-w•
–
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
EconomischmwStatistische
Berichten
ALGEMEEN XEEKBLAD’VQOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
4E
JAARGANG
WOENSDAG 7 DËCEMBER 1949
Nô. 1700
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries.
Redacteur-Secretaris: C. van den Berg.
‘Ftp. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
CÔMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGiË:
J. E. Mertens; R. Miry; J van Tichelen; R. Vandepuue;
F. Versichelen.
t
t
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
t
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week ….. ……………. 967
Somhaire. summaries
……………………..967
De
ontwïlckeling
van
de
Nederlandse
consumptie
van voedingsmiddelen door Prof.
Dr M. J. L.
Dols
en
T.
Mulder
……………………..
968
Financiering
en
financieel
beheer
der
Verenigde
Naties
door
P.
C.
J.
Kien
………………..
970
liet bedrijf der Nederlandse levensverzekeringmaat-
–
schappijen in 1948
door L. van Zwol …………
973
Omzetbelasting en
de concurrentieverhoudingen in
de bouwnijverheid
door P. A. Ezerrnan
……..
975
London Letter
door Henry
Halce
…………….
976
Ingezonden
stuk:
Prijsehisticiteit van de in-
en uitvoer en (le ontwikkeling
Van (le Nederlandse betaliiigsbalaiis
door
1)r
1′.
11f.
C.
Blom
met naschritt van
Prof. Dr T. Tinbergen
……..
977
A a n t e k e n
i
n g
Dc
economische
toestand
in
Spanje
………………
978
Internationale
no.tit.ies
De invloed ‘van de devaluatie op dc Britse
–
in- en uitvoer-
j)rijzeii
……………………………………
9$j
Uitbreiding van de raftinagecapaciteit mde Marslmail-Inimden
981
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
981
Statistieken:
Bammkstaten
………………………………….
982
Stand
van
‘5
Rijks
Kas
…………………………
983
1ndeeljters vals lonemi volgens regelingen in Nederland
..
983
Iii-
en
uitvoer van
Nederiammd
……………………
983
De
koleimpositie
van
België
……………………..
983
DEZER DAGEN
is een oud schip, dat niet moer zeewaardig was, naar
buiten gesleept en tot zinken ebracht. lIet heette ,,Im-
placable” enhet dreef langer en beter dan van zo’n oud
gevaarte’ was vermoed.
Nog zullen velen in Nederland in dit oude Engelse
oorlogsschip een symbool willen zien van het Koninkrijk
der Nederlandei, in zijn eerste vorm. Met droefheid zien
zij, hoe, wat zij een goed schip meenden, door de golven
der historie wordt overspoeld.
Een’ gevaarlijk symbool, want van ondergang is geen
sprake. Een gevaarlijk symbool ook, omdat men niet
van tot zinken brengen kan spreken: De Staten-Generaal
wacht een zware beslissing, met als achtergrönd het raadsel
van de zin der geschiedenis.
Raadsel, dat op meer plaatsen boeit. Is er al dan niet
een Duitse wens tot herbewapening? De Duitse kanseljer
heeft het, in dupliek, ten sterkste ontkend. Voor zover
rapporten over de volksmening in Duitsland ter beschik-
king’taan, staat de grote meerderheid momenteel sterk
afwijzend tegen een hernieuwing van de militaire dienst.
Maar, do geestsjlooi van de volken van het oude
Europa is eeuw-na eeuw vastgelegd. Nog krijgt men uit
velerlei recente berichten niet de indruk, dat de ervaringen
vai de tweede wereldoorlog op het Duitse volk als een
,,shock-therapie” hebben gewerkt, zodat de geestesstruc-
tuïir is veran’derd.
En pok de politieke kaart van Europa vertootit alle
lagen van lange kruisende ontwikkelingen. De paden zijn
diep. Dan gaat, zoals het oude lied zegt, ,,hetlozevisschertje
uit visschen al in ‘t riet”. Dat lied eindigt met leren laarzen;
do Duitse kanselier ziet de slotregel nog verre.
Vissers komen vaak ontevreden thuis. Zo verging het
ook de IJmuider trawlvloot, die, economisch gesproken,
slib heeft gevangen. Thans zijn de schepen aan de kettih
gelegd; de beoefenaren van een historisch bedrijf menen
geen zee te kunnen houden.
Zo somber was de minister van Economische Zakn
niet over het gehele landshestel; maar op een rijke vangst
met kalme zeegang behoeft men bèpaald niet te rekenen.
De Nederlandse economie lijdt, als de Noordzee, aan over-
bevissing.
,,De vischhoek Ionkte, het visje .hapte”. Zo gretig als
Staring’s Annet waren de vertegenwoordigers van de
Europese landen, die .nieuwe regionale schikkingon op
economisch gebied moesten onderzbeken, niet. Men heeft
lijnen uitgezet, maar een nieuw kweekproduct met een
nieuwe kunstnaam is nog niet boven water gekomen.
Is niet geduld het kenmerk van de bekwame visser?
Ook de Nederlandse Regering heeft voorzithtig een
visje uitgeworpen; zij is niet ongeneigd tot enige loons-
verhoging. Tegelijkertijd houdt zij de wateren in beweging:
de subsidiepolitiek heeft’ ten opzichte van, varkensvlees
een plotselinge wending ondergaan, gezocht wordt naar
compensatie. liet vissen met twee hengels is een inspannend
bedrijf.
1
WCOMOTIEf
o
spE
ZEEROUDE
EERSTE NEDERLANDSCHE
Veriekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd to ‘s-Oravonhago
110MINISTRATIEKANT005 QORDRECHT . BELLEVUESTHAAT 2, TELEFOON 5345
Per so n e eis- Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumentetrd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
BELASTINGCONSULTATIE-
G R A F 0 L 00 G
BUREAU
H. LANOOY -ROTTERDAM
A. 1. ‘F. Leverington
Alle belastingzaken
PSYCHOL. ADVIEZEN
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel.
J. Luykenstr. 6, Tel. 50199
•D. Sweepe, Oud-Ontv. der Bel.
N. A. Schol, Candidaat-Notaris.
TStr Dr
Steinmetz Bel.
Jurist.
1
Nederlandsch Indische Handelsbank, N.V.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage
1
Alle Bank- èn Effectenzaken
* Iedere
week zeer
veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbie4ingen van binnen- en buitenland.
Plaats
000T
export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.’
Abonnementsprljs
f15.—
per jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
met papier geïsoleerde kabels
.
voor zwakstroom en sterkstroom
–
1
/
koperdraad en koperdraadkabel
kabelgarnituren. vulmassa en olie
r.
LAF-CHE KABELFABRIEK
___ __
OELFT
W”-
7
Decembr 1949
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
967
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. 1)r
M
J. L. Dois en T.’
Mulder,
De ontwikkeltng ç’an
de iVederlandsë consitrnptie oan ioedingsmiddelen.
Schr. komen in dit ‘artikel tot de conclusie, dat onze
huidige voedselvoorziening in grote trekken weer het
vooroorlogse beeld vertoont. In vergelijking met wat
voedingsdeskundigen heden ten dage voor Nederland als
norm stellen, blijven er nog wel kleine wensen, met be-
trekking tot enkèle bijzondere nutriënte te vervullen.
Nast.reving van deze aanassing zal ‘zonder twijfel de
individuele arbidsproductiviteit gunstig kunnen beïn-vloeden, doch deze verbetering van het Nedef’landse
gemiddelde menu zal. slechts moeizaam kunnen worden
bereikt. Een versobering van het diëet in verschillende
klassen van onze bevolking is zowel uit hygiënisch als
econ6miscl
.
i oogpunt gewens t. .
P. C. J;
Kien,
Financiering
‘
en financieel beheer. der
Verenigde Naties.
In grote lijnen zijn in dit artikelde financiële en ad-
ministratieve aspecten der Verenigde Naties uiteengezet.
Zo worden behandeld: het jaarlijks budget, de dekking
der begroting, )iet financieel beheer, de adnlinistiatie en
de interne en externe contrôle.
L.
–
yjj .Zwol,
Het bedrijf der Nederlandse leQensQerzeke:,
ringnzaâtschappijen in 1948.
De productie van het levensverzekeringsbedrijf heeft in
1948 weer een aanzienlijke vermeerdering ondergaan,
vooral in de sector renteverzekering. Door normaal
verval kwamen, ondanks het thans grotere verzekerd
bedrag, nagenoeg dezelfde verminderingen tot stand als
in 1947. Hetabnormaal verval nam toe, o.a. in verband
met de verminderde geldruimte. Te verwachten is, dat dit
abnormaal verval in de toekomst nog verder zal toenemen,
terwijl uit cijfers, gepubliceerd door het C.B.S., blijkt,
dat de productie van nieuwe verzekeringen in 1949 achter-
blijft hij 1948. Het jaar 1949 zal in dit opzicht een kente-
ring in de spectaculaire ontwikkeling van de laatstd jaren
te zien geven. T.a.v. de sector volksverzekering kan, dooi’
toeneming van het verzekèrd bedrag per polis, geheel
afgezien van een verdere groei van het aantal polissen,
een toenming van het in totaal verzekerd bedrag worden
verwacht. Wat de kapitaal- en renteverzekering betreft,
is expansie zowel van het aantal polissen als van het
verzekerd bedrag pci’ polis mogelijk.
P. A. Eterman,
Omzetbelasting en de concu,’rentieoer-
houdin gen in dc bouwnijr’erhcid.
Er bestaat 01) liet ogenblik een principiële discussie
over de vraag, of een betorifabrikant, die hetonoriderdelen
vervaardigt voor montagebouw – en deze onderdelen
vervolgens zelf monteert, dan wel in onderaanneming laat
ionteren, omzetbelasting verschuldigd is ter zake van het
beschikken over deze onderdelen ten behoeve van het
onroerend goed, waarvan zij deel gaarruitmaken. Even-
eens wordt besproken, of door deze fabrikant omzet-
belasting is verschuldigd over de houten modellen, welke
door hem zelf zijn vervaardigd en waarover hij beschikt
voor het vormen dûi’ .betononderdelen. Tenslotte iou dan
nogmaals omzetbelasting dienen te worden betaald over
de totale aanneemsom van het bouwwerk wegens de
oplevering van een werk in onroerende staat. Schr. betoogt
nu, dat in het belang van een gezonde ontwikkeling van
de Nederlandse bouwnijverheid maatregelen dienen te
worden genomen, teneinde e ‘voorkomen, dat als gevolg
van deze heffingen van omzetbelastingen de concurrentie-
verhoudingen in ernstige mate’ worden verstoord.
SOMMAIRÈ.
Prof. Dr
M
J. L.
Bols en. T. Mulder,
Le, déruloppement
de in consommation de prdiiits alijnentaires aux
Pays-Bas.
A présent”le ravitaillement aux Pays-Bas a atleint en
grandes lignes le stade d’avant-guerre. 11 y a cependant
encore de petits dôsii’s â combler notamment en ce qui
concerne quelques produitg alimentâires spéciaux. L’amé-
lioration du menu néerlandais’ moyen ne s’accomplira
que difficilement.
P.
C.
J. TUen,
Le jinancement et la gestion financière de
i’O.N. U.
–
Cet article traite, grosso modo, des aspects financiers
et administratiîs de l’O.N.U.
L. van
Zwol,
Les compagnies d’assurances r’ie aux Pays
Bas en 1948.
,
t
L’activité des compagnies d’assurances vie a considéra-
blenient augmenté en 1948, surtout dans le secteur de la
rente viagèi’e. 11 i’ésulte des chiffres publiées par le ,,Cen-
traal Bureau voor de Statistiek” que le nomhre de con-trats,conclus en 1949, est inférieur celui de 1948. A ce
point de vue, l’année 1949 açcuera
UB tassement dans
le développement spectaculaire des assurances de ces
dei’nières ann’ées. . . ‘ –
P. A. Eterman,
La lasc de trans,nission et la concur,’ence
dans i’industrie de la construction.
Par suite d’un remaniement dans l’organisation et
de plusieurs incidences de la taxe de’ transinissiori’ le
montage des maisons préfabriquées enregistre un déficit
dans son prix de revient, se chiffrant
bL
2.6 p.c. du prix
total souscrit, comparativemerit aux prix de revient d
la,construction traditionnelle. Dans l’intérêt d’un dévelop-
pement s Ain de l’industrie de la cônstrilction, des mesures
doivent être prises af in qu’une pertw’bation affectantie
jeu de la concurrence n’en soit le i’ésultat.
SUMMARIES.
Prof. Dr M.
J. L. Bols cii T. Mulde,
Deaepnent of the
Netherlands consumption of foodstuffs.
Generally speaking, the Netherlands food position is
on its pre-w’ar level again. In compai’ïson’witji what food
speciaiists nowadays regard as a tandard-diet for our
couiitry, there are still certain wishes withregard to some
partietlar nuti’ients, though it will not be easy to alter
thé habitual Netherlands diet.
P.
C. J. Kien,
The United Nations: financing and financial
management.
This artiele gives a rough outline of the financial and
administrative aspects of the United Nations.
L. van Zwol,
Nethe,’lands life-insurance conipanies in 1938.
The 194″S i’oduction of the life-insurance companies showed a fui’ther considerable increase, pai’ticularly’ as
regards life-annuity insui’ance. From figures published
hy the Central Bureau. of Statistics it appears that the 1949 production of new insurances is helow the 1948
level, thus causing a turn in the spectacular development
of the last few yeai’s.
P. A. Eterman,
Sales tax tnd competition in the buiiding-
industi’y.
As a result of a different system and various sales tax
levies thé cost-prices of pre-fabrication building is higher
than that of traditional building,
–
the difference heing 2.6
per cent. of the total sum contracted for. In’ the interest of- A. sound development of the Netherlands building-
industry measures should be taken in oi’dei’ to ‘prevent
competition froni being seriously disturbed.
968
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 I)ecember 1949
DE ONTWIKKELING VAN DE’NEDÉRLANDSE
CONSUMPTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN.
In de nationale huishouding is de voeding der bevolking
een factor van grote betekenis, ook dan wanneer men niet
in te sterke mate van aanvoer van buiten afhankelijk is.
Nederland maakt op deze regel geen uitzondering en vooral
de achter ons liggende jaren hebben geleerd, welke invloed
de voeding op de instandhouding en het voortbestaan van
een volk kan hehh’en.
De tweede wereldoorlog heeft de belangstelling van de
wetenschap, maar eveneens van de Overheid, in de voeding
van individu en volk sterk aangewakkerd. Internationaal
is een bewijs hiervoor te vinden in de oprichting der Voed-
sel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties, terwijl
voor het eigen land kan worden gewezen op de voortgaande
arbeid van de in 1940 op het toenmalige Ministerie van
Landbouw en Visserij naast de Directie van de Landbouw
gevormde Directie van de Voedselvoorziening. De grote
betekenis van de volksvoeding voor de ontwikkeling ener
natie is hiermede wel erkend. Het ‘algemeen streven der
ten deze samenwerkende ambtelijke en niet-ambtelijke
organenis er op gericht, de zich ontwikkelende kennis
van de voeding dienstbaar te doen zijn aan een voor de
verschillende, bevolkingsgrdepen goed6 voedsel’.00rziening
en doelmatige voeding. hiervan kunnen dan in het econo-
misch, sociaal en çul tureel leven der bevolking de vruchten
voden geplukt. In verschillende landen, die met betrek-
king tot dc voeding uitzonderlijk van een oorlog hebben
goleden, wordt dit streven nog geaccentueerd.
In het onderhavige artikel stellen wij ons voor op de
Nederlandse voeding nader in .te gaan. hierbij zullen in de
eerste. plaats de 6ijfers van het huidige verbruik worden
Sergeleken met liet verbruik van v66r 1940. in de tweede
plaats zal de huidige consumptie worden getoetst aan het-
geen wenselijk is., Hierbij zal als uitgangspunt word,en ge-
nonien het gemiddelde verbruik per persoon per jaar in
Nederland voor ht oogstjaar 1948/’49, daar deze cijfers
de nieest recente gegevens’ zijn, welke kunnen worden
verkregen. Niet over liet hoofd mag worden gezien, dat
belangrijke groepen der bevolking op allerlei onderdelen
van deze
–
gemiddelde voehing kunnen en zullen afwijken;
een vergelijking van de budgetonderzoekingen in 1936/’38
met overeenkomstige gegevens voor 1948/’49 voor de
omvangrijkste bevölkingsgroep, ni. de arbeidersklasse,
bleek niet mogelijk.
Een opstelling van de hoeveelheden per persoon per jaar
over 1948/’40’ naast de overeenkomstige cijfers’ voor
1936J’0
geeft liet volgende beeld.
TABEL t.
P.
P. P.
j.
caioricën in
in kg
PUL van
het
voed ingsinicl cle! a)
totaal
1936/ 1948/ 1936/ 1948/
’38
’49 b)
r138
’49
1))
(iranen (a]s bloem/mee)) . . . …….
106,9
99,2
Aardappelen
……………….
.
109,8
157,9
Aardappciincel
………
……..1,2
7,8
Suiker
……………………29,4
32,2
Glucose
……………………3,4
2,5
.26,9
14,8
9,1
4,8
0,6
0,3
9,4
12,9
6,3
5,7
165,3
216,5
10,0
11,9
2,7
2,0
0,7
0,6
21,6
19,7
20,4
19,7 18,3
17,9
67,0 73,8
1,2
1,5
42,2c)
42,9e)
2,1
1,5
2,1
1,0
1,0
0,4
0,7
0,1
0,2
–
603,4
694,1
1 00;0
100,0
a)
dc
grote sorlehng levensmiddelen
is
tcruggerekcncl in gond-
stoffen of hoofdproducten,
h)
voorlopige cijfers.
c) vers: 1936/38 35,8 kg; 1948/’40 42,6 kg.
Bij deze vergelijking ti’èden exikele opvallende afwijkin-
gen in onze hedendaagse voeding naar voren. In de ‘eerste
plaats is ze thans wat volumineuzer’dan vroeger; het ver-
schil beloopt ongeveer 15 pCt. Aardappelen en melk nemen
ongeveer tezamen deze vei’hoging voor hun rekening. 1-let
ve’rbruik van groenten en fruit li’ep iets omhoog; mede
hierdoor is de plaats, die’ de zgn. beschermende voedings-
middelen (protective foods), o.a. melk, groenten en fruit
in het Nederlandse menu innemen, opvallend verbeterd.
De veranderingen in de ,,uiterlijke” voeding demonstreien
zich voorts duidelijk in de veranderingen in de eiwit leve-
rende voedingsmiddelen. 1-let vleesverbruik is ten naaste
hij gehalveerd, evenals de consumptie van eieren; melk,
en in belangrijk mindere mate vis, hebben de verljezeri
aan eiwit opgevangen. Het verbruik van het in dit verband
niet zo belangrijke voedingsmiddel peulvruchten, is nog
verder achteruitgegaan en bedraagt momenteel slechts Z
kg gemiddeld per persoon per jaar. De voedingsvetten
naderen reeds sterk de vooroorlogse opneming. Een klein
gedeelte der graanconsumptie werd vervangen door aard-
appelmeel en suiker, lIet verbruik van cacaoproducten,
gebaseerd op de import van cacaobonen, is gehalveerd.
Bezien wij deze verandeninge’n aan de hand van de voe-
dingswaarde, dan krijgen wij het volgende beeld.
TABEL Ii.
gemiddeld per persoon
nutriOnten
eenheid
per dag
–
19361’38
1948/’49a)
ealorieën
1
……………….
–
2.822
2.805
eut
……………
………
g
80,7
75,6
Vet
……………….
100,3
89,1
koolhyciraten
…………….
calcium
………..
…….
…..
,,
,,
379,6
407,4
mg
866,2
983,9 feri-um
………..
………..
,,
.
9,2
9,2
vitamine
A
…………….
IE
2.968
2.952
vitamine
13
…………….
micro-gram
1.364
1.129
vitamine
C
……………..
mg
77
90
a) voorlopige cijfers
1-lierbij valt allereerst een te verwaarfozen achteruitgang
in calorieëmaarde aan te. wijzen: de gemiddelde voeding’
1948/’49 blijft ten deze enkele procenten achter: De eiwit-
voorziening liep’ terug van even 80 g. gemiddeld per dag
tot op ruim 75 g., de opneming’ van vet van 100 tot op 89.
Wat de twee berekende mineralen betreft, is het duidelijk,
dat door het aanmerkelijk grotere melkverbruik de reeds
behoorlijke calciumverzorging nog werd verbeterd. De
voorziening met ijzer bleef cngeveer stationnair. Met be-
trekkirg tot de op de voorgrond tredende vitaminen A,
B en C kan worden opgemerkt, dat de voeding 1948/’49
voor C een duidelijke vooruitgang vertoont; A ligt op het-
zelfde peil, terwijl B een teruggang vertoont.
– Wat zegt nu dit beeld van onze huidige voeding, gepro-
jecteerd tegen de achtergrond, welke de jaren 1936/’38
bieden? Naar ons inzicht dit, dat ondanks verschillende
niet onbelangrijke veranderingen de huidige gemiddelde
voeding in wezen niet achterstaat bij die der genoemdè vooroorlogse jaren. De liquidatie van. de rantsoenering
van levensmiddelen maakt ht een ieder mogelijk zijn,calo-
rischb behoefte onbeperkt te dekken. Het aandeel hierin, dat door de vetten rechtstreeks of indirect wordt geleved
is alleszins bevredigend. De eivitverzSrging en de verdeling
van eiwit over dierlijke en plantaardige bronnen geven even-
min aanleiding tot critiek. De hogere melkconsumptie
1
beveiligt beter een redelijke kalkvoorziening en ook de
opneming van ijzer en de voorziening met enkele belangrijke
vitamiiies vertôneni ongeveer of ten minste het vooroor-
logse beeld. Een verdere aanwijzing, dat de schade, in de
bezettingstijd aan de voedings- en gezondheidstoestand
van de bevolking toegebracht, is hersteld, ligt vermoedelijk
in de sterftecijfers voor t.b.c. en de cijfers voor de totale
sterfte. Bèide cijferreeksen zijn voor 1948 gunstiger dan voor
1947 en deze weer beter dan die voor 1946, terwijl het
sterftecijfer voor t.b.c. bovendien in vergelijking met 1939
zeer gunstig is. Wel ziet men een stijging van de zgn. luxe
Vlees zonder been,
‘cxci.
spek .
Eieren (kippen en eenden)………
Gevogelte
………………….
Vis……………………….
Kaas
Melk (mcl. ondermelk en karne-
melk)
……………………
Peulvruehten
Vocclingsvcttcn, inch spek
Groenten
Fruit……………………..
Cacaobonen
Noten ……………………..
Hoeveelheden
36,1
33,5
6,9
9,9
0,4
2,5
11,2
12,3
1,0
0,8
55,6
59,0
6,8
3,6
1,2
0,7
0,1
–
1,0
1,2
1,8
1,7
7 December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN
.
.
969
ziekten, die tegenwoordig aan overmatige voeding worden
toegeschreven.
Van een hadelige beïnvloeding der arbeidscapaciteit uit
hoofde,van een achteruitgang der gemiddelde dagvoeding
ten opzichte van die van vôôr 1940 is naar önze mening
gen sprake, ook al is het wat volumineuzer ‘orden van
het voedselpakket geen voordeel’en de naar smaak wat
soberdér dis een feit. Integendeel, wij vragen ons ernstig
af, of een soberder diëet niet vele voordelen biedt.
Betekent, dit nu, dat met het bereiken van het peil van
1936/’38 op het gebied der volksvoeding niets meer te doen
valt? Wij menen van niet. Een vergelijkiiig met het ver-
leden wil niet zeggen een toetsing abn het wenselijke. iliOr-
onder zal derhalve op enkele punten nader worden bezien
hoe onze huidige Nederlandse voeding zich verhoudt tot
hetgeen door de deskundige wenselijk wordt geacht.
Uiteraard moet hierbij rekening worden gehouden met
hetgeen in het kader van het Nederlandse economische
herstel en de in verband daarmede gevoerde landbouw-
politiek voorshands bereikbaar is.
Sinds 1936/’38 heeft de voedingswetenschap voortdurend vorderingen gemaakt, vooral gestimwieerd door de oorlogs-
jaren 1939/’45. De in 1940 uit oorlogsnoodzaak geboren
Amerikaanse ,,Food and Nutrition Board” heeft, behoefte
gevoelend aan efikele exacte voedingsnormen, in 1943 de
in zeer voorzichtige termen gestelde eerste tabel gepubli-
ceerd, welke – enkele malen herzien – thans als ,,Recom-
rnended Dietary Allowances” beschikbaar is. In Nederland
kwam in 1947 voor hetzelfde doel een daartoe ingestelde
Commissie van het Ministerie van Landbouw, Vissei’ij en
Voedselvoorziening in samenwerking met de Voedingsraad
tot een soortgelijke algemene tabel, welke, zoals vanzelf
spreekt, meer op Nederlandse toestanden is afgestemd.
De twee richtlijnen vertonen onderling geen grote ver-schillen: de Nederlandse normen worden vermoedelijk
binnenkort op een enkel detail voor de eerste maal herzien.
Zulke physiologische normen dienen behoedzaam te worden
gehanteerd; de menselijke voeding is nu eenmaal zeer ge-
compliceerd en’slechts’ moeizaam en met grote voorzich-
tigheid kunnen hier cnclusies worden getrokken. Vooi’
ons doel. – beoordeling v’an de huidige gemiddelde Neder-
landse.voeding – kunnen eventueel deze normen zeer
zeker worden gebruikt. –
Wij hebben bedoelde Nederlandse normen, die een aan-
tal leeftijdsgroepen en enkele andere behoeftenklassèn
omvatten, toegepast op een bevolking van 10 millioen
personen, zo goed mogelijk in overeenkomstige verbruiks-
klassen ingedeeld. In de hieronder volgende tabel III wor-
den voor een aantal belangrijke voedingsstoffen de ver-
bruikscijfei-s voor 1948/’49 met déze normen vergeleken.
TABEL III.
Vergelijking ‘gerniddeld oerbruik per persoon per dag in
1948/’9.
berekening berekening
uit gegevens
behoefte bij
yoedingsstof
eenheid
productie- en
toepassing van
import-
Nederlandse
statistiek
normen
eiwit
…………
g
75,6
.
70
Vet
……………
g
89,1 72
koo]hydrateri
. . .
g
407,4
391
calcium
……….
ing
983,9
860a)
ferrum
…………
ing
9,2
11,5
vitamine A
IE
2.952
4.519
vitamine BI
……
micro-gram
1.129
–
I.IOOa)
vitamine C
ing
90
72
caloriejln
2.805
.2.583
a) voorlopic
cijfers;
deze worden
vermoedelijk
net ca 20 pCt
verhoogd.
Bij de beschouwing van deze cijfers moet worden be-
dacht, dat een physiologische norm alleen rekening houd,t
met normale persoonlijke behoeften, terwijl de verbruiks-
cijfers mede speciale behoeften omvatten als die van hotel,
restaurants, zikenhuis, instelling en dergelijke, en voorts
geen rekening houden met verliezen in de handel. (Verliezen
bij de productie en belangrijke huishoudelijke ,,afval” zijn
in aanmei’king genomen). De eerste cijferkolom dient dus
iets lager te worden genomen.
De vergelijking valt over het geheel nog niet zo slecht
uit, al mogen uiteraard de norm respectievelijk de daarop
gebaseprde cijfers niet exact worden gebruikt en komen
de deskundigen meer en meer tot de overtuiging, dat de
normen eerder aan de hoge, dan aan de lage kant zijn.
De voeding, calorisch gemeten, is dus wel veilig en in vet-
band daarmede is eveneens de opneming van vetten en
koolhyciraten; de voornaamste br’onnen voor energie, zeker
voldoeiidë. De verbruikte hoeveelheid eiwit vertoont een
slechts kleine marge, dôch behoeft evenmin te worden
becritiseerd, gegeven ook, dat globaal de helft van het
eiwit van dierlijke bronnen afkomstig is. De zwakke plek-
ken worden gevonden hij calcium, ijzer en voor de naar
voren gebrachte vitaminen bij A en B; in al deze gevallen
was de situatie g’edurende 1936/’38 -. zoals uit een een-
voudige vergelijking met tabel II kan blijken – nog minder
aantrekkelijk. –
Voor de remedie in de natuurlijke weg, d.w.z. door aan-
passing in de keuze der levensmiddelen, komen wij voor
en helang’rijk gedeelte rechtstreeks uit hij de beschermen-
de voedingsmiddelen, t.w. melk, groenten en fruit, daarna
bij graanproducten en brood. Voor onze calciunwoorziening
vormt melk de ruggegraat – groenten leveren globaal de
helft van vitamine A. Brood en aardappelen zorgen weer
voor de helft van het ijzer, daarna doen vlees en groenten
het voornaamste. FIet vitamine Bi tenslotte wordt vooral
door graanproducten, aardappelen en melk geleverd,
daarna komen weer groenten en vlees. l)e vitamine C-
voorziening geschiedt voorriamelij k door de âardappel.
De bevordering van de consumptie van melk, groenten’
en fruit, aardappelen en brood, ligt dus in de rede. Ook
een hogere vleesconsumptie biedt blijkbaar voordelen.
Nu ook de rantsoenering hiervan tot’het verleden behoort,
kan worden verwacht, dat, onder voorbehoud van de prijs-
ontwikkeling, een verandering in de goede richting zal
komen.
lIet laat zien aanzien, dat in het algemeen zulk een sti-mulering wel strookt met de landbouwpolitiek der Rege-
ring. ‘Ook financieel behoeft zij geen onoverkomelijke be’-
z
1
waren te ontmoeten, dmdat brood en aardappelen goed-
koop gebleven levensmiddelen zijn en melk de goedkoopste
bron van dierlijk &wit is. Alleen de dikwijls nogal wisse-
lende prijzen en hoeveelheden voor groenten en ook vel fruit
kunnen gemakkelijk moeilijkheden opleveren; in dit licht
is de toevoeging aan margarine van het vitamine A zeker
aantrekkelijk.
Het nastreven vah deze verbeteringen in het nationale
menu zal ongetwijfeld een moeizaam en tijdvorderend werk
zijn. De rantsoenering is hiervoor niet meer beschikbaar.
Als cbnsumptierichtende factor treedt de financiële moge-
lijkheid voor haar in de plaats. Uiteraard kan ook hier de
Overheid met haar algemene prijspolitiek invloed uitoefe-
nen, maar dit is in elk geval geen rechtstreekse bemoeienis meer met het gezinsmenu, zoals de rantsoeneringsmethode
die opleverde.
‘Deze beïnvloeding kan uiteraard ook door voorlichting
en propaganda worden bereikt. Het Voorlichtingsbureau
van de Vohdingsraad in ‘s-Oravenhage verricht ten deze
sinds lang verdienstelijk werk. Ook deze weg van ,,ombui-
ging” van het’ gezinsmenu, gecombineerd met verbeterde
voedselbereiding, is lang en moeilijk. Traditie en vooroor-
deel moeten wprden overwonnen en srnaakvöoroordelen
losgelaten, terwijl het Bureau de gezinslinanciën niet mag
voorbijzien. Hier past een vasthoudend en gestaag werken
onder het devies ,,goed en goedkoop”. Hetis nu eenmaal
niet zo gemakkelijk een voedingsgewoonto, die zich in
vrijheid heeft gevormd, blijve,pd te veranderen.
Kan met deze of een soortgelijke voedings7 en voorlich-
tingspolitiek een bijdrage, groot of klein, voor het econo-
misch herstel van Nederland worden geleverd? Ongetwij-
feld. De factor voeding — het is reeds betoogd -.. is van
970
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 December 1949
betekenis voor de arbeidsproductiviteit, althans de arbeids-
capaciteit van het Nederlandse volk, en – algemener –
ook voor zijn algeheel welzijn. Ze dient dus stellig niet te
worden verwaarloosd, al moet aanstonds worden toegege-
ven, dat bijv. oolc psychische omstandigheden de arbeids-
productiviteit sterk beïnvloeden. In elk geval dient de
voeding zo goed mogelijk te zijn; dit is niet alleen economi-
sche noodzaak, doch sociaal gezien, ook redelijk en cultureel
alleen vooruitgang. ‘ ‘
Uit een oogpunt van voeding tenslotte is het te hopen,
dat het zich sinds de opheffing der rantsoenerifig van sui-,
ker- en chocoladewerken, koek en gebak demonstrerende
grotere verbruik – ook vergeleken met vooroorlogse ge-
woonten – geen stand houdt en een matiging in deze
excessievè coisumptie ten goede komt aan een groter ver-‘
bruik van vers fruit, melk- en melkproducten, alsmede
variatie in liet verbruik van groenten. Daar zal het individu
wel hij varen.
– Concluderende. kan worden gezegd, dat:
1. onze huidige voedselvoorziening in grote trekken weer
het vooroorlogse beeld vertoönt;
2Y in vergelijking met wat voedingsdeskundigen heden,
ten dage voor Nederland als norm stellen, er nog kleine
wensen met betrekking tot enkele bijzondere nutriënten’
te vervullen blijven;
nastreving van deze aanpassing zonder twijfel de
individuele arbeidsproductiviteit gunstig zal kunnen
beïnvloeden, doch dat deze verbeteriiïg van het Neder-,
landse gemiddelde menu slechts moeizaam zal kunnen
worden bereikt;
een versobering van het diëet in verschillende klassen
van onze bevolking zowel uit een hygiënisch als econo-
misch oogpunt gewénst is.
–
‘s-Gravenhage.
Prçf. Dr
M.
J. L. DOLS en T. MULDER.
tementen, en de Griffier van het Internationale Hof van
Justitie, met name ten aanzién van de vermindringen
aanbevolen door bovengenoemde Advies-Commissie. Zij.
amendeert de begroting, en beveelt’de aldus gewijzigde
begroting aan de Algemene Vergadering ter goedkeuring
aan.,
liet budget is een volledige of bruto begroting. Alle
uitgavenposten worden afzonderlijk genoemd en vermeld
en geen compensatie vindt plaats met eventuele inkomsten-
posten. Zo worden bijv. in de begroting
–
de bruto-salarissen
opgenomen, terwijl de hierop ingehouden loonbelasting
een inkomstenpost
i)
vormt. Ook wordt de verkoop van
o’ertollig of onbruik1aai’ m’eubilair, schrijfmachines enz..
niet verrekend met de aankoop van nieuw en leidt dus
ook tot een afzonderlijke inkomstenpost. Zelfs de inkom-
sten vooi’tvloeiend uit de uitlening van personeel en de
verlening van andere diensten aan derden, bijv. van tolken
aan de Vergadering van de Ministers van Buitenlandse
Zaken,van de ,,Big Four”, in Mei en Juni van dit jaar
gehouden te Parijs, mogen niet in mindering worden ge-
bracht van enige uitgavenpbst op de begroting.
De specificatie van de begroting gaat betrekkelijk ver.
De door de Secretaris-Generaal voorgestelde begroting
voor 1950 is bijvoorbeeld verdeeld in 10 afdelingen en 27
hoofdstukken, doch in zijn rapport wordt elk hoofdstuk
minutieus onderverdeeld en toegelicht, waardoor dit een
boekdeel van 259 bladzijden is geworden. Van elk
–
bureau
of sectie in elke afdeling van ieder departemnt wordt de
personeelssterkte en liet salarisbedrag per rang vermeld.
Zelfs wordt in een afzonderlijk rapport aan de Vijfde
Commissie ieder lid van het personeel bureau- of sectie-
gewijs met naam, rang, nationaliteit en salaris aangeduid.
Teneinde een beeld te geven van hetgeen het 1950-budget
behelst, wordt hieronder de specificatie per begrotings-
afdeling gegeven- (in millioenen dollars)
1
Zittingen van de ‘Algemene Vergadering, de Raden -(Veiligheidsraad, Economische en Sociale Raad en
FINANCIERING EN FINANCIEEL BEHEER
DER VERENIGDE NATIES.
Trustschapsraad)
en Commissies
………………
2,37
II
Speciale vergaderingen en
onderzoekingen
(Balkan,
Indonesië,
Palestina
enz.)
…………………..
5,02
III
Secretariaat
in
New-York
…………………..
28,16
IV
Bijkantoor in Genève (inclusief E.C.E.)
……….
4,31
V
Informatiebureau
…………………………..
.0,86
VI
Regionale Economische Commissie (exclusief E.C.E.)
1,09
VII
Representatie
………………………………
0,02
‘VIII
Programma’s voor tebhnische hulpverlening
……..
t,3
IX
Kosten van overneming van de bezittingen van dc
Volkenbond
•,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,
0,53
X
Het Internationale Hof ‘van
Justitie
…………..
0,63
De Verenigde Naties is uit financieel oogpunt te be-
schouwen als een inter.na’tionale publiekrechtelijke Organi-
satie. Het Internationale hof van Justitie heeft zelfs
geadviseerd haar de rechten toe te kennen van interna-
tionaal rechtspersoon. Deze. kwéstie van rechtspersoon-
lijkheid vormt een punt van overweging voor de huidige
zitting. der Algemene Vergadering.
De jaarbegroting.
In het middelpunt der financiële belangstelling staat
het jaarlijks budget. Dit wordt reeds in de eerste manden
van het voorafgaande kalenderjaar departementsgewijs in
overleg met de interne begrotingsdienst van het Secreta-;
riaat voorbereid en daarna door de Secretaris- Geseraal
in de vorm van een rapport aan de Algemene Vei’gadering
gepresenteerd. Een financieel voorschrift bepaalt, dat de
begrotingscijfers ten minste twaalf weken voordat de’
Algemene Vergadering har jaarlijkse zitting op de derde
Dinsdag in September aanvangt moeten worden overgelegd,
aan de Advies-Commissie betreffende Bestuurs- en Begro
tingszaken. Deze commissie van experts, welke geregeld
zitting houdt en benoemd is door de Algemene Vergade-
ring, ondrzoekt en rapporteert omtrent deze begrotings-
cijfers, en haar rapport, tezamen met het hierboven ge-
noemde begrotingsrappoi’t van de Secretaris-Generaal,
moet tenminste zes weken voor het begin van de jaarlijkse
,
zitting der Algemene Vergadei’ing aan de Leden-Regerin-‘
gen zijn toegezonden. De Vijfde Commissie der Algemene
Vergadering, waarin ook alle Leden-Regeringen zitting
hebben, gaat tot iii details de begroting
,
na, hoort de
Secretaris-Generaal of diens gemachtigderi, in de regel de
Assistent-Secretarissen-Generaal, hoofden der acht depar-
Totaal
………………
44,31
De begroting van de Verenigde Naties dekt dus niet
de kosten van de delegaties der Leden-Regeringen, ge-
accrediteerd bij haar
2)
en evenmin de kosten der gespecia-
liseerde instituten
3)
(bijv. de Wereld Gezondheids Orga-
nisatie, de Organisatie voor Opvoeding, Wetenschap en
Cultuur).
De begroting in de vorm als goedgekeurd door de
Algemene Vergadering draagt een absoluut bindend ka-
rakter. De enige flexibiliteit bestaat hierin, dat, met in-
stemming van de Advies-Commissie betreffende Bestuiirs-
en Begrotingszaken, de Secretaris-Generaal binnen elke
begrotingsafdeling credieten van het ene naar het andere
‘) De salarissen van hel personeel der Verenigde Naties zijn
belastingvrij. Personeel van Amerikaanse en Canadese nationaliteit
en ingezetensclsap mOest hierover inkomstenbelasting betalen
aan resp. de Amerikaanse en Canadese fiscus. Deze be(aalde be-
lasting werd vergoed door de Verenigde Naties. In
1948
echter
trad een zgn. Staff Assessment Plan in werking, waarbij de sala-
rissen tot bruto-peil werden verhoogd eis de Verenigde Naties zelf loonbelasting ging inhouden, verwachtend dat de Amerikaanse en
de Canadese Regering het personeel van haar nationaliteit en in-
gezetenschap nu
zou
gaan vrijstellen van inkomstenbelasting
op
grond van zgn . ,,dubbele belasting”. Beide regeringen hebben
echter een wet met dergelijke strekking tot nu toe nog niet aan-
genomen.
‘) De Verenigde Naties vergoedt alleen de reiskosten van de
hoofdstad van het betrokken land naar de plaats van vergadering van vijf delegatieleden per Lid-Regering naar de Algemene Ver-
gadering en van één delegatielid naar elke commissie van de drie
Rad en.
) Enkele gespecialiseerde instituten zijn ouder dan de Ver-
enigde Naties, baar stiefmoeder.
7 December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICWtEN
971
hoofdstuk mag overbrengen en onvoorziene en buitenge-
wone uitgaven mag doen. Indien deze onvoorziene en
buitengewone uitgaven betrekking hebben op de hand-
having van vrede en veiligheid of urgent economisch her-
stel, is, tot een maximum van $2 mln, deze goedkeuring
van gemelde Advies-Commissie niet nodig.
Dckking der begroting.
De begroting wordt gedekt door de contributie der Le-
den-Regeringen en door afldere inkomsten. Het totaal
bedrag door contributies op te brengen wordt als volgt
bepaald. De totale begroting voor 1950 wordt verminderd
met het geschatte bedrag aan andere inkomsten voor 1950
en Smet het overschot van 1948 (het laatst afgesloten
dienstjaar) en vermeerderd met het bedrag der supple-
toire begroting voor 1949. Deze suppletoire begrotingen
worden op dezelfde wijze als
de jaarlijkse begrotingen,,
alleen enige weken later, aan de Advies- Comm issie en aan
de Algemene Vergadering gepresenteerd en consolideren
bovengenoemde onvoorziene en buitengewone uitgaven. Dit totaal bedrag der contributies wordt volgens een be-
paalde schaal over de Leden-Regeringen omgeslagen.
Deze schaal wordt vastgesteld door de Algemene Verga-dering, nadat haar hieromtrent advies is uitgebracht door de Contributie-Commissie. De percentages 4)
der schaal
worden in hoofdzaak bepaald door vergelijking van het
nationale inkomen in de betrokken landen. Daarnaast
spelen andere criteria een rol. De Verenigde Staten dragen
bijv. 39,89 pCI hij, terwijl op grond van het nationaI
inkomen alleen de procentuele bijdrage aanzienlijk hoger
zou moetenzijn. Doch de Algemene Vergadering heeft als
beginsel de stelregel aanvaard, dat in normale tijden geen
enkel Lid meer dan zou bijdragen Bij de gespeciali-
seerde instituten idjn vanwege, deze andere criteria dan ook
vaak andere verhoudingen in de contributies onderling
aanwezig. –
Zolang de opgelegde contributies nog niet zijn ontvangen,
worden de uitgaven gefindncierd uit een werkkapitaal,
dat $ 20 mln bedraagt en een lening is van de Leden
Regeringen, waarin elk volgens dezelfde schaal heeft bij-gedragen. Dit werkkapitaal dient ook ter voorfinancicring
van de reeds genoemde oivoorziene en buitenewone uit-
gaven (waarin later een suppletoire begroting voorziet)
en ter verstrekking’ van leningen aan gespecialiseerde instituten, welke of wel in een stadium van oprichting
verkeren (hijv. de Organisatie voor de Intërnationale
ITandel) of wel reeds zijn opgeicht, doch nog niet voldoen-
de contributies of bijdragen in haar werkkapitaal hebben
ontvangen (bijv. de Wereld Gezondheids Organisatie).
Tenslotte wordt ook uit het werkkapitaal geput ter voor-
financiering van speciaal aangeduide betalingen ten behoe-
ve van de delegaties en van’ het Secretariaatpersoneel,
welke later worden teruggevorderd en ontvangen.
De bouw van een wolkenkrabber ter huisvesting van
het Secretariaat en van vergaderzalen voor de zittingen
van de Algemene Vergadering en van de Raden in Ne
York City wordt gefinancierd uit een hypothecaire geld-
lening ten bedrage van $ 65 mln, verstrekt door de Ver-
enigde Staten.
Financieel beheer.
De goedkeuring van het budget door de Algemene Ver-
‘)
Deze bedroegen voor het financiële jaar 1949: Verenigde Staten
39,89; Engeland 11,37; Soviet Rusland 6,34; china 6,00; Frankrijk
6,00; India 3,25; canada 3,20; Zweden 2,00; Australiö 1,97; Argen-
tinië 1,85; Brazilië 1,85; Nederland 1,40; België 1,35; Zuid-Afrika
1,12; Polen 0,95; Turkije 0,91; Tsjechoslowakije 0,90; Oekraïne
0,84; Denemarken 0,79; Egypte 0,79; Pakistan 0,70; Mexico 0,63;
Nieuw-Zeeland 0,50; Noorwegen 0,50; Iran 0,45; Chili 0,45;
Columbia 0,37; Joegoslavië 0,33; Philippijnen 0,29; Cuba
0,29; Siam 0,27; Venezuela 0,27; Byelo Rusland 0,22; Peru
0,20; Uruguay 0,48; irak 0,17; Griekenland 0,17; Burma 0,15;
Syrië 0,12; Bolivia 0,08; Ethiopië 0,08; Saudi Arabië 0,08; Libanon
0,06; Afghanistan 0,05; Dominicaansë Republiek 0,05; .Ecuador
0,05; El Salvador 0,05; Guatemala 0,05; Luxemburg 0,05; Panama
0,05; Costa Rica 0,04; Haïti 0,04; Honduras 0,04; IJsland 0,04; Liberia 0,04; Nicaragua 0,04; Paraguay 0,04; Yemen 0,04.
gadering, welke goedkeuring een tweederde meerderheid
vereist, houdt in dat de Secretaris-Generaal de bevoegd-
heid ontvangt verplichtingen aan te gaan en uitgaven te
doen -,roor de doeleinden en töt de limieten vermeld in de
begrotingshoofdstukken. Dit betekent echter niet, dat de
departementen, afdlingen en bureaux nu vrij zijn hun
• budgetten te besteden. Deze delegatie van bevoegdheid
is anders geregeld.
liet Bureau van Financiën, dat ook de begrotingsdienst omvat, wijst de credieten, gespecificeerd per hegrotings-,
rekening, jaarlijks, halfjaarlijks, mftandelijks of per project
aan de departementen, afdelingen en bureaux toe, na zich
er ‘van te hebben overtuigd, dat de specifieke doeleinden,
waarvooi’ de fondsen worden aangevraagd, in overeen-stemming zijn met de bedoeling van de Algemene Ver-
gadering.
In elk departement worden een of meer ambtenaren
aangewezen, die de aanvraag dezer credieten verzorgen
en ook verantwoordelijk zijn voor een juiste besteding.
Voor de salarissen van het persôneel in ‘ast’e dienst wordt
het crediet in één bedrag voQr het gehel4 jaar toegewezen,
aangezien de personeelssterkte wordt gecontroleerd door
vastlegging van deze sterkte per rang voor elk bureau of
afdeling aan het begin van het dienstjaar. Voor dienst-
i’eizen, voor het in dienst nemen van adviseurs vor korte
tijd, en voor andere speciaal aangeduide projecten worden
maandelijks gemotiveerde aanvragen ingediend en worden
maandelijks credieten toegewezen. Alle voorstellen tot het
drukken ‘van publicaties moeten bovendien door een in-
terne publicatie-commissie worden goedgekeurd.
De credieten worden niet per hoofdstul toegewezen,
doch per budgetrekening en elk hoofdstuk wordt op die
wijzé onderverdeeld in een groter of kleiner aantal budget-
rekeningen.
Ter versterking der hudgetcontrôle is bepaald, dat geen
enkel contract of verbintenis resulterend in een verplich-
ting van mer dan $ 100 mag worden .aangegaan zonder
dat eerst een crediet tot het geschatte bedrag van deze
verplichting is gereserveerd in de begrotingshoekhoiiding.
Contracten ten helirage van meer dan $ 5.000 dienen
bovendien eerst door een ifiterne contractcommissie te
worden godgekeurd.’ Dit betekent dus, dat geen enkel
ambtenaar van het’ Secretariaat een verplichting ten laste
van de Verenigde Naties- vool’ een bedrag van meer dan
$ 100 kan aangaan zonder dat een autorisatie daarvoor is
uitgemaakt, goedgekeurd en geboekt in de hegrotings-
boekhouding. Geen dienstreis, w’aarvan de kosten op meer
dan’ $ 100 :worden geschat, kan bijvoorbeeld w-orden
ondernomen, voordat:
het crediet is beschikbaar gesteld in de maandelijkse
of in een suppietoire toewijzing;
een reisvergunning is uitgemaakt en getekend door de
hierboven verjnelde aangewezen ambtenaar van het
betrokken departen
–
sent;
deze reisvergunning is geboekt ter reservering van
het crediet.
Alleen nadat deze handelingen zijn verricht, geeft het
Bureau Vervoer een vervoerslastgeving af, welke aan een
plaatskaartenbureau van spoor, boot of vliegdienst in-
wisselbaar is tegen het reisbiljet. In urgente gevallen be-
hoeft de procedure tot en met de vervoerslastgeving niet
meer dan een uur te vorderen, welke tijd de reiziger zeker
persoonlijk nodig heeft om zich reisvaardig te maken.
D& uitgaven tegenover reeds geboekte verplichtingen,
en uitgaven beneden $ 100, waarvoor niet een crediet is
gereserveerd, moten eveneens worden goedgekeurd door
deze speciaal daarvoor aangeezen ambtenaren der depar-
tementen. Alvoens .de
betaling wordt geëffectueerd, gaat
het Bureau van Financiën minutieus na of de voorgeschre-
ven procedui’e is gevolgd en de uitgaven in overeenstem-
ming zijn met alle financiële bepalingen. Zo bestaan er
ten aanzien van de vei’goeding van s’eis- en erhlijfkosten
._'(•,.”-:
—
–
972
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 December 1949
en van representatiekosten uitgebreide financiële voor-
schriften en moeten contracten worden gegund op basis
van inschrijvingen.
De opening van bankrekeningen vereist de goedkeuring
van de Secret.ris- Generaal. Middelen van de Algemene
Rekening mogen op korte termijn worden belegd en die
van het Pensioenfonds op lange termijn.
Adminst,atie.
De administratie wordt gevoerd volgens het stelsel van
dubbel boekhouden en moet in dollars luiden; alleen de
buitenlandse bijkantoren mogen in de valuta van het
betreffende land hun boeken bijhouden, waarbij hun
maandelijkse afrekeningen in dollars worden omgerekend.
De begro tin gsboekhouding wordt gevoerd als bijboek op
de hoofdboekhouding. Behalve de betalingen worden ook de
credieten en de aangegane verplichtingen per begrotings-
rekening bijgehouden in de begrotingsboekhouding. 1-let
nog beschikbare ledrag op elke begrotingsrekening is
gelijk aan het totale verst’ekte crediet verminderd met het
geschatte bedrag der uitstaande verjlichtingen en met
het totale bedrag der betalingen. Alle hudgetaire betalin-gen, welke als verplichting boven
S
100 tevoren zijn ge-
boekt ter reservering van het crediet, leiden dus tot eed
extra boeking, namelijk tot de gehele of gedeelt’elijke
nietigverklaring vin een uitstaande verplichting. Per
ultimo van een dienstjaar blijven alleen die geboekte ver-
plichtingen ten laste van de begroting van dat dienstjaar;
waarbij de goederen zijn geleverd en de diensten zijn ge-
presteerd. Alle andere uitstaande verplichtingen ‘worden
ten laste van de begroting van het volgend dienstjaar
gebracht.
Afzonderlijke groepen van rekeningen worden aange-
houden voor het werkkapitaal van $ 20 mln, voor liet fonds
voor de bouw van het nieuwe hoofdkantoor in de stad
New York, voor het pensioenfonds, voor de middelen
van het Internationaal Noodfonds voor Kinderen, en voor
enkele andee fondsen, waarbij de Verenigde Naties enkel
als beheerder optreedt. Administratief kan hij deze fondsen
meestal worden volstaan meteen of mêer bankrekeningen,
heleggingsrekeningen, een rekening van inkomsten en kosten en de sluitrekening van schuld of vordering ten
opzichte van de Verenigde Naties.
,Per ultimo van elke maand worden financiëleinterim
overzichten samengesteld, die weergeven:
a. in hoeverre de besteding van het budget is voortge-
schreden en w’el gedetailleerd per begrotihgsrekening
en samengevat pet begrotingshoofdstuk. (daarenboven
ontvangen de ambtenaren in elk departement, aan
ivie de goedkeuring der bestedingen hegrotingstech-
nisch is gedelegeerd, een afschrift van hun rekeningen
vermeldend alle transacties);
balansen van bezittingen en schulden voor de AJge-
mene Rekening en afzonderlijk voor het werkkapitaal
en voor alle andere fondsen;
specificatie per Lid van het nog te ontvangen bedrag
aan ‘contributies.
Ter illustratie zij hiernder gegeven de samengevatte
balans van bezittingen en schulden voor de Algemene
Rekening, m’et weglatini van alle niet-relevante posten
(zie tabel).
Uit deze opstelling komt ook duidelijk n:aar voren hoe het overschot van elk dienstjaar tezamen met de uitstaan-
de verplichtingen van dat en van vorige dienstjaren en
de middelen ter dekking daarvan naar het volgend dienst-
jaar worden overgedragen. Periödiek w’orden alle uitstaan-
de verplichtingen, en in elk geval per 31 December, op
hun geldigheid getoetst en, indien nodig, gecorrigeerd.
Deze correctie kan zelfs bestaan in het vdlledig nietigver-
klaren der verplichting, ofschoon geen betalingen hebben
plaatsgevönden. Dientengevolge wordt in het overschot
van elk dienstjaar ook bijgedragen door de nietigverkla-
ring, zonder betaling, van verplichtingen’van voorafgaande
dienstjaren.
Interne en externe contrôle.
Een der drie bureaux
5)
van: liet Departement voor
Bestuurs- en Financiële Zaken verricht interne contrôles
en adviseert betreffende irocedures, organisatie en eff i-
ciency. Zijn contrôles van de bijkantoren vinden jaarlijks
plaats, terwijl het op hethoofdkantdor zgn. , ,investigations”
en efficiency-onderzoekingen uitvoert. •Dit hui’eau geeft
een opbouwende critiek en de aanbevelingen worden
meestal min of meer gewijzigd opgevolgd. Vooral de schei-
ding van de functies beheer,
,
bewaring en administratie
ter verbetering van de administratieve inrichting heeft
zijn aandacht.
Voor de externe contrôle wordt door de Algemene Ver-
gadering een Commissie van drie accountants benoemd.
De Algemene Vergadering benoemt elk jaar een van de
Leden-Regeringen voor een periode van drie jaar. Zij be-
noemt dus geen persoon of accountantskantoor en de
accountant-generaal of gelijkwaardige functionaris van
het betrokken land vertegenwoordigt zijn land als een der
drie accountants in deze Commissie en verricht met zijn
Dc inspectiedienst; de twee andere zijn het Bureau van Fi-
llanciôn en het Personeelsbureau.
(in millioenen dollars)
Per t Januari 1949.
Posten behorend tot 1048:
Kas
en
Bank
………………………………….
2,2
Te ontvangen contributies:
opgelegd
in
1948
.
………….
0,7
opgelegd als suppletoir ‘) in 1949
. .
3,0
…………….
3,7
Posten behorend tot 4049:
Te
ontvangen
contributies
……………
………….
38,7
Geschatte
andei’e
inkomsten
……………………..
4,8
49,4
Uitstaande budgetaire verplichtingen van 1947 en 1948
4,5
Overschot dienstjaar 1948
…………………………..
1,4
Goedgekeurde begroting
……………………………
43,5
494
Per 31 Juli 0949
Kas en Bank
……
……………………………..
2,9
‘
Te ontvangen contributies
……………………….
30,3
Besteed
uit begroting 1949
……………………..
23,6
Geschatte ininus werkelijk ontvangen inkomsten
……..
2,0
58,8
Uitstaande budgetaire verplichtingen:
1947
en
0948
……………
0,0
1949
,
……………………
2,4
…………….
3,5
Overschot
dienst.jaar
1948
……….
0,4
Goedgekeurde
begroting
1949
………………………
43,5
Verschuldigd
aan
werkkapitaal
…………………….
00,4
58,8
‘) Tegelijk met de suppletoire begroting werd dit bedrag aan suppletoire contributies in December 1948 vÔÔr de afsluiting van het dienstjaar 0948 door de Algemene vergadering vastgesteld. Flet overschot van het dienstjaar 1948 werd eerst bekend in begin 1949.
‘) Deze besteding omvat het totaal Iran budgetaire betalingen ten bedrage van $ 21,2 mln en van uitstaandeA949-verpliclstingen
ten bedrage van $ 2,4 mln.
,
7 December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
973
staf de contrôle. De drie accountants verdelen het werk:
één verricht een inin of meer volledige contrôle van liet
hoofdkantoor, een tweede controleert het grote bijkantoor
te Genève en’ het Internationale Hof van Justitie te Den
Haag en de derde neemt de contrôle van het Internationale
Noodfonds voor Kinderen op zich. De jaarrekening van
de Verenigde Naties en die van het Internationâle Nood-
fonds voor Kinderen, evenals de twee bijgaande rapportén
worden echter door alle drie persoonlijk en niet als Re-
gering getekend. Op deze wijze accepteert ieder dus de
volledige verantwoordelijkheid voor het werk van zijn
twee collega’s. 1-let rapport wordt in ondbrling overleg
vastgesteld en vormt een onafscheidelijk deel van de jaar-
rekening, aangezien deze laâtste getekend wordt met de
verklaring’ ……we certify, as the result of the audit,
that, in our opinion, the above accounts are correct,
subject tot the observations in our report”. Behalve hun
rapport aan de Algenene Vergadering, sturen de accoun-
tants nog een vértrouwelijk memorandum aan genoemde
Comh’iissie van ‘Advies. Beide’ stukken worden door de
Secretaris-Generaal weer gecommentarieerd.
Er is in overweging een voorstel van de Verenigde Naties
om een vaste keuzelijst voor deze Commissie op te stellen
van zes accountants, aangezien enkele gespecialiseerde
instituten hun externe accountantscontrôle aan deze
accountants willen toevertrouwen, hetwelk enigszins zal
bijdragen tot de uniformisering van de budgetten, jaar-
rekeningen en financiële voorschriften van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instituten.
**
*
1-let bes tëk..van een artikel laat niet toe een gedetailleer-
der en vollediger overzicht te geven. In het bovenstaande
zijn slechts in grote lijnen de financiële èn administratieve
bspecten der Verenigde Naties uiteengezet.
Lake Success.
P. C. J. KIEN.
HET BEDRIJF DER NEDERLANDSE
LEVENSVERZEKERINGMAATSCHAPPIJEN
IN 1948.
De belangrijke plaats, welke liet levensverzekeringsbe-
drijf in het economisch leven van Nedèrland inneemt, is
voor ons aanleiding geweest een aantal gegqvens uit de
jaarverslagen van de 61 Nederlandse levensverzekering-
maatschappijen te verzamelen. Aldus vordt een interessant
beeld verkregen van de ontwikkelingen in deze bedrijfstak
in liet jaar 1948, w’aarvoor tot nu toe een samenvattend
overzicht ontbreekt. Voor een vo.11edigei’ en grondiger
behandeling dan hier van deze materie kan worden gege-
ven, zij verwezen naar liet volgende jaarverslag der
,
Ver-
zekeringskamer, dat echter, in verband met de uitgebreide
werkzaaniheden aan de samenstelling ervan verbonden,
waarschijnlijk niet binnen zeei’ korte tijd zal verschijnen.
Voor een 3-tal maatschappijen, welke tezamen nog geen
S pCt van het totale verzekerde bedrag administreren,
zijn de cijfers van 1947 gebruikt, aangezien door achter-
stand in cle administraties (meestal nog tengevolge van
oorlogsomstandigheden) de jaarverslagen over 1948 nog
niet zijn verschenen. De hierdoor ontstane fout in de
volgende cijferopstellingen is naar onze mening niet groot
te achten.
Ontwikkeling pan liet bedrijf.
De volgende tabel geeft een overzicht van liet verzekerd
bedrag gespecificeerdnaar de drie hoofdgroepen van levens-
verzekering.
TABEL 6.
–
Verzekerd bedrag in millioenen guldens *).
uIt.
1939 ‘1945
1946
1947
1948
Kapitaalverzch
–
ering
2.476
4.008
4.422
4.791.
5.203
Renteverzekering
1
1
1.386
2.765
3.114
3.742
4.05
Volksverzekering
1.039
1.530
1672
1.798
1.937
Totaal
4.901
8.303
9.208 10.334
11.645
9 1)e jaarlijkse renten zijn
pui
een, fictief, verzekerd bedrag te
verkrijgen op de gebruikelijke wijze gek
–
apitaliseerd door verinenig-
vuldiging met
10.
Allereerst laten wij hier een korte omschrijving van elke
groep volgen.
.
*
Kap itaalaezekering
omvat in hoofd zaak uitkering van
een kapitaal bij overlijden en verder gemengde verzekerin-
gen, waarbij een kapitaal wordt uitgekeerd op een bepaalde
datum of bij eerdér ovnrlijden.
Renteoerzekering
bestaat uit lopende renten, waartoe
behoren lijfrenten en pensioenen, welke reeds woi-den uit-
betaald, en uitgestelde renten, welke dezelfde soort uit-
keringen betreffen, met dien veistande, dat betaling ervan
pas in de toekomst zal aanvangen.
Onder
aolksoerzekering
vallen voornamelijk uitkeringen
hij overlijden, vn bedragen van ten hoogste f500, waar-
voor de premiebetaling meestal wekelijks plaatsvindt.
Het tdlale verzekerde bedrag nu, heeft in 1948 weer een
aanzienlijke vermeerdering ondergaan, waardoor het de
f
11 mrd ruim heeft overschreden. Ongeveer GO pCt van
de toeneming, nI. f763 mln komt voor rekening van de
renteverzekering. Dit betekent, dat de ren Leverzekering
een procentuele vooruitgang t.o.v. 1947 van ruim 20
pÇt maakte, welic percentage zowel voor kapitaal- als
voor volksverzekering slechts 7 ii 9 bedroeg.
Een inzicht in de factoren, die deze aanwas kunnen
verklaren, vinden w’e in de volgende tabellen.
TABEL II.
Toe- en af nenzing oan het oerzekerd bedrag, gesplitst naar
de oorzaken.
–
(in mln guldens)
ldapltaalverzc’ker;iig
1945
1946
1947
1948
Nieuwe verzekringen ………..
373
675
658
758
Andere oorzaken
…………
-13
40
23
14
Totale vermeerdering
..
386
685 ‘
680
772
Overlijden
……………….
39
34
25
20
Afloop
…………………..
48
49
54
.58
Wijziging ………………..
13
33
45
48
Afkoop )…………………..
0
40
64
10′.
Wanbetaling
……………..
49
83
99
105
Andere oorzaken
…………
49
-33
22
29
Totale vermindering
208
271
308
363
Saldo vermeerdering ………..
178
414
372
409
Retiteverzekering
(x 10)
Nieuwe verzekeringen …………
226
493
748
961
Andere oorzaken
………….
16
42
79
:ts
Totale vermeerdering
.
. .
242
536 827
996.
Overlijden
………………
35 25
25
27
Afloop
‘
………………….
11
10
13
14.
Wijziging
………………..
22
41
58 59
Afkoop
………………….
20
58
’64 .81
Wanbetaling
…………….
14
25 27
34
Andere
oorzaken
…………
4
27
13
IS
TotIe verniindring
406
186
199
23
Saldo vermeerdering
……….
136
349
628
763
Volksverzekering
Nieuwe verzekeringen ……….
135
232
219
230
Andere
oorzaken
………….
19
5
,
.7
14
Totale vermeerdering
154
–
236 226
244
Overlijden
………………
19
12
II
10
Afloop
………………….
4
5 5
Wij7,igii4g
…………………
3
6
7 8
Afkoop
………………….
3
6
7
13
Wanbetaling
…………….
37
62
67
64
Andere oorzaken
…………
2
3
4
4
Totale vernieerdlering
–
68
,
93
100
105
Saldo vermeerdering
……….
86
143 126 139
) Alle op vorige jaren betrekking hebbende gegevens zijn ont-
leend aan de verslagen der Verzekeringskamer. .
974
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’
1
December 1949
Als .hoofdoorzaak’ voor de ‘grote toeneming van let
verzekerd bedrag kunnen wij in alle drie groepen de enorme
productie van nieuwe verzekèringen ‘ in 1948 opnieuw
groter dan ooit tevoren – aanwijzen.
Door normaal verval, d.w.z. door overlijden van de
verzekerde of door afloop van het contract, kwamen
ondanks het”thans grotere verzekerd bedrag, nagenoeg
dezelfde verminderingen tot stand als in 1947. •Hierin
weerspiegelt zich de geringe sterfte in 1948, waarop we
in een volgend artikel nog nader zullen terugkomen.
Als steeds sterker wordende factor valt, eveneens in
– alle drie categorieën, een toeneming van het iabnormaal
verval waar te nemen, d.w.z. verval van verzekeringen
anders dan door overlijden en afloop.
Vooral de cijfers met betrekking tot afkoop vertonen
een aanzienlijke stijging. Moet dit.enerzijds worden toege-
schreven aan de sanering, der Indofiesische portefeuilles
hij bepaalde maatschappijen, anderzijds zal hier ongetwij-
feld een nauwe samenhang zijn met de vérminderde
geldruimte
;
waardoor verzekeringen, gsloten in een tijd,
waarin de verzekeringnemers zeer ruim in hun liquicle
middelen zaten; nu tot een voortijdig einde geraken. De
vermindering door wijziging, waaronder o.a. het premie-
vrijmaken van polissen valt, en door wanbetaling wijzen
mede in deze richting.
Het is opmerkelijk, dat in de groep renteverzekering,
welke voor een aanzienlijk, doch onbekend, deel uit collec-
tieve pensioenverzekeringen, door vele werkgevers ten
beioeve van hun personeel gesloten, bestaat, het abnormaal
verval ook is toegenomen. Maar naar alle waarschijnlijkheid
betreft dit abnorfriaal verval in hoofdzaak de individuele
renteverzekering.
Door de enorme uitbreiding van de levensverzekering in
Nederland, neemt uiteraard ook ,het aantal uitstaande
polissen sterk, toe. Hieromtrent vermeldt de volgende
tabel enige gegevens.
TABEL III.
(x
t
mln)
uit. 1945
1946′
1947 1948
Bevolking van Nederland
……..
9,30
9,51
9,70
9,86
Aantal polissen kap.- en renteverz.
.
2,71
2,96
3,19
3,36
waarvan m.b.t. het buitcnlahds be-
drijf
……………………..
0,21
0,21
0,23 0,23
Aantal polissen volksver7..
……
12,60 13,28
13,79
14,29
waarvan
m.b,t.
het buitenlands be-
drijf
……………………..
0,54
-0,55
0,57 0,60
11
Uit deze cijfers blijkt, dat alleen al in de categorie volks-
verlekering ruim 13+ mln polissen ten name van Neder-
,landse vei’zekerden in omloop zijn, d.w.z. bijna 1,4 polis
per hoofd der bevolking. Alen zou hieruit kunnen copclu-
deren, dat ,vooi’ de volksverzekering binnen niet al te
lange tijd een zekere verzadigingstoestand zou kunnen intreden. Thans is het blijkbaar nog niet zover, want in
‘1948 nam het aantal Nederlandse polissen volksverzeke-
ring nog toe met en 470,000, terwijl de bevolking van ons
land met slechts 248.144 personen vermeerderde.
Echter, behalve door toeneming van het aantal polissen,
is groei van het verzekerde bedrag ook nog dooi’ de werking
van een andere factor mogelijk: het gemiddeld verzekerd
bedrag per polis kan stijgen. In de volgende tabel is nage-
gaan, of en in welke mate deze tendenswerkzaam is.
TABEL’
JT
,
Gemiddeld bedrag pei’ polis.
(in guldens)
ultitno:
1945
1946
1947
1948
Kapitaal- en renteverzekening
Per uitstaande polis ,…..
2.499′
2,546
2.676
– 2.881
Per nieuwe polis
……..
.
2.549
2.884
3.569
4,085
Volksverzekering
Per uitstaande polis …,..
121
126
130 .
135
Per nieuwe
polis ……..
180
180
195
206
Deze gerniddlden zijn berekend over het totaal der uit
staande polissen. Binnen de groep kapitaal- en renteverzeke-
ring is volgens ruwe berekeningen het gemiddeld verzkerd
kapitaal ca f 1.800 en de gemiddelde jaarlijkse rente ca
f 500.
Hier’ blijkt dus, dat
–
wat het gemiddeld verzekerd ‘be-
drag per polis betreft, de volksverzekeriug nog eenszins
aan de verzadiging toe is. Het gemiddeld bedrag van alle
op 31 December 1948 uitstaande polissen, waarop uiteraard
nog vele van voor de oorlog daterende polissen invloed
hebben, ligt ver beneden het niveau van de in de laatste
jaren gesloten verzeleringen.
Aangezien zich deze ontwikkéling nog steeds voortzet,
zal naaimate de oudere verzekeringen tot uitkering komen
en nieuwe worden gesloten, de nieuwe productie’ in de
volksverzekering, nog geheel afgezien yan een verdere
groei van het aantal polissen, een groter bedrag gaan ver-
tegenwoordigen.
Deze zelfde redenering is ook toepasselijk op de kapitaal-
en renteverzekering. Ook hiei’ constateren we, vooral de
laatste twee jaren, een zeer aanzienlijke toeneming van
het verzékerd bedrag op nieuwe polissen, een’ tendens
die het gemiddeld verzekerd bedrag van alle polissen
uiteraard vertraagd volgt. 1-let feit, dat van deze verzeke-
ringsvorm slechts” ruim 8+ mln polissen uitstaan, geeft
bovendien, vooral in de sector renteverzekring, zeker nog
expansiemogelijkheden.
Naast de stand van het verzekerd bedrag is het premie-
inkomen een maatstaf voor de beoordeling van de omvang
van het bedrijf. Aan’de resultatenrekenipgen zijn de vol-
gende cijfers ontleend, die ook duidelijk de groei weer-
spiegelen.
TABEL V.
1945
1946
1947
1048
(in mln guldens)
Terrnijnpremiën …………..
185
205
231
279
Koopsommen ……………..
60
78
84
103
Uit’ de balansen blijkt echter een minder gunstig ver-
schijnsel, dat zeer nauw met ahnormaal verval samenhangt,
nl. de toenemende polisbelening. Deze steeg per ultirno 1948
tot f 45 mln, hetgeen meer dan 1- pCt van de premie-.
reserve uitmaakt. De polisbelening bedroeg in de jaren
1045 t/in 1047 op 31 D6cember i’esp. f 31,’f 28 en f 85 mln.
Samenauing.
In het vorgaande zagen wij allereerst uit tabel T ‘de
geweldige toeneming, die de renteverzekering sinds het
begin van cle oorlog heeft doorgemaakt.
Verder konden, wij constteren, dat de groei .van liet
aantal polissen in steeds langzamei’ tempo geschiedt. Deze
‘toeneming bedroeg volgens tabel m
, III in de jaren 1946 t/
1948 resp., 0,93, 0,74 en 0,67 mln polissen.
De in deze zelfde jaren steeds groter geworden toeheming
van het verzekerdbedrag (resp. f 0,9, f1,1 en f 1,3 mln)
kan dus voor een belangrijk deel worden toegeschreven
‘aan de, in tabel IV, gecontateei’de toeneming van het
gemiddeld bedrag per polis.
Overigens zijn we geneigd een minder spectaculairé toe-,
komstige ontwikkeling van het .levensverzekeringsbedrijf
te verwachten. Enerzijds zijn daar de steeds toenemende vermindering
van het verelcerd bedrag door wijziging; afkoop, royement
‘wegens wanbetaling en ander abnormaal verval—’- terwijl
de polisbeleningen, het voorportaal tot de afkoop, ook
toenémen – anderzijds blijkt uit de cijfers, welke maan-
delijks door het. C.B.S. worden gepubliceerd een, vermin-
dei’de productie van nieuwe verzekeringen in 1949 (zie
tabel VI).
TABEL VI.
(in mln guldens)
I(ap.verz.
iOx
Rente- Volksverz
Totaal
ven.
‘
,Tanuani
t/m
Sep-
tember
1969 473
5175
.
146
‘
1.184
idem op
jaarbasis
631..
.753
‘
.
‘195
.
,
1.579
gehele jaar
1948
…..
677
900
210
1.787
7
December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
975
Ter verg’elijking met de voor 1948 door het CBS. ge-
publiceerde cijfers zijn die voor de eerste 9 maanden van
1949 op jaarbasis omgerekend, waarbij seizoensinvloeden
afwezig werden verondersteld. Duidelijk blijkt wel, dat
voor iedere verzekeringsvorm met een. teruggang van de
productie van nieuwe verzekeringen moet worden rekening
gehouden. – –
In een volgend artik1, waarin o.a. de beleggingen dei
Nederlandse levensverzekeringmaatschappijen zullen wor-
den behandeld, zullen we nog gelegenheid hebben op het
belang van de – premiereserve als maatstaf voor de
groei van het bedrijf te wijzen.
Rotlerdam.
VAN ZWOL.
OMZETBELASTING EN DE CONCURRENTIE-
VERHOUDINGEN IN DE BOUWNIJVE1HEID,
Er bestaat op het ogenblik een principiële discussie over
de vraag, of een betonfabrikant, die betononderdelen ver-
vaardigt voor montagebouw en deze onderdelen ver-
volgens zelf monteert, dan wel in onderaanneming laat
monteren, omzetbelasting verschuldigd is ter zake van
het beschikken over deze onderdelen ten behoeve van
het onroerend goed, waarvan zij deel gaan uitmaken,
een en ander op grond van art. 2, lid 1, sub 2, letter e
van het Besluit op de Omzetbelasting 1940 (S431). Even-
eens wordt besproken, of door deze fabrikant omzet-
belasting is verschuldigd ovr de houten modellen, welke
door hemzelf zijn vervaardigd en waarover hij beschikt
voor het vormen der betononderdelen. 1-lierbij wordt
dan art. 2, lid 1, sub 2, letter f aangevoerd.
Tenslotte zou dan nogmaals omzetbelasting dienen te
worden betaald over de totale aanneemsom van het bouw-
werk v’egens de oplevering van een werk in onroerende
staat (art. 2, lid 1, sub 3, letter b). Indien inderdaad deze belasting telkenmale zou zijn
verschuldigd, ontstaat naar onze mening aanleiding voor
een ernstige verstoring van de concurrentieverhoudingen
in het bouwbedrijf. Ook wanneer de hetonfabrikafit niet
zelf de montagé verricht, of doet verrichten in onder-aanneming, doch de onderdalen in roerende staat ver-koopt aan een andere aannemer, ‘heeft de heffing van
omzetbelasting, thans inzake de levering van een roerend
goed, eenzèlfde marktverstorende vérking.
Deze verstoring der concurrentieverhoudingen, welke
ligt in het horizontale vlak, ontstaat door de structuur-
verandering, die in de vorm van de montagebouw in het bouwbedrijf plaatsvindt,en waarmee in het geval van de
heffing der bovengenoemde belastingen geen rekening
zou worden gehouden.
Ten aanzien van het beschikken over zelfvervaardigde
goederen ten behoeve van een’ onroerend goed is in de
Leidraad-Omzethelasting 1947 par. 4, lid 9 en bij de daarbij
aansluitende Resolutie d.d. 16 April 1942, voornamelijk rekening gehouden rdet de mogelijke verstoringen in de
concurrentieverhoudingen tussen de opeenvolgende stadia
jet de bedrijfskolom. Daarom ook werden slechts belast
die zelfvervaardigde goederen, welke
gewoonlijk
in roe-
rende staat in de handel zijn, terwijl goederen, welke
gewoonlijk
niet in roerende staat in de handel zijn, van
belasting werden vrijgesteld.
In dit verband ontstaan echter bijzondere consequenties, wanneer in deze
gewoonte
een wijziging komt. Dit is thans
– bij de opkomst van de montagebouw het geval. – Men
vervaardigt nu betonelernenten, uit welke een practisch
volledig bouwwerk wordt gemonteerd. Het betreft dus
niet nïeer slechts ramen, deuren, dorpels enz., doch
volledige wandelernenten, vloerelementen,
•
kortom na-
genoeg alle onderdelen voor het bouwwerk. ‘Wanneer
nu deze elementen steeds door de fabrikant zelf zouden
worden gemonteerd, ware cle moeilijkheid misschien te
omzeilen op grond van het feit
:
dat deze onderdelen niet
normaal in roerende staat in de handel verkrijgbaar zijn.
Echter komt het ook herhaaldelijk voor, dat deze onder-
delen in roerende staat aan aannemers worden verkocht,
welke hieruit vervolgens het gebouw monteren.
Welke situatie ontstaat thans? De fabrikant is verplicht
3 pCt omzetbelasting te berekenen over de door hem
geprefabriceerde onderdelen, hetzij’ wegens oplevering
van goederen in roerende staat, hetzij, wanneer hij zelf
de montage verricht, wegens het beschikken over zelf-
vervaardigde goederen ten behoeve van een onroerend
goed, waarvan zij deel gaan uitmaken. Hoewel de waarde
dezer onderdelen ten opzichte van de totale bouwkosten
uiteraard varieert hij verschillende bouwwerken, kan
door elkaar genomen gevoegelijk rekening worden ge-
houden met een percentage van minstens 80. Aannemende,
dat de opdraéhtgever ondenemer is in de zin van’art 6,
lid 2, sub 1, letter a van het Besluit Omzetbelasting
1940, dan wordt dus verschuldigd aan omzetbelasting,
uitgedrukt in een percentage van de totale aanneemsom
voor het bouwwerk:
3 pCt van 80 pCt wegens het beschikken over (rsp.
leveren van) de onderdelen = 2,4 pCt, benevens 3 pCt
van 100 pCt wegens de oplevering van een werk in on-
roerende staat aan een ondernemer = 3 pCt, derhalve
‘in totaal 5,4 pCt van de aanneemsom.
Hier tegenover
,
staat de traditionele bouw; waar .het
bouwwerk geheel ter plaatse wordt gestort of gemetseld.
De hier vervaardigde wanden, vloeren, muren, kortom
alle ter plaatse gemaakte delen van de woning, met uit-
zondering van ondergeschikte onderdelen, zoals rarhen, dorpels enz., gelden niet als goederen, waarover ten be-
hoeve van het onroerend goed wordt beschikt in de zin
van art. 2, lid 1, sub 2, letter e van het Besluit Omzet-helasting 1940 en er is derhalve hierover geen omzet-
belasting verschuldigd. Belioudens over de. genoemde
ramen – dorpels en dergelijke onderdelen, welke slëchts
een onhetekenend deel vertegenwoordigen in de totale
aanneemsom van het . bouwwerk, is dus de traditionele
bouw slechts 3 pCt verschuldigd over de totale aanneem-
som.
De gecumuleerde omzetbelasting, welke drukt op de
benodigde grondstoffen in dc traditionele metselbouw
(stenen, hout enz.) is practiscli gelijk aan de gecumu-
leerde omzetbelasting op . de grondstoffen van de beton-
fabrikant, zodat aan deze ,zijde geen tegenwicht bestaat. Ten aanzien vap de traditionele betonbouw behoeft deze
vraag uiteraard niet eens te worden :gesteld.
Voor de traditionele bouw ontstiat dus een voordelig
verschil tegenover de montagebouw van 5,4 pCt – 3 pCt = 2,4 pCt.
Ten aanzien van de houten modellen, welke door de
betonfabrikant zelve worden vervaardigd en waarin
vervolgens de betonelementen worden gevormd, kan
worden overwogen, of in dit geval inderdaad wel sprake
is van het – anders dan als grondstof ten behoeve van het bedrijf van de fabrikant – voor bedrijfsdoeleinden
beschikken over zelfvervaardigde goederen in de zin van
art. 2, lid 1, sub 2, letter 1 van het Besluit Omzetbelasting
1940. Hierbij zij aangehaald de Resolutie van het Hoofd
van het Departement van Financiën d.d. 28 September
1943 No 1, waarin voorkomt de overweging îan de Tarief-
commissie ,,dat uit de geschiedenis van de totstand-
koming van het in 1938 ingevoerde gewijzigde artikel 3
der Omzetbelastingwet 1933, Stbl. No 546, wat betreft
letter 2, blijkt, dat de wetgever het beschikken over in
het bedrijf voortgebrachte, vervaardigde of bewerkte goederen ten behoeve van het fahrikantsbedrijf heeft
willen belasten om zoveel mogelijk te voorkomen, dat
voor de heffing van de omzetbelsting bepaalde vormen
van bedrijfsuitoefening in een meer voordelige positie komen
te verkeren ‘dan andere vormen van bedrijfsuitoefening,
er daarbij van uitgaande, dat het, tengevolge van con-
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 December 1949
centratie van bedrijven, buiten de heffing van omzet-
belasting blijven van goederen, die normaal bij een niet
geconcentreerde bedrijfsuitoefening worden belast, onjuist
is en dat de Tariefcommissie aanneemt, dat voor de in
hoofdzaak met artikel 3,letter e der Wet overeenkomencle
bepaling van art. 2 (1) 2) f) van het Besluit op de Omzet-
belasting 1940, dat ten deze van toepassing is, dezelfde
ratio geldt”. Nu kan in het geval van vrijstelling van
omzetbelasting t.a.v. het beschikken over de zelfvervaar-
digde houten mddellen geen sprake zijn van bevoordeling
van een geconcentreerde bedrijfsuitoefening hoven een
niet geconcentreerde bedrijfsuitoefening, daar het alge-
meen gebruikelijk en ook noodzakelijk is, dat de beton-
fabikant in eigen bedrijf deze modellen vervaardigt.
Hierbij moge ,worden verwezen naar de Resolutie van
26 October 1948 No 182; waarbij de f.brikanten vail
dakpannen worden vrijgesteld van omzetbelasting wegens
het beschikken over zelfvervaardigde vormej van gips,
welke in de dakpannenindustrie als hedrijfshulpmiddel
worden gebezigd. Weliswaar mogen hier ten dele andere
omstandigheden gelden, doch in heide gevallen is er
sprakevan, dat geen andere vorm van bedrijfsuitoefening
door deze vrijstelling wordt geschaad, daar in beide ge-
vallen de vaste gewoonte en de noodzakelijkheid bestaat,
deze modellen in eigen bedrijf te vervaardigen. De houten
modellen voor het vormen van betonon’derdelen kunnen
dan ook naar onze mening geenszins gelden als goederen,
welke normaal in roerende staat in de handel zijn.
Doch afgezien van dit argument kan bovendien een
analoge redenering worden opgezet als hiervoor is ge-
schied ten aanzien van de op de fabriek vervaardigde
betononderdelen. Terwijl hij de traditionele bouw de
hekistingen, welke worden gemaakt voor het storten
van de beton op de bouwplâats, niet gelden als zelf-
vervaardigde goederen, waarover wordt’ beschikt ten
behoeve van het onroerend goed, dan wel als goederen.
(geen grondstof), waarover vordt beschikt voor hedrijfs-
‘doeleinden, een en ander in de
–
zin -van art. 2, lid 1, suh2,
letters e en f van het Besluit Omzetbelasting 1940, en
hierover’ derhalve geen omzetbelasting is verschuldigd,
zouden de bekistingen, welke nu niet op de bouwplaats,
doch op de fabriek woden gebruikt., wel als goederen
in die zin w’orden opgevat en derhalve worden belast.
Uiteraard is het aandeel der modelkosten in de totale
aanneemsom van het houwwerk in hoge mate afhankelijk
van de aard en het aantal der te vem-vaardigen onder-
delen. Teneinde de gedachten te bepalen nemen wij een
percentage aan van 6 â 7, wat in vel’o gevallen zeker
zal worden bereikt bf zelfs overtroffen. Dan betekent
een heffing van 3 pCt omzetbelasting over
1
de modellen
(0,03 x 0,065) = ca 2 pro mille van de totale aanneemsom. Ergo on.tstaat, uitsluitend als een gevolg.van een andere
Organisatie in de montagebouw, een nadelig verschil in
kostprijs van deze laatste ten opzichte van de traditionele
bouv van 2,4 pCt (betononderdelen) + 0,2 pCt (modellen)
= 2,6 pCt ‘an de totald aanineemsom. –
De montagebouv ondervindt nog steeds een weer-
stand in de eeuwenoude ingewortelde tradities. Men gaat
daardoor nog niet visak over tot,het opdragen van grote
series. Dit heeft uiteraard een nadelige invloed op de
kostprijs, daar de kracht van de prefabricage juist voor
een belangrijk deel in de massaproductie is gelegen. 1-let behoeft dan ook geen betoog, dat een kostprijsnadeel van
2,6 pCt juist nu in de strijd om de verovering van de
markt als ten zeerste oiigewenst moet woi-den beschouwd.
Ook van regeringswege wordt ingezien, dat het van het
grootste belang is, dat de bouw van wôningen, zowel
als de utiliteitsbouw zo krachtig mogelijk dient te worden
bevorderd en dat hierbij de rationalisatie, zoals deze
in de vorm van de montagebouw naar voi-en komt, dient
te worden gestimuleerd.. –
Evenzo is de industrialisatie, waarbij de gelegenheid
ontstaat ook grote aantallen ongeschoolde arbeiders
teverk’te stellen, waartoe juist de moderne ontwikkeling
1
in de bouwnijverheid mogelijkheid biedt, voor sons na-
tionaal herstel van de grootste betekenis.
Wij menen dan ook, dat in het belang van een gezonde
ontwikkeling van ie Nederlandse bouwnijverheid maat-
regelen dienen te worden genomen, teneinde te vpor-
komen, dat als gevolg van de hiervoor genoemde heffingen
van om zetbelast ing de concurrentieverhoudingen in
ernstige mate worden verstoord.
Kampen.
Drs P. A. ETERMAN.
LONDON LETTER.
The attempt to eliminate politics from political economy’
was intended well, but it has provèd to he a failure in prac-
tical affairs, because as the forces to separate economics
and politics became stronger, other forces were growing
to w’eld them together in an almost inseparable unity.
This tendncy is admittedly no isolated phenomenon; 0fl
the contrary, it is world-wide. BuL its application to Eng-
land bas heen stroiigly emphasised since the London Letter
‘of a month ago. Since that time, the House of Commons
has considered the report and accounts of three national
undertakings; they have, incidentally, been discussing
them at the i’ate öf one• a week.. The first report was that
of the Coal Board, published last Jiu’ie: the prospect of
the debate attracted a geat deal of attention, for it was
thd first, occasion on which a nationalised ‘report was to
be prescnted to Parliament .,,The Finanicial Times” had
likened the then forthcoming debate to a shareholders’
meeting and this simile tickled the fancy of ‘the Miniter
responsible for submitting the accounts. But thea perhaps
he bas never been to ashareholders’ meeting, especially
one whei’e ,substantial losses were incurred before the
earning of a modest profit. 1-Ijs evident relish for the
companison would have meant much’less, had the Cable
& Wireless meeting taken place earlier. The communica-
tions business of this company had been nationalised some
years ‘ago, and the question arose-of what to do with the
Government compensation. The directors wished to
distribute part of the assets and wïth the remainder to
continue the company as an investment,trust. The share-
holders were ver)’ far from being docile and opponents
to the scheme claim that when the result of the voting
is made known, the scherne will have heen rejected This
fate, however, did not await the Ministôr; the three line vhips made that issue sure.
rfhe
issuing of these whips,
however, made fairly crtain the introduction of party
politics. Many of the speakers in the Coal debate attacked
nationalisation; although the Conservatives have admitted
that the nationalisation omelette cannot bé unscramhied. The second debate côncerned the Overseas Food Cor-
poration set up under the care of the. Ministry, of Food. it has t’o large projects for producing foodin other parts
of the Commonwealth. One is a comparatively small and
quite successful venture in Queensland; the other, which
in contemplation is by no me’ans small and whose achiee-
ments, while they may have been solid this year, are
assuredly far from the high anticipations of the pioneers.
The groundnut scheme, as the larger plan is colloquially
called, has heen the ‘soure of frequent criticism in the
past. And the Parliamentary dehate prom’ised to be even
more fiery than even, since the auditors of the Corporation’s
accounts made pretty severe statements about the short-
comings of the acounting system. Had such a qualification
been made in the accounts of. any commercial; concern,
the directors could have expected a ve’rystormy reception
al the shaieholders’ meeting. Perhaps the Minister of
Food was aware of this; anyay, he refrained wisely from
mentioning any similarity with sharéholders’ meetings;
lie made a reference – most injudiciously – to military
7 December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
977
operations but of this more anon. On the cve of the debate,
which as we have shown would have been explosive enough
the Minister announced the enforced resignation of two
members of the Corporation’s Board. The Minister was in
a dilemma; either he could dispense witli the services of
these two men before the debate and face the muaic, if the
uproar can be so mis-called, or he could have called for tiieir
resignation after the debate and had all his critics claijning
that the changes were the direct outcome of the debate.
The announcement really iriflamed the passions, and the
Minister’s reference to the penalty of failure in military
operations being dismissal brought forth the retort that
the Minister, as commander-in-chief, and the Corporation
chairman, promoted for the occasion by the crities to be
General of the Grourdnut Army, should be dismissed.
Even ,,The’Times” and later ,,The Economist” demanded
the headof the Minister. In these circumstances no reason-
able person could have expedted that Parliament would
discuss the groundnut scheme on its’ merits and failings.
And the Flouse of Commons was even more partisan than
on the Coal Accounts night.
The third nationalised industry to come up, was that
of the railways. 1-lere there seemed to be a chance thatthe
critics would really, get to grips with the fundamental
problems. This prohability existed partly because owner-
ship of the railways had been concentrated in the ,,BigFour”
and London Transpoit, because they – had always been
suhject to a large measureof Government control, and’
because they had been run by the Government during the
war period. The critics were expected to be rther cautious
because they had forecast that the Transport Commission
would show a deficit for 1948 – the period to which the
e
accounts under review related – of about £ 30 millions.
In the event the shortfall was about £ 4J millions, and
though – perhaps we should say because – the Commis-
sion’s chairman treated the discrepancy between forecast
and fulfilment very gently, the critics stili felt very self-
conscious. The Minister of Transport, too, is a gentie,
persuasive man who could set a nice peaceul sort of tone.
But all prospects of a reasoned discussion were enveloped
in the fog of controversy, caused hy the Minister’s annohn-cement that charges for carrying goods would be increased
by
162/3
per cent. from an unspecified date. iie arinounced
other alterations of a minor character, and promised that passenger rates would not be affected. Tlie reaction was instantaneous: there were gibesat the Govenment’s plans
to reduce costs of productions, tnd the raisiog of freight
rates; the efficiency of the whole system was called into
question; the export drive would be, according to sorne
cominentators, to be gravely imperilled; the Governiiient
is accused of subtle plans to acquire more road haulage
interests. In short, as the debate on the accounts for 1948 opens the confusion makes it certain that by comparison,
the Eton wall game is a model of law and order, and is
entirely lacking in any form of mud-larking. 1f many
speakers remember that they are considering the 1948
accounts in particular, 1, for one, will be surprised.
The whole style of these debates has been fort the
Minister presenting the accouts to he bn the defensive
and for the Opposition to pick on weaknesses and to
insinuatQ that all the Government’s âction and policies
suffer from this sarne defect, possibly to an even greater
extent. Unfortunately, this attitude hodes ili for the
future; for if the Socialists return to power, the Conser-vatives will be tempted to continue in the strairi against
industries which they feel should not have heen nationali-sed. 1f, on the other hand, the Socialists go into the politi-
cal wilderness, they will be superhuman if they eschew
the spirit of re’venge in subsequent debatès on industries
they themselves hrought under State control. The mixing up of politics and econornics is,as 1 have
said earlier, symptomatiâ of the tïmes; it is also a reflection of the approaching electiôn in which neither side can allow
an acknowledgement that their political opponents have
evbr done a single action which is not blameworthy in the
extreme. This partisan spirit explains the attitude of some
of the higher Cabinet Ministers towards the Press, and
many of the newspapers, it must be conceded, are replying
in similar tones.
The Chancellor of the Exchcquer has made very critical
references to those who decry abroad the British efforts
to meet the econorniccrisis, and blames them for therecent
falis in giltedged securities. 11e forgot that some of his
colleagues have been denying the very existence of a crisis
at all. Although gilts have picked up recently – Gas stock
is up about 4 points to 00 and Consols 2J per cent. up by
6 palnts to – the reasoj is admitted to he Government
intervention. This action of itself must be the subject
of political imputations.
The centre of the economie life of Britain seems to have
shifted from the Bank crossing in London, from the facto-
ries, mines, and farms spread all over the country to the
Houses of Parliament, to Transport Heuse (the headquar-
ters df the Labour Party), to the Coiiservative Central
Office, and the Liheral Headquarters.
rrhis
movement, so
far from being near at the end of its force, is about to
receive powerful support. The 1
–
louse of Lords, unable to
stop the nationalisation of Lite steel industry, made a
delaying action. They persuaded the Government to put
the question to the electorate and to let the votes decide.
This may appear to be vory democrati6
i
hut whether it is
good economics er even reasonable political economy is
another matter, escially since the bulk of the electoraLe
w’ill know even less about steel than the Minister of Health’s
granny.
London, December 1, 1949.
–
HENRY IIAKE.
INGEZONDEN STUK.
P1IIJSELAS’I’ICITEIT VAN DE IN- EN UITVOER EN i)E ONT-
WIKIdELING VAN 1)E NEDERLANDSE BETALPdC1SIIALANS.
Dr F. W. C. Blom te Overveen schrijft ons:
Prof, Dr J. Tinherge’n heeft in zijn prae-advies voor de
Vereeniging voor -de Staathuishoudkunde en de Statistiek
over de mogelijkheden en middelen tot het, in evenwicht
brengen van onze betalingsbalans cle begrippen , prijs-elasticiteit van de in- en uitvoer” gehanteerd. hij is van
mening, dat men deze elasticiteiten kan meten, en dat
zij, althans op korte termijn,
voor ons land
laag
zijn; overi-
gens merkt hij op, dat onze kennis omtrent deze elastici-
teiten nog steeds beperkt is. • De theoretische behandeling van’ deze elasticiteiten
kan mij niet bevredigen. Men heeft geen metingen nodig
om te weten, dat deze prijselasticiteiten
op de lange duur
hoog
zijn; ‘dat leert zowel de logica als de ervaring. Op
korte termijn is de elasticiteit minder, omdat de aan-passing i,an de goederenstromen aan een veranderde
prijzenstructuur nu eenmaal tijd kost. De traagheid van
de aanpassing is nit een objectief gegeven, maar is af-
hankelijk van de maatschappelijke structuur van het
ogenblik; hoe verstarder deze is, hoe langzamer im- en
export aan veranderende prijsverhoudingen worden aan-
gepast.
Nu begaan wij een onvergefelijke fo.ût als wij de aan-
passingsmoeilijkheden alleen maar toeschrijven aan het buitenland, dat niet bereid is zijn consumptiegewoonten
snel te wijzigen n de handel min of meer bemoeilijkt.
Dat is maar één element van de moeilijkheden; ook daar
staan wij niet geheel machteloos tegenover. De andere
kant van de medaille is het interne Nederlandse aan-
passingsverrnogen, en dat is de laatste jaren slechter dan
ooit geworden. Tot de aanpassings-belemnierende factoren
behoren o.a.:
978
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 December 1949
de verbreking van het verband tussen ontwikkeling
van de betalingsbalans en ontwikkeling van de binnen-
landse koopkracht. Hiermede bedoel ik de zgn. stabilisatie
van de binnenlandse koopkrtcht, die wordt nagestreefd
door subsidie te geven op het verbruik van importgoederen
en de beperking van de export tot de door de Overheid
wenselijk geachte transacties;
het ontbreken van een voldoende aanbod van kapitaal
eh vakarbeiders, waardoor het mogelijk zou zijn nieuwe
producties op te zetten, waarmede de export verhoogd
of de irnport vervangen zou kunnen worden; dit is wellicht
de grootste hinderpaal voor de productie-omschakeling,
die nodig is om onze betalingsbalans te verbeteren;
het stelsel van winstbelastingen. Iedere winst-
belasting op het bedrijfsleven drukt van nature
1
in de
voorcalculatie het zwaarste op de transacties met de
grootste verlies- en wïnstkansen; dat zijn met name de
productie voor de exportvergroting en voor de import-
vervanging. Zulke belastingen drukken het minst op de
veiligste transacties, dat is de productie voor de binnen-
landse markt van’ verbruiksartikelen, en concentreren de
ondernemingsactiviteit op dat terrein. Daarboven komt
nog, dat ons Duitse stelsel van winstbelastingen (in tegen-stelling met de vooroorlogse Nederlandse winstbelatingen)
slechts langzame afschrijving van productie-installaties
wil erkennen, met het ongelukkige gevolg, dat een export-
producent al dikke wihstbelastingen moet betalen voordat
zijn installaties zijn afgeschreven, terwijl hij een goede
kans heeft, dat hij liet volgende jaar en later niet eens
zijn fiscale afschrijvingen zal verdienen. Als men dan ook
nog in aanmerking neemt, dat de op de wereldmarkt
öpererende industrie meer dan enige andere sector van liet
bedrijfsleven regelmatig moet vervangen, vernieuwen en
uitbreiden om de afzetmogelijkheden te behouden, is het
wel duidelijk, dat ons belastingstelsel – dat de thans chro-
nische stijging der vervangingskosten te enenmale negeert
– een rol vervult in de beperking van de prijselasticiteit
van in- en uitvoer.
Gezien al deze na-oojlogse institutionele invloeden, die
een rol spelen in de prijselasticiteit van im- en export,
lijkt het mij niet geoorloofd aan te nemen, dat de prijs-
elasticiteit van im- en export op een of ander 15 jaar ge-
leden gemeten cijfer zou zijn gefixeerd. Er is een zeer
goot gevaar verbonden aan de veronderstelling, dat ‘de
prijselasticiteiten van im- en export historisch en objec
tief gedetermineerd zouden zijn, want dan verwaarloost
men de. mogelijkheid om hierin subjectief verbetering te
brengen.
De discussies in de Vercenïging voor de Staathuishoud-
kunde en de Statistiek hebben wel getoond, dat men
algemeen iveinig hoop heeft op verwezenlijking van
Prof. Tinbergen’s taakstelling, t.w. grote investeringen,
bekostigd uit de grootscheepse vorming van besparingen.
Dan blijft er maar één reëel middel over om deliandels-
en betalingsbalans recht te trekken, en dat is verbetering
van de prijselasticiteit van im- en export. Moet men uit
Prof. Tinbergen’s. prae-advies de conclusie trekken, dat
volgens hem deze prijselasticiteit een onwrikbaar gegeven
is, onafhankelijk van énze binnenlandé politiek?
Naschrift.
Door mij zijn de termen prijselasticiteiten van in- en
uitvoer gehi’uikt in de zin van vraagelasticiteiten t.o.v. de
prijsverschillen tussen de verschillende aanbi’eders. Daar-
naast kan men aanbodelasticiteiten onderscheiden, die
ik hij voorkeur uitdruk als prijsflexibiliteiten: een sterke
aanpassing van onze aanbodprijzen aan een vermeerderde
afzet bij; zal een hoge flexibiliteit van de prijzen beteke-
nen. Ik geef er de voorkeur aan de aanbodreacties aldus
te beschrijven, omdat de aanbieder vaker (niet steeds)
de prijzen bepaalt, de vrager de hoeveelheid.
In hoeverre liggen deze elasticiteiten nu binnen de
macht van liet Nederlandse volk, resp. van zijn Regering?
Mijn antwoord in de Vereniging voor de Staathuishoud-
kunde was te beknop
t
c. Ik wil het hier wat meer uitspinnen.
De vraagelasticiteit van onze uitvoer en de prijsflexibili-
teit van onze invoer meten de reacties van buitenlanders
zij liggen buiten de macht van ons volk en van onze
Regering. Vooral de eerste is van bijzonder grote bete-
kenis voor liet herstel van het evenwicht in onze betalings-
balans. Op haar doelde ik vooral in mijn antwoord ter
vergadering.
De vraagelasticiteit van onze invoer is een reactie van
Nederland. Tot nu toe van de Regering, voor zover liet de aankoop van bulk-artike]en betrof, als tarwe, katoen, enz.
Daarvan w’as de reactie verre van verstard; integendeel,
reeds ‘véér de devaluatie had men zoveel mogelijk over-
geschakeld op de gebieden met zwakke valuta! Wat andere
goederen betreft, als machines. e.d, is het een reactie ‘van
particulieren;
zou
zij zeer verstard zijn? Ik geloof het
niet. Zou niet tegenwoordig evenzeer de neiging bestaan
om, hij gelijke kwaliteit, bij de goedkopere aanbieden te
kopen als vroeger?
De prijsflexibiliteit van onze uitvoer is een reactie van
het Nederlandse bedrijfsleven; alleen in de landbouw is
een duidelijke regeringsinvloed. 1-her zou onder de om-
standigheden na de devaluatie een yerstarring vermoede-
lijk beter zijn dan prompte reactie! Constant houden van
onze guldensprijzen zou nI. de totale opbrengst van onze
export ten goede komen. Er is echter bij sommige aan-
hieders de neiging tot een intensievere reactie dan
vroeger. Denken wij aan de neiging om de lonen veel
sneller te latn reageren op stijging van de kosten van
levensonderhoud dan vroeger.
hoe dit ook zij, de Regering hëeft ôp dit alles maar
weinig invloed.
Mijn conclusies zijn, dat ik de heer Blom gelijk geef,
wanneer hij stelt, dat een deel der elasticiteiten binnen
de macht van het Nederlandse volken (voor een kleiner
deel) binnen de macht van de Nederlandse Regering ligt.
Men hoede zicli echter voor generalisaties ‘omtrent het
begrip verstarring. Bij devaluatie is verstarring van
guldensprij zen’ identiek met soepelheid van dollarprij zen.
Verstari’ing van prijzen kan betekenen soepelheid van
hoeveelheden en omgekeerd. Het is bovendien in het geheel
niet zeker, of er in vergelijking tot vroeger verstarning
is. Ten aanzien van de gèldlonen is er wel verstarring
naar beneden, maar niet naarboven. Ten aanzien van de
wisselkoersen was er vrger starheid, nu eerder het
tegendeel. De snelheid van de berichtgeving en het verkeer
en de verkorting van dc levensduur van bijv. de verkeers-
middelen zijn factoren, die minder starheid dan vroeger
betekenen. Daarnaast staan ongetwijfeld sociale oorzaken
van starheid.
Ténslotte: niet alle starheid is een wezenlijk nadeel,
niet alle soepelheid een wezenlijk voordeel.,, T-lot money”
is zeer weinig star; toch moet zijn nuttigheid in vele ge-
vallen worden betwijfeld, evenals het nut van bepaalde
effectenspeculaties.
J. T:
AANTEKENING.
1)E ECONOMISCHE TOESTAND IN SPANJE.
liet Franse tijdschrift ,,Etudes et Conjoncture” van
September-October 1949 bevat een uitioerig artikel over
de economische toestand in Spanje. Hieraan ontlenen
wij het volgende. –
In tegenstelling met de meeste andere, in de laatste
oorlog neutraal gebleven, landen, wier welvaart dank zij
ruime exportmogelijkheden – nog gestimuleerd door het
ontbreken van buitenlandse concurrentie – belangrijk
toenam, heeft Spanje nagenoeg geen profijt van de oorlogs-
omstandigheden getrokken. De 6orzaken hiervan schrijft
het blad in de eerste plaats tce aan het feit, dat de burger-
7 December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
979
oorlog het land in een chaos en met grote schulden aan
Duitsland en ‘Italië achterliet, terwijl in de tweede plaats
de wereldoorlog, die kort nadien uitbrak, import van
kapitaalgoederen, nodig voor de opbouw van het vei’-
sleten en verouderde productie-apparaat, verhinderde.
Ilierbij kwam nog Spanje’s delicate politiek-geografische
positie temidden van de belligerentën.
Deze omstandigheden verklaren, dat de handelsbalans
slechts enkele malen in de jaren 1939-1945 een voordelig
saldo vertöonde, een verschijnsel, dat wel scherp, con-
trasteert met de grote overschotten, die de handels-
balansen van de Latijns-Amerikaanse landen over de
oorlogsjaren te zien gaven.
Na de oorlog bleven de moeilijkheden talrijk. De zo
nodige outillage voor herstel van de industriële bedrijvig-
heid op het niveau van 1935 (het laatste jaar’voor de.
burgeroorlog), moet uit het buitenland komen. Spanje ziet echter geen kans deze importen met de opbrengst
van zijn exporten te betalen; een deviezenreservb uit de
oorlogsjaren heeft het land evenmin. Spanje heeft der-
halve buitenlandse credieten nodig en wel – volgens een
rapport van de Urquijo-bank ‘- voor de jaren 1948 tot’
en met 1952 tot een bedrag van bijna $ 800 mln. hiermee
wordt aan een penibele kwestie, nI. Spanje’s verlangen om mede te delen in de Marshall-hulp, geraakt. Wel is
waas’ heeft Spanje een bedrag van 750 mln pesetas (d.i.
ca $ 200 mln) van Argentinië geleend, doch op voor-
waarde, dat hiervoor landbouwproducten van laatst-
genoemd land worden gekocht. Ook heeft Spanje in Fe-
bruari 1949 van Chase National Bank te New York
S 25 mln geleend op onderpand van Spaans goud, gede-
poneerd in Londen, doch hiervan diende
4/5
deel als
schulddelging. Een poging om $ 100 mln te lenen is tot
nu toe zonder resultaat gebleven, terwijl onderhandelingen
over een lening van de Export-Import Bank in het voor-
jaar zijn afgebroken. Als gevolg .van de hevige droogte
van dit jaar, wordt de economische toestand intussen
steeds zorgêlijker. Dit blijkt o.a. uit het werkloosheids-
cijfer, dat van 147.532 in Januari opkiom tot 169.884
in April van dit jaar. Deze cijfers zijn waarschijnlijk nog
geflatteerd, omdat ontslag wegens materiaalgebrek niet
is toegestaan. Er zijn dan ook redenen, om aan te nemen,
dat er een Vrij aanzienlijke ,,verborgen” werkloosheid
bestaat. Het ernstigst is de toestand, wat deze vorm van
werkloosheid betreft, in Catalonië, het textielgebied,
waar wegens gebrek aan electrische energie tengevolge van de droogte, de meeste textielfabrïeken stilliggen
1).
Regen, voor de landbouw en voor de electrische cen-
trales, en dollars, voor de impoi’ten, zijn de twee dingen,
waaraan Spanje op het ogenblik het meest behoefte
heeft, aldus het Franse blad.
De landbouw.
De opbrengst van de
graanbouw
blijft ten achter îer-
geleken bij die in de jaren v66r de burgeroorlog. Rekening
houdend met het feit, dat de bevolking sindsdien met
ca 12 pCt is toegenomen, valt het te begrijpen, ‘dat de
behoeften bij lange na niet worden gedekt door de eigen pi’oductie. De graanbehoeften bedragen thans ca 45 mln
centenaren (1 centenaar = 100 pond) per jaar, of ca
160 kg per hoofd der bevolking. Beschikbaar was door
eigen productie: in 1940 ca 110 kg; in 1946 143 kg en in
1947 slechts 96 kg. Import is dus noodzakelijk; deze
komt voor het grootst6 deel uit Argentinië, welk land
van zijn positie (mis)bruik maakt door de prijzen bijna
te verdubbelen..
Van de zijde der industrie bestaat een stijgende vraag
naar
katoen.
Men is ei’ in geslaagd het bebouwde areaal
voor katoen uit te breiden, doch aan de totale vraag kan
nog lang niet, worden voldaan..
‘) volgens gegevens uit ,,Records en Statistics” van ,,The Eco-
nomist” d.d. 8 October jI., is het (officiële) werkloosheidscijfer na
de maand April veer iets gedaald. In Mei was dit 163.200 en in Juni
ji. ca
151.700.
De voor de export zo belangrijke
sinaasappelenteelt
heeft de laatste jaren te kampen gehad met een serie
misoogsten.
De productie van
olijuen eh”olijfolic
is bevredigend. In’
verband met Spanje’s grote behoefte aan deviezen is de
export groot, zodat de binnenlandse behoefte niet kan
worden bevredigd.
Bij de sinds jaren bestaande oorzaken van de ongunstige
landbouwresultaten,te weten.het gebrek aan kunstmest-
stoffen en aan werktuigen, voegen zich nog de ongekende
droogteperioden van 1945 en van deze zomer, die vooral
in het Centraal Plateau en in het Zuiden zware schade
hebben aangericht.
De industrie.
Het Spaanse Instituut voor de Statistiek publiceert
geen indexcijfers van de industriële productie. Wel ver-
schijnen op onregelmatige tijden gegevens onder de
naam ,,industriële activiteit” van de Camara’ Official
de Comercio, Industria y Navigacion. Deze cijfers hebben
uitsluitend betrekking op de basisindustrieën en op cle
inporten van industriële producten.
TABEL 1
Indexeijfers pan de industriële actipiteit
(1922-26 = 100).
Cd
0
c
‘
..
.p
–
–
.
1930
130,0
115,8
162,7
180,2
110,1
125,2
137,3
1935
103,7 78,0 108,8
226,7
101,6
139,5
98,0
‘1940
.
91,9 88,5 147,8
250,7
93,5
81,0
44,9
1941
87,7
90;2
134,8 267,6 94,5 77,8
31,6
1942
87,9
96,6 128,7
319,8
83,6
55,5
39,2
1943 100,6
97,3
125,1
356,9
128,7
68,6
52,1
1944
99,1
106,7 125,4 351,6 103,8
75,9
46,4
1945
97,0 108,7 107,0 333,7 86,3
74,6
62,9 1946
105,8
114,4
119,0
343,2 129,2
80,4 61,4
1947
102,1
112,2
113,5 428,6
93,9
94,0
41,8
1948 Jan.
98,2
105,7
88,1
402,0
150,7 94,0 19,0
Febr.
105,2
.106,8
95,6
446,1 154,7
03,1
33,7
Mrt
102,3
113
2
0
105,6
465,0
127,0
93,3 23,0
April
103,0 107,7 110,7
449,5
106,9
94,6
44,0
Mei
104,0
111,3 119,0
422,0
713,4
95,7
61,7
Juni
92,0
110,6 115,6
398,7 38,7 93,9
43,3
Juli
96,3
118,3 126,6
376
2
0
66,1
93,4 30,7
Aug.
104,7 111,5
122,2
345,1
62,0
94,4
83
2
7
Sept.
101,0
116,2
126
1
7
267,9
70,9
95
2
7
64,3
Oct.
98,4
113,4 117,8 376,0 53,2
93,4 59,4
Nov.
103,3 114,9
135,4
292,4
47,5 93,9
83,5
‘) ,,Diverse industrieën” omvatten de papier- en kartonindustrie,
de suiker-, zwavelzuur- en de electrotechnische industrie.
Een grote zorg is het
energieprobleern.
Het tekort aan
electrische energie is in ërnstige mate verantwoordelijk
voor de stagnatie in Spanje’s economisch herstel. Mo-
dernisering van bestaande en bouw van nieuwe centrales is zeer noddzakelijk. hoezeer de situatie nog is verergerd
door de grote droogte van deze zomer
2),
bewijst de zeer
ingrijpende stroombeperking, voor de industrie zowel als
voor particulieren, met als gevolg verminderde productie
en gedwongen werkloosheid. Het loon van de op deze
wijze werkloos .geraakte arbeiders moet echter worden
doorbetaald. Ter bestrijding van de hieruit voortvloeiende
moeilijkheden lieef t de Regering bij besluit van 15 Juli
jl. een crediet van60 mln pesetas toegestaan.
De productie van
steenkool
steekt bij die van electrisbhe
energie gunstig af. De productie neemt toe, met uit-
zondering van een lichte inzinking in 1947, en is reeds
ver boven het peil van 1935 uitgekonfen. In 1948 bedroeg
de totale productie van anthraciet, steenkool en bruin-
kool 11,82 mln ton. De’ geschatte jaarlijkse behoefte is
echter ca 14 mln ton. Alleen bij import van de benodigde
installaties en bij’ tewerkstelling van nog 6
It
7000 mijn-
1
1 Bijna 90 pCt van de ôlecti’iciteit ivordt in Spanje door water-
kracht opgewekt.
r
980
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
. 7 December 1949
werkers, kan Spanje er in slagen dit tekort van ruim
2 mln ton boven de grond te halen. –
Van de overige mijnbouwproducten nemen
lood
en
kwik
eén belangrijke plaats, in op de wereldmarkt. Van
pyriet
is Spanje zelfs de grootste leverancier. Toch is
de uitvoerwaarde ervan slechts een gering deel van de totale
uitvoerwaarde.
IJzer
is nog altijd belangrijk, hoewel
achteruitgang in de kwaliteit en het verloren gaan van
afzetgebieden de betekenis.. van dit metaal als export-
artikel sterk hebben doen afnemen. in 1930 bedroeg
de uitvoer van ijzererts nog 3,7 mln ton. In 1948 nog
slechts 226.704 ton, waarvan o.a. 19 pCt naar Engelaid,
17 pCt naar Nederland en 4 pCt naar Duitsland ging.
Zoals reeds werd opgemerkt, heeft de
textielindustrie
ernstig te lijden onder de stroomrestricties. De
wol-
industrie,
die zich tot 1947 in. opgaande lijn ontwikkelde,
vertoont van dat jaar af veer een achteruitgang. De
katoen-
indistrie
floreert niet erg, voornamelijk tengevolge van
gebrek aan grondstoffen. Zo is de behoefte aan katoen
gemiddeld 100.000 ton per jaar, terwijl in 1948 slechts
38.256 ton werd afgeleverd. Dbor beperking van het
binnenlands verbruik tracht men – volgens een besluit
van de Regering van 1 Juli 1949 – de export van weefsels
te vergroten, waardoor de import van grondstoffen kan
worden opgevoerd.
Planning”.
De Minister van Industrie en Handel, M. Suanzes,
heeft aan het begin van dit jaar een plan voor de industriële
ontwikkeling voor 1949 bekendgemaakt. ‘olgens ,,Etudes
et Corijoncture”, dat aan dat plan éen uitvoerig hoofdstuk
wijdt, is het propaganda-element in het plan sterk ver-
tegenwoordigd. Bovendien is de verwezenlijking van de
meeste in het plan opgenomen projecten afhankelijk
van de beschikking over voldoende deviezen. Dit is echter
juist het précaire punt in Spanje’s economie
Basis van het plan is samenwerking tussen de Staat
en particulier kapitaal en wel in de vorm van deelnemingen
in het Instituto Nacional de Industria (I.N.I.), een bij
wet van 25 September 1941 opgericht instituut.
Een belangrijke plaats neemt in het plan het vraagstuk
van de
electrische energie
in. Men wil door middel van de
bouw van nieuwe centrales de capaciteit in 1954 op 12
mrd
kWh brengen. In 1935 was deze 3,2 mrd kWh.
Verder voorziet het plan in verhoging van de productie,
van petroleum
– door de bouw van een grote raffinaderij
in Carthagena
– van
steenkool
en
bruin/wol
en van
kunst-
mest.
Dit jaar nog hoopt men de productie van
tractoren:
en
vrachtauto’s
te beginnen in een nieuwe fabriek te Ba-
rajas bij Madrid. Te Barcelona gaat men, in samenwerking
met Fiat,
personenauto’s
maken. Men raamt de productie
op 10.000 auto’s per j.aar. Het plan heeft ook betrekking
op de
scheepsbouw.
,Dit jaar zullen 7 schepen met een totale inhoud van 38.250 ton van stapel lopen. Nog 5
andere, samen 41.150 ton, zullen, naar men hoopt, reeds
in 1950 te water worden gelaten.
Lonen en prijzen.
Merkwaardigerwijs publiceren de officiële Spaanse
statistische bureau’s geen indexcijfers van
lo,ien
en
sala-
rissen.
Er is echter reden te veronderstellen, meent ,,Etudes
et Conjoncture”, dat de stijging van lonen en salarissen
belangrijk bij de stijging van de kosten van levensondet-
houd is ten achter gebleven, ook al hoult men rekening met de vele emolumenten, die het loonniveau aanmer-
kelijk verhogen.
Bij de cijfers van de kosten van levensonderhoud
valt
in betoog de sterke stijging van de prijzen voor kleding
en voedsel. De huren zijn opmerkelijk laag gebléven
als gevolg van een huurbeschermingsbesluit. Dit besluit
geldt echter niet voor nieuw gebouwde huizen, zodat zich
het verschijnsel kan voordoen, dat een huis, gebouwd
vôôr de laatste oorlog, bijv. 135 pesetas per maand huur doet,’ terwijl een soortgelijk huis, doch nieuw gebouwd,
voor ca 1.500 pesetas per maand wordt verhuurd.
TABEL II
Jndexcijfei’s van de kosten van levensonderhoud.
(Juli 1936 = 100).
C)
o o
–
br
;
.9
.
cd
444
178 215 205
09
163
146
232 300 260
i12
216
144
247
318 293
16
233 57
1943
……….
2ItO
310 305
19
240
164
257 323
340
22
243
172
275 347
362
25
26Q
187
361
491
400
34
297 226
940
…………
424
581
675
155
348
261
1941
………..
1942
.
………..
454
605
585
170 394
296
1944
…………
1949
Jan.
……
467
..
609 624
179 414
316
1945
…………
1946
…………
Febr.
……
468 610 629
179
412
319
1947
………..
948
………..
Mrt
668
611
632
180
416 320
April
470
. .
610
– – –
472
614
–
–
– –
Mei’)
…….
Juni’)
473 615
–
– –
‘) Volgens ,,Recorcls and Statistics” van ,,Th&Economit” van 8
October 1949.
Bij de
groothandeisprijzen
is de stijging van de prijzen
‘an textielproducten het grootst, terwijl de prijsstijging
van productiemiddelen bij die van verbruiksgoederen
ten achter blijft.
TABEL III
Indexcij/ers van de groothaidelsprijzen.
(1937 = 100).
algemene
ndcx
productie-
middelen
bfs-
goederen
textiel-
dcten
1938
121
108
115
129
‘
1939
128 116 133
160 1940
153
138
154 200
1961 181
151
191
199
1942 199
175
201
226
1943
222
199
210
267
1944
239 214
236 283
1945
265
228
2.68
‘
306
1946
318
251
334
330
1947
374 294
386 394
1948
400
340
.
399 457
1949
Jan.
……
356 619
–
Febr
..
411
412
356
423
–
413
357 424
–
April
422
368 426
–
Mci ‘)
421
372
420
–
Juni’)
422
376
417
–
1)
Volgens ,,Records and Slatistics’ van ,,The Economist” van
8 October 1949.
De buitenlandse handel. • Spanje heeft ree”ds sedert tientallen jaren een import-
saldo op de handelsbalans. Onderstaande tabel geeft een
overzicht van de buitenlandse handel sedert 1929.
TABEL IV
Buitenlandse handel van Spanje en de Baldaren.
in millioenen pesetas
in millioenen tonnen
import export
1
saldo
import
export
1929
2.737,0 2.112,9
–
624,1
7,1
11,5
1930
2.447,5 2.456,8
+
9,3
5,9
10,0
1934
855,2
613,0
–
242,2
6,9 6,6 1935
876,1
588,2
–
287,9
5,0
6,6 1939
342,8 239,6
–
103,2
1,9
2,9
1940
.
620,6 394,3
–
226,3
3,0
2,9
1941
549,9 521,0
–
28,9
2,6
2,2
1942
609,6
630,8
+
21,2
2,0 2,3
1943
913,8 878,3
–
35,5
2,2
2,2
1964
826,6
956,3.
+
130,2
2,1
2,6
1945
869,0 880,7
+
11,7
2,1
2,4
1946
923,4 813,4
–
110,0
2,4
3,2
1947
1.214,5
938,1
–
276,4
2,8
3,4
1948
1
)
1.446,1
1
.113,9
e
–
332,2
3,!,
3,6 1948
2
)
1.438,8
1.136,4
–
302,4
–
–
‘) Volgens Statistisch Bulletin van cle Buitenlandse Handel van
Spanje.
‘) Volgens Statistisch Bulletin van de U.N.O.
7 Deiember 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
981
Wat de geografische verspreiding betreft, heeft h’et
internationale handeisverkeer van Spanje weinig, verande-
ringen ondergaan. Opvallend is alleen de verminderde
handelsbeweging tussen Spanje en de Verenigde Staten
sedert 1945, zowel wat betreft,uitvoer als invoer, en de
toenemende invoer uit Argentinië, waartegenover een nagenoeg gelijkblijvende eport naar dit land staat. Dit
is niet zo vreemd, als men bedenkt, dat Argentinië, )ij
het verstevigen van zijn handelsrelaties met Spanje, in
de 4erste plaats werd geleid door het verlangen zijn tpro-
ductie-overschotten tegen hoge prijzen – die andere
landen niet wensen te betalen – aan Spanje kwijt te
raken, welk laatste land op grond van enkele crediet-
overeenkomsten – waarvan de bekendste )s het pro-
tocole Franco-Peron” – en door de nood gedwongen,
in een afhankelijke positie t.o.v. Argentinië is komen te
verkereij. Het is niet in de laatste plaats om deze reden;
dat Spanje zich de laatste tijd enkele malen tot de Ver-
enigde Staten heeft gewend, teneinde economische hulp
– in het bijzonder mededeling in de E.R.P.-hulp
van dit land te verkrijgen.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE JNVLOEI) VAN DE DEVALUATIE
OP
DE IJIIITSE
IN-
EN
UITV0EREI1IJZEN.
Het verwachte gevolg van de devaluatie van het pônd
sterling op de ontwikkeling van de Britse inL en uitvoer-
prijzen tekent zich thans reeds af. Uit de vorige week doör
de ,,Board of Trade” gepubliceerde cijfers blijkt, dat de
importprijzen, in sterling uitgedrukt, met 9 pCt zijn ge-stegen, terwijl de •exportprijzen nagenoeg onveranderd
zijn gebleven. Van deze 9 pCtkorntca 2 pCt voor rekening
van prijsverhogingen door de overzeese exporteurs toe-
gepast; de overige 7 pCt moet als een gevolg van het getegen
sterling-aequivalent der importprij zen worden beschouwd.
De invloed van de devaluatie op de prijzen is uit’onder-
staande indexeijfers (1947=100) af te lezen.
Exportprijzen
1
Importprijzen
c
s
1948
Oct.
‘112
116
‘111
110
116
114
123
113
Nov.
lii
116
110
109 117 115
123
113
Dec.
113 117
111
109 117
115 123
114
1949
.Tan.
113
116
112
111
118
116
124
114
Febr.
112
115
112
109 118
115
125
114
?.Irt
112
116
112
109
118
114
127
115
April
112
117
112
109
118 113
129 114
Mei
113
116
112
108
117
111
128
113
Juni
113 116 113
109
115
111
125
111
Juli
113
116 113
107
113 109
123
110
Aug.
114
116
114
109
112
108
121
.108
Sept.
113 115
114
108
111
108 119
.106
Oct.
113
114
114
107
121
117
127
121
rrhe Financjal Tmes” van 3 December ji. knoopt
aan deze cijfers de conclusie vast, dat, wanneer deze
prijsontwikkeling vootgang. vindt, Engeland.naar hoeveel-
heid ca 10 pCt meer moet exporteren dan véôr de devalu-
atie teneinde hetzelfde kwantum importgoederen te
kunnen betalen.
Bij een beschouwing van de tabel moet men er rekening
mee houden, dat de prijzen van enige, niet uit de sterling-
area .komende importen, nietteinin in Britse valuta uit- –
gedrukt plegen te worden; de waardebepaling win deze
importen wordt uiteraard niet door de wisselkoers-
verandering beïnvloed.
Voorts vestigt ,,The Financial Times” er deaandacht
op, dat in enkele gevallen met de omrekening van de na
18 September geïmporteerde hoeveelheden – welke om-
rekening door de importeurs individueel geschiedt – is
gewacht tot de goederen zijn gearriveerd; deze importen
moesten in bovenstaande tabel nog buiten beschouwing
blijven.
UITJIREIDINO
VAN
DE JJAFFJNAOEOAI’ÂCITEIT
IN
DE
MAJISII
ALL-LANDEN.
In zijn vergadering van 5 Juli 1949 heeft de Raad van
de O.E.E.C. opdracht gegeven aan het Oil-Committee
om de mogelijkheden te onderzoeken, die kunnen leiden, tot uithreiing op lange termijn van de raffinagecapaciteit
in de Europese landen die deelnemen aan the Marshall-
hulp.
De resultaten
t
van dit onderzoek zijn neergelegd in een
uitvoerig rapport: ,,First report on co-ordination of
oil refinery expansio
t
a in the O.E.E.C. ‘countries”, ver-
schenen te Paiijs in October van dit jaar.
In het eerte, algemene, deel van het rapport wordt
uitgegaan van bepaalde schattingen van het verbruik
der verschillende olieproducten in de deelnemende landen.
De volgende tabel dient hierbij als grondslag.
Geschat totaal binnenlands r’erbru.ik pan de Qoornaamste
petroleurnproducten.
(in duizend
ubt:).
1938
1948
‘)
1
1949/50
1952/53
.
2.329
9.961
12.053 16.389
Kerosine
2.789
3.261
3.572
Benzine
………13.503
Dieselolie
5.588 8.205 9.863 13.048
Brandstofolie
.
8.021
10.733 14.046
18.161
‘), Behalve Zwitserland en Triëst.
De cijfers zijn
1
critisch onderzoöht door het Oil-Commit
tee; de hoeveelheden worden redelijk geacht. Op grond
van deze, cijfers meent het Committee, dat uitbreiding
van de raffinagecapaciteit een noodzakelijke bijdrage is
tot het economisch herstel van Europa. Daar een dergelijke
uitbreiding een aanzienlijke beperking van deviezen-
uitgaven betekent, kunnen deze plannen tevens helpen
om onevenw’ichtigheden in de verschillende betalings-
balansen weg te werken.
Coördinatie van de raffinageplannen van de deel-
nemende landen en onderwerping aan het toezicht van
het Oil-Committee wordt echter als een noodzakelijkheid
beschouwd.
In beginsel kan het Committee zijn goedkeuring
hechten aan een programma, dat voorziet in een raffinage
capaciteit voor 1952/53 van 62,4 mln ton
1).
In het tweede deel geeft het rapport een gedetailleerd
overzicht van het verbruik (voor de jaren 1948, 1e halfjaar
1949 en 1952/53) mogelijkheden tot uitbreiding van de
raffinagecapaciteit en aanvullende importprogramma’s
van de verschillende Marshall-landen.
‘) Vgl.
cle tabel in ,,E.-S.B.” van
13
Juli
‘1949, hlz. 560,
waar deze
capaciteit voor eind
1952 op 65,6
mlii,ton is geraamd.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Evenals de vorige week was de geldmarkt g&jurende de
verslagweek vrij krap, waarbij ook het passeren van de
maandultimo een rol speelde.
De balans van De Nederlandsche Bank per 28 Novem-ber jl. vertoonde de gebruikelijke begeleidende verschijn-
selen: daling der.saldi van banken (nl. met f 4 mln) en
stijging der voorschotten en beleningen (nl. met f 10 mln).
De liquiditeitspositie der banken bleef gedurende het
grootste deel van de week zodanig, dat zij slechts beperkte
982
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
7 December 1949
–
,-
——–
bedragen cailgeld aan de discontohandelaars konden uit-
lenen. Laatstgenoemde waren daardoor genoodzaakt
gedurende de eerste vier dagen
1
pCt rente te betalen,
waaina de cailgeidrente Vrijdag tot 1 pCt en Zaterdag
verder tot 1 pct werd verlaagd.
De handel in schatkistpapier was gedurende de verslag-
week, vooral voor de kortlopencle termijnen, iets groter
van omvang dan de laatste tijd gebruikelijk is.
Voor
December-, Januari- en Februaripapier werd
11/
3
pCt geboden. Maartpapier werd voor
ik
pCt, April-
papier voor pCt verhandeld. Voor de langere termijnen
vertoonden de noteringenenige daling t.o.v. de week
tevoren.
Zo
werd -Mei- en Junipapier roor
1/8
pCt aan-
‘geboden (vorige week i? pCt).. –
De moeilijke liquiditeitspositie van de banken gedurende
delaatste weken komt, behalve in de caligeld- en markt-
iioteringen, ook tot uiting in de daling van het bij de
Agent van liet Ministerie van Financiën afgenomen bedrag
nieuw schatkistpapier.
Uit de staten van ‘s Rijks
.
Kas blijken bijv. de volgende
mutaties Schatkistpromes
‘
sen
in omloop
week 8
Nov.-15
Nov. ……..
.+
f 9 mln
week 15 Nov.-22
Nov..
…….
–
f13 mln
De aandelenmarkt vertoonde gedurende de afgelopen
week over een breed front een stijging, zoals iit. de cijfers
van onderstaande tabel blijkt.
Weliswaar hadden aandelen Koninklijke in het begin
van de week van aanbod te lijden, doch daartegenover
stond, dat voor Indonesische fondsen een gunstiger stem-
ming doorbrak. De koersstijging ging met enige vergroting
der omzetten gepaard; gedurende de afgelopen week be-
droeg de aandélenomzet f7,5 mln, tegen f 6,8 mln de
vorige week. –
Prof. Dr J. F. ten Doesschate, directeur der Kon. Ned.
hoogovens, merkte in een redevoering, die hij deze week
te Amsterdam hield,
op,
dat,watde zware industrie betreft,
investeringen van ca f100.000
of
meer per persoon
nodig zijn vooi’ nieuwe in het productieproces op te nemén
arbeiders. In totaal zou ei voor de investeringen, verband
houdende met de industrialisatieplannen, in
4
k
jaar ca
1 5,7 rnrd moeten worden opgebracht. Indien de indtistria-
lisatieplannen werkelijk doorgang zouden – vinden, zouden
ongetwijfeld ook de emissies ter b’eurze vele stenen hiertoe
moeten bijdragen. Het blijkt echter nog steeds moeilijk
in te zien op welke wijze bedragen van een dergelijke
orde van grootte onder de huidige economische en sociale
omstan
..
digheden bijeen zouden kunnen worded gebracht.
25
Nov.
2 Dec.
Indexciifers
1949
1949
Industrie
…………………..
225,5
226,4
Banken
……………………
.132,;-3
132,4
Indonesische aandelen
……..
–
54,9
58,3
Algemeen
………………..
155,8
158,1
Aandelen.
.
A.K.0..
……………….
…
i76
183
Amsterdam Rubber
………..
122k
130-
H.A:L
………………………
160 160f’
II.V.A.
……………………
137k 144
Kon.
Petroleum
……………
301′
301-
Unilever
…………………..
237
247
Philips
……………………
23
2
2362.
Obligaties.
3
pCt
Inv.
certif.
…………..
98k 981
2}
pCt
N.W.S.
…………….
80/i
,
7
/8
3- 3-
pCt
1947
…………….
98
1
/
8
3
pCt Dollarlening 1947
’94/
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCITE
IIA.NK.
Verkorte balans op 5 December 1949.
A.ctiva.
Wissels, pro-
f
Hoofdbank t
messen en .
Bijbank
–
sc
huldbrieven
Agentsch.,,
6.000,—
1fl
ISCOfl 0
–
t
6.000-
Visels,
scliatkistpapier
en
schulclbrieven,
door de Bank gekocht (art
15, onder 40,
an de Bankwet 1948)
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947
……
t
.800.000.000,-
Voorschotten
(
Hoofdbank t
138.394.429,97
‘)
in rek. cr1
1
oponderpanci
‘
Bijbank
,,
710.249,45
(mcl.
belcnin-
1
gen)
1.,
Agcntsch.,,
.
5.604.820,69
t
144.709.500,11
Op
effecten enz ………
..
143.544.299,02
)
Op
goederen en celen
..,,
1.165.201,09
144.709.500,11
‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
.
…………………….
–
Boekvordering
op
de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1047
…………………………..
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……t
740.143.147,67
Zilveren munt enz…..10.802.971,70
750.946.119,37
Papier
op
het buitenland
t
253.311.900,-
Tegoed bij correspondenten
in het buitenland
….
..
471.218.543,25.
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..2.608.466,80
–
,,
727.138.910.05
Vorderingen in guldens
op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..
b343.800.224,64
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningstonds
…………..
120.905:519,85
Gebouwen
en
inventaris
……………..
..
2.000.000,-
Diverse
rekeningen
…… .. …………
..
219.805.819,37
t 5.609.312.093,39
Passlva.
Kapitaal
…………………………t
20.000.000,-
Reservefonds
……………………….15.333.335,71
Bijzondere reserves . ………………..
..61.674.999,18
Pensioenfonds ……………………..
..22.653.383,45
Voorzieningsfonds personeel in tijdelijke
dienst
……………………………1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (011(1e uitgiften) ..,,
71.009.430,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) ,, 2.996.392.915,-
Bankassignaties in omloop …………….220.742,28
Rekening courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist …… t 652.071.908,33
‘5 Rijks Schatkist bij-
.zondere rekening …. .. 642.701.281,95
Geblokkeerde saldo’s ..,,
2.139.836,23
Saldo’s van banken in
/
Nederland ………. ..
39.319.288,06
Vrije saldo’s van vreem-
de circulatiebanken en,
soortgelijkeinstelllngen , 441.150.157,66
Andere Vrije saldo’s …. ..39
–
1.829.784,71
2.169.229.256,94
Crediteuren in vreemde geldsoort
5.581.305,11
Diverse rekeningen
…………………245.717.057,03
5.609.312.093,39
‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks
door de Bank In disconto genomen …. t
–
Waarvan aan Indoneslê (Wet van 15
Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ……..
..34.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
–
Staatinhetverkeergebrachtenluntbiljetteil ,, 135.677.666,50
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste oosten in millioenen franes).
–
–
Voorschotten
aan
de Staat
‘Data
o’
.
o1.
–
5.
(f)
26
rIco.1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
10
Nov. 1949
52.981
431.357
125.042 168.400 426.000
17 Nov. 1949
.
52.981
433.684
125.042
153.200
426.000
24 Nov. 1949
52.981
456:053
125.042
152.500
426.000
.
Bankbil- Deposito’s
Data
jetten
In
–
–
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
26Dec. 1946
721.865
63.8
140.63
45
0
765
–
62.693
10 Nov.
1949
1.229.504
105
139.021
17
Nov.
1946
1.204.108 166.804
108
165.232
24 Nov. 1949
1.203.768
173:549
153
172:169
”•’
7′ December 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
983
DE JAVASCHE BANK.
.
,
NATLALE
,BANK,
VANZWTSETtLAND.
(Voornaamste ‘postën In millioenen .frncs).
(Voornaamste posten In duizenden guldens).
Cd
S
‘6)
,0
.0
Data
>-‘
0
0
QC)
,0
E
i5C)t
0
,ssec
.0
iO
.4O5D
Ao
0
4)#
,
31 Maart 1947
477.080
35.363
313.256
85.402
255.201
16 Nov.
1949
470.985
78.110 14.817 59.554 1.051.425
23 Nov.
1949
470.985
72.025 14.764 58.397 1.084.393
30 Nov.
1949
470.985
73.949
14.718 63.826
1.105.082
Rekeiiing courant
O’
saldi
06
00
4,6
060.0
S
Data
06b0′
604,6
,
»
31 Maart 1947
81.527 453.816
–
503.718
101.304
16 Nov.
1949
30.088
920.088
–
774.159 33.066
23 Nov.
1949
26.551
914.485
.
–
771.556 33.376
30 Nov.
1949
26.683 911.650
–
798.851
35.059
Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979.
Muntbiljettencirculatie per 23 Nov. 1949 f 951.224.776.
Muntbiljettencirculatie per 16 Nov. 1949 f 939.450.097,25.
Muntbiljettencirculatie per 30 Nov. 1949 f 956.219.040,50.
STAND VAN ‘s
RÏJI(S
KAS.
V o r d e r i n g e n
23Nov. 1949.
15 Nov. 1949
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De Nederi. Bank N.V. f 696.464.378,96 t 665.111.577,73
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten
274.743,09
16.246,22
Kasvorderingen wegens cre-
dietverstrekking aan het
buitenland …………..
……..-
Daggeldiening tegen onder-
pand………………
……..-
Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen
……
…291.933.803,44
305.834.430,49
Voorschotten op uit. – Oct.
1949 aan de gemeenten
wegens aan haar uit te
keren belastingen – –
Vordering in rek, courant op:
–
IndonesiO …………….
….1551.512.651,41
1543.627.989,14
Suriname
………………..32.576.051,90
32.317.757,14
Ned. Antillen …………………, –
–
Het Algemeen Burge.lijk Pen-
sioenfonds ………….. ………-
–
Het staatsbedrijf der P., T.
en’……….. ……..
…………-
–
Andere staatsbedrijven en in-
stellingen
……………..359.020.913,47 ,, 364.589.226,87
Verplichtingen
Voorschot, door De ‘ Nederl.
Bank N.V., verstrekt
–
–
Voorschot, door De Neder-
landsche Bank ‘NV. in
rekening courant verstrekt – –
‘Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandscbe Gemeenten
Schatkistbiljetten in omloop fl927.667.800,- fl915.067.800,- Schatkistpromessen bij De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
van 26 Februari 1947 …. …1800.000.000,- ,,1800.000.000,-
Schatkisipromessen in omloop
‘(rechtstreeks bij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
/ 5.935,4 mln, wo. garantie
Bretton ‘Voods /1.151 mln ,,4784.400.000,- ,,4797.100.000,-
Daggeldleningen
–
–
Muntbiljetten in omloop …. ….133.890.716,- ,, 134.033.278,50
Schuld op uit. Oct. ’49
aan de gemeenten wegens
aan haar uit te keren
belastingen …………..
….132.658.613,48 ,, 132.658.613,48
Schuld in rek, courant aan:,
IndonesiO
………………….-
–
Suriname
………………….- –
–
Ned. Antillen
…………….6.834.020,08 ,,
4.750.465,24
‘Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds ….. ………
…..41.897.491,82 ,,
22.726.451,70
Het staatsbedrijf der t
,
., T.
.
en ‘ .
……………….
….366.389.665,08
423.729.081,17
Andere staatsbedrijven . . .
Schuld aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist ……………..1532.315.896,21 ,,1 533.919.725,95
60
‘2
OOE
Data
cd
.
S
.
u,9
j5
31
Dec.
1946
4.94,9
18,0
238,7
5.2,7
41090,7
1.163,7
15 Nov. 1949
6.160,5
250,5 109,3
39,7
4.233,2
1.956,7
23 Nov. 1949
6.203,8
249,5
.
109,9 39,7
4.220,7
2.008,4
30 Nov. 1949
6.201,5
251,2
109,8 39,7
4.344,8
1,889,2
INDEXCIJFERS VAN
.
LONEN VOLGENS REGELINGEN ‘IN
NEDERLAND
1)
–
Juni 1938/
Juni 1939
=
100
Nijverheid
‘)
Landbouw’)
–
Nijverheid
.
,en
landbouw
Aug.
1939….
‘
101
100
‘
101
Mei
1945….
116
190 126
Oct.1948….
175,2
–
258
186,8
Nov.
1948….
179,9
265,5
191,9
Dec.
1948….
181,7
‘
265,5
193,4
Jan.
1949….
181,8
.
265,5
193,5,
Febr.
.1949….
181,8
‘
265,5
193,5
Mrt
1949….
.
481,6e)
265,5
193,36)
Apr..
1949….
181,46)
.
265,5
193,2e) Mei
1949..
181,9
275
6)
195,0
Juni
1949. .
. .
181,9
275
195,0
Juli
1949….
181,8
‘
275
‘
194,9
Aug.
1949….
182,1
275
195,1
Sept.
1949….
182,1)
275
195,1
4
)
Oct.
1949.. .’.
.
182,1
4
)
275
195,1
4
)
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”z in de indexcijférs
zijn de uitkeringen krachtens de Kinderbijslagwet
niet
begrepen
‘) Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
‘)
Akkerbouw en veehouderij.
‘)
Voorlopige gegevens.
6) Daling uitsluitend een gevolg, van een lichte schommeling in
de toeslag van mtér-productie der steenkoolmijnen,
6)
Loonsverhoging ingaande 1 Mei 1949 als compensatie voor
premieverhaal landbouw-pensioenfonds.
–
IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
‘).
Invoer
.
Uitvoer
Saldo
M nd
aa
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde Waarde
In dui- in mil- In dul-
In mil-
In mil-
zenden
lioenen
zenden lioenen
lioenen
tonnen
6
)
guldens
tonnen’)
guldens
guldens
Tot.
’39
24.306 1.517 12.708
966
–
551
Tot.
’46
11.764 2.145
3.919
785
-1.360
Tot.
’47
16.544
4.251
5.843
1.859
-2.392
Tot.
’48
19.101
4.919
7.357 .
2.669
-2.250
Jan.
’49
1.498
.
464
653
318
–
46.
Febr, ’49
1.269
401
644
245
–
156
Mrt
’49
1.632
476′
–
728
283
–
193
Apr.
’49
1.770
438
684
256
–
182
Mei
’49
1.671
427
721
272
–
155
Juni
’49
1.977′
442
‘
741
312
–
130
Juli
’49
1.750
410
654
284
–
126
Aug.
1
49
1.850
390
687
296
–
94
Sept. ’49
1.826
407
952
318
–
90
Oct.
’49 1
1.743
–
435.
1.218
377
–
89
1)
Bron: ,,Centraal ‘Bureau voor de Statistiek”.
Exclusief pakketpost; diamant, gouden en zilveren munt en
muntmateriaal.
‘) Bruto-gewicht; van 1948 af netto-gewicht.
DE KOLENPOSITLE VAN BELGIË
‘).
‘in duizenden tonneni
Maand
Productie
Afzet Toon.aad aan
het einde van
de maand
Gem.
1938..
2.465
–
2.336
Gem.
1946..
1.898
–
1.897
Gem,
1947..
2.033
2.021
Gem.
1948..
2.223
.2.192
Januari
1949..
2.436 2.409
.
864
Februari
1949..
2.331
2.186
1.009
Maart
1949..
2.619
2.299
1.329
April
1949..
2.428
2.011
1.746
Mei
1-049.
.
2.398
1.931
2.214
Juni
1949..
–
2.353
1.885
–
2.681
Juli
1949..
1.869
1.697
2.853
Augustus
1949..
2.005
‘
1.940
2.983
1) Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal instituut voor
de Statistiek.
‘ii
N.V: PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE
•
v/ h. Noderlaudsche Siintoestelleil Fabriek
HILVERSUM
Alle communicatie-apparatuur op het gebied van
Radio Lijntelefonie – Automatische telefonie
Ondernemingen, die het beste leidende, personeel zoekon,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door middel van een annonce in do rubriek ,,Vacaturos”.
Bot aantal reacties, dat deze annonces tengevolge hebben, is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen grote instelling Is, die (fit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrachten voor het
volgend nusnincr dienen 12 Deceml’er a.s. in ons bezit te zijn.
C. MASTENBROEK
–
Ben. Molendijk 14
–
Goudswaard
• BEDRIJFSADMINISTRATIE,
• BOEKHOUDINGEN
• BELASTINGZAKEN
Abonneert U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. – Ligthart, Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten
f
19.—; franco per post
f
20.10
Abonnementen worden aangenomen door de
boekhandel en door de uitgevers
DE ERVNF.BOHNTE HAARLEM
.*
Adverteer in dit blad *
Werkgeversorganisatie te ‘s-Gravenhage
zoekt een
JURIST
die als Adjunct-Secretaris aan ‘haar
.
Bureau
zal worden verbonden.
Vereisten: maximum leeftijd 35 jaar; grote ervaring 01)
arheidsrechtelijk terrein, met name op dat der sociale
verzekeringen. – Enige jaren practische ervaring in de
advocatuur strekt tot aanbeveling.
Sollicitaties met alle van belang zijnde gegevens, w.o. dpgave
van ven. salaris, te richten aan Are’s Advertcntiebedrijf NV.,
Kettingsiraat 2, ‘s-Gravenhage, onder No. 6794.
Het DEPARTEMENT van ECONOMISCHE ZAKEN vraagt een
BEKWAAM JURIST voor een leidende functie. Slechts Juristen met ervaring,
liefst ook in dc Overheidsdiensten, komen in aanmerking.
Minimum leeftijd 40 jaar. Schriftelijke sollicitaties te richten
aan de
CENTRALE PERSONEELSDTENST
BINNENHOF 4
TE ‘S-GRAVENHAGE
onder motto
L/Jurec.-51.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
s,
.Itotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers:
R. ,Mees
en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Elco-
nomie, 14, Universiteitstraat, Cent.
Abonnementen: Rieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banqv.e de
Commerce,
Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederlaid f 26,— per jaar;
voor België/Luxemburg f 28.- per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Comrnsrce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no 260.34.
Overzeese gebiedsdelen (per zeepost) f 26,—, overige landen f 28,-
per jaar.
–
Abonnementen, kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 14′, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0,40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,, Vacatures
”
en ,,Beschikbare krachten”
f o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers
’15
cents, resp.
14
.. Irancs.