeats

which it has previously encounterecl. It makes a number
of favourable assumptions, and proceeds to calculate
what
1
will happen. 1f production goes up by 21 per cent.

(it rose last year, according to the official figures, by 4

per cent.) and if vage claims are kept down (they rose
last year by more than £ 50 millions) the inflationary

trend will have bèen reversed: What will happen if wages

are not kept in check or iprices and costs rise by more
than the amount necessary to give effect to increases

due to devaluation? Well, 1 suppose that, it does not
require an Economic Survey to tell us that we shall be
having an inflationary spiral. What chancs are there
that wages will remain stationary? About 5 iillion vage

and salary earners, at least, are demanding – and have
been demanding – vage adjustments. By various devices
these are heing delayed until after the Budget bas been
announced on April 18; there might be tax reliefs – thus

the hopes – which could be made to appear equal to
higher w’ages; there might be another ,,smack” at the
rich man or the shareholder might be forcibly restrained
by statutory dividènd limitation. The chances of any

large tax reliefs are very remote. The Supplementary
Estimates presented recently to Parliament do not suggest
that the Government will economise: £ 89 millions
cxrra

for the I-Iealth Servicein England, and another £ 9 mil-
lions for Scotland, and £ 16 millions more for the Ministry
of Supply and an additional £ 14 millions for the Ministry
of Food. The
Civil
Estimates for 1950-51 reach the dizzy

heights of £ 2,375 millions compared with the original
estimates of £ 2,239 millions in 1949-50; the defence
estimates come •to a further £ 780 millions compared
with £ 760 millions a year ago. This is not the yarn
with which to weave a cloth of tax reliefs. Since the nuinber
of rich men has declined, the amount of,,smacking”which

can be done is limited. Statutory dividend limitation
might come; the Conservatives would be bound to
Ol
)
PO
5

.t,and if the Government chose to go to thecountry on
the issue ,,Your wage-packet or the dividend warrant or
the shareholder (the wicked old parasite)” the Labour
Pai’ty cduld conceivably acquire a larger working majority.
Would statutory dividend limitation satisfy the worker?

Theoretically it might for atirne; it is less likely to appease

the womenfolk. They are concerned not with what others

are forced to go without, hut with what they cannot buy.

And dividend limitation – statutory or voluntary— puts
no money in the workers’ pockets. Nevertheless, all
expectations are fixed on the Budget.

Meanwhile, there bas been an interesting change in

pôlicy. Last January the Trades Union Congress advocated

that wage claims should be suspended if the cost of living

index remained ,within a given channel. The index is lying
very little off mid-stream, yet the Congress is opposing

a suggestion made by the nationalised Transport Corn-

mission for a fare revision. The excuse is that anomalies

have come into being, because of the large number of
bodies which in the past used to fix fares. So far, so good

The Commission’s suggestion will, however, bring in an

extra £ 3.5 millions .to reduce this year’s expected deficit
of £ 30 millions. The sum which the Commision hopes

to acquire by this ,,removal of anomalies” can hardly

affect the cost of living index. Yet the proposals have

,incurred the wrath of the Congress, presumably because

the Commission wants to abolish the cheap fares which

vorkmen (deuined here as those who travel before eight
in the morning) have hithei’to enjoyed. We may be travel-
ling towards an ega.litirian state, but clearly these in-

equalities must riot be removed.

Londen, March,31, 1950.

HENRY HAKE.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE ENGELSE KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD.

In Engeland bestaat, aldus ,,The Financial Tirnes?’

van 28 Maart jl., een algemene ongerustheid omtrent de

ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud. De
lijst van factoren, die een stijging van de kosten van

levensonderhoud veroorzaken, of binnenkort zullen ver-

ôorzaken, heeft een respectabele lengte aangenomen.
Ze kunnen Worden genoemd: 1. de stijging van de sterling-

prijzen van goederen, die uit niet-gedevalueerde landen
w’orden geïmporteerd; ‘2. de stijging van de prijzen voor

producten als wol, rubber en cacao, die, hoewel deze goede-
ren
,
vnl. uit ,,sof t currency”-landen worden betrokken,
in sterling gemeten bijna even groot is als die van goederen

uit ,,hard currency”-landen; 3. de stijging van de prijzen
van landboui’proclueten tengevolge van de ojSheffing der
voedingsmiddelensubsidies; 4. de te verwachten verlaging
van het subsidie-element in de kleinhandelsprijs van
diverse gerantsoeneerde artikelen, teneinde de weg vrij te

maken voor rantsoenverhoing en 5. de beoogde vér-
hoging der vrachttarieven van de spoorwegen en de voor-
gestelde verhoging van de passagierstarieven in Londen. De meeste dezer factoren, zo niet alle, zullen de klein-
handeisprijsindex doen stijgen, zelfs zo, dat de index –

van de kosten van levensonderhoud gevaarlijk dicht hij
de 118 zal komen, het punt, waaropde T.U.C. niet langer aan haar belofte,- om zich aan de loonstabilisatiepolitiek
van de Regering te houden, zal zijn gebonden. Reeds enige
maanden geleden werd becijferd, dat – onder de ver-
onderstelling, dat slechts de importprijzen van goederen
uit niet-gedevalueerde landen zouden stijgen en dat er
geen veranderingen in de landen van herkomst zouden
optreden – de index van de kosten yan levensonderhoud
als gevolg van de devaluatie zou stijgen van 112 tot 1151.
Thans kan reeds worden aangenomen, dat de prijsstijging

van goederen uit gedevalueerde landen de kosten van
levensonderhoud in dezelfde mate beïnvloedt als de prijs-

stijging van goederen uit niet-gedevalueeide landen.
Zelfs wanneer de invloed van de hogere vrachttarieven,
de subsidieverlagingen en -opheffingen buiten beschouwing
wordt gelaten, is het volgens ,,The Financial Times”
iïogelijlc, dat de kosten van levensonderhoud met 5 pCt
boven het niveau van véôr de devaluatie stijgen.

r”

C’1

4 ‘

7_•’ .w•

1′ k

5 April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

277

KIPPEN-EFFICIENCY.

De moderne kip is een meer efficiënte eierproducente
dan haar voorgangster van 25 jaar geleden. Volgens The
Agricultural Situation” van Februari jl. hebben in de

Verenigde Staten 340,2 mln kippen, slechts 9 pCt meer
dan in 1925, in 1949
56.236
mln eieren gelegd, d.w.z.
61 pCt meer dan in 1925. Dit betekent, dat 85 pCt van de

toeneming der eierenproductie was te danken aan een
toeneming van het aantal gelegde eieren per kip met 47

pCt en slechts 15 pCt aan vergroting van het aantal kippen.

En niet alleen leggen thans de kippen meer eieren per
dg dan die van een kwart eeuw geleden, maar ook in de
leg per seizoen zijn drastische wijzigingen opgetreden.

Hoewel er nl. in iedere maand van 1949 meer eieren wer-

den voortgebracht dan in de 6vereenkomstige maanden

van 1925, viel de grootste toeneming te constateren in de
wintermaanden,’hetgeen dus wil zeggen, dat de productie

gelijkmatiger over de seizoenen werd verdeeld. Onderstaand
staatje geeft hiervan een indruk.

Aantal gelegde eieren pel kip.

le

2e

3e-.,

4e
kwartaal kwartaal kwartaal kwartaal

1925

27

44

27

14
1949

46

49

35

35

Verschillende factoren hebben tot. deze ontwikkeling
bijgedragen. Betere selectie- en fokme thoden, l)e tere liygië-
nische omstandigheden, betere voeding cnz. hebben geleid
tot opvoering van het aantal gelegde eieren per kip, terwijl
het leggen in de wintermaanden werd bevorderd door ge-
bruik van broedmachines en lampn in de leghokken,
welke laatste de ,,werkdag” van de kippdn verlengden.

Van de bovengenoemde ontwikkeling kebben zowel de
producent als de consument geprofiteerd. liet inkomen van
de kippenboer is in sterker mate gestegen dan de eieren-productie, doordat nu meer eieren wordén voortgebracht
in de win termaandën, waarin de prijzen, relatief hoog zijn.
De consumenten konden ‘s winters meer verse eieren en
tegen relatief lagere prijzen kopen dan voorheen.
Aan deze ontwikkeling in de eierenproductie is volgens
de experts nog geen einde gekomen. Zij verwachten, vnl.

op grond van de door kruising bereikte resultaten, in de
komehde jaren een verdere opvoering van het aantal eieren per’ kip.

EECLA1IC IN DE SOVJE’i’-lJNJE.
Het Russische publiek kent al sedert enkele jaren een onontw’ikkelde soort reclame; in de vorm van neonver-
lichting worden n]. op de ‘pleinen van Moskou staats-
kningen en – sedert kort luxe artikelen geadverlôerd,
terwijl er ook – nogal eenvoudige – aankondigingen in
de kranten verschijnen.

Nu heeft, naar wij uit The Economist”van 25 Maart jl. vernemen, het voor de voedselproductie en -handel
veran twoordelij ke, PoliLbur-lid, Mikoyan, aangedrongen
op ontwikkeling van de reclame in de Sovjet-Unie. 1-Toe
verrassend deze suggestie ook moge zijn, men moet niet

vergeten, dat Mikoyan dë Verenigde Staten’ kent en dat hij ‘er veel heeft geleerd. Hij heeft een lange ervaring in
internationale handel en reeds met succes de Westerse
techniek in dé Russische voedselproductie geïntroduceerd.
De verdere ontwikkeling ”aii de reclame moet, nu er
meer verbruiksgoedei’en beschikbaar zijn, worden be-
schouwd als één van de pogingen om de ,,cultuur” van de
handel, die maar al te vaak neerkomt op het uitdelen van
ongeiegelde goederen hoeveelheden, te verbeteren. Voorts
zouden de fabrieksdirecteuren, indien de reclame zou

worden uitgebreid tot op technisch terrein, te weten
kunnen komen, waar zij het beste de door hen gewenste
outillage ed. kunnen verkrijgen, waardoor o.a. het gebrek

aan goede handelstijdschriften ten dele zou worden ge-
compenseerd.

Uiteraard ligt, zo zegt The Economist”, handels-
reclame evenmin in de lijn van de Marxistische doctrine
als een op goud gebaseerde munteenheïd of een sterk
ontw’ikkeld stukwerk-stelsel, ,,but the first law of the

Politburo is to get things done and to strengthen their
own country. Marx and Lenin can always be re-edited”.

GELD- EN KAPITAALMARKT.
De geldmarkt.

De geldmarkt stond deze week, en speciaal gedurende
het laatste gedeelte daarvan, in het teken van de’ ge-

bruikelijke ultimokrapte. Reeds op Maandag 27 Maart

gaf de weekbalans van De Nederlandsche Bank de symp-
tomen hiervan te zien in de vorm van een stijging van de

Voorschotten en Beleningen, ie. met f11 mln en een

daling van de Saldo’s van Nederlandse banken, ie. m,et
f13 mln t.o.v. de week tevoren, een ontwikkeling, welke
zich in het

verder verloop van de week waarschijnlijk zal
– hebben vooi’tgezet. In
overeenstemming:
hiermede werd
de callgeldrente Dinsdag tot 1 pCt en Woensdag tot 1*
pCt verhoogd.

De marktnoteringen voor schatkistpapier gaven voor de
kortere termijnen een stijging te zien. Aprilpapier w’erd op
If pCt aangeboden. 1-Jet disconto voor iVlei t/m Juni-
promessen steeg pCt, zodat de biedprijs
1/16
en de
laatprijs
13/8
pCt werd. Augustus en alle latere termijnen
werden voor Ij pCt gevraagd en
0
1
)
pCt aangeboden

De kapitaalmarkt.

De koersdaling op de andelenmarkt zette ziel) gedu-
rende de afgélopen week over de gehele linie voort, zoals
onderstaand koerslijstje illustreert. 1-Jet moet wel uit-
gesloten worden geacht, dat de monetaire maatregelen in
Indonesië de
oorzaak
zouden vormen voor de koersver-
liezen der niet-Indonesische aandelen. Evenmin mag deze
oorzaak, behalve voor bepaalde internationale fohdsen, in buitenlands aanbod i.v.m. ruiltransacties worden ge-
zocht. Veeleer moet worden gedacht aan een aanpassing van het koerspeil aan de groter risico’s voor het bedrijfs-
leven, welke de ,,vrije economie”, die in ons land steeds
meer gaat heerse’, medebrengt. In België heeft deze
situatie zich reeds enige jaren geleden voorgedaan.
Het is in het verleden vaker voorgekomen, dat de
aanleiding
voor een aaiipassingsproces van het koerspeil
een gelieurtenis was, welke geen of slechts een uiterst
verwijderd verband hield met de betreffende aandelen-
koersen.
rçhans
heeft de Indonesische situatie waarschijn-
lijk als een zodnige katalysator gewerkt.
Zagen wij verleden week, dat in Nederland geen parti-
culier risicodragend kapitaal te vinden w’as voor de uit-
breiding der basisindustrie, gedurende de afgelopen week
bleek uit enie berichten, waarheen de middelen, welke
onder de 000roorlogse omstandigheden
voor expansie van het roductie-apparaat beschikbaai- zouden zijn gekomen,
thans vloeien. Op de Unieconferentie, werd nI. overeen-
gekpmen, dat Nedérland aan Indonesië f 200 mln zal lenen,
terwijl in het kader van de Atlantische sarnenw’erking
Nedei’land zijn luchtmacht ‘zal uitbreiden, hetgeen even-
eens ettelijke honderden millioenen guldens zâl kosten.
,,You cannot eat your cake and have it”. Indien dat
gedeelte van ons nationaal product, dat overblijft na
hetgeen nodig is ter voorziening in cle lopende consumptie,

0
1
)
dergelijke wijze via de Staat wordt besteed, is belasting-
verlaging en daarmee verhoging van de particuliere be-sparingen onmogelijk. Een duidelijker illustratie binnen
een tijdsverloop van twee weken, zowel van de omvang
van het tekort aan risicodragend kapitaal in ons land als
van de oorzaken daarvan, ware nauwelijks denkbaar.

1945

1946

1947

1948

1949

5U

(Aantallen)

200

4
.

000
760
500
250

1945

1946

1947

1948

1949

50

Rotterdam
Antslendan,
– – – – Antwerpen


_______________ Rotterdam ntaandgemtddeldn 1938
Amsterdam ntoandqenttddelde 1938
– – – – Antwerpen fltaaedrmtddotdr 1938


Bronnen:
Mededelingen Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Zuid-Holland; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, Amster-
dam; Economische dienst van de haven Antwerpen.

278

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

5 April 1950

24 Maart
31 Maart,

Aand. indexcijers
1950
1950

Algemeen

………………..
154,8
148,8

Industrie

………………….
216,8
210,0

Scheepvaart

………………..
148,8
142,9

Banken

……………………
327,5
124,2

Ïridon.

aand .

………………
60,0
56,9

Aandelen

178 168

A.K.U.

………………….

Philips

……………………
224k
2181

Unilever

…………………..
214
206

H.A.L.

……………………
l55/
4

153
1
/
4

Amsterdam Rubber
………….137k
129

I-Lv.A.

……………………
136
128k

Kon.

Petroleum

…………..
278J
271

Staatsobligaties

21

pCt

N.W.S.

…………….
81’/
80
1
/

3-31

pCt

1947

…………….
98/
98
/8

3
pct Invest. certif.
………

.

995/
991/

3
pCt Dollarlening
…………..

98/
987/

GRAFIEKEN,

In Rotterdam, Amsterdam en Antwei’pen binnengekomén

zeeschepçn.

(In duizenden N.R.T.)

• 000

500

1000

$00

0

STATISTIEKEN.

DE NEDEItLANDSCJIE BANK.

Verkorte balans op 3 April 1950
Activa.

f
Hoofdbank t

t)
e0
messen
scbuldbrieven

Bijbank

in disconto

1

gen sc

.,,
.

1)
Wissels,

schatkistpapier

en

schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art

15, onder 4;
van

de

Bankwot

1948)

…………..
..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947

…..
1.350.000.000,-
Voorschotten (
Hoofdbank t

‘)
.
181.557.545,18
in rek. erf

1
oponderpand

Bijbank

,,

1.252.378,17
(mci. belenin-
gen)
l

Agentsch.

,.

10.738.815,72

193.548.739,07
Op

effecten

enz…
……

..493.147.556,83 ‘)
Op goederen en celen

..,,

401.162,24
,,

193.548.739,07

‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt.en _gouden
..

muntmatetalaal

t

870.794.305,41
Zilveren munt enz…..11.760.338,79
882.554.644,20
Papier op het buitenland

r

65.742.215,34
Tegoed bij correspondenten
in

het buitenland

……790.048.235,51
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..

991.613,61
856.782.064,46
Vorderingen in guldens op vreemde. circulatie-
banken en soortgelijke instellingen

….
..

368.898.680,98
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en

voorzieningsfonds

…………..
121.153.186,47
Gebouwen

en

inventaris

…………….
..2.000:000,-
Diverse

rekeningen

.
………………….
303.348.849,77

f

5.578.286.164,95

Passlva.
Kapitaal

……………………..

……
20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
..15.333.335,71
Bijzondere

reserves

………………….
61.674.999,18
Pensioenfonds

………………………..
22.785.065,89
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

…………………………
..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..,,
66 126.590,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe

uitgifie)
., 2.996.839.240,-
Bankassignaties in omloop

…………….
705.357,23

Rekening courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist ……

f

511.288.234,90

‘s Rijks

Schatkist

bij-
zondere rekening ….

..

540.254.058,47
Geblokkeerde saldo’s ..,,

1.836.989,17
Saldo’s

van banken in
Nederland

……….

..

27.948.704,99
rije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijkemnstellingen ,,

437.324.486,56
Andere Vrije saldo’s ….

..

447.748.008,37
1.966.400,482,46
Crediteuren in vreemde geldsoort

-.
. . . .
.,,
24.714.346,37 Diverse

rekeningen

………………..
..402.206.980,32
5.578.286.164,95

1)
Waarvan

schatklstpapler

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

….
t


‘)
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15

Maart 1933, Staatsblad no. 99)

……..
..34.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staatinhetverkeergebrachtemuntblljetten ,, 138.037.928,50

FFDEJIAL RF)SERVE BANKS.
aVoornaamste onsten in miilioenen dollarsl.

1
Metaalvoorraad
.
1,
Other
1

U.S.
Govt
1
Goudcea-
Data
cash
1

securities
Totaal
tificaten
L
31

Dec.

1946
18.381
17.587
268
23.350
23 Febr. 1950
23.120
22.582
317
17.625
2 Mrt

1950
1

.23.120
22.582
311
17.756
9 Mrf

1950
j
23.120
22.582
287
.

,
1.7.846

Deposito’s
_________

FR-bil-
Member-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

DeC.

i
946
24.945
17.353
393
16.139
23 Febr. 1950
22.937
17.975
380
16.176
2 Mrt

1950
22.969 18.286
555
16.288
9 Mrt

1950
22.995
18145
432
16.258

_J
– ..—

1

It

r1r

.

.

..

.

…..

.

t

t

Aug.

1939….
101
100
101
Mei

1945….
116
190
126
Dec.

1948..
. .
181,7 265,5
193,4

Jan.

1949… .’
181,8

265,5
193,5
Febr.

1949….
181,8 265,5
.

193,5
Mrt

1949….
181,6′)
265,5
193,3
3
)
Apr.

1949….
181,4
5
)
265,5
193,2
1
)
Mei

1949..
181,9
275

‘)
195,0
Juni

1949….
181,9
275
195,0
Juli

1949….
181,8
275
194,9
Aug.

1949….
182,1
275 195,1
Sept.

1949… .
182,1
275
195,1
Oct.

1949….
182,1 275
195,1
Nov.

1949..
. .
182,1
4
)
275
195,1′)
Dec.

1949.
. . .
182,1′)
275
195,1
4
)
Jan.1950….
191,0
4
)
290
205,0′)
Febr. 1950. .
. .
191,0
4
)
290
205,0′)

,’) Bron:

,Statistisch Bulletin van het
C.B.S.”
In de lndexcijfers
zijn de uitkeringen krachtens de Kinderbijsiagwet
niet
begrepen.
‘)
Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
9
Akkerbouw en veehouderij.
‘)
Voorlopige gegevens.
4)
Daling uitsluitend een

gevolg van
een lichte

schommeling in
de toeslag van mdér-productie der
steenkoolmijnen.
‘)

Loonsverhoging ingaande 1 Mei
1949

als
compensatie voor
premieverhaal landbouwpensioenfonds.

STAND VAN
‘S
RIJKS
KAS.

/

5
April 1950

ECONOMISCH-STATISTISCÏiE BERICHTEN

279

BANK VAN FRANKRIJK.

(Voornaamste posten in millioenen franes).

Voorschotten
aan
de Staat

Data
c
o


,s

26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
23 Febr.
1950 52.981
378.946
125.042 165.200 426.000
2 Mrt
1050
52.981
373.128
125.042
164.600
426.000
9 Mrt
1950
52.981
383.676
125.042
165.200 426.000
16 Mrt
1950
52.981
375.245
125.042
162.100
426.000

Deposlto’s
Bankbil

accords
Data
jetten
de coöp.
circulatie
Totaal
Staat
écono-
[mique

Diversen

26 Dec.
1946
721.865
63.458
23 Febr.
1950
1.271.387 135.092
10
11.316
117.748
2 Mrt
1950
1.317.002
121.689
.
16
17.078
,104.596
9 Mrt
;
1950
1.315.729 119.276
60
17.073
102.143
16 ‘l1rt
1950
1.297.160. 126.277
97
23.181
102.999

INLEGGINGEN EN TERUGBETALIiNGEN OP PARTICULIERE
SPAARBOEICJES BIJ DE ALGEMENE SPAAR- EN
JJJFRENTEKAS IN BELGIË
‘).

(in duizenden francs)

Tijdvak

T
iegg”a

en

Terug-
betalin-
gen
Saldo

Tegoed der
inleggers aan
het einde
van het

tijdvak ‘)

1939
3.331.391
3.496.925
-16.5.534
12.670.559
1946
5.213.362
3.828.538
1.384.824
19.823.453′)
1947
8.698.209′)
4.964.339
3.733.870′)
24.185.471
1
)
1948
8.546.890
5.946.442
2.600.468
27.524.459
November
583.765
402.930
180.835
26.618.120
December
799.869
632.071
167.798
26.785.918

Totaal 1948
8.546.890
5:946.442 2:600.448
1949
Januari
917.406
434.769
482.637
28.007.096
Februari
713.168 490.977
222.191
28.229.287
Maart
915.140 540.670 374.470
28.603.757
April
645.145 655.823

10.678
28.593.079
Mei
642.788

.
582.831
59.957
28.653.036
Juni
620.162
573.608
46.556
28.699.590
Juli
747.970 569.634 178.336
28.877.926
Auustus
720.338
492.529 227.809
29.105.735
September
705.311′)
536.074′)
169.237
5
)
29.274.972
3
)
October
697.017
569.750 127.264
29.402.239
November
649.244
447.196
202.048
29.604.287
December
791.220 680.002
111.218
30.509.505′)
Totaal 1949
,

8.764.909
6.573.863 2.191.046

1950
Januari
1.070.698 504.179 566.519
31.076.024
Februari
784.462
488.940
295.522
31.371.546

‘) Bron: ,,Studi6n van de A1gemne Spaar- en Lijfrentekas”.
9 Op het einde van het jaar inclusief gekapitaliseerde interest.
9
Na het omzetten van de geblokkeerde gedeelten in obligation
van de Muntsaneriugsiening en het aftrekken van de belasting
op het kapitaal.
‘)
Van Januari 1947 af inclusief inkoop van obligatiên van de
Muntsaneringslening ad frs 823.035.000.
9
Van September 1949 af voorlopige cijfers.
9
Inclusief rente over 1949.

WERKLOOSIIEID IN BELGIË
1).

Geheel
Gedeeltelijk
Maand
werkloos
en toevallig
werkloos

48.257
.

12.362

43.168
Augustus

1948

……………..74.292

October
87.604
44.797
September

……………..81.065

November

…………….
61.500
December

……………..
.
172.395 80.356

Januari

1949

…………….
173.393
80.193
Februari

…………….
173.092
66.571
Maart
172.212
64.701
April

… …

167.488
52.438
Mei
158.445
54.172
Juni
158.873
56.443
Juli
158.954 61.515
154.011
60.672
September

…………….
164.032

64.361
Augustus

……………..

October
196.463
..
.
54.614
November

……………..
210.403
48.984

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor de Statistiek.

INDEXCIJFERS VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN
NEDERLAND
1)

Juni 19381

Nijverheid
Juni 1939

Nijverheid ‘)Landbouw’)

en
= 100

.

landbouw

Vorderingen
{

23 Mrt 1950
F
is
Mrt 1950

Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederl. Bank N.V.
f

568.881.979,75
t

550.069.255,39
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij

de Bank voor Neder

landsche

Gemeenten
386.758,22
,,

319.815,51
Kasvorderingen

wegens

cre-
dietverstrekking

aan

het
.-

Daggeldiening

tegen

onder-
buitenland

……………….



Saldo

der postrekeningen van
304.382.039,96
,,

312.102.997,51
Voorschotten

op uIt.

Febr.,
1950

aan

de

gemeenten
wegens aan

haar uit

te
keren belastingen


Vordering in rek. Courant op:

pand

……………………..

VS. Indonesië …………
,,

53.455.002,15

Rijkscomptabelen

………

Suriname

…………..
29.413.441,36
,,

29.696.750,36


Het Algemeen Burgerlijk Pemi-

…53.655.002,15


.

Ned. Antillen

………………..

Het.staatsbedrijf der P.,

T.

….

sioenfonds

………………….

….

enT
.

…………

……….
Andere staatsbedrijven en in-
stellingen

……………..
456.734.467,38
444.247.529,73

Verplichtingen

Voorschot,

door De

Nederl.
Bank N.V., verstrekt


Voorschot,

door De

Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening courant

verstrekt
– –
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten


Schatkistbiljetten in

omloop
,,2058.284.900,-
f 2004.884.900,-
Schatkistpromessen

bij

De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
van 26 Februari 1947

…….
1350.000.000,-
,,1350.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
/
5.794.1

mln, w.o. garantie
Bretton Woodsf 1.245 mln
,,4549.100.000,- ,,4575.300.000,-
Daggeldieningen


135.873.594,50
136.421.977,-
Schuld

op ultimo

Februari
1950

aan

de

gemeenten
wegens aan haar uit te keren belastingen

…………..
129.897.028,63
129.897.028,63
Schuld

in rek. courant aan:
V.S. Indonesië


Suriname

…………..

Muntbiljetten In omloop ……..

Ned.

Antillen

………..
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
17.305.736,31
°,,

17.141.542,88

….

30.738.828,54
,,

30.208.658,65
Het staatsbedrijf der P.,

T.
en T.

………………
322.471.961,72

……..
…..

,,

333.972.701,33

sioenfonds

……………….

Andere

staatsbedrijven


Schuld aan diverse Instellin-

….

gen In rekening met ‘s Rijks Schatkist

…………….
1585.153.910,09
,,1585.115.910,09

GEMEENTE. ROTTERDAM

GEMEENTE UTRECHT

*

Herhaalde oproep.

Burgemeester en Wethouders roepen sollicitanten

op voor de betrekking van

PERSONEELSCHEF

in de ‘rang van referendaris A bij een der

* grote gemeentebedrijven.

Salarisgrenzen
‘f
5136.— –
f
7.056.-

/
De taak van de te benoemen functionaris zal bestaan
uit het geven van adviezen aan de directie bij de be-
handeling van personeelsaangelegenheden van allerlei
aard. Hij zal tevens aandacht moeten geven aan de
introductie van nieuw personeel en aan de ambtelijke
vorming.

Bij de Dient van Stadsontwikkeling en.Wederopbouw
kan een

sociaal geograaf of sociograaf,

of éen acadd’micus in een der aanverwante wetenschap-
pen, worden geplaatst.
Eetrokkené, die over enige ervaring moet beschikken,
zal worden belast met vraagstukken betrekking heb-
bendé op de industriële ontwikkeling der Gemeente.
Aanstelling geschiedt naar gelang van bekwaamheid
en ervaring in de rang van adjunct-commies of commies,
of van assistent-planonderzoeker. –

Salarisgrenzen: adj.commies f2700.- – f3700.- ) bruto
commies

f3300.-
—f4600.- per jaar
ass.pianond. f3700.- —f4600.- 1 plus 5
0
/0.

Soli, op zegel te richten tot B. en W. en in te zenden
aan het Bur. Personeelvoorziening, kamer 331, Raadhuis,
binnen 14 dagen na deze oproep, onder no. 267.

Voor het vervullen van deze betrekking komen alleen
in aanmerking zij, die over een brede algemene ontwik-
keling beschikken, ambitie voor dit werk hebben en in
verband met hun karaktereigenschappen en opleiding
geacht kunnen worden deze vertrouwenspositie te kun-
nen innemen. –

– Zij, die een sociaal-economische, en sociologische, een
sociaal-psychologische of een sociaal-paedagogische
academische opleiding hebben genoten, genieten de
voorkeur.

Zij, die voor het vervullen van deze betrekking in aanmerking wensen te komen en bereid zijn zich te
onderwerpen aan een psychoteçhnisch onderzoek, kun-
nen daartoe een eigenhandig geschreven sollicitatiebrief
(op zegel), vergezeld van pasfoto, bij Burgemeester en
nn
Wethouders inzenden bien 10 dagen na verschijning
van dit blad.

Persoonlijk bezoek alleen na oproep.

JONG JURIST

met meerdere jaren ervaring als bedrijfsjurist bij groot con-
cern in Indonesië zoekt functie bij bedrijf of instelling in Ne-derland. Br. onder no. ESB 1700, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.

Van partic. Pers, auto, merk
Éover
v. .1947; motor. orig. ge-
revis. Kleur donkerblauw.
Prachtwagen. Moet weg we-
gens omstandigheden. Te
bevr.: Fred. Hendrikstr. 45,
Sneek, Tel. no. 2212.

Part, biedt aan, wegens orn-
standigheden Ford Vedette.
Gegarandeerd fabrieksnieuw.
Vraagprijs
f
8.000 of ruilen. Er. onder no. ESB 1698 bur.
v. d. bi., Postbus 42, Schie-
dam.

Door het Drents Economisch Technologisch Instituut te
Assen wordt gevraagd een econ. drs in de functie van

BEDRIJFS-ECONOOM

Enige practische ervaring gewenst. Brieven met vol-
ledige inlichtingen omtrent levensloop, alsmede opgave
van verlangd ‘salaris, v66r 20 April a.s. te richten aan
het D.E.T.I., Stationsstraat 11 te Assen.

Aangeb. door part.
Ford Pre-
fect 1947, 66,000 km gel. In
st. v. n. Benz.verbr. 1:14. Te bevragen G. v. d. Lagemaat,
Zeisterveg 68, Woudenberg
(Utr.)

Te koop 1 Swallow 1936, Se-
dan, van part. – Te bevr: Gar.
Schasfoort, Wierden (0.),
Tel. 356.

Te koop: 6 cyl.. Willys Over-
land Station Sedan 1948,
30.000 km gelopen, in pr. st.,
elke techn. keuring toege-
staan, verwarming en radio. Alleen serieuze liefhebbers,
geen handelaren. Adres: Pa-
lestrinalaan 14, Hilversum.

Ecônomisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland:- Pieter .de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie- 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Meës en Zoonen, Rotterdam.

Redactie-adres

voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde E

ko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Cent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).


Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f 26,— per /aar;
voor België/Luxemburg f 28,- per jaar. te voldoen door storting van de
tegenwaarde inBelgische francs bij de BanQue de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no 260.34.

Uniegebieden en Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
/
26,—, overige
landen
f
28,— per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan
.
het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

.

ADVERTENTIES.
Alle corresondentie betreffende advertenties te richten aah de
Firma H. A. M. ,Roelants, Lange Haven zr, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0,0
per mm. Contract-tarieven’
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

DE N. V. NATIONAAL SPAARFONDS,

‘gevestigd te ‘s-Gravenhagé,

VRAAGT .TER UITBREIDING VAN DE
DIRECTIE, EEN’

Adjunct-of Mede-Directeur

Vereisten: organisatie-talent, leiding kunojende
geven, vermogen zich vlot in woord en geschrift
uit te drukken, representatieve verschijning,
– leeftijd maximum 40 jaren.

Bezit van academische graad en ervaring op
financieel en verzekering-technisch gebied, als-
mede inzicht in de moderne bedrijfsadministra-
tie strekken tot aanbeveling.
Sollicitanten moeten bereid zijn zich te onder-
werpen aan een .psycho-technisch onderzoek.

Uitvoerige eienhandig geschreven brieven, binnen drie
weken na plaatsing dezer advertentie te richten aan de
Voorzitter van de Raad van Commissarissen, Parkflat
Marlot, Flat 28, ‘s-Gravenhage.
PERSOONLIJKE KENNISMAKING UITSLUITEND
NA
OPROEP.

Losse nummers 75 cents, resp.
12
.
xrancs.

Auteur