Ga direct naar de content

Jrg. 42, editie 2098

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 11 1957

EconomischmStatistische

11

Berichten_

Opmars der

communicatiemiddelen

H. Reinoud
De récente ontwikkeling van

elektronische administratiemachines

Mr. J. Wilkens

Aspecten van de hypotheekmarkt

*

Drs. W. LeMair

De Euromarkt en de landbouw

De grondslagen van het Iandbouwhoofdstuk

*

C. Vermey

De. wereldscheepsbouw in

– het eerste halfjaar 1957

UITGAVE VAN HEt NEDERLA1DSCH ECONOMISCH INSTITUUT

42e JAARGANG

No. 2098
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1957

HOLLANQSCHE SOCIETEIT

VAN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.

/

HOOFDKANTOOR .

Heerengracht 475, Tel. 49100

AMSTERDAM-C.
-7

HEAD OFFICE FOR CANADA

.1

330 Bay Street

TObNTO 1

1•

.

t,

R. Mees
&
Zoonen

Bankiers en


Assurantie-makelaars
Rotterdam

Amsterdam•. ‘s-Graven bage

Delft. Schiedam. Vlaardingen

Alblasserdam

verlenen gaarne hun

goede diensten, o. m.

ij
het

kiezen van beleggingen

sluiten van auto-, w.a.,

fraude- en berovings-

verzekeringen

Anderhalve Eeuw

Levensverzekering

SEIZOENONDERNEMING N

. NORTH CAROLINA

U.S.A.

met Nederlander in leiding, is bereid

op gunstige voorwaarden haar ge-

bouw en personeel ter beschikking

te stellen voor de fabricage of assem-

blage van daarvoor in aanmerking

komend. artikel. Vrije ‘Ioeropper

vlakte 1580 m
2
. Ruimè aanvullende’

opslagruimte beschikbaar. Gunstige

ligging met spoorwegaansluiting.

Lage lonen. .

E CON OM! S C H-
STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor Nederland:
Pieter de Hooc/zweg 118, Rotterdam- W.
.Telefoon redactie: K 1800-52939. Administratie: K 1800-
38040. Giro 8408.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Com-
merce, Koiiinkljk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.

Redactie-adre voor België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gènt.

Abonnementen:
Pieter. de Hoochweg 118, Rotterdam- W.

Abonnementsprijs:
franco, per post, voor Nederland en de
Overieese Rijksdelen (per zeepost) f.29,—, overige landen
1.
.31,— per jaar. (België en Luxemburg B. fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëi,idigd per ultimo van het kalenderjaar.

Losse nummers
75
ct.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedijk, Rotterdam- W.

Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
• W.A.M. Roelants, Langè iiaven141, Schiedam (Telefoon
– 69300, toestel 1.
of
3).
. .

Advertentie-tarief
t 0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
t 0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
• zich het recht voor brn advertenties zonder opgaaf van
redenen le weigeren.

1

/


Brieven onder no.
W227
aan Pubi. ,,Koningshtiven”,

Witte de Withstraat 86, Rotterdam.

1

MflSSIE VAN

DA: Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W.
Lambers; J. Tinbergen; F. de Vries. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
Adjunct Redacteur-Secretaris: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN AI)VIES VOOR BELGIË: F. Collin;
J. E.
Mertens
de Wilmars; J. van Ticheten; R. Vandeputte; A. Vlerick.

Opmars der -commuiicatieinidde1en

Zij, die een voor de geruchten uit de omringende wereld

ontoegankelijk bestaan wensen te leiden, krijgen het

geleidelijk aan moeilijker. De moderne communicatie-

middelen – pers, film, radio en televisie – dringen vrijwel
overal ter wereld, ook in die landen, welke tot de achter-

gebleven gebieden worden gerekend,, dieper door. Dit

blijkt uit de meest recente uitgave van het Unesco-rapport

,,World Communications”
1),
waarin voor de wereld als

geheel – o.a. door middel van door, de Nederlandse

Stichting voor Statistiek vervaardigde fraaie beeldgrafieken

– en voor rond 180

landen, koloniën, pro-

tectoraten en stad-sta-

ten afzonderlijk, gege-

vens worden verstrekt

omtrent de bevolkings-

omvang, het percentage

volwassenen dat lezen

noch schrijven kan,

het aantal verschijnen-

de dagbladen en përio-

dieken, de krantenpa-

pierproduktie en het

verbruik, het aantal

radio- en televisiezen-

ders en -ontvangers,

de filmproduktie en

het aantal bioscopen.

De opmars der bo-,

vengenoemdè commu-

nicatiemiddelen vindt

niet langs een recht

front plaats. Zijn in

sommige landen de

krant, de radio en soms zelfs de televisie al vrijwel gemeen-

goed geworden, in andere gebieden is de penetratie

blijkens nevenstaande, uit de gegevens der afzonderlijke

landen samengestelde, tabel, die een globale indicatie van

de frontljnen geeft, nog van zeer bescheiden omvang. Zo

wordt de voortgang van het oudste der vier media, de pers,

bemoeilijkt door het in grote delen der wereld heersende

analfabetisme. Hoewel de radio en de televisie het vanwege

hun auditief en visueel karaIter in dezen wat gemakkelijker

hebben, zijn de contrasten tussen de diverse landen nog zeer

groot. Wat de televisie bijv. betreft, staan tegenover de

Verenigde Staten, die, met een inwonertal van 7 pCt. der

wereldbevolking, over ongeveer zevenmaal zoveel televisie-

toestellen beschikken als alle overige landen tezamen, hele

werelddelen – Afrika, met uitzondering van Marokko,

Oceanië en het zuidelijk deel van Azië— die nog geheel en

Blz.

Opmars der communicatiemiddelen ………….727

De recente ontwikkeling van elektronische admini-

stratiemachines,
door H. Reinoud ………….
728

Aspecten van de hypotheekmarkt,
door Mr. J.

Wilkens

……………………………..
732

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

al van de lering en het vermaak die het jongste communi-
catiemiddel kan bieden, verstoken blijven.

Ook de verschillen tussen Nederland en de overzeese

rijksdelen zijn groot. In Nederland circuleren 162 dag-

bladen met een gezamenlijke oplage van 2,7 â 3 mln. Daar

naast zijn er 339 weekbladen en 3.500 periodieken. Dames-

weekbladen blijken bijzonder in trek te
zijn:
twee ervan
hebben een oplage boven 500.000 per week. Het aantal

,bezitters van een radiotoestel of een draadomroepaanslui-

ting bedraagt ruim 2,4 mln. Suriname telt 2 dagbladen met

een totale oplage van

7.000 ‘,exemplaren,
5

weekbladen met een

gezamenlijke oplage

van 5.000 exemplaren

en 8.000 radiotoestel-

len. Op Nieuw-Guinea

ten slotte verschijnen

dagelijks één krant in

een oplage van 850

en twee weekbladen

met eenzelfde aantal

lezers. Een Maleis

maandblad brengt het

tot een oplage van

5.000. Een klein radio-

station zendt geduren-

de ca. 234 uur per

week uit; het aantal

radiobezitters is bij

de Unesco niet bekend.

Het doel van pu-

blikaties , als de on-

derhavige is o.a. de
aandacht te vestigen op die delen der wereld waar

de bevolking, door het gebrek aan communicatie-

middelen, niet in de gelegenheid is volledig opde hoogte

te zijn van hetgeen rondom geschiedt. Sedert de ver-

schijning van de eerste uitgave van ,,World Communi-

cations” waarin tot actie werd aangespoord, zijn er

vorderingen gemaakt, vorderingen die echter, vergeleken

met hetgeen nodig wordt geacht, van bescheiden

omvang zijn. Nog velen immers zijn niet in de gelegen-

heid hun ,,right to information” te .realiseren.
LOf
de

realisering van dit recht op mede-weten, waartoe deze

publikatie beoogt aan te sporen, in ieder opzicht als’ een

voorrecht mag worden beschouwd, zal door menigeen, die

heeft ervaren, dat kennisneming van het wereldgebeuren

vaak een stokicende adem impliceert, worden betwijfeld.

1)
,,World Communications; press, radio, film, television”.
Parijs
1956, 262 blz., f. 22.

– Blz.

De Euromarkt en de landbouw; de grondslagen

van het landbouwhoofdstuk,
door Drs. W. Le

Mair……………………………….
735

De wereldscheepsbouw in het eerste halfjaar 1957,

door C. Verméy ……………………….
739

Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. M. P. Gans …..
741

Recente publikaties ……………………..742

727

Communicatiemiddelen a)

Analfabeten
Radio-
Oplage van
Televisie-
Werelddelen en landen (in pCt. der
toestellen
dagbladen
toestellen volw. bevolktng)
(aantallen per 100 inwoners)

Noord. en Midden-Amerika
9-14
56
26

.16
verenigde Staten
2-3
80
34

22
Mexico

……………..

40-45
5
5

0,4
Zuid-Amerika
……………
40-45
6
9

0,2
Argentinië

…………….
10-15
16
10,

0,3
25-30
4
3


19


25

1,1
Suriname
…………….

25-30
5
7


Europa

………………..8-12
Griekenland

………….
Nederland
…… . …….
23
26

0,1
ver. Koninkrijk
1-2
.1-2
27
61

8
Sowjet.Unie

……………7-10

.

0-85
10
14

0,3
Afrika

……………….
1
1

0,0
Egypte

…….. ………
75-80
2
2


Unie van Z.-Afrika
55-60
5
6


60-65
2
4

0,0
Azië

…………… ……

..

.
0-85
13
40

0,0

.

.

0,2
0,7

Japan

……………….2-3

‘0-10
22
31

India

.
……………….

Oceanië

………………
1-2
23
41


Australië

……………..
Wereld

………………..
45 -50
9
9

1,6
a) De gegevens der werelddelen
zijn verkregen
door optelling van die der afzonderlijke
landen. Met name doordat deze
laatste niet altijd op dezelfde jaren betrekking hebben, geeft
de tabel niet meer dan een indruk van de orde van grootte van het aantal communicatie-
‘middelen, vooral de gegevens betreffende de televisie dienen i.v.m. de snelle ontwikkeling
van dit medium

voor Nederland
vermeldt de publikatie
voor
1954 15.000 toestellen; per
1juni 1956 waren er reeds ca.
60.000 geregistreerd

voorzichtig te worden gehanteerd.

1

IN

Schrijver geeft een overzicht van zijn indruk-

ken t.a.v. de voortschrijdende ontwikkeling op het

gebied van de produktie en toepassing van elek-

tronische administratiemachines, opgedaan tijdens

een recent verblijf in de Verenigde Staten. Het

aantal in gebruik zijnde machines neemt snel
toè

en de nieuw ontwikkelde methodiek van het ,,le-

zen” van inêt magnetische inkt gedrukte cijfers
is van grote betekenis. Volgens schrijver schijnt

er
een strijd op komst tussen administratiemachi-

nes voor veelsoortige en die voor speciale doel-

einden. Tevens iq een streven waarneembaar om

adequate apparatuur voor middelgrote bedrijven

tè ontwikkelen. Lag tot voor kort de problematiek

v66r alles bij de technische ontwikkeling, thans

kômt daarnaast vooral de kunde van bedrijfseco-

nomisch geschoolde administratiedeskundigen op

de voorgrond. Schrijver geeft een overzicht van

de technische ontwikkelingen, de toepassingen en

de prijzen, en van de ontwikkeling in Europa.

II

recçnte ontwikkeling

van
elektronische

administra’tiemachines

In ,,E.-S.B.” van 7 maart 1956 schreef ik een en ander

over de produktie en toepassing van elektronische admini-

stratiemachines naar aanleiding van een studiereis in de

Verenigde Staten, welke verband hield met plannen tot

automatisering van belangrijke onderdelen van het Staats-

bedrijf der P.T.T. Een recent verblijf
1)
in de Verenigde

Staten ter verdere oriëntering maakte het mogelijk de

voortgeschreden en voortschrijdende ontwikkeling op dit

gebied en verschillende daarmede samenhangende vraag-

stukken waar te nemen en te beoordelen.

De voornaamste nieuwe indrukken zijn de volgende:

In snel tempo werden op grote schaal elektronische

administratiemachines – om de gedachte te bepalen:

kosten per stuk $ 1,2 â $1,5 mln. – door bedrijven van

verschillende aard in gebruik genomen. Minstens honderd
van deze machines zijn thans in gebruik; hun aantal neemt
momenteel met één â tv’ee per week toe.

Zowel voor de banken als voor de fabrikanten blijkt de

door het Stanford Research Institute te San José (Cal.)

ontwikkelde methodiek van het ,,lezen” van met magne-

tische inkt gedrukte cijfers en de daarmede verband hou-

dende aanbevelingen van de American Banker’s Association

van grote betekenis.

Er lijkt een strijd op komst tussen admmistratie-

madhines voor veelsoortige doeleinden – de multi purpose

machines – n die voor speciale doeleinden – de special

purpose machines -, aangezien de laatste in de daarvoor

in aanmerking komende gevallen waarschijnlijk goedkoper

zullen blijken te zijn.

De huidige apparatuur is vooral bestemd voor het

grootbedrijf. Er is evenwel een streven waarneembaar om

adequate appaiatuur voor middelgrote bedrijven te ont-

wikkelen.

5..
Lag tot voor kort voor alles de problematiek ‘op de

technische ontwikkeling, thans, nu de periode van de

toepassing is begonnen, komt daarnaast vooral de kunde

van bedrijfseconomisch geschoolde administratiedeskundi-

gen (system experts) en programmeurs op de voorgrond,

omdat de ,,economie” van het gebruik van de nieuwe

1)
Evenals in
1955
werd de reis tezamen met Prof. Dr. Ir. L.
Kosten en Prof. Dn Ir. R. M. M. Oberman ondernomen.

apparatuur in hoe mate van hun vindingrijkheid en kennis

afhangt. /

Hieronder volgen enkele mededelingen over de technische

ontwikkelingen, de toepassingen, de prijzen, benevens een

korte beschouwing over de ontwikkeling in Europa in

vergelijking met die in de Verenigde Staten.

De technische ontwikkeling.

Om misverstand te voorkomen zij ter inleiding opge-

merkt, dat onderstaande beschouwing betrekking heeft op

administratie-apparatuur; die omvangrijke administratieve

deelprocessen elektronisch en grotendeels, geïntegreerd

verricht (integrated electronic data processing). Boekhoud-

machines, kasregisters, e.d., welke als een soort bijprodukt

de administratieve gegevens ook in de vorm van een band

vastieggen teneinde later verdere verwerking mogelijk te

maken, blijven evenals de conventionele ponskaarten-

apparatuur buiten beschouwing. Gedacht is vooral aan die

apparatuur waarbij de verwerking van de administratieve

gegevens zich in hoofdzaak voltrekt door middel van

magnetische banden, trommels, magnetische ringen, buizen,

transistoren e.d. De ponskaart kân daarbij een invoer- of

uitvoermedium zijn, maar speelt geen essentiële rol. Zeer

vereenvoudigd kan men bij elktronische administratie-

apparatuui drie bnderdelen onderscheiden: 1. de invoer,

2. de verwerking en het geheugen, 3. de uitvoer of het

afdrukken. De Engels-Amerikaanse terminologie is daar-

voor veelal input, processing and memory, output. In

,,E.-S.B.” van 7 maart 1956 deed ik reeds uitkomen dat de

ver werkings- en geheugenapparatuur
en de
uitvoer
geen

belang’rijke problemen meer opleveren. Uiteraard zijn nog

zeer belangrijke verbeteringen en veranderingen mogelijk –

en daar wordt naarstig naar gestreefd -, maar de huidige

appa,ratuur voldoet in het algemeen goed.

De bestaande machines zijn voorzien van duizenden

buizen, die o.a. als bezwaar hebben een grote omvang en

een hoog stroomverbruik. De warmte-ontwikkeling als

gevolg van het hoge stroomverbruik van de elektronen-

buizen maakt kostbare ventilatie-inrichtingen nodig. Bij

één der bezochte bedrijven had men daartoe voorzieningen

moeten treffen, die meer dan $ 100.000 hadden gekost.

De huidige techniek maakt het mogelijk de buizen reeds

728

10

gedeltelijk door ‘transistoren – die geen gloeistroom

nodig hebben – te vervangen, waardôor de warmte-ont-

wikkeling zeer belangrijk gereduceerd wordt, terwijl

bovendien de 6’mvang van de apparatuur aanzienlijk ver

kleind kan worden.

Het viel evenwel op, dat nog slechts op kleine schaal
met de ,,transistorizing” van de elektronische reken- en

administratie-apparatuur is begonnen. De fabrikanten

gaven daarvoor als verklaring dat voldoend snel werkende

transistoren, de zgn.,,drift transistoren”, het ontwikkelings-

stadium nog niet geheel hebben verlaten. Een andere

belangrijke oorzaak zal ook wel zijn dat, nu de bestaande

apparatuur als zodanig goed bruikbaar en verkoopbaar

blijkt, de fabrikanten kostbare veranderingen win de

fabricage zo lang mogelijk willen uitstellen.

Er zijn aanwijzingen dat enige fabrikanten binnenkort

met grotendeels van transistoren voorziene
rekenmachines

aan de markt zullen komen, hetgeen voor hun collega’s

vermoedelijk wel het sein zal betekenen tot versnelde
,,fransistorizing” van elektronische reken- en admini-

stratie-apparatuur. De algemene opinie was overigens dat

over ongeveer vijf jaar elektronische reken- en admini-

stratiemachines met transistoren zullen zijn uitgerust.
Wat de
uitvoer
aangaat waren bij het vorige bezoek reeds
afdrukmachines in gebruik met een snelheid van 500 of 600

regels’ per minuut. Machines met een snelheid van 1.000

regels per minuut waren in het experimentele stadium.

Bij de verschillende bezochte. bedrijven viel het nu op, dat

nergens machines met grotere afdruksnelheid dan 500 â 600
regels per minuut in exploitatie waren. Het bleek dat er zich

bij de opvoering tot hogere snelheden onverwachte moeilijk-

heden hebben voorgedaan, die men nog niet onder de knie

heeft. Veel betekenis behoeft hier, niet aan te worden

toegekend aangezien, de bestaande regelsnelheid veelal

voldoet; bij bijzonder omwingrjke massa’s kan een aantal

van deze machines tegelijk dienst doen.

Het invoerprobleem, althans voor zover het betreft het

daarmede samenhangende sorteren van documenten, is

nog steeds een probleem van dp eerste orde. Dit regardeert

in de huidige fase van ontwikkeling vooral de banken, voor

wie het sorteren van chèques – thans vaak tientallen

miljoenen stuks per dag – een uiterst nijpend probleem

is geworden.

In de eerste plaats omdat het benodigde personeel daar-

voor bijna niet te krijgen is, maar ook omdat de sterk

toenemende kosten van deze vorm van betalingsverkeer in

toenemende mate de aandacht beginnen te vragen
2).

Het streven van de grotere banken en de fabrikanten is

er nu oj gericht om allereerst machinale sorteer- en selec-

teerapparatuur voor chèques te ontwikkelen. Daarnevens

op het tot stand brengen van een automatische verbinding

met elektronische boekhoudapparatuur. Enige fabrikanten

hebben een aantal jaren geleden een systeem ontwikkeld

waarbij op. een of andere wijze vooraf een codering op de

chèques werd aangebracht, waardoor snelle machinale
‘sortering mogelijk bleek.

Daarnaast heeft het Stanford Research Institute te San

José (Cal.) in opdracht ,van de Bank of America te San

Francisco een methodiek ontworpen voor het aftasten van

met magnetische inkt gedrukte cijfers, hetwelk op foto-

elektrisch lezen van gewoon gedrukte letters voor heeft,

2)
Belangstellenden worden o.a. verwezen naar ,,Banking
Service Charges” door Walter Lichtenstein in ,,The Quarterly
Journal.ofEconomics”, 1957, nr. 2, en ,,The Cost of an Account”
in ,,The Economist” van 15 juni 1957.

dat zonder bezwaar door, de cijfers heen kan worden ge-

schreven of gestempeld. Door op de chèques de nummers

van de betreffende bank en de rekeninghouder met magne-

tische inkt voor te drukken kan nu door aftasting van de

betreffende cijfets sortering naar een aantal gezichtspunten

– per bank en per cliënt – plaatsvinden.

Bovendien heeft het Stanford Research Institute elektro-

nische administratie-apparatuur ontworpen, die via d

aftasting van het magnetische cijferschrift voor het boèk-

houdproces op de rekening-courantafdeling zorg draagt.

Het geheel is bekend onder de naam E.R.M.A. (Electronic

Recording. Machine, Accounting). Met magnétische inkt
gedrukte cijfers ‘hebben op cijfers in codevorm, bijv. een
streepjescode, vor, dat zij zonder bijzondere training ook

visueel leesbaar zijn. Daarentegen berust leesapparatuur

voor magnetische cijfers op waarschijnlijkheidsonderzoek

via vergeljking met standaardpatronen. Deze methode is

daardoor iets minder betrouwbaar ed duurder dan het

gebruik van streepjes of vlekkencodes.

De American Bankers’ Association heeft na onderzoek

door haar Technical Subcommittee on Mechanization of

Check’Handling het gebruik van deze met ,,magnetische

inkt gedrukte cijfers” geopteerd, terwijl zij kortgeleden, ook

nog verschillende verdere aanbevelingen voor dè inrichting

van chèques heeft gegeven. Het gezag van de American

Banker’s Association in deze aangelegeiheid blijkt zo

groot te zijn, dat bijna alle bezochte fabrikanten hun ont-

wikkeling van de ,,paper handling” in de richting van het

magnetisch cijfersysteem gaan leiden.

Voor de grootste en machtigste kantoormachinefabri-

kant, de International Business, Machine Corporation

(I.B.M.), is de uitspraak van de American Banker’s Asso-

ciation een ernstige tegenslag geweest. De I.B.M. had reeds

enige jaren tevoren een systeem ontwikkeld, waarbij cijfers

en letters door middel van een dubbele streepjescode met

magnetische inkt op papier werden gedrukt en afgetast

terv’ijl leesfouten automatisch werden geselecteerd. Haar

daarmede verband houdende sorteerapparatuur op dit

gebied, waaraan jaren was gewerkt en die praktisch gereed

was gekomen, verloor daardoor belangrijk aan waarde.

In het laatste rapport van de American Banker’s Association –

van 11 april 1957 getiteld ,,Placement for the common

machine language on checks” komt dan ook duidelijk de

oppositie van de I.B.M. tot uitdrukking.

Verwacht wordt dat in de toekomst de meeste banken,

in elk geval de grote, hun chèques zullen voorzien van een

met magnetische inkt gedrukt cliënt- en banknummer,

waardoor automatische sortering van de binnengekomen

chèques zowel op cliëntnummer als op banknummer

mogelijk wordt. De op de chèques vermelde bedragen en

andere informaties zullen door middel van een çodeer-

apparaat – dus met de hand – op de chèques moeten

worden aangebracht. De chèques zijn na codering niet

alleen gereed voor het sorteren en selecteren, maar ook

voor het automatisch doorgeven van de gegevens naar de

verwerkingsapparatuur, d.w.z. voor het automatisch

boeken
3)
.

De proefapparatuur bij de Bank of America was bij mijn

bezoek juist gedemonteerd. De rondleidende functionaris

verzekerde mij echter dat de apparatuur een succes gebleken

was. Men had evenwel nog niet in de praktijk met magne-

tische cijfers gewerkt, doch de proeven waren zodanig

3)
Er zijn momenteel t.a.v. ,,magnetische” cijfers nog
druk-
technische
moeilijkheden.

729

gunstig geweest, dat de invoering daarvan op traveller’s-

chèques slechts nog wachtte op de drukker, inmiddels

ontvangen voorbeelden wijzen op het begin van de prak-

tische invoering.

Het E.R.M.A.-project is door de General Electric in

samenwerking met de National Cash Register Cy overge-

nomen van de ptenthoudster, de Bank of America. De

General Electric ‘zal na algehele ,,redesigning” machine-

eenheden voor 55.000 rekeninghouders met een verkeer van

1,2, d.i. van 66.000 posten per dag, vervaardigen.

Volgens evengenoemde functionaris van de Bank of

America, welke 36 van deze eenheden bij de General

Electric heeft besteld, zal het personeel van de sorteer- en
boekingsafdelingen, dat thans ca. 2.000 man telt, te zijner

tijd tot ongeveer 400 employé’s kunnen worden verminderd.

Vermoedelijk zal de levering van de betreffende machines

zich over een periode van vijf â zeven jaar uitstrekken
4).

Behalve een sorteermachine als onderdeel van de E.R.
M.A. werd ook door het Stanford Research Institute nog

de bovenbedoelde machine voor het sorteren van traveller’s-
checks gedemonstreerd, welke via magnetische cijfers werkt

en 150 man personeel zou vervangen. De ontwikkeling van

de ,,character recognition” is wat het gedrukte,
respec-

tievelijk getypte schrift betreft sneller gegaan dan enige

jaren geleden werd verwacht. Over het lezen van
geschreven

schrift hoort men thans weinig. Waarschijnlijk zijn de

meeste fabrikanten momenteel te zeer in beslag genomen

door het aanpassen van hun apparatuur aan de aanbevelin-

gen van de American Banker’s Association. Bovendien

is het lezen van geschreven schrift uiteraard een zeer

moeilijke materie.
Het valt op, dat de vooraanstaande fabrikanten zich voor
alles bezig houden met elektronische administratie-appara-

tuur voor grote bedrijven. De voornaamste elektronische

administratiemachines – de Univac en de IBM 705 –

zijn gebouwd voor bedrijven met omvangrijke admini-

straties
5).
De hierboven vermelde E.R.M.A.-apparatuur

is, gelijk opgemerkt, gebaseerd op eenheden van 55.000

rekeninghouders en is daardoor in feite bestemd voor het

middelgrote bankbedrijf. Bijzonder interessant is ook de

door de I.B.M. ontwikkelde R.A.M.A.C. (afkorting van

Random Acces Memory Accounting), een soort gramofoon-

platen-geheugen met besturings-, opvraag- en’drukinrich-

ting, die tot de apparatuur voor het middelgrote bedrijf

kan worden gerekend. Ook elders is men bezig voor het

middelgrote bedrijf speciale apparatuur te ontwikkelen,

maar veel concreets op dit gebied is nog niet te zien. –

Verschillende fabrikanten, o.a. de prominenten zoals

I.B.M. en Remington Rand, maken machines die zoveel

mogelijk voor allerhande administraties en administratieve

processen kunnen dienen. Het gevolg daarvan is dat zij

voor bepaalde administraties te veel èn te weinig bevatten.

Het tekort moet dan door additionele apparatuur worden

gecompenseerd. Voor die gevallen worden deze general

purpose machines duur en naar voorlopig blijkt duurder

Eigenlijk is het gebruik van zoveel eenheden door de Bank
of
America niet doelmatig. Commerciële overwegingen – de
Bank
of
America heeft naar men zegt S 5 mln, in de ontwikke-
ling van de E.R.M.A. gestoken enis, gelijk opgemerkt, de oor-
spronkelijke patenthoudster – zullen aan het besluit wel niet
vreemd geweest zijn.
Wat de private sector aangaat: in 1939 bezatende grootste
250 industriële bedrijven in de Verenigde Staten 65 pCt. van de
,,production facilities”. Hun positie is na de oorlog, ten spijt
van anti-trustacties, eerder versterkt dan verzwakt (George
Soule: ,,Introduction to economic science”, blz. 98).

dan apparatuur op maat, de zgn. special purpose machines.

De hierboven genoemde E.R.M.A. kan men als zulk een
special purpose apparatuur zien. Ook die welke de Tele-

register Cy te Stanford (Con,) voor spaarbanken maakt.
De tijd zal. leren in hoeverre de fabrikanten van special

purpose machines voldoende grond onder de voeten zullen

weten te krijgen.

Wat de fabrikanten aangaat, de voornaamsten zijn niet

meer dan tien in getal. Een aantal van hen behoort niet tot

de oorspronkelijke kantoormachinefabrikanten. Men krijgt

evenwel de indruk, dat de laatsten thans de leiding hebben

en hun potentiële new-comers ver vooruit zijn. De Sperry

Rand Corporation met deUnivac’s en de I.B.M. met haar

zgn. 650 en 705 treden daarbij sterk op de voorgrond. De

bezochte gebruikers van beide typen machines waren zonder
voorbehoud tevreden. Terwijl enige jaren geleden de Univac

toonaangevend was en de I.B.M. met haar type 650 daar-

mede bezwaarlijk kon concurreren, heeft de I.B.M. met

haar model 705, dat een capaciteit heeft die voor bepaalde

doeleinden 7 â 9 maal groter is dan die van de 650, haar
achterstand ingehaald. In de conventionele ponskaarten-

branche bezit zij 80 â 90 pCt. van de markt in de Verenigde

Staten en de kwaliteit vai haar produkt en haar indruk-

wekkende verkooporganisatie geven haar, ondanks de

verschillende concessies die zij na een recente anti-trustactie

heeft moeten doen, een goede kans om ook op het gebied

van de elektronische administratiemachines een sterk

dominerende positie in te nemen.
De snelheden waarmede berekeningen en administratie-

handelingen thans kunnen plaatsvinden, zijn fantastisch.

Zij verschillen uiteraard naar fabrikaat en doel. Om de lezer

enig idee van de huidige mogelijkheden te geven citeer ik
een voorlichtingsgeschriftje van de New York Life Insu-

rance Company, die een van de modernste machines heeft

geïnstalleerd en daarmede reeds geruime tijd ervaring heeft
opgedaan:

,,The entire text
of Gone With the Wind, if
it were recorded
on tape, could be transferred through the machine to another
reel
of
tape in less than three minutes.
The ,,memory”
of
the central processing unit is a network
of
140.000 ferro-magnetic cores strung on screens
of
wire.
Each core is doughnutshaped, and littie larger than the head
of a pin. In one minute the machine can perform: 504.000 additions or subtractions
of
5-digit numbers, or
75.000 multiplications
of
5
digits by
5
digits, or
33.000 divisions of 6 digits by 4 digits, or
1.764.000 logica! decisions”.

Hierbij valt te bedenken, dat inmiddels al weer aan-

merkelijk grotere snelheden kunnen worden bereikt.

Begrijpelijk is dan ook, dat een schrijver over de ontwikke-

ling van de elektronische administratie-apparatuur als zijn
alles overheersende indruk schreef: ,,Faster, faster
…….

De prijzen.

Het is niet goed mogelijk om voor concrete gevallen de

prijzen van elektronische administratie-apparatuur te

vermelden. Hierboven noemde ik om de gedachte te be-

palen een prijs van $ 1,2 mln. Zodra daarbij enige aan-

vullende apparatuur wordt aangeschaft, komt de prijs al

spoedig op $ 1,5 mln, en hoger. Een Univac, geïnstalleerd

in Europa, kost ongeveer f. 6 â 7 mln. Dit zijn hoge

bedragen.

Het is evenwel niet nodig tot aankoop over te gaan. De

grote kantoormachinefabrikanten geven ook de gelegenheid
tot huur van de betreffende machines. Zeer globaal bedraagt

de aankoop
55
maal de maandhuurprijs, waaruit blijkt, met

welk een snelle veroudering rekening is gehouden. Veel

730

(Advertentie)

winst
schijnen
deze prijen de fabrikanten niet op te leveren.

Ook voor de naaste toekomst zijn zij te dien aanzien niet

optimistisch gestemd.

De toepassingen.

Een groot aantal bedrijven – industrieën, banken,

levens- en schadeverzekeringmaatschappijen – heeft thans

grote elektronische admin istratiemachines in gebruik.

Daanevens wordt ook door leger, luchtmacht en vloot veel

op dit gebied ondernomen; in menig opzicht zijn deze

,,bedrijven” zelfs als pioniers te beschouwen. Conferenties

en literatuur wekken vaak de indruk dat in verschillende

bedrijven de toepassingen – bijv. op het gebied van de

rekening-courant, voorraad- en loonadministratie – al ver
gevorderd zijn. Mijn ervaring is evenwel dat hiervan nog

geen sprake, is. Bij vrijwel alle bedrijven bevinden de

toepassingen zich nog in het experimentele stadium. Als

proefkonijn doen mestal de loonadministratie en de

daarmede samenhangende vervaardiging van de loon-

chèques dienst. In verschillende gevallen is men hiermede

reds ver gevorderd, maar te bedenken valt, dat de loon-

administratie een van de relatief eenvoudigste toepassingen

is. Het maken van nota’s, bijv. bij levens- en schadever-

zekeringen, public utilities e.d., het
bijhouden
van voorraad-

administraties, het maken van allerlei resultatenoverzichten

op korte termijn, was,’ voor zover dat was te overzien,

overal nog een experiment.

Een leider van de ,,computer”afdeling van een dei

bezochte bedrijven, waar reeds enige jaren geleden een

installatie van grote afmetingen was geplaatst, merkte op:

,,Eigenlijk zijn wij nog steeds aan het verkennen van de

machine; vermoedelijk zullen wij hem of zijn opvolger

eerst over drie â vijf jaar goed weten te gebruiken”. Over de

ervaringen, opgedaan met betrekking tot de ,,economie”
van het gebruik van dergelijke grote installaties, hoop ik

in een latere beschouwing terug te komen.

Europa versus Amerika.

Bij het vorig bezoek kon worden ‘.astgesteld dat de

Verenigde Staten wat betreft research, ontwikkeling en.

produktie van elektronische administratieapparatuur ver op

Europa vooruit waren. Er kan thans aan worden toege-
voegd, dat dit ook op het gebied van de
toepassingen
het

geval is. Als voorbeeld noem ik het gebruik van de Univac

en de IBM 705. Het aantal in de Verenig’de Staten in

gebruik zijnde Univacs beloopt vermoedelijk + 40, van

de IBM
705
zullen er aan het eind van het jaar ongeveer 100

zijn geplaatst. In Europa is kortgeleden door de Remington

Rand Mij. als servicebedrijf de eerste Univac in Frankfurt

geïnstalleerd. Van de IBM 705 zijn er enige in Europa

geplaatst, maar voor zover mij bekend nog niet inwerking.

Deze cijfers, gevoegd bij het feit dat het tempo van inge-

bruikneming van elektronische administratiémachines in de

Verenigde Staten nog toeneemt, doen duidelijk het verschil

tussen Europa en de Verenigde Staten, ook op het gebied

van de toepassingen, uitkomen.

Wat de Europese
producenten
aangaat is er weinig ver-

andering gekomen in het overzicht dat ik in ,,E.-S.B.” van

7 maart 1956 gaf, behoudens het volgende.

In Engeland wordt de intensiteit
Cop
het gebied van

research, ontwikkeling en produktie van elektronische

rèken- en administratie-apparatuur sterk opgevoerd (de

Metropolitan Vickers is dezer dagen met een van transisto-

ren, voorziene rekenmachine op de markt verschenen). De
Alwac Corporation te Hawthorne (Cal.), eigendom van de

Zweedse industrieel Dr. Wenner. Gren, heft het voor-

nemen in Zweden een dochtermaatschappij op te richten

voor de vervaardiging van elektronische reken- en admini-

stratiemachines.

De verschillende Standard Electric Maatschappijen in

Europa – dochtermaatschappijen van de International

Telephone and Telegraph Cy. – verhogen hun activiteit

op het gebied van de ontwikkeling en produktie van

elektronische reken- en administratie-apparatuur. De tot

dit concern behorende Belt Telephone Mfg. Cy. te Ant-

werpen heeft een speciale fabriek voor automatiserings-

apparatuur gebouwd en ingericht. Zij heeft van de Belgische

P.T.T. opdracht om een prototype ten behoeve van de

automatisering van de Belgische postchèque- en girodienst

te ontwerpen.

In Duitsland schijnen behalve door de dochtermaat-

schappijen van de IBM en de Standard Electric ook door

de eigen industrie en universiteiten veel aandacht aan re-
search en ontwikkeling te worden besteed, maar concrete

mededelingen omtrent de resultaten zijn nog niet bekend.

De vraag kan rijzen in hoeverre de preponderante positie

van de Amerikaanse kantoormachine-industrie een bezwaar

oplevert voor de gebruikers in Europa. Zolang de belang-

stelling voor moderne elektronische administratie-appara-

tuur nog gering is, lijkt dat bezwaar niet groot. Maar zodra

de behoefte aan voorziening in elektronische apparatuur

groter wordt – en die is ongetwijfeld snel groeiende – kan

dit m.i. wel het geval worden.

De Amerikaanse markt komt voor alle Amerikaanse

maatschappijen in de eerste plaats; in geval van internatio-

nale conflictsituaties kunnen de fabrikanten zoals tijdens de

Koreacrisis onder feitelijk beslag van de militaire autoritei-
ten komen, dollartekorten
kunnien
hun invloed doen gelden,

enz. Special purpose machines kunnen voorts vlotter met

en door fabrikanten ,,in de buurt” tot ontwikkeling worden

‘gebracht.

De vestigingen van Amerikaanse bedrijven en laboratoria

in Europa komen aan deze bezwaren enigermate tegemoet,

maar niet geheel. Het is daarom m.i. van belang dat ook

een eigen Europese industrie krachtig tot ontwikkeling

komt, waardoor tevens het lagere kostenpeil in Europa aan

de gebruiker in Europa ten goede kan komen. Over de

vraag, of in het bijzonder ook in ons land een eigen indu-

strie van elektronische reken- en administratiemachines

gewenst is – het zijn typische hoogwaardige kwaliteits-

produkten – zou heel wat op te merken zijn, maar dit

onderwerp valt buiten het bestek van dit artikel.

731

‘S

De voorspoedige’ ontwikkeiing van het hypothe-
/
cair krediet in Nederland, is veroorzaakt doordat

aan twee voorwaarden werd voldaan, nI. een

volkomen Vrije markt en een goede regeling van
het hypotheekrecht. Er zijn evenwel nog meer

voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

Schrijver meent t.a.v. het eigendomsrecht, dat dit

– tegenwoordig zodanig wordt uitgehold, dat
het
onderpand van het hypothecair krediet veel van

zijn aantrekkelijkheid dreigt te gaan
verliezen. De

voornaamste oorzaak van een naar verhouding
minder krachtige groei van de hypotheekmarkt
na de tweede wereldoorlog zal wel daarin te zoe-

ken zijn, dat gedurende deze jaren voortdurend

meer dan de helft van alle nieuwe woningen door met overheidsgelden gefinancierde woningbouw-

verenigingen of rechtstreeks door gemeenten werd

gebouwd. Het is volgens schrijver niet goed dat

de
Overheid
zich
z9
sterk blijft bewegen
op het

terrein van de woningbouw. en exploitatiëzaken.

¼..

De hypotheekmarkt heeft hier te lande steeds een

belangrijk gedeelte van de kapitaalmarkt uitgemaakt. Zij,

die op langere termijn gelden te’beleggen hadden, richtten

gaarne het oog ook op de hypotheekmarkt. Een land-

bouwer, die
¼
meer kapitaal had vergaard dan hij in zijn
eigen bedrijf kon gebruiken, deed niets liever dan zijn

spaarpenningen op hypotheek uitlenen aan zijn buurman.

•Daaraan lag de gezonde gedachte ten grondslag, dat hij

dit krediet, zowel wat de persoon van de kredietnemer

(vervolg van blz. 731)

Ten slotte laat ik hieronder een belangwekkend overzicht

• v61gen, ontleend aan een beschouwing van de heer William
B. Harris, getiteld ,,The Electronic Business” en voorko-

mende in het maandblad ,,Fortune” van april 1957, dat

duidelijk de uitzonderlijke ontwikkeling van de produktie

-‘ van elektronische reken- en admiiistratie-apparatuur,

samengevat onder het woord ,,computer”, doet uitkomen.

The Big Electronic Markeïs

(in millions)

1947

1

1950

1

1956

Military
Aircraft equipment

$

45

$ 150

$ 1.015

Missiles
………………….
00

10

640
Other

………………….
30

240

1.335

Total military
………… ..
$

75

$ 400

$ 2.990

Consumer –
Radio
………………….

..$

672

$

343

$

304

Television
………………..
51

1,110

908
Other

………………….
80

136

210

Total consumer
…………
$ 803

$ 1,589

$ 1.422

Industrial
Communicatiorts
.
…………$

52

Not available

$ 250
Computers

………………
4

Notavailable

250
Controls

………………..
12

Notavailable

180
Other

………………….
80

Not available

320

Total industrial
…………
..S’ 148

$ 375

1 $ 1.000

Replacement parts

…………
..
$ 100

$ 245

$ 810

Total

…………………
$ 1,126

$ 2,609

$ 6.222

In een volgend artikel hoop ik enkele andere verschijn-

selen, o.a. de invloed van de elektronificatie van de admini-

stratie op de leiding en organisatie der bedrijven, te

bespreken.’

‘s-Gravenhage.

¼

H. REINOUD.

732
V

1

Aspecten

van de

hypotheekmarkt

als de waarde van het onderpand betreft, zelf goed kon

beoordelen.

In een ver verleden waren het viijwel uitsluitend de

particuliere personen, die op deze en soortgelijke wijze

in de behoefte
aan
hypothecair krediet voorzagen, ge-

leideljk meer en meer op advies en onder leiding van de

notarissen. In ‘de negentiende eeuw kwamen daarnaast

collectieve geldgevers op de markt, zoals hypotheek- –

banken, levensverzekeringmaatschappijen en spaarbanken,

die in toenemende mate op deze markt opereerden. In de

twintigste eeuw begonnen ook pensioenfondsen hun

plaats onder de zon van de hypotheekmarkt op te eisen,

welke ontwikkeling na de laatste wereldoorlog, mede

als gevolg van de in aantal en betekenis toenemende

ondernemings- en bedrjfspensioenfondsen, nog lang niet

tot’ stilstand is gekomen.

‘De cijfers welke het Centraal Bureâu voor de Statistiek

jaarlijks verstrekt over de telkenjare nieuw ingeschreven

hypotheekbedragen zijn op zichzelf imposant ‘):

1951

………………….
t’.

859
mln.
1952
………………….
t’.

710 mln.
1953

…………………..
t’.

819 mln.
1954
………………….
f. 1.123 mln.
1955
………………….
t’. 1.418 mln.
1956
………………….
t’. 1.560 mln.


1957 (5 maanden)
………
f.

528 mln.

Alvorens hieraiin commentaar te verbinden en nader

in te gaan op de afhankelijkheid van de hypotheekmarkt

als deelmarkt van de kapitaâlmarkt in het algemeen,

willen wij eerst de voornaamste oorzaken vermelden van

de voorspoedige ontwikkeling van het hypothecair krediet

als zodanig in Nederland.

In de

plaats is de hypotheekmarkt in ons land,

een volkomen vrije markt: ieder mag er zich vrijelijk op

begeven. Vraag en aanbod beheersen er de prijs; het grote

voordeel hiervan is, dat geen kunstmatie toestanden

worden geschapen en dat de hypotheekrente naar ver-

houding enerzijds zo laag mogelijk is, anderzijds zich

automatisch aanpast bij eventuele schaarste van het aan-

1)
In deze cijfers zijn de inschrijvingen voor kredièt- en trust-
hypotheken niet begrepen. Overigens moet men er – gelijk
bekend – vooral bij de statistiek van in totaal nog openstaande
inschrijvingen rekening mee houden, dat deze niet identiek zijn – met de daardoor gedekte werkelijke schuldbedragen.

/

¼

-,

bod in verhouding tot de vraag, zodat in dit opzicht van

een gezonde toestand mag worden gesproken. Zo ontstaat

immers een natuurlijk evenwicht tussen de behôefte aan

hypothecair kapitaal en de mogelijkheden welke de be-

volking door werken en sparen vermag te scheppen.

Het is op de hypotheekmarkt niet anders gesteld dan elders

in economicis: de natuurlijke, automatisch werkende

markt is de sterkste. Men kan zich om sociale of andere

redenen wel eens wat afwijkingen veroorloven, maar men

moet daar zeer voorzichtig mee zijn. Hoe meer kunst-

matigheden, hoe meér kans op verergering var een dreigen-

de labiele situatie.

In de tweede plaats is het hypotheekrecht in ons land

sinds jaar en dag goed geregeld. Slechts zeer weinig schul-

den zijn bevoorrecht boven een eerste hypotheek, anders

dan bijv. in Frankrijk, waar de geldgever altijd onaan-
gename verrassingen te wachten staan tei gevolge van

het bestaan van wettelijke hypotheken, die in rang zelfs

boven een eerste hypotheek zijn bevoorrecht
2).
Voorts is

de noodzakelijke reaiisering van het onderpand, indien de

hypothecaire debiteur niet aan de op zich genomen ver-

plichtingen voldoet, op eenvoudige, doch met voldoende

waarborgen omklede,
wijze
in de wet vastgelegd.

Aan twee belangrijke voorwaarden voor een goed

functioneren van de hypotheekmarkt wordt in ons land

dus voldaan. Er zijn evenwel nog meer voorwaarden

waaraan moet worden voldaan; deze hangen samen met

de grondslagen van onze Nederlandse samenleving. Zoals

Huizinga mededeelt, is iedere in de historie bekende be-

schaving, ook de ,onze, gegrondvest op de particuliere

eigendom
3).
Men kan weliswaar een op zichzelf juist en
onmisbaar principe ad absurdum doorvoeren, zoals bijv.

het proclameren van een ,,droit inviolable et sacré” reac-

ties kan opwekken, welke tot het tegenovergestelde uiterste

omslaan, waardoor ,,la proprieté” van de weeromstuit tot

,,le vol” wordt ‘verklaard. Maar bij het bewandelen van

de gulden middenweg zal men toch het juiste principe
.

niet uit het oog mogen verliezen en wij kunnen ons niet

aan de indruk onttrekken, dat het eigendomsrecht tegen-
woordig zodanig wbrdt uitgehold, dat het onderpand van

het hypothecair krediet veel van zijn aantrekkelijkheid

dreigt te gaan verliezen.

Wanneer bijv. de eigenaar van een woning zijn verplich-

tingen tegenover zijn hypothecaire. krediteur niet meer kan

nakomen en zijn huis verlaat, en wanneerdan het gemeente-

bestuur gebruik maakt van zijn vorderingsrecht op grond

van de Woonruimtewet, dan ontneemt het daardoor goed-

deels aan de hypothecaire krediteur de gelegenheid om

het voor zijn vordering verbonden onderpand. op de

meest gunstige wijze te verkopen, teneinde uit de opbrengst

daarvan zijn vordering te verhalen. Want voor een door de

gômeente gevorderd huis, dat voor (te) lage huur wordt

toegewezen aan een wellicht weinig solvabele of scrupuleuze

bewoner, bestaat meestal weinig belangstelling.

Men tiene overigens niet: it can’t happen here. Er wordt
nogal eens een aanslag gepleegd op de juridische positie van de
eerste hypotheekhouder. Vrij kras was dat het geval in de Wet
op de Materieële Oorlogsschade. Slechts dank zij het protest
van alle organisaties, die met hypothecair krediet te maken
hebben en het verzet in de Staten-Generaal, deed Minister
Lieftinck de toezegging dat van de bepaling, die een wettelijke
hypotheek bevatte, praktisch geen gebruik zou worden gemaakt.
Aan deze toezegging heeft de Regering zich bij ons weten
steeds gehouden (zie Ned. Jur. Blad van
27
juni
1953).
J. Huizinga: ,,in de schaduwen van morgen”. Tjeenk
Willink, Haarlem
1935,
blz.
215.

Op de. oppervlakkige toeschouwer maakt het de indruk

alsof de gemeente dan bijzonder sociaal handelt door een

woningzoekende een huis toe te wijzen; in werkelijkheid zal

deze gemeente evenwel niet anders doen dan ,,to rob Pete

to pay Paul”. Om één bepaald gezin uit de brand te helpen

wordt het hypothecair krediet aangetast en evenzeer de

geneigdheid om in woningen te investeren, zodat in de

toekomst vele, gezinnen zullen moeten blijven wachten

op woongelegenheid, omdat men de fundamenten onder-

graaft waarop een zo groot mogelijk aantal woningen

met behulp van zoveel mogelijk hypothecair krediet zal

kunnen worden gebouwd.

De kredietmogelijkheden worden nu eenmaal geringer,

wanneer de juridische status van het onderpand wordt

gewijzigd na het moment van het verlenen van het krediet.

Het geldt buy. èvenzeer bij onderpand van erfpacht,

wanneer de uitgevende gemeente zich in de desbetreffende

voorwaarden van uitgifte bepaalde rechten heeft voor-

behouden, hetgeen vooral bij erfpacht voor industriële

doeleinden nogal eens het geval is.

Misschien zou men kunnen menen, dat het bedrag der

openstaande hypothecaire inschrijvingen, hetwelk aan

het eind van 1956 f. 9.481 mln, bedroeg tegenover reeds

f. 6.052 mln, aan het eind van 1938, ook wel een aanwijzing

bevat aangaande de verminderde populariteit van de

hypotheekmarkt, gezien het feit, dat de waarde van de
gulden inmiddels zeer aanzienlijk is gedaald. Om ver

schillende redenen mag men deze conclusie evenwel niet
uit deze cijfers trekken. Er kunnen immers talloze andere

redenen zijn waarom de totale ingeschreven hypotheek-

schulden naar verhouding thans lager uitvallen dan in

1938, ondanks de enorme toeneming van de bouwactiviteit

en de landaanwinning door inpoldering van bijv. Zuider

zeegedeelten.

In de eerste plaats is het denkbaar dat een toegenomen

welvaart tot uitdrukking. zou zijn gekomen in een ver

minderde behoefte om met geleend geld onroerend goed

te financieren. Meer waarschijnlijk is een sterke toeneming

van andere wijzen van financiering. Zo treft men in de

jaarverslagen van institutionele beleggers nogal eens bij

de vermelding van onderhandse obligatieleningen de toe-
voeging aan: ,,met negatieve clausule”, hetgeen, betekent,

dat men geen hypothecaire inschrijving heeft genomen

op het onroerend goed van de debiteur, doch dat dit wel

aanwezig is en dat de debiteur zich heeft verplicht, op

eerste aanvraag een zodanige inschrijving te geven. Econo-

misch gezien staat een dergelijke obligatielening gelijk
met een door hypothecaire inschrijving gedekte lening.

Zo is het eveneens gesteld met de openbare of onderhandse

leningen van grote kapitaalkrachtige bedrijven, voor zover

zij met de aldus geleende gelden onroerend goed financieren.

Voorts hebben institutionele beleggers op vrij grote schaal

huizen voor belegging aangekocht, waartoe dus geen ge-

bruik wordt gemaakt van hypothecair krediet.

De voornaamste oorzaak van een naar verhouding

minder krachtige groei van de hypotheekmarkt zal echter

wel daarin te zoeken zijn, dat nog jaren na de tweede

wereldoorlog voortdurend meer dan de helft van alle

nieuwe woningen werd gebouwd door met overheids-

gelden gefinancierde woningbouwverenigingen of recht-

streeks door gemeenten, die als regel hun middelen niet

via de hypotheekmarkt, doch van de gewone kapitaal-

markt via onderhande of openbare ernissies van obligatie-

leningen verkrijgen. Dat was voor d6 eerste jaren na een

oorlog niet anders te verwachten, maar bij ons duurde

733

die abhormale toestand na de tweede wereldoorlog te lang.

In de jaren 1951 tot en met
1956
werd van de in totaal

ca. 371.000 in die jaren gereed gekomen woningen nog

niet ten volle 40 pCt. voor particuliere rekening gebouwd
4),

en dan nog grotendeels met behulp van een hele of halve

rjkspremie in verband met het gevolgde algemene huur-

beleid.

Nu behoeft men hierover geen tranen te storten, want

die woningen zijn er tenminste en de gelden hadden

slechter kunnen zijn besteed. Maar bedenkelijke kanten

heeft de zaak wel, nog afgezien van de omstandigheid dat

niet iedereen een zo grote bezitsvorming in handen van de

Overheid zal toejuichen. Het bezwaar is ni. vooral dat de

greep van de Overheid op de woningvoorzieniiig al te

dominerend is geworden. Toen het nog mogelijk was om

meer arbeiders voor de woningbouw han te trekken en

op te leiden en een betere vooriening met bouwmaterialen

tot stand te brengen, meende de Overheid, uit vrees voor

latere werkloosheid, te moeten afremmeii. Zij hield de

huren te laag, zodat de energie van de bevolking zich

minder intensief op de bouw van en belegging in huur

woningen is gaan toeleggen dan wel gewenst was. De be-

moeiingen van de Overheid werden al, te gedetailleerd, zodat

het energieke deel van de bevolking liever emplooi zocht

in andere richting.

Ten slotte, daar de Oijerheid zelve het kapitaal verschafte

en de woningen exploiteert, vervagen de grenzen ten aan-

zien van waar men nog economisch verantwoord bezig is

en waar niet meer: men ziet het aan de waarschuwingen
van de President van De Nèderlandsche Bank, welke nu

al jaren in de wind worden gëslagen. Een particulier merkt

zoiets veel sneller en het feit dat de gevolgen van onjuiste

calculaties in de eerste plaats op hemzelf ‘terugvallen, is

altijd nog de beste waarborg voor een zo verantwoord

mogelijk economisch handelen.

Het is niet goed dat de Overheid zich z6 sterk blijft be-
wegen op het terrein van de woningbouw- en exploitatie-

zaken die door particulieren even goed kunnen worden

gedaan. De bureaucratie steekt dan gemakkelijker de kop

op. De Overheid boet daardoor in aan prestige en moreel

gezag om in te grijpen, daar waar de goede verhoudingen

dreigen te worden verstoord. Zij geeft immers zelf het

slechte voorbeeld door woningbouw met kort geld, dus

infiatoir te financieren. Zij moet zich nu beperkingen

opleggen in noodzakelijke werkzaamheden, die wèl op

haar weg liggen, die door particulieren minder goed of in
het geheel niet gedaan kunnen worden. De maatschappe-

lijke taakverdeling deugt niet meer.
Natuurlijk zullen woningbouwverenigingen en gemeen-

ten altijd een belangrijke taak blijven behouden. Volks-

gezondheid en het verschaffen van een minimum aan

levensvreugde aan de minst gesitueerden van de bevolking,

rechtvaardigen in ons klimaat extra offers van de gemeen-

schap voor de woningvoorziening. Maar het is als steeds

ook hier een kwestie van juiste verhoudingen. In onze

huidige maatschappij behoren normale valide arbeiders
economisch verantwoorde huren voor hün woningen te
betalen. Doordat de grenzen van een voorzichtig beleid

overschreden zijn, loopt onze financiële weg thans door het

moeras. Vele gemeenten gaven in de tijd van schijnbare

hoogconjunctuur en kapitaalruimte naast andere faciliteiten

voor woningbouw hypothecaire kredieten tot bedragen en

tegen voorwaarden, waar geen particuliere .geldgever over

4)
Vgl.: Jaarverslag van de Centrale Directie van de Volks-
huisvesting en de Bouwnijverheid, blz. 122, tabel 7.

zou kunnen denken. Telkens en telkens weer schijnt door

sommige overheidsinstanties uit het oog te worden ver-

loren dat gezonde financiën de onmisbare voorwaarde

zijn voor een goede sociale politiek.

Het zou er voor de hypotheekmarkt als deel van de

kapitaalmarkt ook niet beter op worden wanneer de

Overheid nog verdere concessies zou gaan doen aan de

waan van de dag, dat de Overheid alles kan, en nu de

kapitaalmarkt zou gaai ,,ordenen”. De knapste regeerders

zouden zulks niet met meer succes kunnen doen dan de
vrije markt. Indien zij zich geen meesters zouden tonen

in de beperking en zich niet zouden bepalen tot het tegen-

gaan van excessen van de vrije markt, dan zouden zij zich

vermoedelijk slechts de managerziekte op de hals halen.

En het bestwillende planbureau zou voor de uitvoering

slechts een planbureaucratie kunnen scheppen, welke

commentaren zou uitlokken, waarbij vergeleken de

philippica van het Eerste Kamerlid Prof. De Groot tegen

de regeling van de huurblokkering een welwillende beoor

deling genoemd zou kunnen worden.

Een hoge hypotheek- en kapitaalrente hebben wij in de

jaren na de eerste wereldoorlog ook gekend: Het’ is voor

velen een inconveniënt of zelfs een grote strop, maar het is

geen nationale ramp, gelijk inflatie dat is. Het is integen-
deel noodzakelijk om inflatie te verhoeden en tevens een

waarschuwing om wat voorzichtiger met kapitaal orn te

springen dan men zich in ons land soms wel meent te

kunnen veroorloven.

Hoge renteis op zichzelf ook geen fatale omstandigheid

voor de Staat. De Westduitse Bondsrepubliek bevindt zich
er sedert vele jaren zeer wel bij. Wel heeft dit land bijzon-

dere maatregelen getroffen om de woningbouw te be-

vorderen en o.a. kopers van pandbrieven een belasting-

aftrek toegestaan van tijdelijk zelfs 6.000 D.M. bij beleg-

ging in 12.000 D.M. 6 ‘pCt. pandbrieven
5).

Evenmin ‘is een hogere rente voor nieuw uit te geven

overheidsleningen een zodanige belasting voor de gemeen-

schap, dat zij ook maar enigszins te vergelijken zou zijn

met de ontwrichting, welke het gevolg zou zijn van een

inflatie, welke door prijs- en loonsverhogingen eenvoudig
alle departementsbudgetten volledig in de war zou sturen.

Een geheel andere kwestie is echter of de Overheid de

thans te betalen hoge kapitaalrentë om de sociale woning-

bouw te financieren, geheel ten laste moet laten komen van

de daarmee te financieren nieuwe bouw.

Is het dan wel een afkeurenswaardige maatregel van

de Regering om ook de nieuwe (zij het niet de allernieuwste

van de laatste jaren) in hoofdzaak woningwetwoningen

in huur te verhogen? Men beperkt er de ruimte van de

bestaande excessieve consumptiemogelijkheden mede, men

verhoogt daardoor de inkomsten’\’an de Overheid en men

maakt ten slotte de gekunstelde situatie in onze woning-

voorziening iets gezonder. Is het dan ook wel zo bijzonder

toe te juichen dat èn de gehele Volksvertegenwoordiging

èn de gehele vakbeweging zozeer aarzelen om de bevolking

de noodzaak van pijnlijke doch gezonde maatregeln

onder het oog te brengen, dat zij gezamenlijk een vroom

koor hebben gevormd om de Regering te verzoeken deze

voorgenomen sanerende huurverhogingsmaatregelen tot

het strikt noodzakelijke te beperken? Een laag huurpeil

is in vele opzichten een goed ding, doch hoe stelt men

zich eigenlijk-voor, aan de huidige economische moeilijk-

heden zo goed mogelijk het hoofd te bieden, wanneer men

5)
Vgl.: ,,Gesetz.zur Aenderung des Einkommensteuergesetzes
und des Körperschaftssteuergesetzes” van 12 december 1956.

734

Hoewel de algemene bepalingen van het Euro-

marktverdrag ook voor de landbouw gelden, is

hiervoor bovendien een apart hoofdstuk opgeno-
men. De oorzaken daarvan zijn, dat in elk van

de zes landen de landbouwpolitiek wordt
geken-
merkt door een vèrgaand overheidsingrijpen; in
het bijzonder t.a.v. de prijsvorming: het markt-
ordenend beleid. Wil een gemeenschappelijke

markt voor de landbouw tot stand komen, dan

moet een gemeenschapsbeleid
in de plaats treden
van de nationale politiek. In de tweede plaats: in-

dien men de noodzaak van een marktordenend
beleid in de landbouw erkent, dan heeft dit tot
consequentie,
dat zolang er geen gemeenschaps-
politiek op dit ‘terrein tot stand
gekomen is, de
politiek op
nationale grondslag niet in gevaar

mag worden gebracht. Terwijl evenwel de afbraak

van de bescherming aan de grens tot op zekere
hoogte automatisch verloopt, is t.a.v. een gemeen-
,

schapspolitiek een overgangsregeling nodig.

De’
.

Euromarkt

ende

landbouw

De grondslagen van het

lançlbouwhoofclstuk

In het Verdrag voor de Europese Economische Gemeen-

schap is een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen voor

de landbouw. Dit lijkt op het eerste gezicht niet zo be-

langrijk. Er is immers ook een apart hoofdstuk opge-

nomen voor de vrijmakmg van het personen-, het diensten-

en het kapitaalverkeer. Hetzelfde geldt voor het transport.

Toch is er wel enig verschil. Want er is, behalve dit hoofd-

stuk over het personen-, het diensten- en het kapitaal-

vërkeer, reeds een hoofdstuk over de vrijmaking van het

goederenverkeer in het algemeen. De vraag rijst derhalve

waarom men het nodig heeft geoordeeld van dit goederen-

verkeer de landbouwprodukten af te splitsen en hiervoor

afzonderlijke regels vast te stellen in een landbouwhoofd-
stuk. Op deze vraag zal dus een antwoord moeten worden
gegeven. Voo’r dit doel lijkt het dienstig ons aanvankelijk
wat nader te oriënteren over enkele aspecten van de land-

bouw en de landbouwpolitiek.

Prijsstabilisatiepolitiek.

Voor de landbouwpolitiek is met name van belang, dat

de agrarische produktie in Europa zo gôed als in vele

(vervolg van blz. 734)

een van de voornaamste binnenlandse oorzaken, ni. het

te
lage huurpeil, maar liefst niet wil corrigeren?
Dat de hoge hypotheekrente, symptoom van een moei-

zamer kapitaalvorming, een krachtige bestedingsbeperking

in de vorm van geringere investering in de particuliere

bouwsector tot gcvolg zal hebben, staat wel vast. Dit zal

naar onze mening zelfs veel te ver gaan; men zal het accent

van de bested i ngsbeperking voorlopig meer naar de con-
sumptieve sfeer moeten verleggen, omdat men anders aan

het heden te veel van de toekomstige welvaart opoffert. Van

consumptiebeperking zal het opnieuw optreden van werk-

loosheidsverschijnselen het gevolg zijn, doch niet in die mate

als wanneer men het voornamelijk in investeringsbeperking

gaat zoeken. Het eerste: d.w.z.
enige
werkloosheid, is de

smartelijke prijs waarvoor men in deze onvolmaakte

wereld een catastrofale werkloosheid zal kunnen helpen

voorkomen.

Zou men werkelijk niet beseffen, dat inflatie met halve

of averechtse maatregelen, welke slechts belemmerend

andere delen van de wereld in hoofdzaak plaatsvindt op

zgn. gezinsbedrijven, d.w.z. bedrijven waar geen of weinig

gebruik gemaakt wordt van gehuurde arbeidskrachten

(landarbeiders). Bovendien is de landbouw een bedrijfstak

van talloze kleine bedrijven. Deze, omstandigheden dragen

er in sterke mate toe bij, dat het aanbod van landbouw-

produkten zich gebrekkig aanpast aan de ontwikkeling

van demarkt. Boeren zijn immers kleine producenten

die individueel de markt niet kunnen beïnvloeden. Daar

bovendien de produktie voornamelijk berust op ge-

zinsarbeid, waarvoor op korte termijn ofwél geen andere

aanwendingsmogelijkheid bestaat, ofwel niet wordt

geambieerd, beschouwt de individuele boer de arbeid

als een vast gegeven, dat hij bij bepaalde ongunstige

marktverhoudingen niet kan afstoten. De in de landbouw

aangewende arbeid is dus ten allen
tijde
beschikbaar – de

boer ploegt voort of de prijzen nu hoog zijn of laag, zelfs

als de beloning voor zijn eigen. arbeid maar een fractie

bedraagt van de beloning in andere sectoren.

Nog in een andere zin past het aanbod zich gebrekkig aan.

Indien bijv. de prijzen van de granen zich relatief ongunstig

werken op produktie en besparingen (zoals verhogingen

der directe belastingen en ordenende dwangmaatregelen)

beslist niet te keren is, noch dat de totale inflatie na de

eerste wereldoorlog in Duitsland ook politieke gevolgen
heeft gehad van de meest ernstige aard? Wij kunnen het

niet aannemen en blijven voorshands vertrouwen, dat het

gezonde verstand van de gemiddelde Nederlander wel

weer de overhand zal krijgen. Het is ongetwijfeld ook een

voorwaarde voor een herstel van de thans – evenals de

kapitaalmarkt in het algemeen – stroeve hypotheekmarkt.

Men zou evenwel uit de bevredigende pandbriefplaat-

sing van twee hypotheekbanken, die daaromtrent per

30 juni jl. cijfers hebben gepubliceerd (in totaal f. 41 mln.)

misschien wel de conclusie mogen trekken, dat het beleg-

gend publiek toch nog niet geheel heeft vergetèn, dat na

de ineenstorting van de Duitse kapitaalmarkt na de eerste

wereldoorlog de pandbrieven van soliede hypotheekbanken

in Duitsland hoger ,,aufgewertet” zijn dan de staats-

obligaties..

‘s-Gravenhage.

Mr. J. wILKENs.

735

verFiouden t.o.. die in de veehouderij, zou men althans een

inkrimping van de graanproduktie en een uitbreiding van

de veehouderjproduktie verwachten. Maar ook hier zijn

emmende factoren aanwezig. Een verschuiving in de

produktie verlangt een aanpassing in de bedrijfsgebouwen
en van het tegenwoordig’ zo uitgebreid geworden arsenaal

van agrarische werktuigen. Het verlangt soms een zekere
,,herscholing”. Hiertoe zal de boer pas besluitenindien hij

voldoende zekerheid heeft dat de prijsverschuiving niet

van tijdelijke,
bijv.
conjuncturele aard is, maar van meer

duurzame, dus van structurele aard. Hij zal hiertoe dus pas

overgaan als een wijziging in de prijs- (of kosten)verhou-

dingen een aantal jaren aanhoudt. En dan nog alléén

warmeer zijn Regering zo verstandig is om niet door middel

van beschermende maatregelen – in ons voorbeeld ten

gunste van de granen – de structurele verschuiving af te

remmen. Ook de afhankelijkheid van de natuurlijke om-

standigheden – de bodemgesteldheid, de vruchtwisseling,

het klimaat, de weersomstandigheden in een bepaald jaar –
draagt ertoe bij dat het verband tussei produktie en markt-

ontwikkeling zeer los is. Tegenover dit weinig markt-

gevoelige aanbod staat een vraag naar landbouwprodukten

die in het algemeen weinig elastisch is.

Als gevolg van de zojuist geschetste factoren aan de zijde

van het aanbod en aan de zijde van de vraag is de prijs-

vorming in de landbouw potentieel instabiel. Daardoor zijn

ook de agrarische inkomens aan wisselvalligheden onder-

hevig. Het is vooral om die reden, ‘dat met name in de

laatste 20 â 30 jaar het stabiliseren van de prijzen zich heeft

‘ontwikkeld tot een belangrijke pijler in de landbouwpolitiek

van vrijwel alle ontwikkelde landen. Zowel in het kader van

de algemene economische politiek alsook om sociale rede-

nen achten de meeste Regeringçn sterke fluctuaties van de
agrarische prijzen en inkomens niet gewenst: In de meeste

landen is dit marktordenend beleid een zaak van de

Regerifig. In sommige landen evenwel berust het voor een

belangrijk deel in handen van de georganiseerde land-

bouw ‘). Detechniek van dit beleid kan hier onbesproken

blijven. Terzake niet-dèskundige lezers kunnen volstaan

met de wetenschap, dat bijv. de Nederlandse Regering door

een complex van maatregelen de prijzen van een aantal

agrarische produkten telkenjare weer op een zeker niveau

stabiliseert en dat men ook in vele andere landen een op dit

zelfde doel gericht beleid aantreft.

Structuurpolitiek.

Een andere pijler van de landbouwpolitiek is het
struc-

tuurbèleid.
Dit onderdeel van het beleid is er op gericht
4
de

produktie-omstandigheden in de landbouw in de ruime zin

van het woord te verbeteren. Is de potentieel instabiele

markt de belangrijkste grondslag voor de prijsstabilisatie-

politiek, de structuurpolitiek vindt zijn grondslag in het feit

dat de verletering van een aantal structurele omstandig-

heden in de.landbouw niet vanzelf, spontaan, optreedt.

Daarbij gaat het niet in de eerste plaats om de aanleg van

wegen, dijken, het verschaffen van publieke voorzieningen

e.d. De ervaring leert nl. dat ook ten aanzien van geheel

andere, zeer essentiële, structurele omstandigheden in de

landbouw geen spontane sanering optreedt en dat dus het
overheidsbeleid verder moet gaan. Het gaat daarbij voor-

namelijk om:

a. de bédrijfsgrootte, die zich onvoldoende aanpast aan

de moderne mechanisatiemogelijkheden;

1)
Bijv. in landen als Denemarken, Zweden en Zwitserland, waar het coöperatiewezen bijzonder sterk ontwikkeld is.

de verkavelingstoestand, die bijna overal in Europa

bijzonder ondoelmatig is;
de produktieve
mogelijkheden
van de bodem, die in

grote delen van Europa onvoldoende benut worden.

De oorzaken voor deze structurele veroudering van de

landbouw, die wij overal in de wereld aantreffen, zijn te

gecompliceerd om in een artikel als het onderhavige uit de
doeken te doen. Wij zullen daarom slechts in algemene zin

op een tweetal factoren
wijzen.
De eerste is deze, dat de

agrarische bevolking, ook die in West-Europa, sociologisch

bezien veelal nog onvoldoende geïntegreerd is met andere

groepen van de samenleving. Van het geboorte-overschot

op het platteland blijft nog te veel in de vertrouwde

plattelandsgemeenschap hangen. Er is in vele gebieden nog

een onvoldoende migratie naar de industrie en dit bevordert

o.a. het splitsen van
bedrijven
bij erfopvolging en de

versnippering van de cultuurgrond in talrijke kleine per-

celen. Een tweede factor die van grote betekenis lijkt

is deze, dat weliswaar in de loop van deze eeuw in vrijwel

alle ntwikkelde landen de politiek van staatsonthouding

op eëonomisch en sociaal gebied geleidelijk aan vervangen

is door een actieve overheidsinterventie, doch dat daarbij
het verlenen van bescherming van de aanvang af ineer de

aandacht heeft gevraagd dan het bevorderen van de aan-
passing en de modernisatie van de beschermde sectoren.

Zo moet, wat de landbouw betreft, worden geconstateerd,

dat in vrijwel alle landen aan de eerstbesproken pijler –

het marktordenend beleid – meer zorg wordt besteed dan

aan de structuurpolitiek. Dit heeft op de ontwikkeling van

de landbouw – in het bijzonderook van de Eiropese

landbouw – ongetwijfeld een nadelige invloed uitgeoefend,

waarbij nog valt op te merken, dat weinig aandacht is

geschonken aan wat in feite steeds meer het knelpunt bij de

modernisering van de landbouw vormt, ni. de te kleine

omvang van het merendeel der agrarische bedrijven in

West-Europa
2).

Zo spreekt het welhaast vanzelf, dat de structuurvraag-

stukken niet kunnen worden opgelost met behulp van de

narktordening. Integendeel, deze laatste zal wellicht, in het

bijzonder wanneer zij een sterk beschermend karakter heeft,

nog een extra rem voor een spontane structurele modernise-

ring en aanpassing opleveren. Dit is een reden te meer

waarom naast marktordening bepaaldelijk behoefte be-

staat aan een meer dir6ct ingrijpen in de landbouw, gericht

op een verbetering van een aantal produktieomstandig-

heden. In dit verband lijkt het gewenst er de aandacht

op te vestigen, dat hoewel de twee hierboven aangegeien

pijlers van de landbouwpolitiek – het marktordenend

beleid en het structuurbeleid – elk ‘een min of meer

zelfstandige plaats innemen, er toch een nauwe relatie tussen

beide bestaat. Hoe beter nl. de agrarische produktie en

bedrijfsstructuur is, hoe betèr de marktordening een zuiver

stabiliserende functie kan vervullen, immers hoe minder de
behoefte aanwezig zal’zijn aan dit beleid een extra bescher

mend en dus conserverend karakter te verlenen. Omge-

keerd, hoe meer de marktordening een zuiver stabiliserende

functie vervult, dus zonder al te zeer protectie te verlenen,

hoe minder zij de structurele gezondmaking behoeft af

te remmen.

2)
Deze omvang is voor het merendeel van de landbouwbe-drijven in Europa zodanig, dat ondanks de relatief bescheiden
graad van mechanisatie die men op deze
bedrijven
aantreft,
voor de minimaal aanwezige gezinsarbeid geen volledige werk-
gelegenheid bestaat. Hierdoorverliest om. elke verdere mecha-
nisatie zijn bedrijfs-economische functie.

736

Hoewel in het verdrag voor de Euromarkt betrekkelijk

weinig aandacht wordt geschonken aan het voeren van een

agrarische structuurpolitiek
3)
in Europees kader, heb ik
niettemin gemeend de aandacht te moeten vestigen op

dit m.i. belangrijkste element in de landbouwpolitiek.

De structurele veroudering waarvan de landbouw in vele

delen van Europa blijk geeft, draagt er namelijk toe bij

dat de marktordening in de meeste landen een sterk bescher-

mend karakter heeft. De eigenlijke functie van het markt-

ordenend beleid – ni. het uitschakelen van storende

prijsfluctuaties op korte térmijn die op zichzelf geen posi-

tieve economische functie vervullen wordt in landbouw-

kringen van die landen volstrekt onvoldoende geacht. Men
wil al lang niet meer een zekere
stabilisatie
van de prijzen,

doch men wil bij ‘oorkeur
hoge
prijzen. Op deze wijze is er

de marktpôiitiek veelal gedenatureerd tot een zuiver

protectionisme. Door dit protectionisme wordt de nood-

zaak van
ee*n
structurele gezondmaking gecarnoufleerd.

Het bevordert vaak een ongewenst produktiepatroon en

belet een betere internationale arbeidsverdeling. De hard-
nekkigheid waarmede
bijv.
het vraagstuk der landbouw-

overschotten zich al jarenlang weet te handhaven is

symptomatisch voor de toestand waarin de landbouw is

komen te verkeren.

Tegenstellingen in de Europese landbouw.

Uiteraard kon in het bovenstaande• slechts een sterk

vereenvoûdigd beeld van de werkelijkheid worden gegeven.

Wij mogen hier echter niet
voorbijgaan
aan het feit, dat er

belangrijke verschillen, bestaan tussen enerzijds slechts

enkele landen in Europa welke een belangrijke agrarische
export bezitten – voornamelijk Nederland en Denemarken

– en anderzijds de meerderheid van landen in on wereld-

deel die deze exportpositie geheel of goeddeels ontbeert.

Er bestaat tussen beide categorieën van landen een zeer

feële tegenstelling die tijdens de besprekingen in Brussel

aan de dag is getreden tussen Nederland als exportiand en

de vijf andere landen, die niet of weinig op export zijn

aangewezen – een tegenstelling die wij ook kennen in de

Benelux.

Wat behelst nu deze tegenstelling? Welnujanden waar

de landbouw van export afhankelijk is, treden met elkaar

in concurrentie op de wereldmarkt. Als eerste bod geldt

hier voor de boer, dat hij zijn concurrentiepositie op de

internationale markt in tact houdt door een gunstig kosten-

peil te handhaven. Dit stelt in het bijzonder in een land als

het onze de landbouw voor een zware opgave, aangezien

de agrarische structuur van onze grootste concurrent

Denemarken, maar meer nog de structuur van sommige

grote overzeese landen
4),
waar de landbouwbedrijven in

het algemeen veel groter zijn dan bij ons, hiertoe in het

algemeen betere mogelijkheden opënt dan in ons land

aanweig zijn. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de Neder-

landse boer in zijn oncurrentiestrijd o.a. heeft getracht

de nadelen van zijn bedrijfsstructuur zoveel mogelijk te

compenseren door een aanpassing in zijn’produktiestruc-
tuur. Als gevolg hiervan wijkt deze laatste, méér nog dan

die van bijv. Denemarken al sinds geruime tijd op belang-

rijke punten af van die in de ons omringende importianden

en wel voornamelijk in’de volgende opzichten: /

a) de opbrengsten per ha en per dier zijn belangrijk hoger,

3)
Wat het landbouwhoofdstuk betreft vindt men hiervan
aanduidingen in artikel
42.
Van betekenis is evenwel de rol
welke de investeringsbank zou kunnen vervullen (art.
130).
4)
Men denke in dit verband aan agrarische exportianden
als de Verenigde Staten, Canada, Australie en Nieuw-Zeeland.

motivation research

Naast het bekende kwantficerende markt-

onderoek is in de laatste jaren een vorm

van onderzoek opgekomen die r
houdt met het waarom” van het consu-

mentengedrag.

Motivction research” kan gegevezis ver-

schaffen die de doelmat:gheid van de verkoop

beduidend vergroten.

Ons bureau heeft een researchgroe
,
p die op

deze methode is ge
s
pecialiseerd. Gaarne ver-

strekken wij hierover nadere inlichtingen.

N.V. VORM Afd. Onderzoek. . Kezersgracht 450, Amsterdam

(Advertentie)
soms wel het dubbele van die in Frankrijk,Duitsland

en Italië
,5);

de specialisatie is veel verder voortgeschreden, met name

in de tuinbouw die vrijwel geheel is geconcentreerd op

zeer kleine bedrijven, waar de produktie meestal geheel

is gericht op slechts enkele produkten. De- pluimvee-

houderij is voor een deel geconcentreerd op zuivere

pluimveehouderijbedrijven en voorts op de kleine

,,gemengde” bedrijven;

de veehouderij onderscheidt zich van die in andere

landen doordat zij berust op een grote invoer van

goedkoop veevoeder.

Door deze ontwikkeling heeft Nederland zich als belang-

rijk agrarisch exportland kunnen handhaven, ondanks het

feit, dat onze bevolking zich in deze eeuw meer dan ver-

dubbeld heeft. Door deze ontwikkeling ook, is het de

Nederlandse jandbouw gelukt een redelijk welvaartspeil

te handhaven. Do’ch daar staat tegenover, dat onze land-

bouw ook zeer kwetsbaar is geworden en in het bijzonder

gemakkelijk het slachtoffer wordt van de beschermende
maatregelen der importianden. Want in tegenstelling tot

deze iniportlanden heeft Nederland niet zijn toevlucht

kunnen zoeken bij een politiek van protectionisme en hoge

prijzen, waarin hoge invoerrechten, heffingen

invoer-

restricties de belangrijkste hulpmiddelen zijn. In ons land
staat het marktordenend beleid veel dichter bij zijn eigen-

lijke functie, nI. die van een zuiver stabiliseren van prijzen

en inkomens en het uitschakelen van scherpe prijs-

fluctuaties. Hoge prijzen passen niet bij een exportiand dat
bovendien moet kunnen concurreren met overzeese landen

welke een sterkere agrarische bedrij fsstructuur bezitten

dan wij. Worden de opbrengsten te laag geacht om een

zeker inkomen aan de landbouw te verzekeren, dan moeten
subsidies worden verleend.

Geheel anders is de situatie bij de importlanden en dus

bij alle vijf partnerlanden van de Economische Gemeen-

5)
Zo bedraagt de tarweproduktie per ha. ca
.
3.800
kg in
Nederland tegenover
2.100
kg in Frankrijk,
1.900
kg in Italië
en
2.700
kg in West-Duitsland. De produktie van suikerbieten
bedraagt resp.
41, 30, 29
en
40
ton per ha. De melkproduktie
per koe is in Nederland
3.850
kg tegen
2.060
kg in Frankrijk
en
2.860
kg in West-Duitsland.

737

schap. In deze vijf landen heeft de marktordening zich

inderdaad tot een min of meer destructief protectionisme

ontwikkeld. De prijzen zijn er dus over het algemeen

hoger dan bij ons. De landbouweconomie in deze landen

is maar in betrekkelijk geringe mate verweven met de

wereldeconomie. Men heeft, er zich als het ware afgesloten
van de wereldmarkt en men voelt er zich veilig achter hoge

protectionistische muren. Men produceert voor de aldus

veilig gestelde binnenlandse markt en men laat lchts

importen toe in een mate en op een wijze, dat zij niet

ernstig concurreren met de binnenlandse produkten.

Het spreekt vanzelf, dat men de sporen van de juist

gesignaleerde verschillen tussen het exportland Nederland

en de andere importlanden in de formulering van de

landbouwverdragsartikelen terugvindt.

Waarom een afzonderlijk hoofdstuk voor de landbouw?

In
het voorafgaande werd opgemerkt, dat in het Verdrag

voor de Economische Gemeenschap een afzonderlijk hoofd-

stuk is opgenomen voor de landbouw. Dit betekent in

principe geenszins, dat de landbouw een geheel afzonderlij-

ke plaats in het Verdrag zou innemen. In het eerste artikel

in het hoofdstuk over de landbouw wordt nl. gesteld, dat

de algemene verdragsbepalingen ook voor de landbouw

gelden, voor zover de landbouwbepalingen hiervan

niet afwijken. Laten wij daarom vooreerst nagaan wat

dan wel in grote lijnen deze algemene verdragsbepalingen

behelzen, voor zover zij althans betrekking hebben op de

vrijmaking van het goederenverkeer in het algemeen. Deze

grote lijnen zijn, naar ik meen, de volgende:

In de eerste plaats moeten de zes landen de bescher-

mende muren jegens elkander slechten in een zgn.
over-

gangsperiode
van 12 â 15 jaar. Het gaat dus om de invoer-

rechten, de kwantitatieve restricties en alle andere maat-

regelen die een soortgelijk effect hebben (art. 13 en 30).

Hoewel het belang hiervan niet onderschat mag worden,

hebben de Zes dit proces, volkomen terecht, op zich-

zelf niet voldoende geacht en ook niet voor mogelijk

gehouden zoider bepaalde voorwaarden te stellen. Men

kan immers slechts een deel van zijn economische bewape-

ning – ni. de beschermende muur aan de grens – prijs-

geven, wanneer ‘men redelijke waarborgen verkrijgt, dat

men elkaar niet met de resterende economische wapenen

onbelemmerd te lijf kan gaan.

Mede om die reden zal in de tweede plaats een
gemeen-

schappeljjke
beschermende muui worden opgetrokken

egens niet deelnemende landen; een beschermende muur
die’ zal bestaan uit een gemeenschappelijk invoertarief en

eventuele andere gemeenschappelijk te treffen beschermings-

maatregelen en.een gemeenschappelijke handelspolitiek.

In de derde plaats kunnen de regeringen en ook het

bedrijfsleven op velerlei andere manieren dan door middel

van de muren aan de grens, beschermende maatregelen

treffen, bijv. door subsidies, prijsafspraken, fiscale maat-

regelen, e.d. De afbraak van de bescherming aan de grens
kan er zelfs toe leiden dat men veel meer dan tot dusverre

zijn toevlucht zou zoeken bij deze ,,tweede categorie” van

beschermende maatregelen. ‘Daarom is aan dit vraagstuk

in het Verdrag alle aandacht geschonken en’ wel. in het

bijzonder in het hoofdstuk handelende over de concurren-

tieverhoudingen. In dit opzicht gaat het Verdrag der Zes

dus bepaald veel verder dan bijv. de Benelux.

Daarnaast noemt het Verdrag in de vierde plaats riog

een aantal verplichtingen, die minder dwingend geregeld

worden, ni. een coördinatie van de algemene economische

politiek, het vermijden van onevenwichtigheden in de

betalingsbalans en een zekere harmonisatie van de nationale

wetgeving.

In de vijfde plaats moeten genoemd worden de op-

richting van een sociaal fonds enerzijds, dat vooral moet
dienen om de werkgelegenheid te bevorderen, en de op-

richting van een Europese Investeringsbank, velke door

middel van het verstrekken van leningen en garanties moet

bijdragen tot de ontwikkeling van economisch achterge-

bleven gebieden en de modernisering van ondernemingen.

Ook in dit opzicht gaa,n de Zes dus belangrijk verder dan

Benelux.

Ten slotte voorziet het Verdrag voor de Euromarkt

in de instelling van Europese organen welke zekerë eigen
bevoegdheden en verantwoordelijkheden bezitten en ook

ten
,
deze gaat het verdrag der Zes weer belangrijk verder

dan Benelux.

Wij kômen thans tot de beantwoording van de vraag

waarom men het nodig heeft geoordeeld’ om naast, en ten

dele in afwijking van, de bovengeschetste grondslagen in een

groot aantal verdragsartikelen nog een afzonderlijke para-

graaf voor de landbouw op te nemen. Naast invloeden van

vooral politieke aard, zijn het vooral de volgende over-

wegingen geweest welke hiertoe geleid hebben:

In elk van de zes landen wordt de landbouwpolitiek

gekenmerkt door een vergaand overheidsingrijpen, in het

bijzonder ten aanzien van de prijsvormingi het marktorde-

nend beleid. Overheidsingrijpen, dat buiten de landbouw
uitzondering is en
bijv.
slechts plaatsvindt in tijden van

bijzondere schaarste of overvloed, is in de landbouw een

normaal verschijnsel. Stelt men zich dan op het standpunt,

dat deze marktordeningspolitiek ook in de gemeenschap

der Zes een belangrijke
pijler
in de landbouwpolitiek moet

zijn, dan is er alle aanleiding dit duidelijk in het Verdrag

tot uiting te brengen. En aangezien een gemeenschappelijke

markt voor de landbouw nu eenmaal niet bereikbaar is als
ieder land op dit terrein zijn nationale politiek kan blijven

voeren, spreekt het vanzelf, dat hiervoor een gemeenschaps-

beleid in de plaats moet treden.

In de tweede plaats is er het volgende argument.

Erkent men-de noodzaak van een marktordenend beleid

in de landbouw, dan heeft dit tot consequentie, dat zolang

er geen gemeenschapspolitiek op dit terrein tot stand ge-

komen is, de politiek op nationale grondslag niet in gevaar

mag worden gebracht. Doordat nu evenwel enerzijds bij

de afbraak van de bescherming aan de grens
6)
een zeker

automatisme wordt betracht en anderzijds de vorming van

een gemeenschapspolitiek geen automatisch verlopend

proces is, kunnen er voor bepaalde produkten of voor

bepaalde sectoren in de overgangsperiode moeilijkheden

optreden. Het .is daarom noodzakelijk geacht voor de

landbouwprodukten een overbruggingsregeling toe te staan.

Met deze twee punten zijn wel de twee voornaamste

grondslagen gegeven waarop het landbouwhoofdstuk

berust: enerzijds de noodzaak van een gemeenschappelijke

landbouwpolitiek, anderzijds de behoefte aan een veilig-

heidsklepvoor de tijd dat die gemeenschappelijke land-

bouwpolitiek er nog niet, of niet volledig is.

In een volgend artikel zal nader op de landbouwparagraaf

zelve worden ingegaan en ook een enkel woord worden

gewijd aan de positie van
det
Nederlandse landbouw.

‘s-Gravenhage.

W. LE MAIR, econ. drs,

6)
In art. 13: behalve invoerrechten ook ,,heffingen van gelij-
ke werking als invoerrechten”; in art. 30: niet alleen kwantita-
tieve restricties, maar ook ,,alle maatregelen van gelijke werking”.
738

In het eerste kwartaal van 1957 bleef in feite

de potentiële produktiecapaciteit van de wereld-

scheepsbouw ten achter bij het tempo waarin nieu-

we bouwoplrachten werden geplaatst. Juiste ge-

gevens t.a.v. de totale, in alle landen op 30 juni

ji. in aanbouw resp. bestelling zijnde tonnage zijn

nog niet bekend, maar volgens schrijver is de stel-

ling, dat het totaal op dat tijdstip weer aanzienlijk

groter was dan op 1 januari ji., gezien de ontwik-

keling in het eerste kwartaal, alleszins gewettigd.
Evenals in voorgaande jaren zijn het vooral tank-

schepen welker bouw tot de grote bedrijvigheid
in de scheepsbouw bijdragen en ook de bruto in.

houd der in bestelling zijnde tonnage doet stijgen.
Schrijver behandelt de situatie in de scheepsbouw

in verschillende landen en de ontwikkeling van

de bouwprijzen in’ Nederland en Engeland. Het

verloop van de prijzen voor tweedehands schepen

weerspiegelt de weinig rooskleurige situatie op de

vrachtenmarkt.

10

wereldscheepsbouw

in het

eerste halfjaar
1957

Gedurende de achterliggende zes maanden heeft de’

orderportefeuille der scheepswerven een verdere uitbreiding

ondergaan. Blijkens recente, door de Shipbuilders’ Council

of America gepubliceerde, gegevens steeg de totale inhoud

van de in de verschillende landen in bestelling zijnde ton-

nage van 29.248.000 brt. op 1januari ji. tot 32.751.000

brt. op 1 april ji. In feite bleef de potentiële produktie-

capaciteit van de wereldscheepsbouw ten achter bij het

tempo waarin nieuwe bouwopdrachten gedurende het

eerste kwartaal werden geplaatst.

Het nieest geprononceerd was de vermeerdering der in

bestelling zijnde tonnage in Zweden, Frankrijk, de Verenig-

de Staten en Italië. Weliswaar onderging ook in Engeland,

Duitsland en Japan de orderportefeuille een uitbreiding,

maar deze bleef gedurende het eerste kwartaal toch ten

achter bij die der eerstgenoemde landen. Juiste gegevens

ten aanzien van de totale, in alle landen op 30 juhi ji. in

aanbouw resp. bestelling zijnde tonnage zijn bij het schrijven

van dit overzicht nog niet bekend, maar de stelling, dat het

totaal op laatstgenoemd tijdstip wederom aanzienlijk

groter was dan op 1 januari jI. is, gezien de ontwikkeling

gedurende het eerste kwartaal, alleszins gewettigd.

Evenals in de voorgaande jaren zijn het vooral tank-

schepen welker bouw tot de grote bedrijvigheid in de
scheepsbouw bijdragen en, door het voortdurend toe-

nemend draagvermogen der tankers, ook de bruto

inhoud der in bestelling zijnde tonnage doet stijgen. Overi-

gens was er, met name verleden jaar, als gevolg van de

gunstige gang van zaken op de vrachtenmarkt, groter

bereidheid tot de bouw van vrachtschepen over te gaan,

terwijl tevens een aaiital opdrachten voor de bouw van

speciaal voor ertsvervoer in te richten schepen werd ge-
plaatst. Ca. 18,5 mln’, van de rond 29 mln. brt., welke op

1 januari jl. in aanbouw, resp. bestelling waren, zullen, na

oplevering de bestaande tankvloot versterken. Hieruit

blijkt duidelijk de grote betekenis van de’ tankvaart voor

de wereldscheepsbouw. Daar de werven in de verschillende

landen zonder uitzondering gedurende een reeks van jaren

van voldoende werk zijn voorzien, zal de, als gevolg van de

scherp gedaalde vrachten, te verwachten adempauze wat

nieuwe opdrachten ‘betreft, deze niet onwelkom zijn.

In Engelse scheepsbouwkringen troost men zich met de

gedachte, dat tëgenover het dalend aandeel der Engelse

werven in de totale in de verschillende landen in bestelling

zijnde tonnage – nI. van
39,5
pCt. op 1 januari 1953 tot
16,2 pCt. in april jl. – het Britse aandeel in de bouw van

passagiers- en gecombineerde passagiers-vrachtschepen,

ni. 42 pCt., een betere spreiding betekent en tevens een

grotere waarde rier eenheid vertegenwoordigt ‘dan in het

merendeel der andere landen. Ten aanzien van het eveneens

dalende percentage der door buitenlandse opdrachtgevers

bij Engelse werven bestelde schepen wijst men er op, dat

hierop vooral niet te veel nadruk moet worden gelegd.

Van primair belang, aldus deze stemmen, is het, dat Engelse
werven beschikbaar zijn voor de vernieuwing en uitbreiding

der eigen vloot.

Aan de diepere oorzaken van het dalend aantal bouw-

opdrachten voor buitenlandse rekening, nI. lange levertijden

en hogere bouwprjzen, als gevolg van’-de voortdurende

loonsverhogingen, gaan zij voorbij. Wel wordt toegegeven,

dat de produktie nodig moet worden opgevoerd, maar de

jongste eisen inzake kortere werkweek en hogere vakantie-

uitkeringen zijn symptomatisch voor het gebrek âan wer-

kelijkheidszin bij werknemers en vakbondleiders.

Blijkens de door de Shipbuilders’ Council of America

gepubliceerde gegevens had de Engelse orderportefeuille

op 1 apriljl. een omvang van 5.312,000 brt., een vermeerde-

ring van rond 124.000 brt. gedurende het eerste kwartaal.

Duitsland en Japan volgden Engeland met resp. 5.176.000

brt. en 5.079.000 brt. vrijwel op de voet, terwijl de Duitse

werven in hetzelfde tijdvak rond 304.000 brt. aan nieuwe

orders boekten. De produktie der Duitse werven, diè

verleden jaar rond 1,3 mln, ton draagvermogen vertegen-

woordigde, steeg in 1956, vergeleken met het jaar tevoren,

met 7 pCt. Van de verleden jaar gereed gekomen tonnage

waren 545.000 ton draagvermogen voor Duitse en 762.000

ton voor buitenlandse opdrachtgevers bestemd. Men

verwacht in Duitse scheepsbouwkringen – zich daarbij

baserende op de in het eerste kwartaal van 1957 gereed-

gekomen tonnage – dat de produktie dit jaar een verdere
stijging te zien zal geven.

De Duitse koopvaardijvloot telde op 1 juni jl. 3.688

schepen, metende 3.752.165 brt. Rônd 70 pCt. dezer

vloot werd sedert het einde van de oorlog gebouwd.

739

Indien’ men bedenkt, dat ide Duitse koopvaardijvloot

door oorlogsgeweld vrijwel werd gedecimeerd en de

Duitse werven gedurende de eerste jaren na de oorlog geen

vrijheid hadden, 9chepen voor de grote vaart te bouwen,

is de door
,
t
Duitsland geleverde prestatie, ook wat de

wederopbouw der koopvaardij vloot betreft, opvallend.

Bedenkt men voorts, dat de buitenlandse opdrachten rond

70 pCt. van de totale Duitse orderportefeuille vertegen-

woordigen – een waardevolle bijdrage zowel voor de

ha’ndelsbalans als voor de deviezenpositie – dan kan men

– zich moeilijk onttrekken aan de indruk, dat de wijze,

waarop men in Engeland de dalende export van schepen

tracht goed te praten, in wezen niet anders is dan ,,faire

bonne mme A mauvais jeu”. De omvangrijke Engelse

– orderportefeuille en de bedrijfswinsten, welke dank zij de

,,cost plus”-clausule in de bouwcontracten worden be-

haald, verhullen de gevaren, die het kortzichtig beleid der

vakbondleiders met zich brengt. Levertijd en kostprijs zijn

/ nog steeds factoren, welke mede beslissend zijn voor de

mate, waarin men zich met buitenlandse concurrenten

kan meten.

Belangwekkend is in dit verband een onlangs door het
‘Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde analyse

van het verloop der bouwprijzen van een drietal typen

zeeschepen hier te lande, W. vrachtschepen met een draag-

vermogen van 10.000 ton, tankers met een draagvermogen

– van 18.000 ton en kustvaartuigen van 800 ton. Het C.B.S.

komt tot de navolgende indexcijfers (1948 = 100), waarbij

die voor het afgelopen jaar nog een voorlopig karakter

dragen:

Indexcijfers van Nederlandse scheepsbouwprjzen (1948 = 100)

. Vrachtschip
van 10.000 ton draagvermogen

Tanker van
18,000 ton
draagvermogen

Kustvaartuig
van 800 ton
draagvermogen

1949
103
103 103
1950
1 10
107
109
1951
136
126
131
1952
148
135
139
1953
146 138
140
1954
140
138
133
1955
150
147
141
1956
160
158
151

Een medewerker vah het blad ,,Fairplay” komt, bij

vergelijking van de Engelse bouwprijs van een motorschip

van 9.500 ton op 30juni1948 met die op 30 juni 1957, tot

de navolgende bedragen: resp. £ 360.000 £ 38 per ton

draagvermogen en £ 775.000 resp. £ 8 1.10.0 per ton draag-

vermogen. De discrepantie is opvallend en wordt nog

geaccentueerd, indien men let op de
stijging
der bouw

kosten in Engeland van het shelterdek motorvrachtschip

met een draagvermogen van 11.000/13.000 ton, snelheid

15 mijl resp. op 30 juni 1956 en 30 juni
1957.

Bouwpr jjs van schepen in Engeland 1956-1957

/
Prijs
p

ton’
Prijs per ton
drn
raagveer

moge
draagvermogen
gesloten
open
shelterdek
shelterdek

30 juni 1956
£
1.015.000
£
78.0.0
£
92.5.0
31 december 1956
£
1.045.000
£
80.10.0

.
£
95.0.0
30 juni 1957
£
1.080.000
9 83.0.0
£
98.5.0

In
1955
was het Engelse indexcijfer reeds tot 184 gestegen

en lag derhalve toen reeds 34 punten boven het Nederlandse.

De daarna in Engeland tot stand gekomen loonsverhogin-

gen en de stijging der materiaalprijzen zullen dit nadelig

verschil nog hebben vergroot en ongetwijfeld hebben bij-

gedragen tot het in vergelijking met de eerste jaren na de

oorlog sterk gedaalde aandeel van de Engelse scheepsbouw

in de voor export bestemde bouwopdrachten. Een juist

inzicht in het verloop der bouwprijzen sedert het Koreaanse

conflict in de belangrijkste scheepsbouwlanden ontbreekt
overigens en een aan deze materie gewijde studie van het

Bureau of Statistics der Verenigde Naties zou ongetwijfeld
verhelderend werken.

De Noorse scheepsbouw, die zich tot voor enkele jaren

vrijwel beperkte tot de bouw van schepen van kleiner type,

legt zich sinds enige jaren met succes toe op de bouw van

grote vracht- en tankschepen, dank zij uitbreiding en

modernisering der werven. Op 1 juli jl. waren bij Noorse

werven 164 schepen,. metende 1.700.000 brt., in bestelling.

Typerend voor het voorzichtig beleid der Noorse reders is
dat tegen ‘het einde van de jongste hausse op’ de vrachten-

markt tal van vervôerscontracten op lange termijn werden

gesloten. Blijkens een recente analyse was voor rond
4/5
der

Noorse tankvloot, – op 1 januari ii. 444 schepen tellende

met een tonnage van 4,2 mln. brt. – en voor rond de

helft der vrachtvloot – op 1 januari ji. bestaande uit

2.002 schepen, metend 3,2 mln. brt. – emplooi op lange

termijn gesloten. Op 1 juni jI. was rond 4 mln. brt. voor

Noorse rekening in aanbouw, resp. bestellingen ook voor

een aanzienlijk deel van deze tonnage hebben reders zich

van langdurig emplooi verzekerd.

De Zweedse werven beschikten op 1 april-ji. over ruim

3,5 mln. brt. aan bouwopdrachten en werkten op volle

capaciteit. De vijf grote Zweedse scheepvaartgroepen –

Broström, Grângesberg, Salén, Wallenius en Johnson

Line – hébben tezamen rond 1,2 mln. ton draagvermogen

aannieuw te bouwen schepen besteld. Ruim 90 pCt. van

deze tonnage wordt op Zweedse werven gebouwd. Buiten-

land’se opdrachtgevers plaatsten echter eveneens een aantal

bestellingen in Zweden. Na oplevering der thans in bestel-

ling zijnde tonnage zal de inhoud der Zweedse koopvaardij-

vloot, die op 1 junijl. 1.608 schepen, metende 3.041.105 brt.,

telde, tot ruim 4 mln. brt. stijgen, hetgeen vergeleken met

1948 een verdubbeling
‘betekent.

(Âdvertent4e)

Met papier en met plastic geïsoleerde kabels ‘voor hoogspanning,

laagspanning en telecommunicatie Kabelgarnituren,

koperdraad en koperdraacfkabel. Staaidraad en staalband.

NEDERLANDSCHE KABELFABRIEK’ DE

740

1.

De Japanse werven beschikten in januari ji. ovei een

orderportefeuille ter grootte van 4,149.000 brt., hetgeen

zesmaal zo groot is als tijdéns het Koreaans conflict. Het

aandeel der Japanse reders bedroeg 847.000 brt., terwijl
buitenlandse opdrachten een totaal van ca. 3,3 mln. brt.,

waarvan ca. 91 pCt. uit tankers bestond, vertegenwbor-

digden. De Japanse bouwprjzen zijn verleden jaar aan-
zienlijk verhoogd. Ruwweg bedraagt de stijging sedert

maart 1956 22 pCt. voor vracht-, 25 pCt. voor lijnschepen

en 43 pCt. voor supertankers. Daar de grote Japanse

werven gedurende de eerstvolgende jaren van voldoende

werk zijn voorzien, breekt men zich vooralsnog niet het

hoofd over de vraag, of de thans geldende prijzen concurre-

rend zijn en geeft men er de ‘voorkeur aan de verdere ont-

wikkeling aan te zien. Een der grote Amerikaanse olie-

maatschappijen heeft echter, naar verluidt, onlangs een

tweetal turbmetankers bij Jâpanse werven besteld met een

draagvermogen van ca. 65.000 ton tegen een prijs van

ca. £
5
mln. elk met escalatorclausule en oplevering midden!
eind 1961.

De Amerikaanse werven hebben geprofiteerd van de

omstandigheid, dat men in staat was naar verhouding

korte levertijden te garanderen, waardoor tijdens de jongste

hausse in de scheepvaart de hogere bouwprjzen minder

‘gewicht in de schaal legden. Op 1 juniji. waren 98 schepen,

metende 2.282.772 brt. en met een gezamenlijk draagver-

mogen van 3.572.301 ton, op Amerikaanse werven in

aanbouw resp. bestelling. Tankers vormden het hoofd-

bestanddeel en vertegenwoordigden niet ininder dan

2.126.372 brt. resp. 3.424.735 ton draagvermogen en een

‘gemiddeld draagvermogen per schip van ruim 40.000 ton.

Onze nationale scheepsbouw heeft eveneens ten volle

geprofiteerd van de allerwegen heersende bedrijvigheid;

de grote werven zijn dan ook zonder uitzondering voor de

eertv&gende jaren volop van werk voorzien. In januari ji..

waren voor Nederlandse rekening 109 vrachtschepen,

metende 846.182 brt. en 35 tankers, metende 713.207 brt.

inaanbouw resp. bestelling, waarvan rond 415.000 brt. bij’

buitenlandse werven.

Het verloop van de prijzen voor tweedehandsschepen

(en dit geldt in het bijzonder voor de tijdens de oorlog

gebouwde schepen van het ,,Liberty”-type) weerspiegelt

de weinig rooskleurige situatie op de vrachtenmarkt. Zoals

reeds in het overzicht van de vrachtenmarkt vermeld
1),

werd in december ji. nog £ ‘670.000 betaald. Begin mei

wisselde de Noorse Liberty ,,Wilford” voor ca. £ 420.000

van eigenaar, terwijl vervolgens het Liberty-schip ,,Mariel”,

oplevering 1957 met survey gepasseerd, voor ca. £ 340.000

naar Italië werd verkocht. Een oliestoker van het zgn.

,,Empire”-type werd,,naar verluidt, aan het einde van het

tweede kwartaal voor ca. £ 350.000, oplevering augustus

met ,,special survey”, gepasseerd en met uitgestelde be-

talingsvoorwaarden verkocht.

Voor oudere schepen bestaat slechts geringe belang-

stelling. De kolenstoker ,,Baron Belhaven”, ca. 10.250 ton

draagvermogen, in 1925 in Engeland gebouwd, survey

1952, werd door kopers in het Verre Oosten voor ca.

£ 232.500 gekocht, terwijl de ,,Baron Maclay”, eveneens

een kolenstoker, draagvermogen ca. 9.625 ton, bouwjaar

1924, survey 1953, ca. £ 240.000 opbracht.

Het aanbod van tankers is beperkt. De Noorse motor-

tanker ,,Sysla”, ca. 16.250 ton draagvermogen, gebouwd in

1941-1945, snelheid 13-131 mijl, survey
1954,
werd voor

1)
Zie ,,E.-S.B.” van
7
augustus 1957.

ca. £ 1,2 mln. mcl. charter tot maart 1960 op basis der

schaaivracht plus 100 pCt. en van maart 1960 tot maart 1961

op basis der schaaivracht plus minimum 50 en maximum

150 pCt. naar Duitsland verkocht.

De prijzen voor tankers van het T-2-type liepen in het

tweede kwartaal niet onbelangrijk terug. Werd in april

nog ca. £ 1.175.000 oplevering (vrij van charter) in het

najaar 1957 betaald, sedertdien werd een schip van dit

type, met dezelfde op1everin, voor ca. £ 982.000 verkocht.

Vergeleken met eind vorig jaar zijn de prijzen voor T-2-

tan kers met 35 tot 40 pCt. gedaald. De door Engelse slopers

beaa1de
prijzen
zijn van £ 18 per bruto register ton in

december ji. thans tot £ 13/14 per brt. gedaald.

Rotterdam.

.

C. VERMEY.

N.B. Blijkens inmiddels door de Engelse Shipbuilding

Conference gepubliceerde gegevens waren op 30juni ji. 879

schepen metende 6.952.000 brt. bij Engelse werven in
aanbouw resp. bestelling. Tankers vertegenwoordigen

52 pCt. van de totale tonnage.

De geidmarkt.
Het heeft in de verslagweek op de geldmarkt bepaaldelijk

niet aan ,,spannende”, ontwikkelingen ontbroken. Eén van

de verrassingen wèrd in het commentaar bij de weekstaat

van De Nederlandsche Bank onthuld: buitenlandse centrale

banken hebben hun sterk aangezwollen tegoeden, voort-

vloeiende uit betalingsakkoorden, in Nederlands schatkist-

papier belegd; hiermee was een bedrag van ruim f. 300 mln.

gemoeid. Gelukkig is de vraag, hoe de weekstaat er deze

keer zou hebben uitgezien als het buitenland niet als redden-

de engel had gefungeerd, van academisch karakter. In ieder

geval slaagde de Schatkist er thans in niet alleen haar schuld

aan De Nederlandsche Bank om te zetten in een klein

tegoed (een nettô-verbetering van ca. f. 140 mlçi.), maar

ook om per saldo op vervallend schdtkistpapier in binnen-

landse handen ca. f. 160 mln, af te lossen. Men zou dus

kunnen stellen dat deze twee operaties,’ waarvoor tezamen

ca. f. 300 mln. nodig,was, door de buitenlandse centrale

banken zijn gefinancierd.
Aangezien de f. 160 mln, aan vervaliend schatkistpapier

zich merendeels in handen van de banken hebben bevonden,

waren deze in staat aan de gevolgen van het voortgezette

zij het verminderde

deviezenverlies (f. 70 mln.) en de

stijging van de bankbiljettencirculatie (f. 100 mln.) het

hoofd te bieden. In de netto-positie va
~
n de banken bij de

Centrale Bank kwam niet veel verandering: het (renteloze)

tegoed steeg bijna ‘evenveel als de (dure) voorschotten en

verdisconteerde wissels. De invloed van belastingbeta-

lingen is in de weekstaat niet terug te vinden. Wat er via

de banken is betaald, is klaarblijkelijk weer even snel naar

hen teruggekeerd.

Een tweede ontwikkeling die sterk de aandacht heeft

getrokken is de mededeling van De ‘Nederlandsche’ Bank

aan de banken betreffende de kredietverlening. Deze mede-

deling komt erop neer, dat het volume van de krediet-

verlening aan de lagere overheid (de Bank voor Neder-

landsche Gemeenten niet inbegrepen) zou moeten worden

741

il

ingekrompen, terwijl de kredieten aan de particuliere sector

geen ,,duurzame stijging” meer mogen ondergaan, al is

tot op zekere hoogte rekening gehouden met de. krediet-

behoeften uit hoofde van de winterfinanciering.

Men kan zich afvragen in hoeverre deze stap van De

Nederlandsche Bank betekent, dat de bekende ,,ijskast-

regeling” van 19 februari 1954, met betrekking tot de

,,maxima der kredietuitzettingen” tot ontdooiing is ge-

bracht (zie verslag van De Nederlandsche Bank 1953 blz.

187 e.v.). O.i. is dit alleen al daarom niet het geval, omdat

de banken krachtens bedoelde regeling de facto
verplicht

zouden zijn geweest bij een overschrijding der gestelde

maxima voor het bedrag der overschrijding bij de Centrale

Bank aan te kloppen. Bij de huidige stand van zaken is dit

niet het geval: zondigende instellingen zullen,
indien en

voor zover
zij een beroep doen .op de Centrale Bank een
boete moeten betalen in de vorm van een extra rente van

ten minste 1 pCt.

Dat de geidmarkt zich kenmerkte door een hogejmate van

krapte behoeft na het bovenstaande geen toelichting. Het

officiële tarief voor callgeld bleef
33/4
pCt., maar er schijnt

in feite op 44 pCt. te zijn gehandeld.

De valutamarkt bleef in onzekerheid. De E.B.U.-cijfers

voor augustus waren opzienbarend: zo bedroeg Nederlands

tekort ruim f. 400 mln. De Westduitse deviezenreserves zijn

in augustus met D.M. 1,4 mrd. toegenomen, volgens de

Bundesbank voor de helft ten gevolge van speculatieve

betalingen. Steeds talrijker wordt het aantal stemmen in

Duitsland, dat pleit voor een politiek van vervroegde

aflossing van de buitenlandse schuld als een alternatief voor

revaluatie, een politiek die indertijd, ook door Nederland

is gevolgd.

De kapitaalmarkt.

Zowel in Wall Street als op het Damrak heerste een Vrij

apathische stemming. In Amerika is het geloof aan een

eeuwigdurende inflatie aan het wankelen geraakt, mede

onder invloed van de voortgèzette daling der grondstoffen-

prijzen, de onvermurwbare politiek van het Federal Reserve

System en Eisenhower’s oproep tot wat neerkomt op een

kopersstaking. Voor de koersen van aandelen, die immers

.juist gepropageerd zijn als ,,hedges against infiation”, is

een dergelijke ontwikkeling natuurlijk allerminst gunstig.

Anderzijds getuigt een opvallend groot aantal ,,brokers”

van de mening dat de .rente een topstand heeft bereikt,

zodat thans juist obligaties als een middel ter verkrjging

van kapitaalwinst aantrekkelijk worden genoemd. Het

kan verkeren.

Een soortgelijke ontwikkeling voltiekt zich in Neder-

land;.00k daar is momenteel belangstelling voor obligaties

te constateren. Dat het indexcijfer van aandelenkoersen

daarenboven een weinig steeg moet vnl. aan de koers-

stijging van de aandelen Koninklijke worden toegeschreven.

Deze maatschapij kwam, in tegenstelling tot Unilever, met

prachtige halfjaarcijfers.

Op het gebied van de emissies viel in de verslagweek

enige activiteit te bespeuren. De R.V.S,, de enige levens-

verzekeringmaatschappij met ter beurze van Amsterdam

genoteerde aandelen, kondigde een claim-emissie aan van

ca. f. 2 mln, nominaal aandelen, resp. certificaten a pan.

Het onthaal was tot dusver goed. Op verzoek van De

Nederlandsche Bank is het echter met buitenlandse emissies

en introducties, voor zover deze zich niet in het laatste

stadium van voorbereiding bevinden, voorlopig gedaan.,

Aand.

indexeijfers

A.N.P.-C.B.S.
23 aug.
30 aug.
6 sept
(1953
=
100)
1957
1957
1957

Algemeen

……………………………
218,0 215,5
216:0
Internat.

concerns

…………………
317,7
316,1
317,9.
Industrie

………………………………
148,4 143,7
143,3
Scheepvaart

…………………………
149,7
145,8 142,6
Banken

…………………………………
110,8
110,0
111,5
Indon.

aand
… ……………………….
93,9
92,1 91,5

Aandelen
Kon.

Petroleum

……………………
t. 204,20
t.
205,50
t.
211,80
Unilever

………………………………
422’/2
410½
393
Philips

…………………………………
276′,4
277
1
/2
273%
A.K.0.

…………………………………
179½
175
3
/4
174
Kon.

N.

Hoogovens

………………
295
290
1
/2
290
VanGelder Zn.

………………………
1911%
187%
185%
H.A
.
L .

…………………………………
166 162
156½
Amsterd.

Bank

………………………
199½
198
197
H.V.A .

…………………………………
120 115 115

Staatsfondsen
2%

pCt.

N.W.S

…………………..’
534
54½ 57½ 3-3/2

pCt.

1947
………………………
81%
8
1
+ff
81½
3%

pCt.

1955

1

………………………
78½
784
781ff
3

pCL, Grootboek

1946

……………
80
1
%
81%
81
3

pCt

Dollarlenmg

………………
90
90½
89
1
/2

Diverse obligatIes
3½ pCt. Gein. R’dam 1937 VI
81’%
82% 85%
3% pCt. Bk.v.Ned.Gem.195411(III
74
75
75
3½ pOt. Nederi. Spoorwegen
77½
80%
81½

pOt.

Philips 1948

………………
87½
87
88%
3% pCt. WesU. Hyp. Bank
76
79
80%

New
York Aandelenkoersgem id delde
Dow Jones Indust.rials
…………
475,7
484,4
478,6

M.
P. GANS.

RECENTE PUBLIKATIES

1125 jaren economisch onderzoek in de middenstand”

Deze publikatie, die bij gelegenheid van het 25-jarig

bestaan van het Economisch Instituut voor de Middenstand

werd uitgegeven, bevat – in een betrekkelijk willekeurige

volgorde – een negental opstellen. Na een inleidend artikel

over het wel en wee van het E.I.M. in de voorbije 25 jaren,

volgt een algemeen georiënteerde bijdrage van Drs. Hub.

L. Jansen, getiteld ,,Sociaal-economisch onderzoek ten

behoeve van de middenstand”. De overige zeven opstellen

werden geschreven door medewerkers van het E.I.M. en

betreffen meer specifieke taken c.q. problemen van dit

instituut. Dé artikelen beogen – blijkens de titels –

een inzicht te geven in het werkterrein van het E.I.M.

dan wel diverse moeilijkheden te belichten die’ bij het

onderzoekingswerk om een oplossing vragen. De uitgave

van •deze ,,verantwoording” door het E.I.M. werd op

aantrekkelijke wijze verzorgd.

Drs. L. J. Werkhoven: Rentabiliteitsonderzoek in het

rjjwielkleinbedrjjf over 1955 (IV).
Uitg. Economisch

Instituut voor de Middenstand, ‘s-Gravenhage 1957,

66 blz., f. 2.

De directe aanleiding tot dit onderzoek werd gevormd

door de in de rijwielbranche ontstane behoefte aan een

objectieve cijfermatige vaststelling van de betekenis van de

handelsmarge op rijwielen met betrekking tot de algehele

rentabiliteit van het rjwielldeinbedrjf. Uit het onderzoek

blijkt o.a., dat het bedrijf met een omzet van minder dan

60 rijwielen per jaar overheerst en dat gemiddeld een derde

van de totale in het bedrijf gevormde marge’uit de verkoop
van rijwielen wordt verkregen. Volgens schrijver mag voor

een groot aantal bedrjfsgenoten worden gesteld, dat deze

in hun zelfstandig bestaan als rijwielhandelaar resp.

-hersteller slechts een matig inkomen verwerven.

742

0

z

0


0

‘INSØ

c-1
(D
k

Lxi

bd

I’)
N)

co
CD
Id

CD

ol
CD
1
1

CD
tj

0

0

CD
CD
‘1

—s

WO.

CD
CDD)
i c+i

D
OP
c+
CD c+(D

I\) (1)
l
.

0
z
0.

(1,
c•)

z

tTl

Ö

1

0

c—i

I-.

C)

0

0

r1

Ö

0

Zo

0

-1

)1
OD
0

t

4r- –

(Ontwerp) Streekplan voor de IJmond-Noord.
Toelichting

met bijlagen 115 + 43 blz., (Ontwerp) Bestemmings-

plan – (Ontwerp) Voorschriften 8b1z. met kaartbijlage,

Kaartbijlagen (It/m XIV) van de Toelichting, Haarlem

1956.

De krachtige ontwikkeling van de IJmond, waarbij

velerlei grote, zowel nationale als meer dan regionale

belangen een rol spelen en waarin tegenstrijdige elementen

te onderkennen zijn, maakt een zorgvuldigè leiding nodig.

Alleen met behulp van een planmatig beleid kan worden

voorkomen dat een ruimtelijke ontwikkeling plaats heeft,
waardoor een van de aanwezigé belangen meer in het ge-

drang
zou
geraken dan strikt noodzakelijk is!’In het gebied

Financieel manager

acad. gevormd, met grote binnen- en

buitenlandse ervarin’g,

zoekt leidende functie bij internationaal

georiënteerd bedrfjf.

Brieven onder No. E.-S.B. 39-1, Postbus 42, Schiedam.

van de IJmond-Noord wordt de meest ingrijpende en

omvangrijke, ook stedelijke, ontwikkeling verwacht, waar-

door in dit gebied de moeilijkste en meest urgente vraag-

stukken spelen.

De toelichting
op
het streekplan bevat een uitvoerige

schets van dè bestaande toestand in het gebied van de

IJmond-Noord en een raming van de vooruitzichten. Zowel

de industriële als de agrarische en demografische ntwikke-

ling – met de daarmede verband houdende huisvestings-

problemen – worden geanalyseerd. Vervolgens worden

de behoeften en mogelijkheden voor recreatie, de verkeers-

vraagstukken en de benodigde verzorgingsinstellingen

besproken, waarna een samenvattend overzicht wordt

gegeven van de verwachte stadsontwikkeling in haar geheel.

OPLEIDING TOT BELfhSTI NGCONSU LENT
De Nederlandse Federatie van Belastingconsulenten (Bond
en Instituut) organiseert mondelinge cursussen in
Am-
sterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Deventer, Arnhem
en Groningen.
Middelbare Schoolopleiding of gelijkwaardige ontwikke-
ling vereist.
Examens onder Rijkstoezicht.
Prospectus en aanmelding: Bachmanstraat 39, Den Haag,
Telefoon
116914.

Adierteer in dit blad

KWANTITEIT

PÉIROFINA
of
SOCIÊTÉ
ANONYME

KWALITEIT

GEVESTIGD

TE

BRUSSEL

INTRODUCTIE

?

door middel van inschrijving van

originele
5/2%

7

/
2%
20 jarige obligaties in U.S. dollars

1

deel uitmakend van een obligatielening in totaal groot U.S.
$
25.000.000,-, waarvan

War

neer

het U vooral Om

,.

voor de introductie in Nederland beschikbaarwordt.gesteld een nominaal bedrag van

de kwantiteit van de reacties
U.S.
$
5.000.000
9

op

door

Uw

onderneming
In coupsres van U.S.
$
100,- en U.S.
$
1.000,-.
geplaatste

personeelsannonces
gaat, dan menen wij er goed
Voor deze uitgifte is vergunning verleend door de Nederlandsche Bank,

aan te doen

U

tevoren

te
d.d. 26 juli 1957, onder nummer EZ
7333980.

$

1
moeten afraden deze annonces
Ondergetekenden berichten dat de INSCHRVING op bovengenoemde intro-
IJ
in ,,E.S.B.” te plaatsen. Hon-
ductic zal zijn opengesteld op
derden

reacties

voorspellen
wij U beslist niet.
DINSDAG 17 SEPTEMBER 1957,
van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur,
Wilt U echter een indruk heb-
ben van de kwaliteit van de
bij hun kantor en te ROTTERDAM, AMSTERDAM en ‘s-GRAVENHAGE, op

1

binnenkomende reacties,

dan
de voorwaarden van het Bericht d.d. 10, september 1957.

zal hei U interesseren dat tal-
De emissiekoers zal in Nederland, rekening houdend met het agio van de effec-

rijke grote ondernemingen re-
tendollar d.d. 16 september 1957 en de kosten van het stempel Rubriek II,

gelmatig

inschakelen
,,E.-S.B.”
worden vastgesteld op de basis van de emissiekoers in Canada, welke 100%

als medium voor het oproepen bedraagt. De aldus vastgestelde
,
koers
en het in Nederland op de st rting ver-

van functionarissen op

hoog
schuldigde bedrag (inclusief 21 dagen opgelopen rente s 51/2
%)

zal bij adver-

niveau. De ervaring leert deze
tentje in enkele avondbladen van 16 september 1957 en in enkele ochtendbladen

$

1

bedrijven

namelijk

dat

een
1
van 17 september 1957 worden bekend gemaakt.
oproep, in ,,E.-S.B.” geplaatst,
De aandacht wordt er op gevestigd dat op bovenvermelde uitgifte in Nederland

een prima selectie

van

het

van U.S.
$
5.000.000,-
5
1/2
%

71/s
%
20-jarige obligaties geen inschrijvingen

aantal reacties

betekent, het-
kunnen worden aanvaard afkomstig van of gedaan namens of voor rekening

geen een

niet

onbelangrijke
van ingezetenen van de ‘VerenigdeStaten van Noord-Amerika, Canada, België.
$

1

aanwijzing is wat betreft het
West-
Duitsland of Zwitserland.

,,aanbod”.
Exemplaren

van’-het

Bericht en

inschrijvingsbiljetten,

alsmede,

in

beperkt

aantal, afdrukkeh van het jaarverslag der Vennootschap over 1956 en van haar
Zoekt U het in de kwaliteit
statuten, zijn verkrijgbaar bij dé kantoren van inschrijving, waar een exemplaar
van de reacties op

Uw

per-
,
van de Trustakte ter inzage, ligt..

.
soneelannonces,

dan

geven
.
ROTI’ERDAMSCHE BANK N.V.
wij U ernstig

in

overweging
AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
om ,,E.-S.B.” als medium in
te schakelen.
tterdam/Amsterdam,

DE TWENTSCHE, BANK N.V.
10 septeber 1957.

NEDERLANDSC

HAEL-.ilAATSCHAPPIJ, N.V

Advertentie-afdeling

Postbus 42

Schiedam

•1

Abonneer( Ii op

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie
van:

Prof. P. Hennipman,
A. M. de Jong,

Prof. P. B. Kreukniet,

Prof. H. W. Lambers,

Prof. J. ‘Tinbergen,

Prof. G. M. Venijn Stuart,

Prof. F. de Vries,

Prof. J. Zijlstra.

Abonnementsprijs 1 22.50;

fr. p. post 123.60; voor stu-

denten
f
19.—; fr. per post

120.10.

Abonnementen worden aan-

genomen door de boekhandel

en door uitgevers

DE ERVEN, F. BOHN

TE HAARLEM

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

Gecombineerde Maandstaat op 31 augustus 1957

Kas, Kassiers en Dag-
Kapitaal
… … ….f

49.000.000,

geldieningen

. .
f

62.598.57472
Reserve

.

.

. . . . .

.

21.000.000, –
Nederlands


Bouwreserve

……..1.000.000,

Schatkistpapier .,,

368.200.000,-
Deposito’s

op

Térmijn,,

277.867:311,50
Ander

Overheidspapier,,

28.470.131,25
Crediteuren

……


.675.822.288,02
Wissels

.

.

.

.

.

.

.

…..

29.749.153,32
Geaccepteerde Wissels-,,

1.128.294,50
Bankiers in Binnen- en
Door Derden
Buitenland……47.997.187,55
Geaccepteerd
– .

1.188.305,03
Effecten, Syndicaten en
Overlopende

Saldi

en
Waarden…..

41.453.531,41
Andere Rekeningen,,

2
6
.467.156,46
Prolongaties en Voor-
schotten tegen Effecten,,

36.171.691,75
Debiteuren

……….426.982.858,92
Deelnemingen (mci.
Voorschotten)..,,

6.850.226,59
eboueri

……

5.000.000,-

f1.053.473.355,51
/1 .053.473.355,51

bedrijfsvloeren

De Meteoor heeft een nieuw bedrijfsvloer programma?.

STELCON platen en tegels worden thans gemaakt in drie kwaliteiten:

fl0.
1


deklaag van staalbetor

fl0.
2

– zeer harde minerale dèklaag

fl0.
3


basalt deklaag

‘drie kwaIiteien’- drie prijzen * .iirr.beton

de juiste vloer op de juiste plaats

N.V. Betonfabriek de Meteoor – De Steeg- Tel:
08302.3344

Bouwcentrum -Rotterdam

Auteur