14 JUNI 1939
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Econom1*sch,,Stat1s
*
t1sche
Be
‘
richten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEEF
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INST!TUUV
24E
JAARGANG
WOENSDAG
14 JUNI 1939
No.. 1224
COMMISIE VAN REDACTIE:
1′.
L-ieftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
M. F. J. Cool – Adjunct-secretaris.
Redactie-adres: Pieter de Roochweg 122, Rotterdam-West
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigepiaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina / 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abimnementen en. advertenties:
Nijgh
4
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-St atis-
tisch Maandbericht / 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
Blz.
Het belang van technisch-economischen research -arbeid
voor ‘s werelds welvaart door
Dr. Ir. L. Hanvburger 472
De grondslagen van onze welvaartspolitiek door
Prof.
Mr. Dr.
G.
M.Verrijn Stuart ………………….474
De geschiedenis der Engelsche verplichte werkloosheids-
verzekering door Prof. Mr. C. W. de Vries ………476
De beteekenis van het boerenleenbankwezen in Neder-
land door Dr. H. M. H. A. van der Valk ……….478
AANTEEKENIRGEN:
De uitgaven aan luxe artikelen in Engeland
….
480
ENGEZONDEN STUKKEN:
De financieele en economische toestand in België
door het Bestuur van
het Belgisch Vakverbond
met Naschrift van
Prof. Dr. G. Eyskens ……481
MAANDOIJFERS:
Emissies in Mei 1939
……………………..
482
Statistieken:
Groothandelsartikelen … . …………………. . ………
484-485
Oeldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten ……………..
483, 486
–
GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
In de verslagweek lag over het algenieen de Gulden
veer gedrukt. Zoowel het aftreden van Minister De Wilde,
dat nog steeds iiawerikte als dc mogelijkheid van eau
kaibinetscrisis als uitvloeisel van het rapport-Oss, oefen-
dn druk op onze valuta uit. Het is begrijpelijk, dat, wan-
neer meij in het buitenland over een mogelijke kabinets-
crisis hoort, men daaraan onmiddellijk weer de kwestie van
de devaluatie vastknoopt. Men is nu eemnaal internatio-
naal zeer ;,anonetary-minded” geworden. De Belgische kabi-
netsc-risis was een duidelijk bewijs daarvoor. De geschillen
van acuut belang gingen toen over. heel andere proble-
men dan de un4waarde, doch de internationale specu-
latie heeft zigh onmiddellijk op den Belga geworpen. Tot
op zekere hoogte ondervinden wij thans daarvan den weer-
slag. Vooral nu het recente aftreden van Minister De
Wilde duidt op verschil van meaning in den Regeei-ings-
boezem over de financieele gestie of een ander deel daar-
van, hetgeen natuurlijk geenszins beteekent, dat ook de
monetaire politiek daarmee iets te ma.ken heeft. Maar
men is tegenwoordig el-g gauw geneigd, groo’Le woorden
als inflatie en devaluatie te gebruiken. Spannend werd
de situatie, toen De Nederlandsche Bank de Dollarnotee-
eing onder dan dru.k van het Guldeusaaiibod liet oploopen
en de koers van
1.88%
was bereikt. Tweemaal is deze
koers als uiterste limite aangehouden, zoowel ‘verleden
jaar in. de. Septeubercrisis als in de dagen van interna-
tionale spanning in dit voorjaar. En het bleek, dat voor
de derde maal het Egadisatiefonds dazen koers als grèûs
handhaafde. Hetgeen al dadelijk de speculatie tot de con-
clusie deed komen, dat er ,,geen muniek in sat”. En er
kwam dan, ook onmiddellijk een keer in de markt. Wat
intussehen niet wegneemt, dat in de nieuwe week de Gul-
den wederom onder druk stond, waardoor de meeste wis-
selkoersen weer stegen, zij het dan ook, dat de hoogste
punten. van. de vorige week niet werden bereikt. Ook de
ooteeringen voor tercmij nva.lu ta’s vormden een weerspi e-
gel.ing van de minder gunstige stomnmiug voor onze valu-ta, iliet a.gio voor Dollars liep op en het disagio voor T”on-
den daalde tot slechts /& ct. per drie maanden.
Overigens was er op de vajutamarkten niet veel ver-
aiaderiing. De Dollar lag over het algemeen iets luier. Ka-
pitaalverpiaatsing komt nauwelijks meer voor, en hier en
daar vond zelfs wat liquidatie plaats. Het Pond ‘ was dan
ook wat gunstiger. gesteinid ten aanzien van Dollars, het-
geen wellicht mede toe te schrijven was aan het aanbod
van Dollars van Naderlandsche zijde, welk aanbod weer
uitvloeisel was van de afgifte van Dollars door het Ega.li-
satief oud’s.
Op de geldrnarkt was ook een lichte reactie merkbaar,
waardoor de zineeste tarieven een tractic aantrokken, hoe-
wel later al weer een zeker herstel. intrad. De tendens
was echter onmiskenbaar door deterughoudendheid hij d
geidgevers.
De beleggingsinai-kt heeft de beweging van afbrokkeling,
die bij het aftreden van Minister De Wilde aauving, voort-
gezet, hoewel inmiddels ook alweer een licht herstel te
registreeren viel.
472
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juni 1939
HET BELANG VAN TECHNISCH-ECONO-
MISCHEN RESEARCH-ARBEID VOOR
‘S WERELDS WELVAART.
Nat uui-wetenscha.ppelijke en techn ologische voor-
uitgang vormt een levensbela.n.g van den staat.
Zoolang een betere internationale samenwerking
in lief en in leed nog niet verzekerd is – ondanks
het feit, dat de techniek de afstanden op aarde zoo-
zeer verkleinde – zal de uitspraak van den groot-
industrieel Mond van kracht blijven, volgens wiea
een intensievere samenwerking tusschen industrie en
wetenschap een levensbelang voor de nijverheid van
het land en daarmede voor den staat heteekent ‘).
Reeds in 1928 waarschuwde hi.j voor een begin van
een economisch-wetenschappelijken oorlog, welke lei-
den zou tot den ondergang der minst sterke en minst
doelmatig werkende industrie en misschien zelfs van
volken.
Veel vroeger had Werner von Siemens er trouwens
op gewezen, dat de nijverheid van een land nimmer
een leidende positie zal kunnen verwerven en behou-
den, wanneer dat land niet tegelijk aan de spits van
den natuurwetenschapp elijken vooruitgang staat.
Een dergelijke klank valt ook in Nederland op te
vangen. Aan het slot van het Rapport, in 1925 door
de Commissie Went aan de Regeering uitgebracht,
aangaande het meer dienstbaar maken van toegepast
natuurwetenschappelijk onderzoek aan de volkswel-
vaart, vindt men deze uitspraak: ,,Bjj den wediloop
der volken zullen in de komende jaren, moer nog
dan in de voorafgaande, kennis van de natuur en
haar verschijnselen, en bekwaamheid in het ten nutte maken daarvan, den uitslag bepalen.”
Deze uitspraak heeft voor Nederland te meer be-
teekenis, waar ons land reeds jaren lang onder een
werkloos-zijn van een te groot deel van kapitaal en
arbeid gebukt gaat, terwijl ons land zich van tal van i’olken van het blanke ras door een nog steeds aan-
houdend, relatief aanzienlijk, jaarlijksch bevolkings-
accres onderscheidt.
Er valt een hooge graad van autonomie in den
seculcsiren gang der technisch-economische ontwikke-
ling bij zich handhavende, industrieel vooraa.nstaande
volken waar te nemen.
Concurrentie en krachtmeting dwingen menschen en volken, om actief en op gelijkwaardige wijze aan
den technisch-economischen vooruitgang deel te ne-
men, willen zij zich handhaven. Er moge al verschil
van inzichten en idealen op velerlei terrein zijn, re-
geeringssteisels mogen voor andere plaats maken, die
dwang is gebleven. Tot op dezen dag treffen wij een
instelling aan, zooals die der octrooibescherrniiïg
(welke veel deed om den technologischen vooruitgang
te bevorderen, en dat tot op zekere hoogte nog doet),
en zulks zoowel in Rusland als in Engeland, zoo goed
in de Vereenigde Staten als in Duitschland of Frank-
rijk.
Het staat menschen en volken Vrij op gevarieerde
wijze aan de technisch-economische ontwikkeling deel
te nemen en menige leemte kan gecompenseerd wor-
den door natuurlijke ligging, gunstige afzetinogelijk-
heden op een omvangrijke eigen markt; bijzondere
]eidersfiguren, geestelijke en moreele ruggegraat,
e.d.m kunnen veel goed maken. Maar technologische vooruitgang heeft in belangrijke mate een cumulatief
karakter en op den duur kan geen volk de grooto
lijnen eeuer technisch-economische stuwing verwaar-
loozen, wil het zich handhaven. Nader onderzoek leert
dan ook, dat parallelliteit inzake de technologische
ontwikkeling der verschillende industrieel vooraan-
staande landen in het wereld-groeibeeld der techno-
1)
A.
Mond (Lord Melohett) ,,Industry and Politica”,
Londen 1928.
logie overweegt. Dit komt vooral duidelijk tot uiting,
wanneer men dozen groei in breed perspectief als een
eeuwen, ja duizenden jaren orovattend proces be-
schouwt.
Niet alleen het streven naar een superieure tech-
niek, maar ook het daarbij gerealiseerde seculaire tem-
po staan in het centrum van den strijd om de toe-
komst der komende generaties.
Tusschen vooruitgang inzake technologisch inzicht
en een zich daaruit concretiseerenden en consolidee-
ronden technologischen vooruitgang staat in den regel
een groote tijdsafstand. Deze varieert voor verschil-
lende doelen der techniek en uiteenloopende typen
van vindingen, maar heeft in het algemeen de nei-
ging korter te worden, dan voorheen het geval was.
Hier is een proces van forceering in het spel. Men
kan nl. de tendens opmerken, dat het veroveren van
beter technologisch inzicht zelve en zelfs het ver-
overen van een hoogeren stand der techniek – in
onze eeuw eigenlijk op toenemende economische weer-
standen is gaan stuiten. Om verderen vooruitgang
van economische beteekenis te boeken, is het noodig
geworden, van kostbaarder hulpmiddelen dan voor-
heen gebruik te maken, research op grootere schaal
en meer stelselmatig te beoefenen, omvangrijke proef-
installaties en proef-fabrieken tusschen experiment
en fabriekmatige toepassing te schakelen. Waar er aldus grootere offers gebracht worden, bij
onzeker commercieel resultaat, wordt het zaak in een
wereld, waarin mededinging heerscht (zij het tusschen
menschen, zij het tusschen volken), om de tijdspanne
tusschen beter inzicht ) en de omzetting daarvan in
een brok techniek meer te verkleinen, dan voorheen
het geval was.
In tijden, wanneer bovendien een moderne groot-
macht onder hoogen druk staat – zooals onze Ooste-
lijke buren in den wereldoorlog – kunnen problemen
van zulk een omvang en urgentie om een spoedige,
technologisch-bruikbare oplossing vragen, dat de in
nood verkeerende staat vrijwel geen offer meer
schuwt, om tot tempo-verhooging te geraken. Een
dergelijk forceeren is echter wel zeer kostbaar, kan
zelfs het karakter van roofbouw aannemen. In min-
der benarde tijden zal men daarmede minder ver
gaan.
Men leert thans evenwel opnieuw in een tijd van hoogen druk, waarin een machtsstreven zich haan-
breekt, om
binnen den tijd van een generatie
een
superieure techniek te verkrijgen, welke de vroegere
technologische structuur zoo niet geheel, dan toch
in belangrijke mate kan vervangen. Blijft het proces
van technologischen vooruitgang (op voldoenden af-
standl bezien) al een seculair karakter dragen, leert
nader onderzoek ook, dat de groeikracht van dit pro-
ces — wanneer het om vraagstukken van construc-
tieven technisch-economischen aard gaat – haar
hoogtepunt reeds voorbij is, men kan niet uit het oog
verliezen, dat in den internationalen machtsstrijd ook
hulpmiddelen van destructieven aard een rol spelen
en dat technologische ontwikkeling op dit gebied
haar punt van grootste groeikracht nog niet voorbij
is gekomen. Ook daarom is de strijd om de techniek
op een hooger peil te brengen – en het betrachten
van tempo daarbij – het gevecht om de toekomst on-
zer kinderen geworden.
Toenemende urgentie van het probleem, om tech-
niscI-economischen vooruitgang en ordening optimaal
te koppelen.
Verschillende oorzaken hebben ertoe geleid, dat niet
alleen het productie-apparaat per arbeidsplaats in
kapitaal-intensiteit toenam, maar ook, dat research
2)
Wanneer dit eenmaal door baanbrekende geesten be-
sohikbaar. is gekomen.
14 Juni 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
473
(ter voorbereiding van verderen technologischen voor-
uitgang) kapitaalintensief werd. Dit was dermate het
geval, dat het met de exploratie en exploitatie van
speurwerk verbonden risico steeds minder voor door-
snee-ondernemingen te dragen viel en steeds meer zaak werd van een vertrust kapitalisme, of zorgen-
kind werd van de overheid
3
). De voortschrijdende
concentratie van het bedrijfsleven kan evenwel niet
als een onverdeeld voordeel beschouwd worden. Het
oude probleem, om vooruitgang en ordening in een
harmonisch ontwikkelingsverband te koppelen, waarin
het algemeen belang prevaleert, treedt mede daardoor
meer dan ooit op den voorgrond. Waar dit probleem
verwaarloosd wordt, tendeert de technologische voor-
uitgang spoedig een eenzijdig karakter aan te nemen,
waaruit (ook vanuit een eng economisch standpunt
bezien) ernstige nadeelen kunnen voortspruiten.
De toenemende moeilijkheden toch, waarop de wor-
steling om een verdere verhooging van den stand der
techniek stuit – vooral waar het geldt, om vooruit-
gang van een oorspronkelijk karakter tot stand te
brengen – brengt er den particulieren, met beperk-
te hulpmiddelen arbeidenden ondernemer allicht toe
er naar te streven betere commercieele uitkomsten in zijn bedrijf te verkrijgen door organisatorische maat-
regelen te treffen, waaruit
niet
groote investeerings-
eischen voortspruiten. Aldus dreigt een streven naar
een zoogenaamde meerwetenschappelijke bedrijfslei-
ding op gebieden van psychotechniek, industrieele
organisatie, markt-analyse, e.d.m.
01)
den voorgrond
te treden.
Maar waar zulks eenzijdig plaats vindt, mag men
niet meer in compenseerende werkingen vertrouwen
stellen, zooals men dit zoo vaak en te lichtvaardig
bij het vraagstuk der rationaliseering Jieeft gedaan.
Terecht heeft nog onlangs Herbert Hoover betoogd,
dat de goedkoopere productie ingevolge arbeidsbespa-
rende kunstgrepen wel een grooter verbruik bevor-
dert, waaruit compensatie voor de arbeidsmarkt voort-
spruit, maar dat deze compensatie onvoldoende is.
De stroom van technologische werkloosheid ,,can only
be reabsorbed by
new
industry producing new corn-
modities and services”.
Dit zal vooral dan gelden, wanneer voldoende vor-
men van oorspronkelijken, creatieven vooruitgang tot
stand komen, die nieuwe vraag scheppen zonder aan
oude vraag in belangrijke mate afbreuk te doen.
Slechts daardoor kunnen werkloos geworden produc-
tie-factoren – kapitaal én arbeid – weer aan een
loonend functionneeren voor vreedzamen arbeid en
verdere ontwikkeling geholpen worden; en zonder dit kan de Westersche civilisatie niet gehandhaafd
blijven.
Niet alleen het tempo van den technologischen
vooruitgang, maar ook zijn structuurveran.deringen,
zijn tot een bron van groote zorg in onzen tijd ge-
worden.
De horizonten van individst en gemeenschap zijn
verder uit elkander komen te liggen dan te voren.
Met het voortschrijden van den technisch-econo-
niischen vooruitgang is vooral in de 19e eeuw een
belangrijke uitbreiding der bevolking, met name in
dc industrieel vooraanstaande landen, gepaard ge-
gaan. Een groeiende arbeiders-reserve en een voort-
schrijdende concentratie in het bedrijfsleven, bege-
leid door een steeds verdergaande opeenhooping van
groote menschen-massa’s in stedelijke centra, gaven
tot een verscherping der conjunctureele gevoeligheid
en tot allerhand andere toespitsing van moeilijkheden
in het industrieele tijdvak aanleiding, waardoor eelt
toch al groeiende taak der overheidsinstanties zeer
verzwaard werd.
3)
Alen kent ook voorbeelden, vooral in Eugeland, van research voor kleinere ondet-nemingen op eoöperatieven
grondslag, maar de mogelijkheden daartoe zijn in een klein
land geringer.
Groeiende tegenstellingen tusschen horizonten van
individu en gemeenschap deden zich bovendien niet
alleen in de sfeer der productie gelden, maar ook in
die van het verbruik. Hadden de veelzijdigheid en
kracht van den oorspronkelijken technisch-econdmi-
schen vooruitgang ten tijde van zijn perceutsgewijs
sterksten groei de hegemonie van den koopicrachtigen
verbruiker over den producent wat teruggedrongen,
een eenzijdige ontwikkeling, waarbij de afzet van duurzame verbruiksgoederen tot ,,the outstanding
(conjunctuur-) problem of our 20th century economy”
werd
4),
deed den wijzer van de balans weer terug-
slaan.
Althans daar, waar liet bedrijfsleven verdeeld
bleef, nam het overwicht van hen, die inkomen te besteden hebben, weer toe. Zoo wordt ook vanuit
dezen hoek een tendens ontwikkeld, waarbij de over-
heid zich meer met de gedragingen van het individu
bemoeit (zij het, dat zij producent en verbuiker door
een ingrijpen van monetairen aard, zij het door an-
dere vormen van interventionisme beïnvloedt).
Daarbij kwam, dat de technologische vooruitgang
veler landen langen, maar niet onbeperkten, tijd
steun had ondervonden van een
voortschrijdende
geo-
grafische en internationale arbeidsverdeeling en ar-
beids-samenvoeging. Nadat dit proces verschillende
groepen van menschen en volken meer afhankelijk
van een betrouwbaar samen-leven en samen-arbeiden had gemaakt, werd aan den grondslag van een weder-
zijdsch vertrouwen dermate afbreuk gedaan, dat reac-
ties niet konden uitblijven.
VtTas
het toch al de vraag,
of het tempo van een reëelen en duurzamen vooruit-
gang op zedelijk gebied
5)
gelijken tred hield met het
tempo van blijvenclen vooruitgang op constructief en
destructief technologisch gebied, de gaping tussehen beide sferen van menschelijk willen en kunnen werd
nog grooter, toen de grondslag voor een loyaal samen-
leven meer en meer verzwakt werd. Ook in dit op-
zicht is de wereldoorlog symptoom en keerpunt ge-
weest en geraakte de wereld in antagonistische kam-
pen van ongekende afmetingen verdeeld. Ook daar-
door zijn de horizonten van individu en gemeenschap
– ongeacht liet oppervlakkig napraten van leuzen – verder uiteen komen te liggen dan te voren.
Mocht de horizont van een vertrust kapitalisme in
sommige opzichten al wijder
zijn
dan die van den ge-
wonen particulieren ondernemer en verder over de
grenzen van het eigen land reiken, ook tusscheu den
gezichtseirtder van trusts en kartels eenerzijds en
dien, welken groote gemeenschappen onder den druk
van voortschrijdende wangroeiverhoudingen onder-
kennen wilden en moesten, traden toenemende con-trasten op.
Stelselmatig speurwerk en ontwikkeling over de
geheele linie als onderwerp van staatszorg.
Daaraan beantwoordt ook een wijziging van me-
thoden en middelen, die groote landen der Westersche
wereld (en Japan) gingen toepassen, om den techno-logischen vooruitgang grootere groeikracht te geven
en zich stelselmatiger van een afzetgebied voor de
meerdere en
gewijzigde
productie te verzekeren. In
sonimige landen, zooals de centrale rijken, heef t deze
wijziging al heel sterke vormen aangenomen. Hier
treft een streven naar een groote mate van autarlcie,
waarbij een ongekend militair-industrieel apparaat in
dienst eener forceering van een grootere economische
ruimte gesteld wordt, waarbij nieuwe gebieden bin-
nen de eigen machtssfeer van een gedwongen ar-
beidsverdeel ing en arbeids-samenvoeging gebracht
worden. Maar een machtige tendens van analogen
C. F. Roes and V. v. Szeliski, Dynaanies of Automo-
bile Dernand, New’-York, 1939, p. 95.
Waardoor, om een uitdrukking aan de augenetiek te
ontleenen, het gemiddelde genotype ook psychisch op een hooger plan gebracht wordt.
474
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juni 1939
aard teekent zich in het Westen
8)
evenzeer af
7).
Overheidsorganen, die zoo vaak en zoo veel van het particuliere initiatief in het verleden geleerd en
overgenomen hadden (waar zij zich op meer of min-
der directe wijze met het bedrijfsleven gingen be-
moeien), ontplooiden in vele landen ook den wil,
leering van een
wijdzichtige research
te trekken.
,,Trustified capitalism” heeft doen zien – en dat is
niet zijn geringste verdienste – wat georganiseerde
groepresearch vermag; hoe vruchtbaar een samenwer-
king van vele specialisten – bezield met ,,esprit
d’équipe” en ruimhartig gesteund – zijn kan, on-
danks het feit, dat de mogelijkheden van verderen
constructieven technisch-economischen vooruitgang
voorloopig niet meer zijn, wat deze eens waren. Maar
in menig land is ,,een vertrust kapitalisme” ook een
stijgend gevaar geworden door zijn toenemende mono-
poloïde macht, door de vorming van een ten deele
parasiteerenden staat in den staat. Het heeft ook
daarom algemeene beteekenis, dat iii menig land voor
de toekomst gebouwd en geschiedenis gemaakt wordt,
waarbij thans ook de overheid ongekende middelen
wijdt aan een samenwerking tusschen arbeid en wel-
getraind en goed-uitgerust vernuf t, om die
lijn
ten-
slotte met “flexibele planmatigheid over de geheele
linie” door te trekken.
Het geheele systeem van
octrooibescherming,
ter
stimuleering der omzetting van inventieve gedachten
in een techniek-op-hooger-peil,
is
daarenboven in
groote landen in een ander stadium getreden.
Niet
alleen heeft men in enkele dier landen een eind aan
het anachronisme gemaakt, waarbij men aan de in-
ventieve gedachte op landbouwkundig gebied
8)
be-
scherming onthield. Men is er tevens meer en meer toe overgegaan octrooi- (en verwante vormen van)
bescherming door stelsels van technologischen voor-
uitgang bevorderende maatregelen van elastischer en
gedifferentieerder aard te vervangen, die ook minder
blokkeerend werken. De inventieve gedachte, haar
groei, mobilisatie en kristallisatie in nieuwe techno-
logische vormen is er ten volle onderwerp van staats-
zorg geworden. Dit geldt vooral daar, waar men van
het particuliere initiatief niet meer die zorg voor
deze materie mocht verwachten, welke deze tijd ver-
eischt.
Ongekende bedragen worden ook in Engeland
– om niet eens den sterksten broeder op dit gebied
te noemen – van overheidswege beschikbaar gesteld
(of ontdooid), niet alleen om van inventieve presta-
ties een bruikbaar stuk nieuwe techniek te maken,
maar ook om een geweldig industrieel apparaat voor
nieuwe of intensievere productie op te bouwen. Daar-
door wordt in geval van nood de weerbaarheid van
het land gediend, terwijl een dergelijk industrieel apparaat – dat in voortdurendeu groei en modifi-
catie verkeert – tevens een onmisbare leerschool
vormt voor een veelheid van (opgroeiende) technici
van lagen en hoogen graad.
In een volgend artikel zullen wij de hierboven
weergegeven gedachtegang nader uitwerken in ver-
band met de noodzaak voor ons land, om op dit ge-bied alle krachten in te spannen.
Dr. Jr.
L. HAMBUROER
0)
Om nu maar van Rusland en Japan te zwijgen.
Ik baperk mij hier tot een verwijving naar samen-
vattende overzichten ‘van
A.
‘de Mooy, Ingenieur 52, Ti
(1937)
en J. Straub, Ohem. Weekblad
36, 151 (1939),
welke,
in Nederlandsche tijdschriften verschenen, enkele recente
•indicaties geven.
Dit gebied dan in engeren zin genomen.
DE GRONDSLAGEN VAN ONZE
WEL VAARTSPOLITIEK.
• (Naar aanleiding van het jongste verslag van
De Nederlandsche Bank.)
Een waarschuwend woord.
Wederom heeft de President van De Neerland-
sche Bank in zijn onlangs verschenen jaarverslag een
waarschuwend woord tot de leiders van het staat-
kundig en economisch leven in en buiten ons land
gericht. De huidige richtlijnen der politiek zijn hem
in zeer vele opzichten een gruwel. Nog afgezien van
den waanzinnigen bewapeningswedloop, die op dan
duur tot ondragelijke lasten zal voeren, is de politiek
van depreciatie der valuta, van goedkoop geld, van
stijgende overheidsuitgaven, van steeds langduriger
wordende en gestadig toenemende budgetaire tekorten,
van ordening en kartelleering onder leiding der over-
heid, en van toenemende handelsbelemmeringen, z.i.
volkomen ongeëigend om tot welvaartstoeneming te
geraken. De thans gevolgde weg zal dan ook op den
duur niet.begaanbaar blijken en – maar dan eerst,
nadat inmiddels groote schade zal zijn veroorzaakt en de te brengen herste]offers dienovereenkomstig
grooter zullen zijn geworden – de gevolgde lijn zal
in de toekomst zeker omgebogen moeten worden.
In welke richting dit volgens den Bankpresident
zal hebben te geschieden, laat zich na zijn vroegere
uitlatingen gemakkelijk bevroeden. Geen monetaire
experimenten, een sluitende overheidshuishouding,
grootere elasticiteit in de verhouding tusschen op-
brengst en kosten in de productie, verlaging van den
levensstandaard, dat alles zal noodig zijn, wil de
wereld in het algemeen, en Nederland in het bijzonder,
weer gezond worden.
Het streven naar ordening.
Sprekende van de hier te lande gevolgde politiek,
richt de President zich inzonderheid tegen het orde-ningsstreven, hetweik tot gevolg heeft, dat bepaalde
onderdeelen van het bedrijfsleven worden bevoordeeld
ten nadeele van anderen; in het verslag leest men
daarover om. (blz. 13):
,,Het ken beswaarlijk betwijfeld worden, dat zich een
groeiende oneveuviohtighe4d doet gevoelen ‘tusschen kos-
ten en prijzen van 1hert beschatte deel van het Neder-
landsehe bedrijfsleven eenerzijds en die van het
OP
de in-
ternntionale meded’in,glng aangewezen deel van dat be-
drijfsleven anderzijds. Deze onevenwichtigheid zal, naar
te ‘verwachten is, als gevolg van de in gang zijnde be-
‘seherxnin.g en organisatie van de voor de binnenlandsche nark’t werkende bedrijven, vergroot worden.”
En, het probleem meer in het algemeen bespreken-
de, merkt de President op (blz. 6):
,,Sleohts door goedkooper en ruimer te produceeren, door
een geleidelijk toenemend wereidverkeer en door het be-
‘drijfsleven te bevrijden van de ta.11ooze belemmeringen, die
de onmisbare elasticiteit in ‘het peil dr kosten en prijzen
steeds meer aantasten, alsmede van de overdreven lasten,
die het particulier initiatief en de gewenschte .investeerin.g
verhinderen, kunnen gaederen op ruimere schaal en tegen
lageren prijs binnen het bereik van de consumenten ge-
bracht worden. Dan zal een gezonde en duurzame koop-kracht en een blijvende vermeerdering van de werkgele-
genheid geschapen worden.”
Bij dat alles zal men zich naar de meening van
den President hebben te onthouden van monetaire
experimenten en van ,,pump priming” e.d. Dat alles
helpt z.i. niet en het toont slechts, dat er maar één
voor de praktijk bruikbaar geldstelsel is, en dat is de
gouden standaard. Met groote pertinentie komt de
President op voor stabiele wisselkoersen op goud-
basis (blz. 9, v.v.):
,,Indieu ‘de ervaring, in het bijzonder die der laatste
jaren, lén feit boven twijfel heeft gesteld, dan is het wel
dit, dat het goud als internationaal betaahniddel niet ‘kaai
ontbeerd worden. Zulks leidt mi. tot de onafwijabare con-
14 Euni 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
475
sequenities, dali een vaste grondslag, waarop dit betaaimid-‘
dcl door de versdhilleud’e landen wordt aangenomen en
afgegeven, noodzakelijk ‘is en ‘dat de factoren, welke de
onderlinge verhoudingen tuashen de, kosten- en prijs-
ILiveaux der betrokken landen beheersehen, zooda.n.ige wij-
zigingen moeten toelaten als noodig zijn om dien grond-
slag te handhaven.”
De door Mr. Trip gewe’nschte richting.
Overziet men deze, overigens wel bekende, ven-
schen op het gebied der economische politiek, dan kan
men er slechts uit concludeeren dat den President
als innigst verlangen voor oogen staat de terugkeer
naar een economisch stelsel, dat in hoofdzaak over-
eenkomt met de véér den oorlog heerschende econo-
mische vrijheid.
Velen zullen zonder twijfel geneigd zijn de ver-
zuchting te slaken, dat het in dezen tijd van alles
overheerschende bewapening al heel weinig zin heeft
om thans met een, dergelijke vrijheidslievende politiek
voor den dag te komen. De President beseft dat ook
wel, maar wij zijn het geheel met hem eens, dat men
zich toch ook nu zal hebben te bezinnen op den koers,
die de meest gewenschte moet worden geacht, wan-
neer de waanzin der bewapening nog tijdig mocht
worden gekeerd; men mag toch niet bij voorbaat aan-
nemen, dat zulks een onmogelijkheid zou zijn, al is
het wellicht niet overmatig waarschijnlijk.
Gaarne volgen wij dus den weg van den President
om reeds thans de richtlijnen van een ,,verstandige”
economische politiek te zoeken. En dan wil het ons nog steeds voorkomen, dat bij alle waardeering, die
ook wij gevoelen voor de economische vrijheid van
de vooroorlogsperiode, welke aan het menschdom. zulk
een ontzaggelijke welvaar tsvermeerdering heeft ge-
bracht, een terugkeer zonder meer tot het toenmaals
geldende stelsel niet ligt binnen het bereik der mo-
gelijkheden.
Eik economisch stelsel heeft, daar het nu eenmaal het werk van geenszins volmaakte menschen is, zijn
gebreken. Zoo was het ook gesteld met het economisch
liberalisme der 19e eeuw. Op een aantal punten heeft
men de economische vrijheid min of meer drastisch
moeten beperken; zoo vooral op het gebied der sociale
verhoudingen. Dit sproot voort uit de overweging,
dat onbegrensde vrijheid op bepaalde punten tot uit-
wassen leidt, welke 5f sommige groepen in de maat-
scliappij op bedenkelijke wijze in het gedrang bren-
gen 5f zelfs – hetgeen nog erger is
–
economisch
evenwicht over de geheele linie verstoren.
Op velerlei gebied is men er reeds in de vooroor-
logsperiode in geslaagd om de gevallen aan te wijzen,
waarin vrjheidsheperking tot verhooging van wel-
vaart kon leiden, en om de methoden te vinden,
volgens welke deze vrijheidsbeperking diende te wor-
den aangebracht zonder de daaruit resulteerende
voordeelen weder door grootére nadeelen teniet te
doen.
De toenemendé con junc tuurgev o eligheid.
Er was echter één verschijnsel, dat men niet tot
oplossing wist te brengen, t.w. de aanzienlijke schom-
melingen der conjunctuur; véér den oorlog waren
deze reeds ernstig, maar het economisch leven had
toen heel wat meer vermogen tot automatische aan-
passing, dan thans het geval is. De bonen waren
soepeler, er waren groote overzeesche markten, die
op exploitatie wachtten, de Overheidshuishouding had
in verhouding tot de particuliere economie nog veel
minder te beteekenen dan thans. Daardoor was het
leed der periodiek. intredende depressies heel wat
spoediger ‘verwerkt dan in onze dagen. Doch reeds
destijds waren
ei:
enkele economisten, die voor de
gebreken’ van een economisch leven, dat aan telkens,
alch herhalende golfbewegingen was blootgesteld, een
open oog hadden.
Na den oorlog is dat alles anders geworden. De
elasticiteit van het geheele economische stelsel is in
alle landen, inzonderheid in de West-Europeesche
sfeer, veel geringer geworden. Het loonniveau is
minder bewegelijk geworden, de vaste kosten van het
bedrijfsleven werden grooter, de op de bevolking druk-
kende overheidsiasten werden bij uitbreiding van de
staatstaak zwaarder en minder bewegelijk. ‘Daarmede
steeg de gevoeligheid voor de conjunctuurbeweging,
waarbij nog kwam, dat de na-oorlogstijd zeer aan-
zienlijke structuurveranderingen (snelle technische vooruitgang; industrialisatie van eertijds agrarische
gebieden, beperking van migratie, toeneming van in-
ternationale schulden als gevolg van den oorlog
e.a.m.) te verwerken had.
De geivijzigde beteekenis van geld- en banldwezen
In deze omstandigheden wordt ook de beteekenis
van het geld- en bankwezen in het economisch leven
een geheel andere. Hoe men ook over de veelheid van
conjunctuurtheorieën moge denken, vrij algemeen
aanvaard is toch wel de stelling, dat de ups en downs
der economische golven in belangrijke mate beïnvloed
wordn door de stijging en de inkrimping dér geld-
circulatie, waarmede onderscheidenlijk hausses en
depiessies gepaard gaan. De kvetsbaarhid van het
economisch leven voor’ een verkeerde’ geidpolitiek nu
is veel grooter geworden, dan vroegei hef geval was.
En het ‘belang van een rationeele geidvoorziening,
waarbij fluctuaties van het prijsniveau, voorzoover
aan ‘geldoorzaken te wijten, zooveel doenlijk worden
vermeden, is dienovereenkomstig gestegen.
Nu is het verk3j5ge van een grootere elasticiteit
in het geheele prijzen- en kostenstelsel een zeer moei-
lijke zaak, waarvan de verwezenlijking zeker niet
op korten termijfl bereikt zal kannen worden, indien
men al mag aannemen, dat zij ,,überhaupt” breik-haar is en dat een omkeering van de ontwikkeling.
der dingen in dit opzicht nog mogelijk moet worden
geacht. Men kan en moet er natuurlijk naar streven
en veel van hetgeen de Bankpresident in dit opzicht
in zijn verslag schrijft ware zeker bijzonder begee-
renswaard. ‘Doch zoolang deze wenschen in de rich-
ting van meerdere elasticiteit nog niet vervuld zijn,
moet men uitermate voorzichtig zijn met het herstel
van een wereldstandaard. Het is heel gemakkelijk om,
gelijk in de hierboven geciteerde passage op blz. 9 v.v.
van het verslag geschiedt, te decreteeren, dat herstel
van vaste wisselkoersen op goudbasis gewenscht is en
dat de prijzen en kosten binnen de grenzen der ver-
schillende landen zich dan maar bij de schommelin-
gen in het door den wereldstandaaid bepaalde prijs-
peil moeten aanpassen, in de practijk zal dit op een
groote desillusie uitloopen. Want zoolang de veel be-
geerde elasticiteit er niet is, zal herstel van den gou-den standaard, gesteld dat deze gevolgd zou worden
door een opleving van het internationale vertrouwen,
tot niets anders leiden dan tot een spoedige herha-
ling van de gebeurtenissen der jaren 1925-1929,
t.w. een g-roote verruiming van het crediet en van de
geldcirculatie, gevolgd door een daverende crisis.
De Bankpresident geeft de schuld van veel van
onze monetaire misère aan de opzettelijke depreciatie
der geldeenheden ten opzichte van, het goud, maar hij
verliest daarbij, naar onze meenin.g, uit het oog, dat
deze depreciatie niet een op zichzelf staand verschijn-
sel was, doch een reactie op voorafgaande gebeurte-
nissen: de hevige hausse tot einde 1929, de scherpe
prijsval daarna. T-Je t is te wijten aan het ongeregelde
en onbeheerschte karakter van de internationale geld-
politiek onder het régime van den gouden standaard,
dat dit laatste stelsel zijn eigen ondergang is tege-
moet gegaan. Men zal het niet eerder kunnen herstel-
len – en daarom wordt het dan ook niet hersteld –
voordat deugdelijke waarborgen verkregen zullen zijn,
dat het stelsel van den gouden standaard niet langer
zal beteekenen een op den duur ondragelijke afwisse-
ling van synchrone inflatie en deflatie der geldcircu-
latie in alle landen, welker geldeenheid op den ge-
meenschappeljken metallieken standaard berust.
476
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juni 1939
De grondslagen van welvaartspolitiel.
Het is om deze reden, dat wij de grondslagen voor
de hier en elders te volgen welvaartspolitiek, zooals
wij deze in het verslag van Mr. Trip uiteengezet vinden,
verre van deugdelijk kunnen achten. De hoofdfout
bestaat hierin, dat de Bankpresident herstel verlangt
van een toestand, die als zoodanig geen waarborgen
biedt. voor economische stabiliteit en voor een rus-
tige en gelijkmatige ontwikkeling van het economisch
leven. Toen het kapitalisme zich nog in zijn ,,Sturm-
und Drangperiode” bevond en toen nog alles moest
worden opgebouwd, kon wellicht het door hem terug-
begeerde systeem van vrijheid van productie, prijs-
vorming en geldvoorziening aanvaardbaar worden ge-
acht, al had het reeds destijds duidelijk voelbare ge-
breken.
Thans, nu het menschdom het gevoel heeft, dat er
een enorme hoeveelheid productieve krachten tot ont-
wikkeling is gebracht of met geringe moeite aan het
welvaartsstreven kan. worden, dienstbaar gemaakt,
en nu het er op aankomt op een rationeele wijze de
vruchten te plukken van wat vroeger is uitgedacht
en tot stand gebracht, is in de eerste plaats stabiliteit
van het economisch leven vereischt.
En nu zijn wij het tenvolle met den Bankpresident
eens, dat men deze stabiliteit nimmer verkrijgen zal
door een opeenhooping van budgetaire deficitten en
door een voortdurend streven om meer te consumee-
ren, dan men reeds geproduceerd heeft. Ook recht-
streeksche ordening der productie en kartelleering
onder leiding der Overheid is, zooals de President te-
recht betoogt, weinig kansrijk, wanneer men daarvan
iets anders en iets meer vei-wacht dan alleen de be-
vordering van bepaalde groepsbelangen. Maar als
men dan in de plaats van een dergelijke onjuiste po-
litiek aanbeveelt het herstel van een systeem, dat in
het verleden door zijn onbeheerschte werking tot wan-
toestanden heeft aanleiding gegeven, dan is dat een
raad, die de lessen der historie miskent en die om
deze reden dan ook eenvoudig zal worden in den
wind geslagen.
* *
*
Ziedaar een gang van zaken, die betreurenswaardig
moet worden geacht. De tijden zijn hoogst ernstig en
in het betoog van den Bankpresident is zeer veel,
dat op ieder onbevooroordeeld lezer niet nalaten zal
indruk te maken. Maar wanneer dan de conclusie is:
,,terug naar het oude”, dan is dat een resultaat, het-welk geen vertrouwen meer kan wekken. Dat oude
had gebreken en al was het ook stellig veel begeer-
lijker dan wat wij thans beleven, men zal het toch
niet willen herstellen om de eenvoudige reden, dat
een stelsel, dat op zijn eigen gebreken vastloopt, nim-
mer voor herstel vatbaar is, zoolang niet deze gebre-
ken op afdoende wijze worden verholpen.
Het gewicht, dat de uitingen van den President
van De Nederlandsche Bank in de schaal der ineenin-
gen had kunnen werpen, had zeer groot kunnen zijn,
wanneer hij zich slechts toegankelijk had betoond voor
de voordeelen van een op rationeele wijze ,,georden-
de” geidvoorziening. Nu hij elk streven in deze rich-ting verwerpt, omdat hij er slechts verwarrend expe-
rimenteeren in ziet en van een constructieve wel-
vaartspolitiek op basis van een doeltreffend ,,manage-
ment” van het geidwezen niet wil weten, zullen zijn
beschouwingen niet den weerklank vinden, dien zij
bij een andere ,,Einstellung” tegenover de onder-
havige vraagstukken hadden kunnen hebben.
G. M. V. S.
DE GESCHIEDENIS DER ENGELSCHE
VERPLICHTE WERKLOOSHEIDS-
VERZEKERING.
In het begin van de twintigste eeuw, toen de werk-
loosheid als algemeen maatschappelijk verschijnsel
reeds een fatale werking oefende, waren in de geheele
wereld, vier soorten van ,,verzekering” tot stand ge-
bracht ‘).
Er was een zeer beperkte werkloosheidsverzeke-ring, georganiseerd (naar Engelsch model) door vak-
vereenigingen, door eigen werkloosheidskassen.
Er waren enkele werkloosheidsverzekeringsfond-
sen opgericht door groote ondernemingen.
Gemeentelijke hulp (uit de openbare kas) werd
verleend aan organisaties (vakvereenigingen), die af-zonderlijke werkloosheidskassen hadden opgericht en
die zich hadden aangesloten bij de gemeentelijke werk-
loosheidsfondseu. Daarbij werden nog verschillende
stelsels gevolgd. Bij het zoogenaamde ,,Gentsche stel-sel” werden alleen cle georganiseerde arbeiders gehol-
pen, bij andere ,,stelsels” moesten de arbeidskassen
met verzekering tegen de werkloosheid juist 66k de
ongeorganiseerden toelaten.
De samenwerking tusschen overheid en bedrijfsle-
ven, soms alleen gcrepreseuteerd door de vakbeweging
der arbeiders, is niet meer strikt ,,on Ohent lines”,
wanneer niet een communaal stelsel, maar een na-
tionaal stelsel van verzekering wordt ingevoerd. Het
Noorsche stelsel
2)
(1906) bedoelt een nationaal stel-
sel, waarbij ook ongeorganiseerden kunnen worden toegelaten. Het succes is daar niet groot. Het Deen-
sche stelsel
3)
(1907) bereikt goede resultaten met
afzonderlijke nationale werkloosheids-verzekerings vereenigingen, gesteund door gemeente en staat.
Met de groote Engelsche verzekerings-wetgeving
1911 komt de Regeeririg plotseling met een beperkte
verplichte verzekering.
Daar de jongste geschiedenis dezer eerste wettelijke
regeling van de verplichte werkloosheidsverzekeriug
in de recente Nederlandsche literatuur niet voor-
komt
4),
wordt hier een historisch overzicht gegeven
met het oog op het spoedig verschijnen van het Rap-
port van den Hoogen Raad van Arbeid over het wets-
ontwerp-Romme tot het invoeren in Nederland van
een verplichte werkloosheidsverzekering. In dit rap-
port wordt wel telkens naar het Engelsche stelsel
verwezen, maar, zooals vanzelf spreekt, ontbreken
daar de gegevens om het Engelsche stelsel te leeren
kennen.
Na het artikel en de ,,aanteekening” in de E.-S.B.
van 7 Juni 1939 wordt thans de historie vermeld.
De wettelijke regeling der verplichte verzekering
tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid werd voorloopig slechts voor enkele takken van het groot-
bedrijf ingevoerd (opgenomen in Deel II van de groo-
te verplichte verzekeringswetgeving-1911; National
Insurance Act, Mei, 1911). Dit tweede deel was te
danken aan een gedachte-sprong van Lloyd George zelf,
Zie
Verslag Staatsconnnissie-Treub
1911.
Eerst in
1920
op de Zeelieden-conferentie van Ganua werd gedacht
aan den vijfden vorm: de internationale vrijwillige werk-
loosheidsverzekering voor zeelieden. Het plan is niet ver-
wezenlijkt.
Eind-Verslag Staatscommissie-Treub. Bijlagen
(1914)
Tweede bundel, pag.
659.
Noor.sche Wet van
12
Juni
1906
over staaits- en gemeente-bijdragen aan werkloosheids-
kassen.
Idem, Eind-Verslag Stantscommissie-Treub, Bijlagen
(1914)
Tweede bundel, pag.
700.
Deensche wet op de
erkende werkloozenkassen van
9
April
1907.
) Mr. M. G. Levenbach: Werkloosheidsverzekering in
Groot-Brittannië, Opbouw
1925 p. 856;
])r. S. Mok: So-
cialist. Gids
1924, 1927, 1931, 1932
en
1934; 1.
G. Kee-
sing: Praeadvies Nat. Ver, tegen de werkloosheid
1931
in
Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloos’heidsraacl
1931
en A. Berger: Van Armenzorg tot Weridozenzorg,
pag.
99.
14 Juni 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
477
die immers het ministerie Asquith (13 April 1908 tot 6 Dec. 1916) telkens wist aan te vuren tot het onder-
nemen van nieuwe ,,radicale” stappen. Niemand be-
twistte Lloyd George die eer. De gedeeltelijke invoering van de verplichte werk-
loosheidsverzekering in 1911 in Engeland is des te
merkwaardiger, omdat zoowel het ,,Majority Report”
als het beroemde ,,Minority Report” (Webb) van de
Royal Commission on the Poor Laws and the Relief
of Distress (1909), beide slechts repten van door de
overheid met subsidie gesteunde vrijwillige werkloos-heidsverzekering. De ,,break-up” van de armeuwetge-
ving, zooals die werd voorgesteld in dit minderheids-
rapport, bracht niet het denkbeeld van een verplichte
verzekering
5).
Wel werd in het meerderheidsrapport
geadviseerd de verplichte verzekering in studie te
nemen.
De ,,administration” Asquith-Lloyd George orga-niseerde de vrijwillige en de verplichte verzekering
tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid naast
elkaar.
Overheidssubsidie uit de nationale schatkist kwam
beschikbaar zoowel voor cle vrijwillige als voor de
verplichte verzekering. De Regeering werkte er dus
bewust aan mede den verkregen levensstandaard der
arbeiders te beschermen tegen loondruk door aan-
bod van werkloozen.
De eerste periode.
De eerste periode der verplichte verzekering loopt van 1911-1920.
Met het uitbreken van den wereldoorlog zijn ruim
2 millioen arbeiders in de bouwbedrijven, hij de
scheepswerven, in ijzergieterijen enz. verplicht ver-
zekerd tegen werkloosheid. Het aantal omvat onge-
veer
‘fo
deel der industrieele arbeiders.
Twee historische data mogen in deze periode wor-
den vastgelegd. De eerste uitkeering der verplichte
werkloosheidsverzekering werd uitbetaald op 15 Janu-
ari 1913. Zes maanden van tevoren was, op de we-
reld, de eerste verplichte premie betaald: 15 Juli
1912.
Deze nationale, door de overheid gesteunde ver-
plichte èn vrijwillige werkloosheidsverzekering wordt van den beginne af, zoodra de regeeringssubsidie haar
intrede doet, over het geheele terrein dezer verzeke-
ring, centraal beheerd, met geordende vrijheid voor
de administratie der vakvereenigingskassen, die zich
met de
vrijwillige
verzekering belasten.
De Baard of Trade is van 1911 tot 1916 het cen-
trum van dezen nationalen tak van sociale zorg, om-
vattende zoowel de verplichte als de vrijwillige werk-
loosheidsverzekering.
De geheele administratie wordt vanuit één cen-
traal punt geleid, met groote, toegelaten vrijheid voor
de vakvereenigingen, die nog de vrijwillige verzeke-ring dragen.
De ingeschakelde rijks-organen (Labour Exchanges,
later Employment Exchanges) voeren de adminis-
tratie voor het geheele land. Het ,,local government”
komt er niet aan te pas. Van 1911 dateert dan ook
het ,,unemployment book” voor den arbeider, die het-
zij onder de vrijwillige, hetzij onder de verplichte ver-
zekering valt.
Van 1911 dateert dus ook: de ,,insurance officer”,
liet ,,court of referees”, en de hoogste Umpire, wiens
bureau te Londen is gevestigd vlak tegenover het Par-
lementsgebouw. Dit zijn alle rijksfuncties.
De geheele administratie is dadelijk ingericht op
de gedachte, dat de verplichte verzekering regel zou
worden. In Aug. 1914 was van het snel groeiend aan-
tal der verzekerden ongeveer de helft verplicht, de
5)
In Nederland pleitte een afzonderlijk advies van II.
G. Al. Hermans en L. J. J. M. Poeil gevoegd bij het Ver-slag der Staatscommissie Treub het eerst voor het stelsel
der verplichte verzekering… . het stelsel der toekomst,
ook in
1940. (Deel IX, Eind-Verslag, pag.
874).
andere helft vrijwillig verzekerd. Over het jaar 1913/
1914 noteerde het Engelsche Parlement in de begroo-
ting £ 70.009 voor de geheele overheids-subsidie aan
de verplichte en aan de vrijwillige verzekering te-
zamen.
De vrijwillige verzekering werd gefinancierd door
de arbeiders, met regeeringssubsidie; de verplichte
verzekering werd gefinancierd door werknemers en
werkgevers tezamen, niet regeeringssubsidie.
In den wereldoorlog 1914-1918 werd de omvang
der verplichte werkloosheidsverzekering uitgebreid,
doordat verschillende groepen van arbeiders, welke
voor de oorlogsindustrieën werkten, onder de wette-
lijke verplichting werden gebracht. Het nieuwe ,,Mi-
nistry of Labour” (1916) nani de verantwoordelijk-
heid over.
In liet jaar 1918 was de pot van het Unemployment
Fund goed voorzien (f 15 millioen in kas; 4 millioen
verzekerden) en de tijd scheen gunstig. Voorloopig
betaalde de regeering de nieuwe ,,out of vork dona-
tions” aan de oorlogswerkloozen rechtstreeks uit de
middelen van de Treasury, zoodat het fonds niets had
te lijden.
De tweede periode.
De tweede periode loopt van 1920-1931.
De nieuwe coalitie-regeering, onder leiding van
Lloyd George (6Dec. .1916-23 Oct. 1922), had na-
tuurlijk getracht de oorlogs-werkloozen afzonderlijk
te helpen en met hen verder alle valide, onvrijwillig-werklooze, maar niet-verzekerde arbeiders buiten de ,,Poor Law” administration te houden. Dit werd ech-
ter voor de schatkist te duur. Een nieuwe wet van
8 Nov. 1920 breidde nu de verplichte verzekering uit
tot alle industrieele arbeiders (12 millioen), zoodat
thans de Staat werd ontlast door middel van de ver-
plichte premiebetaling, gelegd op werknemers en
werkgevers. De Staat verleende slechts subsidie.
Maar thans wordt ook voor het eerst de financieele
positie van het Nationale Werkloosheidsfonds be-
dreigd. In de registers konden, onder gemakkelijke
overgangsbepalingen, alle door de rjksadministratie
toegelaten werklooze arbeiders worden ingeschreven.
Uitkeering kon geschieden, zonder dat voldoeilde pre-
mie was betaald.
De ,,Treasury” schoof de werkloozen i.f naar het
Fonds. Nu opent (1921-1924) de nieuwe, voor de
overheidsfinanciën, financieel-fatale phase: ,,doles as
a right”. Werkloozen, voor wie geen voldoende pre-
mie is betaald, hebben toch recht op uitkeering. Eerst
in 1924 werd de wrerklooze althans verplicht aan te
toonen, dat hij arbeid zocht (genuily, seeking work).
In 1930 werd door de Labour-regeering deze bepa-
ling weer verzwakt.
De uitkeering geschiedde zonder dat een onderzoek
mogelijk was naar de vraag, of de werklooze de hulp
noodig had. De administratie moest, na 1930, bewij-
zen, dat de hulp niet noodig was.
De pot van het fonds liep ledig; de uitkeeringen
werden betaald uit de premies, maar ook uit de
schulden.
Nog in 1931 werd de positie der ,,claimants”
verbeterd. De geweldige werkloosheid, welke in 1931
haar top bereikte, laat met het einde der Labour-
administration (25 Aug. 1931) in het fonds ecu
schuld van £ 100 millioen na, die afzonderlijk van de Nationale Schuld wordt geadministreerd.
Deed de Regeering dan niets? Zeker wel, maar de arbeiders-regeering was van de regeering der arbei-
dersvakbonden vervreemd. De geschiedenis van Ram-
say MacDonald’s leven wordt hier tot tragiek.
Na het verschijnen van het rapport van de ,,May
–
Commission” zal de regeering bezuinigingen voor-
stellen.
Het Trades Union Congress weigert, wegens de
voorgestelde invoering van de ,,means-test”, waardoor
478
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14
Juni 1939
cle economische noodzakelijkheid van elke verdere uit-
keering aan een werklooze moest blijken, nadat diens
,,recht” op uitkeering was uitgeput. Dit onderzoek
zou worden ingesteld door de Public Assistance
Authorities, die het werk der vcrzekerings-adininis-
tratie aanvulden. Ondanks het verzet van het T.U.O. willen Ramsay MacDonald en Philip Snowden het bezuinigingsplan doorzetten, maar het Labour-Cabinet valt op dit punt
uiteen (eind Augustus 1931),
De derde periode.
De nationale regeering brengt (derde periode der
verplichte verzekering) de ,,Economy Act” (1931) tot
stand. In de geheele wetgeving te.n aanzien van het
probleem der verzorging van werkloozen komt veran-
dering. De openbare werken, ondernomen om. in het
bijzonder aan werkloozen werk te verschaffen (topjaar
1931 met 59.000 werkloozen in werkverschaffing),
worden omgezet in openbare werken, waartoe alle
arbeiders worden toegelaten. Op de uitkeeringen
wordt bezuinigd. Van de 2.800.000 verkloozen aan
wie een uitkeering werd verstrekt, gaat de helft, wier
rechten zijn uitgeput, over naar de administratie van
de Public Assistance Authorities. Er kwam dus een
onderscheiding tusschen insurance benefit (een recht)
en een aanvullende nationaal georganiseerde steun
,,on a needs basis” voor hen, die vroeger verplicht ver-zekerd waren geweest
0).
In 1934 komt, onder steeds verbeterende economi-
sche omstandigheden, een nieuwe wetgeving als codi-
ficatie tot stand. Twee groote nationale administra-
ties der werkloozen zorg werken naast elkaar, onder
de verantwoordelijkheid van het Ministry of Labour. Nu wordt definitief en volledig onderscheid gemaakt
tusschen
De verplichte verzekering, waaromtrent advies
en leiding wordt aanvaard van de Unemployrneut In-
surance Statutory Committee (pres. W. Beveridge) en
De hulp voor de ,,off-insurauce” werkloozen,
waarvoor de Unemployrnerit Assistance Board (U.A.B.
president Lord Rushcliff) de verantwoordelijkheid
draagt. Plaatselijke adviescommissies werken hier sa-
men met cle ambtenaren der rijks-arheidsheurzen
7).
Hiermede is de tegenwoordige regeling bereikt. Het
bijzondere van het Engelsche stelsel is zijn centrale
rijks-administratie; zijn betaling van de premie voor
1/3
door de werknemers,
1/3
door de werkgevers en
1/3
door den Staat; zijn regeling van de minimum-uit-
keering voor alle verzekerde werkloozen; zijn strenge
scheiding tusschen:
verzekerde werkloozen,
de gesteunde, oud-verzekerde werkloozen, en
degenen, die door cle armenzorg worden gehol-
pen, omdat zij nooit onder de eerste categorie vielen
en dus ook niet onder cie tweede categorie konden
vallen.
En tenslotte de mogelijkheid van samenwerking
tusschen deze rjksadministratie met de vakbonden,
die op eigen kosten, op eigen premie-betaling, extra-
uitkeeringen willen geven aan de aangesloten leden.
Is dit stelsel niet te verkiezen boven het stelsel,
voorgedragen in het ontwerp-Romme?
C. W. DE VRIES.
0)
21
September
1931
Engeland verlaat den gouden
standaard.
Op 28
September
1931
bereikte het werkloozen-
cijfer den top van
2.824.800
wcrklooze.n.
7)
Ronald C. Davison:Briti.sh Unemployment Policy sin-
ce
1930;
Loicgrnans Green & Co.
(1938).
Percy Cohen: Un-
ninployment insurance and assista.nce in Britain; George
G. Rarrap and
Co. (1938).
Zie ook de jaarlijksche rappor-
ten van de U.I.S. Conirnittee en van de U.A. Board.
DE BETEEKENIS VAN HET BOERENLEEN-
BANKWEZEN IN NEDERLAND.
liet hoeren]eenbank wezen in Nederland heeft in de
reeds meer clan 40 jaren van zijn bestaan een ont-
wikkeling te zien gegeven, welke meer waardeering
vraagt dan tot dusverre over het algemeen heeft
plaats gevonden. Weliswaar heeft het dit bankwezen
in den loop der jaren niet aan belangstelling ontbro-
ken, maar, voorzoover buitenstaanders hun inzichten
gaven, zijn deze niet altijd gunstig geweest. Het
lijkt ons goed ter gelegenheid van de herdenking van
het veertigjarig bestaan van de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven, welke de vorige week
heeft plaats gevonden
1),
hierop even in. te gaan.
Beoordeeling van het boerenleenbankwezen door
deskundigen op bank gebied.
In het jaarverslag 1925/1926 (blz. 24/25) heeft de
toenmalige president van De Nederiandsche Bank ver-
schillende bedenkingen tegen het coöperatieve hoe-
ren leenhankweze.n geuit. Deze bedenkingen betroffen.
in de eerste plaats den geringen waarborg, dien de
crediteuren hebben tengevolge van de geringe eigen
middelen van cle hoerenleenbanken en de groote on-
zekerheid over de doeltreffendheid van het obligo van
de coöperanten in financieel moeilijke tijden. Verder
achtte wijlen Mr. Vissering de geringe marge tus-
schen debet- en creditrente onvoldoende om behoorlij-
ke reserves te vormen voor de risico’s, die aan ieder
bankwezen inhaerent zijn. Een derde bezwaar zijner-
zijds was, ,,de coöperariten zijn geneigd om de zaak te
beschouwen als een onderonsje en oefenen daarom
ccii drang uit naar te goedkoope verstrekking van
credieten. De passages uit het genoemde jaarverslag,
die hierop betrekking hebben, eindigen met de ivoor-
den: ,,Jiet zou geweuscht
zijn,
dat baukiustellingen
op coöperatieven grondslag zich van deze zwakke
punten in hun bedrijf e2ns ernstig rekenschap gaven.”
Een tweede uitlating over het hoerenleenbankwezen
kwam eenige jaren later van de zijde van een van de
Incest bekende Nederlandsche bankiers, wijlen Mr. A.
J. van Hengel. Op den twintigsten accountautsclag
van liet Nederlaudsclm Instituut van Accountants in
1929 gaf de toenmalige directeur van een van de
grootste Nederlandsche banlcen de volgende voorspel-ling over het boerenleenhankwezen:
,,De landbouwbanken zijn, tengevolge van den be-
treickeljk gunstigen gang van. zaken in liet bedrijf der
groepsgenooten, bewaard gebleven voor groote ver-
liezen. De fout, dat zij te hooge rente vergoeden
en/of te lage belasten en dat zij te eenzijdig georiën-
teerd zijn, bleef zoo vooralsnog verborgen. Zou cle
laudhouwr een lange periode van depressie doormaken,
clan komt ook daar de ontgoocheling, tenzij tegen
dien tijd de boerenleenhmnken slechts dien naam be-
l1ouden hebben, maar gedreven worden als een ge-
wone algemeene bank.”
Men ziet, dat ook deze bankier zich 10 jaar geleden
weinig hoopvol over de vooruitzichten van dit bank-
wezen heeft uitgelaten.
Het boerenleenbankwezen in de depressie.
De ontwikkeling van het boerenleeubankwezea in
Nederland is na de weinige waardeering, die het van
de zijde van deskundigen op haukgebied ondervonden
heeft, des te merkwaardiger, vooral indien men be-
denkt, dat intusschen een depressie in Nederland
heeft plaats gevonden, die èn door haar hevigheid
èn door den langen duur waarschijnlijk tot de groot-
ste behoort, welke ons land ooit heeft gekend. Des-
ondanks heeft het boerenleenhankwezen zich kun.nen
handhaven.
‘) De eerste boerenleenbank dateert van
1897.
De Coö-
peratieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht werd
12
Juni
1898
opgericht en bestaat dus juist 41 jaar. De Coöpera-
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven werd aan het eind van hetzelfde jaar opgericht.
14 Juni 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
479
Weliswaar zijn er ook hier verliezon geleden, maar
het is de vraag, of deze verliezen naar verhouding
grooter zijn dan de verliezen van het algemeene bank-
wezen in de afgeloopen depressie.
Terwijl het voldoende bekend is, dat het stelsel
van de credietverleening op korten termijn de Ne-
derlandsche liandelsbanken hehoed heeft voor een in-eenstorting, zooals in de groote depressie in hèt bank-
wezen in verschillende andere landen is voorgekomeii.,
is het minder bekend, aan welke oorzaken het is toe
te schrijven, dat het boerenleenbankwezen zich even-
eens in deze depressie heeft kunnen staande houden.
Dit is daarom des te merkwaardiger, omdat dit bank-
wezen slechts over geringe eigen middelen beschikt
en op vrij groote schaal eveneens credieten op langen
termijn verleent.
Dat het boereuleenbankwezen zich, ondanks de ge-
weldige deflatie in Nederland heeft kunnen handha-
ven, is wel een voldoende bewijs voor de kracht en liet bestaansrecht van dit bankwezen. Keynes heeft
in een van zijn geschriften ) eens de uitspraak ge-
claan: ,,there is a kind of deflation no bank can
stand”; het Nederlandsche bankwezen echter heeft dan toch in al zijn geledingen het bewijs geleverd,
dat het een zeer groote deflatie weerstand kan bieden.
Er zij hier echter onmiddellijk aan toegevoegd, dat
het boerenieenbankwezen zeer grooten steun heeft
ondervonden van de landbouwcrisiswetgeving. Het
heeft echter tot 1933 geduurd, voordat op alle gebie-
den van den landbouw steun werd verleend. Het boe-
renleenbankwezen in Nederland is clan ook enkele
jaren blootgesteld geweest aan de zeer ongunstige ge-
volgen van de catastrophale prijsdaling in den Land-
bouw.
Een onvoorzichtig geleid bankwezen zou zonder
twijfel in een dergelijke periode groote verliezen heb-
ben geleden en met ineenstorting zijn bedreigd. De
geschiedenis van het boerenieenbankwezen in België
is daa.rvöor uiterst leerzaam ). Afgezien echter van het
in het algemeen voorzichtige beleid, ligt de kracht van
het boerenleenbankwezen hier te lande ook in de ge-
clifferentieerde structuur van den Nederlandschen
landbouw. Immers, toen in cle jaren 1929 en 1930 de toestand in den akkerbotiw reeds zeer ongunstig was,
waren de prijzen van de zuivelproducten nog alles-
zins bevredigend.
In dit opzicht is de Nederiandsche Landbouw niet
te vergelijken met dien van verschillende andere lan-
den. Bij een vergelijking en beoorde.eling van het stel-
sel van de boerenleenbanken wordt dit verschil on-
voldoende in het oog gehouden. Dit is ook ons be-
zwaar tegen het rapport van den Volkenhond over
) Wij doelen Ivier op cle moeiijikheden in ht bankwezen
mm liet ivroagere Oostenrijk, DuitsChiand, Vereenigde Sta-
ten, België en op de moeilijkheden van enkele banken in
Frankrijk en Zwitserland, om ons tot dc ‘belangrijkste
1
n d ustrielandein te beperken.
2)
In zijn Essays in Pei’suasiein, bi’s.
177.
4)
Vgl. onze publicatie ,,Econonmisohe I)011tiek jii België
in de depressie”,
blz. 42/45.
het agrarische landhouwcrediet
5),
waarin dit punt in
het geheel niet ter sprake wordt gebracht.
De vraag kan inderdaad gesteld worden, of het
boerenleenbankwezen zich had Icunnen handhaven, in-
dien maatregelen tot prijscorrectie in den Landbouw niet hadden plaats gevonden. Hoewel het moeilijk is
zich in te denken, in welken toestand de Landbouw
in dat geval zou zijn gekomen, meenen wij, dat dit
bankwezen waarschijnlijk ineengestort zou zijn, in-
dien de prijzen op het lage peil van de wereldmarkt – waren gebleven, indien niet een monetaire correctie
had plaats gevonden en indien in het overige deel van
het economisch leven niet een voldoende aanpassing
was tot stand gekomen.
Voor zoover ons bekend, is in de landbouwcrisiswet-
geving nooit o5 de
credietzijde
van het landbouw-
vraagstuk de aandacht gevestigd. Toch meenen wij,
dat een steun aan dan Landbouw ook was te verdedi-
gen als indirecte steun aan liet landbouwcredietwe-
zen. Dit bankwezen heeft in de ruim 40 jaren van zijn
bestaan een zee vooraanstaande plaats in het econo-
misch leven van ons land ingenomen, dat het uit eco-
nomisch, financieel, en sociaal oogpunt onjuist zou
zijn geweest om dit bankwezen aan ineenstorting
prijs te geven
8).
Erkend moet dan echter worden,
dat de indirecte steun aan dit bankwezen verleend
in relatieven zin van veel grooteren omvang is geweest
dan de steun, velken het Nederiandsche en het In-
dische bankwezen door staatsinterventie op econo-
misch gebied in den ruimsten zin des woords (con-
tingenteeringen, restrictie-overeenkomsten, monetaire
Politiek, enz.) hebben ondervonden.
De vooraanstaande plaats van de boerenleenbanicen
in het nationale credietapparaat.
Vergelijkt men de jaren 1913 en 1938, dan blijkt, dat op het oogenblik het boerenleenbankwezen een
veel belangrijker positie inneemt t.o.v. het algemeene
bankwezen dan 25 jaar geleden. Dit is voor een deel
ook een gevolg van den groeten terugsiag, welken de
handelsbanken sedert – 1929 hebben ondergaan en van
haar groote liquiditeit in de laatste jaren. (Zie on-
derstaande tabel).
De hoerenleenhanken nemen, wat de verleening van
bedrijfscredieten
betreft, volgens onze berekening
thans een even belangrijke plaats in. als de 4 Neder-
landsche handeishanken tezamen. Het is moeilijk om
dit feit precies vast te stellen. Wij hebben aangeno-
men, dat van den post ,,prolongatiën en voorschotten
op onderpand van effecten” de helft als hedrijfscre-
dieten te beschouwen is. Verder komen bijv. onder
den post ,,dehiteuren.” van de Nederlandsche banken,
ook credieten aan gemeenten voor, terwijl deze ere-
dieten hij de boerenleenbanken afzonderlijk zijn op-
genomen.
Het zou evenwel van belang zijn om de oorzaken.
5)
,,Report on systems of agm-mcultural credit and ‘insu-
mnnee”. (League of Nations, Genève
1938)
door Louis Tardy.
8)
Zie ook het artikel Dc hoe renleen’banken in Neder-
land in de depressie” in het Eoouomisch-Statistish
Mmta.ndbericht van April 1939.
Bedrij fscredieten van cle Nederi an dsche Handelsbanken enTdeBoerenleenbanken.
Handelswissels, debiteuren en voorschotten J
Depositos, crediteuren en spaargelden
1913
1
1938
1
1913
1
1938
X
t
1000,—
X
t
1000,—
1
%
><
f 1000,—
X f
1000,—
j
4
Nederlandsche Banken’) …….
……
243.565
2
)
84,5
322.333
2
)
49,7
187.485
77,8
683.637
57,4
Boerenleenbaoken (centrales en locale
banken)
44.735
‘ 15,5
326.104
3
)
50,3
53.527
22,2
506.944
3
)
42,6
Totaal …………………….
288.300
1100
648.437
1
100
241.012
1
100
1.190.581
100
Amsterdamsche Bank, Ineassobank, Rotterdamsche Bankvereeniging en cle Tventsche Bank.
Bij gebrek aan voldoende gegevens is aangenomen, dat van de ,,prolongatiën en voorschottenop onderpand van effecten” de helft als bedrijfscrediet te beschouwen is, de andere heIl t als effectencredieten, die buiten bovenstaand
overzicht gehouden zijn.
8)
Aangenomen is, dat de bedragen voor de locale banken, aangesloten bij de Centrale te Utrecht, gelijk waren aan
die over
1937.
480
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juni 1939
van deze ongelijke ontwikkeling nader te onderzoe-
ken. Voor een deel liggen zij in de geheel verschil-
lende aard en. Organisatie van de beide bankstelseis.
Insiders over het boerenleenban/cw eren.
In dit verband verdient de nieuwste publicatie over het boerenleenbankwezen de aandacht
7)•
In dit ge-
denkboek wordt zoowel de sociaal-ethische als de fi-
nancieel-economische zijde van het landbouwcrediet behandeld. Zonder een goed inzicht in den onverbre-
kelijken samenhang van deze twee kanten van de boe-
renleenbanken, kan men de beteekenis van dit ere-
dietwezen niet begrijpen. Het mengsel van commer-
cieele en sociaal-ethische be.00rdeeling van bedrijfscre-
dieten doet op het eerste gezicht vreemd aan. Wie
echter kennis neemt van de organisatie en de finan-
cieele structuur van dit credietstelsel, zooals het door
Dr. Huysmans wordt beschreven, begrijpt de kracht
van dit gemengde ban kstelsel, dat den Landbouw van
stabiel, goedkoop en doelmatig bedrijfscrediet voor-
ziet.
Het zou ons te ver voeren om uit deze interessante
publicatie veel aan te halen. Daarom volstaan wij met
een paar opmerkingen. Sprekende over het vaste las-
tenvraagstuk in den Landbouw, wijst Dr. Huysmans erop, dat de ervaring leert, ,,dat veelal in de streken,
waar het georganiseerde landbouwcrediet het sterkst
is doorgedrongen, de schuidverhoudingen het ge-
zondst zijn. In die streken, waar de andere geidgevers
(particulieren en instellingen) wat meer vertegen-
woordigd zijn, wordt als regel ook het schuldenpro-
bleem sterker gevoeld. D.it laatste wil niet per se
zeggen, dat deze hooge schuldbelasting door de corn-
mercieele geldschieters in de hand is gewerkt; het
feit is evenwel frappant.”
Een ander feit, dat de aandacht verdient, is de ge-
ringe marge tusschen spaarrente en leenrente ( 1 A
13% pOt.). Op het oogenblik berekenen de locale ban-
ken in den regel slechts een voorschotrente van 33% . 4 pOt. en slechts een debetrente in loopende rekening van 4 43% pOt. Deze lage rente is een van de belang-
rijkste elementen van het georganiseerde agrarische
credietwezen in ons land. Zonder de boerenleenban-
ken zou een dergelijke lage rente voor landbouwcre-
dieten niet bestaanbaar zijn. Ondanks deze lage rente
zijn de verliezen over het algemeen zeer beperkt ge-
bleven, dank zij ook het intensieve
toezicht
van de
Centrale op de locale banken. Tezamen met de reser-
vevorming, de beheervoorschriften en de aansprake-
lijkheidsregeiing, vormt dit de sterke basis van het
hoerenleenbankwezen, dat zich, vooral in de laatste
25 jaar van zijn bestaan, zoo krachtig heeft ont-
wikkeld.
Slotopmerking.
Het boerenleenbankwezen heeft een geheel andere
instelling, structuur en Organisatie dan het groot-
bankwezen in Nederland. Indien men niet met deze
verschillen rekening houdt, begrijpt men niet de
kracht van het boerenieenbankwezen. Immers, de fi-
nancieele structuur van de handelsbanken in Ne-
derland is veel sterker dan die van de boerenleenban-
ken en desondanks gaan zij in haar credietverlee-
ning verder dan de handelsbanken! Inderdaad is
daardoor haar positie kwetsbaarder dan die van de
handelsbanken. De boerenleenbanken hebben echter
tot dusverre de risico’s, die vooral bij dit credietbe-
drijf groot zijn, zooveel mogelijk kunnen beperken.
Zij vervullen op agrarisch gebied een taak, welke
hij de huidige Organisatie van de handelsbanken niet
door deze instellingen kan worden overgenomen. Het
boerenleenbankwezen mag op grond van haar ont-
wikkeling en van haar positie daarom aanspraak
maken op meer waardeering dan het tot dusver
heeft ondervonden. v. d.
V.
7)
,,Veer.tig Jaren Landbouvcrediet onder leiding der
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven
1898
—1938″
door Mr. H. van Haastert en Dr. J.
W.
M. Huys-
nans. (Drukkerij H. van dor Marck en Zonen, Roermond).
AANTEEKENINGEN.
De uitgaven aan luxe artikelen in Engeland.
Door den huidigen buitenlandschen politieken toe-
stand moet Engeland zuinig omgaan met zijn geld-
middelen; in verband met dit probleem, treedt daar
vergroote belangstelling voor de uitven aan luxe
goederen aan den dag
1).
Het vraagstuk is niet geheel scherp te stellen, om-
dat een nauwkeurige definitie van luxe niet te geven
is. Het tegenwoorclige beeld daarvan is, bij vroeger
vergeleken, veel ingewikkelder geworden.
Moet men nu, gezien den algemeenen materieelcn vooruitgang, liet rooken, het bioscoophezoek e.d. tot
luxe rekenen? Eerst de uiterste noodzaak zou den ge-
middelden man dwingen het rooken op te geven, of de
vrouw haar middelen voor verzorging van het uiter-
lijk. Daarom is het het beste als luxe aan te duiden:
die goederen, waarnaar de vraag sterk zal afnemen,
ingeval zich een prijsstijging voordoet.
Men vraagt zich nu af, of het geld aan luxe be-
steed, niet beter in andere kanalen kan worden ge-
leid, de huidige toestand eischt, dat een maximum
zekerheid gewaarborgd wordt, waartoe het opbouwen
van een nationaal verdedigingsstelsel, ook op finan-
cieel gebied, noodzakelijk is. Het is derhalve van be-
lang, dat het verbruik van weelde-artikelen vermin-
dert.
Daartoe staan twee wegen open:
le. Vermindering van den invoer van luxe goede-
ren.
2e. Beperking van de productie van luxe-artikelen
hinnenslands.
Door de hovenbedoelde vermindering van den in-
voer komt uiteraard geld beschikbaar, dat mogelijk
voor andere doeleinden, bijvoorbeeld uitbreiding en
rationaliseering van de bewapeningsindustrie, kan
worden benut.
Van deze beide mogelijkheden zullen wij als eerste
cle beperking van den invoer beschouwen.
De doeltreffendste methode om dit te verwezenlij-
ken zou zijn een algemeene, sterk progressieve belas-
tingverhoogiug, teneinde op deze manier cle marge
beschikbaar voor luxe te verminderen.
Verder zou in aanmerking kunnen komen een be-
perking van den invoer van luxe goederen, mede ter
versterking van een onevenwichtige handelsbalans,
hetzij door middel van contingenteering, hetzij door
een zeer hoog invoerrecht.
Practisch zou deze laatste methode, als men het
vraagstuk nationaal beziet, de minste moeilijkheden opleveren, zoowel t.a.v. de contingenteering als van
het invoerrecht.
De invoerbeperking brengt evenwel een groot be-
zwaar met zich mee, en wel de vermindering van den
uitvoer; een bezwaar, dat zich
vrijwel
altijd voor zal
doen, terwijl het juist in dezen tijd van zeer groot
belang is den uitvoer te vergrooten, althans op peil
te houden.
Niettegenstaande de remmende factoren moeten de uitgaven aan luxe-artikelen verminderd worden, aan-
gezien deze een te groot deel van de Engelsche natio-
nale krachten absorbeeren.
Hoe staat het anderzijds met de binnenlandsche
voortbrenging van veelde-artikelen?
Met uitzondering van tabak, waarvan de invoer in
1938 in Engeland £ 23.344.000 bedroeg, is de invoer
van luxe-goederen klein, nl. £ 17.000.000.
De nieeste luxe-uitgaven worden naar alle waar-
schijnlijkheid besteed aan diensten, of aan goederen,
die in Engeland zelf geproduceerd worden.
In het bekende werk van Oolin Olark
2)
wordt een
‘) Zooa.ls blijkt uit een artikel onder bovenstaanden ‘titel
in de ,,Westininster Bank Review” van April
1939, waar-
aan het volgende is ontleend.
2)
,,Natioual income and outlay”.
14 Juni 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
481
overzicht gegeven van de
totale nationale uitgaven
in 1932. Van het bedrag
ad
£
4.415 millioen werd
£
3.493 millioen besteed aan consumptie in engeren
zin, hetzij al of niet aan luxe, ni.:
inill. £ mll.
£ miii. £
Voedingsmiddelen en kruicJuierswareu
1.084
Huur, belasting en hyp.i’ent
……..363
Kleeding
en
stoffen
……………..
379
Kolen, gas, eleetr. en water
……..150
Wasch
………………………..
25
2.001
Meubelen en ijzerwaren ………….
155
Shrijfbehoeften,
medicijnen,
galante-
rieën
……………………….
168
Kerk.org
.,
clubs,
eni.
……………
73
Hotels
en Restaurants
…………..
78
Posterijen
…………………….
35
Couranten
…………………….
30
539
Dranken
……………………….
232
Tabk
………………………..
136
Amusement
……………………
57
Weddenschappen
……………….
40
Reizen,
reis- en sportartikelen
……
189
Bedienden
…………………….
150
Auto’s
en
rijwielen
……………..
96
Privd
opvoeding
……………….
25
925
Diversen
…………………………….
28
Totaal
………………………
3.493
Volgens deze tabel omvatten de. noodzakelijke uit-
gaven aan alle soorten goederen ongeveer 60 pOt. vart
de totale uitgaven. De posten van de derde groep, dus
die met een uitgesproken luxe-karakter, vertegenwoor-
digen 27 pOt. van de totale besteding. Het is
bovendien een feit, dat vele voorwerpen uit de eer-ste en tweede groep beter zijn dan strikt noodzake-
lijk is.
Daarom mag men men met een groote mate van ze-
kerheid aannemen, dat ongeveer 40 pOt. van de na-
tionale uitgaven niet tot de strikt noodige behoort.
Het jaar 1932 was het jaar der diepste depressie.
Nadien is een verbetering ingetreden, met het gevolg,
dat de uitgaven aan luxe vergroot zijn, zooais blijkt uit de relatief grootere toeneming der werkgelegen-
heid in de luxe-industrieën. Tusschen Juni 1932 en
Juni 1938 steeg het totale aantal verzekerde arbei-ders in alle geregistreerde industrieën en dienstbe-
trekkingen naar schatting met 21 pOt. In de arnuse-
mentsbedrijven evenwel was de stijging 61 püt. en in
cle bedrijven, welke betrekking hebben op speelgoede-
ren en sportartikelen, was de vermeerdering 39
pOt.
Een verhooging van de belasting op luxe-goederen,
die uiteraard de vraag verandert, zal een verschui-
ving in de productie teweegbrengen, daar het geld,
dat nu niet meer aan luxe besteed wordt, voor andere
doeleinden gebruikt zal worden. Het gevolg zal zijn
een her-oriëntatie van het industrieele leven, hetwelk
gepaard zal gaan met een overgangswerkloosheid en
ontscholing der werklooze arbeiders.
Het is het werk van de economisch onderlegden
om hier op te treden, en op de gevaren te wijzen, die
door zulk een handeling ontstaan; eveneens zullen
deze een keuze moeten doen tav. die luxe-goederen,
welke speciaal voor een productiebeperking in aan-
merking komen. Dus komt het er op aan, het aanbod
van luxe goederen te beperken, waarbij gelet moet
worden op de bestaande vraag, daar het economisch
niet te verantwoorden zou zijn, het aanbod van veel
gevraagde goederen te beperken. Hierbij laten wij het
ethische en moreele gezichtspunt nog buiten beschou-
wing.
In dit verband dient opgemerkt te worden, dat be-
paalde vormen van luxe op een gegeven moment het
meest veroordeeld worden, juist door hun pronkerig
karakter; zoodat dus het ethische gezichtspunt in
dezen de sterkste invloed blijkt te hebben.
INGEZONDEN STUKKEN.
DE FINANCIEELE EN ECONOMISCHE TOESTAND
IN BELGIE.
Het bestuur van het Belgische Vakverbond maakt
naar aanleiding van het artikel van Prof. Dr. G.
Eyskens van 8 Maart jl. de volgende opmerkingen:
,,Wat het Albert-kanaal betreft, dit werk heeft
niets te maken met de Dienst voor Ekonomisch 1-Ier-
stel, maar wel en alleen met het Ministerie van Open-
bare Werken. Nog meer, de oorspronkelijke raming
van de kosten dateert van het jaar 1927, toen een
bijzonder fonds voor de uitvoering van grote open-
bare werken in het kader van het Ministerie van
Openbare Werken werd opgericht. Het is dan ook
niet te verwonderen, dat een groot verschil bestaat
tussen werkelijkheid en raming van 12 jaar geleden.
Ook de Noord-Zuid-spoorwegverbinding werd niet ondernomen door de Dienst van Ekonomisch Herstel,
maar wel door het Ministerie van Transport. De
schatting der kosten op 400 millioen dateert van het
einde van 1934, dus van v66r de Regering-Van Zee-
land. Nog meer, deze schatting werd niet door hel;
Ministerie gedaan, maar wel door diegenen, die liet
wetsvoorstel betreffende de Noord-Zuid-verbinding
aan het parlement hadden voorgesteld, in de eerste
plaats door den katholieken senator van Brussel, den
heer Wauquez. Daarenboven is het niet waar, dat de
totale kosten ten minste 1 milliard zullen bedragen.
Door het Ministerie van Transport werd ons verzekerd,
dat deze kosten 850 millioen zullen bedragen. Van
deze som moet dan nog afgetrokken worden de op-
brengst van de verkoop van de onteigende terreinen
en gebouwen. Volgens een matige schatting bedraagt
de waarde van deze laatste ongeveer 200 millioen.
De graving van het kanaal van Nimy naar Antoing
in Henegouwen wordt inderdaad ondernomen in het
kader van de Dienst voor Ekonomisch Herstel. De
totaal geëngageerde sommen bedroegen op 30 Sep-
tember 1938 40Y2 mii] ben. Tot dit wre
r
k werd besloten
na een bezoek van den Koning in de Borinage. Het
kanaal is slechts een onderdeel van een plan van
werken en ekonomische heraanpassing tot verbetering
van de toestand in de Borinage. Het kanaal zal name-
lijk ook dienen, om het water af te voeren van de
rivier de Haine. Wat nu de raming van 500 millioen
betreft, deze slaat niet alleen op het kanaal van
Nimy naar Antoing, maar op een zeker aantal wer-
ken tot verbetering van het gehele net van water-
wegen van de provincie Henegouwen. Prof. Eyskens’
bewering, alsof het kanaal Nimy-Antoing 500 mihlioen
zou kosten, is dus totaal ongegrond.
Wat het werk van het Nat. Historisch Museum
van Brussel betreft, ook dit wordt in het kader van
de Dienst voor Ekonomisch Herstel ondernomen. De
totaal geëngageerde uitgaven bedroegen op 30 Sep-
tember 1938 46% millioen. Voor 1939 had minister
Baithasar besloten, dat in de loop van het jaar slechts
10 millioen voor dit museum mochten worden uit-
gegeven. Zeker bedroeg de raming der kosten der
modernisering eerst 60 millioen, om daarna te stij-
gen tot 200 millioen. Maar dat komt, doordat immer
grootser plannen werden opgevat en niet, omdat men
zich vergist had in de oorspronkelijke raming. Deze
grootse plannen zullen echter voorlopig wel onuit-
gevoerd blijven, ten gevolge van de moeilijke econo-mische en financiële toestand.”
N a s c h r i f t. Wij hebben in onze
bijdrage
in E.-S.B. van 8 Maart 1.1. niet geschreven, dat alle .besproken
openbare werken ondernomen werden op initiatief
van den Dienst voor Economisch Herstel. Het is al-
gemeen bekend, dat de constructie van het Albert-
kanaal werd beslist en aangevat, dat ook het svets-
voorstel betreffende de Noord-Zuid-spoorweg-verbin-
ding te Brussel dateert, vôér de oprichting van den
Dienst voor Economisch Herstel in 1935.
Wij meenden, dat liet volstrekt overbodig wras aan
te duiden, naar aanleiding van de enkele regels, die
482
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juni 1939
wij in voornoemde bijdrage Nvijdden aan de uitgaven
voor Overheidswerken, of het eerste initiatief ge-
komen was van een of ander ininisterieel departe-ment, van den Dienst voor Economisch Herstel of
van het Parlement. Wij hebben deze uitgaven, in
verband met de financiering van de buitengewone
begrooting genomen als één geheel en betreurd, dat
zij geschiedden volgens een rhythme, volkomen strij-
dig met een gezonde conjunctuurpolitiek. Ook de Re-
geering heeft in de jaren 1935-1938 herhaalde ma-
len al deze uitgaven voorgesteld als zijnde een geheel
van middelen aangewend, onder de leiding van het
,,Ministerie van Openbare Werken en Werkverschaf-
fing” en van den Dienst voor Economisch Herstel, met het oog op de verbetering der arbeidsmarkt en
het stimuleeren van het economisch leven.
Anderszins kunnen wij alleen ons standpunt beves-
tigen, waar wij -zeiden, dat het onmogelijk gebleken
is de buitengewone begrooting te reduceeren op het
peil, waarop Minister Max-Léo Gérard haar meende
terug te brengen en dat, inderdaad, allerlei ,,verbin-
teiiisseu of misrekeningen bestonden met betrekking
tot reeds ondernomen werken”. Prof. Mr. A. E.
Janssen, Minister van Financiën in de regeering
Spaak, heeft dit uitvoerig toegelicht in een ophef-
lijk onderzoek en industrieele heraanpassing, zooais
buy, het Instituut voor de Keramiekindustrie, op de
eerste plaats komen. De structureele crisis in de Bo-
rinage-streek en in andere deelen van Henegouwen
kan voorzeker niet door transportinoeilijkheden ver-
klaard worden. Wij hopen, dat ook het Socialistisch
Vakverbond van België tenslotte tot het inzicht zal
komen, dat, gezien de beperkte financieele middelen,
waarover men kan beschikken, heel wat voorbehoud
client gemaakt bij de aanwending van 500 millioen
Franc voor een waternet, terwijl de noodige finan-
cieele ondersteuning wellicht
zal
worden geweigerd aan initiatieven, die cle economische reconstructie van
een bijzonder beproefd gedeelte des lands zouden kun-
ne.n bevorderen.
Wij. kunnen ook het verwijt niet aanvaarden, dat
wij er ons zouden hebben toe laten verleiden ,,van
een zekere vooringenomenheid en eenzijdigheid blijk
te geven”. Wij hebben in ons artikel van. 8 Maart
alleen betreurd, dat, tengevolge van den financieelen
toestand en van sommige overdrijvingen, zulke reac-
tie is ontstaan tegen de politiek van openbare wer-
ken voor arbeidsverschaffing, dat een helangwekkend
instrument voor de conjunctuurpolitiek in België is
verloren gegaan.
Q. EYSKENS.
makenee recie in een benaat op z
i
iiecemoer iôc.
Hij verklaarde, dat de toestanden, welke hij gevonden
MAANDCIJFERS.
had,
het
een
Minister
van
Financiën
onmogelijk
maakten, zijn beheer uit te oefenen. Ook de cijfers,
EMISSIES IN MEI 1939.
welke wij citeerden, werden hij die gelegenheid mede-
Industrieele Ondernemingen
………..
f 2.732.605
gedeeld.
zijnde:
Minister Janssen heeft 1 milliard Franc vermeld
Necierlaivd
Aandeelen:
voor de Noord-Zuid-verbinding. Als wij de eindreke-
N.V. Dok- en Werf-Mij. Wilton-
ning zullen kennen, zal worden uitgemaakt, wie ge-
Fyenoor.d
f
1.100.1. 00
gew.
lijk heeft. Er wordt thans reeds gewag gemaakt van
zand. ‘)
N
105%
………..f 1.155.105
bijkomende werken in de tunnels om de burgerlijke
NV. Dek- en Werf-Mij. Wilton-
bevolking te beschermen tegen luchtaanvallen.
Fyenoord
f550.000 5%
gew.
De geschiedenis van het Natuurhistorisch Museum
pret.
nanci.
2)
a
105%
……..577.500
Obligatiën:
is typisch voor ,,de atmosfeer van gemakkelijke uit-
N.V. Vereenigde Touwfabrieken
gaven gecreëerd door den Dienst van Economisch
f 1.000.000 4%
Con-‘. Obi.
3)
il
Herstel”.
De
,,grootse
plannen”
zullen
inderdaad,
100
%
…………………..
1
.
000
.
000
voorloopig wel onuitgevoerd blijven, hetgeen niet be-
Kerkelijke
Leeningen
……………….75.000
let, dat mcii met de uitvoering zoover op weg is, dat
zijiide:
wellicht gedurende jaren, een onafgewerkt gebouwen-
î%Teclerland
complex het centrum van Brussel zal ontsieren.
Oliligatiëii.
Wat het kanaal van Nirny-Antoing betreft, hebben
‘er
voor Di aconessenanbeid
ii
Dord rht en Omstr.
f 75.0004)
wij geschreven, dat ,,door een reeks bijkomende uitga- 4%,
25-j.
obi.
a
100%
……
f
75.000
ven” de rekening 500 millioen Franc zal bedragen..
Totaal
…..
f
2.807.605
Wij ign.oreeren niet, dat men, in verband met deze
kanaalwerken ook verbeteringen wil brengen aan het
‘
Uitsluitend
voo,
houders
van gewone aandeelen en
waternet van Henegouwen. Doch het gaat hier, in-
priotiteitsaandeclen in de verhouding
1
: 6.
2)
Uitsluitend voor houders van pret. aard.
in
de ver-
derdaad, om ccii waterweg van secundaire heteekenis.
houding
1
:
6.
Wij zijn van oordeel, dat in deze streek, waar een
‘)
Van
de
totale
leeuing
groot
f 1.500.000
is
reeds
structuurc.risis bestaat in •de industrie, waar men he-
.f
500.000 op
ins(ihrijvingsvoorwanrden geplaatst.
cireigd wordt niet de sluiting van uitgeputte of niet
4)
Dit bedrag maakt deel
uit van
een leening groot
rendeerende
mijnen
en een, gedeelte der arheidrsbe-
/’
125.000.
volking besten dig werkloos gaat worden, een groote
Emissies in 1939.
(In Guldens)
krachtsinspanning moet worden gedaan voor de adap- Nieuw kapitaal:
Conversie:
tatie van oude en de creatie van nieuwe industrieën.
Obligatiën
Aandeelen
Totaal
Van vele zijden is er op gewezen, dat, om op dit ge-
lan——
101.981.175,-
3.100.000,-
105.081.175,-
70650.000,-
}ebr
…..
153.800,-
8.750.000,-
8.903.800,-
1.174.200,-
bied tot resultaten te komen, de reorgii.nisatie van
Maart…
8.220.350,-
–
8.220.350,-
1.131.400,-
het vakonderwijs, een ruime subsidieering van labora-
April
–
–
–
–
Mei
…..
1.075.000,-
1.732.605,-
2.807.605,-
–
toria en van speciale instituten voor wetenschappe-
111.430.325,-
13.582.605,-
125.012.930,-
72.955.600,-
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
4-0 Juni
Sedert
Overeenk.
4-10 Juni Sedert
Overeenk.
–
1938
1939
1Jan. 1939
tijdvak 1938
1939
1Jan. 1939
tijdvak 1938
14.993
377.427
502.163
1.300
42.589
4.250
420.016
506.413
Tarwe
……………….
Rogge
………………
2.300
105.442
64.251
–
1.500
106.942 64.251
Boekweit …………….
350
8.785
7.557
– –
8.785
7557
Mais ………………
11.481
303.001
593.782
3.090
50.918
55.401
353.919
649.183
(erst
…………
9.981
118.775
164.345
–
9.994 8.626
128.769 172.971
Haver
………….
5.751
96.728 102.660
–
1.860
7.812
98.588
110.472 6.470
.
78.555
65.745 2.580 168.456
120.801
247.011 186.546
442
40.132
31.424
–
150
100
40.282 31.524
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
……………
536
28.863
28.723
85
3.040 7.080
31.903
35.803
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten ….
393
11.170
16.413
50
2.570
2.610
13.740
19.023
14 Juni 193)
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
483
STATISTIEKEN.
BANK DISCONTO’S.
Disc.Wissels. 2
3Dec.’36
Ned
Lissabon
….
4
11 An
.’37
2
30Juni’37
Bk
Bel.Binn.Eff.
iVrsch.inR.C.
24
3Dec.’36
Londen ……
24 3Dec.’36
Madrid ……
5
15Juli’35
Athene ……….
6
4
Jan.’37
N..York F.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan.’37
Oslo
……..
34
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1 Febr.’35
Parijs
……
2
3 Jan.’39
Berlijn ……….
4
22 Sept.’32
Praag
……
3
1Jan.’36
Boekarest
……
34
5Mei’38 Pretoria
….
34
15Mei’33
Brussel
……..
3
10Mei ’39
Rome ……..
44
183fei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
..
24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dautzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau….
44
18 Dec.’37
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Zwits. Nat.
Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen
….
34
22Feb.’39 OPEN MAI(KT.
1939
1938
1937 1914
10
5110
29Mei!
22(27
7j11
7/12
20/24
Juni
Juni
3
Juni
1
Mei
Juni
Juni
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1
12
1
12
1
12.7116
11
2
..5(
11
4
11
4
33(
4
.43(
4
Prolong.
–
314
2/
4
3I4
11
1
3.4114
t.onden
Daggeld.
h121
1
131
‘(i-1
‘/,-t
’12-1
12-I
1/_1
Partic.
disc.
2313_3(4
5
18-
3
!4
‘(s-°/Io
8-116
1913_5/5
11
116
–
14
11014
Berlija
Daggeld..
11_5/
I2
–
18
2
8
12_3
1
18
2
1
1-
7
/
2
3
14-3
3
18
2
1
1-3
18-3
1
ls
Maande1d
2
3
(-5(8
23,-5/
2
3
(-
5
(
2(-
5
(8
2
3
(4-3
21/-3/g
2
1
(a-
7
j
Part, disc.
5
1
9U/16
f8′
1
16
2
7
1
23/4
~
7
/p
Z’/8
218
Warenw.
..
3-
1
12
3
1
1
4.
1
12
41(1
4.1(
4
4.1/
4
4.1(
4
New York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1
1
116
Partic.disc.
112
1/
‘(8
1
(2
1/2
I16
1
1)
Koers van 9Juni en daaraan voorafgaande weken t(m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
S)
)
t)
8)
1)
6 Juni 1939
1.88%
8.81%
75.50
4.99
32.04
100 7
,,
1939
1.88
8.80%
75.45
4.98%
32.01
1009.
8
1939
1.87%
8.79% 75.35
4.97%
31.97
100%
9
,,
1939
1.87%
8.79%
75.30
4.97%
31.98
100%
10
1939
1.88
8.80%
75.50
4.98%
32.02
100%
12
1939
1.88% 8.81%
75.50
4.99 32.04
100%
Laagste
d.wl)
1.3734
8.78%
75.10
4.97
31.90
100
Hoogste
d.w’)
1.88%
8.8234
75.60 4.99%
32.10
100%
8
Muntpariteit
1.469
12.107 1
59.263
9.747
24.906
100
Data
serland
Praat
Boeka
;
rest
Mikçz
Madrr
6 Juni 1939
42.47
–
1.40
–
–
7
1939
42.44
–
–
– –
8
,,
1939
42.37
– – –
–
9
1939
42.36
–
–
– –
10
1939
42.40
–
–
–
–
12
1939
42.4234
–
–
– –
Laagste d.w1)
42.28
–
–
9.85
–
Hoogste d.wt)
42,54
–
1.40
9.95
Muntpariteit
4.003
7.371
1.488
13.094 48.52
D
a a
Stock-
Kopen-
1
s o
)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm’) hagen8)
7fl
Aires
1
)
Ireal’)
6 Junï19
45.75
39.371
44.324
3.89
43K
1.87%
7
1939
45.40
39.324 44.374
3.87
4334
1.87%
8
,,
1939
45.324 39.30
44.224
3.874
43%
1.8734
9
1939
45.30
39.274
44.22 3.874
4334
1.87%
10
1939
45.35
39.324
44.224
3.88 43%
1.87%
12
1939
45.424
39.374
44.30
3.88
43%
1.88
Laagste d.wi)
45.224 39224
44124
3.84
43
1.87
Hoogsted.w’)
45.45
39.424
44374
3.91
44
1.88%
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671 6.266
95%
2.3878
8)
Noteering te Amsterdam.
8*)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t
iste
of
2de No. van iedere maand komt een overzicht voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a
Londen
($ per 0)
Parijs
($
p.
IOOfr.)
Berlijn
($ p.
100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gid.)
6 Juni
19391
4,68%
2,65%
40,11
53,22
7
,,
1939
4,68% 2,65%
40,11
53,25
8
,,
1939
4,68K,
2,65 40,09 53,26
9
,,
1939
4.68%
2,65%
40,11
53,26
10
1939
4,68%
2,6534
4
40,12
53,23%
12
,,
1939
4,68%
2,65
40,12
53,17
13 Juni
1938
4,96
4
2,78%
40,32
55,47%
Nluntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%
KOERSEN TE LOND.
Plaatsen en Noteerings- 27Mei 3juni
5110Juni
1939
10
Juni
Landen
I
eenheden
1
1939
1
1939
LaaasteIHooste
1939
Alexandrië..
Piast. p. y,
97%
9734
97%
97%
9734
Athene
….
Dr. p. y,
54734
547%
540 555
‘
547%
Bangkok.
…
Sh.p.tical
l/lO
1/10
8
.1/10
1/10′
1
/
1
0
Budapest
..
Pen. p. £
23%
24
23% 24%
24
BuenosAires’
p. peso p.y,
20.184
20.24
20.16
20.27
20.204
Calcutta
. . ..
Sh. p. rup.
1/5
17
/
44
115%
11
5
27
/
3
1j5134 1/529/
Hongkong
..
Sh. p.
$
1/2%
12%
112%
11334
4
1/2%
Istanbul
..
Piast. p. £
580 580 580
580
580
Sh. p. yen
1/2
1/ 2
11’34
/
1/2%
1
1
2
Kobe
…….
Lissabon….
Escu.p.
130%
110% 110
11034
110%
Montevideo
.
d.perC
18 18
17%
18%
18
Montreal
..
$
per £
4.69% 4.69%
4.68%
4.69% 4.69
Rio d.Janeiro
d. per Mil.
226132
2
25
/
12
2
26
/
32
225/
/
32
Shanghai
..
d. p.
$
8%
8%
6
834
6%
Singapore
..
Sh. p.
$
2/3%
2/374
2313/
jr
21434
4
2/3
1
34
6
Valparaiso
2
).
$per Y, 117 117
117 117 117
Warschau
..
Zl.
p. £
24%
25
24%
25% 24%
1)
Off(c. not.
1
5laten,gem. not., welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2
) 90 dg. Vanaf 13Dec.1937 laatste ,,export”noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’)
N.York’)
A’dam’)
Londen
4
6 Juni 1939.. 20
42%
6 Juni
1939..
–
148/4
7
,,
1939..
19′
4234
7
,,
1939.. 2120
148/4
8
1939..
1994
e
42%
8
1939.. 2120
148/5
9
1939..
19%
42%
9
1939.. 2120
148/5
10
1939..
19
1
34
–
10
1939.. 2115
148/5
12
1939..
19′
42%
12
1939.. 2115
149/5
13 Juni 1938..
18
1
34
6
42&.(
13 Juni
1938..
–
140/64
27 Juli
1914.. 24% 159
27 Juli
1914.. 1648
84/10e
1)
in pence p. oz.
stand.
2
)
l’orelgn silver in
$c. p. oz. fine.
3)
In guldens
per Kg. 100011000.
4)
In
5h. p. oz. fine.
STAND VAN
‘.
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
31Mei1939 1 7Juni1939
aiao van
s
iijKs ncna,is, oIj
Lie
1’4-
f
33.762.050,10
f
41.444.683,93
Saldo b. d. Bank voor Ned. Oemeenten
,,
329.829,67
•
103.802,14
Voorschotten
op
ultimo April
1939
a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem. fondsbel., alsmede opc. op dle belas-
derlandsche Bank ……………….
tIngen en op de vermogensbelastlng
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndIë ………
,.
36.920.186,96
,,
40.262.418,77
Idem aan Suriname ………………
•
10.360.953.55
Kasvord.weg. credletverst.alh. bultenl.
•
98.519.753,94
,,
97.098.542,04
Daggeldleenlngen tegen onderpand..
Saldo
der postrek.v.Rijkscomptabelen
.
..10.330.951,05
–
,,
33.176.012,52
–
–
32.652.73266
Vord. op het Alg. Burg. Pensloenf.
1)
•
14.189.555,95
13.589.939,27
Vord. op andere Staatsbedrijven’)
15.278.615,26
.,
15.976.794,62
VerplichtIngen
Voorschot door De Ned. Bank Ingev.
art.
16 ‘van haar octrooi verstrekt
–
-‘
Schatklstbiljetten In omloop ………
fl91.733.000,-
fl72.050.000,-
Schatklstpromessen In omloop ……
•
46.000.000,-
Zilverbons In
omloop
…………….
1.072.587,-
,,
1.072.463,50
Schuld
op
ultimo
April
1939
gem.
weg. a. h. uit te keeren
hoofds. d.
pers. bel., aand.
1. d. hooids. d. grondb.
.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
.
bel, en op de vermogensbelastlng
..25.000.000,-
8.200.318,56
…
•
8.2
00
.318 56
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
,,
1.936.611,84
–
1.937.767,89
–
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
…
,,77.640.198,12
186.199.707,86
Schuld aan Curaçao’) ……………..
Id. aan andere Staatsbedrijven ‘) …..
12.000.000,-
,,
12.500.000,-
Id. aan diverse InstellIngen
1) …………
326.347.181,51
….
•
326.064.970,13
‘s
1)
In rekg.-crt. met
Rijks Schatkist
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
3 luni
1939
1
10 juni 1939
Voroeringen:’)
Saldo Javasche Bank
‘ –
–
Saldo b. d. Postchèque- en Olrodlenst
f
153.000,-
f
570.000,-
…………………
VerplIchtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rljkslnstell.
,,
39.766.000,-
40.000.000,- 40.930.000,-
,,
,,
40.000.000,-
Schatklstblljetten in omloop
Schuld a.d.Indische Pensioenfondsen
–
,,
20.000.000,-
–
•
20.000.000,-
Schatkistpromessen In omloop………
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,
3.114.000,
–
,,
3.114.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,
748.000,-
_
955.000,-
Belegde kasmlddelen Zelfbesturen…
695.000,-
,,
745.000,-
Voorschot van deJavasche Bank
…
,,
5.227.000,-
,,
4.178.000,-
1)
Betaalmiddelen In ‘s Lands Kas
f
40.763.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in duigenden guldens.
Data
Metaal
Andere
ope1schb.
Discont.
IDI
k
f,grejeÇ
13 Mei
1939,.
.811
1.130
730
526
1.317
6
,,
1939..
805
1.196
648 522 1.266
29 April
1939.. 829
1.261
603
527
1.246
22
1939,. 858
1.141
670
525
1.249
15
1939..
839
1.132
661
523
1.241
1 Juli
1914..
645
1.100
560
735
1
396
1)
Slultp.
der activa.
484
–
CROOTHÂNDFISPRTJ7VM
VAN RFI ANr.R111CIP VWflTN. IWN
(Nrn
GERST
6415 kg
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER pr kg.
KAAS
EIEREN
La Platat)
1
Rotterdam per 2000 kg.
Bahia Blan-
Rotterdam
per 100 kg.
.Loonzein
–
Edammer
(groote)
Leeuwar-
der Comm.
‘Heffing
1
Crisis
Zie b1z.281 loco
1
ca’) loco
Rotterdam
per cwt. f.o.b.
Rangoon(Bassein Alkmaar
Fabr.kaas
Gem. not.
Eiermijn
Termijn-
1
Amerik.
Termijn-
1 80kg Roe-
pan E.
B.
‘an 5April11 Rotterdam
per2000kg.
noteer. op
11 of 2 mnd.
Mixed
1
No. 21)
per
loo
kg.
noteer. op
1 of 2 mnd.
meensche
1)
1
Locoprijs Herl.Ned.Ct.I
Not.
Noteering
1
Zuivel-
1
Centr.
gang exp.
per 50kg.
Roermond
P. 100 si.
T%
t
%Ï
f
%
t
%7%
sh.7
7r%T
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5
13,825
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113
1
/4
2,03
98,4
43,30
95,0 7,96
99, 1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9
13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9
–
6,43
98,4
10/7/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,f
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
11,275
89,8
12,25
90,8
.6
1
34
97,0
10(6
2,05
99,4..-‘
45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09
.77,9
8/5
1,66
80,5
–
38,45
84,4
6,72
83,E
1931
107,25
49,9
78,25
40,8 84,50 41,8
4,55
37,4
4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
5/6
1,34
64,9
–
31,30
68,7 5,35
66,1
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,62
5
38,0
4,70
37,4 5,22
5
38,7
2,59
39,6
5/11
I2
0,94 45,6
–
22,70
49,8
4,14
51,(
1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9
3,55
29,3
3,75
29,9 5,02
5
37,2
1,84
28,2
4/5’/
0,61
29,6 0,96
20,20
44,3
3,71
46,
1934
W
,
75,75
35,2
64,751
33,7
70,75 35,0 3,32
5
27,3 3,25
1
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4(73(
4
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,C
1935
al
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5
25,3
3,87
5
30,9
4,125
30,6
2:07
31,7
5/8
1
/
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,
1936
1937
0
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5
35,1
5,75 45,8 6,27
5
46,5 2,19
33,5
5/7
1
/2
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5
3,50
43,t
1938
137,75 103,00
64.0 47,9
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95
73,6
8,02
5
63,9 8,92
5
66,2 2,70
41,3
6/-
.
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3
3.96
49,4
100,50
52,3
106,50
49,9
5,725
47,1
5,40 43,0
6,20
46,0
2,48
38,0
5/7
0,80
38,8
0,58
21,275
46,7 3,98
49,E
Mei
1938 113,50
52,8
104,50
54,4
111-
52,1
6,17
5
50,8
6,12
5
48,8 6,95 51,5 2,64 40,4
5/10
1
/
0,89
43,2
0,45
20,-
43,9 3,25
40,5
Juni
,
11.1
103,75
48,2
100,50
52,3
102:75
48,2
5,62
5
46,2 5,975
47,6
6,92
5
51,3
2,67
40,9
511 1
1
/
0,80
38,8
0,51
19,575
42,9
3,39
42,3
Juli
103,75
4.8,2
104,75
54,6
106,75
50,1
5,95
48,9
5,375
42,8
6,77
5
50,2 2,74
42,0.
6/111
4
0,78
37,9
0,50 20,45
44,9
3,71 46,3
Aug.
Z
86,75 40,3 98,25 51,2
102,25
47,9 5,05
41,5
4,70 37,4
5,775
42,8 2,88
44,1
6/511
4
.0,76 36,9
0,55 21,325 46,8
4,17
5,C
Sept.
‘
80,50
37,4
96,25
50,1
105,25
49,4 4,27
5
35,1
4,15 33,0
4,80 35,6
2,81
43,0
6/3
1
/s
0,78 37,9
0,57 22,80 50,0
5,-
62,3
Oct.
79,-
36,7
89,25 46,5 96,50
45,3
3,975
32,7 3,52
5
28,1
4,02
5
29,8
2,39
–
36,6
515
1
/
.0,74
35,9
0,70
23,45 51,4 5,07
63,2
Nov.
0
81,-
37,7
84,50 44,0
91
–
42,7
4,30
35,3 3,35 26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
4/9314
0,76 36,9
0,70
22,325
49,0
4,90
61,1
Dec.
91,-
42,3 97,25
50,7
106:75
50,1
4,42
5
36,4
3,52
5
28,1
3,75 27,8 2,05,
31,4
4/9
1
14.
0,83 40,3 0,70
20,60
45,2
4,73
59,0
Jan.
1939
40,9
96,75
50,4
106,25
49,8
4,30
35,3 3,75
29,9
3,85
28,5
2,12
32,5
4(11
1
/4
0,84 40,8
0,62
5
20,075
44,0
4,29
53,5
ebr,
>
84,50
39,3
89,-
46,4
97,75
45,8
4,225
34.7
3,50 27,9
3,67
5
27,2
2,27
34,8
5/2’l4
0,86 41,7 0,60
19,95
43,8
3,41
42,5
Maart
,
89,75
41,7
89,25
46,5
98,25
46,1
/
4,22
5
34,7
3,575
28,5
3,62
5
26,9
2,42
37,1
51531
4
0,80 38,8
0,60
18,15
39,8
3,50
43,6
April
,
93,-
43,2
90,75
473
101,25
47,5
1
4,25
34,9 3,575
28,5
3,82
5
28,4
2,57
39,4
5/93/
4
0,75
36,4
0,55
16,575
36,4
3,55
443
Mei
91,-
42,3
89,75
46,7
100,50
47,2
/
4,10
33,7 3,925
31,2
3,95 29,3
2,65
40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3
3,40
42,4
3-31 Mei
,,
41,4
89,75
46,7
98,50
46,2
/
3,90
32,1
3,85
30,7 3,95
29,3
2,59 39,7
5/1111
4
0,69 1
33,5
0,55
17,-
37,3
3,30
41,1
1
Mei-6 Juni
89,50
41,6
89,50
46,6
97,50
45,7 3,95
32,5
3,75
29,9
3,95
29,3
2,61
40,0 5/11114
0,74
35,9
0,60
16,50
36,2
3,35
41,8
5-13 Juni’39
92,50
43,0
90,50
47,1
95,50 45,3 3,95
325
3,475
27,7
3,95 29,3 2,62
40,1
5/111/
4
0,78
1-
37,9
0,60
17,-
37,3 3,30
41,1
–
JUTE
First Marks”
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
.
Middllng Upland
Super Fin
cml. Londen
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13/14 Dernier
Stand. Ribbed
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.
ermno
,
s Av.
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib. wit Gr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets
loco Londen
p.
Ib.
1
HerI.Ned.Ct.j
HcrI.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl. Ned
Cf
I
Not.
iTe
_
r1.Ned.Ct.j Not.
Not.
1927
t
442,38
%
103,4
£
36.10/-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
133,8
%
96,8
pence
26,50
cts.
244,9
%
104,8
pence
48,50
t
13,55
%’
105,8
$
5,44
cts.
93
%
140,2
penci
18,50 1928
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259
1
7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54 81,4
10,75
1929
395,49
92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10,25 1930
1931
Q
257,97
60,3
21.6/9
33,6 71,4
13,50
19,7
.54,8
3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7 26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
1932
192,15 44,
0
17.1/7
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44
1
0
109,0
46,6
23,25′
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,12
Q
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37!
1933 1934
Z
128,63
115
,
85
30,1
15.12/2
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5 28,25
3,21 25,1
1,61
II
16,6
3,25
1935
134,52
27,1
31,4
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2 16,50
95,8
41,0 30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6
6,25
1936
18.1118
.17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5
84,5
36,2
28,-
2,41 18,8
1,63
18
27,1
6,-
1937
u
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25 37.7
7,75
1938
183,46
42,9
20.8/4
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34 89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
35,50
‘
3.30
25,8
1,865
36 54,3
9,50
165,24
38,6
18.1513 15,7
33,3
8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
‘
44,8
16,75
96,1 41,1
26,-
2,99
23,3
1,64
27
40,7
7,25
Mei
1938
Juni
0
158,09
36,9
17.12/2
15,3
32,5 8,48
15,2
42,3
4,06
61,7 44,6
16,50
-98,9
42,3
26,50
2,82
22,0
1,56
21
31,7
5,62′
153,41
35,9
17.2(6
15
1
1
32
1
1
8,37
14,3
39,8
3,85
60,5
43,8
16,25
95,5
40,9
25,50
2,81
21,9
1,55
23 34,7
6,25
Juli
Aug.
z
169,20 174,59
39,5
40,5
18.17/10
19.1018
16,1
15,3
34,2
32,5
8,88
8,37
15,7
14,7
43,7
40,9
4,20 3,95
60,9 61,4
44,0
44,4
16,25
16,50
97,1
95,8
41,5
26,-
3,22
25,1
1,775
28 42,2
7,50
Sept.
,,
170,11
39,8
19.119
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2
3,84 62,0
44,9
16,75
.94,9
41,4,
40,6
26,-
25,50
3,11
3,17
24,3
24,7
1,695 1,705
29 30 43,7
45,2
7,87′
8,-
Oct.
Nov.
z
171,48 165,33
40,1
38,6
19.1113
19.1/3
15,9 16,7
33,8 35,5
8,62
9,09
14,3 14,6
39,8
40,6
3,92 4,03 62,6
45,3
17,25
94,8
40;6
26,-
3,27 25,5
1,775
31
46,7
8,37′
Dec.
0
163,83
38,3
19.1/6
15,9
33,8
8,62
14,4
40,1
403
61,4
59,3
44,4 42,9
17,-
16,50
–
92,2 89,5
39,5
383
25,50
25,-
3,19
3,22
24,9
25,1
1,735
1,75
29 29 43,7
43,7
8,12′ 8,12′
Jan.
1939 178,37
41,7 20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2
4,14
58,5
42,3
16,25
89,2 38,2
25.-
3,37 26,3
1,83
29
43,7
8,
1’ebr.
203,23 47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9
4,05
58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75
3,80
29,7
2,03
29
43,7
8,-
Maart
,,
April
Z
208,49 48,7
23.1216
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3
4,13
59,8
43,2
1
6,
25
90,8 38
1
9
24,75
4,07
31,8-
2,16
30
45,2 8,25
,
236,15 249,48
55,2 58,3
26.16/3
28.1113
16,7 17,7
35.5 37,6 8,86
9,51 15.2
15,8
42,3 44,0 4,15 4,33
59,9
62,3
43,3
45,1
16,25
17,25
89,2
87,6
38,2
37,5
24,25
24,-
4,38
4,81
34,2
37,5 2,32
2,57
5
29 29
43,7
43,7
8,
3-31 Mei
,,
243,-
56,8
27.17/6
18,2-
38,6
9,77
15,7
43,7
4,33
63,6
46,0
17,50
‘
88,1
37,7
24,25
4,92 38,4
2,64
30
45,2
8,12′
8,37′
1 Mei-S Juni
236,10
55,2
27.-!-
18,6
39,5
9,92
15,7
43,7
4,33
62,9
45,5
17,25
89,3
38,2 24,25
4,64 36,2
2,49
5
31
46,7
8,37′
’39
6-13 J u n i
233,33
54,5
26.101-
18,6
39,5
9,89
16,5
45,9
4,50
66,0 47,7
18,-
91,7
–
39,2
25,-
4,83
37,7
2,56
5
30
45,2
8,25
–
KOPER
Standaard
LOOD
gem. prompt en
Loc
‘IIN
n
IJZER
‘
Cleveland No. 3
GIETERIJ-IJZER
(Lux III)
ZINK
gem. prompt en
ZILVER
cash Londen Loco Londen
per Eng, ton
1ev. 3 maanden
Londen per Eng, ton
°E on
e
P r
ng.
franco Middlesb.
–
per Eng. ton
per Eng. ton
to. b. Antwerpen
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not.
jHerI.Ned.Ct.j
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl,Ned,Ct,/
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
1927
t
675,10
%
85,9
£
55.13111
t
295,75
%
106,5
£
24.811
t
3503,60
%
120,6
£
289.1/5
t
44,10
%
104,7
sh.
72/9
t
–
39,10
‘
%
98,9
Sh.
:6416
‘
t
345,40
%
108,8
£
28.9/11
cts.
132
%
101,5
pence
26
1
1,,
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.3/4
2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.5/5
135
103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2 23.4111
2465,65
84,8
203.18
1
10
42,45
100,8
70/3 41,55
105,1
68/9
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
/
1
,
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.1(5
1716,20
59,1
141.19(1
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
’59(6
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17″!,,
1931
431,85 54,9
38.7(9
146,60
52,8
13.)7
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
58(8
28,90
73,1
51
1
5
140,05
44,1
12.8/11
69
53,1
145
1
1932
275,75
35,1
31.14
1
8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18/10
25,40
60,3
5816
22,20
56,2 ‘5111
118,95
37,5
13.13/10
64
49,2
17
13116
1933 1934
0.1
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11(11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
.
51/-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
18
226,80 28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
2111
4
1935
1936
,n
230,95 298,75 29,4
31.18/1
103,40
37,2
14.5/8
1634,25
56,2
225.14/5
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
561- 102,65
32,3
14.3/6
87
–
66,9
28
15
/
16
1937
488,55 38,0
62,1
38.8/1
54.8/3
137,15
208,95
49,4
75,3
17.12/7
23.5/6
1592,-
2176,70 54,8 74,9
204.12/8
242.7110
28,40 41,30 67,4 98,0
73
1
–
91111
22,40 47,10
56,7
119,2
57(7
10511
116,55 199,80
36,7 63,0
14.19/7
22.414
65 75
50,0 57,7
20
1
1,,
1938
361,40 46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.13/11
48,45
115,0
109/-
30,30
76,7
68/2
125,15
394
14.1110
72
55,4
20
1
116
19
9
1
Mei
1938
u
328,80 41,8
36.12/9
127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90
116,1
109/- 29,75
75,3
66(4
113,50
35,8
12.12,6
70
53,8
18
3
/
4
Juni
Juli
,,
317,80 356,45
40,4 45,3
35.9
1
5
39.15
1
11
125,35 133,50
45,1
48,1
14.-/-
14.18/2
1599,30
1725,45
55,0 59,4
178.10/-
192.13
1
2
48,85
48,80
115,9 115,8
109
1
–
109/- 28,05
27,25
71,0
69,0
62
1
8
118,40
37,3
13.4/3
71
54,6
18
1
5
1
1
6
Z
363,35
46,2
40.1219
127,20
45,8
14.4/6
1722,60
59,3
192.131-
48,75
115,7
1091-
‘26,80 67,8
60/11 601- 127,85
124,10
40,3
‘39,1
14.5/6
13.1716
–
72
72
55,4
55,4
19
3
/8
19
3
1,
374,70
47,7
42.-!-
136,50
49,2
15.6/-
1727,30
59,4 193.12/6 48,60
115,3
109/-
28,30
71,6
63/5
126,85
40,0
14.4(5
72
55,4
19
5
/1,
Oct.
,,
.
399,35
50,8
45.111-
141,55
51,0
16.2/11 1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
10917
30,05
76,0
68/7
132,30
41,7
15.1/9
72
55,4
19
9
116
Nov.
389,70 49,6
44.19/5
139,0
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.2/6
47,20
112,0
1091-
29,85
75,5
68111
124,25
39,2
14.6/9
72
55,4
197/
Dec.
372,90
47,4
43.81-
130,70
47,1 15.412
1842,55
63,4
214.816
46,90
111,3
1091-
29,20 73,9
67/10
118,05
37,2
13.14/9 72
55,4
20
1
18
Jan.
1939
0..
371,15 47,2
42.1918
125,15
45,1
14.9110
1857,55
63,9
215.216
42,65
101,2
991-
28,90
73,1
6711
118,35
37,3
13.14/1
73
56,2
20
1
/4
Febr.
Maart
t..
Q’
371,40 379,65
47,2
42.9/1
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6
214.915
43,30
102,8
991
–
29,55 74,6
6716
119,95
37,8
13.14/3
74
56,9
20715
April
370,30
48,3
43.-/4
130,35
46,9
14.15/4
1902,50
65,5
215.1113
43,70
103,7
991- 29,80 75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75 57,7
205/16
,,
47,1
42.-1-
126,75
45,6
14.7,6
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
99/-
30,05
76,0
6812
118,70
37,4
13.9/3
73
56,2
20
Mei
•
0
364,65 46,4
41.151-
127,25
45,8
14.1117
1970,55
67,8 225.121-
43,25
102,7
99/-
31,20 78,9
71
1
6
120,65
38,0
13.16
1
3
73
56,2
20
1
1
8
23-31 Mei
.,
368,-
46,8
42.5
1
–
127,70
46,0
14.13
1
2
1972,95
67,9
226.10
1
–
43,10
102,3,
99/-
31,80 80,5
731-
123,05
38,8
14.216
73
56,2
20
31 Mei 6Juni
313,15 47,5
42.7/6
128,55
46,3
14.11/11
1992,40
68,6
226.5
1
–
43,60
103,5
99
1
–
32,35 81,9 73
1
6
124,40
39,2
14.2,6
73
56,2
20
’39
6-13 Juni
366,90
46,7
41.1216
126,70
45,6
14.716
1976,75
68,0
224.51-
43,65
103,6
99/-
32,60 82,5
741- 124,75
39,3
14.3/2
73
56,2
,
19″/16
UDDELEN EN GRONDSTOFFEN. (Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
485
GE-
SLACHTE GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN ARG. RUND-
–
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’damjA’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
CII. Nederland
per
1
12 kg.
suiker loco
Rotterdam/
veilln
A’dam
Oetn.Tava
–
Robusta
Superior
per 100kg
per
1
00kg
Londen per cwt.
_____________
Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
en
Sumatrathee
‘
E
Herl.Ned.Ct.l
Not.
H
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Rotterdam Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’!s kg.
t
%
t
%1
%
sh.
fi7jihcts.
%f
%
ets.
%
1927
– –
–
–
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,875 95,5
54,10 91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
.
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5
109,2 67,81 101,8
11212
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2 45/10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25 91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7
2,97
100,3 4/11
21,04 61,0
34/11
32
65,2
38,10 64,4
9,60
60,0 60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
4/4
13,84
40,1
24/7 25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3/11
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04 50,8
6,32
5
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30, 74
46,2
7417
1,54
52,0
3/9
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,325
34,5
32,75 43,2
37,0
1934 1935
61,50 48,125
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
88(1
1,42
48,0
3/91
8,15 23,6
21/10
16,80
34,2
18,40
31,1
4,075
25,5
40
52,8
34,9
1936
53,42
5
50,8
56,4
51,62
5
48,60
60,5 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
88/5
9316
1,19
1,48
40,2 50,0
3/3112
3/91/2
8,15
12.05
23,6
34,9
2216 3014
14,10
13,62
5
28,7
27,8
15,21
16,875
25,7
28,5 3,85
4,02
5
24,1
25,2
34,50
40
45,5
52,8
32,5
39,2
1937
71,27
5
75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9
22,37
5
37,8 6,22
5
38,9 53,50
70,6
53,6
1938
67,55
7i,3
63,62
5
74,6
44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4/41/2
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2 5,20
32,5
51,-
67,3
46,6
Mei
1938
71,50
75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031- 1,92
64,9
4/3112
8,64 25,0
19/3 12,50
25,5
14
23,7 4,70
29,4
53,
70,0
47,1
Juni
70,50
74,4
59,95
70,3
43,99
66,1
98/2
1,96
66,2
414
1
/2
8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13,75
23,2
4,72
5
29,6 49,50
65,3
45,5
Juli
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
103/9 1,98
66,9
415
9,76
28,3
21194
12,75
26,0
14
23,7
4,95 31,0
47,75
63,0
46,5
Aug.
67,-
70,7
63,75
747
45,32
68,1
101/5
1,96
66,2
4/4
1
/,
10,04
29,1
2215
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3 49,50
65,3
45,5
Sept.
64,65
68,3
62,45
73,2
43,67
65,6
99/-
1,90
64,2
4/33/4
10,41
30,2
23/44
13,50
27,5
14,50
24,5
5,35
33,5
53,_
70,0
45,7
Oct.
•
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98/-
1,99
67,2
4(6
1
/4
10,02
29,0
22/104
14,30
29,1
15,50
26,2
5,225 32,7
54,-
71,3
44,6
Nov.
62,15
65,6
60,87
5
71,4
39,28
59,0
907
1,99
67,2
417
9,51
27,5
221114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3
43,2
Dec.
63,35
66,9
59.75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
414314
9,03
26,2
211-
13,50
27,5
15
25,4 5,72
5
35,8 46,50
61,4
43,6
Jan.
1939
63,67
5
67,2
56,87
5
66,7
41,93
63,0
9716
1,94
65,5
4/611
4
8,95 25,9
20j94
13,20
26,9
15
25,4
5,85 36,6 47,50
62,7 43,4
Febr.
,,
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14 26,5
201104
13
26,5
15
25,4
5,775
36,1
48,75
64,4
41,7
Maart
62,47
5
66,0
55,82
5
65,4
44,39
66,7
10017
1,84
62,2
412
9,27
26,9
211-
13
26,5
15
25,4
6.27
5
39,2
50,50
66,7
42,8
April
,,
65,32
5
69.0
56,40
66.1
42,08
63,2
95/6
1,75 59,1
3/1 1
3
/4
9,05
26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,32
5
45.8
53,50
70,6
43,0
Mei
,,
70,7
55,95
65,6
39,28
59,0
90/-
1,85
62,5
4/23/4
8,85 25,6
20/34
13
26,5
15
25,4 8,52
5
53,3 52,25
69.0
43,2
1-31 Mei
,,
71,8
55,50
65,1
39,25
58,9
90/-
1,82
61,5
4/2
8,93
25,9
2016
13
26,5
15
25,4
8,50 53,2 51,75
68,3
42,6
1 Mei-6 Juni
71,8
55,50
65,1
39,21
58,9
90/-
1,87
63,2
4/31/,
8,93 25,9
20i3
13
26,5
IS
25,4
8,12
5
50,8 51,75
68,3
42,7
3-13 Juni ’39
63,30
66,8
53,75
63,0
39,64
59,5
90/-
1,76
59,5
41-
8,98
26,0
20144
13
26,5
15
25,4
8,12
5
50,8
51,-
.
67,3
42,6
ORENENHOUT
Zweedsch ongesort.
211
X
7 per standaard ex opslagpl. Londen
VUREN-
HOUT
basis 7″
f.o.b.
Zweden/FinI.
perstandaard
van 4.672 M’.
öÊ
HUIDEN
Gaat,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam
–
COPRA
Ned.-lnd.
1. m.s.
per 100 kg
Amsterdam
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per Iongton
c.i.f. Londen
LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)
–
GOUD
cash Londen
per ounce line
Herl.Ned.Ct.I
Not;
I”
E
HerI. Ned. Ct.
Not,
Hen. Ned. Ct.
1
Not,
t
%
T
7
7
–
f
1
%
7
T’
7′
%
5h.
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25
80,5 27,375
89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
851-
92,7 95,4 84,5
1930
218,43
95,0
18112
141,50,
92,7
25,36
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2 14.10/4
181,75
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141- 110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7 12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
92/5
47,0 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.13/4
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
35,9
51,25
99,6
118/-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1
10.19/4
75,50
38,8
51,35
99,8
124/7
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.18/4
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3 51,50
100,1
137/8
31,0
37,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5 51,50
100,1
142/2
32,2 37,0 34,8
1936
.139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4
39,0
42,2
40,7
1937
205,35 89,3
22.1712 132,25
86,6
23,35
58,2
.
15,22
5
49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 57,0
55,9
1938 189,94
82,6
21.717 109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5
32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,5
44,5
Mei
1938
195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.41-
98,50
50,6
62,85
122,2
1401-4
39,4
41,8 40,0
Juni
,,
190,37
82,8
21.5/-
102,50
67,1
14,-
34,9
9,775
31,9
92,40
36,9
10.613
96,-
49,3
63,05
122,5
140/84
38,9
41,1
40,7
Juli
,,
188,10
81,8
21.-/-
102,50
67,1 14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.1712
102,-
52,4
63,20
122,8
141/2
41,3
48,2
44,3
Aug.
,
187,70
81,6
21.-!-
103,-
67,5
14,75
36,8 9,725
31,8
93,55
37,4
10.9/3 96,50
49,6
63,60
123,6
142/4
40,9 47,6 45,2
Sept.
182,97
79,5
20.15!-
105,-
68,8
15,25.
38,0
9,475
30,9
91,44
36,6
10.5/-
96,25
49,4
64,55
125,5
144/9
41,0 48,0
46,9
Oct.
184,29
80,1
2l.-/- 107,-
70,1
15,75
39,3
9,07
5
29,6
88,01
35,2
10.-/9
92,50
47,5
63,90
124,2
145/94
41,3
47,8
47,9
Nov.
,,
177,72
77,3
20.101-
108,50
71,1
15,50
38,7 8,125
28,5
85,14
34,0
9.1611
90,-
46,2
63,95
124,3
147174
40,0 46,8
45,9
Dec.
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1 14,50
36,2
,
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2110
91,25
46,9
63,95
124,3
148110
40,2 46,6 45,3
Jan.
i939
174,17
75,7
20.51-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5
29,6
88,20
35,3
10.4/9 89,25 45,9
64,20
124,8
14818
40,7
46,5
45,7
Febr.
169,53
73,7
19.819
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
10.6111
90,50
46,5
64,90
126,1
14814
42,1
46,4
46,1
Maart
•
169,89
73,9
19.51- 116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5
41,6
‘47,8
April
,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76.9
14,50
36,2
9475
30,9
91,89
36,7
10.8/5 94,50 48,5 65,45
127,2
14816
44,1
47,7
48,8
Mei
178,52
77,6
21.-/6
119,50
78,3
14,50
36,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3 64,85
126,0
14854
45,9
48,5
49,9
1-31 Mei
183,15
79,6
21.-!-
120,-
78,6
14,50
36,2
10,125
33,1
104,53
41,8
12.-/-
98,-
50,3 64,65
125,7
148154
46,4 48,6
50,5
t Mei-6 Juni
182,99
79,6
21.-/-
120,-
78,6
14,50
36,2
10;125
33,1
108,43
43,4
12.613
100,75
51,8 65,35
127,0
148/44
46,6 48,9
50,8
5-13 Juni’39
184,98
80,4
21.-!-
125,-
81,9
14,50
36,2
10,075
32,9
107;98
43,2
12.51-
100,50
51,6
65,85
128,0
149/5
47,0
48,9
49,9
bunkerk. ongez. 33 t/m. 33.9° Bé s. g.
per
franco schip
franco Schip
50 ton franco
TËNKOLEN
PETROLEUM
BENZINE
KALK-
CEMENT
ST £ EN EN
–
Westf./HoIl.
Mid. Contin. Crude
Gulf Exp. 64166°
SALPETER
ZWAVELZURE
f.o.b. R’dam/
te N.-York p. barrel
U.S. gallon
Ned.penlookg
Ned. per 100kg
voorden wal
p. 1000 stuksip. 1000 stuks
AMMONIAK
levering bij
binnenmuur buitenmuur
‘
A’dam per
–
bruto
Rotterdam Rood en
/ Klinkers en
‘_
S
1000kg.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.l Not..
Boeregrauwi Hardgnauw
T
%
f
%
cts.
ïjUs
,f
7
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65
104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
10410
19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40
104,4
3,06
9914.
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
9812
18,55
102,0
12,-
91,7, 20,-
107,1
98,5
95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
’19,-‘
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,51
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
8,-
7313
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0
0,57
9,24
32,0
. 4,63
. 6,18
‘55,2
4,63
41,5
11,-
60,5
8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5,. ,.8,S0
45,5
44,8
38,8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5
6,75.
51,6
8,50′ ‘ 45,5
46,4
39,9.
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70
51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,1
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9
66,4
60,5
1938
9,75
89,3
2,03
65,8
1,12
8,84
30,6
4,87
5,95
53,2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,7
48,0
Mei
1938
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,92
30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,
–
8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,6
48,3
Juni
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,
64,3
55,7
48,0
Juli
9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97
31,0
4,94
5,55
49,6
4,80
43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,9
49,3
Aug.
9,80
89,8
2,12
68,7
1,16
8,89
30,7
4,85
5,65
50,5
4,90
43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,7
48,9
Sept.
9,60
87,9
2,16
70,0
116
8,93
30,9
4,81
5,70
51,0
4,95
44,4
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5
49,5
Oct.
9,45
86,6
1,91
61,9
1:04
8,68
30,0
4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
12,85
70,7
9,50
72,6
121-
64,3
56,9
49,8
Nov.
9,35
85,6
1,77
57,3
0,96
8,31
29,0
4,52
5,80
51,8
5,05
45,3
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,1
.
49,0
Dec,
9,50
87,0
1,77
57,3
0,96
8,11
28,0
4,41
5,90
52,7
5,15
46,1
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
48,6
Jan.
1939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96
8,08
2719
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5′
Febr.
9,15
83,8
1,79
58,0
0,96
8,18
28,3
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
‘ 72,6
12,–
64,3
55,5
49,4
Maart
»
9,65
88,4
1,81
58.6
0,96
8,31
28,7
4,41
‘6,10
S4,S
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5
50,6
April
,,
9,65
88,4
‘1,81
58,6
0,96
8,66
29,9 .
4,60
6,10
‘54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50.
72,6
12,-
64,3
56,3
50.7.
Mei
10,-
.
91,6
1,79
58.0′
0,96
8,74 .
30,2
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
,
51,9
3-31 Mei
,,
10,25
93,9
1,79
58,0
0,96
8,73
30,2
4,69
6,10
.54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,–
64,3
57,4
52,4
1 Mei-6 Juni
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,72
30,2
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
58,0
52,8
8-13 Juni ’39
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5
‘ 4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
51,9
53,0
486
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14Junj 1939
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 12 Juni 1939.
Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
9.969 576,64
sels,Prom., Bijbnk.
,,
455.609,50
enz. in disc. Ag.sch.
,,
1.066.381,94
f
11.491.568,08
Papier o. h. Buiteni.
f
2.250.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
2 250.000.
Beleeningen
Hfdbk.
f
171.701.117,27′
ncl. vrsch. Bijbnk.
f
, 4.370.581,93
in rek.-crt.1 Ag.sch. , 30.931.32593
op onderp.I.
f
207.003.025,13
Op Effecten enz.
.. f
206.290.930,911)
OpGoederen en Ceel.
,,
712.094,22 207.003.025,131)
Voorschott. a. h. Rijk ……………. .,
–
Munt, Goud ……
f
106.637.555,-
Muntmat., Goud .. ,,1.093.137.934,03
[1.199.775.489,03
Munt, Zilver, euz.
19.052.735,09
Muntmat. Zilver..
–
,, 1.218.828.224,12
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,
43.957.195,91
Gebouwen en Meub. der Bank …….. ..
4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
9883.576,27
Staatd. Nederl. (Wetv. 2715/’32, S. No. 221) ,,
7.629.955,16
Paasiva
f
1.505.623.544,67
________________________
Kapitaal ……………
. ………… f
20.000.000,-
Reservefonds …………………… ..4.277.243,54
Bijzondere reserve ………………,,
7.756.940,37
Pensioenfonds ………………….,,
11.992.059,02
Bankbiljetten in omloop …………….1.015 307.890,-
Bankassignatiën in omloop ………. .. 206.013,09
Rek.-Cour.
Ç
et Rijk
f
38.172.125,28
saldo’s:
Anderen ,,405.550.240,65
443.722.365,93
Diverse rekeningen ……….. …… .,2.361.032,72
f
1.505.623.544,67
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
635.039.129,67
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe de bank gerechtigd is ,, 1.587.597.820,
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ……………….. ..
–
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-lndig
(Wet van
15
Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
f
63.247.800,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circulatle
opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.
__schulden
saldo
_
perc.
12 Juni ’39 106638 1.093.138 1015.308 443.928 635.039 84
5 ,, ’39 106638 1.102.856 1033.895 436.478
639.483 83
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521
1
54
Totaal
I
Schat kisl-
, –
Papier
Diverse
Data
bedrag promessen
In
op het
reke-
discon to’s rechtstreeks n g
buttenl.
I
ningen
1
)
12 Juni 1939 14.492
–
207.003
2.250
9.884
5 ,, 1939 11.574
–
207.573
2.700
13 276
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
1)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulaile
opeischb.
I
metaal-
schulden
saldo
10Juni’39
2
)
13770
201.110
71.200 25.846
3
,,
1392)
135.720
197.840
84.580 26.752
13Mei1939
116.886
1
18.374
197.838 74.816
26.198
6
,,
1939
116.886
18.032
197.695
86.556
21.083
25Juli1914
22.057
1
31.907
110.172
12.634
4.842
Data
Wissels,
buiten
Dis-
Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen ningen
1)
percen-
_____________
betaalb.
(age
10Juni’39
2
)
13.590
7140
61.640
49
3
‘392)
13.810
79.130 57.510
50
13Mei1939
12.548 64.571
50
14.450
48,99
6
,,
1939
12.215 14.379
i
50.942
71.667
48
25Juli1914
6.395 7.259
1
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafIsch
ontvangen.
BANK VAN ÉNGELAND.
BankbllfJ Bankbuj.
1
I
OtherSecurities
Data
Metaal
in
I
n BankinglDisc.and circulatie Departm. Advances securittes
7Juni 1939
226.748
498.371
27.789
7.801
22.608
31 Mei
1939
226.719 499.776
26.384
7.999
21.714
22 Juli
1914
40.164
29.317
33.633
OtherDeposits
Dek-
Data
Bankers
1
j
Ac0cbotReserve
kings-
7 Juni’39
18.401
100.623
36.104 28.376
18,2
31 Mei ’39
1114.176
118.966
38.340
82.391
37.085 26.943
17,0
22 Juli ’14
11.005 14.736
1
42.185
129.297
52
t)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Daia
Goud
Zilver
Te
goed
in het
w
–
Waarv.
op
het
B 1
–
e:
R
hot
buiten!.
se
buiten!.
ni
g
‘
a. d. Staat
1Juni’39
T8
676
1
9
743
3.869
30.
7
1
25 Mej ’39
92.266
696
12
1
57
0.486
742
3.478 30.577
23 Juli’14
4.104
640
–
1.541
8
769
–
Bons
P.
d.
.
Rekg.
Courant
Data
zelfst. amort.
k.
Circulatie
Staat
Zelfst.
Parti-
amort.k.1
culieren
I Juni’391
5.470
3.339
122.900 2.104 2.085
16.520
25 Mei’391
5.470 2.820
122.391
2.472
1
2.101
17.570
23Juli’14
– –
5.912
401
–
943
1)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
1
Belee-
ten!. circ.
dekking
1
en
1
ningen
banken
1
)
geldende
1
cheques
31 Mei
1939
t
70,8
1
10,6
1
6,0
1
23
,,
1939
1
70,8
J
10,6
1
6,2
1
7.202,7
1
29,0
30 Juli
1914
11.356,9
– –
750,9
1
50,2
Data
Effec- 1 Diverse
Circu- 1 Rekg.- 1 Diverse
ten
1
Activa
2
)
1
latie
t
Crt.
1
Passiva
31 Mei 1939 1 921,7 1 2.057,4
8.525,4 11.291,7 1 569,5
23
1939
821,1
1.535,4
11.103,4 1 5728
,,
30 Juli 1914 1 330,8
200,4
1.890,9
94- 1
40,0
1) Onbelast.’) w.o Rentenbankscheine 31, 23Mei, resp. 15,24 miii.
NATIONALEBANKVANBELGIË (in Belga’s).
Goud
.
–
Rekg.Crt.
Data
c
‘O1L
.9
N
1939
.90
.
.9.9, i’c
‘-c
s
.
8/6IT31 51 1 639 1 435 55 1144
JT8
183
1/6 .
3
.
1
51 51
5691 4801114 144 242 1 4.4691 31 157
FEDERALRESERVEBANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
1
Goud
Totaal
certi,f-
Oiher
In her-
1
In de
ash”
2)
disc. v. d.
1
open
member
1
markt
bedrag
cafen’.
banks
1
gekocht
24 Mei ’39 13.292,1 113.282,7
382,1
4,1 1
0,6
17’39
13
.
2
3
2
,
1
113.222,7
365,4
3,610,6
Belegd 1 F. R.
–
1 Goud- 1 Aleem.
Totaal
Gestort
Dek-
1
L5’ek-
Data
In U. s.
1
Notes
Gov.Sec
1
in circu- Depo- Kapitaall
kings- 1 kings-
sitos
1
latie
1
perc.’)
1
perc.
4
)
24 Mei
‘391
2.564,0 1 4.446,4 111.569,81 134,9 1 85,4 1
–
17 ,, 391 2.564,0 4.463,3 11.474,5j 135,0
85,3 1
–
t)
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. 134 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
Other Cash” does not Include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad teenover opeischbare schul den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
V’rhouding tot
voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
Reserve t
Totaal
1
Waarvan
Data
1
Aantal
1
conto’s
I
Beleg-
bij de
I
depo-
1
time
leenin.
en
I
gingen
F. R.
I
sito’s
I
deposiis
beleen.
1
1
banks
1
17 Mei ‘391
2 1 8.046 13.563
8.352 1 29.840 1 5.247
10 ‘ ‘391 2 1 8.085 113.634 8.337 29.815 5.249
Do posten van De Ned. Bank do Javasche Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenon van
de betreffende valuta.