Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1649

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 15 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Ec
‘onomischLStatfstische

‘•.: Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDE, NIJVERHEID, FINANCIPN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
33E
JAARGANG

WOENSDAG 15 DECEMBER 1948

No. 1649

S
.

COMMISSIE VAN REDACTiE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de IVit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. pan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.

Gegeoens ooer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde pan dit nummer.

INHOUD:
Blz.

De artikelen van deze week ……….983

Sommaire, summaries

……………:983

Kapitaalgoecleren als vergoeding van. oorlogsschade
door Prof. S. Kortewej

…………………..
984

Het opinie-onderzoek en de verkiezingen
door Dr
J.

pan

Rees

…………………………..
987

Financiering van de tekorten der vrijwillige zieken-
fondsen door. P. A. Zec’en …………………….
988

Over het evenwicht in een systeem van internationale
handelsbewegingen

en

de

mixltilaterale

compen-
saties

(II)
door Ir. M. H.

Ek/cer

…………….
990

Ingezonden

stuk:

Behandelijg vati 1)tiltsc merken bij het toekomstige vredes-
verdrag door Ir E. Hijmans,
met naschrift van
Mr Dr
C.

Schouten

………………………………….
99

A a n t e k e n i n g en
De naamloze vennootSchap en haar aandeelhouders
door

J..

Jirands

…………………………………..
.
993
De Belgische zware Industrie
9
91

Internationale notities
De

betahingsbalatus

van

Zuikt-Amerika

…………….
995
I)c toekomstigo wereldproductis
van
J)etrOlOum

……….
995

Geld-

en

kapitaalmarkt

.
…………………..
996

De Belgische geld- en kaiitaalmarlct in Noemher 1948
door

V.

oan Rompuy

…….
..

.
……..
.
………
997

Statistieken:


Jbsuikstuiten

…………………………………..
998
Maandcijfers van de grote.bukeu in Nederland
……………
999

DEZER DAGEN

deed de ederlandse Regering een nota toekomen aan de
Commissie voor Goede Diensten. Het stuk was niet op-gesteld om te klinken als een

fanfare, doch de toon was
vastberadener dan ooit. Drong hij ook verder door? De
reacties van de Commissie, de Veiligheidsraad en het
buitenland zijn nog niet officieel bekend.
Ziet
men naar
NedeHand zelf dan rijst de indruk, dat een publiek, weiks
waarnemingsvermogen is afgestompt door jaren, waarin overal ter wereld slechts geweld naar voren trad, de om-
vang van de mogelijke gévolgen onderschat, zo het voor de
economische consequenties tot een schatting komt.

Dat het hevattingsvermogen uitgeput kan raken, de

afgevaardigden ter algêmene vergadering van de Verenigde
Naties hebben het reeds van zich zelf geconstateerd.
Evenzeer vermoeide journalisten hebben berekend, dat
in totaal tien millioen woorden zijn gesproken. ,,Het
woord is oud geworden, gehavend en versleten’.

Is van ,,der dingen hel’dre orde”, waar dezelfde dichteres,
Ida Gerhardt, van rept, iets aan het licht getreden? In
één beginselverklaring, althans tén dele; het besluit
over de rechten van de mens is zonder tegenstemmen

aangenomen. Een belangrijk stuk, dat gekoppeld aan het kort tevoren genomen besluit van het Congres van India
om de onaanraakbaarheid bij de wet op te heffen een

zeer gunstige indruk van ônie tijd kn geven. Althans
aan eventuele historici, die zich zouden houden bij de
bestudering der oorkonden. Indien zij zich, zoals te ver-
wachten, de moeite gaven verder te zien, zouden zij vinden

dat de Nobelprijs voor de vrede dit jaar niet is uitgereikt.

Keren wij tot de feiten terug dan blijkt, dat de vergade-
ring als datum om weer bijeen te komen, .1 Apriïheeft
gekozen. Wellicht heeft dan één probleem, dat haar
hinderde toen zij ten einde spoedde een voorlopige afslui-
ting gevonden. De kans op een beëindiging van de strijd
in Palestina neemt toe; het ware te vensen, dat çle op het laatste moment ingestelde verzoeningscommissie
ler Verenigde Naties op tijd verschijnt om aan het vrede

sluiten deel te nemen. liet staat wel vast, dat het noemen
van de naam Bernddotte, gezien de loop der gebeurte-
nissen, dan slechts eerbetoon, geen feitelijke samenhang

zou betekenen. Zelden zijn zoveel Idsse ,eindjes van de
belangenstrijd . zo duidelijk aan het licht getreden.

Zal de strijd in China, die zozeer het onherroepelijk
einde voor het huidige regiem schijnt aan te kondigen,
toch nog worden opgelost in het scheppen van een nieuw
woord, gevormd uit Kuo iIing Tang en Kung Chang
Tang? De Amerikaanse Regering, kennelijk ten çinde
raad, en tot een woord gedwongen door ht persoonlijk
bezoek van Mevrouw rrsjiang Kai Sjek, heeft verwezen
naar hét klassieke en eiene der Chinese pisilosophie,
de oplossing van hetgulden midden. Indien men tenminste
meent, dat een coalitieregering dit zou kunnen vertegen-
woordigen.

ROTTERDAMSCHE

BANK

AFWIKKELING

VAN

NALATEN-

SCHAPPEN

225 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N DSC H E
Z 0 U,T 1 N D U S T R IE

Boekelo . Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek vn

zontznur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, cazistic soda.

Mededeling betreffende de

‘IBM

BOEKHOUD- EN STATISTIEKDIENST

Deze dienst staat ter beschikking van alle bedrijven
en instellingen, die van devoordelen der machinale
IBM administratie willen profiteren zonder dat zij
zelf de daardoor nodige machines behoeven aan te schaffen of te huren.

Onze deskundigen lichten U gaarne in over de vele
mogelijkheden, die deze dienst biedt om Uw werk
• sneller,
• economischer.
• nauwkeuriger en
• overzichtelijker uit
te
voeren.

INTERNATIONALE BEDRIJFSMACHINE MIJ. N.V.

FREDERIKSPLEIN 34

AMSTERDAM-C.

TEL. 33656- 31856

Economisch

Statistisch Kwartaalbericht

Research-uitgave van
het Nederlundsch EconomiSch Instituut

*

Dezer dagen verschijnt de December-aflevering

UIT DE INHOUD:

De economische situatie in Nederland.
De ontwikkeling van het economisch leven in
Indonesië.
De conjunctuur in België.
De economische situatie in Groot-Brittannië.
Internationale geld- en kapitaalmarkt.
De ontwikkeling van de scheepsbouw op lange
termijn.
De groei van het aantal personenauto’s in
Nederland; de intensiteit van het gebruik.

Jaarabonnementen t 65O; voor abonné’s ,,E-S.B.” f5.-

Telefoon 38040 – Rotterdam – Giro no. 8408

20

Behandeling van alle

bankzaken

* *
Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
– ROTTERDAM
.
S.GRAVENHAGB
DELFT
.
SCHIEDAM

VLAARDINGEN

Banden jaargang* 1948

i3e4td&ftq nöq mc
qd!q(
tct 31 Dec. a.s.

*

Indien U nog geen band voor de jaargang

1948 van de ,,Ecnomisch-Statistische Be-

richten” bestelde, dan is daartoe nog de

gelegenheid. Maar doet U dit dan s.v.p.

vôôr 31 December a.s. Na die datum

kunnen ni. geen bestellingen meer woden

uitgevoerd.

*

Bestel dus nog heden een band bij de

KON. NEDERL. BOEKDRUKKERIJ

H. A. M. Roelanis, Schiedam

Postbus.42

Telefoon 69300 (toestel 8)

a
EM8Oj

,,HOLLAN DIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

1

1001`I5KANTOOR TE

VLAARDINGEN

Koninklijke

Nederlandsche

Boekd rukkerij

H. A. M. Roelants

Schiedani –

15 December i948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

983

S

DE ARTIKELEN VAN
DEZE WEEK.

Prof. S.
Korteweg,
Kap itaalgoederen als aergoeding aan

oorlogsschade.
Ter ‘ermijding van moeilijkheden, aan liet overmaken

van geidbedragen verbonden, is in Februari 1945 té Jalta

besloten, Duitsland na de oorlog een schadevergoeding in

natura op te leggeil. Nederland zou, gebaseerd op het
prijspeil van 1938, een aande’el krijgen overeenkomenci

met een waarde van 25 milliard gulden. De bedoeling was,

dat de herstelbetalingen in natura in 1948 moesten zijn

voltooid. In de praktijk is het tempo veel langzamer.

Zo heeft Nederland tot d
useI
nog geen 0,2 pCt ontvangen.

Dit betekent, dat het nuttig effect voor de binnenlandse

wederopbouw belangrijk geringer is. In ruim verband

gezien rijst de vraag, of het verlies, aan het Duitse productie-
apparaat toegebracht, niet veel groter is dan de winst
in de begunstigde landen. Er moet hierbij ook worden

gedacht aan het feit, dat bepaalde fabrieken een sleutel-

positie bezitten, waadoor cle schade dus aanzienlijker

is dan de individuele ontmantelingen.
/
Dr J. van Rees, Het opinie-onderzoek en de aerhieztngen.

1-let is vaak van belang de publieke opinie over bepaal-
de onderwerpen te peilen. De mislukking van de voor-spellingen inzake de jongste presidentsverkiezingen in
de Verenigde Staten heeft echter veel afbreuk gedaan

aan dit söoit onderzoekingen. Bij nadere analyse blijkt,
dat de gelegenheid ontbreekt de waarde ervan critisch
te beoordelen, althans ten aanzien van niet-commerciële
onderwerpen. Daarvoor zou nodig zijn, dat inlichtingen

werden verschaft over methode en techniek van het
onderzoek, verder over de mate, waarin betekejis wordt
gehecht aan de verkregen uitkomsten. Fliernaast – dient een verdieping van het opinie-onderzoek te worden na-

gestreefd.

– P. A. Zeven,
Financiering aan de tekorten der arijwdiige

ziekenfondsen.
De afdeling verplichte verzekering van de Ziekenfondsen
– levert, naar bekend, gunstige resultaten op. De afdeling
vrijwillige verzekering daarentegen werkt met verlies
De Minister van Sociale Zaken heeft besloten uit de
baten van de eerste een tegemoetkoming te geven van

f 12 mln aan de laatste. –
Kennelijk is de premie voor de verplichte verzekering
te hoog en die voor de vrijwillige te laag. De vraag is

gewettigd, of, in plaats van de tegemoetkoming van de
Minister, het niet beter is de premie voo’ de vrijwillige
verzekering te verhogen en die voor de verplichte te ver-lagen. Dit lijkt een, sociaaleconomisch, beter middel van

aanpassing aan de omstandigheden dan de hierboven

genoemde overheveling. –

Ir M. H.
Ekker, O-‘er het eaenwicht in een systeem aan inter-
nationale handelsbewe gingen’ en de niultilaterale corn-

pensaties (II).
Een analyse van het handelsverkeer tussen de E.R.P.-
landen – exclusief Duitsland – wijst uit, dat normaliter

75
6L
80 pCt van dat verkeer in bilateraal evenwicht ver-
keert. Na de oorlog is dit percentage gedaald, vooral
indien de Verenigde Staten in de groep worden betrokken.
Het percentage bedraagt in dat geval voor 1947 518.
Het volume van de internationale handel, dat in gesloten
circuits verloopt, is, vërgeleken met het bilateraal even-
wicht, maar klein. Deze gesteldheid is o.a. van groot belang
voor de verwachtingen, die men mag koesteren van de
op 16 October ji. gesloten betalingsovereenkomst. Het veld

voor multilatérale compensaties blijkt immers klein te
zijn. In 1947 is het bereikte peil reeds ongeveer gelijk aan

het gemiddelde van voor de oorlog. –
Het zou belangwekkend zijn de analyse uit te breiden
tot nog andere dan de E.R.P.-landen en tot de onzicht-

bare posten.

SOMMAIRE.

Prof. S. liorteweg,
Biens de production comn-ie réparations.

Les réparations en nature, imposées â l’Allemagne,
sembient moins favorables au redressement des pays

bénéficiairés qu’on n’avait supposé. On peut 5e demander

si la perte, qui en résulte pour l’industrie allemande
a

cause du démantôlement, n’est pas plus grande que le

profit en retiré par les pays intéressés.

Dr J. van Rees,
L’enquête-d’opinion et les élections.

L’enquête-d’opinion gagnera en importance si la

méthode suiyie, la technique appliquée ainsi que la signi-
fication y attribuée seront publiées. En outre, l’extension

des enquêtes doit être poursuivie.

P. A.
Zeven,
Le financement des déficits des mutualités’
priaées.

11 est â conseiller d’augmenter plutôt les primes des

mutualités privées que de chercher une compensatioli
de leurs pertes dans les bénéfices des mutualités officielles.

Ir M. H.
Ekker,
L’équilibre dans le système international
des rnouç-’ements conznierciaux et les compensations
multilatérales (II).

Une analyse clu trafic commercial entre les pays- P.R.E.
– sauf l’Allemagne – montre que dans 75
ii
80% des ,cas l’équilibre bilatéral est réalisé. C’est pourquoi l’exten-
sion des compensations multilatérales reste restreinte.

SUMMARIES,

Prof. S. Rorteweg,
Capital goods to conipensate -war damage.

The goods Germany has to pay as reparations prove
to contribute less to the rebuilding of the receiving counties
than was expected originally. The problem arises whether
the losses inflicted on the German industry do not over-compensate the gains of the countries cpncerned.

Dr J. van Rees,
The opinion polis and the elections.

Opinion research will benefit by publishing the methods

and technique used as well as the significance attributed
to the resu.lts. Furthermoi’e more penetrating analysis
seems to be required.

P. A. Zeven,
Finahcing the deficits of the aoluntary health
insurance systern.

It is advisory to increase the insurance premiums
instead of covering the deficits out of the surplusses of
the compulsary insurance system.

Dr M; H.
Ekker,
Some remarks on international trade
equilibriumand multilateral compensations (II).

An analysis of trade between E.R.P. countries
exclusive of Germany – points to the fact that bilateral
equilibrium lies on a vel’y high level. Thence the possibi-lities of extending multilateral compensations are limited.

984

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 December 1948

KAPITAALGOEDEREN ALS VERGOEDING

VAN OORLOGSSCHADE.

De grondslagen aan de regeling

Gedurende elke oorlog raakt de’partij, die aan de
win-
nende hand is, meer en meer overtuigd van haar goed
recht een zo groot mogelijk deel van de ondervonden

schade te verhalen op de vijand. Na de oorlog bemerkt

de ov’el’winnaar telkens weer, hoe moeilijk het is een be-

vredigeride vorm te vinden voor de schadevergoeding, die
men de vijand wil opleggen.

In een vrij economisch stelsel kan de schadevergoeding
slechts een’ zeer beperkte omvang bereiken. Zij ‘wordt

dan beperkt enerzijds door het vermogen van de Regering
van het overwonnen land om door middel van belastingen

en leningen op een groter deel van het nationale inkomen
beslag te leggen dan nodig is voor de eigen uitgaven en

anderzijds door de mogelijkheid de in het binnenland ter
beschikking komende middelen naar het buitenland over
te maken. Dit laatste vereist een vergroting van de uit-

voer van het overwonnen land, zonder dat daar een ver-

groting van de invoer ofeen anderô normale tegenpost

tegenover staat. De exta-uitvoer moet worden afge-

dwongen door extra-lage prijzen, die in de landen van
afzet begrijpelijke weerstanden doen ontstaan. Het gevolg

van een en andei’ is geweest, dat de schadevergoeding,
die Duitsland na de eerste wereldoorlog opbracht, in

hoofdzaak slechts een schadevergoeding in schijn was;

zij werd voor het grootste deel gefinancierd uit in het
buitenland, in het bijzonder de Verenigde Staten, opge-
nomen leningen. – –

In een van ovei’lieidswege geleid economisch stelsel

met gebonden betalingsverkeer zijn, in theorie, de moge-

lijkheden tot het overmaken van schadevergoeding

aanzienlijk groter dan in een vrij economisch stelsel.
Men komt dan tot schadevergoeding in natura, ook indien
naar de vorm de omvang van de schadevergoeding in een
geldbedrag (of een reeks geidbedragen) wordt uitgedrukt. De bezwaren aan schadevergoeding in natura verbonden,

zijn echter zo groot, dat in de practijk ook deze vorm van
schadevergoeding wel nooit grote omvang zal kunnen
bereiken.
De
,
ervaringen, in de jaren van twintig opgedaan,
hebben er klaarblijkelijk toê geleid, dat de geallieerden

gedurende de tweede wereldoorlog eerst zeei laat hebben
besloten ook deze maal aan Duitsland een schadevergoeding
op te leggen. Dat besluit werd op aanstichting van Stalin

in Februari 1945 te Jalta genomen. In welke vorm de
schadevergoeding zou worden opgelegd en hoe zij zou

worden verdeêld werd in beginsel vastgesteld op de con-
ferntie van Potsdam (17 Juli-2 Augustus 1945).
De vraagstukken verbonden aan het ovérmaken van
geidbedragen zouden worden vermeden door een schade-

vergoeding in natura op te leggen. Voorts werd besloten,
dat de schadevergoeding, behalve uit de ,,German external
assets” (nI. de in beslag te nemen patenten en dergelijke
rechten én de verbeurd te verklaren Duitse eigendommen, vorderingen ena. in het buitenland) zou worden verkregen
door overdracht van kapitaalgoederen; de uitvoer uit de
lopende productie zou in beginsel beschikbaar blijven
voor de betaling van de lopende invoer
1).
Van de in de
Westelijke zônes van Duitsland te ontmantelen fabrieken
zou een gedeelte, ter’ waarde van 25 pCt van het totaal,

bestemd zijn voor de Sovjet-Unie, welke daaruit Polen
zou schadeloos stellen. Daartegenover zou de Sovjet-Unie
aan de Westelijké geallieêrden verschillende goederen als tarwe, steenkool, kali, hout, enz. leveren voor een waarde

van GO pCt der door haar uit de Westelijke zônes ontvangen
kapitaalgoederen. (Voor zover deze goederen niet afkom-

‘) In de Oostelijke
zône
van Duitsland is het overbrengen van
gehele fabrieken, dat aanvankelijk met veel energie was ter hand
genomen, betrekkelijk spoedig gestaakt en vervangen’ door het
opeisen van herstelbctalingcn uit de lopende prodsiclie.

stig waren uit de Sovjet-Unie zelf, doch werden onttrokken
aan de door Rusland bezetté zône van Duitsland, vormen

zij een voorbeeld van herstelbetalingen uit lopende pro-
ductie).

Tenslotte werd in Potsdam bepaald, dat de gehele
quaestie der herstelhetalingen met bekwame spoed zou

worden afgewikkeld. Uiterlijk 2 Februari 1946 zou worden

vastgesteld, welke objecten onder dè schadevergoedings-

regeling zouden vallen en uiterlijk twee jaren daarna

zou de overbrenging dier objecten moeten zijn voltooid.

De gekozen ‘opzet was in haar kern. gezond. Op het

tijdstip, van de beëindiging der vijandelijkheden was het

Duitse bedrijfsleven volledig ontwricht. Veel bedrijven

lagen geheel of gedeeltelijk in puin, grond- en hulpstoffen

ontbraken vrijwel geheel, een enigszins bevredigend op-

gebouwd geheel van stafpersoneel ‘en arbeidskrachten was
slechts in uitzonderingsgevallen aanwezig. Voor de in-
dustrie in haar geheel zou overschakeling van oorlogs-
op vredesdoeleinden noodzakelijk zijn, alvorens men de

arbeid zou kunnen hervatten. Kon men dan niet in het
onvermijdelijke tijdvak van reorginisatie een deel van

het Duitse industriële apparaat overbrengen naar de

landen der, overwinnaars teneinde daar hinderlijke te-

korten in de industriële uitrusting – niet zelden door
toedoen der Duitsers ontstaan – op te vullen en, in de

laatst’ bevrijde gebieden, het weer op gang brengen van

de voortbrenging thelpen vergemakkelijken? Zulks te
meer, daar krachtens de besluitën van Potsdam de Duitse

voortbrenging in sectoren, die rechtstreeks of middellijle

van groot belang waren geweest voor de oorlogsvoering,
voor goed aan limieten zou worden gebonden, die beneden
de nog aanwezige capaciteit lagen. Lag het dan niet voor

de hand de overtollig geworden kapitaalgoederen der te

,,ontniantelen” bedrijven dienstbaar te maken aan de
wederopbouw in de overwinnende landen?
Niet te ontkennen echter valt, dat de gekozen opzet

een tweeslachtig karakter droeg. Het bepalen van het

industriële peil, waarboven Duitsland niet zou mogen uit-
gaan, stond op de voorgrond. De herstelbetalingen tn

behoeve van de wederopbouw der door de oorlog getroffen

landen stonden op de tweede plaats. In de practijk kregen
zij een volledig secundair karakter.
Men zal zich herinneren, dat in Nederland ‘de ver-
wachtingen ‘aanvankelijk hoog gespannen waren. Dit
blijkt wel hieruit, dat het Ministerie van FIandel en
Nijverheid zich op het einde van 1945 en in de aanvang

van 1946 genoodzaakt zag er op te wijzen, dat het bedrijfs-
leven goed zou doen elke gelegenheid om van eldérs
machines te betrekken aah te grijpen, liever dan te wachten
op Duitse herstelbetalingen. Deze waarschuwingen zijn

gegrond gebleken. Alvorens echter te treden in de vraag,
welke betekenis de Duitse’ herstelbetalingen voor de wederopbouw van Nederland hebben gehad, dient te
worden verhaald, hoe de toewijzing der herstelbetalings-
goederen in de practijk tot stand kwam.

De practjk der regeling.

Op 24 Januari 1946 trad in werking de Overeenkomst
van Parijs, waarbij de 18 ondertekenende landen
2),

waaronder Nederland, vaststelden hoe de van Duitsland
te verkrijgen schade’ergoeding zou worden verdeeld, als-
mede de procedure te volgen bij de aanwijzing van de te verdelen activa. In deze overeenkomst werd onderscheid
gemaakt tussen twee categorieën herstelbetahingen:
uit Duitsland komende industriële uitrusting en
andere kapitaalgoederen, benevens koopvaardijschepen en binnenvaartschepen; dit is de zgn. categorie B.
alle andere herstelbetalingen, aangeduid als categorie A.
Een belangrijk bestanddeel hiervan vormen de waarden,
die buiten Duitsland werden verbeurct verklaard.

‘) Flet aantal cleelnemendelanden is later gestegen tot 19 door
de splitsing van India en Pakistan. Rusland en Polen behoren niet
tot de deelnemende landen.

15 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

985

liet aandeel van Nederland werd vastgesteld op 3,9 pCt

in categorie A en op 5,6 pCt in categorie B. Bij categorie B is het percentage hoger, omdat de Verenigde Staten en
enkele andere landen afstand deden van een groter of

kleiner deel hunner aanspraken vallend onder deze categorie.

Ten behoeve van de administratie der herstelhetalingèn

werd een nieuw orgaan in het leven-geroepen, de jnter

Allied Reparations Agency” (de ,,I.A.R.A.”), welke haar
zetel kreeg in Brussel.

in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs

wordt bij de toewijzing van de in de Westelijke zônes van

Duitsland te ontmantelen fabrieken de volgende proce-
dure gevolgd:
la. De geallieerde bezettingsautoriteiten beslissen, welke

bedrijven, als zijnde oorlogsindustrieën of bedrijven
boven de toegestane jevel of industrV’, voor onlnante-
ling in aanmerking komen. De opzet was, dat zij daarbij

rekening zouden houden met de desiderata, die door

de -deelnemende landen waren kenbaar gemaakt. In de
practijk kwam hiei-van echter niet veel terecht.

ib. De voor ontmanteling aangewezen bedrijven worden
verdeeld over de Sovjet-Unie en cle I.A.R.A.
le. Van de bedrijven, welke aan de I.A.R.A. zijn toe-

gewezen, worden – nog steeds door de geallieerde be-
zettingsautoriteiten – inventarislijsten opgemaakt, in
welke lijsten tevens wordt vermeld de waarde der daarin
opgenomen apparatuur, uitgedrukt in RM, berekend op
grondslag van de vervangingswaarde in 1938 volgens een

bepaald afschrijvingstarief. Voor deze waarde wordt de
I.A.R.A. door de ,,Allïed Control Council” té Berlijn

gedebiteerd. – –
id. De inventarislijsten worden door de Secretaris-
Generaal van de I.A.R.A. aan alle I.A.R.A.-landen ter

beschikking gesteld.
Op ongeregelde tijdstippen wordt door cle ,,Allied
Control Council” een aanta’l der voor, ontmanteling aan-
gewezen bedrijven ter beschikking gesteld van de I.A.R.A.
ter verdeling onder de daarbij aangesloten landen. Aan technische deskundigen van vorenbedoelde
landen wordt gelegenheid gegeven de ‘bedrijven, die tot
een bepaalde aangewezen groep behoren, te bezichtigen.
2e. Nadat de ,,Allied Contiol Council” een aantal.
fabrieken ter verdeling aan de I.A.R.A. ter beschikking
heeft gesteld, kunnen
01)
grond ian de rapporten hunner

deskundigen de deelnemende, landen bij de I.-A.R.A. op
door de Secrè.taris-Generaal vastgestelde data een aan-vrage indienen voor één of meer dezer fabrieken of voor
machines daaruit.
De Secretaris-Generaal van de I.A.R.A. ontwerpt
aan de hnd van ingediende aanvragen een voorstel tot
verdeling der tot een bepaalde groep behorende fabrieken
;

in nauw overleg met de belanghebbende landen.
1-let verdelingsvoorstel wordt ter goedkeuring voor-
gelegd aan de Algemene Vergadering van de 1.A.R.A.,
waarin alle 19 landen zijn Vertegenwoordigd.
Indien een land niet accoord gaat met de door de
Algemene Vergadem-ing genomen beslissing, kan liet arbi-
trage aanvragen. In dat geval neemt de arbiter, na be-
studering der aangelegenheid en overleg met de be-
trokken partijen, de eindbeslissing.
3. De definitieve verdeling wordt medegedeeld aan de
bezettingsautoriteiten, waarna de betrokken industriële ap-
paratuur naar de verschillende landen kan worden afgevoerd.

Bij dit oVerzicht moet wot-den aangetekend, dat maan-
den verliepen aleer de onder 1 a-d weergegeven voor-
bereidingen werkelijk op gang kwamen. 1-let in Maart
1946 door de ,,Allied Control Council” voor geheel Duits-
land opgesteldeindustrieplan werd voor de Brits-Ameri-
kaanse zône vervangen door een plan van 26 Augustus
1947. Op deze grondslag werd op 17 October 1947 een
lijst vân in de Brits-Amem-ikaanse zône te ontmantelen
fabrieken gepubliceerd (waarih later nog weer wijzigingen
werden aangebracht). Van de op deze lijst aangewezen

681 fabrieken waren er tevoren reeds 230 als herstel betaling aan de I.A.R.A. ter beschikking gesteld. Het
aantal voor de Franse zône werd in November 1947 vast-

gesteld op 236 (te vermeerderen met 30 reeds eerder
aangewezen fabrieken
3)).

Onde’ het bovenvermelde getal van 230 waren nog ver-

scheidene in goede staat verkerende fabrieken begrepen.

De later aangewezen fabrieken schijnen van geringer ge-
halte te zijn; er komen bijv. bedrijven (of gedeelten van

bedrijven) onder voor, die ernstige lomschade opliepen

en waar sinds jaren .niemand naar heeft omgezien.
1-let is begrijpelijk, dat er van Duitse zijde steeds op wordt
aangedrongen geen fabrieken aan te wijzen, die in bedrijf
zijn en ,,schijndode” bedrijven alleen voor zover de daarin

aanS’ezige apparatuur niet nodig is als reserve voor het

weder op gang helpen van liet Duitse economische leven
4).

Van meer betekenis dan de Duitse protesten is uiteraard
liet steeds krachtiger wordend inzicht hij Engeland en de

Verenigde Stâten, dat het hun belang is Duitsland zo

spoedig mogelijk op de been te helpen.
l-Ioewel de onder 2 a-f en 3 vermelde stadia betrekkelijk

snel worden afgewikkeld, verloopt toch qteeds een geruime

tijd (gemiddeld te stellen op negen maanden) tussen de
aanwij zing van een fabriek als schadevergoeclingsobject
en het vervoer der betrokkeri machines naar de geallieerde
landen. In die tussentijd gaat de hoedanigheid der machines
in de regel belangrijk achteruit. Veelal zijn machines, die
in een bepaalde bedrijfsgang nog meeliepen, na demontage
en vervoer alleen nog maar geschikt om als oud roest

naar een hoogoven te g.an. Overigens kan in dit verband
worden herhaald, dat het hoe

langer hoe meer een uit-
zondering is geworden, dat werkende fabrieken als schade-
vergoedingsobject worden aangewezen.

De uitkomsten ruor lVederlcind.

Volgens het memorandum, dat de Nederlandse Regering
in October. 1945 indiende bij de Regeringen van Groot-
Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten, beliep de
op Duitsland zo mogelijk te verhalen schade, berekend op
grondslag vaq liet prijspeil van 1938, ruim 25 milliard
gulden of ruimn
S
14 milliard (1938)1 Van deze schade zal
door de lopende schaderegelingen slechts een fractie
worden vergoed. ‘ *
Immers, volgens schattingen van het secretariaat van

de I.A.R.A. – vermeld in de Memorie van Antwoord, op
28 Juni 1948 bij de Tweede Kamer ingediend bij de be-
handeling van het wetsontwerp houdende goedkeuring
van

de Overeenkomst betreffende de van Duitsland te
ontvangen herstelbetalingen enz., en van de Overeen-

komst betreffende onderlinge strijdige aanspraken op
buiten Duitsland gelegen Duitse bezittingen (zitting 1947-
1948, Tweede Kamer, stuk 825, no. 12) – zal in categorie
A beschikbaar komen een waarde van RM (1938)
1.272.063.000 en in categorie B een waaide van RM
(1938) 868.702.000. Voor Nederland zou dit neerkomen
op een tegoed van RM (1938) 49.610.457 of $ (1938)
12.402.614 in categorie A en RM (1938) 48.647.312 of
$ (1938) 12.161.828 in categorie B, d.i. voor beide cate-
gorieën tezamen $ (1938) 24.564.442, zijnde minder dan
0,2- pCt van het bovenvermelde totale schadebedrag.
1-let is niet onmogelijk, dat dit percentage per slot van rekening nog its gunstiger zal uitvallen; in de ofde van
grootte zal echter geen verandering komen. –
Wat de metterdaad ontvangen schadevergoeding be-
treft, wordt in de aangehaalde Memorie van Antwoord ver-
meld, dat aan Nederland in categorie B tot 31 Mei 1948
werd toegewezen RM (1938) 25.677.225 of 5(1938) 6.419.306
—waarvan voor eenwaarde van RM (1938) 9,3 mln aan koop-

‘)
Cijfers ontleend aan: ,,Reparationen, Sozial Produkt, Lehens-
slandart, Versucii einer Wirtschaftsbilanz’, Brernen 1948, Heft 1,
S. 99 cv. –
) VgI. W. ilasenack, .,Betriebsdemontagen als Repamationsforin, Teil 1, i3eweggründe und Zeitpunkt dier L)emontage-Aktion,Essen/
Kettwig 1948, S. 105. –

ol

988

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Deceniber 19

48

vaardijschepen en voor RM (1988) 16,4 mln aan industriële

goederen – zodat er nog een tegoed zou bestaan van RM

(1938) 22.970.087 of
S
(1938) 5.742.522. In categorie»A zal

Nederland volgens de in de Mernorie van Antwoord weer-
‘gegeven stand van zaken uiteindelijk worden gedebiteerd

voor een bedrag van f168.748.600, zijnde de netto’ waarde

der Duitse vermogensbestanddelen in Nederland, en voor

f 9.153.000 wegens in Nederland, aangetroffen oorlogs-

buitgoederen. Dit is tezamen f177.901.600. Dit bedrag

omrekenende op grondslag van S 1 (1948) = 2.653

gulden (1948) en $ 2 (1948) = $ 1 (1938), vindt, men een

warde van $ (1938) 33.528.383. Flier komt nog bij -een

bedrag aan, ontvangen Russische tegenleveranties (dit
was per 31 December 1947 RM (1938) 200.340 of ‘S (1938)

50.085). en wellicht nog enkele bedragen te ontvangen

uit neutrale landen. Vergelijkt men deze gegevens met het
geschatte tegoed van $ (1938) 12.402.614 dan blijkt, dat’

Nederland in categorie A zwaar ,,overdran” is. In hoe

verre dit zijn terugslag
zal
hebben op de nog aan Nederland
toe te wijzen goederen in categorie 13, valt zonder nadere
kennis dêr na de publicatie van bovengenoemd kamerstuk

terzake in de Algemene Vergadering van de I.A.R:A.
genomen of nog te nemen beslissingen niet te zeggen.
Keren wij na deze uitweïding over categorie A terug

tot de aanwijzing van industriële outillage als schadever-
goedingsobject. De gepubliceerde gegevens laten geen op

cijfers steunende behandeling toe van de vraag, hoe de

verhouding is tussen de waarde der machines, zoals zij in

Duitsland in beslag worden genomen, en de waarde,
die deze machines voor de vdrkrijgende lançlen hebben

blijkens de bedragen, die aan het bedrijfsleven in die landen
in rekening worden gebracht. Men kan veilig aannemen,

dat zulke cijfers het bewijs zouden leveren van een zeer
groot waardeverlies.

Van eng-Nederlands standpunt behoeft de geringe op-

brengst niet te verontrusten. De bedragen, door de I..A.R.A.
in ‘rekening gebracht, zijn slechts rekeningeenheden en

worden •op dezelfde voet voor alle deelnemende landen vastgesteld. Bovendien is in zekere zin alles wat de ver-
kochte goederen netto opbrengen
,
5
winst’ voor de Neder-

landse gemeenschap. Ziet men de zaak echtein ruime!’ ver-

band, dan rijst de vraag, of het werkelijk zin heeft aan het
Duitse industriële aparaat een schade toe te brengen, die in
geen verhouding staat tot de voordelen, die men verkrijgt. Men kan trachten zijn geweten te sussen door te stellen,
dat.de Duitse industi’iële capaciteit ook na de bombarde-
menten nog te groot is voor de geslonken arbeidersbevol-king en dat toch in ieder geval de Duitse oorlogsindustrie
tot geringer proporties moet worden, teruggebracht.
Deze argumenten kan men echterbezwaarlijk laten gelden
voor fabrieken, die toestemming der bezettings-
autoriteiten wederom in bedrijf werden gesteld alvorens
zij als schadevergoedingsobject werden aangew’ezen, en .evenmin voor fabrieken, die, nadat zij als schadevergoe-dipgsohject zijn afgebroken, met behulp en steun van de
bezettingsautoriteiten weer worden ingéricht.
1-let wegslepen van de technische uitrusting van een fabriek heeft ten gevolge, dat het gehele bouwwerk, de
daariji aangebrachte leidingen enz. het grootste deel’,
van hun waarde verliezen
5
). Betreft het een in bedrijf
zijnde fabriek, dan gaan alle kapitalen te .loor, die be-
grepen zijn in een goedlopende organisatie. Veelal zal een
belangrijk deel van de vakbekwaamheid van leiding en
arbeiders vloren gaan.
Ook dient niet uit het oog te worden verloren,’ dat
geen enkel bedrijf geheel op zichzelf staat. Soms is liet
te sluiten bedrijf als sleutelindustrie van buitengewoon
belang voor een grote kring afnemende bedrijven.
Steeds echter staat het als afnemer of levei’ancier van
grond- en hulpstoffen in nauwe verbinding met onderne-
mingen, die hoger of lager geplaatst zijn in de bedrijfskolom,

t)
Bij een hoogoven gaat op deze wijze 50 pCt van het geïnves-
teerde kapitaal verloren,

w’aartoe’het zelf behoort. Al deze economische vervlech-

tingen worden door de ontmanteling vernietigd; tot

schade van alle daarbij betrokken ondernemingen. In het –
beste geval ontstaat in de plaats van de in Duitsland ont-

man telde fabriek een nieuwe in het buitenland, die dan

geleidelijk een plaats zal moeten viB.den in het daar aan-

wezige milieu.
De geschetste nadelen zouden veel minder zwaar hebben
gewogen, indien liet mogelijk was geweest de gehele over-

dracht van kapitaalgoederen, ovei’eeftkornstig de oorspron-
kelijke opzet, in de eerste twee en een halfjaar na het

beëindigen der vijandelijkheden te voltooien. Naarmate dit

tijdstip verder in het verleden komt te liggen, wordt
tevens het nut, dat de verbeurd verklaarde kapitaal-

goedei’en stichten in de landen der overwinnaars, geringer.

In Caansluiting op het laatste punt ‘nog iets over de

betekenis van de. overgekomen Duitse industriële outillage

voor het econdmisch leven in Nederland. In de eerste

maanden na de bevrijding was de Nederlandse industrie

zo berooid, dat de Duitse machines betrekkelijk gemakke-

lijk afzet -vonden. Langzamerhand echter, naarmate ook
uit andere landen weer zoveel apparatuur was aangevoerd,

dat de ergste leeniten waren aangevuld, werd het bedrijfs-

leven merkbaar kieskeuriger. De Duitse machines, die op
een enkele uitzondering na van voor de oorlog stammen,
zijn in het algemeen technisch heel wat minder volmaakt

dan nieuwe Zwitserse of Amerikaanse machines. –

Intussen had zich in de politiek der bQzettingsautori-
teïten en van de I.A.R.A. bovendien een wijziging-vol-

trokken, die tengevolge had, dat minder op zichzelf staande
machines werden aangeboden, doch gehele groepen bijeen
behorende machines, afkomstig van fabi’ieken, die in
hun geheel werden ontmanteld. In tegenstelling tot het

begin wijzen de bezettingsautoriteiten geen individuele
machines meer aao als schaaevergoedingsobject, terwijl de I.A.R.A. tracht zoveel mogelijk- gesloten complexen

bij de deelnemende landen onder te -brengen, ten?inde

daar de industrialisatie te bevorderen. Ook aan Néderland
zijn reeds enige volledige fabrieksinstallaties toegewezen of
zodanig samenhangende groepen machines, dat zij de

grondslag zouden kunnen vormen van een geheel nieuw
bedrijf. In de l)ractijk hebben

deze kansen tot dusverre
echter nog slechtsweinig opgeleverd. De moeilijkheid is
in het algemeen kpitaalkrachtige ondernemers te vinden,
die in staat zijn een, vakbekwame technische staf en- een
arbeiderskern bijeen te brengen, nodig om een geheel nieuw
bedrijf op gang te brengen, en die voorts over voldoende
doorzettingsvermogen beschikken om db kinderziekten
te overwinnen.
Besluit.

De ervaring, thans opgedaan met het opleggen van een
schadevergoedingsverplichtin aan overwonnen landen in
de vorm van het overbrengen van industriële apparatuur,
is al even weinig bevredigend als die met het opleggen
van in geld uitgedrukte schadevèrgoedingsverplichtingen.
Deze ongunstige ervaring moet wellicht ten dele worden
foegeschreven aan de koppeling van de schadevergoeding

aan het streven Duitslands industriële capaciteit, in het
bijzonder op het gebied van potentiële oorlogsindustrieën,
te begrenzen. Verder zal de omstandigheid, dat de aan-
wijzing der te ontmantelen fabrieken door militaire

instanties geschiedde, er toe hebben bijgedragen, dat de
eis, dat de te ontmantelen fabrieken geschikt moete’n
zijn om elders weer te worden opgebouwd, onvoldoende aandacht kreeg. Ook als men met deze factoren rekening
houdt, lijkt de gevolgtrekking echter geiechtvaardigd,
dat afbraak en wederopbouw van fabrieken het vraag-
stuk van de oorlogsschadevergoeding evenmin bevredigend
vermag op te lossen als vroeger beproefde maatregelen.
De grootte van de sliadevergoeding, die langs deze
weg kan worden verkregen, is belachelijk klein vergeleken

15 December 1948 – .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

87

met de té vergoeden schade. De kosten aan het overbren-
gen verbonden, in de vorm van het verschil in waarde van.
hetgeen werd afgebroken en hetgeen wordt opgebouwd,
ch in de vorm .van administratieve uitgaven, en van uit-

gaven voor afbraak, vervoer en wedropbouv, zijn zo groot,

dat het nuttig rendement p’er slot ‘an rekening ontstellend

laag is. Dit argument gaat te zwaarder tellen naarmate

de overtuiging groeit, dat de Rverwinnaars en de over-

wonnen landen samen een nieuwe internationale gemeen-
schap moeten ohouw-en. Voor de zo dringend no6dzae-

lijke industrialisatie van Nederland bleek de hole schade-
vergoedingsregeling in natura van uiterst gering belang.
Misschien zou een enkel initiatief zonder de stimulans

van de ,,goedkope” Duitse uitrusting minder snel tot

stand zijn gekomen, groot is dit voordeel niet. Voor de

onmiddellijke wederopbouw tenslotte

hadden de schade-
vergoedingsmachines alleen in de allereerste maanden na

de bevrijding enige betekenis.
In het licht van dit alles behoeft het van Nederlands
standpunt niet te worden betreurd, indien de bezettings-
autoriteiten in Duitsland zouden beslissen, dat de over-

brenging van industrile apparatuur, na afwerking van

de thans hangende zaken, zal worden heëihdigd.

Voorburg. –

– ,

.

S. KORTEWEG.

HET OPINIE-ONDERZOEK EN DE

VERKIEZINGEN.

Inleiding.

•.

Er hebben dit jaar zowel in ons land als in de Verenigde

Staten belangrijke verkiezingen plaatsgevonden en de
instellingen, welke zich erop toeleggen de publieke opinie
te meten, hebben, zich beijverd om door middel van
enqiêtes de uitslag dezer verkiezingen te voorspellen.
Wij zullen in het volgende niet trachten de verschillen
tussen de werkelijke uitslagen en de resultaten van de
proefverkiezingen te verklaren; te dien aanzien wordt in’
verschillende toonaarden door deskundigen en belangstel-
lenden geschreven. Al is dit aspect nog zo helangwekkend,
er zijn andere, die evenzeer de aandacht verdienen, t.w. de presentatie van de resultaten der proefverkiezingen –
en in ruimere zin van andere publiek gemaakte resultaten
/ van opinie-onderzoekingen – alsmede van de zin. daarvan.

Presentatie der resultaten.

Men is eraan gewend geraakt, zowel in de Verenigde Staten als in Nederland en a’ndere landen, de resultaten
van het opinie-onderzoek gepresenteerd te krijgen in de

vorm van: p pCt van’ de bevolking is het ergens mee een,
q pCt is het er niet mee eens en r pCt heeft geen oordeel. Of, op het terrein der verliezingen •
. ,,volgens het gehou-

den onderzoek” verkrijgt partij A p pCt, partij B q pCt
vn de stemmen enz. hoewel tegen een dergelijke formu-
lering formeel iets valt in te brengen, kan zij in feite
enigszins misleidend worden genoemd. –
Zij, die uit enigen hoofde weten, dat opinie-onderzoe-
kingen met kansen op een zekere foutenmarge zijn behept,
zullen de gepubliceerde resultaten dan ook met de daarbij
passende reserve aanvaarden. Het wordt hun echter
meestal onmogelijk gemaakt zich een nader oordel over
de uitslag te vormen, omdat er over de wijze van enquête-
ren en de ver- en bewerking der gegevens geen gedetail-
leerde technische publicaties plaatsvinden. (Men zie het
boek van Hadley Cantrill over bijv. ‘de verschillen in uit-
komsten, welke worden verkregen door wijziging in de
vraagstelling
1)).

1-let grôte lezerspubliek daarentegen kan niet anders
doen dan de resultaten van het onderzoek aanvaarden voor
wat zij zijn. Men kan hoogstens als critiek hebben, .dat
niet één kennis er net zo over denkt als het merendeel der
geënquêtrde personen, en er zijn verwondering over

‘)
,,Gauging Public Opinion”, Princeton 1944.
uitspreken, dat men niet zelf is ondervraagd, maar daar
blijft het dan meestal bij. Voor deze mensen vertegen-
woordigen de resultaten van het onderzoek vaststaande

feiten, omdat de schijn daartoe wordt gewekt. Zonder

nu meteen de eis te stellen, dat een gedetailleerde uitwer-

king bij de resultaten in, iedere publicatie wordt toege-

voegd, lijkt het oal gewenst tenminste althans een toe-

lichting te geven aangaande de betekenis, die aan de resul-
taten kan worden gehecht. Dit kan het prestige van het

opinie-onderzoek alleen ten goede’ komen

Dat soortgelij ke, en zelfs nog ernstigere, bezvaren,vooral

op het terrein van het verkiezingsonderzoek, ook elders
worden geoeld, moge blijken, uit het volgende.
George Gallup, de eerste onder, zijns gelijken op het

gebied van het opinie-onderzoek in cle Verenigde Staten,

heeft, na in -1941 zijn diensten’aan het Congres te hebben
aangeboden om geregeld over voor het Congres interessante
zaken enquêtes te houden, een paar, jaar geleden ,,Con-

gressional Ilearings” moeten doorstaan. Van dc zijde van
het ,,l-learirigs Committee” werd daarin naar voren ge-

bracht, dat de door Gallup gepubliceerde proefverkiezings-
resultaten een bedreiging van de ,,public controli” tin- –
hielden,
emdat
zij de resultaten van de werkelijke
verkiezingen beïnvloedden. Deze beïnvloeding
werd
mo-
gelijk gemaakt door (a) bepaalde methoden van ,,sampling”
te bezïgen; (b) het corrigeren van de enquêteresultaten
en (c) de wijze van publicatie der resultaten. Al valt,

strict genomen,
behandeling
van de punten (b) en (c)
enigszins buiten het kader,van het betoog, toch zal er vol-
ledigheidshalve met een enkel woôrd aandacht aan wor-
den besteed.

Men kan zich indenken, dat deze aanvallen-voor Gallup
niets minder dan majesteitsschennis betekenden. Tegen
de hoofdaanval verdedigde hij zich door zo goed mogelijk

aan te tonen, dat de verkiezingsuitslagen niet door de
proefverkiezingen waren beïnvloed (dat er geen sprake was van een ,,handwagon effect”). Inderdaad, het komt
ons voor, dat deze wijze van beïnvloeding welhaast even moeilijk te bewijzen is als te ontkennen. Misschien is het
wel zo, dat er verschuivingen in het kiezerscorps plaats-
vinden na de publicatie van de resultaten van de proef-
verkiezingen, doch dat deze verschuivingen in de werke-
lijke resultaten, door onderlinge compensatie niet naar
H
voren komen. et
zou dan oolc interessant kunnen zijn
eens na te gaan in hoeverre er inderdaad van een dergelijk
effect sprake is geweest, d.w.z., dat men nagaat, of de
kiezers inderdaad bij hun vroegere keuze zijn gebleven.
Wat de methode van ,,sdmpling” betreft, alsmede de

wijze, waarop het het door de enquête verkregen materiaal
wordt verwerkt, deed Gallup niets anders dan volhouden,
dat zijn werkwijze volkomefl eerlijk was. De commissie
was er echter niet geheel van overtuigd en bleef de mening
verkondigen, dat de ,,area-sampling”-methode diende te
worden aanvaard, die eveneens door. het ,,U.S. Bureau
of the Census” wordt gebezigd. Of deze methode, die veel
hogere kosten met zich brengt dan de ,,random sam-
pling”, nauwkeuriger resultaten geeft, is echter nog niet
beslist. De nauwkeurigheid van de ,,Gallup test” is inder-
daad in principe wel zo groot te achten, dat het de.vraag
is,f de hogere kosten volgens de ,,area-sampling” ge
i’echtvaardigd zijn.
Behalve een aanval op de doör Gallup gebezigde metho-
de, betekende het standpunt van de commissie eigenlijk
ook een bedreiging van de financiële situatie van het

A(merican) I(nstitute) of P(ublic) O(pinion). Bij welhaast
tot prohibitieve hoogte stijgende kosten van het onderzciek
volgens de aanbevolen methode zou immers de door de
dagbladpers gelegde financiële . basis kunnen komen te•
vèrvallen.
Betreffende het verwerken van het materiaal was de
commissie van mening, ‘dat daarbij op oncontroleerbare
wijze werd gecorrigeerd, zodat in de resultaten ieder ge-
wenst effect naar voren kon worden gebracht. Uiteraard

988

ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN

15 December 1948

is dit slechts dan een gevaar, wanneer er inderdaad sprake

is van beïnvloeding van de werkelijke verkiezingsrésul-
taten.

In haar standpunt betreffende het publiceren van de

resultaten stond de commissie o.i. sterk. Zij was immers
van mening, dat het voordragen van de resultaten, zonder

daarbij de nodige kwalificaties te vermelden, misleidend

moet werken. Geëist werd dan ook een ongecorrigeerde

weergave van de verkregen cijfers, met een verklaring

daarop met betrekking tot de eruit te trekken conclusies

en zoveel mogelijk een technische toelichting. 1-1 oewel men

in de Verenigde Staten meer waarde aan de resultaten van

proefverkiezingen hecht dan (gelukkig) in Nederland het
geval is, zal toch ook hier meer aandacht aan de presentatie
der resultaten dienen te worden besteed.

Wij zouden deze eis ook w’illen stellen inzake andere
.lgemeen verspreide publicaties aangaande problemen,
waarvan men het waard vindt er een opinie-onderzoek

over te laten plaatsvinden. –

1-liermee komen wij tot de zin van het opinie-onderzoek

Betekenis voor de democratie.

Zoals misschien beknd mag worden verondersteld,

hecht men in de Verenigde Staten aan het opinie-onderzoek

waarde als hulpmiddel voor de goede functionnering van
het democratisch bestel. Dit is. begrijpelijk, omdat daar

meer sterk van de gunst van de kiezers afhankelijke
per-
sonen
regeren dan
partijen,
als in ons landt Wil men in de
Verenigde Staten de gunst van de kiezers behouden en
dus zijn positie, dan dient de gemiddelde vertegenwoordiger
zoveel moa1ijk an hun wensen tegemoet te komen.
Wanneer nu het Amerikaanse standpunt wordt verge-

leken met dat van andere landen, blijft in laatste aanleg

de vraag, wat men onder democratie verstaat. O.i. mag dit
begrip niet viorden vereenzelvigd met zelfregering door

de massa, omdat de massa de kennis niet bezit om te rege-
ren en liet element, van gedachtenwisseling essentieel is,
hetgeen juist in het opinie-onderzoek ontbreekt. De be-

tekenis van het opinie-onderzoek kan daarom alleen hieruit

bestaan, dat de resultaten ervan de wèg aangeven, langs
welke de Overheid de massa door middel van propaganda

in enig opzicht zou kunnen leiden. De Overheid zal zich op haar beurt daarentegen in principe niet door de resul-
taten van het opinie-onderzoek laten leiden.

In het licht van het vorenstaande heeft het houden van proefverkiezingen dus niet de minste betekenis.

Dat, in het algemeen, de proefverkiezingen worden ge-houden, is echter wel begrijpelijk, omdat zij, door verge- –
lijking van de resultaten met die van de werkelijke verkie-zingen, een aardige toetssteen geven voor de juistheid van
de methoden van onderzoek. Maar dan zal, wil deze ver-

gelijking opgaan, definitief moeten zijn vastgesteld, dat
er van een onderlinge beïnvloeding van deze resultaten
geen sprake is. De resultaten van de proefverkiezing zouden

dus niet van tevoren moeten worden gepubliceerd, behalve
als onderdeel van liet onderzoek naar de juistheid der
methoden. De aard der bezwaren, die hiertegen door de
instellingen op het gebied van het onderzoek naar de. publieke opinie zullen worden geuit, laat zich daarbij
echter geredelijk aanvoelen. O.a. zal zo’n instelling, wan-
neer zij epin geslaagd is vooraf een goed benaderend resul-
taat van de verkiezingsuits’lag te geven, daarin een goede

propaganda zien. Omdat evenwel hier, evenals in andere
gevallen, de technische toelichting ontbreekt, ontbreekt
ook de mogelijkheid öm na te gaan, of bij andre onder-

zoekingen een even grote mate van nauwkeurigheid is
betracht als bij het verkiezingsonderzoek, vooropgesteld,
dat de soort onderzoek een goede vergelijking mogelijk
maakt. De propagandistische strekking, toch slechts alleen

van ‘waarde tegenover hen, die op de een of andere wijze
van het opinie-onderzoek gebruik wensen te maken – en
dat zijn er weinigen – is o.i. dan ook van geringe be-
tekenis.

Andere onderwerpen van onderzoek.

• In verschillende opzichten en voor verschillende doel-

einden is het inderdaad interessant te weten, wat de massa

over iets denkt. Wij krijgen echter de indruk, dat er wel

eens wat los met de onderwerpen wordt omgesprongen.

hoewel ontsproten aan de wens om beter’geïnformeerd

te zijn over stemmingen en opinies onder de massa – van
sociologisch, sociaalpaedagogisch en. commercieel stand-

punt van belang – en als zodanig zeer toe te juichen, is
het opin je-onderzoek welhaast een rage gw’orden, waarbij

het nut van het onderzoek niet steeds de onderzoekers

voor ogen schijnt te staan. Wat te denken van bijvoorbeeld

het onderzoek, waarbij gevraagd werd of men als eerste

kind het liefst een jongen of een meisje zou w’illen hebben?
Of van het onderzoek, waarbij gevraagd werd, 0f men

vond, dat er teveel ambtenaren zijn? Geen der beide resul-

taten delen iets zinvols mede. In het eerste geval is dit

zonder meer duidelijk; in liet tweede geval is dit zo, omdat

slechts zeer weinigen hierover een verstandig oordeel

kunnen laten horen. Ten aanzien van zinrijker onderwer-

pen geldt dan veelal nog, dat, wanneer men behalve over

de ontwikkeling in het oordeel nog geïnformeerd was over

de reden van die wijziging, de resultaten aan diepte en
-betekenis zouden winnen. Bovendien zal als criterium
moeten gelden, dat de mesultaten een concreet doel dienen.

Zo men niet deze richting pitgaat,’blijft het opinie-onder-
zoek een van die oppervlakkige en bovendien kostbare
spelen, waaraan onze tijd helaas zo rijk is.

Samenvatting en conclusie.

In het commerciële opinie-onderzoek wordt- veel aan-

dacht besteed aan de wijze van weergeven van methode en

techniek van liet onderzoek en wordt critisch gelet op de
mate, w’aaiin men aan de verkregen i’esultaten betekenis

mag toekennen. Dat hij het presenteren van de resultaten
van het niet-commerciële opinie-onderzoek niet of minder
op de betekenis der resultaten wordt ingegegaan, moet
dan ook tot verwondeing stemmen; gezien liet belang,
dat in principe aan het onderzoek naar de publieke opinie

kan worden toegekend. Dit belang schuilt niet in de eerste
plaats in de betekenis van het opinie-onderzoek voor de
functionnering van de democratie. Aan de proefverkiezin-
gen is in dit verbandulfs geen enkel belang toe te kennen.
Voor zover men echter bepaalde resultaten ter algemene
kennis wil brengen, dienen zij aldus te worden gepresen-teerd, dat een critische beoordeling mogelijk is Tenslotte dient een verdieping van liet opinie-onderzoek te worden
nagestreefd.

Eindhoven.

.

Dr J. VAN REES.

FINANCIERING VAN DE TEKORTEN DER

VRIJWILLIGE ZIEKENFONDSEN.
1-Jet mag als algemeen bekend worden beschouwd, dat
de afdeling verplichte verzekering van de Ziekenfondsen

een belangrijk batig saldo oplevert. Dit saldo bedroeg in
1943 blijkens het verslag van de Corrimissaris belast met
het Toezicht •op de Ziekenfondsen f21,7 millioen; in 1942

was reeds een saldo gekweekt van f 18,8 millioen, zodat op 31 December 1943 een batig saldo van f 40,5 millioen aan-
w’ezig was.

Dit bedrag zal ongetwijfeld zijn belegd en ook de interest
zal nog wel een belangrijke bate hebben opgeleverd. Op
31 December 1946 bedroeg het batig saldo meer dan f 100
millioen
1) –

1-hieruit valt dus af te leiden, dat de premie, welke voor

‘)
Uit een debat in de Eerste Kamer-lezen wij,
dal
de Minister
heeft gezegd, dat het hatige saldo voor het Vereveningsfonds op 31
December 1946 de fl00 millioen te boven gaat en

dicht bij de
fl10 millioen komt. –

15 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

989

de verplichte ziekenfondsverzekering wordt geheven, te

hoog is.
De afdeling vrijwillige verzekering werkt minder, flo-

rerend. Uit de jaarverslagen van verschillende zieken-

fondsen over 1946 blijkt, dat nagenoeg alle fondsen be-
langrijke tekorten in de afdeling vrijwillige verzekering

hebben. Deze tekorten lopen bij de verschillende fondsen

natuurlijk uiteen, maar er zijn fondsen, waar de tekorten

meer dan 1100.000 bedragen.
hieruit zien we dus, dat de premie die de ziekenfondsen
voor de vrijwillige verzekering ontvangen, té laag is.
In 1947 is een zeer belangrijke wijziging voor de zieken-fondsen ingevoerd. Er is ni. bepaald, dat de verstrekkingen,

die de vrijwillig verzekerden ontvangen gelijk zullen zijn
aan de verstrekkingen waarop de verplicht verzekerden

uit hoofde van de bepalingen van het Ziekenfondsenbesluit

recht hebben, behoudens de uitkering bij overlijden. Deze verandering in de rechten van de vrijwillig verze-

kerdenis gepaard gegaan met een wijziging in de premie
zoals deze tot nu toe bij de verschillende fondsen gangbaar
was. Vroegerwas het nl. zo, dat de premie die de vrijwillig

verzekerden betaalden, nog al uiteen liep voor de verschil-

lende fondsen. Dit was ook logisch, want elk ziekenfonds
had in zijn eigen gebied een speciale ontwikkeling door-
gemaakt, waardoor bijv. de rechten van de vrijwillig ver-
• zekerden vad een ziekenfondslid uit Alkmaar en Haarlem

belangrijke verschillen vertoonden.
• , In het algemeen was het evenwel zo, dat per ziel per jaar

een bepaalde premie werd’
betaald,
die voor volwassenen

hoger was dan voor kinderen. Met dit systeem is gebroken
en sinds 1 Februari 1947 bedraagt de premie voo!’ de vrij-
willig verzekerden f 0,50 per week per persoon met dien
verstande, dat kinderen beneden 16 jaar zijn vrijgesteld

van premiehetaling.
Alle ziekenfondsdeskundigen zijn het er over eens, dat
deze premie te laag is. Men duidt deze premie dan ook aan
als een premie die ondet’ de huidige omstandigheden, uit sociaal oogpunt als maximum moet worden beschouw’d,
m.a.w. men gaat er van uit, dat cle vrijwillig verzekerden
,in het algemeen geen hogere premie kunnen betalen. Toch
wil men uit sociale overwegingen aan de vrijwillig yerzeker-
den dezelfde ruime verstrekkïngen geven als die, waarop
de verplicht verzekerden recht hebben. Om nu het hoofd
te kunnen bieden aan de tekorten, welke door de te lage
premie van de vrijwillig verzekerden w’orden veroorzaakt,
heeft de Minister van Sociale Zaken in 1947 in overleg
met de Stichting van de Arbeid besloten een bedrag van f 10 millioen uit het Vereveningsfonds, waarin het batig
saldo van de verplichte verzekering is geaccumuleerd,

beschikbdar te stellen voor het financieren van de te-
korten van de afdeling vrijwillige verzekering. rrhans
wordt voorgesteld, een bedrag van f12 millioen voor 1948
uit het Vei’eveningsfonds’ ter beschikking van de vrijwillige

ziekenfondsen te stellen.
Voor een dergelijk Besluit is evenwel de goedkeuring
van de Staten-Generaal nodigen wij zien nu, dat zonder
goedkeuring van de Staten-Generaal de Minister van Sociale

Zaken over 1947 en 1948 aan de Ziekenfondsen reeds gelden
heschikbaai’ stélt uit het overschot van de afdeling ver-
plichte verzekering. Wat de Minister zal doen als de Staten-

Generaal deze maatregel niet goedk.eurt, wordt niet mede-
gedeeld, maar wij geloven, dat hij erop rekent, dat dit
Besluit in elk geval goedgekeurd zal worden.

Wij krijgen hier nu de vreemde situatie, dat de gelden,
welke dooi’ werknemers en werkgevers worden betaald,

gedeeltelijk woi’den gebruikt voor het financieren van de
geneeskundige verzorging van een geheel andere categorie
van de bevolking. Om dit te verdedigen worden een aantal

gronden aangevoerd.
In de eerste plaats wordt beweerd, dat door de invoering
van de verplichte verzekering het aantal vrijwillig ver-
zekerden veel kleiner is geworden. Dit is natuurlijk juist,

maar het aantal vrijwillig verzekerden bedraagt nog altijd

2.300.000 zielen en dit aantal mag toch voldoende worden

geacht om een behoorlijk draagvlak te vormen.

Als tweede argument-wordt aangevoerd, dat degenen,

die onder de bepalingen van de verplichte verzekering

vallen, voor een groot deel tot de gunstige risico’s hehoi’en.

Degeneji, die dooi’ ouderdom, invaliditeit en andere öoi’-

zaken niet meer verplicht verzekerd zijn, gaan voor het
merendeel naar de vrijwillige verzekering over en ver-

houdingsgewijs kent de afdeling vrijwillige verzekering dus

een groter aantal ongunstige risico’s. Dit is juist, maar

daarom nog geen reden, gelden, welke dooi’ verkne-
mers en werkgevers bijeen zijn gebracht gedeeltelijk te
gebruiken voor het financieren van de tekorten van de

afdeling vrijwillige verzekering.
Als derde argument,wordt het gestegen onkostencijfei’
genoemd. Ook dit is juist maar kan allerminst worden

aangemerkt als een argument voor het betalen van de

tekorten van de afdeling vrijwillige verzekering dooi’ de
afdeling verplichte verzekering, aangezien de afdeling

verplichte verzekering met eenzelfde kostenstijging heeft
te maken.
1

Geen der drie argumenten kan steekhoudend worden
genoemd. Als de afdeling vrijwillige verzekering tekorten
heeft, dient men de premie op te voeren en als de premie
tehoog wordt voor het publiek, moeten andere maatregelen

worden genomen

Maar is het nu werkelijk waar; dat de ziekenfonds-
premie onmogelijk kan worden verhoogd? 110e hopg zou
de premie nu wel moeten worden om te bereiken, dat de

afdeling vrijwillige verzekering een sluitende begroting

zal vertonen?

Zonder op volledigheid aaflspraak te maken verdient de

volgende oppervlakkige berekeiiing de aandacht. De ver-
plichte verzekering past voor de vrijwillige verzekering in
1948 112 millioen bij, d.w.z. per «’eek 1230.769. Er zijn op
het ogenblik ongeveer 2.300.000 vrijwillig verzekerden. Als
deze allen per week f 0,10 meer zouden betalen, zou een

sluitende begroting worden verkregen.
Het is moeilijk te beoordelen, of het economisch verant-
woord zou zijn de premie voor alle vrijwillig verzekei’den
met 10,10 per week te verhogen. Als wij evenwel dit vraag-
stuk bezien dan dringen zich een andere vraag en een andere
berekening naai’voren. Uit het verslag van de Commissaris

belast met het rJoezjcht
0
1
)
de Ziekenfondsen over 1943

blijkt het volgende. In 1943 varen er 3.300.000 verplicht verzekerden. Een
deel van deze verplicht vèrzekerden betaalt evenwel geen
pi’eniie. De premie voor de verplichte verzekering wordt
immers opgebracht door werkgever en werknemer. Door-
dat de werknemer als verplicht verzekerde wordt inge-
schreven (zgn. direct verplicht vei’zekerde) zijn zijn vrouw en kinderen beneden 16 jaar ook verplicht verzekei’d (zgn.

indirect verplicht verzekerden). Uit het verslag van de
Commissaris blijkt voorts, dat van elke 100 verplicht
verzekerden er 53 waren, die indirect verplicht verzekerd
waren, m.a.w. van de 3.800.000 verplicht verzekerden
wördt het aandeel van de werknemers in de premie opge-
bracht door 47 pCt van deze verplicht verzekerden, zijnde

1.551.000 verzekerden.
lIet batig saldo van de afdeliiig verplichte verzekering

was in 1943 121,7 millioen,
m.a.w.
door de gezamenlijke

werkgevers wei’d f 10.850.000 per jaar teveel aan premie
betaald en doör de gezamenlijke werknemers w’erd een-
zelfde bedrag teveel betaald. 1.551.000 werknemers be-
taalden dus f 10.850.000 teveel aan premie. Door elke
werknemer werd dus gemiddeld pel’ jaar f 7 teveel premie

betaald; per week dus 1 0,134.
Vij wagen het nu de volgende vraag te stellen:
Is het sociaal-economisch wel verantwoôrd alle werk-
nemers gemiddeld elke week 10,131 teveel premie te laten
betalen, terwijl aan de andere kant wordt beweerd, dat

990

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– .

15 December 1948

het sociaal-economisch niet verantwoord is de vrijwillig
verzekerden f 0,10 premie meer te laten betalen?

Natuurlijk is het juist, dat er zich onder de vrijwillig
verzekerden een categorie bevindt, die nagenoeg armlastig

is. Met evenveel reden kan worden gezegd, dat onder de

loontrekkenden ook een categorie is, die met een zeer

klein loon moet toekomen. Verder kan worden betoogd,
dat onder de vrijwillig verzekerden grote groepen zijn, clie

sociaal-economisch in precies dezelfde omstandigheden

leven als de werknemers, die onder de bepalingen van

het Ziekenfondsenbesluit vallen. Bij dit alles komt boven-
dien nog, dat er onder de vrijwillig verzekerden een grote

categorie is (in Amsterdam schat men die op 15 pCt van
het aantal vrijwillig verzekerden), dat wel ziekenfondslid

is, maar een iuikomen heëf t, dat boende loongrens van

f 3.750 ligt. Deze zijn dus als het ware profiteurs van de
te lage preniie voor de vrijwillig verzekerden.
Zou het nu niet beter zijn, dat de premie voor de vrij-
willige verzekering wordt verhoogd tot een be’drag, dat
nodig is om de werkelijke kosten van deze verzekering te

dragen en dat de premie voor de verplichte verzekering
wordt gereduceerd tot de premie, welke noodzakelijk is

voor.het bestrijden van cle kosten van deze verplicl1te
verzekering?

Voor hen, die de verhoogde premie van de vrijwillige

verzekering niet.kunnen betalen zou een bijzondere rege-
ling, zoals vele gemeenten deze reeds voor armiastigen
kennen, in het leven kannen worden geroepen.

iVaschri/t.

Uit de kortgeleden ver6chenen lCamerstukkeh blijkt,
dat de nieuwe Minister van Sooiale Zaken de voorstellen
van zijn voorganger overneemt met dien verstande, dat

hij voor het jar 1949 voorstelt een bedrag van f 6 millioen

uit het batig saldo van het Vereveningsfonds te besteden
voor het opvangen van de tekorten van de afdeling vrij-
willige verzekering. – –

De Minister is het niet eens met de öpvatting, dat het

in beginsel onjuist is, dat de door werkgever en werknemer
voor de verplichte zieknhuisverzekering bijeen gebrachte
gelden worden besteed voor een bijdrage aan de vrijwillige

verzekering. Hij vindt, dat voor de oudere personen en de
zgn. uitgetrokkenen van de Ziekte-, Ongevallen- en In.ya-
liditeitswet, welke beide groepen ca 900000. personen
omvatten, het bedrijfsleven de meest gerede partij is
om de daaruit voortvloeiende hogerê kosten ‘te betalen.

msterdam.

.

P. A. ZEVEN.

OVER HET ÉVENWICHT IN EEN

SYSTEEM VAN INTERNATIONALE HANDELS-

BEWEGINGEN EN DE MULTILATERALE

COMPENSATIE S (II).

Bij onze analyse van een systeem van internationale
handelsbewegingen, in het eerste gedeelte van dit artikel
1),

hebben wij vier componenten met verschillend evenwichts-
karakter- onderscheiden. Deze analyse kan ons inzicht

in de structuur van een systeem van handelsbewegingen
ten zeerste verhelderen. Kiezen wij bijvoorbeeld de groep
Marshall-landen, waarbij, wij, omdat hiervoor de voor-

oorlogse cijfers niet en de na-oorlogse slechts ten dele
bekend zijn, de Westelijke bezettingszûnes van Duitsland
helaas moeten weglaten. – . –

Tabel 1 geeft het verloop weer van de relatieve aandelen

van elk der componenten in een aantal voöroorlogse en
na-oorlogse jaren.

Wat bij het beschouwen van deze cijfers in de eerste
plaats opvalt, is de overwegende positie van BE,
die wij trouwens in ‘ons voorbeeld ook reeds opmerkten;
75 â 80 pCt van het totale handelsverkeer blijkt normaliter

1)
Opgenomen in ,,E.-S.B.” van 8 December 1948, hz. 67.

TABEL 1.
De oier componnten c’oor hee onderling handelserkeer

tussèn de E.R.P.-lande,n


(exel. Duitsland)
(In put van liet totaal)

1928

1

1932
1

1935

1

1938
1946

1

1947

Bilaterale

even-
wiclitscompo-
nent

(DE)

. . . –
76,2
751
83,9
-81,9
62,8 71,8
Circulaire

even-
wichtscompo-
nent (CE)

. . .
3,1
4,2
2,8 9,8
1,9
6,1
Totaal evenwichts-
1


ged
7
9:3
79
1
3
86,7
t

87,7
64,7
75,9
Doorstromings-
component (DC)
3,4

.6,0
3,3
/

2,0

9,7 7,4
Netto-posities(NP)
17,3
14,7 10,0
60,3
25,6
.
16,7
Totaal niet-even-
wichtsgecleelte
20,7 2b,7
13,3

12,3
35,3
24.1
Totaal

………..
100

1

100
1

100

100 100 100

in bilateraal evenwicht te zijn. Sedert ‘de oorlog is het

aandeel van deze component’ aanzienlijk gedaald. Deze
daling is nog markanter, indien wij de Verenigde Staten
in de groep betrekken; in dat geval daalt voor 1947 BE

tot 51,8 pCt en stijgt NP tot 35,4 pCt.
Merkwaardiger nog is het zeer kleine aandeel, dat CE

uitmaakt van het totaal. Hieruit blijkt, dat het olume van

de internationale handel, dat in gesloten circuits verloopt,
verrasseid klein is in vergelijking bijvoorbeèld met het –

gedeelte dat bilateraal in evenwicht is. –

Multilaterale compensaties.

Deze conclusie’ is belangrijk voor de verwachtingen,
welke men van de op 16 Octoberjl. gesloten betalings-‘
overeenkomst .mag koesteren wat betreft het losmaken

van de inter-Europese handel. Door middel van de multi-

laterale compensaties van . de eerste categorie (alleen
reducties van schulden) kan ons inziens op zijn best

worden bereikt, dat de bestaande afremming van het
circulaire handelsverkeer ten gevolge van het ontbreken

der convertibiliteit wordt opgeheven. Het blijkt echter
uit tabel 1, dat de CE-component’ ook onder normale
omstandigheden slechts enkele procenten van het totale
volume der handelsbewegingen uitmaakte en bôvendien,

dat deze component in 1947 reeds weer ongeveer op het
gemiddelde vooroorlogse relatieve niveau lag. Het is naar,
onze mening niet redelijk te veronderstellen, dat deze
component door compensaties zal’ worden opgevoerd tot
boven het vooroorlogse niveau, toen de remmingen toch

zeer zeker nog aanzienlijk Ideiner w’aren dan nu zelfs met
de compensaties. Zelfs indien een stijging zou worden

bewerkstelligd tot het exeeptioneel hoger percentage -van
1938, dan nôg zou dit op het totaal der handelsbewegingen
slechts een enkel procent uitmaken. –

Wèl zal de eerste maal een aanzienlijk bedrag kunnen
worden gecompenseerd. Maar dit betreft dè liquidatie

van in het systeem der saldi gedurende enkele jaren op-
gehoopte compensatiemogelijkheden. Na één keer compen-seren zal echter ongetwijfeld de muziek er uit zijn en zullen
zich de con’pensatiemogelijkheden, althans die van de éerste categorie, eerste soort (d.w.z. alleen vriagingen
van saldi omvattende en zonder gebruikmaking van trek-
kingsrechten), niettegenstaande het bijna vol-automatische
karakter, beperken tot een luttel bedrag van de orde van
‘grootte van ten hoogste een tien millioen dollar per maand.

1-Toe belangrijk deze ompensatie dérhalve wellicht uit
psychologisch en politiek oogpunt is, men verwachte er geen
te grote kwantitatieve resultaten van. De compensaties
eerste categorie tweede soort, d.w.z. de compensaties,

waarin de niet gebruikte restanten der onderlinge trekkings-
rechten meespelen, kunnen misschien het resultaat iets ver-
hogen; ook dit zal echter ook kwantitatief nog niet belang-
rijk zijn
2)
en bovendien betreft dit een tijdelijk, nietintrin-
siek aanwezig element.

) Omdat deze compensaties a]leen kunnen voortspruiten uit te-
voren tot stand gebrachte compensaties eerste categorie eerste soort.

.

-.

‘1

15 December 1948

ECONÖMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN

991

TABEL 2.

Bc-207,5

‘.

.

Trekkingsrechten na afzondering dei circuits.


De rechten zijn aangegeven in de kolom van het gevende en op de regel van het ontvangende land.
(Landen gerangschikt van exporteurs naar importeurs). (in mln dollars).

G-.13.-282,0

14,0

.It-20,3

Zw6-25,0

Totaal bedrag
$
731,7
mln

3,1

0,5

Tu-19,7

0,5

18,5

No

+31,8

46,5

30,1

5,0

10,8

1,7

,B.Z.-10,2

5,5

2,6

F.Z.

+0,8

200,0

11,0

1

5,0

62,2

30,5

,

Fr

+323,3

1,5

0,6

0,2

De

+6,8

2,0

2,2′

T

1
Xe +71,7

29,0

.

1,5

32,0

0,5

0,4

.

Oos

+63,5

19,0

6,0

23,0

17,0

4,0

40,9

6,5
72,5
4,5
13,0 10,0 7,0
1

5,0
1

13,0
2,0

4,3
1

0,1

1

5,0

1

2,0
1

.5,0

.1

0,4

1

Gri

+66,8


Compensaties en trekkingsrechten.
c’onsequentie, dat de c’irculaire trek’kingsrechten dan niet

.Onze analyse geeft nog tot een tweede opmerking aan-
u1len

kunnen dieiien

voor het afdekken van de saldi

leiding met betrekkiiig tot de betalingsconventie.
tussen dezelfde landenparen, waarvoor deze rechten toch

Het systeem der trekkingsrechten in het inter-Europese
kennelijk zijn bedoeld. Zij worden echter vervolgens ingezet

vei’keer blijkt eèn groot aantal circuits te bevatten. Zo
hij

de

compensaties eerste categorie,’ tweede soort (nog

heeft bijv. België’ een trekkingsrecht op Italië, Italië op steeds uitsluitend v’erlaging van saldi, nu echter met in-

Groot-Brittannië

en

Gi’oot-Brittannië

op

BeÏgië.

Het
zetting van de ongebruikte restanten der trekkingsrechten)

totaal dezer circuIire trekkingsrechten bedraagt
$
75,7
en zullen daarbij kunnen worden gebruikt voor delging van

mln of bijna 10 pct van het totaal der trekkingsrechten
a’ndere schuldverhoudingen, waarvoor zij niet zijn bedoeld.

ad
$
810,4. mln. Men

heeft derhalve de trekkingsrechten
kennelijk

gebaseerd,

op

de

voorziene

bilaterale ‘saldi.
Logisch ware ons inziens geweest uit het systeem der

Toor.de.vereffening van het circulaire evenwichtsgedeelte
bilaterale

surplussen

in

het

voorziene

handelsverkeer

der.
,handelsbewegingn heeft men echter juist de compn-

het circulaire gedeelte af te zonderen op de wijze als,hier-
satieregeling ontworpen. Men heeft dus nu voor deze ver-
‘en
bovn aangegeven

‘het systeem der trekkingsrechten

effeninig der circulaire handelsbewegingen zowel de corn-
te hasei’en op de alsdan overblijvende éénrichtingsstroom.


pensatieregeling als

de circulaire

trekkingsrechten, het-
Dit systeem is aangegeven in tabel 2; de treklingsrechten


geen dubbel-op is. ‘Indien de’rhalve liet handelsverkeer zou
lopen hier van beneden naar boven, tegengesteldaan de

verlopen zoals voorzien is en indien de trekkingsrechtn
voorziene

exportsurplussen
4)
;

zouden

ivorden

ingezet

voordat wordt gecompenseerd,
zouden er in het geheel geen compensaties mogelijk zijn8).
Behalve natuurlijk de eerste keer.

Immers, alle circulaire handelsbewegingen zouden reeds ver-
‘)
Zoals in het eerste gedeelte van dit artikel aangegeven (zie
voetnoot
1)
zijn er. enkele variatiemogelijkheden in dit systeem.
effend

zijn

door

de


circulaire

trekIÏngs-


FIGUUR
1.

rechten. In

de prak-

.Tanden ge’rangschikt van exporteurs naar importeurs na afzondering der circitits.

tijk zouden de corn-

Marsball-landen
(exclusief Duitsland)

pensaties zichdusbe-

1928

_1932


1935

1936

1946

.
1947
palen

tot

cle

afwij-

kingen

tussen

reali-

Ne

It
Be,Q

Zweb

Tu 0

t

0
satie

en

prognose
voor liet handelsver-

ZweO

We

/zweO

Tu 0.

OosQ

ZweO
keer.

De vrees, dat als

Fr

6

.0e 0
I

0

2

Fr

0-‘


.gevolg

hiervan

de
compensaties wl erg

Be

ZweO
Fr
1
minimaaY

zouden

De Q
worden, héeft er waar-
Dos 0

Or

Fr/Q

BeO
‘S
schijnlijk ‘toe

geleid

Zw
o

Tu
DeO

005

de

volgorde om

te
keren

en

voor

te

No
o
Tij
0

it

0

/Be”O’

OosQ
schrijven, dat er eerst

.
zal

worden

ecom-

G.B. 0′

“‘

en Q
“-‘

B

Ne

/

ZwiO

Tu Q
penseerd

en

eerst
1,

S
daarna de trekkings-

Po 0.

Fr

Q
NdO

ZwoN/

ZweQ

Zwi 0
S
rechten mogen wor

S
den

ingezet.

Indien

0050

.

Cr
0

.
S
t 0

Po 0

/No
0

No
het

handelsverkeer
t
S
1
volgens’ de prognose

it

0

No 0
Zwi

S

0

De
0

/

De
0

Gr
0
,

verloopt,

ontmoeten

de

circulaire

trek-

Tu

0

Zwi
Q


Po 0

erL

PoQ

kingsrechten

echter alsdan geen bilaterale

Gr
0

0050


Gr
0

G.B.t1′

Cr

0

We
,,

saldi meel’. Dit voert
dus tot de onlogische

Ier(
0

Po 0

lerl
0

No 0

lerl
0

leri
0

992

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 December 1948

Groepering der landen an exporteurs naar importeurs.

Wij kunnen ons inzicht in de structuurwijzigingen in
het handelspatroon van een groep landen voorts nog

verdiepen door de mutaties te volgen in de rangorde van

exporterende naar importerende landen. In figuur 1 is

de rangorde van de groep E.R.P.-landen (zonder Duits-
land) aangegeven voor een aantal jaren.

Merkwaardig is bijv. de positieverschuivin van Neder-
land, dat de eerste plaats innam in 1928 en in 1938 gedui-

keld is tot beneden het midden. Gevolg van het lange

vasthouden aan de gouden standaard? Na de oorlog neemt

Nederland, zoals te verwachten is, een der onderste

plaatsen in.
liet blijkt voorts, dat tot kort voor de oorlog (1935)

zowel Nederland als België beide een der bovenste plaatsen

innamen, dat wil dus zeggen actief stonden t.o.v. vrijwel

alle andere Europese landen. Dit is dus blijkbaar de

natuurlijke functie der Benelux-landen, dat zij als ingangs-

poort voor Europa fungeren van goederen van overzee
en.deze in al dan niét veredelde vorm aan de rest van
Europa doorieveren.

?’oepassingsmogelijlcheden der analyse.

De analyse is in het voorgaande toegelicht aan de hand

van het handelspatroon tussen een betrekkelijk kleine groep

landen. Zij kan echter zonder bezwaar worden toegepast
op zelfs alle landen van de wereld. –

Men kan ook het stramien van internationale uitwisse-

ling van bepaalde groepen van goederen met de aange-
geven methode ontleden, zoals bijv. agrarische producten,
textielproducten enz. Na afzondering van de beide even:
wiclitscomponenten (bilateraal en circulair) houd t men

wederom de éénrichtingsstroom over, gevoed door de
,,Quellen” en via de ,,doorstromingscomponent” eindigend

in de ,,Senken”.

Uitbreiding der analyse rnët , ,inisibles”.

Tënslotte nog een opmerking. De waarde der aange-
geven methode voor de analyse van het totale internatio-
nale ruilverkeer zou nog aanzienlijk kunnen worden ver-

groot, indien wij daarin niet alleen het handelsverkeer
maar ook het dienstenverkeer en de i’ente en dividenden
zouden kunnen betrekken. Dan zouden de -, ,Quellen”
en ,,Senken” van de éénrichtingsstroom der hiet-even-

wicht&cornponenten inderdaad de zich accumulerende
spanningspunten van het systeem aanwijzen, die, voor
zover zij niet worden gecompenseerd door bewegingen
buiten de beschouwde landengrocp, slechtg kunnen worden

opgevangen door kapitaalbeweging of credietverlening.
Helaas staan over het bilaterale dienstenverkeer en de
rente- en dividendbetalingen nog onvoldoende statistische
gegevens ten dienste.

‘s-Uravcnhage.

.

M. H. EKKER.

INGEZONDEN STUK.

BERANII)ELIXG VAN DUITSE MERKEN RIJ HET
TOEKOMSTIGE VREDESVERDRAG.

Ir E. Flijmans te Eindhoven schrijft ons:
In ,,Econornisch-Statistische Berichten” van 22 Septem-
ber jl. is onder bovenstaande titel opgenomen een artikel
van Mr Dr C. Schouten. Tot mijn leedwezen is dit artikel
mij eerst thans bekend geworden.
Bij zijn beschouwingen over het probleem der Duitse merken brengt schrijver herhaaldelijk in hét geding wat
omtrent dit onderwerp is geschied ‘in de Internationale
Kamer van Koophandel en in het bijzonder in de perma-

nente Commissie voor de Industriële Eigendom van die
Organisatie.
Waar ik het voorrecht heb (tezamen met Prof. Mr
Bodenhausen) de Nederlandse Organisatie te vertegen-
woordigen in genoemde commissie, en de vergaderingen

der corn missie gewijd aan het vraagstuk der.buitse merken

in Januari en Juni van dit jaar te Parijs heb bijgewoond,

‘acht ik mij verplicht op enige onjuistheden opmerkzaam

te maken, die Mr Schouten mededeelt omtrent hetgeen in de Internationale Kamer van Koophandel is bedoeld
en gebeurd.

Na de vergadering van de genoemde comniissie op 22
Januari ’48 heeft het Hoofdbestuur in zij1 vergadering
van 25 Februari gemeend zich zijn definitief standpunt

nog te moeten voorbehouden en heeft slechts gepubli-

ceeph het advies der commissie, hetwelk opnieuw aan de

Nationale Comités ter nadere bestudering werd voorgelegd.

In de eerste plaats is dus dit advies (Document No.
8.100)
niet
het advies der Internationale I(mer van Koop-

handel, zoals Mr Schouten meent, doch slechts dat dei

commissie; in de tweede plaats geeft Mr Schouten de

inhoud daarvan geheel verkeerd weer als hij schrijft,

dat volgens dit advïes iii alle landen de Duitse merken
moeten worden doorgehaald.

lIet tegendeel is juist. De resolutie zegt uitdrukkelijk
onder 1, 2:

,,Une formule efficace serait cdle dë la congélation des
marques allernandes se trouvant déposées ou enregistrées

lors de l’ouverture des hostilités pour chaque pays ou de
la mise en viguur d’un accorci â ce sujet, sur le territoire
de chacune des puissances alliées et associées”.

1-let is deze gedachte van bevriezen of, blokkeren der

Duitse merken, die ook hij cia voorbesprekingen de volle

instemming der Nederlandse deskundigen had, zodat wij
ons ten volle met het beginsel der resolutie No. 8.100
hebben kunnen verenigen.

(Of dit beginsel in strijd is met de conventies van
Parijs en Madrid wil ik thans hier niet bespreken, al

geloof ik niet, dat Mr Schouten doel en inhoudvan die
conventies geheel juist ziet).
Bij de nadere bestudering van de resolutie van Februari

’48 is in sommige nationale comités twijfel gerezen of liet,
gezien de veranderde instelling der economische politiek
t.o.v. Duitsland, het verstandig was het eens aanvaarde

beginsel te handhaven’..

Met name is dat het geval geweest in de U.S.A., en aan
de vooravond van ecn tweede vergadering der meerge-
noemde commissie in,Juni 1948 te Parijs hebben de Ameri-

kaanse, Engelse,. Franse en Belgische delegaties besloten
hun standpunt te herzien en in plaats van te adviseren
tot bevriezing der meiken (nogmaals:
niet
doorhalen,
daartoe was nooit geadviseerd) voor te stellen teruggave

der merkenrecliten aan de oorspronkelijke eigenaar.
Ondergetekende als gedelegeerde der Nederlandse
Studiecommissie op dit gebied heeft gemeend zich met
deze voite face niet te kunnen en mogen verenigeil en

heeft, na legen de betreffende paragraphen der nieuwe
resolutie te hebben gestemd, zich bij de eindstemming
over de gehele resolutie onthouden, evenals de Tsjechische
afgeyaardigde.

Opgemerkt moge worden, dat het thans ingenomen
standpunt in volstrekte strijd is met het ook door Mr

Schouten genoemde Parijse herstelverdrag van 14 Januari 1946 en eveneens met de Zw’itserse en Zweedse overeen-
komsten met de U.S.A. ter zake der Duitse eigendommen
‘in die landen.

Mr Schouten constateert ‘terecht, dat er dus tussen
Januari en Juni 1948 een opmerkelijke kentering in de
opvattingen

vas gekomen.
Ik moet echter tegenspreken, dat men, althans voor
zover tot uiting gekomen i’n de, vergaderingen der Inter-

nationale Kamer van Koophandel, zich clad’hij heeft

laten leiden door de viei- argumenten, die hij opsomt. De argumenten 1 en 2 zijn in het geheel niet ter sprake
gekomen (zij hebben bij het beginsel ,,bevriezen” trouwens
geen zin), punt 3 – verhandelen door de Staat der Duitse
merken – evenmin, omdat steeds eenstemmigheid heerste,

-.,-.,-
15 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

993

dat verkoop der merkenrechten in geen geval behoorde te

worden toegestaan.

1-let dôorslaggevendé argument der voorstanders was,

dat, nu de algemene politiek der Westerse geallieerden
medebracht de herleving van Duitsland in economische

zin met alle middelen te bevorderen, het daarvoor nood-
zakelijk was de Duitsers het gebruik hunner merken terug

te geven en de in eslag genomen merkenrechten niet te

hanteren als slagboom tegen dit streven; –

lIet bestuu’ der Nederlandse Organisatie heeft tenslotte
gemeend, zich hij dit argument te moeten aansluiten en

de door mij in de commissie ‘gevoerde bestrijding in de
vergadering van het Hoofdbestuur der Internationale

Kamer van Koophandel niet te moeten voortzetten.

Op het verdere artikel van Mr Schouten wil ik niet in-

gaan; het was alleen mijn bedoeling geen onjuist beeld
te laten voortbestaan van het gebeurde in de Internationale

Kamer van Koophandel.
Slechts zij nog opgemerkt, dat de materie zo uitvoerig

is behandeld, omdat zij geregeld moet zijn bij het binnen-
kort te verwachten herstel van de Duitse export en niet

kan wachten op het tot stand komen van een vredes-
verdrag. liet ligt dan ook in de bedoeling zo spoedig moge-
lijk te komen tot een internationale overeenkomst van dezelfde aard als die van Londen van Juli 1946 op het
gebied der ootrooien, en daarvoor zal het ad,’ies der.

Internationale Kamer van Koophandel zeker tot grond-
slag dienen.
Of Nederland zich bij zulk een. overeenkomst kal moeten
aansluiten, acht ik – mede op grond van de door Mr

Schouten in zijn conclusie neergeschreven overwegingen
– zeer betwistbâar.

Naschrift.

Naar aanleiding van het ingezonden stuk van Ir E.

Hijmans betreffende behandeling van Duitse merken hij
het toekomstige vredesverdrag diene, dat in mijn artikel
in ,,E.-S.B.” van 22 September jI. een fout is geslopen.
Op blz. 750, eerste kolom, moe op het einde van d
tweede alinea ,,doorgehaald” w den gewijzigd in ,,be-
vroren”. Op de verdere inhoud en strekking van het ar-
tikel is deze fout echter niet van de minste invloed.

‘s-&ravenhage.

Mr Dr C. SCHOUTEN.

AANTEKEk!NGEN.

DE NAAiJLOZE VENNOOTSCI1A1′ EN JIAAL
AANDEELIl OU I)EIIS.

,,During the past several decades the de facto manage-ment of the instruments of production has té a constantly
increasing extent got out of the hands of the capitalists
and it isjhis fact that so plainly proves society to be
shifting away from capitalism and the capitalists to be
losing their status as the ruling class. In ever-widening sectors of w’orldeconomy, the actual managers are not
the capitalists”, aldus J. Burnham in ,,The managerial
revolution” (1941). Sedert de eerste wereldoorlog leven
wij in een maatschappij, die in ongewoon snel tempo
radicale wijzigingen te zien geeft ten aanzien van de
belangrijkste economische, sociale, politieke en culturele

,,institutions”.
1-10e zou in deze machtige stroom het instituut van
de naamloze vennootschap als belangrijkste onderneminge-
vorm onveranderd stand kunnen houden? Deze vorm heeft gebracht: scheiding tussen leiding en
kapitaalverschaffing; mobilisering van het kapitaal;

ontwikkeling tot zelfstandige lichamen met eigen be-
langen, los van die van oprichters of (juridische) eigenaren.,
Een ongedachte ontplooiing van het bedrijfsleven vond
in de NV. dejuiste en elastische vorm. Doch daarbij
voltrokken zich voortdurend zeex wezenlijke veranderingen.
De juridische grondslag: overeenkomst tussen twee of

meer personen, de aandeelhouders, die iets in gemeenschap

brengen om daarmede voordeel te behalen, verder uitge-

werkt in het W. v. K., ziet de aandeelhouders zeer bepaald als eigenaren-ondernemers en dan is dus de hoogste macht

geconcentreerd bij de algemene vergadering van aandeel-
houders.

De blijkbaar democratisch bedoelde regeling van het bestuur der N.V. is in werkelijkheid bij de grote onder-

nemingen niet te huindhaven. Hoe groter de vennootschap

wordt, hoe bezwaarlijker medewerking van aandeel-

houders mogelijk is. Een doelbewust en krachtig bestuur
vereist grote zelfstandigheid bij het nemen van beslissingen

en moet steeds drijven naar beperking van de feitelijke
macht tot een betrekkelijk kleine groep.

Tot omstreeks 1914 bood het Departement van Justitie
weerstand aan de drang om in wezen af te wijken van de

strekking van de wettelijke bepalingen, teneinde het be-
stuur inderdad te doen steunen op de algemene vergade-

ring van aandealhouders. Toen in de loop van 1914 het

Departement door vooraanstaande kooplieden werd
attent gemaakt oji het gevaar van opkoop van aandelen

door buitenlanders, in het bijzonder dooi’ Duitsers en op
de noodzaak een -mogelijkheid te scheppen om zich hier-
tegen te kunnen verzetten, werd de bindende hestuurs-
voordracht toegestaan en daarna werden ook andere

middelen om meerdere waarborgen te vinden voor stabili-
teit in,de leiding van de vennootschap toelaatbaar geacht’).
‘Langzamei’hand is er een geheel van oligarchische rege-
lingen in gebruik gekomen, welke tengevolge hebben,
dat er van de feitelijke invloed van de aandeelhouders op
het beheer weinig of niets is overgebleven: de bindende
bestuursvoorclrachten; de f,eitelijke vaststelling van de
winst, doordat het bestuur of wel prioriteïtsaandeelhouders
de bevoegdheid hebben afschrijvingen en reserveringen vast te stellen.

De vergadering van houders van prioriteitsaandelen
wordt eén afzonderlijk orgaan der vennootschap met zeer
bijzondere bevoegdheden. Zo wordt dikwijls bepaald,

dat de besluiten van de algemene vei’gaderingen van
aandeelhouders, behoudens enkele uitzonderingen, om
-verhindend te zijn moeten worden goedgekeui

d door de
vergadering van houders van prioriteitsaandelen.
Weliswaar kan de bindende voordracht terzijde worden
geschoven met een gekwalificeerde meerderheid, maar
daarvoor moet meei dan de helft van het geplaatste kapi-
taal ter veradei’ing zijn vertegenwoordigd, liet behoeft
geen betoog, dat deze bepaling geen practisch effect kan
sorteren bij vennootschappen, wèrbij 10.000 aandeel-
houders betrokkén zijn; zeker niet als het aantal aandeel-
houders tot hijv. 500.000 oploopt. Men kan zich de organi-

satie van dergelijke vergaderingen, de presentielijst van
de aandeelhouders, de vergaderzaal, de positie van de
voorzitter ternauweinood voorstellen en de bedoelde
bepaling heeft dan ookeigenlijk alleen betekenis bij kleine
en middelgrote vennootschappen.
Nog radicaler wordt de aandeelhouder terzijde geschoven
bij de bekende constructie: gemeenschappelijk bezit van
aandelen, een holding companynaar de vorm, doch welke
niet ten doel heeft het bestuur over dochtermijen uit te
oefenen, integendeel, het enige doel isde heheersbevoegd-
heid aan de aandeelhoudei-s te ontnemen. In deze N.V.
Gemeenschappelijk Bezit van Aandelen kan dan weer een
gering aantal prioriteitsaandelen aan de feitelijke kapitaal-
verschaffers de laatste kans op invloed henemen.
1-let spreekt van zelf, dat bij deze ontwikkeling ei’ bij
de aandeelhouders geen animo bestaat, om de algemene
vergaderingen te bezoeken en het is dan ook niet ge-
bruikelijk, dat zij dit doen.
De crvaring leert zelfs, dat het de kapitaalverschaffers
geheel onverschillig is of zij beheershevoegdheid kunnen

‘)
E. Tekenbronk, Dc verhouding t.ussclien de aandeelhouders
en de bestuurders bij de publieke naamlooze vennootschap in Ne-
derland (1923).

994

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 December 1948

uitoefenen of niet. Dit blijkt al heel duidelijk bij,de meest
afdoende mthode om de macht der aandeelhouders teniet

te doen: het stellen van de aandelen in handen van een
trustkantoor, dat dan zelf certificaten van die aandelen
uitgeeft. De kopers van deze certificaten weten veelal

in het geheel niet, dat zij geen aandeelhouders zijn. Zij

interesseren zich immer alleen voor kapitaalhehoud,
dividend, koerswinst en claims.

Bij de betrokken vennootschappei kan een zeer auto-
cratisch bewind worden gevoerd, dikwijls in hoge mate

in het belang van de onderneming.

Het opkomen van nieuwe deelgerechtigden in de winst:

de fiscus, het personeel. (ouderdomsvoorzieningen), heeft,

naast de omvangrijke reserveringen, de kapitaalverschaf-

fers er langzamerhand aan doen gewennen, dat voor hen

sléchts een matig deel van de winst ter beschikking komt.

Met uiterst sobere verslaguitbrenging ten aanzien van de
resultaten nemen zij genoegen.

Het zou geen eenvoudige taak zijn aan te geven, hoe

het eigenlijk wèl zou moeten. Te betreuren is, dat de

grote massa van kapitaalverschaffers elk contact metde
onderneming heeft verloren. Intensieve bemoeiing van

die zijde met het bestuur zou aan dé andere kant uiterst

belemmerend werken. Voor doelmatige bedrijfsuitoefening
is liet moeilijk een betere oplossing aan te geven.

Inmiddels hebben zich verdere veranderingen i
,
n het

economisch leven voltrokken.

Door verschillende oorzakeii, waarvan de belangrijkste

gelegen zijn in de omstandigheden welke zich hebben
voorgedaan in de langdurige depressieperioden met hun
massale werkloosheid, is op velerlei terrein overheids-
bemoeiing regel geworden.

De overheidsuitgaven zijn sterk gestegen en hebben de

fiscale lasten allerwege verhoogd. In yele landen bestaat er

voorts een streveii naar egalisering van inkomens en
vermogens. liet is een vraagpunt, waar tenslotte de aan-

deelhouder zal zijn te vinden, die geschikt is voor de

positie van belegger, met toch altijd speculatieve risico’s.

Het aandeel van de besparingen, dat terecht komt bij
institutionele beleggers, wordt voortdurend grote, be-

leggers, die zich bij voorkeur instellen op verkrijging van
regelmatige vaste rente. liet valt nog’ niet te zeggen, waartoe de gang van zaken in dit opzicht zal leiden.
Zullen deze beleggers op de duur -in hoge mate moeten

deelnemen aan de financieringvan het bedrijfsleven enzi.11en
zij dan wèl groepen aandeelhouders vormen, die terecht
in de algemene lijnen van het beheer zeggenschap moeten
hebben?

Indien het bovenstaânde de werkelijke situatie ten
•naaste bij juist beschrijft, zou de conclusie moeten zijn,
dat het vraagstuk omtrent de positie van de aandeelhouders
tegenover de leiding van de onderneming, dieper ligt en
van veel groter omvang is dan is weergegeven in een
beschouwing, opgenomen in het vorig nummer van dit
tijdschrift
2).

Me?i zal de oorzaken, welke er toe hebben geleid, dat
• aandeelhouders meer en meer zijn geworden ,,postcur-

rente crediteuren”, niet moeten zoeken in maatregelen,
genomen in de oorlogsjaren door bezetters, bezeten door het ,,leidersprincipe” en in nalatigheid bij onze Overheid

om een einde te maken aan de ingeslopen misbruiken.
De ontwikkeling immers is reeds 30
a
40 jaren.gaande,
– en loopt parallel met die in andere landen, hoewel
de uitingsvormen verschillen. Het is gemakkelijk

voorbeelden te noemen van constructies, overeenkomendë
met die, welke werden beoogd bij de Vereenigde Blikfa-
brieken; van het uitgeven van certificaten van aandelen
in plaats van de aandelen zelf aan de kapitaalverschaffers,
welke dateren van ver vôôr de oorlog en tot nu toe geen aanleiding hebben gegeven tot critiek.

‘) Mr
B.
Moret, Minachting voor aandeelhouders” in
,,E.-S.B.”
van 8
December
1948, blz. 966.

1-let is een belangrijk en omvdngrijk vraagstuk

de

juiste vorm voor’ de onderneming te vinden en de onder-

neming vast te doen verankeren in de gehele maatschappij,
in het gehele volk.

De structuur, die wij nu kennen met het autoritaire

gezag in de onderneming, steunende op een geheel van

oligarchische regelingen, behoort thuis in een bepaalde phase
van de ontwikkeling. Of Burnham thet verdere beloop

juist voorspelt, of het met name de ,,managers” zullen

zijn, die in de toekomst leiding en gezag in handën krijgen,

mag worden betwijfeld.

• Andere denkbeelden zijo al reeds aan het opkomen,

maar liet valt naar onze mening ‘nog niet te voorzien.

in hoevi’re deze op huii beurt aanleiding zullen zijn tot

het aanbrengen van daadwerkelijke wijzigingen in de leiding
van en de verantwoordelijkheid in de onderneming.

Scheveningen.

J. BRANDS.

DE BELciISC}IE ZWARE INDUSTRIE.

Het.geven van een overzicht van deze voor België zo belangrijke bedrijfstak wordt vergemakkelijkt,, doordat

onlangs 7 ian de 10 hoogovenbedrijven, wier aandelen
op de beurs vorden genoteerd, hun balansen per einde
boekjaar 1947/’48 hebben gepubliceerd. Aan deze halansen

en aan een betreffend overzicht in het weekblad van ,,De

Kredietbank N.V.” te Brussel werd het volgende ontleend.

Grondstoffen en productie.

Na de bevrijding had de Belgische staalindustrie er
alle belang bij haâr productie zoveel mogelijk op te voeren.
Op de wereldmarkt bestond een dringende vraag naar

staal, zowel voor de wederopbouw als voor de uitvoering

der industrialisatieplannen van enkele Zuid
;
Amerikaanse
en Aziatische landen. Bovendien bleef de voornaamste Europese staalproducent, Wes t-Duitsland, grotendeels
in gebreke. De staalproductie der Biône bedraagt nog
slechts een derde van de voorooi’iogse.

Aanvankelijk ondervond de productie moeilijkheden
in verband met de onoldoende voorziening met grond-stoffen. Eind 1947 k
wan
r
t
hierin aanzienlijke verbetering. De gemiddelde maandelijkse lcveringenvan cokes namen
toe van 180.000 ton gedurende liet eerste halfjaar 1947
tot 194.000 gedurende de volgende zes maanden en’ tot
248.000 ton gedurende de periode Januari-Juli 1948.
Ook de ertsvooriening verbetei’de; de gemiddelde maande-
lijkse invoer steeg van 391,000 tongedurende het tweede halfjaar 1947 tot 544.000 ton in de eerste helft van 1948.
liet aantal hoogovens in werking bedroeg volgens
,,Agefi” eind Juli 1947 33, eind Maart 1948 43 en eind
October 1948 47; per eind October waren nog 10 hoogovens
in reserve. 1-let is dan ook niet, te veryonderen, dat de
Belgische staalproductie in ‘October 1948 reeds 45 pCt
boven de gemiddelde productie in 1936-’38 lag. Het door
België en Luiemburg, in liet kader van het Mar’shall-
plan, opgestelde programma, t.w. het bereiken van een
staalproductie in 1951 van 7,9 mln ton tegenover 3,8 mln
•ton in 1938, schijnt te kunnen worden verwezenlijkt.
Immers, in 1947 bedroeg de gezamenlijke productie der
twee landen reeds 4,6 mln ton en gedurende het,eerste
halfjaar 1948 2,9 mln ton. De totale productie in 1948
zal, behoudens onvoorziene, omstandigheden, de 6 mln
ton overtreffen. De staalproductie kan bovendien nog

worden uitgebreid, door enerzijds de resterende hoogovens
in werking te stellen en door anderzijds rijkere ertsen en’ meer schrot te gebruiken. Dit zou echter een onginstige
invloed uitoefenen op de kostprijs, daar er duurdere
grondstoffen zouden moeten wor,den-aangewend en omdat

er onder de reserve-ovens verouderde en minder renderende
voorkomen. Tenslotte zal verdere opvoering der productie
worden bemoeilijkt door een tekort aan beIwame arbeiders.
Reeds nu doet de . staalindustrie een beroep op. buiten-
landse arbeidskrachten.

15 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

995

Op langere termijn zijn in elk geval nieuve investeringen

vereist. 1-Jet derde verslag van het Ministerie van Econo-
mische Coördinatie en Wederuitrusting voorziet o.a. mde

bouw .van 12 è 14 nieuwe hoogovens en van 5
it
6 nieuwe

,lVlartin-ovens in ‘de loop der eerstvolgênde tien jaar.
De totale investering zou gedurende deze periode 7.200

mln frs vereisen. In 1947 zou de ijzerindustrie reeds 15

mln frs hebben besteed aan het moderniseren van haar

hoogovens en in totaal zouden de investeringen geditrende

dit jaar op 750 mln frs mogen worden geraamd.

De afzet.

De afzet kan, zowel wat de binnenlandse als wat de
buitenlandse markt betreft, gunstig worden genoemd.

De door de oorlog geteisterde landen wensen nl. hun

industrieën, die lf beschadigd if verouderd uit de strijd
kwamen, weer op te bouwen en te moderniseren. De
behoeften aan staal zijn zo groot en zo dringend, dat de

debiteurlanden het geringe bedrag aan Belgische francs,

dat voortvloeit uit hun ongunstige betalingsbalans, zoveel

mogelijk aahwenden voor het kopen van staal, waardoor zij niet handelen overeenkomstig de door hen afgesloten

handelsverdragen. Zelfs de Verenigde Staten hebben hun
staalimport uit België sedert Juni 1948 in aanzienlijke
mate vergroot i.v.m. de vrijwillige contingentering van
staal in dat land met het oog op de uitvoering van het
herbewapeningsprogratnma.
De totale Belgische uitvoer van ijzer, gietijzer en staal
bereikte gedurende het eerste halfjaar 1948 een maand-

gemiddelde van 262.594 ton tegenover 190.415 ton in
1947. De gemiddelde waârde bedroeg resp. 6.510 en 6.162
frs per ton.

De kostprijs en de financiële resultaten.

De brandstoffen, die ongeveer 30
pÇt
van de kostprijs

van afgewerkt staal uitmaken, zijn sterk in prijs gestegen.
..In Maart 1948 werd de prijs van vette cokeskolen, bestemd
voor de cokesfahrieken, van 640 op 720 frs gebrcht en
die van j -vette van 605 op 680 frs. Tegelijkertijd steeg de
prijs van gewone gieterijcokes van 1.035 tot 1.150 frs en
van speciale gieterïjcokes van 1.060 tot 1.175 frs.
Sedert eind 1947 zijn ook de loonkosten gestegen.
Na de staking in Juni 1948 werd de ,,aanwezigheidsprêmie”
van 5 pCt in de lonen geïncorpereerd; tevens werden de lonen voor sommige categorieën arbeiders verhoogd.
De belangrijkheid van de lonen, de sociale en wettelijke
lasten en de belastingen blijkt duidelijk uit de volgende
gegevens (ontleend aan de verslagn van de Raad van
Beheer van de N.V. Ougrée-Marihaye):. –

Sociale en wettelijke

Lonen

Belastingen Productie
lasten (in millioenen frs)

(in tonnen)
1938-’39

184 .

27

550.529
1946-47

140

49-1

183

455.795
1947-48

184

655

255

561.777

Hierbij dienen nog te, worden gevoegd: de belasting
op het kapitaal, de uitvoerbelasting van 3 pCt (in 1947-
’48 voor Ougrée 31,7 mln frs) en de kosten van de kapi-
taalsverhogingen door incorporatie van de meerwaarde van herwaardering, welke practisch in al de hoogoven-bedrijven werden doorgevoerd en voor Ougrée 5,1 mln
frs beliepen. 1-liernaast hebben de bedrijven belangrijke
uitgaven te verrichten voor modernisering en weder-

uitrusting.
Ondanks de zware lasten en de grote investeringsplannen
was de netto-winst, dank zij de goede afzet en de voordelige•
verkoopprijzen in het buïtenlai’td, 32 pCt hoger dan ver-
leden jaar. De dividenduitkeringen – zijn gestegen van
194,9 mln frs in 1938 tot 214,4 mln frs in 1947 en 360,5

mln frs in 1948.
De interne financiering heeft in 1947 en 1948 een
hogere dividenduitkering bemoeilijkt, alhoewel de dividen-
den in 1948 reeds een belangrijker deel (76 pCt) van de

netto-winst vertegenwoordigden dan in 1947 (60 pCt):

De interne financiering valt thans, aldus ,,De Krediet!
bank N.V.”, te verkiezen hoven het beroep op vreemde

middelen. In de balansen der diverse bedrijven komt dc
interne financiering echter zeer weinig tot uiting.
Sedert het afsluiten der balansen (30 Juni 1948), is de

productie nog verder toegenomen, terwijl de vraagnaar

Belgisch staal nog altijd aanzienlijk blijft. Deze toestand

stelt, behoudens onvoorziene omstandigheden, goede

resultaten in het voor.iitzicht voor de volgende boekjaren.

INTERNATIONALE NOTITIES.

])E BETALINGSBALANS VAN ZUID-AMERIKA.

Een surplus op de handelsbalans, een deficit op de andere
lopende posten: dit was het belangrijkste

kenmerk van de
vooroorlogse betalingsbalans van de Zuidamerikaanse

landen als geheel genomen. Gedurende de oorlog, aldus
het ,,Federal Reserve Bulletin” van November
1),
bleef
dit beeld bestaan; de surplussen op de handelsbalans
bereikten daarbij de ongekende hoogte van ca $ 1 mrd

per jaar. In 1946 was het exportoverschot zelfs $ 1,2 mrd;
in 1947 echter vond een scherpe daling plaats tot $ 288
mln, een bedrag dat ofivoldoende was om het deticit
ad 8.461 mln op andere kosten te dekken. Uit de volgendë
cijfers blijkt, dat het importoverschot met name t.o.v.
de Verenigde Staten $ 1 mrd beliep. Naar schatting be-
droeg dit cleficit in de eerste helft van dit jaar $462 mln.

‘Buitenlandse handel Qan Zuid-Amerika, naar gebieden.
(in $ mrd)

1946

1

1947
1
)

xport limport
I
Saldo Export IIinport
1
Saldo

– Verenigde Staten –

2,0

2,0

2,6

3,6

-1,0
Zuid-Amerika (in-


ter-Zuid amerik.

handel
………
0,6

0,6

0,6

0,1

-0,1′)
Verenigd Kohinkr.

0,5

0,2

+0,3

0,9

0,3

+0,6
Andere E.1LP.-

landen ……..0,8

0,3

+0,5

1,0

0,6

+0,4
Andere

0,7 1 0,3 1 +0,4 1 0,9 1 0,5 1 +0,4
Totaal

4,6
1
3,4 t +1,2
1
6,0 i 5,7
1
+0,3

‘) Gedeeltelijk geschat.
‘) 1-let verschil vloeit voort uit verschillen in waarderingsbasis en
in tijdstip van registratie der handelsbeweging.

In 1946 en 1947 tezamed had Zuid-Amerika een export-
overschot mét andere landen dan de Verenigde Staten
van 2,6 mrd; hiervan had $ 0,9 mrd betrekking op het
Verenigd Koninkrijk en eveneens $ 0,9 mrd op de andere
E.R.P.-landen. Ondanks d6 gebrekkige convertibiliteit
.der niet-dollar valuta’s heeft Zuid-Amerika buiten ‘de
Verenigde Staten toch aanzienlijke bedragen aan dollars kunnen betrekken. In 1946 en 1947 maakten bijv. alleen
al het Verenigd Koninkrijk ca $ 600 mln over; de helft
hiervan ging naar het Caraïbische gebied voor olie en
suiker, de rest naar Argentinië e.a. voor granen en vlees.
In het algemeen kan worden vastgesteld, dat de Zuid-
amerikpanse landen groot belang hebben bij de gang van
zaken tav. de inwisselbaarheid der niet-dollar valuta’s.

‘) In een artikel van David L. Grove en Gerald M. Alter, ,,Latin
America’s postwar inflation and balance of payments problems”.

DE TOEKOMSTIGE

WERELDPRODUGPIE
VAN
PETROLEUM.

In een kortgele4en gepubliceerd rapport van het
;,Sub-Committee on Long-Term Availability of the Amen-
can Petroleum Institte” worden nieuwe schattingen ge-

geven van de toekomstige wereldproductie van petroleum,
behalve voor Rusland. Het rapport gaat daarbij uit van
de volgende veronderstellingen:
10.
gunstige -economische
omstandigheden; 2°. geen overheidsregulerin – en -beper-
king; 3
0
. de aanwezigheid van voldoende materiaal;
40
maximale efficiency van -de productie en
50•
een duur-

996

ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 December 1948

zame vrede. Onderstaande tabel geeft een overzicht

van de ramingen van het rapport.

Wereldprodactie ucen rutr’e petroleum
1).

(in duizenden barrels per dag).

Ver
Overig
1l’estelijh
Oostelijk
Totaal
buiten dc
Wereld-
Staten
halfrond
halfrond
Ver. Staten
totaal

1939

)
3.466
914
713
1.627
5.093
1940
3.697
877

606
1.543 5.210
1946
2)
4.751 1.434
887
2.321
7.072 1947 ‘)
5.085
1.592
1.061
2.653
7.738
1948

)
5.500
.

1.750
1.500
3.250 8.750
1949
4)

5.760
1.900

.
1.630
3.580
9.340
1950
4)

5995
2.060
1.840
3.900
9.895
1951
4)

6.190
.
2.250
2.080 4.330
110.520
1952)
6.330 2.450 2.260
4.710
11.040
1953
4)

6.425 2.490
2.520
5.010 11.435

1)
behalve Rusland

2)
werkelijke productie;

) gedeeltelijke
sehatting;
4)
schatting.
Overgenomen uit.,,
Petroleum Press Service” van Deceni her t
918.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

In de afgelopen week gaf de geidmarkt een verdere
verruiming te zien, waardoor de callgeldrente tot
I
pCt

kon worden verlaagd, en de marktnoteringen voor schat-
kistpromessen ook iets daalden. Driemaandspromessen

waren tegen 1
1
/
8
pCt aangeboden, Juni- en Julipapier
was tegen
1/8
pCt gevraagd, terwijl de langere termijnen
practisch
1/16
pCt noteerden. Vooral uit dit laatste ver-
schijnsel blijkt, dat men zeer voorzichtig is en zeer weinig

vraag naar papier met een looptijd van meer dan zes

maanden uitoefent.

De Nederlandsche Bank verloor, blijkens haar jongste
weekstaat, weer f 10 millioen goud aan Zwitserland, terwijl

de in Augustus jI. in New York beleende f 27 millioen

thans maar werd verkocht. Blijkbaar is de kans op terug-
betaling door de E.C.A. van voorgeschoten dollarbedragen
uiterst gering geworden. 1

let is ernstig, dat het Neder-
lancjse bedrijfsleven blijkbaar niet in staat is geweest

alsnog de. ontbrekende bewijsstukken van de invoer der

betrokken goederen te leveren, waarbij vermoedelijk ook

niet steeds -voldoende medewe’rking van de Amerikaanse leveranciers werd verkregen.
De behandeling in de Tweede Kamer van liet wets-
ontwerp Afwikkeling Geidzuivering bracht nog een twee-
tal niet onbelangrijke wijzigingen. De investerings- en beleg

gingscertificaten zullen voortaan ook ter beui’ze kunnen
worden aangekocht voor de voldoening der bijzondere
heffingen, hetgeen voor deze stukken ongetwijfeld enige koerssteun betekent, zulks uiteraard enigszins ten nadele

van de overige staatsfondsen. Voorts zullen naar optie-rekening overgebrachte geblokkeerde tegoeden mogen
worden gecoinpenseerd met bij banken opgenomen cre-
dieten tot ten hoogste het bedrag, waarvoor men tus-
sen 1 Augustus 1947 en 1 Augustus 1948 gemiddeld debet
heëft gestaan. Degenen, die hun geblokkeei’de tegoeden
en debetsaldi via de verkrijging en.de verkoop van in-
vesteringscertificaten reeds onder het lijden van koers-
verlies hadden afgewikkeld zullen hun van overheidswege
gestimuleerde spoed stellig betreuren. FIet gehele ver-
loop van de geldsanering heeft over het algemeen hen in
het gelijk gesteld, die een afwachtende houding hebben
aangenomen.

Na langdurige onderhandelingen met het Ministerie van
Financiën is voor de spaarbanken een nieuwe regeling
tot stand gekomen, welke voor het vraagstuk van de
rentabiliteit van de liquide middelen der spaarbanken een. min of meer definiti’eve oplossing belooft.
Met ingang van 15 Januari 1949 zullen de spaarbanken,
telkens op de 15e van de maand, gelden in ‘s Rijks Kas kunnen storten ter creditering van een zgn. Spaarbank-
rekening, terwijl zij eveneens op de 15e van iedere maand
op deze rekening zullen kunnen trekken ter voorziening
in hun liquiditeitsbehoeften. Het saldo op deze Spaarbank-

rekening mag voor iedere individuele spaarbank nimmer

meer bedragen dan 15 pCt van de op 1 Januari van

ieder jaar aan de betrokken instelling toevertrouwde spaar-

gelden, waarbij ingelegde bedragen van meer dan f 5.000
min of meer als oneigenlijke spaargelden worden beschouwd

en voor de berekening van genoemde 15 pCt niet meetellen.
Op deze Spa5rbankrekening zal 21 pCt i’ente worden ver-

goed over het laagste saldo, dat de rekening gedurende een

kalenderjaar heeft aangewezën, terwijl de rentevergoeding

over liet restant 2 pCt bedraagt. De MinistJ van Finan.

ciën zal deze regeling kunnen opzeggen met in achtneming

van een opzeggingstermijn van één ‘jaar.

Voorwaarde voor deelneming is, dat de spaarbanken

aan hun inleggers een rente vergoeden van tenminste

2,16 pCt over bedragen van f3.500 of hoger. Andere voor-

waarden zijn aan deze regeg in liet geheel niet verbonden,

in tegenstelling tot de enkele maanden geleden afgelopen

Liquiditeitsrekenirig, waarbij belegging van een deel van

het tegoed in staatsschuld en medewerking aan conversies

van onderhandse geldieningen tot de officiële
,
ren teper-
centages werd verwacht. Voor de spaarbanken, die 2,16

pCt of meèr rente vergoeden, lijkt deze regeling dan ook
zonder meer aantrekkelijk, terwijl zij voor de spaarbanken,

welke minder dan 2,16 pCt vergoeden, een krachtige prikkel

vormt om de inlcggersrente ten minste tot dit percentage
te vei’hogen.

Bijzonderd opmerking verdiënt, dat ook aan de situatie

ter geldmarkt hij het tot stand komen van de7.e regeling

aandacht is geschonken. De spaarbanken kunnen nl.

het bij de afv,’ikkeling der Liquiditeitsrekening ontvangen
schatkistpapier voor storting op de Spaarbankrekening

in betaling geven tegen het disconto, dat gold bij de af-
gifte van dit papier. lIet is hun zelfs verboden stortingen

te verrichten met het provenu van in de markt verkocht
schatkistpapier.

Deze regeling houdt in, dat het in de portefeuilles
aanwezige schatkistpapier en dus de potentiële omzetten

ter geldmarkt verminderen, hetgeen een zekere structuur-

verschuiving op de geldmarkt inhoudt Voor de momentele

situatie is van belang, dat een geforceerd aanbod wordt
voorkomen, hetgeen in de huidige periode, waarin weinig
schatkistpapier komt te vervallen, een ernstige verstoring

van de geldmarkt zou kunnen veroorzaken. Dit temeer,

omdat toch reeds grote geldonttrekkingen zijn te ver-
wachten bij de omzetting van geblokkeerd tegoed in
investeringscertificaten en bij een verdere betaling op

aanslagen in de bijzondere vermogensheffingen:
De aandelenmarkt was ook in de afgelopen week weei’
zwak gestemd. De koersafbrokkeling gaat gestadig voort.
De veer in ruimere mate ter mai’kt komende emissies,
blijkbaar omdat, men moeilijk langer kan wachten, of

omdat men in de nabije toekomst nog ongunstiger markt-
omstandigheden vreest, verhaasten dit koersdalings-
proces.

hoewel in uitzonderingsgevallen nog wel enige koers-
stijgingen plaatsvonden, zij het slechts met enkele punten,
haddeh de koersdalingen de overhand. Alleen aandelen
Koninklijke maakten een duidelijke uitzondering, doch
dit toonaangevende beui’sfonds kon toch niet het alge-‘
mene inarktbeeld merkbaar beïnvloeden.

3

Dec.
.
10 Dec.
1948
1948

A.K.0.

…………..
…….
157*
157
v. Berkel’s
Patent

…………..
120f
117
Lever Bros. Unilever C.v.A
…..
271* 271*
Philips G.b.v.A.
…………..
233
230
Koninklijke
Petroleum

………..
308*
317+
H.A.L.

……………………
160+
162*
N.S.0.

……………………
161+
163+
II.V.A.

……………………
157+ 150
Dcli Mij

C.v.A.
…………..
143
.142
Amsterdam
Rubber

…………
148
145
Internatio
………………..
182f
186

15 December
1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

997

DE BELGISCHE
GELD-
EN

KAPITAALMARKT IN NOVEMBER 1948.

Geidmarkt.

De toestand van de geidmarkt gedurende de maand

November was het gevolg van twee teg&ngestelde krachten.
.Eensdeels
een
aanzienlijke verruiming van de daggeldmarkt
met
als gevolg een daling van de geldomloop van de circu-

latiebank, en anderdeels een voorwaardelijke gift van

Belgische francs aan het buitenland, waardoor de geld-
omloop uitzetl;e. 1

let is gebleken, dat de eerste kracht het
sterkst werkte want uiteindelijk is de biljettencirculatie
van de Nationale Bank met 397 mln frs teruggelopen en
de rekeningen courant met 431 mln frs.

De verruiming van de daggeldmarkt komt voor in de
private zowel als in de publieke sector. De liquiditeit

van de banken, welke verbeterde ter gelegenheid van de
terugbetaling vande schatkistcertificaten 1943 in Septern-

ber-October, is gunstig gebleven, bij zoverre, dat het
handelspapier
01)
België bij de Nationale Bank deze
maand opnieuw met 321 mln frs verminderde en de voor-

schotten op overheidsfondsen met 136 mln frs. De
publieke sector onderging de trimestriële invloèd vn de
stortingen van d bijdragen aan de Rijksdienst voor de,
Maatschap pelijke Zekerheid, waarvan de opbrengst, langs
de Nationale Bank om, bij de parastatale instellingen en

inzonderheid het Rentefonds terechtkomt. Dit laatste
organisme
werd
aldus in staat gesteld ruim 1 mrd frs
voorschotten, die het
van
de Nationale Bank had ver-
kregen, terug te betalen, alhoewel de gemakkelijke positie
van het Rentefonds eveneens in verband moet worden
gebracht met de goede stemming van de markt voor
overheidsfondsen.


De voorwaardelijke giften aan het buitenland zijn het resultaat van’ de Europese clearingovereenkomst. Zoals
in het vorig maânclbericht werd medegedeeld heeft België
er in toegestemd in anticipatie op de bedragen, die het
zelf van de E.C.A.. als voorwaardelijke giften moet ont-
vangen, 2 mrd B.frs ter beschikking te stellen van zijn
Europese dehiteurlanden. Hiervan werd door de betrokken
landen nagenoeg de helft opgenomen bij gelegenheidvan
de eerste multilaterale compensatie in de loop van Novem-
ber. liet bedrag komt voor op een speciale rekening op
het actief van de balans van de Nationale Bank en beloopt
969 mln frs.

lIet effect van die giften op de geldomloop werd nochtans
gedeeltelijk •te niet gedaan, doordat de ‘Nationale Bank
ëengoudafvloeiing most toestaan van 453 mln frs.

Ingevolge de giften asn de dehiteurlanden, welke regel-
matig
hun
nadelig saldo in goud of sterke deviezen moesten
afdekken, daar hun credietmarge was bereikt, bleven
die inkomsten achterwege en moest het eigen debetsaldo
mët de Verenigde Staten in goud worden aangezuiverd.
Dit goud zal eerlang, wanneer de E.C.A. overgaat tot de
storting van de tegenwaarde Van de giften die België
verleende, in de goud- en deviezenvoorraad van de circu-
latiebank worden vervangen dooi’ dollars.

Anderdeels ontving België weer rechtstreekse giften
ten bedrage van 251
mln
frs, zodat de speciale rekening
op het passief van de balans van de Nationalè Bank, welke de
opbrengst van de verkoop van de goederen in het binnen-
land ontvangt, thans 365 mln frs bedraagt. Voor dit bedrag
werd nog geen bestemming aangeduid.

Tenslotte werd eveneens in het kader van het Marshall-
plan door België een dollarlening afgesloten ten bedrage
van
$
47 millioen ,(nagenoeg 2. mrd frs). De rentevoet
bedraagt 2-1
pCt,
maai de interesten beginnen slechts te
lopen van 1952 af. De terugbetaling loopt over 28 jaar en zal beginnen in 1956. De tegenwaaide in Belgische
francs
wordt
gestort in cle Schatkist en de uiteindelijke
aanwending daarvan zal door de Regering worden uit-.
gemaakt.

in de loop van de maand vei’schéen de trimestriële

toestand van de banken.

De drieniaandeljkse toestand Qan de banken.
(in millioenen drs).

30-6-’48

30-9-48
Verschil

8.844
0.129
+

285

9.883
10.067
+

1:084
21.547
19.186

2.361
3.798
3.743

55

35.228
33.896

1.332

12.134 12.196
+

62
6.091
5.810


281
4.081
3.544

537
709
728
+

19

23.01
22.278

737 1.816
1.767

49
850
890
+

40

69.753
67.960

1.703
46.287 44.373

1.914
2.694
3.248
+

554

48.981
47.621

1.360
2.895
2.541

354

51.876
50.162

1.714
13.430
13.335

95
4.447
4.463
+

16

69.753
67.960

1.703

1-lieruit blijkt:
dat de daling van de werkmiddelen doorging. Zij

bereikte voor de eerste negen maanden van 1948 4.359
mln frs. In hoofdzaak moet dit worden toegeschreven
aan de deblokkering van tijdelijk onbeschikbare bedragen
Eens vrijgemaakt vroeg het publiek die gelden op, daar
het meestal kleine spaarders betrof, die hun gelden:
a. ofwel onmiddellijk aanwendden voor verhruilcsdoel-
einden; b. ofwel er mee inschrevén op de Schaticistcertifi-
caten, die tegelijkertijd werden uitgegeven; c. ofwel
plaatsten op een spaarboekje .bij de Algemeene Spaar-
en Lijfrentekas.

De laatste twee beleggingsvormen brengen inderdaad
merkelijk meer interest op dan het aanhduden van bank-

deposito’s.
Voor tegoeden op zicht. betalen de banken thans 0,50

pCt,
voor depositô’s op 15 dagen 0,85 pCt en voor depo-
sito’s op 1 maand, 3 of 6 maanden resp. 1,10, 1,40 en 1,75
‘pCt. Inleggelden bij de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas
brengen 3 pCt op tot een bedrag van 50.000 frs en Schat-
lcistcertificaten naar gelang hun looptijd netto 4 è 5 pCt.
De banken zijn niet in staat aan die toestand te ver-helpen, zonder hun rendabiliteit in gevaar te brengen.
Zoals men weet bestaat er een reglement van de Bank-
commissie, dat voorschrijft, dat volgens de bélangrijkheid
van de banken 50 4 60 pCt van de deposito’s in kortiopend
schatkistpapier moet worden bélegd, hetwelk slechts

15/16 4 1
1
/ pCt opbrengt. Sinds September werd nochtans
aan de banken, waarvan de werlcmiddelen niet hoger zijn
dan 150 mln frs, toegestaan de genoteerde Schatkistcerti-
ficaten met minder dan 5 jaar looptijd in de dekkings-
coëfficiënt te rekenen. Het blijkt verder, dat sinds October
de totale deposito’s in de banken opnieuw toenemen.

1-let gevolg van de daling van de ‘bankdeposito’s
gedurende de eerste drie kwartalen van het jar was
natuurlijk een aanzienlijke vermindering van de credieten
aan de Overheid (2,6 mrd frs). De credietverlening aan de
privaateconomie liep enkel ,met 95 mln frs terug.
Proportioneel bedroegen de credieten aan de privaat-

economie per einde September 36,3 pCt van de totale
hankactiva tegen
~
ver 34,1 pCt per einde 1947, terwijl de

A
ctiet.
Thesauriemiciclelen
Crechcl,en aan de Overheid

herdisconteerbare
over-
heidsfondsen

beleenbare overh.fond.

andere

overh.fond.

Creclieten aan dc Privaat-
economie

Diverse dehiteuren

Hanclelswissels

Accejten …………

Ancicre

Diverse
Vastliggend

Totaal
actief ………..

Passief.


Deposito’s.

1

vrije op zicht en min-
der dan 30 dagen
op termijn


tijdelijk onbeschikhare

Diverse verplichtingen

Eigen middelen

Totaal passief

II
998.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15
December
1948

credieten aan de Staat
op
dezelfde tijdstippen iesp.
:49,8

en
50,2
pGt beliepen.

Op
de vrije markt voör goud en deviezen was de stabili-

teit overwegend. Alleen het papieren pond met een aan-

zienlijke stijging
(145
tegenover
139)
en’ de Franse franc

met een nieuwe daling-
(10,70
tegenover
11,10)
liepen

uit de lijn.’

Kap itaalmarict.

.

De ernissiemarkt was weinig actief. Enkel
.300
mln frs

kasbons
4j
pCt ‘an de Stad Brussel werden aangeboden

tegen
97
pCt en vlot onderschreven. Dit papier heeft
5

jaar looptijd en
is
a pan terugbetaalbaar. 1-Jet geeft-de

beleggeib bijgevolg een netto-rendement van
5,20
pCt.

De obligaties, Schatkistcertificaten eh kasbons door de

Overheid uitgegeven, wonnen opnieuw enkele fracties bij.

De obligaties van de private sector daalden daarentegen,
zodat de spanning van de rent’evoet tussen de twee sectoren

verder toeneemt. De belangrijkheid vân dit verschijilsel
blijkt uit onderstaande netto-rendementstabel.

Gemeente-
Staats- ,

krediet

Obligaties

fondsen .

steden!

van private
vennootseli.
Looptijd

prcri

Oct.

Nov.

Oct.

Nov.

Oct.

Nov.

tot 1952

4,06

4,08

5,20
1
5,22


tot 1957

‘. . . . .

4,81
1

4,78

5,16
1

5,15

6,21

6,47
na 1957

4,71
1

4,69

5,82
1

5,83

6,11
1

6,23

Op
de aandelenbeurs trachtten de professionelen een
hause te ontwikkelen ter gelegenheid van de regerings-

crisis. Dit opzet mislukte nochtans:
1.
wegens een tamelijk

snelle oplssing van de opgerezen politieke moeilijkheden;
2.
wegens het feit, dat het publiek afzijdig bleef van dé

markt. Uiteindelijk liep de index nog met
2,47 pCt
tegen-

over vorige maand terug..

Bedrijvigheid en /coersi,sdex van de aandelenbeu;’s
van Brussel.

Aantal ver-
Algemene
handelde
stukken
.
Kapitalen
koersindex

(in duizend (in mln frs)
(1936-’38
100)
tallen)

Begin Januari .1947
16

24,8 251,0
Begin Januari 1948

19′
16,7.
157,8
Einde Maart
19
25,0
176,5
Einde Juni
20
20,7 157 4
Einde September
22

.
22,0
Slidden November
27
27,5 139,8
Einde November
.

21
18,1
142,6

Brussel.

-.

V. VAN RO3LPUY.

-.

l)E NEDERLANDSCHE
BANK.

Verkorte balans op 13- December 1948

Actla.

J
Hoofdbank f

1)

– schuld brieven

in disconto

Agentsch.”

‘ 000 –
«

6.000-‘)
Wissels, schatkistpapier en chuldbrieven,door
de Bank gekocht (art. 15, sub 4

an de
Bankwet 1948) ……………………..
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Over-
eenkomst van 26 Februari 1947 ………… .. 1.800.000.000-
Beleningen:

( Hoofdbank

t 137.942.173,03 ‘)
(mci. voor- –
schotten in re-

Bijbank

674.539.86
kening-courant
op onderpand) l Agentscli.

5.232.409,87

Op

effecten,

en?………….142.893.441:92

)
‘-Op goederen en celen

,,

955.680,84


,.
143.849.122,76
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de Bank-

Wet

1948)

………………………….

Boekvordering op de Staat der Nederlanden

ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaafl

.
Gouden munt en gouden
muntmateriaal

…. ….

t

438.654.520,08

Zilveren munt,

eiiz……….4.100.560,88
442.755.080,96
Papier op het buitenland

. .

t

339.914.380,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland

……….

..

132.242.848,93

Buitenlandse

betaalmiddelen ,,

6.094.407,79
478.251.636,72
Belegging van

kapitaal, rescrv’es en pensioen-
fonds

……………………….

…..

..
106.210.242,38 Gebouwen

en

inventaris

………………..
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

.

………………….

..
213.267.619,90

Passiva.

Kapitaal

.. ………………………… t

20.000.000,–
Reservefonds …………………………..1275910305
Bijzondere reserves ……………………
..54.4’ei7.566,03
Pensioenfonds ………………………….20.028.630.19
Bankbiljetten in Omloop (oude uitgiften) ….’ 111.196.570,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) . ;, 3.033.769,385,-
Bankassignaties in Omloop …………………38.557,24
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

t 312.358.159,05
Geblokkeerde saldo’s van

banken

………….. ..

59.426.157,88
Geblokkeerde – saldo’s van-
pnderen

………….. …19.57-1.344,22
Vrije saldo’s

………. ..835.178.103,70
.. 1.226.533.764,85
Diverse rekeningen

………………….208.065.526,36

ei)
)Taar
v
an schatkistpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen

…. . ….. t


‘) Waarvan aan Nederlands-Indie (Wet van 15


– Maart 1933, Staatsblad no. 99) … …….
..36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……140.597.164.50

STATISTIEKEN.

FEDERAL RESERVE
BANKS. *

(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Data
Goudcer-
Other
cash
U.S. Govt.
securities
Totaal

tificaten

31 Dec. 1946
18.381-
17.587
268
23.350
48 Nov. 1948
1

22.843
22.215
.

261.
1

22.930
26 Nov. 1948
1

22.883
22.255#
255
1

22.993
2 Dec. 1948
[

22.889
22:260


245
j

23.165

Deposito’s

________

FR-bil-
________
Member-

Data jetten

in
circulatie
Totaal,
Govt.
banks

31 Dec. 1946
24.945 17.353
393


46.130
18 Nov. 1948
24.090 22.444
1.59-1
19.953.
26 Nov. 1948

.
24.116
.

22.507
1.650
19.934
2 Dec. 1948
24.179
22.331
1.527


.19.877

BANK VAN ENOELAND.
(l,Toornaamste posten in millioenen oonden).

es

,d
es
ei,

1
0

ei,

.,eei
3O

b

o

es

‘fl

s,..

4
)

cd

25 Dec. ’46
0,21.449,1

1.450

1.428,2

22,1
24 Nov.’48
0,2

1.229,2

1.300

1.233,1

67,2
24 Dec. ’48

0,2

1.299,1

1.300

1.242,0

58,3
31 Dec. ’48
0,2

1.299,2

1.300

1.260,2

40,0


Other securities

Deposits

es
e
s)>

::>

0

g:

(5

c3

oS,
se

l.5
cd

25 Dec. ’46
24 Nov.’48
24 Dec. ’48 31 Dec. ’48

1,3
3,1
3,0
3,2

311,8
324,1
332,7
355,8

13,6
28,9

22,9 17,7
15,8 23,3 31,5 23.9

346,5 428,5 430,5 422,6

10,3 12,3
10,9
9,8

278,9
302,7
3

13,4
308,7

0

15 December 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

999

DE NEDERLANDSCHE BANK.

ZWEEDSE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in duizenden

guldens).

.(Voornaamste posten in millioenen kronen)

1•

01

‘nc5
no’
r.
bo
0)

‘o,n
l-i

Q.n

.Q

30 Dec.

46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
1 Nov.’48
454.412
345.493 109.412
1
150.625
8

.,

’68
454.358
337.961
134.353
1
142.266
15
.

’48
454.465
349.178
131.833
6
144.502
22

’48
453.841
341.049
126.819
6
145.716
29

’48
452.140 339.442
118.401
6
151.228
6 Dec. ’48
442.421
340.399
141.140
6
/
143.955
13

Dec. ’48
462.7.55
339.914 138.337
6
143.849

Saldi in rekening-courant

,,,
0
,
7;
0
0)0

.
cb0)
,
0)
,j

30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706 590.158
1 Nov.’48
3.080.568 303.778 77.258
21.672
762.181
8

’48
3.047.127 324.105
80.180 19.988
784.153
15

,,

’48
3.033.069
331.834
81791
20.204 798.824
22

’48
3.031.397 362.430
61.881
19.104 782.631
29

’48 3.087.707
330.271 41.963
17.882
773.754
6 Dec. ’48
3.071.950
312.229
66.275
,19.016
790.544
13 Dec. ’48
3.033.769 312.358
52.426
19.571
835.178

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

.0
,
c-

‘0
0C
.,o0)
Data
0)0)
c
o
0
i
0)0)
0.00
Fq
.
Ç0
0)
0
‘.0

31 Dec

1946
1

1
158,0
238,7
52,7
4.090,7 1.113,7
23 Nov. 1948
5.766,6

1
220,9
129,2
47,6
4.203,9
1.454,2
30 Nov. 1948
5.803,3

1
206,5
137,5 47,6
4.345,2
4.342,5
7 Dec.

1948

5.803,9
214,1
145,0
47,6
4.310,0 1.393,6

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAÂNDSTÂAT VAN DE VIER NEDER-
LANDSE GROTE BANKEN EN VAN HET NEDER-
LANDSE BEDRIJF
VAN
DE NEDERLANDSCI

}[ANDEL-MAATSCHkPIIJ.

Nederl. Nederl.
Banken Banken
en Ned.

(In millioencn guldens)

Handel-Mij

30
3!
3031

Sept.
Oct.
Set.

Oct.
p

1948
1948
1948

1948

Activa:
Kas, kassiers en daggeldieningen
74
2202
55
2186
90
2813
74
2779
Ned.

schatkistpapier ……….

2276
2241
2903 2853

Ander overheidspapier
30
28
134
132

Bankiers in binnen-en buitenland
Prolong.en voorscli.tegen effecten
S
.V
33

3
85
32

8
127
44

7
127
44

Wissels

…………………3

153
148
313
310

436 449
528
548
Effecten

en

synclicaten
Deelnemingen (incl.voorschotten)
II
30
11
30.
16
42
15
42

Debiteuren

………………..

05
477
490
586

Gelouwen………………..12
Diverse rekeningen

……. . . . .

.
13

18

18

Belegde bestemmingsreserven

2919
2893
3821
3787

Passiva:
Crediteuren

…………….
236!
2321
3079
2999

Deposito’s op termijn
.

7
225
4
233
7
318
.

4
340
Kassiers en genom. daggeldl.
.
Diverse rekeningen

…………

..

3
89
1
100
3
115
3
142
Bestemmingsreserven

..

1
1
t t

Vissels

………………….

2686
2660
3523

Aandelenkapitaal

…………..

..

157
76
157
76
205
93
205
93
Reserve

…………………..

2919 2893
3821
3787

Metaal
Staatsfondsen
,

050
Data
0)
‘0
:3c)

o
cb
t. CIS
obe
b0
1.
Ult

,0
0
.)

31 Dec. .1946
839
532
1.544
4
1

182
23 Nov. 1948
178
113
3.131


1

182
30 Nov. 1948
178 113
3.115
n
150235
1

1

182
7 Dec.

1948
177
112
3.129
0
– j
182

Deposito’s
0
1
c

.i
0)
—-

Data
a
Direct opvraagbaar

0)
,,

cd 0..’
.0
,
‘0
11

0
54
.
C
,

0)

31 Dec.

1946
1
2.877
875 706
94
230
174
7
23
Nov.
1948
2.731 1.109
827
200
186
98
7
30 Nov. 1948
1
2.924
975
721
172
187
83
7
7 Dec.

1948
2.865
1.080 695
307.
188
84
7

1. -NW

ASSOCHTIE CASSA

KASSIERSINSTEI.LING

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM.0

InternatioNale Handelsonderneming

op gebied van. Scheepvaart Kolen en -Erts

te Rotterdam, zoekt


ONDERDIRECTEUR

met commerciële en organisatori-

sche ervaring. Taak interne organi-

satie en dagelijkse leiding van de
commerciële afdelingen. Leeftijd
40-45 jaar. Kennis moderne ta’en

/

vereist. SJaris boven de f20.000.-

p. j. Bij gebleken geschiktheid uit-

zicht op benoeming tot Directeur.

Eigenhi. esclir. br
. met VOl!. ml. over opl. en praktijk, onder
vermelding van geboorteclatum en vergezeld van tveeas-

foto’s (van voren en opzij) onder No. ESB 1324 aan liet
Bureau v. d. blad, postbus 42, Schiedam.

J

1-,

Ir-

AMSTERDAMSCHE BANK
N.V.

INCASSO-BANK

MAANDSTAAT PER
30 NOVEMBER
1948

ACTIEF


PASSIEF

Kassa,

Kassiers
Kapitaal

/
70.010.000,00
en Daggeldie-

Rserve

,
32.500.000,00
ningen

/
27.745.030,42
Bouwreserve

,,
4.000.000,00
Nederlands
schatkistpapiet
825.575.600,00
Deposito’s op

Ander over-
termijn
88.107.824,18

heidspapier

,,
12.804.400,00
Crediteuren
948.528.319,65

Wissels
725.837,22
Door derden

Bankiers in bin-
geaccepteerd

,,
1.354.355,00

nen

en

buiten
land
58.280.577,37

Diverse
rekeningen
40.363.003,93

Effecten en syn-
dicaten
5.512.079,38

Prolongatiën
en voorschotten

tegen Effecten
19.309.993,92

Debiteuren
211.681.074,94

Deelnemingen. ,,
16.170.495,80

Gebouwen
7.058.413,71

f1.184.863.502,76 f1.184.863.502,76

GROOTHANDEL

verschijnt deze week met

een speciaal nummer

gewijd aan

ZUID- EN

MIDDEN-AMERIKA

Een belangwekkende uitgave welke
Ii zeker niet mosgt missen! Ook
de wekelijkse uitgaven zijn trou-
wens voor een ieder, die geïnte-
resseerd is in de handelsbetrek-
kingen van Nederland met het
buitenland, van groot belang.

Voor nieuwe obonné’s is
een beperkt aantal exm-
ptaren gereserveerd. Geeft
U zich thans op als abonné
voor 1949 (kosten f15,—) dan ontvangt U tevens het
Zuid- en Midden-Amerika
Nummer.

KON. NED.

BOEKDRUKKERIJ

H. A. M. ROELANTS

CHIEDAM

POSTBUS 42 • TEL. 69300


4


..


.

.
De N.V. Koninklijke Paketvaari-Maatschappij vraagt voor haar Hoofdkantoor te Batavia

een sociaal-econoom

met grote sociale belasigstelling en ruime sociale ont-
wikkeling en ervaring;

een bedrijfs-econoom

met enige jaren practische ervaring, hij voorkeur op
èen bedrijfsecoiiomische afdeling;

Sollicttanten moeten bereid- zijn zich eventueel aan een
psychotechnisch onderzoek te onderwerpen. Leeftijd
niet ouder dan 35 jr. Sollicitati,-s,onder opgave van vol-
ledige inlichtingen omtrent opleiding, practijk en re-
ferenties te richten aan de
N.V.
Koninklijke Pakctvaart-
Maatschappij, Afd. Pèrsonetl ,,FTet Schevaarthuis”,
• Amsterdam.

De. Nâtionale Coöperatieve Raad

vraagt voor spoedigë indiensttreding een

jurist

Vereisten: degelijke Juridische kennis, in het

bizonder, op het gebied van het verenigings-

wezen, stylistische adnleg en belangstelling voor

sociaal-economische vraagstukken.

Sollicitaties te richten aan de Nationale Coöpe-

ratieve Raad, Willemstraat 30, Den Haag.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit

is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer

van dezelfde week worden opgenomen.

Verhesposten Voorkomend Systèem

bestaande. uit 4 Diensten


V.V.S.

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij ht
gezondhouden ven uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zul het van groote practische waarde blijken
S

te zijn.

Onze V.V.S.brochurc wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der Graaf & Co’s hureaux voor den handel N.V.

Amstelstiaat 14-18, Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)

Economisch – Statistische

Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hooch.straat 5, Rotterda

m (W.).
Telefoon: Redactie en Administratie 38040 Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,- ‘4, Universite-ttstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
t
2
6 per jaar,
voor België/Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese gebiedsdelen (per zeepost) f26, overige landen f28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
Aanetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

‘Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300; toestel 6). – –

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur