Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1708

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 1 1950

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOÖR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

35E
JAARGANG

WOENSDAG 1 FEBRUARI
1950

No. 1708

COMMISSLiT VAN REDACTIE:
Ch. Glas;; H. TV. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries; C. oan den Berg (secretaris).

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

Ass’istent-Redacteitr: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mértens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandepuue,

F. Vers ichelen.

Cegeoens 09e,’ üdressen, abonnementen en;. op de laatste

bladzijde can dit nummer.

INHOUD:
Blz.

De artikelen. van deze week

………………….
83

Sominaire,.

summarie

………………………
83

liet afwikkelingsaanhod van V.V.R.A. en L.V.V.S.
dooi’

Prof.

Mi’ J.

G.

Koopinans

…………….
84

De publieke kapitaalmarkt in 1949
dooi’ D. C. Renooij
86

De Belgische begroting 1950
dooi’ M. D’ Hae;e….
88.

Enkele opmerkingen over het stelsel der meervoudige
wisselkoersen
in

Argentinië
door J.

E.

Spinosa
Cattela

………………………………..
91

London Letter
door Henry Hake ………………
94

A a ii t e k e n
i
n g:
Canada’s economische positie; torugllik en vooruitzichten
95

Geld-

en

kapitaalmarkt

………. ……………
97

S t a tistieken:
Bankstaten

………………………………….
97
Einissies

in

1919

…………………………….
98
Verkeer en vervo’r in Nederland

………………….
98

DEZER DAGEN

wordt de oppervlakte weer giadder en daardoor te meer’
onberekenbaar. De verkeersbelemmeringen voor \’Vest-
Berlijn, althans die van de papieren soort, zijn weer ver-.
dwenen. Reële verkeershindernissen, die over geheel
West-Europa heersten, wekten minder zorg. Op dit gebied
komt de dooi onherroepelijk, wat voor de politieke kilte
nog niet vaststaat.

De Franse Kamer streek ook voor het oog wat rimpels
glad en waagde zich daarbij niet op glad ijs. In een wat
kleumerige stemming werden de accoorden met betrekking

tot Vietnam aanvaard. Zal men binnenkort weer warmer
lopen? – De. Minister-President heeft over de belasting-
voorstellen het woord vertrouwensvoturn aan de haag

zijner tanden laten ontsnappen. Dat pleegt op Franse

parlementsleden te werken als erwtensoep op een tocht-
rijder.

Kunnen de Westeuropese landen in afzienbare tijd
beter beslagen ten ijs komen, als het om hun verdedigings-
kansen gaat? De militaire hijstandsverdragen ‘tussen de
Verenigde Staten en een aintal Westeuropese landen
zijn thans etekend; men trekt tezamen voort, zoals
een groep rijders aan de stok, achter de rug van de sterkste
als w’indbreker.

,,Zie ze zwaaien, zie ze zwieren, langs de lange
j
gladde
baan”. Zover is het met de economische samenwerking
in Europa nog niet gekomen. In de Verenigde Staten
had men de indruk, dat het beter zou gaan, als er een
eerste haanveger werd aangesteld.

Een hachelijke positie, al was het alleen door de vele
scheuren, die behoorlijk onder de oppervlakte doorlopen.
1

let zou, paradoxaal geegd, al beter gaan als het ijs
tussen Frankrijk en Duitsland was gebroken. Voorlopig
is het in dit opzicht hij het voorzichtig bijsehaven van
wat losgesprongen Duitse woorden gebleven. En cle Saar
blijft een klein, verscholen wak.
,,Wie dwars door ijs en ijzer durfde streven”: het is de
sonore inzet van een…. grafdicht. Zou het de Ameri-
kaanse mijnwerkersleider, die bij voorkeur het conflict
zocht, bekoelen,. dat de opgeroepen krachten thans ver-
stard zijn tot een houding, die hij blijkbaar’ niet kan doen
veranderen? Een zeer groot aantal Amerikaanse mijn-
werkers blijft doorstaken, ondanks de oproep van hun
leider om het werk te hervatten.

Als ijswater heeft dit gewerkt op de Amerikaanse
conjunctuurverwachtingen. De wat verhitte voorspel-
lingenover een komend wonderjaar op de kentering der
halve eeuw worden ijlings ,,kaltgestellt”. Nog houdt men
goede moed, doch, zoals de vermoeide rijder die ineens
in de wind komt, men gaat de pijnlijke plekken voelen.

Pijnlijke plekken, ze zijn er ook voor India. De toe-stroming van kapitaal uit het buitenland, vooral uit de
Verenigde Staten, heeft bij lange niet de omvang, waarop men ter verwezenlijking van de noodzakelijke industriali-
satie had gehoopt. En het economisch conflict met Pakis-
tan blijft hangende. Maar het uitroepen van de republiek
is plechtig geschied, onder herdenking van de drager der
uiterlijk onheroïsche levenshouding, Gandhi.

Soms, bij alle goede wil om de baan glad en de ‘tocht
veilig te houden, wordt de groep gestoord door wilde

rijders. Zogaat het ook in Indonesië: Nederlanders weten,
dat dit type zelf het hardst pleegt te vallen.

t-

BELAS’IINGCONSULÎATIEBUREAU

A. L. F. LEVERINGTON

Alle belastingzaken Medewerkers:
E.
J.
de Boer, Oud-lnsp. d. Bel.
D. Sweepe, Oud-Onty. d. Bel.
Mr. Dr. B. J. F. Steinmetz, Bel. ur.
N. A. Schol, Cand. Notaris.
Amsterdam:
le Helmersstr. 95 . Tel. 85508

Haarlem:
Ged. Oude Or. 11 B – Tel. 12468

/

E::I

AD VER TE ER

INDE

ESB

Nederlandsch Indische Handelsbank, N.Y.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

DEZE WEEK:

WET OP DE P.B.O.

AANGENOMEN

* Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en bititenland.

Plaats voor export een aanbieding in de rubriek TRADE OPENINIS.

Abonnementsprijs f15.— per haar

KON. NED. BOEKÖRUKKERIJ H. A. M.’ROELANTS – SCHIEDAM

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘sGravnbaga

LOMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT
.
BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5340

Per so n e éI s-Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale bsparIng – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

met paler geisoleerde kabels

voorzwakstroom en sterkstroom

koperdraaden koperdraadkabel

kabelgarnitureri. vulnassa en olie

HE KABELFABRIEK

DELFT

:1 Februari 1950

..ECONOMISCH-STATISTtSCHE BERICHTEN

.

83

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. Mr
f.
G. Koopmans, Het afwikkelingsaanbod pan

V.V.R.A. en L.V.V.S.

Aan de hand van de in hel vorige nummer gegeven

•analyse van de halanscijfers der boedels V.V.R.A. en
L.V.V.S. wordt thans de betekenis nagegaan van het

gedane afwikkelingsaanbod ten bedrage van 60, resp.
70 pCt, en in het bijzonder van de van staatswege ver-

strekte garantie, welke dit aanbod heeft mogelijk gemaakt. Voorts wordt ingegaan op de bepalingen inzake het achter-

wege laten van rentevergoeding en de koersvaststelling
van effectôn. M.h.t. de ,,paritas creditorum” wordt o.a.
opgemerkt, dat, w’anneer van een inbreuk hierop wordt

gesproken
;
dit hoogstens betrekking kan hebben op het
tijdstip van de afwikkeling, niet op de hoogte der uit-

keringsbedragen zelve.
rrenslotte
worden nog enkele

opmerkingen gemaakt i.v.m. het tijdstip van uitkering

en de blokkeringsvoorschriften.

1). C. Renooij,
De publieke kapitaalmarkt in 1949.

Voor zover is na te gaan is de éffectieve vraag naar
nieuw kapitaal bij die van 1948 ten achter gebleven. De

oorzaak hiervan ligt niet in een geringere kapitaalbehoef te,
maar enerzijds in de ongunstige stemming voor aandelen-
emissies, hetgeen blijkt uit het weer voorkomen van
converteerbare obligaties, anderzijds in de omstandig-
heid, dat de industriële onderneming met financiering

door leningen nu eenmaal niet zo ver kan gaan. Van een
herl.eving van de emissieniarkt na de devaluatie -was –
in tegenstelling tot 1936 – niets te bemerken. Emissies
van cultuu rondernemingen in Indonesië kwamen nie t
voor en daar de voorwaarden, waaronder kapitaal in Indo-
nesië zal kunnen worden geïnvesteerd, nog niet zijn vast-
gesteld, wordt vooreerst weinig activiteit in deze ver-
wacht. Tav. emissies van abndelen van Nederlandse
industriële ondernemingen is, als cle tekenen niet be-
driegen, een toenemende activiteit te verwachten.

M. D’llaeze,
De Belgische begroting 1950.

Op de gewone begroting 1950 wordt een voordelig

saldo geraamd van 88 mln frs (1949 zal met een tekort
sluiten van 2,6 inrd frs). De uitgaven hoopt men van
68 mrd frs voor 1949 terug te brengen tot 62,4 mrd frs
voor 1950. Voor de werkloosheid denkt men nI. gedurende
1950, althans op de gewone begroting, 3,2 mrd frs minder
uit te geven dan gedurende 1949, en voor de prijzen-
politiek zou de besparing 3,5 mrd frs bereiken. De buiten-
gewone uitgaven zullen daarentegen sterk toenemen
(1949: 9,4 mrd frs; 1950: 17,5 mrd frs). Hiervoor zijn ver-
schillende redenen, nl. 1. werkloosheidsbestrijding door
het voeren van een ruime politiek vn openbare werken; 2. het verrichten van de noodzakelijke werken in de tot
nu toe verwaarloosde openbare sector; 3. de militaire
inspanning van België; 4. de nieuwe methode van werk-
loosheidsfinanciering en 5. de bouwpolitiek der Regering.

J. E.
Spiiiosa Cattela,
Enkele opmerkingen ooer het stelsel

der meerouclïge wisselkoersen in Argentinië.

De koersdifferentiatie stelt de Argentijnse landbouw
tegenover de buitenlandse mededinging in het nadeel
t.o.v. de mogelijkheid tot verdere mechanisatie en maakt
het mogelijk, dat de Staat zich het belangrijkste deel
van de exportopbrengsl ziet toevallen. De belangrijke
koerswinsten van de Centrale Bank werden tot dusver
besteed voor het subsidiëren van de voortbrengingstakken
(landbouw, veeteelt, industrie), welke daarvoor, naar het
oordeel der Regering, iii aanmerking komen. De Argen-
tijnse Regering ziet de koersdifferentiatie als het logische
sluitstuk ener geleide economie,. die als voornaamste
leuze , economische onafhankelijkheid van het buiten-
land” in haar banier voert. Of op de duur in een land,
dat in
,
zo sterke mate op de export van haar producten
is aangewezen als Argentinië, met deze politiek succes
kan worden bereikt, valt sterk te betwijfelen.

SOMMAIRE.

Prof. Mr J. G. Koopinans,
Le prjet de liqûidation de
V.V.R.A. ei L.V.V.S.

S
.

A Ja lumière de l’analyse de l’inventaire de V.V.R.A.
et de L.V.V.S., publiée dans le numéro précédent, l’auteur

s’attache i dégager Ja signification du pi’ojet de liquidation

et particulièrement de la garantie officielle qui a rendu
ce projet possible.

D.
C.
Renooij,
Le iiiarché public des capitaux, en 1949.’

La demande effective pour de nouveaux capitaux ne

s’est pas manifestée en 1949 comme en 1948. On l’explique,

d’une part en raison d’un manque d’enthousiasme pour
l’émission d’actions et, d’autre part en raison du fait que
les entreprises industrielles ne sauraient s’engager suffi-

samment dans la voie du financement en recourant â
l’ernprunt. L’on peut s’attendre une activité accrue dans
l’émission d’actïons.

M. D’Haeze,’Le
budget belge 1950.

L’on estime cjue le budget ordinaire 1950 accusra un

solde favorable de 88 millions de francs (1949 se clôturera par un déficit de 2,6 milliards de francs). On espère réduire

les dépenses ordinaires de 68 milliards de 1francs pour 1949
ii
62,4 milliards de francs pour 1950. Par contre, les dépenses
extraordinaires augmenteront sensiblement (1949: 9,4
milliards; 1950: 17,5 milliards de francs). L’auleur énu-mère diffét’entes cause.

J. E.
Spinosa Cattela,
Quelques remarques nu sujet du système
de change â cours inultiples en Argentine.

Les différences dans les cours du cl,iange placent l’agri-

culture argentine dans une position défavorable vis-ir-vis
de Ja concurrence étrangère, eu. égard aux possibilités
d’une extension de Ja mécanisation. Ii s’ensuit que l’état
se voit attribuer la plus large part des revenus del’expor-

tation. 11 est douteux què l’Argentine, pays d’exportation
paressence, obtie’ndra du succés avec cette politique.

SUMMARIES.

Prof. Dr .J. G
. Roopmaiis, The liquidation proposals made
by V.V.R.A. and L.V.V.S.

On the basis of the analysis of the balance-sheets of the
ahove mentioned estates, given in a previous article, the
significance of the liquidation proposals is now being con-
sidered and especially the guarantee given by the govern-
ment, which made these proposals possible.
D. C. Renooij, The public capital-inarket in 1949;

The effective demand for new capital lagged behind
that of 1948. This is due hoth to the unfavourable tendency
which prevailed for share-issues and the fact that in-.
dustrialists cannot go too far in financing their under-
stakings by means of loans. Increased activity on the
issue-market may be expected.

M. D’Haeze, The 1950 Belgian budget.

The favöurable balance of the ordinary 1950 budget is estimated at 88 million frs. The 1949 budget will show a
deficit of 2.6 milliard frs. It is hoped to reduce ordinary
expenditures from 68 milliard in 1949 to 62.4 milliard
frs in 1950. Extraordinary expenditures, on the other
hand, will increase considerably (1949: 9.4 milliard frs.;
1950: 17.5 milliard frs), due to various reasons, which are
reviewed by the writer.

J. E.
Spinosa Cattela,
Some notes on the inultiple mle
of

exchange system in Amgentina.

The rate of exchange differentiation places Argentine –
agriculturists in an unfavourable position compared with
their foreign competitors, .p4rticularly as regards the
possibility of further mechanization. The greater part of
the revenue derived from exports vill fali to the State.
It is doiibtful whether this policy will be successful in a
country like Argentina, which is highly dependent on
exports. – –

84

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Februari 1950

HET AFWIKKELINGSAANBOD VAN
V.V.R.A, EN L.V.V.S.

De betekenis yan de staatsgarantie

Aan de hand van de in het vorige nummer gegeven

analyse, van de balanscijfers der boedels V.V.R.A. en

L.V.VS: is het thans mogelijk een indruk te verkrijgen

van de betekenis van het gedane afwikkelingsaanbod

ten bedrage van 60, resp. 70 pCt, en in het bijzonder
omtrent de van staatswege verstrekte garantie, welke’

dit aanbod heeft mogelijk gemaakt

Zoals reeds ten dele uit het vorige ai’tikel kan worden
afgeleid, omvat deze garantie.het volgende:

dekking van de onzekrheid, welke bestaat tav.
sommige posten aan de actiefzijde van de vermogens-

opstellingen, daaronder begrepen de reeds genoemde pak-

ke tten verloren geraakte staatsobligaties;

dekking tegen het risico van onbekende crediteuren

of andere onverwachte passiefposten, welke uit de ad-

ministratie, zoals deze tot dusver kon worden gerecon-
strueerd, niet blijken;

dekking tegen het risico van fouten in de administratie

(hijv. naamsverwisselingen), waardoor sommige individuele

crediteuren voor een te hoog saldo té boek kunnen staan

en daarover ten onrechte uitkering zouden kunnen ont-

vangen; weliswaar dienen zij zich bij ontvangst van het

hun toekomende voor een zodanig geval tot tei’ugbetaling

te verplichten, maar indien dergëlijke bedragen niettemin

onverhaalbaar mochten blijken, komt het risico

hier-
van voor rekening van de Staat en niet van de mede-
crediteuren (omgekeerd zullen, degenen, die tengevolge
van een dergelijke fout mochten blijken te weinig te hebben
ontvangen, het ontbrekende steeds alsnog vergoed krijgen);

indirect tevens een garantie tegenover hen, die het
aanbod
niet
aanvaarden en dus hun aanspraak op een

nauwkeurig berekende uitkering behouden, tegen de ge-
volgen van het feit, dat zij, die wèl accepteren, als gevolg

van de in het aanbod vastgelegde vereenvoudigde vast-

stelling van hun saldo, en vooral van de daaraan ten grond-

slag liggende gelixeerde elfectenkoersen, wellicht in be-
paalde gevallen meer zullen ontvangen dan hun hij een
strikte berekening zou toekomen.

Min of meer los van deze vier punten, welke op de
eigenlijke
garantie
betrekking hebben, staat het
bijpassen
door de Staat van het in het vorige artikel becijferde bedrag
ad rond’ f 23 millioen – ca 2 pCt over de passiva van

V.V.R.A. en ca 8 pCt over die van L.V.V.S. – waartegen-
over, voor zover de laatste en tvens belangrijkste van deze
beide posten betreft, van de betrokkenen afstand van.be-
paalde groepen rechtsherstelaanspraken jegens derden ter-

zake van elfecten verlangd wordt. Dit is een , ,traiisactie” op
zichzelf, primair ondernomen teneinde een vermindering
van het aantal rechtsherstelprocedures en een bespoediging
van de overblijvende te bereiken. rregeIover çle garantie
als zodanig – en, voorzover V.V.R.A. betreft, de afronding
van het percentage tot 60 pCt – eist.de
Staat daarentegen
alleen overdracht van hetgeen eventueel later nog aan ver-dere uitkering uit de boedels beschikbaar zou komen (bijv.

indien één of meer der P.M.-posten ten slotte nog een
reële waarde zouden blijken te. vertegenwoordigen).
Uiteraard wordt deze afstand alleen verlangd

en lcn
zij ook alleen worden verlangd

van hen, die van het
aanbod gebruik maken; van dezen neemt deStaatdushun
eventuele aanspraken op de aldus nakomende activa over.
Wanneer de vorderingeh van deze groep x pt van het

totaalvertegenwoordigen, en die van ‘de niet-accepteren-
den dus (100 – x) pCt, deelt de Staat derhalve t.z.t. de
âldus nakomende baten met deze laatste groep in de ver-
houding x: (:tOO – x). Het uiteindelijke resultaat is dus voor alle partijen – Staat, aanvaarders, ën niet-aanvaar-
ders – gelijk aan dat, hetwelk zou zijn verkregen door een
formeel iets andere construtie, nI. wanneer de Staat uit

eigen middelen de vorderingen van de aanvaarders tegen

60, resp. 70 pCt van hun nominale waarde had overge-

nomen en vervolgens pro-rata met de niet-aanvaarders

in de boedels zou zijn opgekomen. E.e.a. volgt uit de be-
paling, dat deze niet-aanvaam’ders t.z.t. de uitkering zullen

ontvangen, ,,die uiteindelijk na realisering van alle activa

en na vaststelling van alle verplichtingen mogelijk zal
blijken, een eti ander berekend naar de toestand, die zou

hebben bestaan, indien het ‘in deze circulaire gedane

aanbod achterwege was gebleven”. Eenvoudiger uit-
gedrukt, zij blijven
pro rata van hun norderin gen
1
)
delen in alle
goede, maar daartegenover ook in allekwade kansen van de

hoedels. Mocht hijvoorbeel&blijken, dat, voor alle of een

deel der verloren geraakte staatsobligatïes nog tegenwoor-
dige bezittérs opkomen, wier rechten erkend moeten wor-

den, dan profiteren de niet-aanvaarders voor hun aandeel

niet van de op dit punt door de Staal gegeven garantie,

en evenmin, wanneer er onbekende crediteuren mochten

blijken te bestaan boven het uit de administratie blijkende

totale passief. Daarentegen dragen zij (zie boven sub d)
niet
mede in de lasten van een eventueel ,,teveel”, dat

aan de wôl-accepterenden als gevolg van – bijvoorbeeld -.

het in het aanbod bepaalde omtrent de vaststelling van

effectenkoersen (zie hierover de volgende paragraaf) zal
kunnen toevallen.

Uit een en ander blijkt tevens, w’aaiom het voor de

beheerders nooit mogelijk zou zijn geweest om zelfstandig,

zonder de staatsgarantie, tot de vaststelling van een,
finaal uilkeringspercentage te geraken. Daarvoor schuilen
in het gehele complex van activa en passiva ook thans nog
veel te grote risico’s. Uit ,,eigen km’acht” zouden de be-
heerders hoogstens – evenals dit hij V.V.R.A. reeds

geschied is – ook voor L.V.V.S. tot een, aanmerkelijk
lagere,
aoorlojiige
uitkering hebben kunnen overgaan,
eerst na zer geruime tijd gevolgd door een tweede en

eventueel eén derde finale uitkering, al naarmate de vei’séhU-

lende onzekerheden zich geleidelijk zouden hebben geconso-

lideerd. Afgezien van de inconveniënten voor de belang-hebbenden zelf, zou dit de beheerders bovendien hebben
verplicht de administratie van alle individuele rekeningen

– alleen reeds bij L.V.V.S. ten getale van ca 70.000 –

voor onbeperkte’tijd open te houden, hetgeen de beheers-
en administi’atiekosten nog gedurende jaren hoog .zou
hebben doen blijven, terwijl thans vermoedelijk een groot
deel van deze rekeningen definitief zal kunnen worden
afgesloten. En ten slotte ware het, anders dan op basis

van eeri vrijwillige accoordhevïnding van de betrokkenen,
zeer bezwaarlijk geweest om tot de vereenvoudigingen
ter zale van renteberekening en koersvaststëlling van
effecten te komen, die eveneens een essentieel bestand-
deel van het onderhavige aanbod vormen, en zonder welke
het zelfs nu nog niet mogelijk zou zijn geweest om met

de definitieve vaststelling en verificatie van de meerder-
heid der individuele tegoeden een aanvang te maken.

De bepalingen inzake het achterteege laten ean i’entevergoeding

en de hoe’soaststelling (
,
au effecten.

Zoals uit de circulaires blijkt, houdt de aa’nvaarding
van het aanbod in, dat de betrokkenen op deze beide
punten accoord gaan met een vereenvoudigde wijze van
vaststelling van hun individuele saldi, in die zin, dat
.aan de ene kant renteberekening en verantwoording
van revenuen op effecten achterwege blijft (voor zover
hiervoor reeds crediteringen hebben plaatsgevonden,

worden deze gestorneerd
2)),
terwijl anderzijds de koers-
berekening is geuniformeerd op basis van de koersen
van begin November 1947, welke koersen voor tal van
effecten aanzienlijk hoger liggen dan de verkoopsophreng-

‘)
Maar
ook niet voor meer dan dat: met name is het dus
niet
zo, dat de niet-aanvaarders
t.z.t.
onder elkaar
het totaal
van
de
eventuele nakomende baten zouden mogen opdelen.
‘) Daartegenover
vindt
eveneens stornering plaats van eventuele
reeds
in Cezettingstijd plaats
gehad. hebbende debiteringen voor
,,heheers”kosten. –

0

1 Februari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

85

sten, voor welke de betrokkenen destijds in de boeken
van L.V.V.S. zijn gecrediteerd. Mocht daarentegen het

omgekéerde het geval zijn – naar verluidt zou dit zich
in het bijzonder voordoen ter zake van de via Rebliolz

verkochte certificaten van Amerikaanse fondsen
3)
– dan

blijft deze hogere opbrengst als basis voor de berekening

der vordering gelden. De
indieiduele
crediteur kan van

deze bepaling derhalve alleén maar profiteren, maar de

keerzijcle voor
alle
crediteuren is uiteraard, dat de totale

passiva aldus hoger worden dan zonder deze uniformering

het geval zou zijn gev’eest, en wel – naar uit de vermo-
gensopstelling L.V.V.S. blijkt – met een bedrag van in
totaal 128 millioen
4).
Daar het voordeel van deze be-

paling voor de belanghebbenden bij verschillende fondsen-

soorten verschillend werkt, zijn er per saldo bepaalde

groepen — waaronder in de eerste plaats de crediteuren

mt anderen hoofde dan eftectenverkoop, hierna kortheids-
halve de ,,geldcrediteuren” te noemen – voor wie deze

regeling een potentieel nadeel betekent. Daartegenover

dient echter in de eerste plaats te worden bedacht
;
dat deze

redenering alleen dan opgaat, wanneer het voordeel
voor de effoctencrediteuren dezen inderdaad
op
grond

pan het aanbod als zodanig
zou toevallen, waartegenover
echter ook de mening verdedigd wordt’, dat zij reeds

op
grond ean de bestaande vettelijlce eoorschriften
(met
name het bij de wet 1 21 gewijzigde artikel 59 van het
Besluit herstel Rechtsverkeer) – en dus ongeacht of zij
het aanbod al dan niet aanvaarden – op de hierboven
weergegeven wijze van koersberekening aanspraak zouden
kunnen maken. In dat geval ware uiteraard van een rela-

tieve benadeling van de geldcrediteuren
als geeolg ean ‘het

aanbod
in het geheel geen sprake. Of deze opvatting door
de rechtsprekende instanties zal w’orden onderschreven,
staat echter nog niet vast, en dit is dan ook één van de
redenen, waarom beheerders tot dusver nog niet tot een
definitieve boeking van de effectenvordçringen hebben

kunnen overgaan
5),
ofschoon zij anderzijds in hun ver-
mogensopstelling wel met de mogelijkheid van deze op-

vatting hebben moeten rekening houden
;
-en mede op die
grond dan ook ht eerder genoemde bedrag ad 1 28 millioen
onder de passiva hebben opgenomen.

• Ook echter wanneer men van de tegenovergestelde op-
vatting uitgaat, volgens welke uitkering op basis van de

hogere koersen
niet
eea verkregen recht vait de effecten-
crediteuren is, maar een voordeel, dat hun uit hoofde
van de aanvaarding van het aanbod toevalt., kan dit toch
niet als een werkelijke benadeling van de geldcrediteuren

worden beschouwd. Immers,nog afgezien van het feit, dat (a)
in vele gevallen effecten- en geldcrditeuren dezelfde per-
sonen zijn, en dat (b) het iliet plaatsvinden van rente-

brekening in het algemeen een groter
nadeel
voor de

effectencrediteuren dan voor de geldcrediteuren bete-
kent
6),
dient er op te worden gewezen, dat (c) van de geld-

5)
Tgl.
het koerslistje in ,,De Tijd” van 18 Januari ji.
De aldaar genoemde koersen liggen in enkele gevallen zelfs hoger
dan de huidige na-devaluatiekoersen voor deze Amerikaanse fondsen,
welke echter op hun beurt veelal boven de November 1947-koersen
voor deze groep liggen. Voor cle Nederlandse aandelen is dit door-
eengenomen juist andersom; hierbij liggen cle koersen van de prijs-
Courant per November 1947 in het algemeen zowel boven de huidige
koersen als hoven de in de boeken van L.V.V.S. gecrediteercie
Op-
brengsten. Voor de verschillende casusposities, clie
zich
in dit.op-
zicht kunnen voordoen en de daaruit voortvloeiende eonsequeniiCs
voor het resterende retle belang bij cle diverse rechtsherstelaanspra-
ken, vergelijke men het slotartikel in het volgende nummer van
dit
weekblad.
) Of wel ca 13 pCt berekend over het totaal der passiva exclusief
deze f 28 millioen, zijnde t 212;5 millioen. –
‘)
Om dezelfde reden is het ook nog niet mogelijk om aan dc afzonderlijke crediteuren een afschrift van hun rekening of een
opgave van hun saldo te verstrekken, zolang niet vaststaat of zij
het aanbod al dan niet aanvaarden. –
1)
Afgezien van dit verschil tussen effecten- en geldcrediteuren
heeft het achterwege laten van de renteberekening
op zichzelf
betrekkelijk weinig reele betekenis. Immers, wanneer men de rente
(over geldsaldi)
w(M
in rekening.zou brengen, zou dit alle individuele
tegoeden met globaal genomen eenzelfde percentage doen stijgen,
maar – aangezien de beschikbare activa hierdoor uiteraard niet
zouden toenemen – gelijktijdig het mogelijke uitkeringspercentage
dienovereenkomstig doen dalen. Alleen hij zerschil in rendement tussen verschillende groepen activa heeft dit punt wezenlijke be-
tekenis.

cl’editeuren
geen
overdracht van rechtsherstelaanspraken

verlang& wordt – deze betreft immers uitsluitend de

aanspraken ter zake van effecten -, zdat deze groep de
extra 70 – 62 = 8 pCt zondei’ enige tegenprestatie ver-
krijgt
7).
De betekenis van de. staatsgarantie op dit punt
is dus vooral ook hierin gelegen, dat deze,. zonde,r risico

voor de Staat zelf – immers deze draagt in beide opi’at-

-tingen
eenzelfde
bedrag bij – de onzekerheidsfactor, welke

uit, de zojuist genoemde nog onhesliste rechtsvraag voort-
vloeit, als het wai’e naar weerszijden dekt, en dus ook

in, dit opzicht de afwikkeling van de boedel over een –

,,dood punt” heen helpt. Wat tenslotte de verschillen
tussen de effectencrediteuren
onde’ling
betreft, moge nog
worden opgemerkt, (d) dat deze zeker niet tot grotere

onbihlijkiseden aanleiding geven dan indien men de ere-

diteringen bij L.V.V.S. -. welke dikwijls zelfs voor ver-

schillende belanghebbenden
bij eenzelfde fondsehsoort
stel’k
uiteenlopen al naar gelang van de toevallige data, waarop

de verkoop, resp: de ci’editering ini’ekening plaatsvond –
onveranderd zou hebben gelaten. Ook in dit opzicht

geldt, dat ,,le mieux est l’ennemi du hien”.

,,De pa/’itas e,’edito,’u.in”.

• Dit ‘laatste moge men vooral in gedachten houden,
wanneer men – ondanks het bovenstaande – van mening
zou blijven, dat dooi’ het complex van nivel1eiings- en
uniformeringsmaatregelen, waardoor uiteraard een be-langrijke administratieve vereenvoudiging kan worden

bereikt, de gelijkheid tussen de crediteuren, hetzij indivi-
dueel of groepsgewijze, niet
ten &olle
in acht is genomen.
Zelfs dit geldt dan echter nog alleen t.a.v. hen, die het

aanbod aanvaarden en daarbij met deze vereenvoudiging,
ook voor zover zij daardoor individunel schade zouden lijden,
uitdrukkelijk genoegen nemen in ruil voor de voordelen,
welke de aanvaarding hun overigens verschaft. Ten
aanzien van hen, die
niet
aanvaarden, is daarentegen, zoals
reeds werd opgemerkt, even uitdrukkelijk bepaald, dat
te hunnen aanzien de afwikkeling t.z.t. zal plaatsvinden
op basis van de toestand, welke zou hebben bestaan,
indien het aanbod niet was gedaan, hetgeen dus betekeitt
dat, voor zover zij door do verloogde uitkeringen aan hen,
.die wôl geaccepteerd hebben, schade.zouden kunnen lijden,

deze schade mede dooi’ de staatsgarantie gedekt wordt.
Materieel
wordt dus zeker te hunnen aanzien de gelijk-
heid dei’
2
crediteuren
niet
aangetast
Wanneel’ dan ook, in de bekende open brief van de
hoogleraren Verziji, Cleveringa, Meijers, Pompe on de
Gi’ooth, desondanks van een inbreuk op de ,,pari-
tas creditoruin” wordt gesproken, kan dit mi. hoog-
stens heti’ekking hebben op het
tijdstip
van de af-
wikkeling, waarbij zij,’ die wèl aanvaarden, de voor-
rang zullen genieten, niet daarentegen op dc hoogte
van de uitkeringsbedragen zelve
8
). Ten aanzien van deze

‘)
Over dc oorspronkelijk mogclijke uitkering ad 62 pCt alS noe-
mei berekend is dit ca 13 pCt, derhalve evenveel als het percentage
waarmede de totale passiva door het bijtellen van de f 28 millioen
wegens koersverschillen verhoogd zijn (zic boven noot4) en waar-
mcdle dientengevolge het uitkeringspercentage verlaagd is. Men kan
e.e.a. ook aldus uitdrukken, dat ook bij de voor hen voordeligste
wijze van berekening – nl. die, waarbij deze f 28 millioen
niet
tot
de passiva worden gerekend en deze. laatste dus in totaal slechts
f212,5 millioen bedragen – de geldcrediteuren tôcli niet meer
zouden ontvangen dan de
70
pCt, welke zij bij aanvaarding van het
aanbod (zonder tegenprestatie hunnerzijds, zie hoven) eveneens
genieten. Immers, de
f
149 millioen aan activa, welke –
blijkens noot 2 bij mijn vorige artikel – zonder de md
directe bate uit de Staatgarantie bij
V.V.R.A.
in de Iboedel-
L.V.V.S. aanwezig zouden zijn, maken juist
70
pCt van de-
ze t 212,5 millioen aan passiva uit, liet door de Staat gro-. tendeels direct en voor het overige indirect via V.V.R.A.
in de boedel-L.V.V.S. hij te passen bedrag ad in totaal f19,5 nililioen
(zie voor de berekening hiervan eveneens mijn vorige artikel) –
welk bedrag naar door een van de accountants van het Ministerie
van FinanciOn onder mijn aandacht vei’d gebracht ‘juist gelijk is
aan
70
pct over het totaal der berekende koersverschillen ad t 28
millioen – zou in deze opvatting dus geacht kunnen worden
ttil-
sluitend
aan de effectencrediteuren ten goede te komen, waartegen-
over deze groep dan ook de gehele tegenprestatie – in de vorm van
overdracht van rechtsherstelaanspraken – levert. De ,,verdelende
gerechtigheid” blijkt derhalve ook hij dit uitgangspunt volledig
tot haar recht te komen.
‘) Aldus blijkt de bedoelde brief ook door anderen, die zich daarop
beroepen, te worden geïnterpreteerd.

.

..

1_•

….\…

56

EcoroMISH-STATISTISCHE BERICHTEN
.

1 Februari 1950

tijdsvolgorde kan echter worden opgemekt, dat in zoverre

ook hier van een werkelijke
benadeling
der nit-accep-

terenden niet kan worden gesproken, aangezien zonder de

vereenvoudigingen in de administratie, welke aan het
aanbod inhaerent zijn, de gehele afwikkeling voor
alle

crediteuren nog aanmerkelijk langer zou hebben moeten

duren. Ook tegenover de van verschillende zijden

gemaakto opmerking, dat men toch in ieder geval ook-

voor hen, die liet aanbod ‘niet wensen te accepteren,

hillijkheidshalve aanstonds een zekere uitkering, zij liet
tot een lager percentage, had kunnen en moeten beschikbaar

stellen, kan de vraag worden gesteld,
or’er velIc bedrag

dit eventuele lagere percentage dan zou moeten worden

berekend, wanneer belanghebbenden niet wensen accoord

te gaan met de vereenvoudigde vaststelling van hun vor-

dering, terwijl een exacte berekening daarvan, met macht-
neming van alle individuele complicaties betreffende

revenuen, koersen, etc. in dit stadium, zowel om technisch-

administratieve redenen als wegens de hiervoren gesigna-

leerde onzekerheid in de wetsuitlegging, kennelijk nog

niet mogelijk is. De gewraakte tijdsvoorrang, welke

wordt verleend aan hen, die wèl tot de bedoelde vereen-voudiging willen medewerlcen, betekent, in dit licht ge-
zien, dan ook in feite geen
achteruitstelling
van hen die niet

accepteren, en verliest daardoor veel, zo niet alles; van

het odium, dat men vooral ook in dit opzicht het gedane

aanbod heeft trachten aan te wrijven.

Tenslotte zij, w’at dit punt betreft, hog opgemerkt,

dat een strikte paritas creditorum eventueel ook langs
andere weg had kunnen worden bereikt, nl. door het

,,accoord”, dat thans
OR
basis van vrijivilligheid wordt
aangeboden, door de wetgever aan
alle
crediteuren bindend

te doen opleggen; een mogelijkheid, welke inderdaad

ernstig overwogen schijnt te zijn, maar die van de zijde

van de critici van het huidige aanbod stellig – en m.i.

volkomen terecht – tot nog heel wat ernstiger protesten aanleiding zou hebben gegeven

liet tijdstip aan zLiekerng en de blokkerïngsaooîschrifzen.

Uit het bovenstaande is reeds voldoende gebleken,
waarom het nog niet mogelijk was in de circulaires een

uiterste datum te noefnen, waarop zij, die het aanbod
aanvaarden, in elk geval hun uitkering zullen ontvangen.
Intussen kan er niet aan worden getwijfeld, dat beheerders
thans alles zullen doen wat in hun macht staat om de
verdere afwikkeling zoveel mogelijk te bespoedigen. Uit
de circulaire-L.V.V.S. blijkt, dat hierbij de nog levende
oorspronkelijke crediteuren of hun weduwen in volgorde
.van leeftijd – d.w.z. met de oudsten te beginnen – de
voorrang zullen genieten, terwijl verder binnen de groep

der aanvaarders liet beginsel zal gelden, dat, wie liet eerst
komt (in casu: het, eerst accepteert), het eerst maalt.
Tegenover de op dit punt geuite bezwaren kan de nuchtere
vraag worden gesteld, die een van de beheerders op de
in de afgelopen week gehouden perscoafentie aan de
critici tegenwierp, ni. welke andère volgorde – gezien
liet feit, dat er toch altijd een zekere volgorde in acht zal
moeten worden genomen! – men dan billijker zou vinden.
Enige onrust blijkt daarnaast te zijn gewekt door het
voorschrift, dat 35/60 gedeelte der uitkeringen’ bij
V.V.R.A. en 45/70 bij L.V.V.S. – in beide gevallen ver-

minderd met een vast bedrag van f1.000— aan de mo-
netaire en de daarmede samenhangende fiscale blokkerings-
voorschriften onderworpen zullen zijn. In de praktijk zal dit
echter ongetivijfeld zeer blijken mee te vallen. Wat de
fiscale zijde betreft is op de zojuist genoemde persconfe-
rentie namens liet Ministerie van Financiën verklaard,
dat de belastingdienst een systeem zal volgen, volgens hetwelk alle bedragen, ten aanzien waarvan . de fiscus
niet uiterlijk binnen veertien dagen na de uitbetaling te
kennen zal hebben gegeven de blokkering te willen hand-
haven, alitomatisch geacht ‘kunnen worden het fiat voor overschrijving op de zgn. optie-rekening te hebben ver-

kregen. Zodra dit liet geval is, kan, via de weg der

investeringscertificaten, aanstonds 3/5 gedeelte van de

geblokkeerde tegoeden verhandelhaar worden gemaakt,

per 1 September e.k. nogmaals 1/5 en per 1 Juni 1951
liet laatste 115 gedeelte. Vooi’ bedragen tot maximaal

f 3.500 kan ook de overboeking op een zgn. spaarrekening
worden gekozen, in welk geval aanstonds 2/5 gedeelte

vrijkomt, daarna Opnieuw 1/5 per 1 Juni e.k., en de reste-

rende 2/5 gedeelten resp. Oén en twee jaar daarna. Daar-

naast bestaan nog andere’ opties, bijv. die tot het kopen

van een verzekeringspolis, terwijl tdn slotte liet resterende

gebloklceerde bedrag ook voor betaling van oude be-
lastingschulden, resp. van de vermogensheff ing-in-eens,

kan worden aangewend. Zelfs afgezien van dit Faatste

volgt echter uit bovenstaande ,,time-table”, dat het

effectief
te blokkeren bedrag in liet ongunstigste geval
slechts 3/5
x
45/70 Of ce 40 pCi van de uitkering, en bij het

gebruik maken van de w’eg der investeringsceitificaten

slechts 2/5 >< 45/70, dus iets meer dan 25 pCI van de

uitkering, zal bedragen, welk bedrag na 1 Sept. e.k. tot

ca 13 pCt terugloopt. Ten slotte is nog bepaald, dat alle
geblokkeerde bedragen beneden een absoluut bedrag van
f 1.000 aanstonds zullen worden vrijgelaten. Alles tezamen

genomen bestaat er naar het mij voorkomt dan ook weinig

reden om deze blokkeringsvoorschriflen al te tragisch
op te vatthn.

In een slotartikel stel ik mij voor, de door de Staat

verlangde overdracht van rechtsherstelaanspraken en de
uitzonderingen daarop – voor velen wellicht het be-
langrijkste aspect van wat in de rubriek ,,Dezer Dagen”
/
reeds als ,,De affaire Lippmann Rosenihal” is betiteld –
nader toe te lichten.

‘s-Gravenhage.

J. G. i(OOPMANS.

DE PUBLIEKE KAPITAALMARKT IN 1949.

liet beeld vaii de publieke kapitaalmarkt iii 1949 wijkt,’

zoals onderstaande tabel doet zien, w’el zeer sterk af
van dat van 1948.

Emissies aan obl’gaties en aandelen,
mcl.
reeds op emissie-
aoorwaarden geplaatsïe bedragen.

(reële bedragen in duizenden guldens)

1948

1

1949

Nieuw

Con-‘

Nieuw

Cofl-
geld

I
versies

I

geld

versies

Obligaties:
Staat

der

Ne- clerlanden

. .
888.752
1
)
1.231.790 324.284
1
)
Andere

over- heidslichanien

70.363
7.000
Particuliere lichamen

. .
89.3.69
2.364
101.502
596.

Aandelen

……1
506.652
1

!

27.607

)
\\T.yj:

Dollarlening

180.734

13.321
Investeringscer-
tiîicaten
. . .

423.670

301.629
Beleggingscerti-

ficaten ……
14.308

9.334
‘) Met inbegrip van de
3j
pCt lening,Philips groot
$5 mln.

De meest naar voren tredende verschillen t.o.v. 1948
zijn het ontbreken van publieke uitgiften yan normale
staatsleningen, het bijna niet voorkomen van conversies

en het lage bedrag der aandelenemissies, datslechts iets
meei’ was dan een twintigste vpn dat voor 1948. –
Verder daalde de inschrijving op de Nederlandse dollar-
lening (met ingang van 19 September jl. werd deze ge-
sloten) en op de in’esterings- ‘en beleggingscertificaten.

Daarentegen nam liet bedrag der uitgiften van obligatie-

1 Februari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BÉRICHTEN.

87

leningen van particuliere lichamen toe, terwijl ook w’eer

enige provinciale en gemeentelijke leningen voorkvamen,
welke in 1948 geheel ontbraken. De stijging in deze

rubrieken kon echter de grote daling bij de andere op geen

stukken na goedmaken.
De beoordeling van deze wijzigingen is niet zo eenvoudig,

omdat men rekening mçet houden met de omvang der

onderhandse leningen, waaromtrent geen volledige ta-
tistiek bestaat.
Zeker is, dat ook in 1949 een grodt bedrag aan ondel’
;

handse leningen is gesloten. Zo heeft de Staat een half
milliai’d opgenomen bij de rijksfondsen en -instellingen.

De iConinklijke Olie leende ondershands 100 millioen gulden, Philips 60 millioen, terwijl daarnaast vele ondër-

handse leningen zijn opgenomen door provincies, gemeen-

ten en diverse ondernemingen.
Voor zover zulks echter is na te gaan is de effectieve
vraag naar nieuw kapitaal, ook met inachtnming van de
onderhandse leningen, bij die van 1948 achtergebleven.

Dit is niet in de eerste plaats een gevolg van de ont-

wikkeling der middelenbohoefte van de Staat. Zeker ver-
toont deze een dalende tendentie, dank zij de afneming

der begrotingstekorten, maar zolang de staatsschuld nog

voor een zo groot gedeelte uit schatkistpapier bestaat,
wordt dé uitgifte van staatsleningen niet bepaald door de

middelenbehocfte
01)
zichzelf, doch door overwegingen

van financieringspolitieke aard.
De middelenbehoefte van provincies en gemeenten is

zeker vrij groot geweest, doch deze werd overwegend door
onderhandse leningen hevedigd. Wellicht zal de voor-
genomen heffing van obhigatiezegel op deze leningen te
zijner tijd bijdragen tot toeneming van provinciale en
gemeentelijke obligatie-emissies, hoewel men bij een emissie
van obligaties behalve met het zegel ook met de emissie-

kosten moet rekenen.
Bij de beoordeling van de kapitaalbehoefte van het
bedrijfsleven moet onderscheid worden gemaakt tussen
de grote concerns en de overige bedrijven, die zich in de
regel op de emissiemarkt financieren.
De Koninklijke en Philips hebben in 1948 (ten dele wat
de Koninklijke betreft ook eind 1947) grote bedragen
aan aandelen en obligaties uitgegeven en zodoende het
leeuwendeel van de particuliere vraag op de emissiemarkt
in dat jaar voor haar rekening genomen. In 1949 kwamen
Lever Brothers en Unilever en Philips met grote obligatie-emissies. Trekt men nu de desbetreffende uitgiften in heide
jaren af dan blijven de volgende bedragen voor de overige
l)rticuliere lichamen over:

Nieuw geld:

1948.

1949
in duizenden guldcns

obligaties

……………………
f3.619

12.502

aandelen

……………………
77.902

27.607

ilieruit ziet men, dat de afneming bij de particuliere
lichamen exclusief de grote cdncerns niet zozeer zit in de
obligatieleningen, doch in de dandelen. Dit brengt ons wel tot de eigenlijke verklaring van het dalen van de effectieve
kapitaaivraag op de publieke kapitaalmarkt. Deze moet
namelijk niet worden gezocht in een geringere kapitaal-
behoefte, maar enerzijds in de ongunstige stemming op
de aandelenmarkt, anderzijds in dc omstandigheid, clatde
industriële onderneming met financiering door leningen
nu eenmaal net zo ver kan gaan.
De ongunstige stemming
01)
de aandelenmarkt voor
industriële fondsen was vooral markant in het eerste
kwartaal, waarin de desbetreffende koersindex van het
C.B.S. (basis 1938 = 100) terugliep van gemiddeld 187,6
(Jan.) tot 180,7 (Mrt). Daarna trad een herstel in dat werd
gestimuleerd door vrees voor devaluatie, doch toen deze in
September (waarin het indexcijfer op gemiddeld 209,6
kwam) eeii feit werd, tFad een reactie in, zodat het jaar
sloot met een indexcijfer van 205,5. Het hoogste cijfèr
na de oorlog werd bereikt in Maart 1948 (gem. 232,8),

zodat men in 1949 in doorsnee 16 pCt beneden dit cijfer

is gebleven.

1

let is in dit verband wel interessant om een vergelijking
te trekken tussen de reactie op de devaluatie in September

1949 en hethuiten werking stellen van de gouden standaard
in September 1936. Na September 1936 trad een zeer

krachtige herleving van de emisiemarkt in en wel doordat

de terugstroming van kapitaal een vrij sterke daling vân

de rentestand veroorzaakte. Dit leidde in de eerste plaats

tot een groot aantal obligatie-emissies, waaronder vele

ter convërie van leningen van hoger rentetype. Eerst

later begonnen ook de aandelenemissies toe te nemen.
Bij de jongste devaluatie is van dit alles niets te merken.
geweest. In de bestaande conitellatie trad geen terugstro-
ming van kapitaal op en voor zover er sprake had kunnen

zijn van enige invloed op de rentestand, zou deze zich
alleen in een stijging hebben kunnen manifesteren, ware

het niet, dat zulks door de goedkoop-geldpolitick werd

verhinderd.
Voor een stijging der aandelehuitgiften zou zeker aan-

leiding zijn geweest, wanneer de na de devaluatie optre-

dende koersstijging zich had doorgezet. De reactie trad

echter zo spoedig in, dat de emissies niet op de hogere
koersen konden reageren.
Over het geheel genomen was het beeld van de publieke
kapitaalmarkt veel minder interessant dan in het vooraf

gaande jaar. De enige emissie, welke bijzondere aandacht
verdient, was die van 3 pCt dollarobligaties Philips,
welke konden worden verkregen uit het l)rovenu van

dollarfondsen. Voor deze uitgifte, waarvoor in verband
met het bijzondere karakter een andere techniek moest

worden toegepast dan gewoonlijk, bestond aanvankelijk
niet zo’n grote belangstelling, doch onder de invloed van

cle gespannen monetaire situatie in Engeland raakte de
lening tenslotte vrij snel voltekend.
De uitgifte van deze lening moet evenals die van de

Nederlandse dollarlening ir het kader van de Nederlandse
cleviezenpositie juist worden geacht. Men heeft daarmede
zonder dwang de beschikking gekregen over dollars, welke
dringend nodig waren, terwijl door de constructie van de
uitgegeven leningen het nadeel, dat de omzetting van
dollars in guldens voor de bezitters meebracht, volkomen

is gecompenseerd.

Het is te betreuren, dat men destijds ook niet is overge-
gaan tot uitgifte van een lening van de International
Bank for Reconstruction and Development, v.arover

verschillende berichten in de pel’s zijl1verSChenen. Neder-.
land zou op deze wijze zonder verlies van dollarbezit
aan het werk van de ibrad hebben kunnen bijdragen,
terwijl Amsterdam in de gelegenheid zou zijn om te

bewijzen, dat iet als financieel centrum nog wel wat in
zijn mars heeft.
Een duidelijk symptoom van de ongunstige stemming voor aandelenemissies was het weder voorkomen van de
uitgifte van converteerbare obligaties en wel van
f 75.000.000 3 pCt in certificaten van gewone aandelen
converteerhare obligaties Lever Brothers & Unilever en
f 6.000.000 31 pCt in aandelen converteerhare obligaties

l-iandelmaatschappij R. S. Stokvis & Zonen.
lIet uitgeven van deze leningen kan worden gezien als
een poging om kapitaal aan te trekken uit de kring der
institutionele beleggers op een tijdstip, dat een aandelèn-

emissie, die uit financieringsoogpunt de voorkeur zou
verdienen, moeilijk zou worden opgenomen.
Gezien de sterke overtekening van heide emissies kan
deze poging wel als geslaagd w’orden beschouwd en het
is daarom wel merkwaardig, dat het hierbij is gebleven.
Overigens is de converteerhare obligatielening voor de
aandeelhouders minder prettig, omdat de conversie plaats heeft, wanneer de aandelenkoers zich gunstig ontwikkelt,
en een emissie met claim, die dan mogelijk zou zijn, aan
de aandeelhouders ontgaat. –
Dear de converteerbare obligatie bovendien als een

88

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Februari 1950

vaste last op de onderneming blijft drukken wanneer de

aandelenkoers niet stijgt, is de aarzeling om tot uitgifte
ervan over
te
gaan, wel te bgrijpen.

Emissies van in Indonesië werkzame cultuuronderne-

mingen, waarvan er in 1948 twee voorkwamen, ontbraken
in 1949 geheel, hetgeen, gezien de politieke situatie, wel
begrijpelijk was. hoewel de onzekerheid
ok
dit punt is
geëindigd, kan nog niet worden verwacht, dat men spoedig

tot nieuweinvestering van Nedejlands kapitaal in cultures
en derhalve tot uitgifte van cultuuraandelen zal overgaan,
omdat de voorwaarden, waaronder kapitaal
in
Indonesië
zal kunnen worden geïnvesteerd, nog niet zijn vastgesteld

en de toestand overigens nog niet voldoende is gestabili-

seerd. Aangenomen mag echter worden, dat zodra zulks

het geval is, van Nedeilandse zijde zeker bereidheid zal

bestaan om aan de financiering van cultuur- en andere
ondernemingen mede te werken;

Laat het zich dus aanzien, dat op dit gebied vooreerst
nog weinig activiteit zal zijn te constateren, anders ligt

het. t.a.v. •de emissies an aandelen van Nederlandse

industriële ondernemingen. Als de tekenen niet bedriegen is op dit’ gebied een toenemende activiteit te verwachten.

De liquiditeit van verschillende ondernemingen vraagt om

verbetering en de uitgifte van aandelen is daartoe nog
steeds het meest geschikte middel.

1-let ingediende ontwerp Leningwet 1949 zal hij aanne-

ming de mogelijkheid tot consolida Lie van vlo.ttende staats-

schuld,’ welke, doordat de beschikbare machtiging irige-volge de Leningwet 1946 grotendeels was uitgeput, zeer

was beperkt, weer veigroten, maar het staat nog te be-

zien of men inderdaad .tot consolidatie zal overgaan.

Amsterdam.

D. C. RENOOIJ

DE BELGISCHE BEGROfING 1950.

1-let was reeds vold’p’ December alvorens de agemene

toelichting der begroting sanien met de begroting van
enkele departementen bij de Kamers werden neergeleg’d.

Wannéer men weet dat de begrotingsdocumenten

reglementair reeds van 30 September af hij het Parlement
hoefden neergelegd te zijn en dat vorig jaar de Regering
er toe gëkomen was de voorgeschreven termijn stipter
in acht te n’emen, •dan is deze vertraging, op eerste zicht,

niet van aard oin een goede indi’uk te wekken.
1-let ware nochtans verkeerd de conclusie te trekken,
dat het minder vlot in het huishouden van de Staat.
De vertraging is enkel en allëen te wijten aan de oms’tan
digheden, voortgesproten uit de verkiezingen van 26 Juni
jl. en meer bepaald aan de langdurige regeringscrisis,
dië op deze verkiezingen is gevôlgd.

1-let ontwerp van Rijksbegroting bevat 23
w
etsontwerpen,
zegge twëe minder dan verleden jaar.
1-let Ministerie van Economische Samenordening en dit
van Algemeen Bestuur en Pensioenen, die tot met de
laatste regeringscrisis bestonden, werden afgeschaft.
Het Ministerie van Algmeen Bestuur en Pensioenen
kende een hele geschiedenis en vertegenwoordigde hetgeen
nog overbleef van liet in Maart 1946 opgerichte Ministerie
van Begroting.
V66r 1945 waren de diensten der begroting steeds een

integrerend deel van het Departement van Financiën.
De na-oorloge moeilijkheden, verband houdend met het

opstellen der begroting, hebben geleid tot de oprichting
van een afzonderlijk departement, dat zich naderhaiid eveneens had in te laten met de kweties van algemeen
bestuur en later met de door de Staat te betalen pensioenen.
Naarmate de budgetaire reconversie vorderde en vooral
sinds de toestand in deze sector als enigszins genormali-seerd kon ‘beschouwd, zal het de Minister van Financiën
waarschijnlijk wel verveld hebben te moeten aanien,
dat de afdeling der uitgaven niet meer tot zijn bevoegd-
heid behoorde en hij zich moest tevreden stellen mët de

ondankbare. rol uitgaven te finanieren, waarvan de
contrôle hem voor het grootste deel ontsnapte.

Het behoeft dan ook geen verwondering te baren, dat
een zulkdanige toestand niet is blijven bestaan. De terug-

keer der begrotii’igsdiensten naar het Ministerie van Finan-
ciën had plaats ter gelegenheid ener kortstondige crisis

der Regering Spaak in 1948. De vroegere Minister van

Begroting behield echter de Dienst van Algemeen Bestuur en deze der Pensioenên. Sinds de vorm
,,ing van de huidige
Regering zijn ook deze diensten teruggekeerd tot de

departementen, waartoe zij vroeger behoorden, zodat het

in 1945 opgericht nieuw departement thans volledig is,
verdwenen.

De begrotingen der norige jaren.

Alvorens aan de ‘begroting 1950 enkele analytishe be-

schouwingen te wijden is het wel nuttig even vluchtig
de cijfers van vorige jaren te overzien.

Uitgaven
Inkomsten

‘E8
,.
,,.
IF

9

o
o

1945

(in millioenen frs)

Gewone begroting
27.442 28.365

15.802 21.202 – –
Oorlogsbegroting

21.483 25.153 1.090

474

46


Totaal ………
48.925) 53.5181

1.0901 16.2761 21.2481


1946
Gewone begroting
26.115 31.87746 27.367 42.242


Oorlogshegroting

10.5981
1,4.822 23.228

840

4.185

1.571

‘Totaal .’. …… .
36.7133 46.7001 23.2741 28.2073 46.4273

1.571
1967
Gewone begroting
33.479 36.051

38.756 46.395
Oorlogsbegroting

12.062 25.176

1.942

540
Totaal ………
45.5413 61.22733 ‘ –

40.6983 46.9353


1948
Gewone begroting
39.474 43.793

52.871 61.394


Oorlogsbegroting
1
16.026 19.376

2.710 1.492


Totaal ……..1
55.5003 63.1693

1
55.5813 6228863

• De moeilijke problemen, waarthede het land af te reke-
nen had onmiddellijk na de bevrijding, waren er de oorzaak
van, dat de Schatkist het hoofd te bieden had aan uit-
gaven, die in genen dele het karakter hadden van gewone

begrotingsverrichtingen en die daarenboven niet het
minste, uitstel gedoogden. Voor deze ,verrichtingen werd

dan ook doorgaa,ns niet op de gewone begrotingsprocedure
gelet en geschiedde de uitgave doormiddel van voor-
schotten verleend door de Schatkist: Op deze wijze werden
de regei’ingsaankopen in het buitenland gefinancierd,
evenals de verplichtingen, die het land op ‘zich had genomen
in het kader der ,,Mutual Aid” – en ,,Lend-Lease”-akkoor-
den. -Ook nog een hele, serie andere uitaven hadden op
deze manier plaats.

Gedurende het jaar 1947 heeft Minister Eyskens terug
meer regelmatigheid in de openbare financiën van het
land gebracht door de extrabudgetaire uitgaven, die defi-
nitief ten laste van het land bleven, in de begroting te
integreren en door het procédé der schatkistvoorschotten

tot, zijn normale rol en verhouding teng te brengen.
Bedoelde extrabudgetaire kredieten . vindt men in de
kolom , naderhand geïntegreerde kredieten”.

Het saldo der gewone begi’otimigen (gewone en oorlogs-.
begroting) van de in beschouwing genomen jaren kan dan
ook als volgt ‘worden voorgesteld.

Bestaande

Saldo
inkomsten

(in millioenen fi’s)
1945

54.608

21.248

-33.360
1966

69.974

47.998

– 21.976
1947

61.227.

‘ 46.935

– 14.292
1948

63.169

62.886

283

1 Februari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

89

Bij liet interpreteren van deze gege’vens, moet nog een

dubbel voorbehoud worden gemaakt. Vooreerst moet aan-

gestipt, dat het nadelig saldo van 1946 overdreven is en

dit om reden, dat de geïntegreerde kredieten, gelet op

begrotjngstechnische redenen, nagenoeg volledig gehecht
werden aan het jaar 1946, dan wanfteer zij effectief be-

trekking hadden niet alleen op 1946, maar eveneens en
misschien vooral op de laatste vier maanden van het jaar
1944 en op het jaaï 1945. Verder moet de aandacht er op

worden gevestigd, dat w’ij langs de ene zijde kredieten

voorhanden hebben, dus maximum uitgaven, en langs de
andere zijde werkelijk geregistreerde inkomsten. Daar er
steeds een fractie kredieten osigebruikt blijft, zijn de
nadelige saldi dan ook te beschouwen als maxirna en kan

men met zekerhëid zeggen, dat 1948 in plaats van met een

licht mali met een zeker honi zal sluiten.
Het begrotingsjaar 1949 is nog in volle uitvoering.

Men herinnere zich, dat volgens de eerste raming,
111.

deze, voorkomend in de oorsprohkelijk neergelegde hegro-

tingsdocumentefi, de gewone- en oorlogsuitgaven 60,1
mrd frs beliepen en de overeenkomstige inkomsten 60,4

rnrd frs, zodat er een honi van 0,3 mrd frs werd verwacht.
Niet alleen werden er amendementen aan de begroting

aangebracht, die het totaal ‘der gestemde kredieten tot
61,5 mrcl frs opvoerden, maar ten slotte bleken zeer be-

iangrijkQ hijkredieten nodig.
De thans ingediende vraag om bijkredieten beloopt in

totaal 6,5 mrd frs en is hoofdzakelijk te wijten aan:

het toenemen van do verklooshCid

…………….
2,5
mrd .frs
het deficit in de sector der verzekering tegen ziekte
en invaliditeit

…………………………0,8 mrd frs
de prijzenpolitiek, voornamelijk cle toelagcn aan de
koolmijnen

…………………………….
0,7
rnrd frs
de hervorming der gemeentefinanciën ………….
1,5
inrd Trs
wedclen

………………………. . ………

0,8
mrcl frs

1-let globaal bedrag der kredieten verhoogde aldus tot

68 mi’d frs
Ook in dc sector der inkomsten hebben de gegevens

w’ijzigingen ondergaan. Voor de inkomsten van fiscale
aai’d verwacht men zich aan een meerwaarde van 1,6
mrd frs, vooral te danken aan de i’echtstreekse belastingen.

Bij de niet-fiscale inkomsten wordt de meerwaarde op
3,4 mrd frs geschat; ze is in groten dele het gevolg ener
terugbetaling door de Autonome Kas vooi’ Oorlogsschade
der door de Schatkist aan de geteisterden uithetaalde
voorschotten tot herstel van gesinistreerde goederen. De zoëven aangestipte wijzigingen in aanmerking ge-

nomen; heeft de gewone begroting (inbegrepen de oorlogs-
inkomsten en -uitgaven) Voor het jaar 1949 het vol
g
end

aspect:

kredieten

………………………………..68

riird frs
herschatto ontvangsten
.

……………………..
65,4
inrcl frs
nadelig saldo

…………………………….
2,6
mrd frs

De begroting 1950.

Einde December ji. waren. alle begrotingscijfers nog

niet in dôlail bekend, omdat nog enkele begi’otingôn niet
gedrukt en dienvolgens niet rondgedeeld waren. De aanduidingen vervat in de algemene uiteenzetting,

zijn echter meer dan voldoende om een algemeen overzicht

te geven.
liet schematisch overzicht, voorkomend in de algemene toelichting, is als volgt voorgesteld.

Gewone begroting

Aard
itgaven

‘ro taal

ooilo,

(in millioenen irs)
Ontvangsten ……………
60.133

2.304

62.437
Uitgaven

……………..
56.034

6.315

62.349
Exeedent der ontvangsten
op
de uitgaven

………….
4.009


Excedent der uitgaven
01)
dc
ontvangsten

4.011
Totaal excedent der ontvang-
sten op de uitgaven
..
. .

88

Wanneer wij weten, dat de voor 1949 uitgetrokken

kredieten ten slotte 68 mrd frs bereiken, dan rijst onmiddel-

lijk de vraag, hoe men yoor het jaar 1950 dènkt de uit-
gaven op 62,4 mrd frs te beperken.
Het zijn de uitgaven voor werkloosheid en deze voor de

prijzenpolitiek, die ons grosso modo het antwoord geven

op deze vraag.
Voor de werkloosheid denkt men gedurende 1950,
althans op de gewone begroting, 3,2 mrd frs minder uit

te geven dan gedurende liet jaar 1949, çn voor de prijzen-

politiek zou, volgens de vooruitzichten, de besparing

3,5 mrd frs bereiken.
Het loont de, moeite even na te gaan, op welke manier men denkt dit programma te kunnen verwezenlijken.

– de ceerhloosheidsuitgaeen.

De uitgaven van de Staat voor tussenkomst in de werk-

lozensteun zal voor liet dienstjaar 1949 nagenoeg 4,2

mrd frs bedragen.
Dc aanpassing van de financiële grondslagen der ver-

zekëring, tegen werldoosheid moet het mogelijk maken de

gemiddelde tegemoetkoming van de Staat van 1950 af
op 1 mrd frs terug te brengen en dit zOnder het totaal

der middelen, aangewend voor het bestrijden der w’erk-
loosheid, te verminderen.
Men schikt als volgt te werk te gaan. Het Steunfonds
voor de onvrijvillige werkloosheid zou voortaan gestijfd worden door de werknemers, de werkgevers en de Staat, ieder voor een derde, en derwijze dat hetrjaarlijks de be-
schikking zou krijgen over.3 rnrd frs. Om dit te bekomen,
hoeft de bijdrage dei’ werknemers en deze der wërkgevers,
die voor beide categorieën 1 pCt van het uithetaalde loon

bediaagt, verhoogd te w’orden met 0,5 pCt voor iedere
categorie.
Drie mrd frs overtreffen ruimschoots de noodwendig

heden in periode van gunstige conjunctuur; ze zijn on-
voldoende in tijden van meer uitgebreide werkloosheid.
Daax het systeem in werking treedt in een ongunstige
periode, zal de Staat gedurende 1950 aan het Fonds terug-vorderhare voorschottefl verlenen. IIiervooi is dan ook een
som van 2 mrd frs uitgetrokken op cle buitengewone
begroting. Deze voorschotten zullen worden terugbetaald
zodra de werkloosheid, ingevolge een verbetering in de
econorniscle toestand; tot een normaal peil zal zijn

herleid.

Dc prijienpo1itie/c

Geleidelijk aan heeft cle Regering de rechtstreekse
suhsdiëring der prijzen vet-minderd. Gelijktijdig werd een
stelsel van corn pensatieveigoedingen ingevoerd. 1-liermede
beoogde men de inkrimping van de last der prijzenpolitiek

door uitsluiting uit de subsidiëring van deze, die niet als
economisch zwak w’orden aangezien. Rechtstreekse sub-
sidiëring der steenkolenprij zen en der prijzen voor het trein-
vervoer, evenals der prijzen van enkele andere producten
bleef bestaan:
De Regering is niet alleen van plan verder te gaan op

de weg der liquidatie van de rechtstreekse prijzentoelagen,
maar wil insgelijks een vereffening der compensatiever-
goedingen doorvoeren. Zodoende denkt men ten over-
staan van 1949 een besparing van 3,5 mrd frs te vèrwezen-
lijken.
In het staatje op blz., 90 worden de cijfers vertegen’ooi’-
digend de last van de prijzenpolitiek gedurende het jaar

1949 en de vermoedelijke last voor het jaar 1950 naast
elkandr geplaatst.

Deze gegevens vergen enige commentaar.
Te oordelen naar de cijfers zal gedurende het jaar 1950
de rechtstreekse subsidiëring vooi’ de voedingswaren op 7 mln frs na (mobilisatie van de inlandse oogst) volledig
avorden afgeschaft. In 1949 -bestonden voor dit doel
kredieten voor 650 mln fr3. –

5’•

,

,

90

ECONOMISCH-TATISTISCHE BERICHTEN
,

1 Februari 1950

1949

kre-
I
l)ijkre-

To-

1950
clieten I dieten
I
taal

Inlandse en ingevoerde voedings-

800
-375
425
7
waren

……………………
2.770
350
3.120
2.014
Compensatietoelagen

………..
Corn
pensatie

voor

onvoldoende
prijs voor aan de verbruikers
215

215

Subsidies aan de Nationale Ma
.
at-
schappij

der

Belgische

Spoor-

geleverd

gas

……………

2.000

2.000 1.300
Subsidies aan steenkoolmijnen
.
1.000
813
1.813 1.000
wegen

……………………

Deficit ingevoerde producten

..,
225

225

7.010
788
7.798
4.321

Reeds sinds 1948 werd de last der compensatievergoe-

ding voor arbeiders en bedienden afgewenteld op de werk-

gevers. Sindsdien bleven nog enkel voor rekening van de

Schatkist de vergoedingen, uitgekeerd aan begunstigden

andere dan werklieden en bedienden, ni. aan de echtge-
noten en kinderen van loon- en weddetrekkenden, aan
in

Validen, werklozen en gepensionneerden. –

De Regering stelt voor de nog overblijvende compensa-

tievergoedingen te doen verdwijnen. Voor sommige cate-
gorieën zou dit gebeuren door aanpassing van hun in-

– komsten, voor andere door toekenning van sommige
bijkomende sociale voordelen.

De gepensionneerden zouden een overeenkomstige ver-
hoging van hun pensioen bekomen. Een soortgelijke rege-
ling wordt in het vooruitzicht gesteld v6or de gebrekkigen,

• zieken en invaliden. Voor de gerechtigden op kindergeld,

• zouden er in plaats van compensatievergoedingen hogere
toelagen aan kindergeld worden uitbetaald. De financiering
der suppiementaire toelagen, wat betreft deze laatste
categorie, zou niet geschieden ddor de Staat maar wel
door de werkgevers. Sedert geruime tijd reeds betalen

deze laatsten een tijdelijke bijdrage ten belope van 1,5 pGt
der uitbetaalde lonen met als doel het stijven van een
tijdelijk Wederuitrustingsfonds. Deze bijdrage zou thans

worden bestendigd om de opbrengst ervan te laten dienen
voor de financiering van het suppiement aan kindergeld.

Na de stipte uitvoering van gans dit plan zal’er ge-

durende 1950 voor de conpensatievergocdïngen of voor
wat ervoor in de plaats kwam nog een uitgave nodig zijn
van 2.014 mln frs. Een deel van dit bedrag vinden we in
de begroting 1950 echter niet meer onder de hoofding
prijzcnsubsidies, maar wel versmolten met andere vaste
uitgavenposten en versnipperd over verschillende begro-

tingen. Voor de jaren na 1950 zal de last echter veel geringer zijn dan de 2 mrd frs van het liquidatiejaar.
Het deficit der Nationale Maatschappij der Belgische
Spoorwegen is reeds lang een zwart punt in de Belgische

openbare financiën. Sinds de bevrijding is het exploitatie-tekort, deels ingevolge de wettelijke vaststelling der trein-
tarieven, gestadig aan toegenomen. Voor 1949 wordt het
op 3,1 mrd frs geraamd.

Ondertussen zijn op 1 December 1949 de tarieven der Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ver-
hoogd geworden. Verder voorziet men de vervanging van
minder renderende lijnen door wegverkeer en zal er een

drastische besnoeiing deg uitgaven van de Maatschappij – worden doorgevoerd. Zich steunend op het gunstig effect
dezer verschillende maatregelen, denkt de Regering in
1950 de uitkeringen aan de Maatschappij voor dekking
van het exploitatiedeficit te kunnen beperken op 1,3 mrd
frs en voor de volgende jaren deze tussenkomst progressief

te kunnen inkiimpen, om tenslotte te komen tot een
volledige afschaffing in 1954. –

In de kolensector is het ook nog niet mogelijk de toe-

lage achterwege te laten. Gedurende de laatste maanden
van het jaar 1949 slaagde de Regering er evenwel in akkoor-
den af te sluiten met de koolmijnen. Hieruit zal een ver-
mindering der staatstussenkomst voortvleien, derwijze,
dat de Regering het mogelijk acht de staatstussenkomst voor het jaar 1950 op 1 mrd frs te beperken.

De rijksmiddelenbegroting bedraagt 62,4 mrd frs,

55,7 mrd ervan zijn fiscale inkomsten en 6,7 niet fiscale.

Vergelijkt men de ramingen 1950 der fiscale inkomsten

met de aangepaste cijfers voor 1949, dan bekomt men het
volgende beeld.

1949

1950

Bcgro- Verwezen- –

r –
tings-

1
ijkte

g o

raming

ont-

ramin”
tings-

I
v
angsten
(in miljarden frs)
Rechtstreekse belastingen
.

23,3

26,0

24,9
Douanen en accijnzen

. . .

12,0

11,6

11,2
Registratierechten

……..

1,7

1,7

1,8
Successierechten ……….
..
.,8

0,9

1,0
Zegel en met het zegel gelijk-
gestelde rechten

17,4

16,6

16,5
Diversen

…………….

..
0,2

0,2

0,2
55,4

57,0

55,6

In totaal verwacht men dus van de fiscale inkomsten-
bronnen dezelfde opbrengst als deze, die oorspronkelijk

.-werd geraamd in 1949. Ten opzichte van de aangepaste

raming 1949 is er een vermindering van 1,4 mrd frs.

Deze is te wijten aaxi de sector der rechtstreekse belasting.
Vooral de vermindering van de inningen betrekking

hebbend op vorige dienstjaren is hiervan de oorzaak.

Als niet-fiscale ontvangsten verwacht men 6,7 mrd

frs dan wanneer de oorspronkelijke l’aming 1949 4,9

mrd fi’s bedroeg. Aan deze verhoging is de te verwachten

tegeldemaking van oorlogsbuit van zekere gerecupereerde

Belgische goederen en van onder sequester gestelde goede-
s’en niet vreemd.

De buitèn gewone begroting.

De Belgische kapiaalmai’kt heeft sedert de bevrijding
geen uitzondei’lij ke reglementalie gekend. De industriële

activiteit ging in een snel tempo ciescendo en de weder-uitrusting en dc nieuwe investeringen hiermede gepaard
gaande, eisten belangrijke kapitalen, die maar in geringe

mate op de kapitaalmarkt konden wordeir gevonden.
Op hetzelfde ogenblik drukten de uitzonderlijke belastin-

gen, waaronder’ de eenmalige kapitaalsheffing, zwaar op de
kapitaalmarkt. liet is tengevolge hiervan, dat de auto-

financiering in de Belgische nijverheid grote verhoudingen
had aangenomen. –
Deels om reden van schaarste
01)
de kapitaalmarkt, en
deels om reden van de gunstige conjunctuur en afwezig

heid van werkloosheid, werd, gedurende verschillende
jaren, de omvang der buitengewone begroting door de
Regering laag gehouden.

Hierna volgen dan de cijfers der bestaande kredieten
(verminderingen en verhogingen inberepen) te beginnen
met het jaar 1945. Om deze cijfers representatief en meer
vergelijkbaar te maken is geen rekening gehouden met kredieten betrekking hebbend op zekere ongewone in-
– komsten en uitgaven. ‘1-let geldt hier de inkomsten der
buitengewone belastingen, ook genoemd muntsanei’ings-
belastingen, w’iei’ product aangewend wordt voor de af

lo.sing des’ muntsaneringslening; het betreft insgelijks de

Belgische participatie in de organismen van Bretton-
\Voods.

Kredieten der buitengewone begroting

1945

…………………………………
2.482
mln frs
1946

…………………………………
6.548
mln Irs 1947

………………………………..
6.763
mln frs
1948

………………………………..
8.122
mln frs
1949

………………………………..
9.375
mln
frs

De verhoging, betrekking hehbend op het jaar 1948,
was vooreerst nog ruimer, maar tenslotte heeft men,
om îinancieringsmoeilijkheden, de eerst gestemde kredieten
enigszins moeten inkrimpen.
In de cijfers voor 1949 zijn begrepen de later gestemde
kredieten te’financieren dooi’ Marshall-hulp: 2,7 mrd frs.
‘Voor het jaar 1950 bevat liet ontwerp van buitengewone

Februari 1950

ECONOMISCH-STAttSTISdHEBERTCHTEN

91

begroting niet minder dan 17,5 mrd frs kredieten, onder-

verdeeld zoals hierna:

le.

Beleggingen

(nieuwe

immobilisalies

en

herstel
van liet openbaar domein)
in mln
fi’s

Landsverdediging

…………………………
2.491
Openbare

werken

………………………….
7.962
Verkeerswezen

……………………………..
2.204
Volksgezondheid

……………………………
600
Andere

departementen

……………………..1
51
13.408
2e.

Voorschotten, participaties en diversen
\Toorscljotten

aan

Ruanda-Urundi

…………….
150
Voorschotten aan liet Steunfonds der werklozen

. .
2.000
Voorschotten

aan

organismen,

afhangend

van het
Ministerie van Verkeerswezen

…………….
450
Voorschotten aan de Nationale Maatschappij voor
Wo-
ningbouw (Volksgezondheid en Financiën)

……
1.400
Diversen

………………………………….
76
4.076

Totaal

…………………………….
17.684

De zeer gevoelige vermeerderii der buitengewone uit-

gavën ten opzichte van de vorige jaren heeft verschillende
redenen. 1-let zijn ni.:
het bekampen der werkloosheid door liet voeren van
een ruim opgevatte politiek van openbare werken;
liet verrichten van de noodzakelijke werken in de

tot nu toe verwaarloosde openbare sector;
de militaire inspanning van België. De 2,5 mrd frs
der buitengewone begroting, gevoegd hij de 5,7 mrd frs
dci- gewone begroting, geeft tenslotte 8,2 mrd frs in totaal.

De 2,5 mrd frs op de buitengewone begroting vertegen-

woordigt de betalingschijf 1950 van een programma
van vastlegging, bedragend in-totaal 3,5 mrd frs overeen-
komstig de uit het Atlantisch Pact voortspruitende ver-

plichtingen;
cle nieuwe methode van werkloosheidsfinanciering

(zie hierboven);
de bouwpolitiek der Regering. De wet van 15 April

1949 stelt een Nationaal Woonfonds in en bepaalt, dat cle
aangroei der middelen van ht Fonds voor de jaren 1950
tot 1955 circa 2,5 mrd frs per jaar moet bedragen. Op de
begroting is 1,4 mrd frs voorzien. Leningen en nog be-
schikbare kredieten van vorige jaren zullen het bedrag
aanvullen, liet Nationaal Woonfonds is veeleer een
financieringsorganisme. De uitvoeringsinstellingen zijn

de reeds sinds lang bestaande Nationale Maatschappij
voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken en de
Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendom –

Op de vraag, hoe men er toe zal komen een zo uitge-
breid programma ie financieren, geeft de Regering reed
gedeeltelijk antwoord, daar waar zij voorstelt het product

der herschatting van het
.
gouincasso dci- Nationalë Bank,
voortvloeiend uit de devaluatie van September ji., en
helopend nagenoeg 4 mrd frs, tot dekking der buitenge-

wone uitgaven aan te wenden.’ 1-let is in de volgende be-
woording, dat dit voornemen wordt aangekondigd: ,,dit
suppiement der openbare . werken vei-geleken hij vorig
jaar kan niet met de lopende inkomsten van de Staat
woi-den gedekt. 1-Jet uitzonderlijk karakter van de toe-
stand en van de geleverde inspanning vergt een beroep
op buitengewone financieringsmiddelen”.
Van het uitgebreid investeringsprogramma inzake
openbare werken wordt verwacht, dat liet rechtstreeks
en onrechtstreeks zal vermogen 80.000 tot i00000 werk-

lozen weer werk te bezorgen.

Brussel.

M.
D’HAEZE.

ENKELE OPMERKINGEN OVER HET
STELSEL DER’ MEERVOUDIGE WISSEL-
KOERSEN IN ARGENTINIË.

Door de in October jl. tot stand gekomen wijziging
der buitenlandse wisselkoersen is opnieuw de aandacht
gevestigd op de voor- en nadelen van het stelsel der meer-
voudige wisselkoersen. Reeds voordien ‘bestond dit stelsel

in Argentinië, doch door de jongste wijziging zijn de
marges tussen in- en verkoopkoersen aanzienlijk vergrooi.

Allereerst zij een overzicht gegeven van de nieuwë
koersen, waarbij wij ons zullen bepalen tot die, welke voor

de dollar gelden. Voor de overige munteenheden zijn
daarmede evenredige koersen vastgesteld.

De exporteur dient; de de’viezenopbrengst dci- uitge-

voerde goederen aan de Banco Central te verkopen, en’liij

ontvangt dan, al naar de aard der geëxporteerde goedèren,

per 100 U.S. dollar:

cle basiskoers van
………..

. 335,82.Pesos

de. préferentiële A koers van. . 483,21 de preferentiële B koei-s van. . 572,86

of d’e speciale koers van
……..
719,64

Hij, die goede’en uit liet buitenland wenst in te voeren,

dient de daartoe benodigde deviezeb van de Banco Central

t6 kopen, en’ betaalt dan, eveneens al naar de aard déi’,

goederen:

de basiskoers van
…………
60,57 Pesos

de preferentiële A koers van. . 373,13

of de preferentiële B koers van. . 537,14

Wenst hij echter artikelen in te voeren, welke niet op
de lijst der zgn. essentiële goederén voorkomen, dan,zal
hij, ter verkrijging van cje nodige deviezeii, een hod moeten
doen bij de daarvoor te houden inschrijving. Op een

vooraf vastgestelde datum en vooi’ vooraf vastgestelde
quota van bepaalde goedet-en wordt dan een inschrijving
gehouden, waarbij de deviezen aan’ de meest biedenden
worden gegund. De bij de laatst gehouden inschi’ijvingen
gegunde deviezen behaalden koersen ecjuivalent aan een
dollarkoers van’ Pos. i163,— per 100 dollai.
Verdei’ bestaat de zgn. camhio libre of vrije koèrs

(welke niet vrij is, doch door’ de Banco ‘Central wordt –
vastgesteld) van ongeveer 902 Pesbs, tegen welke koers
officieel . goedgekeurde geldtransacties kunnen wordeii
vereffend, zoals ‘hijv. overmaking van dividenden, pen-

sioenen, faniilië-ondersteuningen benevens de invoer
van buitenlands kapitaal en te outvangen uitkeringen.
De bankbiljetten noteren als regel 10 1)Ct hogei’ dan’
deze vrije koers, hetgeen voor dollaibiljetten neei-komt
op een koei’s van 1000 Pesos. Dit betekent geenszins, dat men ook in staat is dollarbiljetten tegen deze pi’ijs

te kopen. l)eze, evenals de bankbiljetten van. andei’e
sterke valuta (sterk, ten opzichté van de Argentijns
Peso) zijn uit liet officiële verkeer vei-dwenen;
IIet behoeft geen betoog, dat zich hiernaast nog een parallel- of zwarte markt heeft ontwikkeld, waarop de
koersen zich richten naar de pariteiten, welke vooi’tvloeien
uit de noteringen iii Uruguay. Naar verluidt, zou de –
zwarte dollarkoers thans ca 1600 k 1700 Pesos bedrageii,
hetgeen vrijwel overeenstemt met de noteringen •te Zilricli.’
Wij zullen ons in het ondersta4nde beperken tot de offi-
ciële koersen, waarbij in de eerste plaats\opvaJt de onge-
woon grote marge, die bestaat tussen de dooi- de Ïlancd Central vastgestelde in- en verkoopkoersen.
De laagste expoi’tkoers bedraagt 335,82, de laagste
importkoers daarentegen 373,12. De hoogste importkoers
voor essentiële goederen beloopt 608,75, terwijl de in-
schrijvingskoers thans 1163,— bedraagt. –
De exporteur, die voor elke
U.S.
78 100 uitgevoerde

tarwe 335,82 Pesos ontvangt, zal dus, indien hij een auto
uit Engeland zou willen invoel’efl, daarvoor een koers
moeten hetalen,welke overeenkomt met Pes. 1163 pci’ 100 –
dollar, hetgeen ca 3- maal zo hoog is als de koers, waar-
tegen zijn tarwe werd afgerekend.
De met buitenlands kapitaal werkende maatschappij,
die wol éxporteert, krijgt voor elke 100 dollar Pes. 483,21
afgerekend. ‘Wenst zij echter de behaalde winst aan de
aandeelhoudeis te transfereren, dan kan voor elke 900
Pesos slechts 100 dollar worden overgemaakt. In de

‘t

92

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Februari 1950

praktijk is gedurende het gehele jaar 1949 geen enkele

toestemming verleend tot winstovermaking naar het

buiten laiid.
Wat de indeling der goederen naar de verschillende koer-

sen betreft, zij het volgende vermeld. De laagste export-

koers geldt voor goederen, waarvan cle afzet als •het ware

is verzekerd. Vrijwel uitsluitend vallen hieronder vlees

(het handelsverdrag met het Vernigd Koninkrijk!) en

tarwe. Wol, huiden en andere graansoorten vallen onder

de preferentiële A koers van Pes. 483,21. Bij de indeling

der overige producten is ‘een rangschikking gevolgd al

naar de graad van bewerking en’ naar de w’enselijkheid,

om, in verband met de binnenlandsebehoeften, de uitvoer

te bevorderen. Onder de zgn. speciale koers vallen slechts

zeer weinige goederen, nl. alleen die, welker export gaarne

gezien zou worden, maar waarvan dd afzet moeilijklieden
ondervindt.

Een soortgelijke gedachtengang ligt aan de indeling

der importgoederen ten grondslag. Onder dc’ laagste im-

portkoers vallen de beide soorten gôederen, waaraan,

ook in verband met de plannen tot verdere ihdustrialisatie,

de grootste behoefte bestaat, nl. steenkolen en petroleum.
De overige koersen gelden voor de essentiële goederen,
welle niet of in niet voldoende mate in het land zelf

worden voortgebracht. De minst bewerkte goederen
worden tegen voordeliger koers afgerekend dan die,

welke reeds ineen ‘erdei’e staat van bewerking zijn ge-

bracht. Niet-essentiële goederen; welker invoer hij handels-
verdrag werd overeengekomen, kunTnen slechts worden

ingevoerd tegen de inschrijvingskoersen.

Het zal, na het bovenstaande, duidelijk zijn, dat Argen-

tinië zich met deze koersenindeling een sterk werktuig
heeft geschapen, dat, naast alle andere de StaTat reeds ter
beschikking staande middelen,’de Regering in staat stelt

tal van door haar nagestreefde. doeleiiiden op economisch
terrein te ve\vezenlijken.

Het is bijv. een feit, dat de Argentijnse industrie, die

gedurende de laatste jaren aanmerkelijk in omvang is toe-

genomen, in veel opzichten (nog) niet in staat is met de

oudqre industrie in het buitenlancj ‘te concurreren. De
omrekening van de ene munteenheid in de andere daar-

gelaten, wijzen de technische.rendementscijfers, zowel van
de machinale als van de harcdarbeid, in de richting van

een economisch duurdere productie in Argentinië. Ten
dele is dit te w’ijten aan liet feit, dat het buitenland over
meer moderne installaties beschikt (tot aanschaf fing
*aarvan Argentinië door deviezengebrek niet kon over-

gaan) of meer moderne productiemethoden toepast,
ten dele ook aan het gebrek aan veeljarige ervai’ing van
de bij het poductieproces betrokken arbeidskrachten.
Zonder de invoerrechten te verhogen, hetgeen ongetwij-
feld tot protesten of.tegenmaatregelen van het buitenland zbu leiden, kan men in deze gevallen, uitsliitend door het
rangschikkn -van het buitenlandse product onder een
bepaalde koers, een bescherming verlenen aan de binnen!

landse industrie en daardoor een kunstmatig evenwicht
scheppen tussen het binnenlandse en het buitenlandfe
prijsnivehu der betrokken goederen.
Of dergelijke maatregelen op de duur tot het gewenste
resultaat künnen leiden, is een vraagstuk, dat onder de
ogen met worden gezien. Vergelijken we bijv. de situatie
van de Argentijnse landbomver met die van zijn lotge-
noten in Australië, Canada of de Verenigde Staten.
Als we aannemen, dat de Australische landbouwer, die x ha grond hebouwt, daarvan y kg tarwe verkrijgt

en hiervoor op de buitenlandse markten een prijs weet
te maken, die hem toestaat elk’jaar een nieuwe tractor te
kopen, en tevens veronderstellen, dat ‘de Argentijnse
landbouwer van een even groot stuk grond een zelfde
hoeveelheid’tarwe weet te verkrijgen, dan zal het duidelijk
zijn, dat ‘dc Argentijnse landhouwer uiteindelijk in een

ongunstiger positie verkeert dan zijn huiteiilandse mede-

dingers.

Immers, voor de Australische landhouwer gldt de
vergelijking:

y lcg, tarwe = 1 tractor,

terwijl de Argentijnse landbouwer, doordat de koers
voor invoer, van tractors hoger is gesteld dan die voor

uitvoer van tarw, te maken heéft-inet de vergelijking:

2 â S maal y kg tarwe = 1. tractor.
M.a.w. de zo noodzakelijke mechanisatie van de land-

bouw zal door de koersdifferentiatie worden belemmerd,

hetgeen ei toe leidt, dat de Argentijnse landbouwer’op

de duur tegenover de’ buitenlandse concurrentie ten achter
geraakt. .

liet deel van de tarwe-opbrengst, dat de Argentijnse

landbouwer op die wijze wordt onthouden komt in feite
de Staat •ten goede. Immers, via het I.A.P.I. (Instituto

Argentino:de Prmoci6n dcl Intercambio =’ staatsexport-

monopolie) ontvangt de landhouwer voor zijn tarwé
(van 1 Januari 1950 af) 23,50 Pesos per quintaal, franco

haven. Alhoewel in landbouwkringen wordt beweerd,

dat deze prijs ontoereikend is om de kostprijs te dekken

willen wij een ogenblik aannemen, dat hij voldoende is

om de landbouwer in staat te stellen een redelijk bestaan
te leiden.

De export van tarwe vindt plaats tegen prijzen, welke

uiteraard niet veel kunnen afwijken vn die, welke door
de Internationale Tarwe-Overeenkomst werden vastgesteld.

De door liet I.A.P.I. verkregen exportoibrengst wordt

dooi’ de Banco Central in Pesos omgezet tegen de koers
van 335,82, zodat het I.A.P.I. daai’voor ca 27 Pesos per
.

quintaal ontvangt. Vooi’ aeze instelling blijft dus een
marge van Pes. 3,50 pci’ quintaal, waaruit de opslakosten

en ,de administratiekosten moeten worden ‘gedekt, terwijl

de overweging, dat deze marge groter is dan die, welke
de particuliere graanhandel in de regel weet te bedingen,

doet vermoeden, dat nog een winstmarge voor deze
staatsinstelling overblijft.

De Banco CentraJ geeft deze deviezen weer af tegen
eei minimum koers van Pes. 373,13 per 100 dollar, en

behaalt dus een koerswinst van Pes. 37,31 per 100 dollar
of 10 pCt, echter alleen, indien tegenover de tarwe-uitvoer

invoer van steenkolen, of petroleum plaatsvindt. In alle andërd gevallen is de marge voor de Centrale Bank be-

langrijk groter. Worden nl. andei’e grondstoffen, producten
of cons u mp tie-artikelen ingevoerd, dan zal de Banco

Central de deviezen leveren tegen een koers, welke wij,
ruw gerekend, equivalent aan Pes. 570 per 100 dollar
zulleë stellen, en zij behaalt dan een koerswinst per 100

dollar uitgevoerde tarwe van Pes. 235 (ca 70 pCt). Ïndien
de . goederen waren verki’egen uit export van andere
granen, wol of huiden, dan woi’dt de koerswinst geredu-
ceerd tot ongeveer 90 Pesos, of
slechts 16
pCt.
Deze winstmarges zijn nogveel hoger, indien tegenover
de uitvoer een import tegen inschrijvingskoersen tot
stand komt.

Per slot van rekening valt dus de Staat, via de Banco
Central en het I.A.P.I., vrijwel de volledige winst op de
uitgevoerde tarwe toe. Dat op die wijze bij de Banco

Central ongekend grote winsten zullen worden gevoi’md,
spreelct vanzelf. Hiërop zal nader, worden teruggekomen.

Verwijlen wij echter nog een ogenblik bij ‘de toestand
van de landbouw. Zoals reeds vermeld, beweert men in
landbouwkringen, terecht of ten onrechte, dat de I.A.P.I.-
opkoopprijzen onvoldoende zijn. Argentinië’s positie ‘als

graanexporterend land is de laatste jaren sterk terug-.
gelopen, hetgeen wordt gedemonstreerd door de cijfers op
blz. 93, opgesteld door de Food and Agricultural Organi-
zation (F..A.O.),van the United Nktions, en ontleend aan

het ,,Report on World Commodity Problems” (blz. 26).
Aangenomén mag w’orden, dat bij een prijsverhoging
de landbouw tot een verbouw op grotere ‘schaal zou over-
gaan. Zonder de exportprijzen te verhogen, zou dit kunnen

worden bereikt door aan de landbouw, door middel van
wijziging van de laagste exportkoers, een belangrijke

1 Februari 1950

ECONÔMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

,. 93

prikkel t6 geven voor uitbreiding van productie en éxport.

Graanexport

in millioenen meir. ton.

gemidcl.
1934/35
1946/47
1947148
1948/49

1938/39

A. Broodgraiieii

Argentinië
3,5
5,7
31
1,7
Ver. Staten
1,3
10,9
13,2
13,8
Canada
4,8 6,3
5,9
6,1


AustraliO
2,9
1,3
2,8
3,3
Overige landen
3,9


0,7
1,9
1,7
16,1
20,9 26,9
.26,6
Aandeel van
Argentinië
21,3 pCt
8,1 pCt
11,5 pCt
6,4 pCt
D. Andere granen
.

Argentinië
7,0
2,6
4,0
2,2
Ver. Staten
1,2
4,2
2,1
4,3
Canada
0,5
0,5
0,1
0,9
AustraliC

*
0,1

0,4 0,5
Overige landen
4,2
0,6
2,1
1,7
130
7,9
8,7′
.

9,6
Aandeel van
Argentinië
53,8

pCt,
32,9 pCt 46,0 pCt 22,8 pCt

Wij zien dus, dat de koersdifferentiatie ip de eerste
plaats de Argentijnse landbouw tegenover de buitenlandse
médedinging in het nadeel stelt ten opzichte van de mo-

gelijkheid tot verdere’ mechanisatie, en ten tweede mo-

gelijk maakt,, dat de Staat zich het belangrijkste deel
van de export-opbrengst ziet toevallen’.
Wat de mechânisatie betreft, moet worden aangetèkend,
dat de Minister van Landbouw kort geleden heeft toege-
zegd in 1950 een bedrag van 27 million dollars in deviezen

ter beschikking te stellen voor de aankoop van landbouw-‘machines. Maar ook hier zal het verschil tussen cle tarwe-

exportkoers en cle koers, waartegen dergelijkc machines kunnen woiden aangeschaft, tot-gevolg hebben, dat voor
dit bedrag minder machines kunnen worden iigevoerd,.
dan bij een minder grote marge hot geval zou zijn. De geringe koopkracht -van de kleine landbouv’er zal het

hem onmogelijk maken de nodige machines aan te kopen;
– slechts de grotere en meestal reeds gemechaniseerde be-
drijven, zullen daartoe in staat zijn.
De cijfeis in de loop van 1949 gepubliceerd dooi’ ,,the Economie Councïl for Latin America”, in samenwerking
met de F.A.O., tonen aan, dat in Argentinië op het gebied
der landböuwrnechanisatie :nog veel te doen valt. Dit
rappoi’t vermeldt, dat de totale bebouwbare oppervlakte 145 millioen ha omvat, waarvan slechts 16 pCt of 23,23
millioen ha in wcrkelijlcheid worden bebouwd. Volgens
het rappoi’t wordt 1 pCt van de bebouvde eppervlakte
gemechaniseerd bewerkt, hetgeen vergeleken wordt met

32,8 pCt in Venezuela, 30 pCt in Uruguay, 25 pCt in Chili,
15 pCt in Mexico en 6 l)Ct in Brazilië. lIet blijlct dus, dat voorshands een verdere uitbreiding van de Argen-
tijnse landhouwmechanisatie nog zeer wel mogelijk is.
,

liet bovengenoemde, voor 1950 in het uitzicht gestelde,
bedrag van 27 rnillioen U.S.-dollar, is; volgens berichten
uit landhouwkringen, ternauwernood voldoende om te
voorzien in de hoognodige vervanging van de aanwezige
tractors en voor de aanschaffing van onderdelen voor re-
paratie. Een berekening, opgesteld door Ing. A. II. Gil-
berti’) toont aan, dat alleen’oin de bestaande en ver-

oudei-de tractors te vervangen, jaarlijks 10.000 stuks
zoüden moeten worden ingevoerd, hetgeen bij een c.i.f.-
prijs van $ 2.000 per stuk, reeds ongeveer $ 20 mln zou vergen. Bovenstaande raning moet als voorzichtig wor-
den beschouwd. Van andere zijden zijn schattingen ge-
maakt, die tot een vpelvoud van bovenstaande cijfers
komen.
De prijzen van de meeste voortbrengselen van land-
bouw en’ veeteelt ivorden, dank’ zij het staatsmonopolie,
laag gehouden. Een uitzondering hierop vormt wol, waar-
van de export in particuliere handen is. liet prijspeil
der overige artikelen ontwikkelt zich in eeh uitgesproken
inflationistische richting, zodat een dispariteit ontstaat
‘)
,,How many tractors are needed in Argentina”, Beview of
the River Plate, 24 3uni 1949.

tussen het prijsniveau van de verschillende delen der na-
tionale voorthrenging. Een der gevolgen
hieivan*
is een
vermindering van de agropecuarische productie, terwijl
ih
sterke mate een trek van landhouarbeiders naar de
hoofdstad kan worden geconstateerd, waartoe zij zich door
het, ook relatief, hogere loonpeil aangetrokken gevoelen.

Weliswaar werd gelijktijdig met de laatste koerswijzi-

gingen een decreet tot bevriezing der prijzen uitgevaardigd, –
maar als ,,escape clause” is bepaald, dat, indien ôen stijging

van de kostprijs kan worden aangetoond, de verlcoop-

prijzën eveneens mogen worden gewijzigd. Van dele

maatregel tot pi’ijsbevriezing zal dis in de praktijk weinig

terecht komen, omdat door de gewijzigde importkoersen
een kostprijsverhoging onvermijdelijk is, en omdat ‘de
Regering door cje beperking van de invoer van tal van

artikelen de schaarste in de hand werkt, terwijl anderzijds

de geldcirculatie nog steeds stijgt. Bovendien ging het

voorschrif t tot bevriezing der prijzen niet gepaard met
een verplichte bevriezing van het loon- en salarispeil.

Tal van artikelen worden praktisch nog slechts op de
zwarte markt verhandeld. –

Dit gevaar bestaat niet ten-aanzien van het grootste
deel dom’ landbouwprijzen. liet land produceert veel

meer dan de binnenlandse consumptie kan opnemen,

en aangezien de Staat (LA.P.I.) de enige koper, voor
export is, kan de prijs worden gedicteerd.

Men kan, tenslotte de vraag stellen, waartob de belang-

rijke koerswinsten van de Centrale Bank’ worden aan-
gew’end.
•,

De winsten, welke voortspruiten uit het verschil tussen
de in- en verkoopkoersen van de buitenlandse deviezen,

komen term gunste van het Fonds voor Kôersvei’schillen.
Sinds de oprichting van dit fonds in 1934 tot einde 1947 werd in totaal 2.078 millioen Pesos koerswinst behaald.
In 1946 bedroeg deze winst 227 millioen, in 1947 reeds
663 millioen Pesos. De cijfers voor 1948 zijn niet bekend,

maar voor 1949 mag, gezien de verruiming van de marges,
worden aangenomen, dat de koerswinsten van de Banco
Central het milliard Pesos ver zal overschrijden.

Tot dusverre werden deze winsten besteed voor het subsidiëren van de voorthrengings takken (landbouw,
veeteelt zowel als industrie), welice daarvoor, naar het

oordeel der Regering, in aanmerking komen. Dit betekent
echtem’, dat belangrijke delen van het nationale inkomen
van he

t ene deel der vooribrengingstakken worden over-
geheveld naar het andere deel, met het gevolg, dat in beide
delen een kunstmatig prijspeil ontstat, dat zich slechts
zal kunnen handhaven, zolang deze overheveling mogelijk

blijft, doch dat tot een algehele ontwrichting van de
economie van het land zou kunnen leiden op het ogen-
blik, dat – om welke reden dan oolc – men gedwongen
zou zijn deze overheveling stop te zetten of aanzienlijk
te verminderen.

Van de zijde van het Internationale Monetaii-e Fonds
– waartoe Argentinië niet is toegetreden – wördt op de
dharvoor in aanmerking komende landen (zoals Chili en Peru in de laatste maa’nden) druk uitgeoefend om te ge-
raken tot een opheffing van het systeem der meervoudige
koersen. Men ziet in dit soort stelsels een der voornaamste
obstakels voor het herstel van dfl internationale handel
op een zo,ruirn mogelijke schaal.

Niettemin ziet de Argentijnse Regering deze kooi’s-
differentiatie els het logische sluitstuk ener geleide econo-

mie, die als voornaamste leuze ,,economische onafhan-
klijkheid van het buitenland” in h,aar banier voert.
Of op de duur in een land, dat, in ‘zo sterke mate op de
export van haâr producten is aangewezen als Argentinië,
met deze politiek succes kan worden bereikt, valt, gezien
ook de ontwil(keling van de Ai’gentijnse economie gedu-
rende de laatste jaren, sterk te betwijfelen.
Buenos Aires.

,

J. E. SPINOSACATTELA.

94′

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Februari 1950

LONDON LETTER.

Duririg the past month theChancellor of th Exchequer
has disciosed that the deficit on overseas account has

been reduced and that th6 gold and dollar reserves have
risen. At the end of June, the deficit was $ 632,000,000;

at the end of September, S 539,000,000; and at the end

of, December $ 31,000,000. Meanwhilethe gold and dollar

reserves had improved from $ 1,340,000,000 to

$ 1,688,000,000. These changes are due, said the Chan-

cellor of the Exchequer, to (a) a special and non-recurring

flow of dollars after devaluation in payment for goods

sent earlier, (h) an increasein business activity necssitating

the carrying of larger stocks, (c) a reduction in dollar

i mports. Although the improvement is of course satisfactory

the basis on which it was huilt cannot be so described.

The inflow of dollars after devaluation in payxhent of debts

contracted hefore is, as the Chancellor admits non-recur-

ring; so too is the ré-building of stocks in the hard currency

countries. The third reason is a negative one and hence

is to be deprecated.

Any further improvement – and indeed the prevention

of a deterioratiôn in the present position – depends on

the export trades. The trade returns for the last quarter
of the year are not so encouraging:
dollar
receipts from

Canada and the United States combined during the
fourth quarter were loss than during the third quarter. A

vast improvement in this position has to be accomplished
if the reserve position at the end of next March is not
to show a marked retrogression.

Wage claims dnd deçaluation.

For a long time, the general desïre of the Government

of this country has been to keep wages fairly stable. As

long ago as 1947, \vage freezing and dividend limitation

were suggested. Up to now – February 23 might change
all this the emphasis has ben en the voluntary accep-

tance of this idea, with a hint of the big stick for the
companies not playing the- game rather than of punishment

for wage-earners who break the ranks. So far as \vages
are concerned – and we must ignore the complicated
subject of dividend limitation here – a large measure
of success must he accorded.
rrhe
Ministry of Labour
compiles stdtistics relating to wage increases for a nuunber
of industries; certain large groups of workpeople are
exclucled from the survey but the results are interesting.

Estimated net weekly in- Numher of workers

crease in wage rates of
affected
workers affected

1945
£
1,806,050 7,308,000

1946
£
2,901,300 7,980,000
1947
£
1,734,950
4,973,000
1948
£
1,898,400 7,757,000
1949
1)

.
£
1,073,700


5,198,500
1)
Provisional.

The increases are r-elatively small and this point is
important for discontent, on the part of the workers at the success of wagefreezing was quite considerable at
the time of devaluation. Moreover, the workers’ leaders
had no further cards in their hands – er at least, they
had one, a poor one – whieh they tried to play.

When Sir Stafford Cripps announced the decision to
devalue sterling, he tried to play down the effects which
devaluation7 would have on prices. Bread was to go up

forthwith, but it was to he the only commodity which would
be affected immediately. He .arned the people against
any attempt by shopkeepers to make unwarranted profits.
For a wrhile this was interpreted as meaning that bread
would be the only commodity affected and attempts to

charge more for other goeds were profiteering. The Chan-
celloi’ said specificaljy that the alteration in the exchange
rate gave no reason for an increase in personal incomes.

Within a few days the press was busy showing how far-

reaching would be the effects of the new exchange rate

on prices; and the workers – faithful supporters of the
capitalist press w’ere not slow to realise the implications. By October 12, the Chanceilor was constrained to state

that by the end of the year; the retail price index would

have probably moved by about 3d in £ 1 and prices

would rise further in the new year. The Chancellor modified
his earlier views on wages to the extent that some alteration

of rates ,,in very special cases among low rates” was
reasônable. He insisted that wage rates must he the subject
of voluntary agreement.

The workers’ leaders looked round for a positive policy;

the continiaance of the pre-devaluation wage freeze seemed

so negtive. The Trades Union Congress appointed a

– special committee to go into the matter. On November
14, the. committee had drawn up, with commendahie
speed an 8 point statement.
These were (1) necessity of restraint
0fl
increases in
\vags, salaries and dividends, (2) the principle of voluntary

negotiation must be preserved, (3 individual unions,
though nominally free to follow their own eourse, should
listen to the Congress, to which they were afliliated,

(4) low-paid workers should regard the economie situation

before asking for higher w’age rates though their earnings

should rise’ by heing linked to incentive schemes, (5) the

campaign for increased production and efficiency should

be intensified, (6) sjstems of payments by resulfs should
be extended, (7) the Congress should periodically review

the situation and report to the affiliated unions. All these

seven points were vague generalities, capable of being
supported w

hole-heartedly by any group of trade unionists.
Agreement on all seven would have done nothing to

freeze wages. The real ,,meat” is in the remaining point,
which, incidentally, was nunihered ,,five” in the original
document. Unions should reconsider existing wage claims

and shiding scaJe arrangements with a view to holding

agreed vage rates stable provided the ihterim index of
retail prices .(which stood at 112) does not move beyond
118 or 106; this arrangement will he reviewed after Ja-

nuary 1, 1951, but normal wage negotiations would be
resumed if the index figures reach either of these limits
before that date. This is wage freezing w’ith a vengeance;
the policy which once aimed at stabilising wages, profits
and prices has become the policy of keeping wages down while prices rise.
rfl.le
TUC had found the last card for
which they looked, namely a reduction of about 5 per
cent. in the real wages of the workers. Earlier 1, had
descrihecl this last card as heing , ,poor”; the werkers
had a word for it, indeed they had several words.
The next stop after outlining the new policy which was
strongly recommended by the PFime Minister on No-
vember 23, was for the TUC to get the unions to agree.
Up to this time, the workers had bëen keepirig up an ac-

eompaniment – and how discordant it was – of vage
claims while the TÜC held the stage. When the policy
was announced, the disharmony was such as to suggest

that the orchestra had up till then been playing pianissimo.
The, builders pointed out – w’ith justice – that their
sliding scale arrangements were annual, and that an
increase for the months preceding devaluation had not

been met. Others – again quite justly – boasted that
they had already kept the previous recommendations,
and would now be penalised for their loyalty. The miners
draw attention to their cause :- prior to June 1947, they

had enjoyed a sliding scale agreement fixed to the cost-
of-living index. In that rnonth, the eost-of-livMg index
was replaeed by the interim index of retail prices; its
function was thé same, but its constitution, and hence
its results, were ver)’ different. The Goal Board refused
to recognise the new index, and paid out on the June 1947
level.
ryhe
miners demanded – and are. still pressing

the claim – that the arrears should ho made up. The

1 Februari 1950

ECONOMISCH-STATÏSTISHE BERICHTEN

95

engineers said Lhat big profits were heing made by the

companies, and that higEer wages should he paid out
of theseprofits. That so they claimed, was not infiat-

ionary; it was transferring money from the pocket of one
man to that of another (hy inference more deserving and

necessitous). January 12 was the day appointed for, the
TtJC to meet the delegates from the affiliated unions and

to try to persuacle them to accept the policy. After the

speech-making, the delegates were fo vote; the niimber
of votes to be east by each union was equivalent to the

number of its memhers. In the main, delegates are’free
to vote as they think fit, and not as their members helieve.
rrh
us
the final ote, though counted in millions, is nolhing
more or less than the recorded voice of the delegates

or of the unions’ senior officials. This is impbrtant. Mest

of the union officials of the mineworkers were in agreement
with theTEJC policy and their delegates would have sup-ported the proposals, buL the union rules insist that votçs

of this nature must be placed before the members and’they

shali decide, hy a majority vote, how the delegQtes shahl
act. The mineworkers turned down the proposals decisively,

and their delegate had to vote accordingly.
When the vote was Staken, 4,263,000 votes had been
east for the proposal but 3,606,000 were against. The

wage-freezing recommendations had been carried (an actual poll of memhers rnight have been ifferent), but
as point (3) had said, th unions were free to follow thèir
own devices. Among those v.oting against, were the miners,
railwaymen, engineers, shipbuilders and builders of
houses and factories. Most of these have again pressed

their claims and the builders, numbering about 1,000,000
have since received an award which will cdst the industry
£ 4,000,000 a year. Even the higher Civil Servants, a
loyal, conscientious and hard-working body, are demanding
the increases long promised and equally long delayed.
Nearly half the trade unionists are against wage-freezing

if priees go up; incidentally, the index of retail prices
has risen from 112 to 113. And it is unlikely that the
other half w’ill stand meeldy by if the others get increases.
A new factor has, however, been introduced. Two days
hefore the TUC mét union delegates, the Prime Minister
announced the date of the General Election: February
23 Tinis trade unionists have other probloms on their

plate besides wage-freezing. Despite the builders’ award
and the demands now being made, the tempo has fallen

considerably. But the comparative silence can l)e deceptive;
trade unionists are awaiting the outeome of the election; and then, 1 believe the band will start to play in earnest.

1f Labour is returned, the workers will demand a price
for their poli Lical support, and the property-owning class
will have to stand a severe onslaught. •What form will
it take? Possihly, wider price control, a form of dividend
limitation, and, maybe, a repetition of a once-for-all
capital levy. A tax on houses sold at inflated prices since
the end of the war er the fixing of the price of all houses
sold, well below today’s levels are suggested. The Congress
said that ecjuality of sacrifice between all sections had
not been achieved. Obviously sûch a staternent means
that the workers can hit the other section good and hard
if Labour goes back. 1f the Conservatives, following
Australia and New Zealand, go into office, the.workers
will unhurden their minds about wage-ircezing in a manner
whieh they refrained from doing when their own friends
were in power. And actions so often follow words. This
peaeeful period will, in my opinion, end in a really power-

ful disturbance.

In these circumstances, the election manifestos of the
parties seem to be of small account; the Labour Party
is relying on more planning, nationalisation of cement
manufaeture, sugar refining, meat distribution, water
supplies and cold storage. Insurance will be ,,mutualised”,
which means shareholders will go, just as if the industry
had been nationalised. Steel will be nationalised’ under

the prçsent arrangement and the chemical and ship- –

i’epairing industries are booked foi’ something, the nature

of which is uncertain, hut almost certainly unpleasant.
The Tories (Conservatives) are prom ising to maintain –
uhl employment, cut Government expenditure, reduce

taxation, promote , ,honest money”, reduce controls,

stop nationalisation aiid free industries (where possible)

that have heen nationalised, end bulk huying, encourage.

house building and ensure cheap food. -.
In a month, we shall follow the old dictum ,,You pay

your money, you take your choice”. For my part T suspeet,

that we shall make our choice first and then pay our
rnoney.

London, January 27, 1950.

111NRY IIAKE.

P.S. Did 1 forget to forecast who will win? Well, well.

I’ll stick out my neck, provided 1 am ahlowed to forget
if necessary and to boast, if possible. The Gallup Poll

indicates that the Conservati’es are more opular. than

the Labour Party, but that the last week er so bas seen a
sharp swing towards Labour. With four weeks yet to go
and the campaign to really get going, a further swing to-wards the reigning Party seems possible. In other words,

a Labour victory (with a reduced majority) seems more
likely than a Tory one. But under the British system
(and 1 insist that it is a system) anything can happen.

AANTEKENING.

CANAI)A’S
ECONOMISCHE POSITIE;
TERLJO BL[IC EN VOORUI’I’ZÏ(‘H’L’EN.

Bij een beschouwing over Canada’s economische positie
springen twee faötoren duidelijk naar voren: 1. het land
is in hoge mate afhankelijk van zijn buitenlandse handel
en 2. het land is in de eerste plaats grondstoffenleverancier.
Meer nog dan voor menig ander land is daarom de stand

van de betalingsbalans een indicator van de gezondheid van ‘s lands economisch bestel.

Eind 1949 was de Canadese betalingsbalans niet gunstig
te noemen. In liet Juni-nummer van vorig jaar van ,,The

Banker” heeft G. S. Dorrance onder cle titel ,,Canada’s
Exchange Problern” een artikel gepubliceerd, waarin hij

aan de hand van uitvoerig cijfermateriaal aantoont, met
welke moeilijkheden de Canadese monetaire ailtoritei ten
hebben te kampen als gevolg van de sinds 1939 plaats-
‘gehad hehbeide ,,frequent changes of fortune” met be-
trekking tot de reserves aan buitenlandse deviezen.
In het eerste nummer van ,,The Banker” van dit jaar
geeft dezelfde schrijver een schets van de Canadese econo-
mie op grond van de ontwikkeling van de betalingsbalans,
in het bijzonder van de reserves aan vreemde valuta’s, in het jaar 1949.

Deze reserves waren in Maart 1949 van een na-oorlogs
dieptepunt (begin 1948) van’ $ 502 mln gestegen tôt
$1.067 mln
1).
In de drie daaropvolgende maanden daalden
zij met $ 100 mln en midden September voelden de Cana-
dese monetaire autoriteiten de positie van de betalings-
balans zodanig bedreigd, dat zij besloten tot een devaluatie
van 10 pCt t.o.v. de U.S.-dollar. Een inflatoir investerings-
programma, exporten waar geen importen tegenoverstaan
(unrequited exports) ‘en een hinderlijk tekort aan U.S.-
dollars waren de oorzaken aan deze gang van zaken.

Vooral dooi’ de laatste factor is het niet onmogelijk, dat de
Canadese betalingsbalans voor 1949 een— zij het gering –

tekort zal vertonen. De Canadese exporten naar de Ver-enigde Staten lagen in de eerste acht maanden van 1949 • minddr dan 4 pCt boven het peil in de overeenkomstige
• periode van 1948. De resterende maanden van het jaar

vertoonden, ondanks de devaluatie, niet de opleving,
welke de laatste maanden van 1948 had te zien gegeven.

‘) Inclusief goudreserves.

96

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Februari 1950

Het dollarhezuinigingsprogramma van liet Verenigd

Koninkrijk had een zelfde, zij liet minder belangrijke,
invloed.

De importen uit de Verenigde Staten namen daarentegen,
vooral omdat de restricties minder streng waren dan in

het voorafgaande jaar, toe ten’ opzichte van het peil
van 1948. Ook uit Engeland werd als gevolg van de ,,dollar-

export drive” van dat land meer ingevoerd dan in 1948,

ondanks het feit, dat de devaluatie van September ji.
hieraan enige kracht ontnam. Hier komt nog bij, dat in

1948 een groot deel van Canada’s exporten naar het Ver-

enigd Koninkrijk geschiedde in de vorm van offshore

purchases”. Deze ,,offshore”-faciliteiten, die liet mogelijk

maken, dat een land met de in het kader van liet E.R.P.-

programma ontvangen U.S.-dollars in een ander land –
in dit geval Canada

de geivenste goederen kan aan-

kopen, werden in ‘ 1949 aanmerkelijk beperkt, zodat

het uit dezen hoofde ontvangen bedrag aan U.S.-dollars

belangrijk kleiner was. Weliswaar stemdé bij de bespre-

kingen tussen de Verenigde Staten, Canada en Engeland

in September jl. liet eerste land er in toe deze ,,offshore”-faciliteiten weer uitte breiden, doch de beperkingen voor-

dien waren zo drastisch geweest, dat het grootste deel
van de versehepingen naar Engeland moest worden ge-
financierd uit

vernieuwde

Canadese leningen.
Op grond van deze feiten schat de her Dorrance, dat

de handelsbalans niet het sterlinggebied voor 1949 een

creditpost zal vertoilen, welke nageioeg niet afwijkt van

die van 1948 (ca $1.000 mln) en een debetpost, welke als
gevolg van de toegenomen importen na de devaluatie iets
hoger dan liet peil van 1948 (ca $ 475 mln) zal zijn.

Ter toelichting Van het bovenstaande volgt hieronder

een overzicht in tabelvorm, waarüit in de eerste plaats de

dntwikkelïng van de Canadese handelsbalans blijkt en

voorts het aandeel, dat de voornaitmste handelspartners
in Canada’s buitenlandse handel innemen.

linporten in mln Can. do’llars (maandgenziddelden).

7,
5

.

1938

56

35,4

63,2

9,9

17,6

5,4

g,6

5,3
915
1946

161

117,1

72,7

16,8

10,4

10,8

6,

16,3

10,2
1947

214

164,6

76,9

15,8

7,4

13,0

6,i

20,6

9,-
1948

220

150,0

68,2

24,9

21,3

16,1

7,3

36,9

13,2
1949
1
)

232

463,0

70,3

26,6

12,4

15,3

6,6

27,1

11,7

Exporten in mln Ca’n. dollars (niaandgemiddelden).

n
n
t
.
E

1938 6946
71
195
22,5 74,0
32,7
38,0
28,3 49,8
40,0
25,5
7,9
22,4
iii
11,5
12,3
48,8
17,2
25,0.
1947
234
82,2
35,2
62,6
26,8
30,2
13,9
59,0
25,2
1948
259
125,0
48,3
57,3
22,1
24,2
9,3
52,5
20,3
1949′)
238
114,0
47,9

57,5
24,2
26,0
10,9
40,5
17,0

Saldo
handelsbalans in mln Can. dollars (maandgemiddelden)

1

Totaal
met

,
V.S.A.

1

met

1

Gr. Brt.
t
met rest
Einpire
9

met rest
wereld

1938
+
15

12,9
+
18,4
•+

2,5
+

7,0
1946

1
+
34

43,1
+
33,0
+
11,6
+
32,5
1947
+
20
-82,4
1

+
46,8

1
+
17,2
+
38,4
1948
+
39
-25,0
1

+
22,4
+

8,1
1

+
15,6
4949′)

+

6
-49,0
+
30,9
+. 10,7
1

+
13,4

9
Over cle maanden ‘anuari t!m September 1949.
1
1
Inclusief Dominions.
Bronnen:
Monthly Bulletin of Statistics, tJ.N.O.; Canadian
S tatistical
,Revieiv.

De conclusie, dat Canada’s deviezenpositie aan liet
einde van .1949 heel wat zwakkei was dan aan liet begin

van dat jaar, licht Dorrance nog nader toe door soort-

gelijke redenen aan te wijzen als die, welke voor Groot-

Brittannië gelden. Beide landeb, aldus .Dorrance, trachten

boven hun stand te leven. Beide proberen tegelijkertijd
hun consumptie uit te breiden èn een record-investerings-
programma te verwezenlijken. Dit laatste blijkt we]

duidelijk uit ecn uitlating van de Canadese Minister van

1-landel en Verkeer, kortgeleden tijdens een -toespraak
te Montrëal, dat ,,Canada’sievel of capital investment’

in 1949 represents the highest rato of new investment
in pi’oportion to income in any, country for which we

liavé record”. In feite beoogde Canada voor 1949

een investering ton bedrage van $ 3.200 mlp, d.i.

$ 200 mln meer dan in 1948 en zelfs $ 800 mln

meer dan in 1947. Op een tijdstip, dat de vooruitzichten

voor de exjfort minder gunstig zijn, betekent dit, juist

voor een land als Canada, dat, zoals reeds naar voren
werd gebracht, zo afhankelijk is van zijn buitenlandse

handel, een tendentie tot vergroting van de importen.
iloe zijn nu de vooruitzichten voor 950? Ten aânzien

van een vermindering van het tekort met de Verenigde

Staten dient men, aldus Dorrance, niet al te optimistisch

te zijn. Terwijl de iiftporten van minder noodzakelijke

goederen reeds in sterke mate worden beperkt, worden de

importen van meer essentiële goederen grotendeels bepaald
door cle omvang van het Canadese investeringsprogramma.
Het hoge niveau vn liet nationaal inkomen heeft hiej’

bovendien de neiging de im’porten te vergroten,terwijl de

iniloecl van relatieve prijsverschillen vrijwel zonder uit-
werking zal blijven. Ook wat de exporten naar de Ver-

enigde Staten betreft meent Dorrance te mogen aannemen,
dat deze in 1950 niet ver boven liet peil van 1949 zullen
uitkomen.

FIet handelsvei’keer met het ste.rlinggebied, met name

de export naar dit gebied, hangt in de eerste plaats af

van de mate, waarin Engeland van plan is dollars in
Canada te besteden
2
). In dit verband kan worden opge-
‘merkt, dat, volgens de ,,New York’ Herald Tribune” van
16 Januari jI., Engeland wil trachten het bedrag van zijn
aankopen in de Verenigde Staten en Canada terug ‘te

brengen van $ 1.544.600.000 (het bedi’ag besteed in 1948-
’49) tot $ 1.389.100.000 voor liet Mai’shall-jaar 1•949-’50.
De verdere plannen komen neer op een besnoeiing van de
doliai’uilgaven in die landen tot $ 1.179.700.000 in
1950-’51 en tot $ 1.039.600.000 in 1951-’52, het laatste
jaar van de Marshall-hulp. Vobr Canada alleen wordt
het bedrag van de Britse aankopen voor het jaar 1950
door Dorrance geraamd op,ca $ 950 mln. Van dit bedrag

zou $ 325 mln komen uit E.R.P.-fondsen en $ 110 mln
uit het Canadese crediet aan Engeland, zodat Engeland
$ 515 mln uit eigen middelen zal moeten betalen.

Tenslotte nog enkelé opmerkingen over de vooruit-
zichten op langere termijn betreffende de Canadese volks-
huishouding.

De handelsbalans zal in de toekomst waarschijnlijk
geen grote overschotten vertonen. 1-liertegenover staat,
dat het land als gevolg van leningen’, verstrekt gedurende en na de oorlog, een aanzienlijke toevloeiing van kapitaal
mag verwachten in d6 vorm van rente en aflossingen.

Een oplossing van het U.S.-dollarprobleem mag even-
min spoedig worden verwacht. De belangrijkste voor-
waarde voor de oplossing van dit probleem ligt in een’

vei’dere economische ontwikkeling van het land.
Met betrekking hiertoe moet worden genoemd het
in exploitatie brengen van een nieuiv olieveld in Alberta.
Men verwacht, dat dit gebied in de nabije toekomst zoveel

olie zal opleveren, dat de afhankelijkheid van Texas,

thans Canada’s vooi’naamste olieleverancier, belangrijk zal kunnen worden beperkt. Het spieekt vanzelf, dat dit
een welkome bespal’ing aan U.S.-dollars zal betekenen.
Blijkens een uitlating van 1-lowe, de Minister van
Handel en Verkeer, streeft men er naar Canada’s industriële

9 Vgl. Ook: ,,Consequenties voor Canada van’de Anglo-Canadese
voedselovereenkomsten” in, ,,E.-S.13.” van 25 Januari JI., blz. 75.

1 Februari 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

97

zeifvoorziening tot een zo hoog mogelijke graad op te
voeren. Dat hier echter nog talrijke problemen liggen,

wordt o.a. geïllustreerd door het feit, dat een overwegend deel van de huidige Canadese industrie bestaat uit filiaaP

bedrijven van ondernemingen uit de Verenigde Staten.
Als voorbeeld van ontw’ikkeling kan verder nog worden

genoemd de drooglegging van het Steep Rock Lake, uit

welks bedding men zoveel ijzererts haalt, dat de helft

van de importen der Verenigde Staten van dit artikel
thans uit Canada komt. Verdere onderzoekingen, in

Ungava, hebbën de aanwezigheid van nog minstens 300

rfdn ton ijzererts aangetoond. Men is thans bezig ook dit
gebied in exploitatie te brengen. lIet is, mede hierdoor,
zeer waarschijnlijk te achten, dat Canada binnenkort een

netto:exporteur zal worden van een goed, dat tot voor

kort nog tot ‘s lands belangrijkste importgoederen moest

worden gerekend.
Tenslotte verdient nog vermelding de ontwikkeling

van de uraniumprodiictie en de ontdekking van ‘s werelds
grootste vindplaats, voor zover bekend, van titanium in

Noord-Quebec.
Het ziet er naar uit, dat door deze ontwikkeling Canada

vooralsnog een grondstoffenleverend land zal blijven.

1-Jet zal nog vele jaren duren, aldus Dorrance,- als het ten-
minste ooit zover komt

alvorens de Canadese exporten
van industriële producten weer boven het niveau vau
50 pCt vnn de totale uitvoer zullen stijgen, zoals in 1944 het

geval was. Het niveau van 1948 van 25 pCt schijnt een

meer reële norm te zijn.

GELD- EN KAPITAALMARKT,

De geldmarkt.

In het begin van de verslagweek was de geldmarkt vrij
ruim. De w’eekstaat van De Nederlandsche Bank per 23
Januari droeg hiervan de sporen; de beleningen en’ voor-
schotten bleken nl. t.o.v. de vorige week met 1 8 mln
te zijn afgenomen. Al spoedig trad echter in verband
met de naderende maandultimo een verkrapping in. De
callgeldrente werd Dinsdag van 1 tot 1 pCt en vervolgens
Zaterdag verder tot 11 pCt verhoogd. Ook •de markt-
disconto’s ondergingen een stijging, \ijaardoor zij meren-
deels op of slechts weinig beneden 1 pCt kwamen te liggen.
3 t/rn 5 maandpromessen werden aan het einde der wöek
voor 1
1
/
16
pCt aangeboden. Voor Augustus- t/m December-
papier bestond aanbod op 1
15
/
32
pCt.

De kapitaalmarkt.

Op le aandelenmarkt vond gedurende de afgelopen
w’eek een koersdaling plaats, welke, zoals uit de cijfers
van onderstaande tabel blijkt, vrij algemeen was. Slechts het indexcijfer van bankaandelen bleef onveranderd. Het
feit, dat de tot dusverre aangekondigde dividenden over
1949 van laatstgenoemde fondsen t.o.v. 1948 onveranderd
bleven, zal hierbij ongetwijfeld een rol hebb?n gespeeld.
De Indonesische fondsen daalden tengevolge van de
Westerling-actie vrij aanzienlijk in koers. Niet zozeer deze
actie zelve, doch vooral de repercussie, die zij kan hebben
op de Nederlands-Indonesische samenwerking, maakt haar
van betekenis voor de positie van onze Indonesische

fondsen.
Op de locale markt viel een koersdaling bij Philips en
Unilever op, welke ditmaal niet aan de gewoonlijk vrij
ondoorzichtige arbitragetransacties was toe te schrijven,
die vaak in deze fondsen geschieden.
In de afgelopen week werden de cijfers van de be-
lastingopbrcngst over December 1949 gepubliceerd, zodâ.t
men zich thans een beeld over het gehele jaar 1949 kan
vormen. 1-let blijkt, dat er per saldo gedurende 1949 geen
sprake is geweest van een belangrijke mate van inhalen

van belastingachterstand. Indien het voornemen der

belastingadministratie, om in 1950 zowel voorlopige aan-

‘slagen 1949 als 1950 te gaan opleggen, tot werkelijkheid
wordt, zouden velen in den lande in liquiditeitsmoeilijk-

heden kunnen komen, hetgeen mede voor beul’s en onder-

nemers niet zonder gevolgen zou blijven.

20 Januari

27 Januari

Aan. indexcijfers

1950

1950

Algemeen

…………..
105,8
163,6

Industrie

……………..
227,2
226,7

‘Scheepvaart …………..
156,3
153,9

Banken

………………
135,5
135,5

Indon. aandelen
70,4
66,9

Aandelen
1

A.K.U……………..
184/
8

184

Philips

………………
230
226

Unilever

……………..
238k
225

I-I.A.L.

………………
164k

.
159e

Amsterdam-Rubber
158
148

H.V.’A.

……………….
167e
158k

Kon. Petroleum
2951 2911

Staatsobligaties

.2j pCt N.W.S.

………..

.81/16
3-3k pCt 1947

……….98/
8

981

3 pCt Invest. cêi’tif…….

98/
3 pCt Dollarlening 1947

9
8
11
/16

98/

STATISTIEKEN.

FEDEItAL RESERVE DANKS.

(Voornaamste posten• In millioenen dollars).

Metaalvoorraad
Other
U.S. Govt
1
Totaal

i

Goudcer-
Data
cash
securities
tificaten

31

Dec.

1946
t 8.381
17.587
263′
23.350
29 Dec.

1979
23.176
22.622
220
18.789
5 Jan.

1950
23.172
22.620 263 18.829
12 Jan.

1950
23.194
22.645
295
18.230

Deposito’s
F.R.-bi l-
_______ ________

Data
jetten

jrI
Memher-
circulatic
Totaal

Govt

.banks

31

Dpc.

1946
24.945 17.353
393

1
16.139
29

Dec.

1949
23.589
18.566
.

99
16.299
5 Jan.

1950
23.440 18.906
55
17.055
12 Jan.

1950
.

23.248
18.322
25j
16.686

BANK VAN
FRANKRIJK.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten
aan cle
Staat

0 0
Data
.4
32
,
)
C>0.-
Cl)

26 Dec. 1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
22 Dec. 1949
52.981
461.378 125.042
164.500
426.000
29 Dec. 1949
52.981
478.616 125.042 157.900 426.000
5 Jan. 1950
52.981
367.789
125.042
159.300
426.000
12 Jan. 1950
52.081
366.347
125.042
159.300
426.000

Deposito’s
Bankbil’

.
accorcis
Data
jetten
circulatie
Totaal
Staat
de coöp.
Diversen
écono-

26 Dec. 1946
865
63.458
22 Dec. 1949
932
151.3.97 83
169.173
29 Dcc. 1949
F72211
160.141
11
156.250
5

Jan..

1950
210
132.630
9
9.838
122.783
12 Jan.

1950
991
134.114
77
15.961
118.076

•1

98

;

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

t. FeJ;ru

.
,
.
S1.EC1FICÂT1E DER EMISSIES IN DECEMBER
199
1
).

..
EM1SSJES IN
1949
Bedragen

in

duizenclengWdens; koersenen rentevoetcnin pot.

gu1den).


(Reële bedragen
in duizenden

Naam

.

h
.
te

4
)

:

‘.

.
;D
Ei
e

e Ob1igatie.
Oter/ied
:

• •

lnve.stertngscerlificaten

195fl

100

19.511

3

19)
___-_-_–;-
Beleggingscertificaten

581

1001

584

3

49e)
Jan.
24.914 1.375 26.289

24.864
1.425
Particulieren:
Febr.
127.490 3.592
131.082
– –
43.740
87.342
Vei’ecnjging voor Diacones-
Mrt
72.444
2.169
74.613

57.869 16.744
senarheid in Dordrecht en
April
37.642
275
37.917

37.642
275
Omstreken

Dordrecht

250

100

250

3

25e)
Mei
30.435
3.344
33.779
44V-
28.442
4.896

Aandelen.
Juni
32.884
7.756
40.640

32.639
8.001
Juli
21.853
3.463
25.316
155
18.553
6.608
\Villem Smit & Co’s Trans-


Aug.
13.207

13.207

13.207
formatorenfabriek

N.Y.,
Sept.
26.711
.

330
27.041

23.611


3.430
Oct.
12.055
680
‘12.735

11.735 1.000
N
.
V.
Uitgevers Maatschappij
Nov.
13.402
2.149 15.551

11.887
3.664

Nijmegen

…………..938

150

1.407

Elsevier, Amsterdam

45

110

50
Dec. 20.345 2.474
22.819

20.095
2.724
NV. Rijnstaal, Arnhem

.

300

143

429
Bolle en Gorter’ N.V., C’rro-
ningen

………………500

117+

588
____________________

Tot. ’49
433.382

27607
460.99
596
324.284
‘136.109
) Aansluitend

01),
cle eniissiestatistiek

gepubliceerd

in

,,E.-S.B.”
Tot. ’48
.2.282.608

506.652
2.789.260
1.236.727
618.712
933.821
van 25 Januari 1950, b1e. 79.
Tot. ’47 Tot. ’46
3.060.O’i3

98.983
1.960.902


133
.0
74
1
2
.
093
.
97
6
3.159.026
2.840.355
5.199 64.563

2.088.777 254.108
) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing te allen tijde toegestaan.
3)
Versterkte en/of vervroegde ‘gehele of gedeeltelijke aflossing van
zekere datum af toegestaan.
VERKEER
EN
VERVOER
IN NEDERLAND.

Omschrijving
Eenheid
Maandgenudclelden
.

Aug.
.
1938

1947

1948

Indcxei,jfer vervoer

vildo binnenvaart

100
129
137
144

.
153
‘1.000

t.
917
1.180
1.256′
‘1.320
‘1.604
,,
260
334 307
mln t/km
127 164
179
195
211

Vervoer wilde binnenvaart

…………….

Indexeljfer eigen vervoer to water
100
90
123
124*
131 *
11 8
‘1.000

t
700
629
863
869*
915*
825*
mln t/kin
50
43 58

Iudcxc!jfer Internat. binnenvaart (Inadverin.)
100
35
45
78

77
Binnengekomen schepen

……. . ……..
Aantal
6.146

,
1.860
2.692 3.916
4.159

waarvan brandstoffen

…………………

1.000 t.
3.572 .
912 1.308
2.168
2.217
,,
2.092
398
781
860
904

\
ilde
binnenvaart,

prestatie

…………..

Eigen

vervoer te

water ………………….

waarvan onder Nederlandse vlag
,,

1.566

321
645
638
656
11

Belgische

vlag …………
126
73
‘111
143
156

ldem,

prestatie

………………………

Aantal
6.082
‘1.923-
2.703 3.932
3.971
1.000

t.
3.494
957
1.322
2.101
2.142
Vertrokken

schepen

…………………..

Lading

………

.

………………….

…,,

,,

2.252
421
574 849
785

Laadvermogen

……………………..
Lading

………….
………………….

waarvan onder Nederlandse vlag ,
,,


1.559
310
425 614 556

,,

229
80
96
119
125

Laadvermogen

.
………………………

Schepen. in rechtstreekse doorvaart

………
Aantal
2.144
1.141
1.332 2.462
2.190
1.000

t.

1.427
798
941

1.748 1.680

Belgische

vlag ………….

,,
1.051
386
. 526
772

,
682
Laadvermogen

………………………
Lading

……………………………
waarvan onder Nederlandse vlag
,,
199
122
149
235 240
Belgische

vlag ………….
,,

544
196
279
415
317
100
42
55
77
73
71
67
Aantal
1.758
753
1.046
1.532
1.496
1.412
1.323
1.000 R.T.
4.416
1.852
2.408 3.370
3.217
2.’l28
2.916

‘waarvan
,,
3.834
1.702
907
2.122
1.313
2.925
1.788 2.815 1.776
2.735 1.758 2.648
in lijnvaart
Vertrokken

zeeschepen

………………
Aantal
1.738
737
1.030
1.506 1.43
1

1.364 1.766
1.351
Bruto-inhoud 1.000 R.T.
4.418
1.854
2.430
3.429

.
3.198
3.109
2.961
‘,,
3.216
V150
1.722
2.377 2.298
2.24′!


2.196
waarvan

in

lijnvaart

………… . …….
,, 911
1.285 1.753
1.704.
1.625 1.806
Goederenvervoer ter Zee:

lndoxel.jfer zeevaart (inhoud)

………………

1.000 t
1.018
984
1.009
1.207
1.170.
1.055
1.089

Binnengekomen

zeeschepen

……………….
Bruto-inhoud

………………………….
Idem, alleen geladen schepen

……………..

Geladen

1)

hij

uitvoer

……………’
,, ,,
1.738
435
191
149 326
242
624

.
324 530 459
439
507
429
424
,,

…..

1.19′!

,
149 354
703
36
7

701.
369

Idem,

alleen

geladen

schepen

……………….

Tudexeijfer goe(lerenvervoer Ned.-Spoorwegcis
.

……..

100
,
111
427
123
133
160

Gelost

bij

invoer

…………………
doorvoer

………………….

Goeclerenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
1.000

t.
1.215 1.344
‘1.542
1.491
1.620
1.938

,,doorvoer

…………………..

,,
420
262
326
313
.

316
Reizigerskil ometers Ned: Spoorwegén
1 millioen
285
‘565’
570
692

.
552
534
waarvan grensoverschrijdend

…………….

Tonkilometers Ned. Spoorwegen

……….
,

,,

170.
189

212
211
1228

Tramwegen, vervoerde reizigers

…………
1

millioen
21,2
47,0
43,3
38,2
34,4
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers

,,

5,7
14,9
18,2
20,7
17,0
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
,,
. 4,4
9,8
13,5
14,9
13,0

,
‘14,3

liulexcl.jfer verkeer op
de
rijkswegen
100
147
162 ‘
190
190
184
172
Slachtoffers

verkeersongevallen Overleden
Aantal 65 ,
80
75
88
82
64*
,,
368
612
642 862
80
2

709*
Licht

gewond

………………….,
,,
918
.506
60′!
896
800
715*
Ernstig

gewond

…………………….

Idem,
indexclJlers
100 .124
115
135

12
7

98

.100
166
174
234
21
8

193*
Overleden

……………………………….

100
55 66
98
8
7

78*
Ernstig

gewond

…………………….
Licht

gewond

……………………………

Luchtvaart (K.L.M.) ‘)
Tonkm (vracht, post en bagage)
4.000
.

250
2.072
3.347
3.247
3.412
3.665
3.742
Passagiers

km

…………
.4
…………
t

millioen
4,8
,

34,8
53,9
,

59,6
58,8 54,6
56,1.

) Bunkermateriaal ccl. niet inbegrepen.

2)
Excl. het Wett-Indië bedrijf en het Interinsulair bedrijf in Indonesit.
S)
Voorlopig cijfer.

.

Bron:
Centraal Bureau voor de Statistiek.

ari 1950

DE NEDF.RLANDSOHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens).
i_Fïi_

•-•—-
_

‘a)
..o

-Ij
.

.

p

t.ii21

30 Dec. ’46

700.876 4.434.786

100.816

153.109 2.744.151
19 Dec. ’49

751.252

207.680

470.128

147.931 2.960.872
27 Dec. ’49

751.379

192.813

504.820

168.418 3.035.727
2 Jan. ’50

751.544

162.685

560.312

173.823 3.066.403
9 Jan. ’50

751.676

164.701

567.508

140.002 3.012.451
16 Jan. ’50

882.511

169.314

601.436

154.923

2.977.163
23 Jan. ’50

882.647

161.206

620.222

146.890 2.950.440
30 inn.
’50

882.755

37.935

656.686

193.970 3.009.217
Saldi In rekening courant

‘O
1
‘c

cD
ld

aw
“1

30 Dec. ’46 19 Dec. ’49

616.121 601.954 2.119

55.566

445.608 315.099 27 1)ec. ’49

583.297 610.417 2.003

52.668

450.073 329.379
2 Jan. ’50

527.346 610.417 3.184

60.136

484.929 343.158
9 Jan. ’50

607.829 610.417 3.179

37.288

481.022 319.343
16 Jan. ’50

640.731 624.363 3.225

35.236

492.965 329.323
23 Jan. ’50

642.691 624.363 .3.226

34.690

469.303 372.877
30 Jan. ’50

620.901 624.360 3.160

27.074

477.667 392.018
Vraag en Aanbod inzake Kantoorbehoeften, Brandkaslcn, Machines
Gebouwen, Industrieterreinen, en7.

Te koop Fabrieken
Schakel in voorkomende
anilex woonhuis, le ‘s-Grave-
land en Jiaarn. Pr. f 50.000 en

gevallen deze

1185.000. In]. Fa. Vlas, Graaf
Florislaan 14, liii v er s U fl1
,

R U
B R 1 E
K
1
N
Telefoon 7681.

TE
KOOP
AANGEBODEN
31ED1IIJFSI’EItCEEL
M’
310DEI1NE %VONtStJ.
centraal
verwarmd, te Den lb’lcler. Dr. ouder no. ES]]

1639 bur. v. d.
bi., l’ostbus 42, Schiectam.

IHTERNATIO

ROTTERDAM

1IELASTINIJCONSULKN’J’ zoekt eontaet met jonge, ervaren
ACUOUN’I’AT, (lid X.i.V.A. of V.A.(LA.), liefst ongehuwd, Out
samen in associatie een Accountantskantoor over ii’ nemen en
voort te. zetten. Brieven met volledige inlichtingen onder ml. ESJI
1629, Bur. v. 0. b]a(i, Postbus 42, Schiedant.
heeft plaats voor eer,

TE KOOL’
AM.
F0141) 1919

TE KOOP AANGEB.
van part.

Horlings, IE. dreef 29, Ifeem-

MOItLIlS
101947. In Pl’. St.,

stede. Telefoon 29495.
f3.600,- Dr. no. ESB 1633,bur.
v. (I. blad. I’osibus 42, Sehie.ctam

AANGE]10 I)EN ONBEILEI)EN

NIEUWSTE TYPE BUICK SEDAN
Dr. onder no. ESB 1634, Our. v. 0. bi., i’ostbus 42, Schiedam.

1)e GEZAMENLIJKE STEENKOLENtIJJNEX
in Limburg vragen voor de leiding van haar
Seci’etai’iaat een

JURIST

met ervaring, bij voorkeur in Seci’etariaatswerk-
zaamheden.

Sollicitaties in te zenden aan Secretariaat Gezamenlijke
Steenkolenmijnen, Postbus 38, lleerlen.
controlerend boekhouder,

mei grondige ervaring, voor directe uitzending naar

Indonesië
Diploma M.O. oF S.P.D. vereist. Leeftijd bij voorkeur

niet boven 30 jaar.

Sollicitaties uitsluitend schriftelijk aan de

N.V. INTERNATIONALE CRE,DIET- EN

HANDELS-VEREENIGING ,,ROTTERDAM”

Afdeling Personeelszaken, Postbus 567, Rotterdam

Doctorandus Economie

31 jaar, pas afgestudeerd aan Univers. A’dam,
.oekt
passende werkkring,
liefst bedrijfseconomische richting.

Ei. ondei’ no. ESB 1631, bur. v.d. bi., Posihus 42, Schiedam.

Koninklijke

Ned e dan dsche

Boekdrukker ij

H. A. M. Roelunts

Schiedam

~~W =
~__

IN EEN HANDOHDRAAI!

Dat is •het vooral wat lundia stellingen

onderscheidt van gewone stellingen: Zon.
der bouten schroeven of spijkers bouwt U

de stelling op in elke gewenste lengte.

De schappen kunnen willekeurig om de
5

cH worden aangebracht. Enorm draagver.

mogen!

GRAFOLOQG

H. LANOOY- ROTERDAM

PSYCHOL. ADVlEZEN

J.
Luykenstr. 6, Tel. 501

.

Eén der grootste Nederlandse bedrijven vraagt ter versterking
van de bestaande staf

ervaren
AD M 1 N 1 ST RAT E U R S

Vereist: een”grondige, practische en theoretische kennis van de bedrijfs-
economische en administratiève vraagstukken, welke zich in een moderne
administratie van een groot bedrijf voordoen.

Salaris: 1 6.000.

tot 1 10.000.—.

afhankelijk van bekwaamheid en
ervaring.

Solsicifaties, met pas foto, te richten onder No. ESB
1636
aan hef Bureau
van dit blad’

Ook voor Beschikbare

Krachten is een annonce

in ,,Economisch-Statisti-

sche Berichten” de aan-

gewezen weg. Annon-

ces, waarvan de tekst

‘s Maandags in ons be-

zit is, kunnen, plaats-

ruimte voorbehouden, in

het nummer
san
dezelfde

week wordn opgeno-

men.

£

De
K.L.M.,vraa
g
t:
Z

Enige bekwame bedrijfseconomen en
=

financiële deskundigen

ter

assistentie

van

de

leiding

der afdeling

Financiën en Administratie.

Sollicitaties, met pasfoto, te richten aan de’Afd.
Personeelszaken K.LH., Postbus 121, Den Haag.

Bij de Afdeling Streekonderzoek (economisch-sociogra-
fisch onderzoek) van het Landbouw-Economisch In-
stituut
kunnen

2. WETENSCHAPPELIJKE

MEDEWERKERS

worden geplaatst
G e w e n s t :

a. 2 landbou’kundige ingenieurs met zo moge-
lijk richting N.L. IV
of b. 1 londbouwkundige ingenieur en 1 drs in de
economie of sociografie met agrarische be-
langstelling.
Leeftijd tot 35 jaar.

Schriftelijke sollicitaties te richten aan de Directeur
von het L.E.I., Van Stolkweg 29, Den Haag.

Economich

Statistische

Berichten

Adres voor Nederl6nd: Pieter de Hoochstraaj. 5
,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R.
Mees
en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor
Gespecialiseerde
Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat s, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f 26,— per jaar;
voor België/Luxemburg
/ 28,- per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no
260
.34.

Uniegebieden en Overzeese Rijkédelen (per zeepost)
f
26,—,
overige
landen
/
28,— per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
x4
1
,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel 6). Advertentie-tarief
/
0
,
4
0
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
/
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs,

Auteur