Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1235

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 30 1939

30 AUÛUST(JS n1939

AtJTEtTI?SÎ?ËCHT VOÔkilËHOti.tiPW.

EconoM1sch,,Stat1
‘Ost1*sche

B e rl”c h t e n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIË.N EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E JAARGANO

WOENSDAG 30 AUGUSTUS 1939

No.
1235

COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen;
H. M.
H.
A. van der Vaik; F. de Vries.

Al. F. J. Gooi – Secretaris van de Redactie.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
TederlaIzd f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Statis-
tisch flaandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f
20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Don’s-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad
en het Maand bericht gratis en
genieten een reductie op dc verdere publicaties.

INHOUD:
BIz.

Taak en structuur van het Centraal Instituut voor
In-
dustrialisatie door
Mr. E. D. M. Koning

……….
640

Langloopende credieten aan
ambachtslieden
en kleine
industrieelen door
Mr. J. E. Foekens…………..
643

Werkgelegenheid en spoorwegbedrijf door
B.
van der
Meer……………………………………
646

De positie en de

beteekenis der havenpolitieke kwes-
ties, beschouwd

in het algemeene kader der Nader-
landsch-Belgische

economische

verhoudingen

door
J. F.

G. M. de Meyer

……………………….
648

INGEZONDEN
STUKKEN:
De crisissteun aan

de

Nederlandsche koopvaardij
door
W. van der Vorm

met

Naschrift

van
C.J.P.

Zaalbrg …………………………
649

ONTVANGEN
BOEKEN
EN
STATISTIEKEN
…………..
650

MAANDCIJFERS:
Gecombineerde Maandstaat van de

Nederlandsche
en Nederlandsch-Indische Grootbanken……….
650

Statistieken:
Groothandelsartikelen

……………………………..652-653
üeldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..651,
654

GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT

Alle £ina,nieele marktet hebben over de geheele linie
een ‘typisoh prae-oorlogs-beeld getoond. Op de eisseimar.kt
was de scherpe daling valt het Pond het voornaaimste
symptoom. ])e overwegling, die de Engelsche regeel’iILg er-
toe heeft geleid, den steufl aan hart Pond op te geven is,
naar men mag aannemen, de wenseh om de goudsc-hart,
thans nog aainweeig, in de eerste l)laats te conserveeren
voor cle behoette om noodirge importen te betalen in geval
van oorlog.
Er was natuurlijk een groote kans, dat in de acute oor-
Iogsdreiginrg vele .bu’iteniarnders, die nog investect’inrgen in
Londen hadden, aanleiding zouden virnden tot liquidatie
te besluiten, hetgeen de goudsohat verloren Zou doen gaan
voor het omschreven doel. Dat het Pond hierop scherp

reageerde, is logisch. Immers, reeds gerurimen tijd dreef
de ])ollarkoers in Londen op ononderbroken officieele in-
tei’venrtie, en alleen al de psychologische invloed van het
wegvallen ‘aii dien steun moest een isszinloing veroorza-
ken. Reeds op den dag, w’aarop het besluit van de auto-
iititttn viel, daalde dle noteering tot 8.30, Zarterdag was
l)et laagste punt 8.15, terwijl op den eersten dag van de
nieurwe w’eek een koel-S van 7.80 werd bereikt. Dit verloop
staat wel in scherpe tegenstelling tot dat in 1914, toen
nog maande]t lia het uitbreken van den oorlog het Pond
Om
en nabij de 12 stond. De situatie is thans natuurlijk
gdhcel anders, en vooral de monetaire geschiedenis en de
Psychologisch e reacties, daaruit vooi4jvloei ernde, z ijui ri n dit
verband van invloed.
Van de overige valuta’s heeft de Fransche Franc – on-
getwijfeld om doelmartig’heids redenen, want des ituartie van
het Fs-amnsche devies was geheel anders, en stond veel min-
der ornder acnten druk – vrijwel den Ponrdenkoens gevolgd.
Hetzelfde ‘gold voo! de Deeiische Kroon, hoewel ten aan-
niets van deze valuta de situatie ‘min of meer onoverzichte-
lijrk was. In ‘nog veel sterkere mate was dit het geval met
de beide •andei-e Seandi navische valuta’s, waarvoor te Am-
sterdarm sedert dcii aesjten Pondenival geen noteerlergen
meer konden worden gemaakt.
Te Londen wareil deze valuta’s nominaal, en niet veel
veranderd, maar wanneei- men wrilde las delen, moest men
veel hoogere koersen betalen. Het is ‘begrijrpeiijk, dat voor
de landen van het Pondeisblok de toestand zeer moeilijk
is. De druk, waaraan thans de Sterl’ingkoers blootjsmtaart, krijgt een geheel ander karakter. Wanneer de’lamnden ‘aui
het Pondenblok voorheen redenen ihadden de fluctuaties
van het i’ond te volgen, dan is er alle aamnleiding die ioH-
tiek te herzien, wanneer normale economische overwegin-
gen door een oorlogstoestaind opzij gezet worden. Dit pro-
bleem .hclsben de Seandinavisohe landen blijkbaar nog niet afdoende tot oplossing kuinnen brengen.
De Gulden heeft zioh uitstekend gehouden. Nadat aan-
vamnkel ijle de ,, plafondkoe rs” van het 1iga1 isatiefonds voor
den Dollar: 1,88% even is bereikt, is daarna de koers vrij
constant tussdhen de 1.87 en 1.88 gebleven, terwijl af en toe zelfs onder de 1.87 werd gehandeld. Noenenswaardc druk op den Gulden was niet waar te nemen. De situabie
was al ite lang slepend geweest ons nog plotselinge kapi-
taalbeweging uit te lokken. Wellicht is overigens de nog ge.
leidelijk voortgang vindende liquidatie van Mendelssohn-
transacties mede verantwoordelijk voor het recente koers-
verloop ‘van den Gulden. De geldsnarrkt geeft duidelijk desi aiarin’toestamnd weer,
prolongatie steeg tot 4 pOt. op Maandag. Van een sier-
“onze stemming was geau sprake, hetgeen wellicht niede
toe te seihrjr’en ‘is aasi de opinrie, dat beurssluiting niet
te verw’aohtemn is, wel naitnurlijk koersceatrôle. Ook op de
discositomarkt trokken de noteerinrgen aan als gevolg van
den drang bij de geidgevers om de liquid!irteit op te voe-
ren. 1)e o.ptvragiugeti van deposito’s, die natuurlijk voor-
kwa.nien, bleven binnen betrekkelijk enge grenzen. Aan-
geZien de geldnoteeringen ‘het peil bereikteu, waarop de
tarieven vast de centrale bank effectief waren, uetvl dit
beantwoord met de traditioneele verhooging van de tarie-
ven met 1 pOt.
De beleggingsmarkrt weerspiegelt steeds meer ce ver-
wachting van renteatijgimnrg sugeval van aanhouden van de
spanning of uitbreken v
,
mi een oorlog. De
3_3:
pCt.
staaitsleenimng kwam op 90, bijzonder gedrukt lag de 3 .pCt.
leetring 1937 met Zee!’ langen loorptijd. Overigens was van
osnvang’rijike verkoopen geen sprake, en er ‘was geen enkele
aanleiding tot het nemen van maatregelen, zooals in 19fl-
geland, waar voor taats to id san ns imnimu mkoersen w’erden
sastgesteid.

640

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

TAAK EN STRUCTUUR VAN HET

CENTRAAL INSTITUUT VOOR

INDUSTRIALISATIE.

Het industrialisatievraagstuk in Nederland.

Het is nog niet lang, dat de Nederlandsche Regee-
ring zich een taak stelt op het gebied van de indus-trialisatie van ons land. De groote depressie, welke zich in 1931 in Nederland voelbaar ging maken en
sedertdien het economisch wereidbeeld in steeds ster

ker mate heeft doen wijzigen, vormde de aanleiding
tot het stellen van het industrialisatievraagstuk. En
het eerste wat men zich had af te vragen was: hoe
doet zich het industrialisatievraagstuk in Nederland
voor?
Zonder den strijd der meeningen te willen resu-meeren, willen wij hier toch enkele punten geven,
welke in alle beschouwingen naar voren komen en een
rol hebben gespeeld bij het uitstippelen van het Ee-
geeringsbeleid op dit gebied en bij het projecteeren
van de in’dustrialisatie-apparatuur.
Daar is dan in de eerste plaats de erkenning van
de noodzakelijkheid van economische heroriënteering
in verband met de structureele wijziging van onze
handelspositie in de wereld, mede gezien in het licht
van onze toenemende bevolking. Het creëeren van
productieve werkgelegenheid voor onze landgenooten
ws en is een vooraanstaand gezichtspunt. Uiteraard
zijn er voor de oogenblikkelijke bestrijding der heer-
schende werkloosheid andere middelen van sneller ef-
fect dan de industrialisatie. De industrialisatie is een
langzaam, maar duurzaam werkend middel; komen-
de generaties zullen er meer vruchten van plukken
dan onze tijdgenooten. Dit wordt nogal eens uit het
oog verloren.
Een tweede voornaam gezichtspunt is dat van de
versterking der economische weerbaarheid van ons
land. Daartoe is noodig het aanvullen van bestaande
lacunes in het productie-apparaat, het scheppen van
de economische en technische voorwaarden voor ver-
dere ontplooiing der bestaande nijverheid en het ver

grooten van de doelmatigheid der werkwijzen (zoowel
in economisch als in technisch opzicht; zoowel intern
als extern) in het bedrijfsleven.
In de derde plaats zij tenslotte genoemd de wen-
schelijkheid van het scheppen vn nieuwe verwer-
kingsmogelijkheden voor inheemsche grondstoffen.
Wie zich voor oogen stelt wat de Nederlandsche
bodemproductie aan stoffen van organischen en in
beperktere mate van anorganischen aard oplevert,
kan zich van de realiteit van dit gezichtspunt wel een
voorstelling maken.

Weerstanden tegen invoering van nieuwe indus-

trieën.

Voornamelijk aan de hand van de hierboven aan-
geduide drie gezichtspunten is de Regeering begon-
nen zich een beeld te vormen van het tempo, waarin
het particuliere initiatief ‘de industrialisatie van ons
land tot uitvoering brengt. Zonder iets te kort te
willen doen aan den ondernemerszin, de bekwaamheid
en de vlijt, welke in de Nederlandsche industrie aan
den dag treden en welke op vele gebieden het Neder-
landsche product een belangrijke plaats op de wereld-
markt bezorgden, heeft deze studie der Regeering toch
geleerd, dat op dit gebied weerstanden zijn te over-
winnen van een zoo groote inertie, dat de ,,alleen-
durver” soms machteloos staat en zonder den directen
of indirecten steun van zijn Regeering in de verwer-kelijking van zijn projecten niet vermag te slagen.
Een van de belangrijkste weerstanden is te zoeken
in de geringe uitgealrektheid van ons land
en van de
inheemsche afzetmarkt. Waar slechts serie-fabricage
loonend zou zijn, moest de ondernemer als gevolg van
de te beperkte perspectieven, welke de afzet bood, zijn

plannen soms als zijnde onrendabel onuitgevoerd
laten.
Toch zou men zich aan eenzijdigheid schuldig ma-
ken, wanneer aan het argument van de beperkte bui-
nenlandsche afzetmogelijkheden een allesoverheer-
schende beteekenis zou worden toegekend. De betrek-
kelijk hooge industrieele ontwikkeling van kleine lan-
den als België, Zwitserland en het voormalige
Tsj echo- Slowakije, is een waarschuwing tegen een al
te simplistische beschouwing van de mogelijkheden,
of beter gezegd onmogelijkheden, welke zich in ons
land op dit gebied voordoen, al laat deze ontwikke-
ling op zichzelf zich uit andere feiten wel verklarea.
Aan de hand van verschillende voorbeelden, die ons
in dit verband evenwel te veel in details zouden voe-
ren, kan men echter reeds zonder twijfel vaststellen,
dat de weerstand, welke door de geringe uitgestrekt-
heid van ons land en van de inheemsche afzetmarkt
wordt gevormd, zeer wel kan worden gebroken, van-
neer door ondernemers en Overheid maar met kracht
in die richting wordt gestreefd, waarbij vanzelfspre-
kend ook de exportmogelijkheden in het oog dienea
te worden gevat.

Aangezien het in het algemeen den Nederlandschen
ondernemersstand niet aan initiatief en doorzettings-
vermogen heeft ontbroken, zal het bestaan van lacu-

nes eerder zijn verklaring moeten vinden in het feit,
dat de
ondernemers in het verleden sterk georiënteerd waren
op
handel en verkeer
en op industrieele bedrij-
ven, welke een handels- en verkeerskarakter dragen en
waarin een goede inkoop- en verkooppolitiek in den
regel een nog belangrijker rol spelen dan de fabricage
zelf.

Gedacht wordt aan de bedrijven, welke wereld-
grondstoffen verwerken, zooals olie, cacao, rijst, stijf-
sel, doch ook aan de fabricage van margarine, mout-
wijn en sigaren. In mindere mate ook aan de berei-
ding van gereede verven (waarbij lijnolie en terpen-
tijn belangrijke speculatieve grondstoffen zijn), de
klinknagel-, draadnagel- en schroefboutenindustrie (welke bedrijven vrij eenvoudige bewerkingen aan
stafijzer en walsdraad uitvoeren, die vroeger specula-
tief koiiden worden ingekocht op de toen nog vrije
ijzermarkt), aan de ontwikkeling van het scheeps-
slooperijbedrijf, aan de textielnijverheid (waar gerui-
men tijd lang een goede inkooppolitiek van wol en
katoen, gepaard gaande met de vervaardiging van
meer eenvoudige producten, sterker in trek was dan de
meer ingewikkelde technieken met hooge toegevoegde
waarde, en waar dus ook het handelsrisico overwoog).

Een tweede weerstand is gelegen in het bestaan
van een zekeren
achterstand op de gebieden van de
economische en technische research.
Bekwame weten-
schappelijke werkers op deze gebieden levert ons land
in voldoende aantal op, maar de maatschappelijke
vraag naar hun prestaties en de daaruit voortvloei-ende hun ter beschikking te stellen outillage, laten
nog steeds veel te wenschen over. —

liet is begrijpelijk, dat men in het algemeen ge-
neigd is op te zien tegen de moeilijkheden, welke het
ter hand nemen van objecten, waaromtrent men in
ons land in het geheel geen ervaring hecft, oplevert.
Het verkrijgen van ‘deze ervaring is, afgezien nog
van door oetrooien beschermde procédé’s, bij tal van
industrieën verre van eenvoudig. Het verkrijgen van
een goede fabricagetechniek kost dikwerf niet alleen

zeer veel geld en tijd, doch ook is de voorsprong,
welke het buitenland op dit gebied bezit, vaak zeec
moeilijk in te halen. De stelling, dat objecten, die op den duur voor ons land rendabel zijn zullen, wel alle
door het particulier initiatief in voldoende mate zul-
len zijn ontdekt en onderzocht, is reeds om deze reden
niet aanvaardbaar. In onderlinge wisselwerking moeten de technische
en economische voorstudie en het eigenlijke onder-

30 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

641

nemersinitiatief de industrieele ontwikkeling teweeg
brengen. Initiatief zonder deugdelijke voorstudie ver-
dient geen aanmoediging; heeft de voorstudie geleid
tot opstelling van iudustrieele plannen, welke passen
in de wenschelijk geachte economische ontwikkeling
van ons land, dan is niet altijd de ondernemer aan-
wezig, die de uitvoering ter hand kan en wil nemen.
De Nederlandsche Regeering acht de particuliere on-
derneming het natuurlijk orgaan der industrieele ac-tiviteit. Zij gaat van het standpunt uit, ‘dat een eigen
optreden als ondernemer tot de hooge uitzonderingen
moet blijven behooren. Hoe zeer zij dan ook de indus-
trialisatie als politiek programpunt moge blijven
voorstaan, zij zal daarbij toch steeds afhankelijk blij-
ven van den particulieren ondernemingsgeest, zich
uitende in het streven naar hetzij nieuwe ondernemin-
gen, hetzij de uitbreiding van bestaande onderne-
mingen.
Er zijn echter tal van gevallen, waarin ervaringen
en inzichten worden vereischt, waarover de bestaande
industrie en de Nederlandsche poteutieele onderne-
mers niet beschikken. Er zal in die gevallen een
nieuwe ondernemersstand moeten ontstaan. Het is
duidelijk, dat deze niet uit den grond kan worden
gestampt, doch geleidelijk moet groeien. Een gun-
stige omstandigheid is hierbij, dat er onder de Jood-
sche immigranten industrieelcn van naam voorkomen,
clie voor de verdere industrialisatie van ons land van
groote beteekenis kunnen zijn.

Tenslotte moge als sterke weerstand worden ge-
noemd de structuur van onze geld- en kapitaalmarkt.
Het is een bekend feit, dat het Nederlandsche bank-
wezen – toegegeven zij: op goede gronden – zich af-
keerig toont van het verstrekken van investeerings-
credieten en dat de Nederlandsche belegger, op min-
der goede gronden(l), een uitermat,e geringe geneigd-
heid bezit om het industrieele initiatief zijn vertrou-
wen te schenken. Het stichten van nijverheidsbedrij-
ven op optimale grootte is door deze omstandigheid
wel zeer sterk belemmerd en de industrieele pntwik-
keling dientengevolge in voelbare mate vertraagd.

Behoefte aan coördinatie van pogingen tot ver-

betering.

Elk der overwegingen, welke hier zoo summier wor-
den weergegeven, hebben incidenteel wel geleid tot
het creëeren van instellingen, welke in één dezer be-
hoeften willen voorzien. Wij denicen aan het Neder-
landsch Instituut voor Efficiency, de ioofdcommissie
voor de Normalisatie, de Rijksuijverheidsconsuleuten
en Rijksnijverheidsproefstations, de Organisatie voor
Toegepast Natuurwetenschappeljk Onderzoek, ver-
schillende technische en economische stichtingen ten
bate van afzonderlijke bedrijfstakken, economisch-
technologische instituten in de verschillende provin-
ciën, de N.V. industriebank in Limburg, enz., maar
wat aan de industrialisatie-apparatuur langen tijd
ontbrak, was de coördinatie: het werlceu in onderling
verband volgens gemeenschappelijke richtlijnen en
naar een welomschreven doel, in deze coördinatie zag
de Regeering haar specifieke taak, niet in de laatste
plaats uit de behoefte aan het tot uitdrukking bren-
gen van de Regeeringspolitiek op dit gebied.

De practijk der Orisisinvoerwet had het Departe-
ment van Economische Zaken het eerste, nauwe,
rechtstreeksche contact met de nijverheid gebracht.
Nooden en strevingen, ambities en tekortkomingen,
krachten en belemmeringen der nijverheid, waarvan
er in het voorgaande’• enkele werden beschreven, wer-
den duidelijk onderkend eu meermalen werd ‘do Re-
geering tot correctief optreden geprikkeld. Zij heeft
aan deze prikkels meestal weerstand weten te bieden,
want in beginsel wenscht zij de haar gegeven bevoegd-
heden niet dienstbaar te maken aan doeleinden, welke
door den Wetgever niet voorzien zijn; ook wanneer

het een doel betreft, dat in zoo ruimen kring in-
stemming verwerft als de industrialisatie. Met de
ontleding der industrial isatievraagstukkeu kon der-
halve eerder een begin worden gemaakt dan met de
Regeeringsbemoeiingen tot verwezenljicing der desi-
derata.

Ervaringen bij de eerste rechtstreelcsche Regee-

ringsbemoeiing.

Op t Januari 1036 werd bij de Afdeeling Nijver-
lieid van het toenmalige Ministerie van Handel, Nij-verheid en Scheepvaart (thans Economische Zaken) een ambtelijk Bureau, belast met de industrialisatie-
werkzaamheden, ingesteld. Dit Bureau legde contact
met de Rijksnijverheidsconsulenten en Rijksnijver-
heidsproefstations eenerzijds en met. de semi-publieke
Economisch-Technologische Instituten in den lande
anderzijds. Het fungeerde als industrie-politieke ad-viesinstantie van de toenmalige Afdeeling industrie-
financiering van het Werkfonds en vormde zich, uit-
gaande van de uitvoerige documentatie aanwezig bij
de Afdeeling Nijverheid (waarbij wel afzonderlijk ge-
memoreerd mag worden een uitvoerige nationale en
internationale kartel- en concerndocumentatie) en
van anderszins verworven kennis van de nijverheid,
een documentatie, waarop door de ondernemers recht-
streeks of middellijk herhaaldelijk een beroep werd
gedaan.

Het deed ten aanzien van de industrialisatie een
aantal ervaringen op, welke voor de inzichten en
voor den aard der bemoeiingen van de Regeering van
groote waarde waren.

De eerste ervaring, welke werd opgedaan, was, dat
het ondernemersinitiatief in depressietijd latent blijft.
Ondernemersplannen van grooten stijl en deugdelijk
gefundeerd werden zoo goed als niet aanhangig ge-
maakt.
Het was duideljic, dat ook in gevallen, waarin
een redelijke lcostprijsbasis zou kunnen worden be-
reikt, het ontbreken van aantrekkelijke rentabiliteits-verwachtingen (waarin dus behalve cle kostprijs ook
de afzetvooruitzichten werden verdisconteerd) de pro-jecten in portefeuille deed blijven. Niet het technisch-
bedrijfshuishoudkundige, maar het financieel-com-
mercieele aspect hield de ,,neue Kombinationen” slui-
merend.
Het resultaat hiervan was het ontstaan van het
inzicht bij de Regeering, dat zonder krachtige sti-
muleering van Regeeringswege de industrialisatie
slechts een kans maakt in tijden van een gunstige
conjunctuur, terwijl in tijden van dalende conjunc-
tuur het ondernemersinitiatief lateut blijft, tenzij de
Regeering krachtig stimuleerend optreedt. Juist in
zulk een tijd zou een krachtige medewerking van de
Regeering op haar plaats zijn.

Voorts werd ervaren, dat de organen, welke zich
een taak
bij
de industrieele voorlichting en bijstand
stellen, zeer uiteenloopeud georiënteerd waren. De
Rijksorganen legden den nadruk op technische voor-
lichting op aanvraag; de Economisch-Technologische
Jnstituten vertoonden dikwijls neiging zich voor be-
paalde initiatieven in hun gewest ten volle en zeer
actief in te zetten. De deugdelijke, op rijke ervaring
berustende, kennis van het
bedrijfsleven
der oudere
Rijksorganen, die evenwel tegenover de ontwikkeling
der nijverheid gewend waren een passieve houding aan
te nemen, moest gekoppeld worden aan de sterk dyna-
mische en op het constructieve gerichte activiteit der
nieuwe organen.

Verder deed zich het gevaar voor van interprovin-
cialen en intercommunalen naijver bij de industrieele
werkverruiming, hetwelic slechts door sterkere centrale
coördinatie dan van een Departementaal Bureau
uiteraard kon uitgaan, zou kunnen worden onder-

vangen.

In het algemeen bleek een sterke behoefte aan een

642

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

generale lijn en aan werktuigen om deze te verwezen-
lijken te worden gevoeld. Tenslotte trad de waarde
van rechtstreeksch contact met de bestaande indus-
trie zeer duidelijk aan den dag.

Het C.I.TT.I.

Mede om bovenstaande redenen is het ambtelijke
apparaat omgezet in een stichting genaamd ,,Centraal
Instituut voor industrialisatie”, welker dagelijksche
leiding, onder verantwoordelijkheid van den Minister
van Economische Zaken, door het reeds bestaande
Departementale Bureau zou worden uitgeoefend, maar
welke ruimte zou bieden tot formeele en daadwerke-
lijke inschakeling van maatschappelijke instanties op
het gebied der industrialisatie en een minder ambte-
lijken en vlotten vorm van dagelijksch contact met de
Economisch-Technologische Instituten zou kunnen
tot stand brengen.

Van de inmiddels opgerichte N.V. Maatschappij
voor Industriefinanciering welke de industrieele
werkzaamheden van het Werkfonds overnam) werd het Centraal Instituut voor Industrialisatie de indus-
triepolitieke adviesinstantie. Dank zij de ervaring met
de studie op verschillend gebied verkregen, ontstond
de gelegenheid op de toelatingspolitiek van vreemde-
lingen invloed uit te oefenen in dien zin, dat de toe-
lating van vreemdelingen, die van belang konden zijn
voor de industrieele ontwikkeling van ons land, in
sterke mate kon worden bevorderd. Dit onderdeel van
de Regeeri.ngspolitiek kon doelbewust worden afge-
stemd op de industrialisatiepolitiek.

Bij belangrijke industrieele projecten kon voorts,
doordat de betreffende onderwerpen reeds geruimd
tijd uitvoerig waren bestudeerd, soms door een een-voudig advies aan initiatiefnemers, in andere geval-
len door den Minister van Economische Zaken te ad-
viseeren aan een minder deugdelijk project stéun te
onthouden en deze alleen aan een verantwoord pro-
ject ioe te kennen, worden voorkomen, dat er bij het
optreden van meerdere initiatiefnemers reeds van den
aanvang af een belangenstrijd zou ontstaan.

Voor de Rijksnijverheidsconsulenten en proefsta-
tions, de Economisch-Technologische Instituten en de
verschillende Gemeentelijke instellingen ter bevorde-
ring der industrialisatie werden algemeene gedrags-
lijnen uitgestippeld. Voortdurend werd er naar ge-
streef d de samenwerking tusschen de Itijksnijverheids-
consulenten en de Economisch-Technologische Insti-
tuten te verinnigen. Hier en daar werd een regel-
matige samenwerking, gepaard gaande met een ratio-neele taakverdeeling, tot stand gebracht. Ook ontwik-
kelde zich een levendige uitwisseling van gegevens
tusschen de regionale organen en de gespecialiseerde

Rijksproefstations.
De Economisch-Technologische Instituten kwamen
tot helangwekkend economisch-geografisch en tech-
nisch-econoinisch researchwerk, dat bouwsteenen
vormde voor het algemeene exploratiewerk. 1-let De-
partementale Bureau verstrekte den Economisch-
Technologischen Instituten regelmatig documentatie
omtrent industrieele onderwerpen. Voorts werden
overzichten verstrekt van artikelen, welke in Neder-
land niet worden vervaardigd, of waarvan de vervaar-
diging voor uitbreiding vatbaar moet worden geacht.

Ook werd een documentatie van de in den lande be-
schikbare industrieterreinen en -gebouwen opgesteld,
welke door de samenwerkende organen regelmatig
wordt geraadpleegd, gecorrigeerd en aangevuld.

Een onderzo(,-k naar de noodzakelijkheid en mo-
gelijkheid van betere huisvesting van de kleine nij-
verheid in de groote bevolki.ngscentra en naar de spe-
ciale maatregelen, welke zouden kunnen worden ge-
nomen ten behoeve van de industrieele werkverrui-
ming in de zwaar door de depressie getroffen plaatsen
en streken van ons land, is thans, onder inschakeling
van de gedecentraliseercie organen, gaande.

Uitbouw der financieringsapparatu,ur.

De mogelijkheden van daadwerkelijken steun aan
concrete industrialisatieplannen werden intusschen
verbeterd door verderen uitbouw – der financierings-
apparatuur. De kap itaalsuitbrei ding der N.V. Maat-
schappij voor Industriefinanciering scheiit de moge-
lijkheid op grootere schaal in industrieele onderne-
mingen deel te nemen dan tot voor kort het geval
was.

Speciaal voor het ter hand nemen van nieuwe
producties, die voorshands de lasten van een obliga-
tieleening moeilijk kunnen dragen, is dit van be-
lang.

Daarnaast heeft het zoogenaamde werktuigen-
crediet
t)
de mogelijkheid geschapen tot het tege-
moetkomen van ambachtslieden en klein-industrieelen
in hun behoefte aan investeeringserediet. De sinds
eenige jaren op de Rijksbegrooting uitgetrokken post
,,bijdragen in de kosten van industrieele onderzoekin-
gen” stelt tenslotte in staat aan practische proefne-
mingen op industrieel gebied financieelen steun te
verleenen.

* *
*

Slo 1w
oord.

Zoo heeft zich het complex organen op dit terrein
hechter verbonden en is het arsenaal van middelen
ter bevordering der industrialisatie geleidelijk ge-
groeid.

Alhoewel reeds in het hier medegedeelde goede
vooruitzichten op vruchtdragend werk van het Cen-
traal Instituut voor Industrialisatie besloten liggen,
blijven nog steeds terreinen bestaan, waarop een groo-
tere activiteit gewenscht ware. Dit is door de Regee-
ring erkend in de Memorie van Toelichting op het
Wetsontwerp tot vergrooting van het Werkfonds met
dertig millioen gulden. De strekking van de in deze
Memorie ontvouwde maatregelen is de Regeering in
staat te stellen haar medewerking te verleenen aan
verbetering van de huisvesting van de kleine nijver-
heid in de groote steden, voorts de indüstrievestiging
in sociaal zwaar getroffen gemeenten te bevorderen
en tenslotte de ondernemers van belangrijke projecten
behulpzaam te zijn bij het overwinnen van de aan-
vangsmoeilijkheden, welke de rentabiliteit van overi-
gens gezonde projecten tot een later tijdstip dreigen
uit te stellen. Subsidieering der industrie met de in

deze Memorie aangeduide bedoelingen en in de daar
in eveneens gesohetste begrensde mate, zullen het
ondernemersinitiatjef het nemen van de eerste hin-
dernis verlichten en – bij redelijke kostprjsverhou-
dingen – de rentabiliteit vroeger doen intreden.

De inschakeling van het Centraal Instituut voor
Industrialisatie, welke daarbij voorzien wordt, heeft
t.en doel waarborgen te scheppen, dat slechts in die
gevallen, waarin sociaal-economische én bedrijfs-eco-
nomische overwegingen tot bevredigende resultaten
voeren, tot deze subsidieering wordt overgegaan. Ge-
zien de hierboven ontwikkelde denkbeelden, welke bij
de Regeering aangaande de industrialisatie bestaan en
tevens gezien de samenstelling van het Bestuur van
het Centraal Instituut voor Industrialisatie is de
eventueele vrees, dat door deze nieuwe. politiek be-
paalde ondernemers in een ongemotiveerde voorkeurs-
positie ten opzichte van hun bedrijfsgenooten zullen
worden gesteld, ongegrond.
Niet het scheppen van meer concurrentie, maar
het aanvullen van lacunes is het oogmerk der Neder-
landsche industrialisatiepolitiek.

Mr.
E. D. M. KONING.

‘) Zie ,,Laingloopende credieten aan ambachtslieden en
kleine industrieelen” door Mr. J. E. Foekeiss, op bis. 643
van dit uuinuner. Redaubie.

30 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

643
LANGLOOPENDE CREDIETEN
AAN AM-

BACHTSLIEDEN EN KLEINE

INDUSTRIEELEN.

Voorgeschiedenis.

Aan een beschouwing over het zoogenaamde ,,Werk-
tuigeucrediet” dienen enkele opmerkingen t.a.v. het
crediet aan den Middenstand in het algemeen vooraf

te gaan. Tevens moge worden gewezen op het ver-
band, hetwelk bestaat tusschen dezen nieuwen crediet-
vorm en het complex van maatregelen, met betrek-
king tot de voorziening in de credietbehoefte van
den Middenstand door de Regeering als onderdeel
van de door haar gevolgde middenstandspolitiek tot
dusverre getroffen.

Het veelvuldige gebruik van het woord ,,Midden-
standscrediet” heeft tot de meening geleid, dat een
wijze van geldverstrekking bestaat, welke in het bij-
zonder rekening houdt met de belangen van deze be-
volkingsgroep.

Deze meening moge begrijpelijk zijn, zij is echter
niet juist. Niet alleen, dat een dergelijke crediet-
geving met speciale bondities voor het middenstands-
bedrijf in het algemeen niet bestaat (zij zou t.a.v. deze
sterk geschakeerde groep trouwens weinig zin heb-
ben), ook voor den Middenstander individueel is het
niet gemakkelijk geworden een bankcrediet te ver-
krijgen.

Het is hier niet de plaats een overzicht te geven
van de ontwikkeling van dit deel van het crediet-
wezen en aldus tevens de oorzaken na te gaan, welke
tot de credietmoeilijkheden voor den Middenstand
hebben geleid. Volstaan moge worden met in herin-
nering te brengen, dat in de jaren vSôr den oorlog
1914-48
de particuliere en locale banken een open
oog hadden voor de reëele en specifieke crediethehoef-
ten van handeidrijvende en industrieele Middenstan-
ders en hieraan konden voldoen uit hoofde van haar
bekendheid met de betreffende personen en zaken en
met de locale omstandigheden, welke, mede dank zij
een zekere economische stabiliteit, een behoorlijke
schatting van het risico mogelijk maakte.

De oorzaken, welke later tot een concentratie in het
bankwezen leidden, golden ook voor die locale ban-
ken en de concentratie zelve maakte een einde aan het zelfstandig bestaan van het overgroote deel der laatst-
genoemde instellingen. Een gecentraliseerde crediet-
geving, waarbij o.m. de lessen der na-oorlogsjaren
leidden tot het stellen van uniforme en strenge nor-
men, nam de plaats in van het gedecentraliseerde
stelsel, bij hetwelk locale inzichten en plaatselijke
bekendheid het mogelijk hadden gemaakt, een per-soonlijk karakter aan het crediet te verleenen.

Een specifiek stelsel van kleine Middenstandsban-
ken, coiifessioneel gegroepeerd, handhaafde zich nog
eenigen tijd, doch, ofschoon dit systeem met sterk
localen inslag op zichzelf wel doeltreffend was, op
den duur bleek de leiding dezer instellingen tegen de
moeilijkheden van het tijdsgewricht niet opgewassen,
zoodat dit Middenstandscrediet een gevaar ging op-
leveren, zoowel voor de cliënten als voor den mid-
denstand in het algemeen. Teneinde orde te scheppen
in wat een chaos dreigde te worden, nam de Regee-
ring het initiatief tot de oprichting van de Neder-
landsche Middenstandsbank, welke bank de plaats zou
moeten ixmemen der bedoelde groepsbanken, orde zou
moeten brengen in het crediet voor den middenstand
en deze credietgeving naar vermogen bevorderen.

De taak dezer instelling was niet een gemakkelijke.
Deze bank had vrijwel dezelfde richtlijnen te volgen,
als de groote banken bij haar credietgeving in acht namen, terwijl juist tengevolge van de ,,crisis” een
toenemende credietvraag ontstond, waaraan zij, mede
gezien de zwakke en weinig overzichtelijke positie van
vele middenstandsbedrijven, niet kon voldoen.

Zoo bleef de middenstand, met uitzondering natuur-

lijk van die zaken, welke door haar rentabiliteit en te
stellen zekerheid voldoenden waarborg boden, dat zij
een voor do bank looneude rekening zouden voeren,
nog al te zeer van crediethulp verstoken en moest het
middenstandsbedrjf wel zeer aan den lijve onder-
vinden, dat het een voor de banken weinig begeer-lijk credietobject vormt, omdat het in het algemeen
niet in de gewenschte mate kan voldoen aan de
eischen, welke deze aan de liquiditeit, rentabiliteit en
zekerheid harer uitzettingen stellen.
(Het feit, dat de banken bij den huidigen lagen
rentestand in meerdere mate credieten aan midden-
standers verstrekken, wijst waarschijnlijk meer op een
streven naar
tijdelijke
belegging harer overtollige
middelen dan op een prijsgeven, geheel of gedeelte-lijk, van het bovenbedoelde principieele bankstand-
punt.)

,,Crisis-crediet voor den Middenstand”.

Het was de overweging, dat de middenstand in de
gevolgen van de crisis zoo mogelijk tegemoet diende
te worden gekomen, welke de Regeering in
1934
ertoe
bracht de Nederlandsche Middenstandsbank, middels
eene garantie voor verliezen, in staat te stellen, cre-
dieten te verschaffen aan in wezen levensvatbare
middenstandsbedrijven, welke door de tijdsomstandig-
heden in liquiditeitsmoeilijkheden verkeerden. Dit
zoogenaamde crisiscrediet is te zien als de eerste
stap, na de, als noodgedwongen aan te merken, op-
richting van de Nederlandsche Middenstandsbank,
door de Regeering gezet op den weg naar Staatshulp,
als de noodig gebleken steun niet van particuliere
zijde beschikbaar gesteld wordt of kan worden.

Deze regeling verkreeg een meer permanent karak-
ter, toen in
1938
de Minister van Financiën, onder
wiens Departement deze credietgeving ressorteert, be-
sloot het crisiskarakter te doen vervallen en voortaan deze credietgeving te doen strekken ter tegemoetko-ming aan liquiditeitsmoeilijkheden, waarin overigens
volwaardige middenstandsbedrijven, buiten de schuld
van den ondernemer, zijn geraakt, uit hoofde van in
den betrokken bedrijfstak heerschende omstandig-
heden en waarin het voor den ondernemer niet mo-
gelijk is te voorzien door het opnemen van een nor-
maal bankcrediet. Bovendien was reeds eerder een
post op de begrooting uitgetrokken ter voorziening
in de kosten van een contrôle op deze credieten ton
behoeve van de Nederlandsche Middenstaudsbank.
Deze regeling kwam derhalve ten goede aan den
middenstand in zijn geheel, voor zoover althans zijn
leden konden aantoonen voor een zekere tijdelijke
moeilijkheid te staan.

B.orgstellings fondsen voor kleine middenstanders

Voor het dienstjaar
1936
was inmiddels door den
toenmaligen Minister van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart in het kader van een actieve midden-
standspolitiek, op diens begrooting een post opgeno-
men, waarbij werd voorzien in de mogelijkheid van gedeeltelijke betaling van verliezen door te stichten
Borgstellingsfondsen voor
kleine Middenstanders te
lijden op hunne credietgeving. Deze fondsen zouden
de leemte moeten aanvullen, welke was gebleven,
doordat de Nedei-landsche Middenstaudsbank krach-
tens de voor het crisiscrediet getroffen regeling geen
credieten kan geven lager dan
f
500, zoodat de kleine
zaken, welke dikwijls met een paar honderd gulden afdoende zouden zijn te helpen, buiten credietsteun
bleven. Aan dit crediet der Borgstellingsfondseu, dat
oorspronkelijk eveneens een crisis-karakter droeg,
werd, reeds eerder dan aan het ,,groote” crisiscrediet der NMB., een meer blijvend karakter gegeven. Hier
ontstond een vorm van crediet, dat ten goede komt
aan leden van een, meer sociaal dan economisch ge-
bonden, heterogene groep middenstanders.

644

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

Verder werd op de hegrooting van den Minister
van Economische Zaken een POSt geplaatst, waaruit
den fondsen een tegemoetkoming in hunne kosten
van salarieering van een ambtenaar, belast met On-
derzoek, toezicht en saneering, kon worden verstrekt.

Het werlctuigencrediet voor ambachtslieden en
lileine industricelen.

Alvorens over te gaan tot de behandeling van het
werktuigencrediet, dat uitsluitend ten goede kan
komen aan ambachtslieden en kleine industrieelen,
moge hier nog worden gereleveerd, dat bij het Depar-
tement van Financiën een regeling in studie is,
waardoor het verstrekken van langloopende credie-
ten ook aan den
handeldrijvenden
middenstand moge-
lijk kan worden. Hieromtrent kan nog niets met ze-
kerheid worden geschreven, doch ongetwijfeld zal een
dergelijke maatregel dit deel van den middenstand,
bij hetwelk een credietbehoefte voor kapitaalsuit-
gaven in erkende mate bestaat, zeer ten goede kunnen
komen.

Als gezegd, werd het gewenscht geacht een korte
schets te geven van wat van overheidswege aan de
instelling van het ,,Werktuigencrediet” op het ter-
rein van het crediet aan den middenstand is vooraf-gegaan. Hieruit kan worden afgeleid, dat dit crediet
niet als een op zichzelf staande regeling moet worden
beschouwd, doch dat het een verder uitvloeisel is van
een doelbewust streven, en deel te vormen van een
samenstel van door de Regeeriug gewenscht geoor-
deelde maatregelen, bij welker uitvoering rekening
wordt gehouden zoowel met de beletselen, welke eene
credietgeving aan middenstandsbedrijven in den weg
staan, als met de eischen, welke de verhoudingen in
deze zaken, economisch gegroepeerd, aan vorm en
voorwaarden der te haren behoeve te verstrekken cre-
dieten doen stellen.

Thans mogen t.a.v. het werktuigencrediet worden
nagegaan:

de overwegingen, welke tot de instelling hebben
geleid;

de wijze van uitvoering;

de mate, waarin aan de voorwaarden, te stellen
aan een voor deze groep
passend
crediet, zal kunnen
worden voldaan.

Motiveering van de instelling van het werkisigen-

crediet.

Ofschoon de groot-industrie werkzaamheden van
aanvullenden aard uitlokt, waarvan vele verzor-
gingsbedrjven kunnen profiteeren, heeft zij, door
hate massaproductie tevens meer en meer uit te brei-
den op het terrein, dat steeds aan de kleine nijverheid en in het bijzonder aan het ambacht had behoord, on-
getwijfeld het bestaan van laatstgenoemde groepen
moeilijker gemaakt. Toch wilde het voorkomen, dat
het handwerk zijn bestaansrecht bleef bewijzen en dat
de ambachtsrnan en kleine industrieel als zelfstan-
digen dienden te worden gehandhaafd in hun milieu.
Hiertoe zou echter noodig zijn, dat zij den strijd met betere wapens zouden kunnen voeren, m.a.w. dat zij
in staat zouden moeten worden gesteld, hun bedrijf
te moderniseeren en hun outillage uit te breiden of
te verbeteren.

De uitbreiding van het electrische net over vrijwel het geheele land maakte een verdergaande mechani-
satie mogelijk, doch kon alleen ten voordeel strekken
aan hen, die de daartoe benoodigde werktuigen en
machines konden aanschaffen. De kleine bedrijven
echter beschikten veelal niet over de noodige gelden
en de bron, waaruit zij vroeger dikwijls konden put-
ten, het kapitaal van familieleden, was meerendeels opgedroogd. Voor financiering via de emissiemarkt
waren deze bedrijven te klein. Ook het normale bank-

crediet was veelal niet voor hen weggelegd; ‘voor de
hier bedoelde financiering is lang geld noodig, ter-
vijl de banken zich in beginsel alleen bezig houden
met kortloopend crediet.

Weliswaar verstrekken instellingen als de Maat-
schappij voor Industriefinanciering gelden op langen
termijn voor industrieele doeleinden, doch de hier be-
doelde bedrijven zullen als regel te klein zijn voor

deze instellingen, welke bovendien rekening hebben te
houden met overwegingen van moer principieelen
aard.

Zoo zullen zij bijv. moeten verlangen, dat de te
financieren werken de technisch-economische weer-kracht van het land verhoogen; dat de gelden moeten
bijdragen tot behoud of uitbreiding van werkgelegen-
heid; dat het crediet de betrokken onderneming niet
in een voorkeurspositie plaatst, en er rekening mede
moeten houden, dat een aanmaak hier te lande een
vermindering van den ipvoer tengevolge kan hebben,
welke een nadeeligen invloed zou kunnen uitoefenen
op den uitvoer van andere producten. Haar crediet-
geving is aan dergelijke normen van industrie- of
handelspolitieken aard gebonden, terwijl deze facto-
ren weinig, althans in mindere mate, zullen behoeven
te gelden ten aanzien van de bedrijven met veelal
zuiver lokaal karakter, door het werktuigencrediet te
steunen.

Wilde men hier helpen, dan diende derhalve een
andere oplossing te worden gevonden. Niet alleen’ uit
een economisch oogpunt leek zulks gewenscht; met de
handhaving dezer
nijveren
in hun zelfstandig bestaan, in het bijzonder op het platteland, zou tevens een so-
ciaal belang zijn gediend. Immers, de trek naar de
steden zou er door worden verminderd, hetgeen de be-
strijding van een der oorzaken van de werkloosheid
ten goede zou komen.

Deze overwegingen leidden er toe, dat ten laste van
het Xde Hoofdstuk (Economische Zaken) der Rijks-
begrooting voor 1939 een Post werd opgenomen, door
welken het mogelijk werd aan den
ambachtdrijvenden
middenstand crediet te verleenen voor het aanschaf-
fen van machines en de verbetering van de outillage
in het algemeen, bij de uitvoering waarvan gebruik
zou worden gemaakt van het apparaat der ‘Nederland-
sche Middenstaudsbank.

Wijze van credietverleening.

Uiteraard zullen ook voor deze specifieke credit-
hulp slechts die bedijven in aanmerking komen,
welke als levensvatbaar zijn te beschouwen en wel-
ker eigenaar gunstig en als goed vakman bekend
staat. Voorts moet zijn gebleken, dat het laatstge-
noemde niet mogelijk was, op andere wijze in de aan-
schaffing of verbetering zijner outillage te voor-
zien. Bij deze credietgevirig is technisch advies on-
misbaar, met welk advies tevens de industrie ge-diend kan zijn, in het bijzonder wanneer dit er op
gericht is bij de leveranties een voorkeur voor Ne-
derlandsche fabrikaten of levering door Nederliind-
sche vertegenwoordigers te bevorderen. Overwogen
wordt ook beginneuden in staat te stellen van het
crediet te profiteeren, mits zij (en/of de eventueel
door hen over te nemen zaak) althans aan de hier-
boven genoemde voorwaarden voldoen en hunne ere-
dietwaardigheid kunnen aantoonen.
De practische gang van zaken is als volgt: De
toewijzing der credieten zal in handen worden ge-
legd van eene Commissie van Toewijzing, welke zal bestaan uit 4 leden, resp. aan te wijzen door het De-
partement van Economische’ Zaken, het Departement
van Financiën, de Nederiandsche Middenstandsbank
en den Middenstaudsraad benevens een adviseerend
lid, aan te wijzen door het Centraal Instituut voor
Industrialisatie. Aan haar wordt toegevoegd een se-
cretaris, tevens plaatsvervangend lid en plaiitsver-
vangend voorzitter. Deze commissie zal haar bureau
hebben ten Departemente van Economische Zaken.

30 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

645

Zij zal ook de normen voor deze credietgeving vat-
stellen.
De aanvragen voor dit crediet kunnen op daartoe
door de commissie vastgestelde, in een commercieele
en technische rubriek verdeelde, formulieren uitslui-
tend worden ingediend bij de Nederlandsche Midden-
standsbank en haar kantoren, benevens bij de bij haar
aangesloten banken. Deze onderzoeken de aanvrage en
stellen zich ter zake in verbinding met den Rijksnij-verheidsconsulent in het betreffende district, die het

technisch onderzoek en advies zal verzorgen.

De aanvragen gaan daarna, vergezeld van het ad-
vies van het kantoor der bank en van het techni-
sche advies, naar het Hoofdkantoor der NMB:, het-
welk onder overlegging der stukken prae-advies uit-
brengt aan bovengenoemde Commissie van Toewij-
zing. Deze geeft van hare beslissing, na eventueel nog nadere inlichtingen te hebben ingewonnen, kennis aan
de N.M.B. Uitbetaling der credieten geschiedt door
het betreffende kantoor der N.M.B. aan den leveran-
cier of uitvoerder van het werk.

Het toezicht op de verleende credieten zal, wat het technische gedeelte betreft, eveneens door de Rijks-
nijverheidsconsulenten geschieden. Het commercieele
toezicht blijft overgelaten aan de N.M.B., hierin waar
noodig bijgestaan door de door den Minister van Eco-nomische Zaken erkende Borgstellingsfon.dsen.

Voor het verkrijgen van deze credieten zal de aan-
vrager, behalve dat hij moet voldoen aan de eerder
genoemde voorwaarden, ook de noodige zekerheid
moeten kunnen stellen. Zoo zal hij zelf een deel van het benoodigde bedrag moeten kunnen betalen.. Het
aangekochte wordt zoo mogelijk ten behoeve van de
Bank verbonden, terwijl als regel de voorwaarde zal
worden gesteld, dat de leverancier borg blijft voor het

saldo van den credietnemer bij de Bank. Verwacht wordt, dat tegen dezen borgtocht geen bezwaar zal
worden gemaakt van de zijde van den leverancier, voor
wien aan deze financiering aanmerkelijke voordeelen
zijn verbonden en minder risico’s dan in geval van
huurkoop e.d. (verhoogde afzet, contante betaling,
risico van slechts een deel der factuurwaarde, tech-
nisch toezicht op installatie en commercieel toezicht
op den, credietwaardig bevonden, debiteur, subrogatie
in de zakelijke rechten der Ban.k bij betaling als borg).
Verder zal van aanvrager, voor zoover mogelijk en
noodig, de gebruikelijke persoonlijke of zakelijke ze-

kerheid worden gevraagd.
Overigens zal met den persoon van aanvrager en
de mogelijkheden van diens bedrijf en de plaats van

dit
bedrijf
in het economische milieu ten volle reke-

ning worden gehouden.

Voor dit crediet komen niet in aanmerking hou-

ders van bedrijven welke:

economisch geen bestaansrecht hebben;

ook met het gevraagde crediet den strijd om het

bestaan niet met succes kunnen voortzetten;

niet op zaakkundige. wijze worden geleid,

terwijl tevens rekening zal worden gehouden met
bronnen van inkomsten uit anderen hoofde dan het

bedrijf.
Aanvragers moeten beschikken over een overzich-
telijke boekhouding of zich tot het inrichten daar-

van verplichten.
De maximum looptijd der credieten is 10 jaar,
het maximum per post
f 5.000.
Daar omtrent den

omvang en de resultaten uiteraard niets te zeg-
gen valt, is deze regeling als een proef te beschouwen.
Het totaal der credieten zal dan ook een bedrag van

f 500.000
niet mogen overschrijden. T.a.v. de rente,
door de Bank op deze credieten te berekenen, kan
worden aangenomen, dat die niet hooger zal zijn dan
het promesse-disconto van De Nederlandsche Bank,
vermeerderd met 2 pOt., met een minimum echter

van
5
pCt. Tevens zal een kleine provisie in reke-
ning gebracht worden.

Bruikbaarheid van het crediet.

Indien de uitvoering geschiedt in den zin als
hierboven aangegeven, zal het werktuigencrediet on-
getwijfeld den industrieelen middenstand ten goede
blijken te komen en deze jongste differentieering in
de credietgeving aan den middenstand haar waarde
bewijzen.
In de eerste plaats zullen de ambachtsman en de kleine industrieel reeds bij de aanschaffing of ver-
betering eener installatie door onpartijdige techni-
sche deskundigen worden bijgestaan. Laatstgenoem-den zuilen kunnen zorgdragen, dat den koopers geen
te hooge prijs in rekening wordt gebracht, dat de
machine past bij den omvang en aard van het bedrijf,
dat de hoedanigheid van het geleverde goed is en
verder adviezen kunnen geven omtrent opstelling,
drijfkracht e.d. Door dit toezicht kan tevens worden
voorkomen, dat tusschen kooper en verkooper, met
betrekkin.g buy, tot den prijs, afspraken worden ge-maakt, waardoor het credietbedrag ten onrechte zou worden verhoogd. Ook verder blijven de debiteuren
onder zeker toezicht, zoowel vanwege de Bank als van

de
zijde
der technische adviseurs. Aldus ontstaat een
sterkere band tusschen den credietnemer en de cre-
dietbevorderende instanties dan veelal het geval is,
hetgeen beiden partijen ten goede zal komen.
Door het voorschrift dat de betaling moet geschie-
den aan den leverancier wordt bereikt, dat het te ver-
strekken crediet voldoet aan de voorwaarde dat het
uitsluitend mag dienen voor de financiering van een
scherp omlijnd object.
Het persoonlijke element zal in deze credietgeving
ten volle tot zijn recht kunnen komen. Immers, of-
schoon de noodige zekerheden zullen worden ge-
vraagd, kan toch allereerst rekening worden gehou-
den met de verhoudingen in en de kansen van het
bedrijf, alsmede met de menschelijke eigenschappen en
zakelijke hoedanigheden van den aanvrager. De eerste
inlichtingen, van persoonlijken, administratieven en
technischen aard, komen van locale zijde, zoodat van
een gedecentraliseerden opzet kan worden gesproken. Uiteindelijk wordt weliswaar de beslissing in een cen-
traal punt genomen, doch men zal daar de aanvrage,
van verschillende zijden toegelicht, geheel kunnen be-
oordeelen en daarbij van een standpunt kunnen uit-
gaan, dat aan alle gegevens ten volle recht doet we-
dervaren. De door de Bank of hare kantoren ont-
vangen aanvragen zullen zooveel mogelijk alle de
Commissie bereiken, zoodat deze ook van de in eerste
instantie minder gunstig beoordeelde aanvragen ken-
nis kan nemen en een inzicht kan krijgen in de be-
hoefte aan dit crediet in het algemeen. Ook de nu-
verheidsconsulenten worden te dezer zake op de hoog-te gehouden.
Verder worde nog opgemerkt, dat de debiteur, zoo-
lang hij aan zijn verplichtingen voldoet, de zekerheid
heeft de beschikking te houden over een crediet, dat
in een zeker aantal jaren, eventueel in overeenstem-
ming te brengen met de noodzakelijke afschrijvingen
op de betreffende kapitaalsgoederen, kan worden af-

gelost.
Tenslotte moge de aandacht worden gevestigd op
de wijze van medewerking ten deze van het Rijk, dat de verliezen, door de Bank eventueel op deze credie-
ten te lijden, voor zijn rekening neemt en gratis de
diensten van. de Nijverheidsconsulenten ter beschik-
king stelt, terwijl ten Departemente van Economi-
sche Zaken door het Bureau Middenstandscredietea
de noodige werkzaamheden, verband houdend met de
verleening en administratie van en het toezicht op
de credieten, zullen worden verricht.
J. E. FOEKENS.

646

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Aigustus 1939

WERKGELEGENHEID EN SPOORWEG-

BEDRIJF.

Het onlangs gepubliceerde Onderzoek naar de
,,Blijvende Werkloosheid” en haar bestrijding van den
bogen Raad van Arbeid is een zeer degelijk stuk
werk. Ook al is men het niet eens met de conclusies,
men kan moeilijk ontkennen, dat de commissie, van
wier hand de publicatie is, geen moeite gespaard
heeft om tot een volledig verantwoord inzicht in de
behandelde problemen te komen. Des te opvallender
is het, dat in een bijlage op blz. 188 prof. Tinbergen
ten aanzien van het grootste bedrijf in Nederland,
wat personeelsterkte betreft, ,.mir nichts dir uichts”
opmerkt: ,,Het bevorderen van technische verbete-
ringen, die niet arbeidsparend maar kapitaalsparend
zijn, zal in het belang van de werkgelegenheid zijn
ook als het in een enkel land geschiedt, en verzwakt de internationale positie niet.
Een goed voorbeeld ‘is
de vervanging van railve’rkeer door autoverkeer.'”
1)

Als deze opmerking in een geschrift tot propa-
ganda van het benzineverbruik gestaan had, zou men
er met een schouderophalen aan voorbij kunnen gaan.
In een officieele publicatie en geschreven door een
statisticus van naam als Prof. Tinbergen, wordt deze
opmerking een gevaarlijk argument in de handen van
hen, die een snelle liquidatie der spoorwegen beplei-
ten. Daar deze opmerking in de geheele publicatie
door geen cijfer gestaafd wordt en men slechts kan
gissen naar de gegevens, op grond waarvan Prof.
Tinbergen deze conclusie trekt, zal hier getracht wor-
den na te gaan, in hoeverre zij steekhoudend is. Aller-
eerst dan de bewering, dat een omzetting van het

railverkeer in autoverkeer een technische vooruitgang
zou zijn. Niemand kan in ernst volhouden, dat de
auto bedrijfszekerder of veiliger zou zijn dan de
spoorweg. Als het mis’tig is, als de wegen glad zijn,
wordt onmiddellijk eeh groot deel van het autover-
voer, en niet alleen het particuliere vervoer maar
ook het zakenvervoer, overgebracht naar de rail. Maar
ook in normale omstandigheden is het railverkeer
ongetwijfeld de veiligste verkeersvorm.
Wellicht doe ik met dit argument prof. Tinbergen
onrecht aan.
Hij
definieert uitdrukkelijk als crite-
rium voor technischen vooruitgang: kostenverlaging.
Dit criterium mag natuurlijk alleen gebruikt wor-
den, als de qualiteit van het product constant blijft,
althans niet vermindert. Nu behoeft het geen betoog,
dat de qualiteit van het vervoer – snelheid en com-
fort – bij de spoor aanmerkelijk beter is dan bij de
bus. Maar zelfs wanneer men deze kwestie ter zijde
laat, is het kostenonderscheid nogal vaag. Slechts
kan men opmerken, dat het enkele reistarief der bus-
diensten’ over het algemeen boven dat ‘der spoorwegen
ligt. Voor 163 busdiensten bleek het gemiddelde ta-
rief voor enkele reizen op 2.48 cent per km te komei,
terwijl dat der Spoorwegen 2.25 cent per km be-
draagt. Ook is de reductie op retours bij busdien-
sten kleiner dan die van de Spoorwegen. Daartegen-
over staat, dat de retours der bussen over het alge-
meen langere geldigheid hebben, hetgeen echter met
de invoering van weekend-retours en van maand-
retours gedurende de zomermaanden minder betee-
kenis heeft gekregen. Naarmate meer vervoer op den
Spoorweg gebracht wordt, kunnen de Spoorwegen
goedkooper worden, daar de kosten van bijkomend
vervoer miniem zijn. Men zi(-.t iiii dan ook, dat hot
g’eheele vervoer der wilde bussen, dat pl.m.
f 4
mil-
lioen per jaar gekost moet hebben, zonder extra
kosten door den spoorweg bewerkstelligd wordt
2).

i) Curs’i’veerdng van mij, M.
2)
Het vereenzelvigen van kosten en tarieven is .geoor-
]oofd, daar:
ie. de bezetting bij vpoor.weg en autobus ongeveer de-
zelfde is; M. het auto’busbedrijf als geheel iriet zeer winst-..gevend is, ‘trwij1 het spoorwegibedrijl, a.fgescien van dein
rentelast, die geen kos’tenfaoto.r is, met een betrekkelijk
ki
ciii ve rJies werkt.
De cijfers ‘zijn voldoende nauwkeurig voor het ifrier he
oogde doel.

Uit deze gegevens blijkt reeds, dat er geen sprake
van is, dat autobussen het vervoer aanmerkelijk
goedkooper zouden kunnen bewerkstelligen dan spoor-
wegen. Wanneer, zooals te verwachten is, een deel
van het verker overgenomen zou worden door tâxi’s
en particuliere auto’s, zou het verv’oer zeker duurder
worden.

W’aneer men ook dit punt buiten discussie stelt,
dan blijft de vraag over,, of een autobusbedrjf pro-
centsgewijs meer of minder
,
besteedt aan loonuitgaven dun het spoorwegbedrijf. Daarbij moet niet alleen ge-
dacht worden aan loon, door de vervoerbedrijven ai.s
zoodanig betaald, maar aan de
totale binnenlandsche
loonquote
in de kosten der
bedrijven,
waarvan de
tegenhanger is de
totale buitenla.ndsche quote.
Bij dit onderzoek kan de methode gevolgd worden,
die in Deel II van het Onderzoek naar den invloed
van het arbeidsloon op den kostprijs der producten
(C.B.S., 1933) is uiteengezet op blz. 39 sq.
De waarde van de productie wordt daar verdeeld•
in 4
componenten:
bonen en salarissen,
vaste renten,
0. variahelé renten,
D. buitenlandsche importen.
De variabele renteui kunnen buiten béschouwing
gelaten wordèn daar zij in wezen margiâle inko-
mens zijn, die wel in een hausse’ jaar, als dat kaar-
op het onderzoek van liet 0B.S. betrekking heeft,
van belang zijn, maar op het’ oogenblik weinig be-
teekenis kunnen hebben.

Voor de Nederlandsche Spoorwegen stonden van
één en ander zeer volledige gevens ten dienste, ‘voor het autobusbedrijf is gebruik gemaakt van de cijfers,
samengesteld door den Heer Jacq. Harms Tiepen,
redacteur van de Bedrijfsauto,- en
,
uitgegeven’ ter
gelegenheid van de R:A.I. te Amsterdam,. Januari
1938. ‘

De uitgaven der Spoorweg6.n zijn in groote trek-
ken als volgt samengesteld (1-938):

Persona’elujti,avén ………….
f 64
niihioen
Andere uitgaven

…………….
, 25′

Asdhrijvingen ……………..
..,
21 –
Rente
.
………………………..
15

fT25
millioen

De. post ,,Personeeluitgaen” is uit dan aard dol:
zaak geheel binnenlandsch:

,,,


De post ,,Andere uitgaven” kan als volgt gespeci-
ficeerd worden:

In millioenen guldens Besteed Rechtstreeks
in het

besteed in het
Totaal
bnnenland
buitenland
ReIs-, vetiblijf- en ‘verplaatisings-

kosten

………………..
0.72
0.36
0.36
Magazijngoederen

…………
0.82 0.82

B(yveusbouwniaterILaJn

……..
0.80

0.80
Onderihoaci van rollend materieel
4.60 0.92
3.68
Bosiudstoffen

…………….
5.70
2.85 2.85
Electrische

stroom

…………
2.99 2.99

Athalon e.n bestellen van goede-
ren en sohade’vengovdingen 3.69
3.69

Overge’ uitgaven

………..
5.98 4.49
1.49

Totaal
.
25.30
16.12
9.18

Het bedrag van
f
16.12 millioen is aus zeer hete-
rogeen samengesteld. Sommige posten zullen minder
arbeids-intensief zijn, andere, als b.v. bestelloonen,
meer. Wellicht is de beste oplossing, aan te nemen,
dat het gemiddelde percentage van de Nederlandsche
industrie voor dezen post als geheel geldt. Dan is 55
pOt., of wel
f
8.9 millioen binnenJandsch loon, ter-
wijl ‘het overige als buitenlandsch beschouwd kan
worden (onder verwaarloozing van den rentefactor).
Van het bedrag voor
afschrijvingen is
f
9.3 mil-
lioen buitenlandsch, dus
f
12.7 millioen binnen-
landsch. Ook hiervan kan 55 pOt, voor binnenlandsch
loon worden aangehouden.
De opstelling van inkomens uit het spoorwegbe-
drijf luidt dus:

30 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

647

Personeclu4bgaven …………………
f 64
miljoen
Loonquote bi:n.nenlandsoh materiaal …….. .
8.9
Loonquote bi.irnenlandsche afschrijvingen .,,
7.0
Rente

……………………………..
15.0
Buitenlandsch materiaal ……………..
30.1

Totaal ….
f
125
millioen

De kostprijs-berekening van een clieselautobus
(waarop wegens lagere kosten de keuze zal vallen)
wordt in de reeds genoemde publicatie als volgt op-
gegeven:
Aantal 1n per jaar ……………….100.000
Prijs van den wagen met carosserie

f 9.000
Kosten per jaar

centen per

km
Motoirij.tuigenbeiasting
3)
f
655

0.66
Verzekealuig

…. ………………
., 266

0.27
Afsdhrjving
(4
jaar, zonder banden)
,2100

2.10
Looun en sociale lasten ………….
2704

2.70
Garagehuur …………………….
160

0.16
Rente van het kapitaal …………..
280

0.28
Algemeene kosten ……………..
,,150

0.15

Totaal ….
f 6315

6.32
Kosten per krn
Gaaolie

……………………………….1.00
Smeerneiddelen

…………………………
0.50
Banden………………………………..1.00
Reparaties en onderhoud …………………
2.50

11.32

De verschillende posten langs gaande, kan de vol.

geude verdeeling gemaakt worden:
Verzekering: in wezen reparatiekosten, 50 pOt.
buitenlandsch materiaal, verder loon; Afschrijving: 50 pOt. buitenlandsch voor het chas-
sis, van de rest 55 pOt. bin.nenlandsch, dus in totaal

72 pOt. buitenlandsch;
Garagehuur: rente en afschrijving, levensduur 75
jaar, rentevoet 4 pOt., dus voor 60 pOt. rente en voor
40 pOt. afschrijving (rente berekend over de helft
van de waarde), 55 pOt. der afschrijving is binnen-

landsch.
Olie en banden: geheel buitenlandsch behalve 30
pOt. distributiekosten.
Reparatie en onderhoud: 50 pOt. buitenlandsch
materiaal, verder loon.
Loonen en sociale lasten en Algemeene kosten zijn uiteraard geheel binnenlandsch.
De Belastingen dienen voor onderhoud van wegen
en finaciering van wegenaanleg. Blijkens de reke-
ningen en begrootingen van het Verkeersfonds wordt
per jaar ruim
f
20 millioen besteed aan onderhoud
van wegen, terwijl de totale belastingopbrengst van
het motorverkeer rûim
f
60 millioen bedraagt. Wan-
neer men aanneemt, dat een derde der belastingen
besteed wordt aan onderhoud en de overige twee
derden aan rente en afschrijving, dan kan men niet
ver van de waarheid zijn. Den levensduur van wegen stellende op 50 jaar en den rentevoet op 4 pOt., geeft
voor afschrijvingen en rente ieder eveneens een
derde van de belastingopbrenst. 55 pOt. der afschrij-
vingen kan weer voor binnenlandsch loon aange-
nomen worden.
Dit geeft volgende opstelling:

in centen per km
binneulaiidsch rente buitenlandsch

loon

materiaal
Moorrjtuigenbelasbing

0.34

0.22

0.10
Verzekering …………
0.14

0.13
Afschrijviug …………
0.59

1.51
Loonen en sociale lasten

2.70
Garagehuur …………
0.03

0.10

0.03 0.28

Algemeene kosten …….
0.15
G’a.soiiie

…………….
0.30

0.70
Snieeriniddelejn ………
0.15

0.35
Banden …………….
0.30

0.70
Reparatie en onderhoud

1.25

-.

1.25

Totaal

5

0.60

4.77

Als resultaat van deze berekeningen vinden wij

dus in_pOt.:

3)
De puiblicatie geeft
f 523, sinds 1 Mei 1939 is
de
te-
laating met
25
pOt. verhoogd.

Spoorwegen Autobusbedrijf

Bi.isneinlaiidscl loon ………
63.9

52.6
Rente

…………………
12.0

5.4
Bu.itenlandsh materiaal

24.1

42.0

100.0

100.0

Het meest aanvechtbare punt in dezen opzet is de
verdeeling der belastingen. Deze
moeilijkheid
kan
omzèild worden door zoowel bij de spoor als bij de
autobus de kosten van den weg buiten beschouwing
te laten. Dit wil voor het spoorwegbedrijf zeggen,
dat de Personeeluitgaven verminderd moeten wor-
den met
f
6.6 millioen voor onderhoud van den weg en van de kunstwerken (bruggen). De ,,Andere” uit-
gaven moeten verminderd worden met
f
1.3 millioen,
waarvan
,f
1.0 millioen rechtstreeks in het buiten-
land besteed, terwijl van de afschrijvingen
f
9.6 mil-
lioen voor rekening van den weg komt, waarvan
f
6.0
millioen rechtstreeks uit het buitenland betrokken is.
Van de totale activa (excl. reorganisatietekort) ad

f
411 millioen is
f
266 millioen belegd in den weg.
De rentelast moet dus met 65 pOt verminderd
worden.
De verminderingen bedragen:

Personeeluitgaawu ……………………
f 6.6
m.illioen
Loonquote bimnnenlwndsoh materiaal
(55
pCt.
van
f 0.3
millioen) ………………….
0.2
Loo nquote b’innenlandsche afschrijvingen
(55
pOt. van
f 3.6
mIljoen) ………….
2.0
Buitenia.nclseh niajteniaal ………………,
8.7
Rente……………………………….
9.7

Totaal ….
f 27.2
miljoen

De opstelling voor het spoorwegbedrjf ex weg be-
draagt dus:
Personeeduitgaven …………………..
f 57.4
millioen
Loonqiiote binnenla.ndseh materiaal ……..
8.7

11
Looinquote binneuiandsche afschrijvingen…..
5.0
Rente………………………………
5.3
Buitenlandsch materiaal ………………..
21.4

Totaal ….
f 97.8
miljoen

Voor het wegverkeer moet in dezen gedachtengang
de belasting buiten beschouwing gelaten worden.
Dit geeft de volgende cijfers in centen per km.

B.innenlandsoh loon ………………
5.61
Rente………………………….
0.38
Buiïten.lajnjdscjh materiaal ………….
4.67

Totaal . . . .
10.66

De volgende vergelijking kan nu gemaakt worden:

Ex weg, in %
Spoorwegen Autobusbedrijf

Binneniandsoh loon ……….
72.7

52.6
Rente

…………………..
5.4

3.6

Buitenlandsoh materiaal …..
21.9

43.8

100.0

100.0

Soowc.

Auro5,$-
,0

MArCn,aaL

F.1 *7
t RIA
AL

LOO

LOO,-4

10

Figuur
1.

Figuur
2.
Aandeel van de uitgaven voor

Aandeel van de uitgaven voor
loon, rente en buitenlandsch

loon, rente en buitenlandsch
materiaal in de totale kosten

materiaal in de kosten (ex. weg)
van spoorwegbedrijf en auto-

van spoorwegbedrijf en auto-
busbedrijf.

busbedrijf.

648

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

In de
01)
blz. 647 afgedrukte figuren zijn de resul-

taten grafisch voorgesteld. Met dit resultaat voor
oogen wordt het moeilijk te begrijpen, waarop de uit-
lating van Prof. Tinbergen berust. Het verschil in
arbeidsintensiteit tusschen spoorwegen en autobus-
bedrijf spreekt voor zichzelf.
Het autobusbedrijf verschaft minder werk aan Ne-

derlandsche arbeiders, en gebruikt meer materialen
van huitenlandschen oorsprong dan de spoorwegen.
Het zou dus averechtsehe politiek zijn, de spoor-wegen af te schaffen, aangezien daardoor de werk-

loosheid zou vermeerderen in plaats van vermin-

deren. B.
VAN DER MEEL

DE POSITIE EN DE BETEEKENIS DER

HAVENPOLITIEKE KWESTIES,

BESCHOUWD IN HET ALGEMEENE KADER

DER NEDERLANDSCH-BELGISCHE ECO-

NOMISCHE VERHOUDINGEN.

Steeds meer en meer dringt de overtuiging van de
wenschelijkheid eener samenwerking tusschen Neder-
land en België door in d breede lagen van ons volk.
En. dat ook in België deze zelfde overtuiging aan-
wezig is, daarvoor heeft de spontane en enthousiaste
hulde aan Koningin Wilhelmina gebracht ter ge-
legenheid van Haar bezoek aan Koning Leepold, een

duidelijk bewijs• gegeven.
Gedragen en gestimileerd door de wenschen der
beide souvereinen is er een drang ontstaan naar sa-
menwerking ook op economisch gebied, welke reeds
tot bevredigende resultaten heeft geleid. De Neder-
landsch-Belgische economische verhoudingen
zijn
het

voorwerp geweest o.a. van meerdere besprekingen,
waarvan wij vooral willen noemen: de inleidingen
van Jhr. Ir. van Lidth de Jeude en Mr. Verschuur op de algemeene vergadering te Maastricht van de Ne-
derlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Han-

del
1),
de rede van Prof. Dr. Ir. Gelissen voor de
,,Société d’Etudes et d’Expansion” te Luik, en de in
het toonaangevende scheepvaartbiad ,,Lloyd Anver-
sois” aan genoemde problemen gewijde artikelen van

den hoofdredacteur De Keuster.

In het algemeene kader van de Nederlandsch-Bel-
gische economische verhoudingen bekleeden de
havenpolitieke kwesties naar onze meening een bij-
zondere positie, waarvan men zich goed rekenschap
dient te geven bij eventueele nadere pogingen tot
onderhandelen over de rnogèlijkheden eener econo-
mische samenwerking. Bij pogingen tot samenwerking
als de bovenbedoelde speelt de psychologische factor
een belangrijke rol, waarmede maar al te dikwijls veel
te weinig rekening wordt gehouden.

Bezien wij de Nederlandsch-Belgische economische
verhoudingen, zooals deze zich de laatste decennia aan
ons hebben voorgedaan, dan springen de havenpoli-
tieke geschillen onmiddellijk op den voorgrond, en
wel in zulke mate, dat vooral in de publieke opinie
de concurrentiestrijd tussehen Rotterdam en Antwer-
pen, en de daarmee samenhangende kanalenkwesties,
dikwijls als typeereud worden beschouwd voor de alge-
meene economische verhoudingen. De periodiek te-
rugkeerende mededeelingen in de dagbladen over het
verloop der havenbewegingen in beide steden, en de
belangstelling, van het publiek voor de nationale
havens zijn zeker aan dezen toestand niet vreemd,
doch vooral de volgende factoren zijn daarop van in-

vloed geweest.
Rotterdam en Antwerpen zijn niet alleen haven-
steden, maar ook zeer belangrijke centra van handel
en industrie, terwijl de scheepvaart als zoodanig in
het geheele economische leven, toch zeker van Neder-
land, een invloedrijke positie inneemt. De bestaande

i) Zie: de A’vondbladen van Zaterdag
24
Juni
1939.

geest van rivaliteit in de specifieke scheepvaartkrin-
gen van beide havensteden, is zoodoende doorgedrongen
in de hen direct omgevende lagen van het bedrijfs-
leven en vervolgens door middel van de vele aan-
knoopingspunten, welke een havencentrum bezit met
alle economische groepen van het volk, is deze ge-
noemde mentaliteit dikwijls in zekeren zin gemeen-
goed geworden van leidende kringen op gebied van
verkeer, handel en industrie.
De belangrijkheid tenslotte van de nationale havens en het aan haar vastgekoppelde economische apparaat
voor de geheele volkshuishouding, hebben de regeerin-
gen ertoe gebracht een complex van economische

weerbaarheidsrnaatregelen. pp te bouwen bestaande
uit kanalen, spoorwegen, handelsvloot en tariefmaat-regelen, waardoor de wederzijdsehe concurrentiever-
houdingen werden toegespitst, meer dan door welke
andere handelspolitieke maatregelen ook, zoodat van-
zelf de havenpolitieke kwesties een belangrijke plaats
in die verhoudingen gingen bekleeden. Nu als gevolg van allerlei factoren op economisch,
politiek en sociaal terrein, en als gevolg vooral van
den directen invloed van Koning Leopold en Konin-
gin Wilhelmina, de mogelijkheden om te komen tot
nadere samenwerking tusschen Nederland en België
gunstiger zijn dan ooit, zullen wij pogen in het kort
den gang van zaken te schetsen, welke naar onze
meening bij verdere onderhandelingen zou moeten
worden gevolgd, rekening houdend met de hierboven
vermelde omitandigheden

De normale handelwijze bij dergelijke onderhande-
lingen zou zijn, dat de havenpolitieke kwesties als
onderdeel werden behandeld, nadat het algemeene ka-
der van de eqonomische samenwerking was vastge-
steld In het onderhavige geval echter, meenen wij,
dat het wenscheljk is van die volgorde af te wijken.
De beteekenis der havenpolitieke kwesties en de daar-
aan verbonden psychologische gesteldheid vooral van
de belanghebbende kringen is o.i. dusdanig, dat hier-
voor eerst en vooral een oplossing moet worden ge-
zocht, alvorens tot verdere belangrijke economische
samenwerking kan worden overgegaan. In E.-S.B. van
17 Mei ji. bespraken wij enkele der voornaamste ha-
venpolitieke geschillen en wij legden den ndruk op
de verschijnselen, welke naar onze meening de wensche-
ljkheid van een overeenstemming konden aantoonen.
2
)

Daar wij hier den nadruk leggen op den psychoio-
gischen factor, zullen wij nog eenige der gunstige
voorwaarden behandelen, welke naar onze meening
aanwezig zijn om die overeenstemming te verwerke-

lijken.
Ondanks de bestaande rivaliteit
zijn
vele scheep-

vaartondernerningen ertoe overgegaan filialen te
stichten in de concurreerende havenstad. Vooral de
Nederlandsche scheepvaarthuizen zijn in Antwerpen
sterk vertegenwoordigd. Vele zelfstandige bedrijven
onderhouden regelmatige relaties met Antwerpen,
welke reeds dateeren van de vorige eeuw, terwijl ook
de meeste groote scheepvaartlijnen de beide havens

aandoen.
Als gevolg van deze wederzijdsche banden is reeds

een zekere overeenstemming ontstaan, gebaseerd op
gemeenschappelijk belang, waardoor de overheerschen-
de rivaliteit, zoodra de vrjvingspunte, met name de
hangende geschillen op havenpolitiek gebied, zullen
zijn beslecht, zou kunnen overslaan tot samenwerking. Zou men echter de economische samenwerking b.v.
op het gebied van industrie en handel verder willen
regelen, zonder tot een bevredigende overeenstemming te zijn gekomen op havenpolitiek gebied, dan is het ge-
vaar niet denkbeeldig, dat niet die gunstige resul-

2)
Zie: ook
de genoemde inleiding van Jhr. Ir. van Lidth
de Jeude, waarin het door ons naar voren gebrachte argii-
ment van het ,,Mittella’ndkanaal” in ruim verband wordt
overgenomen, in het Av&ndblad ‘van ,,De Maasbode” van
Zaterdag
24
Juni
1939
en het Oehtendblad van ,,De Nieu-
we Rotterdamsche Courant” vn.n Zondag
25
Juni
1939.

30 Augustus 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

649

tatn zullen worden verkregen, welke mogelijk zou-
den zijn geweest, indien men zich tevoren van een
geest van medewerking van de zijde van de Rotter-
damsche en Autwerpsehe kringen verzekerd had.
Wij willen hiermede gea.nszi as beweren, dat de
havenpolitieke kwesties tot in alle details moeten zijn
opgelost, zulks is onmogelijk, indien men deze zijde van het vraagstuk op harmonische wijze wil aanpas-
sen in het algemeene kader, omdat bij beide immers wederzijdsch een wisselwerking bestaat, welke ten-
slotte den definitieven vorm bepalen zal.
Zijn echter de havenpolitieke geschillen dusdanig
geregeld, dat er een geest van verstandhouding is ont-
staan, en vooral een goede gezindheid tegenover de
verdere gemeenschappelijke plannen, dan zal het ge-

makkelijker mogelijk zijn de. algemeene economische verhoudingen nader te regelen en in eventueele over-
eenkomsten vast te leggen. Is deze vaste vorm een-
maal bekend, dan daalt men weer af tot het havenpo-
hitieke gedeelte, waar eerst de verhoudingen tusschen
de beide landen nauwkeurig moeten worden bepaald,
met daarop aan sluiten ei cve ntueelc binnen] no Ische
maatregelen, welke noo(lzakelijk en mogelijk worden
geoordeeld.

Ook de volgende reden tenslotte is van belang ter
ondersteuning van onze meening, dat het wenscheljk
is eerst de havenpolitieke kwesties te regelen, alvorens
tot verdere economische overeenkomsten wet België
over te gaan..

Bezien wij het terrein, op hetwelk een eventueele
economische samenwerking mogelijk zou zijn.
Eertijds werd veelal de nadruk gelegd op de mo-
gelijkheid van een tolunie. Deze vorm van samen-werking veronderstelt echter te veel politieke een-
heid, of wijst althans in die richting. En daar bij het
streven naar samenwerking tusschen Nederland en
België vooral de politieke zelfstandigheid moet be-
houden blijven, hetgeen de uitdrukkelijke wcnsch
is van beide partijen, moet de gedachte van een tolu-
iiie worden verworpen.

Meer en meer komt echter de gedachte naar voren
van een economische arheidsverdeeling tusschen beide
landen binnen de grenzen van het gezamenlijke ge-
bied
3)
Deze gedachte, welke bij de bestaande handels-
verdragen reeds werd toegepast en leidde tot een uit-
wisseling van faciliteiten voor Nederlandsche land-
houwproducten en voor Belgische industrieproducten,
zou thans op ruim.e schaal kunnen worden doorge-
voerd. De
eenzijdige
stelling, dat Nederland een agrarisch land is, gaat niet meer op. Reeds geruimen tijd heeft
het Neder]andsche productie-apparaat zich ontwik-
keld in industrieele richting, het is daarom dat voor-
al op dat gebied zou moeten gestreefd worden naar

een hechte samenwerking en differentiatie-overeen-
komst niet België. Het uiteenvallen van de wereld-
markt in tallooze geïsoleerde nationale markten maakt
het voor de industrie moeilijk haar afzet te vinden
buiten de eigen landsgrenzen, terwijl het binnenland-
sche afzetgebied veelal te beperkt is om een behoor-lijken omvang en daardoor een rendabele exploitatie
te iVaarborgen. Een verdragsverbondenhcid tusscheu
Nederland en België echter, elk met een volgens het
d ifferentiatiebeginsel op elkander afgestemd ecouo
misch apparaat, zou het mogelijk maken industrieën
te vestigen en te ontwikkelen, welke noodzakelijk zijn
voor de afzonderlijke volkshuishoudirigen, doch welke
zonder deze overeenkomst en verbondenheid, wegens
gebrek aan afzet, geen bestaan zouden kunnen vinden.
Bij de overtuiging, dat cle economische samenwer-
king tusschen Nederland en België vooral zal dienen
te bestaan uit een soort arbeidsverdeelung, o.a. op in-clustrieel gebied, moet de aandacht worden gevestigd
op het mjngebied van Belgisch Limburg, aansluitend
aan het Nederlandsche kolenbassin, gelegen in de on-

3)
Zie
ook de genoemde inleiding van Mr. Versdhuur.

middelljke nabijheid van het Luiksche industriege-bied en slechts door de staatkundige grenslijn ,,ge-
scheiden” van Noord-Brabant, dat zich eveneens meer
en meer in industrieele richting ontwikkelt.

Dit geheele gebied nu, wordt als het ware omsio-
ten door het Julianakanaal en het Albertkanaal,
welke met hun diverse vertakkingen een net van
waterwegen uitspreiden over deze streek, die een
grooten industrieelen bloei belooft tegemoet te gaan
4).

Wil men echter in dit verband, het volledige nut
verkrijgen van deze beide kanalen, dan moeten eerst
de geschillen over de z.g. ,,stop” van Tennayen en de
daarniee samenhangende kwesties worden opgelost
5).

Wij meenen in de voorgaande verhandeling de be-
teekenis en de positie, welke de havenpolitieke kwes-
ties innemen in het kader van de Nederlandsch-Bel-
gische economische verhoudingen, voldoende te . heb-
ben beklemtoond. Wij willen niet eindigen zonder er
nogmaals
5)
nadrukkelijk op te wijzen, dat wij tea voile
de moeilijkheden erkennen, welke aan de oplossing
van de havenpolitieke kwesties en aan de realisee-
ring van de geschetste economische samenwerking
met België zijn verbonden. Onze bekendheid met de
scheepvaart en den handel van beide landen doet ons
de bezwaren, op dewelke de verwezenlijking van
deze plannen zal stuiten, in alle scherpte onder-
scheiden.

Ondanks de kennis van die moeilijkheden durven
wij echter de overtuiging uitspreken, dat met veel
goeden wil de samenwerking tusschen Nederland en
België, heantwoordend aan de wenschen van Koningin
Wilhelmina en Koning Leopold, is tot stand te bren-
gen. Een samenwerking welke het Nederlandsche en
liet Belgische volk zal ten goede komen!

J. F.
G. M. DE MEYER.

Zie: J. de JÇentcr: ,.L’évoluticsn du Trafic des ports
de Rotterdam e’td’Anvers
1929-1937. Les
posi.bilitss d’une
collaboration enitre ces deux gmainds centres postuaire’s” ‘in
,,La Vie éeonomiquc et Sociale”, December
1938.
J. de Keuster: ,,La collaboration ftoDoniique nerlandn.
belgo-luxenibou rgcoise” in ,,LIoyl Aisve rsois” van Woons-
dag
24
Mei 1939,
waarin teveiis
een bespreking van de ge-
noemde rede van Prof. Dr. Ir. Golisscn voor de ,,Sooiétd
d’études et d’expansion” te Luik, voorkomt.
Zin E.-S.B. 17
Mei
1939.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE CRISISSTEUN AAN DE NEDERLANDSCHE
KOOP VAARDIJ.

De Heer W. van der Vorm schrijft ons:

De heer Zaa]herg heeft in zijn artikel over den
crisissteun aan de Nederlandsche koopvaardij in Uw
nummer van 9 dezer, sprekend over andere onder-
steuning dan die via de Benas, gezegd, dat indirect

de scheepvaart ook voordeel heeft genoten van de
credietverleening tot werkverruiming in de scheeps-
bouwindustrie en daarbij als voorbeeld genoemd den
bouw van. de ,,Nieuw Amsterdam”, die mede dank
zij zulk crediet tot stand zou zijn gekomen.
Deze opmerking mag, zooals zij daar staat, niet
onweersproken blijven. Zij versterkt opnieuw een, veel
verbreide misvatting. De Holland-Amerika Lijn heeft
nl. noch direct
noch indirect
voor den bouw van de
,,Nieuw Amsterdam” eenigen regeeringssteun geno-
ten. Integendeel: om de Regeering tegemoet te komen
in haar verlangen de scheepsbouwindustrie hier te
lande te steunen heeft de H.A.L. zich een
hoogeren
prijs voor het schip getroost, dan waarvoor zij in het
buitenland, op overigens even voordeelige of voor-
deeliger voorwaarden, zou zijn geslaagd.

N a s c h r i f t. Hoewel ik uit de aard van mijn be-
moeiingen op scheepvaartgehied geen mededelingen
kan doen over de – in dit geval veelomvattende,
langdurige en. spannende – onderhandelingen over

650

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

bepaalde aangelegenheden, meen ik toch wel ter ge-
ruststelling van de aandeelhouders van de H.A.L. te
mogen zeggen, dat ik uit die onderhandelingen, die
geleid hebben tot een groot en gemakkelijk crediet, de
indruk heb bewaard, dat de H.A.L. er een voordeel
in zag, dit schip hier te laten bouwen. Of dit voordeel
zo groot was, dat het beslissend is geweest over de
vraag van al of niet bouwen, m.a.w. of zonder de hulp
van de Nederlandse Regering tot voordeliger bouw
in het buitenland zou zijn besloten, weet alleen het
Bestuur van de H.A.L. Discutabel is deze kwestie

m.i. niet.

C. J. P. ZAALBERG.

ONTVANGEN BOEKEN EN STAT1STIKEN.

Boeken.

Geld, Banken, Börsen
door Adolf Weher. (Leipzig

1939; Verlag Quelle & Meyer).

Allgemeine Volkswirtschaftslehre, (eine liJinfiihrung)
door Erich Careli. (Leipzig 1939; Verlag Quelle
wad Meyer. Prijs R.M. 4).

De praktijk der ordening. De Nederlandsche orde-
ningswetgeving voor het industrieele bedrijfs-
leven en haar toepassing door Dr. J. C. Kruis-
heer. (Amsterdam 1939; H. T. Paris. Prijs geb.

f
3.50, ingen.
f
2.75).

Rapport
betreffende
overneming der landbouw-

crisis?naatregelen door de
bedriyfsgenooten.
(Re-
geling van de positie van handel en nijverheid.)
(‘s-Gravenhage 1939; Algemeene Landsdruk-
kerij).

Statistieken.

Jaarcijfers
voor
Nederland 1938.
Bewerkt door het
Centraal Bureau voor cle Statistiek. (‘s-Graven-
hage 1939; N.V. Drukkerij Albani. Prijs
f
4.25).

Verslagen en mededeelingen betreffende Indische
delfstoffen en haar toepassingen No. 22. Delf-
stoffen op Java, met uitzondering van aardolie,
kolen en ertsen.
(Batavia 1939; Landsdrukkerij.

Prijs
f
1.75).

Ongevallenstatistiek betreffende het kalenderjaar
1937,
samengesteld ter voldoening aan de bepa-
ling van artikel 10 der vet op de Rijksverzeke-
ringsbank en de Raden van Arbeid. (Amsterdam

1939; J. H. de Bussy).

Statistiek voor den detailhandel in textielwaren IV
(1937 /1938).
Uitgave van de Stichting Econo-
misch Instituut voor den Middenstand. (Den
Haag 1939).

Statistiek voor het wasscherijbedrijf VI (193711938).
(‘s-Gravenhage 1939; Stichting Economisch In-
stituut voor den Middenstand).

Statistiek voor het kruideniersbedrijf VI (1937).
(‘s-Gravenhage 1939; Stichting Economisch In-
stituut voor den Middenstand).

Annuaire Statistique de la Socie’té des Nations
1938139.
(Genève 1939; Volkeiabond).

Jaarboek voor scheepvaart en scheepsbouw 1939.
Sa-
mengesteld met medewerking van de Nederland-
sche Reeders Vereeniging en de Hoofdinspectie
voor de Scheepvaart. (Den Haag 1939; Moor-
man’s Periodieke Pers N.V.).

MAANDCIJFERS.

Gecombineerde Maandstaat van de Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische Grootbanken.

(In millioenen guldens)
Ned.-nd.
Totaal

130
Juni!31
Juli
3OJuniI3l
Juli 30Juni13! Juli

..4ctiva:

146 146 83
87
229 233
geldieeningen

……..
Nederi. en Ned.-Indisch
138
133
104
111
242
244

284
279
187
198
471
477

schatkistpapier
……..

Ander overheidspapier
39
.
26
24
13
63
39 23
25
42 46
65
71
Bankiers in binnen- en
Wissels
……………..

72 68
59
.

59
131 127

Kas, kassiers en dag-

schotten op effecten
102
101
78
73
180 174

236
22.0
203
191′
439
411

268
271
166 163
434
434

buitenland
…………
Prolongaties

en

voor-

Debiteuren

…………
Effecten en Syndicaten
57
56
39
39
96 95
Deeln. (incl.voOrSChOtt.)
12
12
29
29
41
41

337 339
234
231
571
570

16
16 13
13
29
29
Gebouwen ………….
Diverse rekeningen
(mcl.
overl. posten)
1



1

Belegde bestemmings-
reserve

…………
2
Effecten leendepot ….
17
,

2
17




2
17
2
17

893 813 637 633
1530 1506

Passiva:

553 535 404
397
957
932

Wissels

eigen accept
12
11
9
9
21
20

derden

….
7
6
2
2
0
8

19
17
11 11
30
28

Crediteuren …………

Deposito’s op termijn..
40
39
99
102
139
141
Diverse rekeningen

. .
9
10
9
9
18
19
Bestemmingsreserve ..
2 2


2
2
Effecten leendepot….
17 17
. –

17
.

17

640
620 523
519
1163 1139

Werkzaam kapitaal
253 253
114
114
367 367
Aandeelenkapitaal
170 170
87 87
257
257
83 83 27 27
110 110
Reserve
…………….

AANVOER VAN GRANEN.
(In
tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
20-26 Aug.
Sedert
Overeenk.
20-26 Aug.
Sedert
Overeenk.
1939 1938

1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938
1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938

11.887
540.271 712.202

47.989 4.295
588.260
716.497
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
6.917
133.020
113.901

1.700

134.720
113.901
Boekweit ……………..

11,321
12.428



11.321.
12.428
Maïs
………………
15.398
467.600
820.309

61.753
63.445 529.353
883.754 Gerst

.-. ………..
.
9.522
194.845
263.280

11.514 11.204
206.359
274.484

148.550 125.320

2.360 8.112
150.910 133.432
Lijnzaacl

…………..
10.088
123 397
114.586

203.281
149.173
326.678 263.759 Haver

……………..932

700
52.797 39.527

150 125
52.947 39.652
L,ijnkoek

……………
337

.

43.157 38.990
340
5.446
8.524
48.603
47.514
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
….
895
16.692
20.762
40
.4314
‘3.659
21.006


24.421

30
Augustus
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

651

STATISTIEKEN.
BA NKD1iCON’ItYi. isc.Wissels. 3

28Aug.’39
Ned
Lissabon

….
4 ilAug.’3′?
Bk ‘el.Binn.Eff.
Orsch.inR.C.
328Aug.’39
Londen ……4
24Aug.’39
3j
28Aug.’39
Madrid ……5

15 Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-Yorkl(‘.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia

……..
3

14Jan.’37
Oslo

…….. 3j

5Jan.’38
Belgrado ……..
5

1
Febr.’35
Parijs

……2
3

Jan.’39
Berlijn ……….
4
22 sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
3j
5Mei’38
Pretoria

…. 3j
15Mei’33
Brussel

……..
2′)6Juli’39
Rome ……..q
18Mei’36
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

.. 21

1Dec.’33
Calcutta ……..
3

281’iov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau…. 4j
18Dec.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk.
4
25Nov.’36
Kopenhagen

….
3j
22Feb.’39
1
)1
1
(2%
bankwissels
i.z. verk. Belgische prod. in het buitenland.
O1’EN MAKJÇI.

1939

26

1

21126

14119

7112
Aug.

Aug.

Aug.

Aug.

1938

22/27
Aug.

l937

23128
Aug.

1914

20124
Juli
Amsterdam
Partic.disc.

1
11
1
12
112
11
4

11
4

32(
4
.43(
4

Prolong.

31
4

31
4

314

1
12
11
3_411
4

Londen
Daggeld.
. .
231e311
1133114
‘Ii-!
1121
2)

1
121
131
1
12.1
Partic. disc.
3116/5
13/..371
11/16.13/16

5(_13/2)
17
132
17!..9116
9(35_3(4
Berlijn
Daggeld.
.

21(
4
5(
4

211
4
5/
5

21(
4
5(
5

2
1
1-51
2
7
1-3
1
j
25/s-3
1
I
Maandeld
2
3
1-51
2(8-
5
(S
2
3
(-
5
(
2
3
/-5j
2
3
14-3
2
1
(2-7(
2
2
13-
7
j5
Part, disc.
2
3
(4
2
3
14
2
3
/4
2
3
14
2
7
(p
21
2
7
1
Warenw. ..
41j
4_1(3
4-
1
(
4-
1
!2
4(2
4.1/
4

4-(4
New York Daggeld
1)
1
1
1
1 1
1
31
Partic.disc.

11 11
1
(2
l(
1
12
1
1)
Koers van 18 Aug. en daaraan voorafgaande weken tim. Vrijdag.
1)
Koers van 8112 Aug.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN iN NEDERLAND.

Data
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York
9
5)
9
9
5)
1)

22 Aug. 1939
1.86%
8.73%

74.80
4.94% 31.60
100%
23

1939
1.86%
8.7334

74.75
4.94
31.524.100%
24

1939
1.86%
8.71%

74.50 4.92%
31.524.
100%
25

1939
1.87%
8.31

4.7134
32.-
100%
26

1939
1.86%
8.21

68.50
4.72%
32.-
100%
28

1939
1.87%
7.87

69.50 4.55
3170
100%
Laagste d.w’)
1.8534
7.85

63.-
4.55
31.25
100
Hoogste d.w1)
1.88
8.75

75.-
495
32 10
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071

59.2631
9.747
24.906
100

Data
serland
Praat
Boeka-
Mikç
Mad

22 Aug. 1939
42.15
– – –

23

1939
42.15

– – –
24

,,

1939
42.02%




25

1939
42.30
– – – –
26

1939
42.15


– –
28

1939
42.35

– – –
Laagste d.w)
41.90
– –


Hoogste d.w’)
42.50


9.80

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488 13.094

48.52

Data
St ock-
Kopen-
s o Het-

)
Buenos-
Mon
holm’)
hagen
4)
for!’)
Aires
1)
treal
1)

22 Au19

45.1039.024.
43.92k
3.90 43%
1.87
23

,,

1939
45.05

39.00
43.90
3.85
4334

24

1939
44.95

38.874.
43.75
– – –
25

1939
– – –
– –

26

1939

– –



28

1939






Laagste d.w’)
44.60

38.60 43.50
380
42%
186
Hoogste d.wl)
45.10

39
10
43.95
3.90 43%
1.87
Muntpariteit
66.671

66.671 66.671
6.266
95%
2.1878
9
Notecring te Amsterdam.
)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maalid komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW

lJ

(Cablet.

a a
Londen
($ per £)
Parijs
($p.lOOfr.)

Berlijn
($p. 100 Mk.)
Amsterdam
($p. lOOgid.)

22 Aug.

1939
4.68%
2,641%
40,05 53,55
23

1939
4
2
68% 2,64
1
Y
16

40,00 53,67
24

1939
4,68%
2,64%
40,00
53,79%
25

1939
4,48% 2,56% 38,50 53,75
26

1939




28

1939
4,28
2,45% 39,45 53,60
29 Aug.

1938
4,861%
2
2
73
40,0814 54,41
4untpariteit..
1

4,86
3,90%
23,81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Noteerings- 12Aug. 19Aug.
21126Aug.1939 26
Aug.
Landen

eenheden

1939

1939
Langste hoogste
1939

Alexandrië..
Piast.p.Y,
97%
9734
97% 97%
97%
Athene

….
Dr.
p.
Z
547% 547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10k
1R0T’T
1/10
1/l0

Budapest

..
Pen. p.
£
24
24
2334
24
2334
BuenosAires’
p. peso p.Y,
20.194. 20.194.
19.00
2222
19.40
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1,5%
1/5′
1/5
25
/
1/5
31
/
1/529
Hongkong
..
Sh.
p. $
1J2%
112%
1/2%
1/2%
1/2%
Istanbul

..
Piast.
p. £
583
583 580
683
580
5h.
p.
yen
1/2
1
1
2
1/1%
2%
1/2
Lissabon….
Escu.p. x
110%
6

110%
liii
110%
110%,
Montevideo
.
d.perX
18%
18%
17% 19%
18%
Hontreal

..
$
per
£ 4.68′
4.68
4.35
4.71
4.46

Kobe

…….

Rio d. Janeiro
d. per
Mil.
2% 2%
2
2%
2
5
f
Shanghai

..
d.
p. $
3%
3%
3
4%
.
4
Singapore
..
Sh.
p. $
214%
2/4%
2/4
2
1
1
4%
2/4%
Valparaiso
2
).
$per L
117 117
117
117
117
Warschau ..
Zl. p. £
24%
25
2234
25% 22%
1)
0ff
lc.
not. 15 laten, gem. not., welke imp. hebben
te betalen
IS
Nov.1938
17.13.
2
) 90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste

export”
noteering.
ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
Londen’)
22 Aug. 1939.. 18K6
N.Yorki)
37%

22 Aug.
A’dam
3)

1939.. 2110
Londen4
148/61
23

,,

1939..

18j.
37y
4

23
1939.. 2110
143,64.
24

1939..

19%
39%

24
1939.. 2110
148/5
25

1939.. 20%
8

39%

25
1939.. 2110
150/6
26

1939..

203Ç6

26
1939.. 2110
155/-
28

1939.. 19%
36%

28
1939.. 2110
161/-
29 Aug. 1938.. 19%,
42%

29 Aug.
1938.. 2065
142/84.
27 Juli 1914.. 24% 159
27 Juli
1914.. 1648 1
84/104.
1)
in pence
p. oz.
stand.

2)
Foreign silver in
$c.
p. oz.
fine.

3)
In
guldens
per Eg.
100011000. 4)
In sh.
p. oz.
fine.

STAND VAN ‘e RIJKS KAS.
– —

order I n g en.
1

15 Aug. 1939
1

23Aug. 1939
Saldo van
‘s
Rijks
Schatkist bij De Ne-
/
29.642.105,68
/
17.322.084,22
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

64.010,77
,.

93.756,58
Voorschotten

op

ultimo

Juli

1939

derlandsche Bank
………………

a(d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
dle belas- tingen en
op
de vermogensbelasting


,,

53.230.778,94
54.580.499,30
Idem aan Suriname ………………
,,

10.635.382,12
10.732.855,60
Kasvord.weg. credietverst. a(h. buitenl.
94.497.368,85
94.233.173,38

Voorschotten aan Ned.-lndlg
………

Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen

36.740.567,37

.

Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)…

33.114386,83

Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)
16.054.855,56
,,

16.398.485,45
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in Omloop ………
fl35.279.000,-
fl35.203.000,-
Schatklstpromessen in omloop
……
75.000.000,-

75.000.000,-
Zilverbons in omloop …………….
,,

1.069.890,-
1.069.685,50 Schuld

op

ultimo

Juli

1939

a/d
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.

.

pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.


..

e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
bel, en
op
de vermogensbelasting
15.066.784,07

15.066.784.07

Schuld

het Alg. B

Pensioent.’)
aan

6rg.
,,

1.789.268,57

1.789.398,24

Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.

T. 1)
en
,,

8.773.349,97
9.019.267,57
Schuld aan Curaçaoll
…………….

,,200.785.256,26

176.549.731,72

20.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

……20.500.000,-
d
I.
aan diverse insteiiinen
1) ………..
343.571.305,60
345.83.14438
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
19Aug. 1939
1

26Aug. 1939
Vorderingen:
1)

f

4.195.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

55.000,-
,,

320.000,-
Verplichtingen:

Saldo Javasche Bank

………………

Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rijksinstell.

53.518.000,-
,,

54.222.000,-
Schatkistpromessen In omloop …….
Schatkistbiijetten In omloop
21.000.000,-

,,

21.000.000,-

Schuld a.d.lndische Pensioenfondsen

..

20.000.000,-
,,

20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Irid. Muntfonds
1.475.000,-

1.475.000
1

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
612.000,-
,,

360.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…

995.000,.-

995.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
.. .1
1.349.000,-

L)
Betaaimiddelen in
‘8
LandsKas
f
37.572.000.-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
ta
f/

Andere
opelschb.
Dtsconf.
I D
ntg
r
e
e
n

22 Juli

1939..
940 1.164
601
549 1.378
15

,,

1939..
932
1.171
637
541
1.343
8

,,

1939..
921
1.198 645
537
1.355
1

,,

1939..
779
1.370
645
534
1.364
24 Juni

1939..
813 1.359
606
536
1.285
1Juli

1914..
645
1.100
560
735

1

396
1) Sluttp. Oer activa.

652

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT-


GERST
MAIS
R000E
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIEREN
6415 kg
La Platal)
Rotterdam per 2000 kg.
Bahia Blan-
Rotterdam

per 100 kg.
Loonzein
Edammer
Alkmaar (groote)
Gem. not.
Heffing
L)
Zie b1z.281
loco
ca
1)
loco
Rotterdam

per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein Leeuwar-
der Comm.
1

Crisis Fabr.kaas
Eiermijn
Termijn-
Amerik.
Termnijn.
80kgRoe-
‘an E.-S. B.
Rotterdam
noteer. op
Mixed
per 1
00
kg.
noteer. op
meensche
1)
__________________
Noteering

Zuivel-
gang exp.
Roermond
‘na 5April f1.

per2000kg.
1 of 2 nind.
No. 2′)
1 012 mnd.
Locoprijs
Herl.Ned.Ct.I

Not.
Centr.
per 50kg.
P. 100 St.

/
%
/
%f
%
/
•__7ij%
sh.7%ff%f%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,47
5

102,5 13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
1113
1
14
2,03 98,4

43,30
95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,47
5

99,9
6,43
98,4
10/7
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99 99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1 .204,-
101,0 10,87
5

89,4
11,27
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05
99,4

45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,22
5

51,2
8,27
5

65,9 9,67
5

71,7
5,09
77,9
815
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9 78,25
40,8
84,50
41,8 4,55
37,4
4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9

31,30
68,7 5,35 66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2 4,62
5

38,0 4,70 37,4
5,22e
38,7
2,59
39,6
511
1
1
j
0,94
45,6

22,70
49,8
4,14 51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75 31,6
68,50
33,9
3,55
29,3
3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4/51/

0,61
29,6
0,96
20,20
44,3
3,71
46,3
1934
H
75,75 35,2 64,75
33,7
70,75 35

0
3,325
27,3
3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
41731
4

0,45 21,8

1,-
18,70
41,0 3,45 43,0
1935
uj
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3
3,07
5
25,3
3,87
5

30,9
4,12
5

30,6
2,07
31,7
5/8
1
/2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20 39,9
1936
0

86,-
40,0 74,50
38,8
74,-
III

36,6
4,27
5

35,1
5,75 45,8 6,27
5

46,5
2,19
33,5
5/7
1
/2
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
43,6
1937
1938 137,75
103,00
64.0
47,9
105,75
100,50
55,1
52,3
10650
55,0
49,9
8,95 5,72
5

73,6
47,1
8,02
5

5,40
63,9 43,0 8,92
5

6,20
66,2
46,0
2,70 2,48
41,3 38,0
61-
517
0,78 0,80 37,9 38,8 0,67 0,58
19,75
21,27
5

43,3
46,7
3,96 3,98
49,4 49,6

Juli

1938
Z
103,75
48,2
104,75
54,6
106,75
50,1
5,95
48,9
5,375

42,8
6,77
5

50,2
2,74
42,0
60
1
14
0,78 37,9
0,50
20,45
44,9
3,71
46,3
Aug.

,,
86,75 40,3 98,25
51,2
102,25
47,9 5,05 41,5
4,70 37,4
5,775

42,8
2,88
44,1
6/514
0,76 36,9
0,55
21,32
5

46,8 4,17
5′,0
Sept.
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4 4,27
5

35,1
4,15 33,0
4,80
35,6
2,81
43,0
613
1
/
0,78
37,9 0,57
22,80
50,0
5,-
62,3
Oct.
Z
79,-
36,7
89,25
46,5
96,50
45,3
3,975

32,7 3,52
5

28,1
4,02
5

29,8
2,39 36,6
5/5
1
/2
0,74
35,9
.0,70
23,45
51,4
5,07 63,2
Nov.

,,

81,-
37,7
84,50
44,0
91,-
42,7 4,30
35,3
3,35
26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
419314

0,76
36,9
0,70
22,325
49,0 4,90
61,1
Dec.

,,
,
91,-
42,3
97,25
50,7
106,75
50,1
4,425
36,4
3,525
28,1
3,75
27,8
2,05
31,4
4191/4

0,83 40,3
0,70
20,60
45,2
4,73 59,0
1,
Jan.

1939
88,-
40,9
96,75
50,4
106,25
49,8
4,30 35,3
3,75 29,9 3,85
28.5
2,12
32,5
4111
1
14
0,84
40,8
0,62
5

20,07
5

44,0
4,29
53,5
Febr.
84,50
39,3
89,-
46,4
97,75
45,8
4,225
34,7 3,50
27,9
3,67
5

272
2,27
34,8
5/214 0,86
41,7 0,60
19,95
43,8
3,41
42,5
Maart

,,
89,75
41,7
89,25
46,5
98,25
46,1
4,22e
34,7
3,575

28,5
3,62
5

26:9

2,42
37,1
5/5314

0,80
38,8 0,60
18,15
39,8 3,50
43,6
April
>
93,-
43,2
90,75
47,3
101,25
47,5
4,25
34,9
3,575

28,5 3,82
5

28,4
2,57
39,4
519
3
1
0,75 36,4 0,55
16,57
5

36,4 3,55
44,3
Mei
91,-
42,3
89,75
46,7
100,50
47,2
4,10 33,7
3,92
5

31,2
3,95
29,3
2,65
40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3 3,40 42,4
Juni
90,75
42,2
90,50
47,1
97,25
45,6
3,90
32
1
1
31475

27,7 3,82
5

28,4 2,62
40,1
5111
3
18
0,75 36,4
0,60
17,10
37.5 3,45 43,0
Juli
87,–
40,5
39,8
83,25
82,-
43,4
42,7
91,25
85,-s
42,8 39,9
3,87
5

31,9 34,9
3
1
35
26,7
3,45 3,40 25,6
25,2
2,54 38,9
39,1
5/9
1
1
5/9314

0,76.
0,72
36,9 35,0
0,54
0,55
16,55 15,50
36,3 34,0 3,49 3,35 43,5 41,8
1-8 Aug. ‘9
8-15

,,

,,
85,50
88,-
40,9
78,75
41,0
83,50
39,2
4,25 4,30 35,3 3,40
3,125
27,1
24,9
3,40
25,2 2,55 2,58
39,5
5111114
0,70
34,0 0,55
16,25
35,7 4,20 52,4
15-22

,,
86,-
40,0
80,50
41,9
84,50
39,6 4,30 35,3
3,125
24,9 3,40
25,2
2,59
39,7
5/111/4

0,70
34,0
0,55
16,-
35,1
4,32
5

53,9
l2-29


83.50
28.8
89.5046.6
96.50
45.3 4.90 40.3
3.47527.7
3.75
27.8


_*0.74
35.9 0.55
16.-
35.1
4.30
53.6
a) La Plata.
S)
In verband met den internationalen toestand geen noteering.


JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL


JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First M rks”
in olie gekamd; loco Bradford per 1h.
13/14 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super FineC.P.
Crossbred Colonial Carded 505 Av.
.
ermno

S

V.
elf. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib. Oomra
Liverpool per Ib. wit Gr. D. te
New York per 1h.
Smoked Sheets
loco Londen p. 1h.

l
Herl.Ned.Ct.1
Heri.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct4
Not;
Herl.Ned.Ct.
I
Herl.Ned.Ct.
I

Not.
Herl. Ned.Ct.1
Not.
Not.

/
%
£
cts.
%
$cts. cts.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
/
%
$
cts.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
.7,51
153,8
111,2
30,50 259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
959
4,93 52
78,4 10,25
1930
Q
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92 81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
5

1931
1932
192,15
44,
0

17.117 21,1
44,8 8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
12
22,6 3,125
3,375
1933 146,86
128,63
34,3
30,1
16.18/-
15.1212 15,9
17,4
33,8
37,0 6,40 8,70
19,5
16,8
54,3 46,8 5,39
4,91
42,5 48,9
30,7
35,4
11,75 14,25
79,7 96,9
34,1
41,5
22,-
28,25
3,87
3,21
30,2
25,1 1,56
1,61
II
18,1
16,6
3,25
1934
Z

115,85
27,1 15.919 18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37 51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6
6,25
1935
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
u
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10 18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
1937
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34 89,0 64,4
23,75
132,7
56,8
35,50
3,30 25,8
1,865
36
54,3
9,50
1938
Cz
165,24
38,6
18.1513 15,7
33,3
8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
44,8
16,75
96,1 41,1
26,-
2,99 23,3
1,64
27
40,7 7,25

Juli

1938
og

0
169,20
39,5
18.17/10
16,1
34,2
8,88
15,7
43,7
4,20 60,9.
44,0
16,25
97,1
41,5
26,-
3,22
25,1
1,775
28
42,2
7,50
Aug.

174,59
40,8
19.10j8
15,3
32,5
8,37
14,7
40,9
3,95
61,4
44,4
16,50
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,695
29
43,7
7,875
Sept.
z
170,11
39,8
19.119
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2
3,84 62,0
44,9
16,75
94,9
40,6 25,50
3,17
24,7
1,70
5

30
45,2
8,-
Oct.
171,48
40,1 19.1113
15,9
33,8 8,62
14,3
39,8 3,92 62,6 45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27 25,5
1,77
31
46,7
8,37
5

Nov.
165,33
38,6
39.113 16,7
35,5
9,09
14,6
40,6 4,03 61,4
44,4
17,-
92,2
39,5
25,50
3,19 24,9
1,73
5

29
43.7 8,12
5

Dec.
J,Z
Uj
163,83
38,3
19.116 15,9
33,8
8,62
14,4 40,1
4,03 59,3 42,9
16,50
.
89,5 38,3
25,-
3,22
25,1
1,75
29
43,7 8,12
5

Jan.

1939
t
178,37
41,7
20.151-
16,5
35,0
8,91 14,8
41,2 4,14
58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25,-
3,37
26,3
1,83
29
43,7
8,-
Pebr.

,,
0
203,23
47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9 4,05 58,6 42,4
16,-
90,1
38,6
24,75
3,80
29,7 2,03
29
43,7
8,-
Maart

,,
208,49
48,7 23.1216
17,1
36,3 9,06
15,2
42,3 4,13
59,8
43,2
16,25
90,8
38,9
24,75
4,07
31,8
2,16
30
45,2
8,25
April
in 236,15
55,2
26.16/3
16,7
35,5 8,86
15,2
42,3
4,15 59,9
43,3
16,25
89,2
38,2
24,25
4,38 34,2
2,32
29
43,7
8,-
Mei


Z
249,48 58,3
28.1113
17,7
37,6
9,51 15,8
44,0
4,33
62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5
2,575
29
43
1
7
8
1
12
5

Juni

,,
231,90
54,2
26.7!-
18,7
39,7
9,91 16,2
45,1
4,12
65,3
47,2
l7,75
91,4
39,1
25,-
4,71
36,8 2,50 30
45,2
8,27
5

Juli

,,
c
217,84
50,9 24.15/11
18,3
38,9
9,76
15,6
43,4
4,26
70,7
51,1
19,25
94,5
40,0
25,75
4,88
38,1
2,60
30
45,2
8.37
5

1-8 Aug. ’39
176,08
43,1
20.-!-
18,0
38,2
9,60
15,5 43,1
4,23 72,2 52,2
19,50
94,5
40,0 25,75
4,86 37,9 2,58
31
46,7
8,50
8-15

,,
181,48
42,4
20.13/9
17,3
36,7
9,29
15,4
42,9
4,20 70,4
50,9
19,25
93,2
39,9
25,50
.
4,67 36,5 2,49
31
46,7
8,62
5

15-22

,,

,,

22-29

,,

,,
183,44
189,50
42,9
44,3
21.–
21.151-
17,1
16,5
36,3
35,0 9,19
8,82
15,2 15,8
42,3 44,0 4,18 4,35
70,1
69,9
50,7
50,6
19,25 19,65
92,8
92,6
39,7
39,6 25,50 25,50
4,83
4,79 37,7
37,4
2,60
2,57
32 29
48,2 43,7
8,75
1

8,75

.

KOPER
Standaard Loco Londen
per Eng. ton

LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

T
N
L

Lond e
0
per E ng.

on

.

IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng.
ton

GIETERIJ-IJZER (Lux III)
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen p. Eng. ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce

Herl.Ned.Ct.I
i/t
Herl.Ned.Ct.1
it
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl. Ned.Ct.1
Nt
Herl. Ned.Ct.1
Not.
Uerl.Ned.Ct./
Not.
.
/
%
£
/
%
T
/
%
£
/
%
iE
7
%
Sh.
/
%
£
ets.
%
pence
1927
675,10 85,9
55.13/11
295,75
106,5
24.8/1
3503,60
120,6
289.1/5
44,10
104,7
72/9
39,10 98,9
6416
345,40
108,8
28.9111 132
101,5
2631je
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.3/4
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65/10
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4/11 2465,65 84,8
203.18110
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
116
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.16/9 89
68,5
17
11
/1e
1931

431,85 54,9
38.719
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.9(1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
51/5
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
1451g
1932
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18/10 25,40
.60,3
58/6
22,20 56,2
51/1
.118,95 37,5
13.13/10
64
49,2
17i:/
j

1933 1934
268,40
34,1
32.11/4

97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
/
226,80
28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.11- 1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
303,05
32,5
13.1516
66
50,8
2111
4

1935
til
230,95
29,4
31.18/1
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25 51,2
561- 102,65
32,3
14.3/6
87
66,9
28151
16

1936
Fe
298,75
38,0
38.8/1
137,15
49,4 17.12/7
1592,-
54,8
204.12/8
28,40
67,4
731
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
20
1
/i
1937

488,55
62,1
54.8/3
208,95
75,3
23.516
2176,70 74,9
242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
20
1
/ie
1938
361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.13/11
48,45
115,0
1091

30,30
76,7
68/2
125,35
39.4
14.1110
72
55,4
19
8
116

Juli

1938
356,45
45,3
39.15111
133,50
48,1
14.1812
1725,45
59,4
192.1312
48,80
115,8
1091

27,25
69,0
60/11
127,85
40,3
14.516
72
55,4
19
1
/s
Aug.

,.
Sept.

363,35 374,70
46,2
47,7
40.1219
42.-/-
127,20 136,50
45,8 49,2
14.4/6
15.6/-
1722,60 1727,30
59,3
59,4
192.13/-
193.1216
48,75 48,60
115,7
115,3
109
1

1091-
26,80 28,30
67,8 71,6
60
1

6315
124,10 126,85
39,1
40,0
13.17
1
6
14.4/5
72
72 55,4 55,4
19
3
/
8

19/16
Oct.

,,
399,35
50,8 45.111-
141,55
51,0
16.2/11
1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
109/-
30,05
76,0
68/7
132,30 41,7
15.1/9
72
55,4
19,i
Nov.

,,
389,70
49,6
44.1915
139,10
50,1
16.1/1
1855,20
63,8
214.216
47,20
112,0
1091-
29,85
75,5
68111
124,25
39,2
14.6/9
72
55,4
197j5
Dec.
>
372,90
47,4
43.81-
130,70
47,1
15.412
1842,55
63,4
214.816
46,90
111,3
1091

29,20
73,9
67110
118,05
37,2
13.14/9
72
55,4 20
1
18

Jan.

1939
2
6
371,15
47,2
42.1918
125,15
45,1
34.9110
1857,55
63,9
215.2
1
6
42,65
101,2
99
1

28,90
73,1
67/1 118,35
37,3
13.1411
73 56,2 20
1
/4
Febr.

,,
1′
371,40
47,2
42.911
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6 214.9/5
43,30
102,8
991-
29,55
74,6
6716
119,95
37,8
13.1413
74 56,9 20
7
;1e
Maart

,
379,65
48,3
43…14 130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.11/3
43,70
103,7
991-
29,80
75,4
6716
J22,05
38,5
13.1617
75 57,7
20
5
(e
April

,,
1

.
370,30
47,1
42.-/-
126,75
45,6
14.76
1915,95
65,9
217.613 43,65
103,6
991-
30,05
76,0
6812
118,70
37,4
13.913
73
56,2
20
Mei

,,
il
364,65
46,4
.41.15/-
127,25
45,8
14.1117
1970,55
67,8
225.121-
43,25
102,7
991-
31,20
78,9
7116
120,65 38,0
13.1613
73 55,2
20
1
/
Juni

,,
369,65
47,0
41.1819 128,50
46,3
14.1117
2000,25
68,8 226.18/9
43,65
103.6
991

32,25
81,6
7312
125,20
39,5
14.411
73
56,2
19
3
1
4
Juli

,,
0
377,80
48,0
43.313
129,85
46,8 14.13(5
2020,95 69,5
229.16
1
6
43,55
103,4
99/-
31,05
78,6
70/7
126,15
39,8
14.6111
62 47,7
I6°/i
1

8 Aug. ’39
392,75 50,0
44.1319 140,90
50,7
16.

IS
2020,30 69,5
229.17j6
43,45
103,1
991

31,60
80,0
721

128,50
40,5
14.1216
62
47,7
16
1
/1
8-15

,,

,,

.
385,95
49,1
44.716
136,75
49,2
15.14/5
1999,35
68,8
229.17,6
43,05
102,2
99.-
31,55 79,8
72
1
6
126,40
39,8
14.10
1
8
62
47,7
17.i
15-22

,,

,,
392,65 49,9
45.-(-
140,45
50,6
16.1/11
2005,65
69,0
229.17
1
6
43,20
102,5
99/-
31,40
79,5
721-
1

126,25
39,8
114.915
64
49,2
17
5
/
22-29

,,
360,55
45,9
45.1613
130,10
46,9
16.1018
1809,10
62,2
229.1716
38,95
92,4
991-
28,35
71,7
721-
119,55
37,7
115.319
63
48,5
1911

MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929
=
100).

653
GE-
SLACHTE
GE- SLACHTE
DEENSCU
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
CACAO G.F.
KOFFiE
Loco R’dam(A’dani

SUL'(ER
Wlttekrist.-
i’HEE N.-lnd.thee-
t.

0
0,0
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No.
Londen
VLEESCH
Londen
Accra per 50kg
c.i.f.
Nederland
per
1/,
kg.
suiker loco
Rotterdam/
veiling A’dam
Ge,n.java- en
o

Robusta
Superior
per 100 kg
per lOO kg
per cwt.
per 8 lbs.
Amsterdam
Sumatrathee
g
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.(
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Rotterdam Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’j,kg.
/
%
7
%
sh.f
1LT
sh.
cts.
%
cts.
%
f
%
ets.
%.
1927




65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,7
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2 45(10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4 94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3 4/11
21,04
61,0
34/11
32
65,2
38,10
64,4
9,60
.
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
4/4
13,84
40,1
24/7
25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
52,9
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
58/7
1,70
57,4
3/11
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
.28,25
37,3
43,1
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
74/7
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5 32,75
43,2.
36,7
1934
1935
61,50 48,125
64,9 50,8
46,65
54,7
32,94
49,5
88(1
1,42
48,0
3/9
1
1
,
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,6

1936
53,425 56,4
51,62
5

48,60
60,5 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
88/5
9316
1
1
19
1,48
40,2 50,0
3/3’1,
3/9
1
1,
8,15
12,05
23,6 34,9
2216
3014
14,10
13,625
28,7
27,8
15,21
16,87
5

25,7
28,5
3,85 4,02
5

24,1
25,2 34,50
40
45,5 52,8 32,3 39,3
1937
71,27
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

37,8
6,22′
38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55
71,3
63,62
5

74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4/4
1
),
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2 5,20 32,5
51,-
67,3
46,4

Juli

1938
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
10319
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21195
12,75
26,0
14
23,7 4,95 31,0
47,75
63,0 46,3
Aug.

,,
67-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4(41/2

10,04
29,1
22155
13,30
27,1
14,10
23,8 31,3
49,50
65,3
45,3
Sept.

,,
6465
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
99/-
1,90
64,2
4(33(4

10,41
30,2
23145
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35
33,5

70,0
45,5
Oct.


63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98-
1,99
67,2
4/6
1
(4
10,02
29,0
22/105
14,30
29,1
15,50
26,2
5,22
5
1
32,7

71,3
44,4
Nov.
62,15
65,6
60,87
5

71,4
39,28
59,0
9017
1,99
67,2
417
9,51
27,5
221114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
1

34,1
50,25
66,3
43,1
Dec.
63,35
66,9
59,75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
4143/4

9,03
26,2
21/-
13,50
27,5
15
25,4 5,72
5
1
35,8
46,50
61,4
43,4

Jan.

1939
63,67
5

67,2
56,87
5

66,7
41,93
63,0
9716
1,94
65,5
416
1
14
8,95
25,9
20194
13,20
26,9
15
25,4
5,85
36,6
47,50
62,7
43,3
Febr.
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14 26,5
201104
13
26,5
15
25,4
5,775

36,1
48,75
64,4 41,7
Maart


62,47
5

66,0
55,82
5

65,4
44,39
66,7
10017
1,84
62,2
4(2
9,27
.26,9
21/-
13
26,5
15
25,4 6,27
5

39,2
50,50
66,7 42,7
April
65,32
5

69,0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
3
14
9,05
26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,32
5

45.8
53,50
70,6 42,9
Mei
67,-
70,7
55,95
65,6
39,28
59,0
901-
1,85
62,5 4/2
3
/4
8,85 25,6
20134
13
26,5
15
25,4 8,52
5

53,3
52,25
69,0
43,1
Juni
65,47
5

69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
9113
1,84
62,2
412
8,86 25,7
2011
12,75
26,0
14,50
24,5
8,07
5

50,5
51,25
67,7
42,1
Juli
65,25
68,9
59,17
5

69,4
43,05
64,6
981-
1,96
66,2
4/51/2

8,65
25,1
19
1
8
1
1
4
12,50
25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,4
1-8 Aug. ’39
65,30
69,0
58,75
68,9
43,14
64,8
981-
1,94
65,5
415
8,52 24,7
19144
12,50
25,5
14
23,7
7,-
43,8
49,25
65,0
41,6
8-15

,,
65,30
69,0
61,-
71,5
43,02
64,6
98/-
2,05
69,3
418
8,17 23,7
1819
12,50
25,5
14
23,7
6,62
5

41,4
49,50
65,3
42,3
15-22
65,30
69,0
61,–
71,5
42,71
64,1
981-
2,07 69,9
4/9
8,64 25,0
1913
12,50
25,5
14
23,7
6,50 40,6
49,50
65,3
42,4
22-29

,,

,,
65,30
69,0
61,25
71,8
43,68
65,6
1001-
2,06
69,6
4/81/
2

8,94
25,9
221-
12,50
25,5
14
23,7.
_*)

49,50
65,3
43,5

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
21/,
X
7 per standaard ex opslagpl. Londen

VUREN-
HOUT
basis 7″
f.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M’.

KO
HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind.
m.s.
per
ioo
kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per Iongton
c.i.f. R’dam/Hamburg

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)

GOUD
cash Londen
per ounce fine

1
Her1.Med.Ct.j

Not.

1a

‘2

0=’

<.E

0
,

cc

iFiNedt
iE
Hen. Ned. Ct.
Not,
T-
T
x
7
7

T

%
9
f
%
i
%
1927
230,28
100,1
19.-)-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3
104,3
124,1
1928
229,90
100,0
19.-1-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0 100,4
94,6
1929 229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25 80,5
27,375
89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40 99,9
851-
92,7 95,3
84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7 25,36 63,3
22,62′
73,9
175,55
70,2
14.10/4
181,75
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5

50,2
136,69 54,7
12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,4
44,7
1932
136,14
59,2
15.13(4
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25 99,6 118/-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
12417
33,1
38,9.
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3
51,50
100,1
137(8
31,6 37,2
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25 34,5
51,50
100,1
142/2
32,2
36,9
34,8
1936 139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4
39,0
42,2
40,7
1937
205,35 89,3
22.1712 132,25
86,6 23,35
58,2
15,22e
49,7
127,81
51,1
14.4/8
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4 57,9 55,9
1938 189,94
82,6
21.717 109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5

32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9
63,30
123,0
14216
41,1
48,4 44,5

Juli

1938 188,10
81,8
21.-!-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.17/2
102,-
52,4
63,20
122,8
141/2
41,3
48,1
44,3
Aug.

,,
187,70
81,6
21.-/-
103,-
67,5
14,75
36,8
9,725
31,8
93,55
37,4
10.913
96,50
49,6
63,60
123,6
142/4
40,9
47,5 45,2
Sept.
182,97
79,6
20.15/-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475
30,9
91,44
36,6
10.51-
96,25
49,4
64,55
125,5
14419
41,0
47,9 46,9
Oct.

,,
184,29
80,1
21.-/-
107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5

29,6
88,01
35,2
I0.-/9
92,50
47,5
63,90
124,2
145/94
41,3
47,7
47,9
Nov.

,,
177,72
77,3
20.101-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,725
28,5
85,14
34,0
9.1617
90,-
46,2
63,95
124,3
147174
40,6 46,7
45,9
Dec.

,,
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1
14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2/10 91,25
46,9
63,95
124,3
148110
40,2 46,6 45,3

Jan.

1939
174,17
75,7
20.5/-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5

29,6
88,20 35,3
10.419
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
40,7
46,5 45,7
Febr.

,,
169,53
73,7
19.819
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
10.6111
90,50
46,5
64,90
126,1 14814
42,1
46,4
46,1
Maart

,,
169,89
73,9
19.5/-
116,25
76,1
14,50
36,2 9,65 31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5
47,5
47,8
April

,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9

39,9
9,475
30,9
91,89
36,7
10.8(5
94,50
48,5
65,45
127,2
14816

44,5
47,8
48,8
Mei

,,
178,52
77,6
21.-/6
119,50
78,3
16,50
41,2 9,85 32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3
64,85
126,0
148154
46,4 48,6 49,9
Juni

,,
186,26
81,0
21.2/6
126,25
82,7

42,4
9,975
32
1
6
106,46
42,6
12.1/7
99,75
51,2
65,55
127,4 148(84
47,5
49,1
50,0
Juli

,,
186,71
81,2
21.51-
132,50
86,8
17,25
43,0
9,02
5

29,5
101,24
40,5
11.1013
94,-
48,3
65,30
126,9
14816
47,2
48,6
49,4
1-8 Aug. ’39
187,11
81,4
21.51-
132,50
86,8

44,9
9,125
29,8
103,17
41,3
11.151-
94,-
48,3 65,20
126,7
148164
46,5 48,2
48,9
8.15
186,55
81,1
21.51-
132,50
86,8
18,-
44,9
9,-
29,4
104,37
41
1
7
12.-1-
93,50 48,0
64,65
125,7
148174
46,2
48,2 48,9
5-22

,
187,40
81,5
21.101-
132,50
86,8
18,-
44,9 8,825
28,8
105,25
42,1
12.1/3
94,-
48,3 64,80
125,9
148/7
46,4 48,4 49,0
(2-29

,,

,,
192,17
83,6
22.-/-
132,50
86,8
18,-
44,9




5)
96,-
49,3 63,35
123,1
1611-
46,3
48,1
46,4

ËNKOLEN
Westf./Holl.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 60-62°

KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bij
ST
E EN EN
___________________
..

binnenmuur
1000
stuks
P.

buitenmuur
1000
stuks
p.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
33 t/m. 33.9° Bé
s. g.
65
OZ
1)
per
franco schip
AMMONIAK
franco schip
50 ton franco
l

A’dam per
te N.-York
p.
barrel
U.S. gallon

Lrl.Ned.Ct.j
Ned.
per 100kg
Ned. per 100kg
voor den wal
Rood en
Klinkers en
.
.
caO
o
00
Sao
1000
kg.

Herl.Ned.Ct.l
Not.
Not.
bruto Rotterdam
Boeregrauw
Hardgrauw

0′
T
%
f
s
cts.
j
$ cts.
f
_
T
T
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0 14,86 11,48 102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65 104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,

99,0
13,60
104,0 19,50 104,5
96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99
1
4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
18,55 102,0
II

84,1

101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0
10-
76,4
15,50
83,0
61,9 55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0 0,57 9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
II,-
60,5 8,75 66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50 45,5
44,8
38,8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5 6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70
51,0
4,82 43,2
10,50
57,7 6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09 67,7
1,15 11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9
66,4
60,5 1938
9,75
89,3
2,03 65,8
1,12
8,84
30,6
4,87
5,95
53,2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9 56,7
48,0

Juli

1938
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94
5,55
49
1
6
4,80 43,0
12,85
70,7
9,

68,8
12,-
64,3
55,9
49,3.
Aug.

,,
9,80
89,8
2,12 68,7
1,16
8,89
30,7
4,85
5,65
§0,5
4,90 43,9
12,85
70,7 9,50 72,6
12,-
64,3 55,7 48,9
Sept.

,,
9,60
87,9
2,16 70,0
1,16
8,93
30,9
4,81
5,70
51,0
4,93
44,4
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,5 49,5
Oct.

,,
9,45
86,6
1,91
61,9
1,04
8,68 30,0
4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3 56,9 49,8
Nov.

,
9,35
85,6
1,77
57,3
0,96
8,31
29,0
4,52
5,80
51,8
5,05
45,3
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,1
49,0
Dec.

,,
9,50 87,0
1,77
57,3
0,96
8,11
28,0
4,41
5,90
52,7
5,15
46,1
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
48,6

Jan.

1939

82,4
1,78
57,7
0,96
8,08 27,9 4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
Febr.
9,15
83,8
1,79
58,0 0,96
8,18
28,3
4,38
6,10 54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
49,4
Maart

,,
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,3
1

28,7
4,41
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,–
64,3
56,5
50,6
April
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,66 29,9 4,60
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
56,3
50,9
Mei


10,

91,6
1,79
58,0
0,96
8,74 30,2
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
,
52,1
Juni

,,
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83 30,5
4,69
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
58,0 53,2
Juli

,,
10,30
94,3
1,92
62.2
1,02
9,16
31,7
4,88
5,50
49,2 4,75
42;6
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
56,5 52,4
1-8 Aug. ’39
10,35
94,8
1,91
61,9
1,02
9,19
31,8
4,88 5,60
50,1
4,85 43,5
12,35
67,9 9,56 72,6
12,

64,3
57,4
524
8-15

,,

,,
10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,17
31,7
4,88
5,60
50,1
4,85 43,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
.

56,9
52,0
5-22

,,
10,25
93,9
.
1,90
61,6
1,02
9,09 31,4
4,88
5,60
50,1
4,85
43,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3 57,2 52,3
1

1
2

29

,,

,,
10,15
93,0
1,91
61,9
1,02
9,33
32,3
5,

5,60
50,1
4,85
43,5
12,33
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
55,1 51,1

654

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 Augustus 1939

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 28 Augustus 1939.

Activa.
]3innenl. Wis- (llfdbk.
f
44.548.889,40

sels, Prom., Bijbnk.
,,

2.190.198,04

enz.in
disc jAg.sch.
,,

1.426.908,12
f

48.165.995,56

Papier o. h. Buitenl.
f

1.575.000,-
Af: Verkocht maar voor

clebk.nognietafgel.
,,

1.575.000,-
J3eleeningen

mci. vrsch.

Hfdbk.
1
f
200.569.568,541)

in rek.-crt.
Bijbnk.
4.596.025,41

op onderp.
1
Ag.sch.
40.068.266,91

f
245.233.860,86

Op Effecten enz.
..
f
243.815.614,081)
at’i
141824678
245233.860,86
1
)

Voorschott. a. h. Rijk …………….
,,

15.000.000,-
Munt, Goud ……
f
105.497.565,- MuntmaL, Goud
..
,,1.023.895.040,27

[1.129.392.605,27
Munt, Zilver, enz.

16.808.193,18
Muntmat. Zilver..


1.146.200.798,45
Belegging van kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………
,,

43.911.468,15

Gebouwen en Meub. der Bank ………
,,

4.580.000,-

Diverse rekeningen ………………
,,

11.886.448,61

Staat d. Nederi. (Wetv. 2715/’32, S. No. 221)
,,

7.629.955,16

Passiva.

fL524.183.526,79

Kapitaal ………………. .
……..
f

20.000.000,-

Reservefonds
……………
………
,,

4.277.243,54

Bijzondere reserve ………………
,,

7.756.940,37

Pensioenfonds ………………….
,,

11.965.293,36
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
1.132 005.845,-

Bankassignatiën in omloop ……….
,,

477.364,54
Rek.-C’our.
f
Efet Rijk
f


saldo’s:

Anderen
,,
344.000.064,03
,,

344.000.064,03
Diverse rekeningen ……………….
,
3.700.775,95

f
1.524.183.526,79

Beschikbaar metaalsaldo … .. …….
f
555.556.622,60
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de bank gerechtigd is
,,
1.388.891.550,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank

ondergebracht ………………..
,,


1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933,
Staatsbiad No.
99) ……..
f
60.612.475,-

Voornaamste posten in duisenden
guldens.

1
Goud
1
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data

1
ICtrculattel
opeischb.I
Metaal- Ikings
Munt

Munt mat.
i
schulden
1

saldo

1
perc

28
Aug.
‘39110549811.023.89511132.0061344.477
555.5571
77
21

,,

’39jl0595811.023.46711011.5821401.626
1

590.0
49
1
79.9

25Juli’
14
1
65.7031
96
.
410

310.4371
6
.
198

43.521
54

1

Totaal
Schatkist-
Belee-
1

Papier
Diverse
Data
bedrag
,

_
promessen
I
1
ningen

het
b
°
u’
°
itenl.
reke-
discontosrechtstreeksl
ntngen
1
)

28 Aug. 1939
48.166
1

1
245.234
1

1.575
11.886
21

,,

1939
21.297
1

1
214
.
812

1

1.575
11.581

25 Juli

1914
67.947

1

61.686
20.188
509
‘)Uncler
cle activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver

Circulatleopeischb. metaal-
schulden

saldo

26 Aug.’39
2
)
148.460
193.020
77.450 40.272
19

,,

‘)l
147.910
198.910
72.390 39.390

29Juli19391
11686

1

19.27
199.159
69.531
28.684
22

,,

19391
116.886 1

19.067
199.596
68.467
28.727

25Juli
19141
22.057
1
31.907 110.172 12.634
4.842
1

Wissels,
1
1

buiten

1
Dis-
1
Belee-

i
Diverse
reke

Dek-
kings-
Data
1

N.

Ind.

1
conto’s
ningen
1
nlngen’)
I

percen-
betaalb.
1
take

26 Aug.’39
2
)
8.710
76.190
48.560
55
19

,,

1
392)
9.300
74.570 51.940
55

29 Juli1939
11.474 62.124
51
‘14.447
46.256′
22

,,

1939
12.652
14.538
46.536
60.154
51

25Juli 1914
6.395 7.259 75.541 2.228
44
1) Sluitpost activa.
) Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
Bankbilf.

OtherSecurities
Data
Metaal
in
in Banking
Disc.and
circulatle
Departm.
Advances
ecur

23 Aug. 1939
247.263 508.064 38.353
5.711
24.334
16

,,

1939
247.340
512.389 34.166
5.909

1

23.549
22 Juli

1914
40.164
29.317
33.633

1
urnerieposirs
1

i Dek-

1
Oov.
1
Public
1

1
Other
1
Reserve kings-

Data

1
Sec.
1
Depos.
1

Bankers
i
11

3 Aug.’39 99.666 22.371 92.132 36.229 39.199 26,0

16
,,
’39 111.636 27.457

94.728 35.717 34.951 22,1

22 Juli ’14 11.005 14.736

42.185

29.297 52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilverl
1
Te goed
in h t
1
Wis-
I

waarv.l
Belee- ls’eteb
00
s
voorschot
buit :nl.
1

seis
ningen
la.
d. Staat

17Aug.’39
97.266 1
6631
705)
3.825
1
30.577
10

,

’39
97.266j
6491
14~
1.
1.117~

141
0.051
7061
4.121
30.577
23Juli’14
4.104
1
6401

541
8
1
769
1

Bons v. d)
Diver–
Rekg.Courant
Data
zelfst.
sen’)
Circulatie
___________________________

_
_
Zelfst.
Part
oman. k.
Staat
1
canon!
k.I
__
culieren
17Aug.’391
5.466
1

3.051
123.135
3.043
2.104
1
20.538
10

’39
5.466 3.274 123.733 3.017
1

2.116

i
20.806

23Juli’14
– –
5.912 401
1


1

943
)
oiuitpuai ai.uvu.

DUITSCHE RIJKSBANK.

1

Goud

Andere
ivis-1
Data

1

en

Rentebank- sels,chèquesl

Belee-
deviezen

scheine

en schat- 1

ningen
kistpapier

3 Aug.

1939..1

77,0

27,2

8.140,0

1

22,2
15

,,

1939..

1

76,8

25,4

8.384,9

31,5

30 Juli

1914..

1

1.356,9

750,9

50,2

Data

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse ten

Activa

iatie

Cr1.

Passiva

3 Aug. 1939

982,6

1.380,5

8.709,8

1.195,4

454,8
15

,,

1939

953,2

1.062,4

8.704,9

1.105,4

439,5

30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belea’s).

Data
c,

0

.
u

Goud

.

Rekg. Cr1.

n

0
.a0
0..0

1939

0

. .
BIL

45
1
865

238

65 1142

T72I 10
1
356
1
7,8

.
13.5811

44

1

8641

211
1

50

1142

252
1

4.667J

6

1

378

FEDERALRESERVEBANKS.

Goudvoorraad

1

1

Wissels

Data

1

1

Goud-

1

,,Other

I
7her-

I

In de
Totaal

cert1fl-

1

cash”
2)

disc. v.d.

open
bedrag

caten
1)

1
member

markt
banks

gekocht

9 Aug.’391 13.922,8 113.914,2
1

348,9

1

4,9

0,5
2

__’391

13.878,3
113.869,2
1

_____1
‘1

_0,5

Belegd

I

.
1
1
Goud-
1
Alaem
Data

in U.
S.
Notes

J
Toaa
Gestort
1

Dek-

Ijek-
Gov.Sec.

latie

1

1
perc.S)

1

perc.4)
Incircu-j

apitaall kings-

1

kings-

9Aug.’391 2.442,9 1 4.550,7111.949,81

135,4

1

86,5

1


2

,,

‘3
1
2.453,4

4.530,7

11.938,71

135,4

1

86,4


Deze certificaten werden door de Schatkist aa.1 de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
lOO
op
59.06
cents werd gedevalueerd.
‘)

ther Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.

4)
Verhouding tot

voorraad
muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANXEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis-

1

Data

Aantal

conto’s
1

Beleg-

1

de

Totaal
1
Waarvan
leenin.

en

gingen
de
po-
1
time

beleen.

1

banks

lb’

1
deposits

2Aug.’39

9

1

8.166

14.078

8.684

30.889

5.243
26Juli
‘I

13

8.194

13.941

8.750

30.809
1

5.237
De posten van De Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank
01
England zijn
in
duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

Auteur