Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1609

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 10 1948

.—,

4
TITE URSRE CH T VOORBEHOUDEN

Economischo-fStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCTËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT’

33E
JAARGANG

WOENSDAG 10 MAART 1948

No. 1609

COMMISSIE VAN .REDAGTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambe;s; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lübbers (Redaciur-Secretari.$).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOO
4
R BELGIË:

J. E. Merters; R. Miry; J. c’an Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.
Cegeens ot’er adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde Qan dit nummer. •
INHOUD:

Blz.

De artikelen van deze w e e k ……… 183

Sommaire, summaries ………………183

,,Vrije” valulamarkten
door Dr C. Coedhart ……..
184

liet financieel aspekt van de yoningbouw in. België –

door J. Paquay …………………………
186

DQ betekenis van het Marshall-plan voor landbouw en

voedselvoorziening (III)
door Ir A. Ii. .J3oerma ..
188

De scheepsbouw in 1947
door C. Verney ……….
190

ïngezonden s t u k :
Do economische eû fiscale gevolgen van do verhoging
dor vonnakeljkhoidsbolastillg
door J. II.
D. van
K’,vast,
met naschrift
van L. H. Klaassen
…………
193

Internationale

n o t i t i e s :

Do

Belgische

visserij

…………………………..
193
Do handolsbalans van Engeland In 1947

…………..
194

Geld- en kapitaalmarkt

……………………..
194

Statistieken:

Bankstnten

…………………………………..
195
Stand

van

‘s Rijks

Kas

………………………….
196
In-

en

uitvoer

van .Bolgië

……………………….
196
In-

en uitvoer van Nederland

……………………
196

Havenbeweging
…………………………………
197

DEZER DAGEN
beslissende ronden. Ten dele gaat dat gepaard met vriend-
schappelijke ontmoetingen. De drie Westelijke bezetters
van Duitsland beoefenden het nummer hink-stap-sprong.

Na het eerste hinkelende gedeelte van drie gesplitste be-

zettingszônes hadden de Verenigde Staten en Groot-
Brittannië de stap gedazn hun zônes economisch samen

te smelten. Onder meespelend toesehouwerschap – een

bekende kunstgreep uit het lichte toneelrepertoire –

van de Benelux heeft men thans de sprong gewaagd.
Nög echter bleef Frankrijk op twee gedachten hinken.
Het heeft de sprong naar volledige integratie – Trizonia –
nog niet voltooid. Wel meent het, wellicht door de morele
steun van de inmiddels bereikte toezegging van inter-

nationale contrôle over het Roei’gebied, die eindstreep
eens te zullen halen. Men is er zich van bewust, dat er wordt

gespeeld omhoge inzetten. Daarom waarschijnlijk hebben
de Engelsen, geboren berekenaars van voorgiften en handi-
caps, meteen een oud Russisch veto aangetast. De prijs
der Roerkolen ‘,ordt verhoogd om het verschil tussen

kostprijs en verkoopprijs – monnteel becijferd op RM 15
per ton – te verldeinen. Tegelijk is men bezig over de
valutahervorming in Duitsland; als het niet anders kan,
in de drie zônes alleen. 1-let klinkt alles naar ,,Uw hoge
sprongen zijn gedaan, heer Graaf”, zoals Velsen tot ,,der
Keerlen God” zeide.

Intussen blijven de junioren temidden der kampioenen.

Gezamenlijk raakt men er van overt-uigd, dat het hin kende
paard steeds achteran komt. Op een ander deel van het
veld oefenen.dezelfde spelers zich thans in ploegverband.
De Westelijke Unie zal er komen. Men is in een zeer
hoog tempo van meet gegaan, welhaast te veel belovend
voor een loop op lange afstand. Zal het een estafette
worden? De Skandinavische landen zijn nog niet in het
veld, maar zij maken aanstalten, aan bepaalde bewegingen
te zien, om in training te gaan.

Hoe staat Rusland tegenover dit alles? Het is de Neder-
landers de laatste week duidelijk geworden, dat de Russen,
zonder de krachtsport te vdrwaarlozen, de denksport
intens beoefenen. Een zeer deskundige betitelde hun pies-
taties op dit gebied als superschaak. ,,Die Entführung in den Serail”, opgevoerd te Praag, kan dit verder be-

wijzen. Daarbij hebben zij een geoefend oog voor het voort-
durend schaak geven, zonder te vrezen voor een herhaling
van zetten. ,,The most scientific of sportsrnen, it has
been reduced among them to perfect rule and system”;
Washington Irving had het voor hen kunnen schrijven.

Volm.akt systeemspel, dat is de leidraad van de inter-
nationale tarweconfrentie. Men is het eens geworden, met
zes en dertig landen, over een overeenkomst, die ”oor
vijf jaar maximum- en minimumprijzen vastlegt. Zoals in
elk volmaakt systeem zijn er gaten: Rusland en Argentinië
den met deze conventie niet mee, het Amerikaanse Con-
gres moet nog beslissen, of het haar toe wil passen. Maar
in elk geval is dit stille werk méér dan een gebaar voor de

tribune.

Van dit laatste schijnt de Nederlandse Regering de
West-Indische gebiedsdelen thans in meerderheid te
kunnen overtuigen Het Indohesisch publiek kijkt critisch.

Naami. Venn.

Holkrndsche

Belegging- en

Beheer Mij.

Kelzersracht
706

Amsterdam
Anno 1930

Beheer en Adviesgeving

voor

PENSIOENFONDSEN,
STICHTINGEN,

ONDERNEMINGEN

EN PARTICULIEREN

Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. dc Vooys;
Drs. J. l-L Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

..

ROtTERDAMSCHE.;

BANK

225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND

CHËdUE-

EN

BANKGIRO-

VERKEER

11

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek
van:

zozazuur, (alle
kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloo& cau.stic soda.

Maakt gebruik

van onze speciale rubriek

,,Vacatures” voor het

oproepen van sollicitan-

ten voor leidendefuncties

ti’jtgt

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly jotirnal

*.

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

.4 Speciaf Suipp(ement
0fl
Economie Con-
dition8 in The Heiheriands was published
on January 31..4 limited nu,nber of this
.Supplement remain for sate.

LOYDON: CANNON
.srlt
EEr, E.C. 4

4

• ,,HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

• VLMRDINGEN

Nederlandsche

Handel-Maatschappij,
N.V.

(Deviezenbonk)

Hoofdkantoor: Amsterdam,
%
Vijzelstraot 32

100 kantoren
in
binnen-
en
buitenland

0

VOORLICHTING OP HEt GEBIED VAN

IM- EN EXPORTEN, BETALINGS-

VERKEER, ENZ.

Bhandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTE-MAKELAARS

AMSTERDAM

ROTTERDAM
.
S•GRAVENHAGE
DELFT
.
SCHIEDAM

VLAARDINGEN

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

183

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Dr
C.
Goedhart,
,,Vrije” 9alutamtlrkten.

Frankrijk is nit het enige en eerste land, waar men na
de tweede wereldoorlog en vrije valutamarkt heeft

gecreëerd. Reeds eerder was dit het geval in Italië, Grieken-

land, Peru en Ecuador, terwijl begin Februari jl. ook Chili

tot instelling van een Vrije valutamarkt overging. Schr.

geeft een schets van de in deze landen toegepaste systemen.
De conclusie is, dat de instelling van een dergelijke vrije

valutamarkt niet mag w’orden beschouwd als een stap in
de richijng van een vrijer
.
valutaverkeer. Integendeel, de netelige vraagstukken, welke het gevolg zijn, nopen juist tot verscherping der deviezencontrôle. Creatie van Vrije

valutamarkten moet dus worden gezien als een nood-

maatregel van landen, wier export door een infiationaire
ontwikkeling in het binnenland in moeilijkheden is geraakt.

J. Paquay,
Het financieel aspekt van de woningbouw in

België.
In België werd tot aan de tweede wereldoorlog de woning-
bouw in hoofdzaak gefinancierd met behulp van parti-
culier kapitaal, in de vorm van hetzij persoonlijke fondsen van de eigenaars, hetzij credietvoorschotten met hypothe-
caire waarborgen; de Overheid had vrijwel geen bemoeiing
met financiering van woningbouw. Sinds 1945 is de activi-
teit van de Staat toegenomen, zodat verschillende plannen
in uitvoering of bewerking zijn. Desondanks is het ge-
boden, particulier kapitaal in de woningbouw te intres-

seren. Voor dit doel moeten echter de bouwkosten omlaag,
een probleem, dat men thans in studie heeft. Reeds kon
worden vastgesteld, dat verhoging der bouwkosten met

name is veroorzaakt door verspillingen van arbeid en
materiaal, door verhoogde eisen der bevolking en door een
daling van de arbeidsproductiviteit.

Ir A.
H.
Boerma,
De betekenis Pan het Marshall-plan voor
landbouw en Qoedsel’oorziening (III).

De Europese behoefte aan productiemidaelen voor de
landbouw in het kader van het ERP omvat veevoeder,
kunstmest en landbouwmachines. De
Peepoederpositie
zal
nog jarenprecair blijven; bij
kunstmest
is er met name een
tekort aan stikstofmeststoffen; van
landbouwwerktuigen
zal gedurende het eerste jaar van het ERP slechts ca 50

pCt van het door Europa gevraagde materiaal kunnen
worden geleverd. Voor het ogenblik dient Nederland er
rekening mede te houden, dat ondanks het ERP de agra-
rische importen beneden het in het Parijse rapport genoem-
de niveau zullen moeten blijven – als gevolg van wereld-
schaarste en prijsstijgingen in de V.S. – zodat het ver-
zorgingspeil van ons volk, wat voedingsmiddelen betreft,
in 1948 niet zal kunnen stijgen. De eigen agrarische pro-
ductie moet dus zo hoog mogelijk worden opgevoerd.

C. Vermey,
Dq scheepsbouw in 1947.

Scheepsbouw en -reparatie ondervinden nog steeds
tal van moeilijkheden. Onvoldoende kolenproductie, ge-brek aan staal, de vertraagde levering van tal van onmis-

•bare onderdelen en de ontwikkeling der lonen (met name
in Engeland) doen de bouwprijzen voortdurend stijgen. Het huidig peil is zodanig — en de levertijden zo lang –
dat de vraag gerechtvaardigd is, of het wel verantwoord
is, thans tot bouw over te gaan; het is beter, te wachten
tot de bouwprijzen gedaald zijn. De bouwkosten voor een
stoomschip van 3.400 ton, ingericht voor olie-stoken,
met een vaartsnelheid van 12,5 mijl, zijn in vergelijking
met 1939 met 255 pCt gestegen.

SOMMAIRE.

1)r
C. Goedhart,
Le Marché libre du Change.

La création de marchés ,,libres” pour le change étranger

(comme en Franco) ne doit pas être considéré comme un

pas vers une liberté plus étendue du change. C’est au
contraire une mesure d’exception appliquée par des pays

éprouvant des difficultés â l’exportation, par suite de

l’inflation monétaire â l’intérieur.

J. Paquay,
Le Financement de la construction d’habitations

/ en Belgique.

Min d’amener le capital privé en Belgique A financer
la construction d’habitations les frais de construction

doivent être diminués. Unë étude de ce problème est en

bonne voie d’exécution. Un premier résultat de cette étude
montre que les frais de construction sont élevés A cause

d’un gaspillage de la main d’oeuvre et du matériol, d’une
diminution du rendement et de besoins plus compliqués

de la population.

Ir A. H.
Boerma,
l’Agriculture et le Plan Marshall (III).
Les quantités de produits et de machines agricoles è importer par les pays Marshall, sous le régime du Pro-
gramme de Redressement de l’Europe seront défavorable-
ment influencées par des prix plus élevés aux Etats-Unis. C’est pourquoi le P.R.E. n’améliorera pas immédiatement

la situation du ravitaillement en Europe Occidentale.

C.
Vermey,
La coistruction naale en 1947.

Les frais de construction navale augmentent continuelle-

ment. Pour un navire de capacité moyenne les frais de
construction s’élèvent actuellement â 255 pCt par rapport
f l’année 1939. Cola reflöte une situation plutôt dangereuse.

Avant de placer de nouvelles commandes, les armateurs
devraient attendre une baisse dans les frais de construction
d’une nouvelle unité.

SUMMARIES.

Dr C. Goedhart,
,,Prce” exchange marhets.

Creating ,,free” markets for foreign exchange (as
happened in France) is not to be seen as a step towards
more freedom in the flow of foreign exchange. It is, on the
contrary, an emergency measure, taken by countries with
export difficulties in consequence of inflationary develop-
ment at home. –

J. Paquay,
frmnancing house building in Belgium.

In order to induce private capital to finance house
building programmes in Belgium, building costs have to
be lowered. A study of this problem is in process of being
completed. The first result of this study is that at present
building costs are high in consequence of wastage of man-
power and materials, decreased labour productivity and
more complicated needs of the population.

Ir A. H.
Boerma,
Some agricultural aspects of the Mars hall-
Plan (III).

The physical quantities of agricultural products and
agricultural implements, to be imported by the Marshall
countrie under the ERP, will be influenced unfavourably by higher prices in the United States. For the time being,
therefore, the ERP will not immediately improve the
Western European food situation.

C. Vermey,
Shipbuilding ‘in 1947

Shipbuilding costs are steadily increasing. For a middle-
sized ship they are now 255 per cent highèr than in 1939.
rhis is rather a dangerous situation. Shipowners should
wait with further orders till building costs have moved
downwards.

184

ECONOMISCH-STATISTfSCHE BERICHTEN

10 Maart 1948
11

,?VRIJE VALUTAMARKTEN.

Van de maatregelen welke in FrankriJk zijn genomer in,

verband met de recente devaluatie van de franc, heeft de
instelling van een zogenaamde vrije markt voor enkele

sterke deviezen wel de meeste aandacht getrokken. Het

is in dit verband wellicht van belang er op te wijzen,

dat Frankrijk niet het enige en eerste land is, waar men
na de tweede wereldoorlog een vrije yalutamarkt heeft
gecreëerd. Reeds eerder zijn in Italië, Griekenland, Peru

en Ecuador vrije valutamarkten ingesteld, terwijl begin

Februari jI. ook Chili zich bij de landen met een vrije

valutamarkt heeft gevoegd. In het onderstaande zal een

kort overzicht worden gegeven van de in de genoemde

landen toegepaste systejnen, teneinde te kunnen komen

tot beantwoording van de vraag, welke betekenis aan het

creëren van .vrije valutamarkten moet worden toegekend.
Frankrijk.

De recente devaluatie van de’Franse franc was nood-zakelijk geworden in verband met de voortdurende, in-

flatoire beweging der prijzen en lonen, die de’Franse expor-

teurs in toenemende mate in moeilijkheden bracht.

De
Franse concurrentiekracht op deibuitenla’ndse markten

verminderde in zodanige fnate, dat’bijv. de uitvoer npar

België en Zwitserland bijna geheel tot stilstand kwam.

Op 26 Januari 1948 maakte het Franse Deviezeninstitijut

bekend, dat de officiële aan- en verkoopkoersen van het

Valutastabilisatiefonds werden, xerhoogd met 80 pCt,

hetgeen een devaluatie ‘van de franc met bijna 44 .pCt

betekende. Tegelijkertijd werd dè instelling bekend ge-
maakt vai’i een vrije deviezenmarkt aan de Parijse beurs.
De Banque de France werd belas.t met.de Organisatie van

deze vrije markt, welke onder toezicht werd geplaatst

van de vereniging van valutahandelaren. Voorlopig werd

de – vrije markt uitsluitend opengesteld.voor U.S.-dollars
en Portugese escudo’s. Met de Verenigde Staten en Portu-

gal heeft Frankrijk geen betalingsovereenkomsten gesloten.

Voor toelating tot de vrije markt van valuta’s van landen,
waarmede Frankrijkeen monetir accoord heëft’gesloten,

zijn uiteraard onderhandelingen noodzakelijk.

Franse exporteurs moeten de helft’ yan de dollar- en
escudo-opbrengsten hunner exporten tegen de met ingang
van 26 Januari jl: vastgestelde officiële koersen verkopen
aan het Valutastabilisatiefonds, terwijl de andere helft

binnen bepaalde termijnen moet worden verkocht op de

vrije markt. Voorts dienen alle dollar- en escudo-opbreng-
stéb uit het kapitaalverkeer en het vreemdelingenverkeer
op de .vrije markt te worden aangeboden. Het’ Deviezen-

instituut verifieert, of de aanbieding der in aanmerking
komende dollars en escudo’s op de vrije markt binnen de
gestelde termijnen plaatsvindt. Aankopen op del,vrije

valutamarkt kunnen, behalve door het Valutastabilisatie-
fonds en de deviezenbanken, alleen geschieden door hen,
die de deviezen nodig hebben voor transacties,- waarvoor
door of namens het Deviezeninstituut een vergunningis
verleend. Zowel voor aan- als verkopen op de vrije ma,rkt
is altijd de tussenkomst van deviezenbanken vereist.
Niet alle importen uit het döllargebied kunnen worden betaald met op de vrije markt gekochte dollars. Er wordt

onderscheid ‘gemaakt tussen drie categorieën essentiële
goederen. De eerste categorie, die kolen engranen omvat,

kan alleen van staatswege worden ingevoerd- tegen de
dollarkoers van vÔÔr de recente devaluatie (frs 120 per $),
zulks.om
prijsstijging van deze belangrijke goederen tegen
te gaan. De tweede categorie
6
goederen, die vetten, mest-
stoffen en aardolieproducten omvat, kan alleen worden

ingevoerd met betaling in dollas tegen de huidige officiële
koers (frs 214,89 per
8).
Alleen ‘voor de overige essentiële
goederen worden invoervergunningen afgegeven, met
behulp waarvan op de Vrije markt deviezen kunnen worden
gekocht. Met ingang van 13 Februari ji. is inmiddels nog
een vierde invoermogelijkheid geschapen. Blijkens een

bekendmaking van, het Deviezeninstituut van genoemde

datum kan ‘iedere houder van buitenlandse saldi voortaan
zonder invoervergunning een groot aantl nader genoemdeil

goederen – waartoe zowel vele voedingsmiddelen als

grondstoffen en machines behoren – im,porteren, evenwel

onder voorwaarde, dat geen aankoop van deviezen tegen.
francs plaats vindt. . ,. . .

Behalve een Vrije valutamarkt werd ook een vrije gou’d-

markt ingesteld. In verband met de wettelijke regeling’

van de goudhandel diende zülks bij de wet te geschieden.

Deze wet kwam tot stand op 2 Februari 1948. De socialis-

tische fractie van de Nationale Vergadering verzette zich

aanvankelijk tegen deze wet, doch zij gaf er haar st’eur

aan,. toen de Regering bij wijze van concessie tevens een –

ander wetsontwerp – inhoudende de intrekking de’r bank-

biljetten van frs 5.000 – had ingediend. Bij de wet be-

treffende de îrije goudmarkt werd tevens bepaald,, dat

degenen, die niet hebben voldaan aan de bij verordeningen
van 1944 en 1945 ingevoerde verplichting tot aangifte van

deviezen en buitenlandse effecten, een boete verschuldigd
zijn,, indien zij de tot dusver clandestien aangehouden

dev,iezen of de opbrengst van de clandestien aangehouden

effecten op de vrije markt infrancs omzetten. Deze boete

bedraagt tot 1, Juli 1948 25 pCt; van die datum, af wordt
de boete iedere maand met 1 pCt verhoogd:De zojuist

genoepç1e maatregel van 13 Februari -ji. stelt thans even-

wel dehouders .van clandestien aangehouden dollarsaldi

in staat, deze saldi in goederen om te zetten zonder een
boete -verschuldigd te zijn.

Blijkens een door het Franse Ministerie vân Financiën

uitgegeven communiqué beoogt de Regering door
mi’1d1
van de vrije valutamarkt te komen tot een koersvorii die een inzicht geeft in de werkelijke waarde van dc ër’ -‘

De Regering vreesde, dat een onmiddellijke unf.’rI
devaluatie af te gering zou blijken te zijn en dan
OflvOi-
doende effect zou sorteren ôf te ver zou gaan en dan een
onnodige prijsstijging zou aanwakkeren. 1-Jet stelsel der
multiple koersen is slechts. bedoeld voor een overgangs-

periode, waarna men hoopt te komen tot een uniforme,
stabiele koerg van de franc. Behalve het stimuleren van

de export naar het dollargebied was er nog een ander,

wellicht even belangrijk oogmerk van de Regering, name-
lijk-de mobilisatie, door middel van de vrije valutamarkt,
v

van de zeer omangrijke, clandestien aangehouden goud-
en deviezenreserves. nii

Italië.

In Italië werd reeds in Mei 1947 een.vrije valutamarkt
ingesteld voor dollars, ponden sterling en Zwitserse
francs. De helft van de exportopbrengsten in de genoemde
valuta’s moest tegen de officiële koersen worden afge-
dragen aan hét Deviezeninstituut,’ terwijl de andere helft
door de betrokkenen kon worden aangewei’id voor de be-
taling van importen of kon worden ‘verkocht op de vrije,
markt. Aan sommige exportindustrieën werd toegestaan,
70 tot 75 pCt van de deviezenopbrengsten op de vrije
markt te verkopen. Inmiddels heeft dit Italiaanse systeem
een interessante wijziging ondergaan. Volgens -een wet
van 27 Novembe’r 1947 koopt namelijk het Deviezn
;

instituut 50 pCt van de exportopbrengsten in dollars,
ponden en Zwitserse francs alsmede de gehele opbrengst
in genoemde valuta’s uit het dienstenverkeer tegen koersen,
overeenkomende met de gemiddelde koersen op de vrije
markt in de voorafgegane maand. Op de laatste dag van
iedere maand worden de gemiddelden bepaald, die ge-
durende de volgende maand van kracht zijn. Bij debereke-
ning der, gemiddelden worden evenwel alle noteringen
van de dollar boven Lit. 650 en beneden Lit. 350 – even-
als de daarmede corresponderende noteringen van deoverigé

valuta’s – buiten beschouwing gelaten, zulks teneinde
abrupte koerswijzigingen te vermijden. –
De Itliaanse maatregelen hadden tot doel, door middel
van aantrekkelijke ‘koersen de export te stimuleren. De

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

185

wijzigingen van November 1947 betekenden een stap in

de richting van uniforme koersen. Het écart tussen de
Vrije koersen en de als gemiddelden van vrije koersen bepaalde aankoopkoersen van het Deviezeninstituut is

uiteraard aanmerkelijk geringer dan het verschil tussen

de tot November geldende vrije en officiële koersen.

Griekenland. –

Een soortgelijk resultaat als door de in.November in

Italië genomen maatregelen is in Griekenland bereikt door

de invoering, in October 1947, van een certificatenstelsel.

De Griekse exporteurs en de verwervers van deviezen uit
het dienstenverkeer ontvangen bij overdracht der deviezen
aan de deviezenbanken een bedrag in drachmen op basis

van de officiële koersen, alsmede certificaten tot edn

nominale waarde in vreemde valuta, gelijk aande waarde van cle aangeboden deviezen. De certificaten worden ter
beurze Vrij verhandeldtegen drachmen. De importeurs

kunnen bij de deviezenbanken, onder overlegging van

invoervergunningen, deviezen aankopen tegen betaling
van een bedrag in drachmen op basis van de officiële
koersen alsmede van certificaten tot een nominaal bedrag

in vreemde valuta, gelijk aan de waarde der aangekochte
valuta. Alleen de door de Staat geïmporteerde goederen,
voornamelijl’ hroodgraan en melk, vallen buiten het

certificatenstelsel, zodat de prijzen dezer goederen niet
worden beïnvloed door de koers der certificaten:Het effect

van het certificatenstelsel is uiteraard, dat de officiële
koersen, afgezien van de genoemde overheidsimporten,
thans nictmeer dan nominale betekenis hebben, terwijl de

effectieve koersen – overeenkomende met de officiële
koersen vermeerderd met de koersen der certificaten –
door de prijsvorming op de Vrije certificatenmarkt worden
bepaald.

De invoering van het certificatenselsel, die een de facto
devaluatie van de drachme tot het door de vrije markt
bepaalde niveau impliceerde, had tot doel de export te
stimuleren. Bij dè officiële koersen wés de export in vele
gevallen niet lonend.

Zuid-Amerika.

In Ecuadôr is in Juni 1947 een Vrije valutamarkt in-gesteld, waar dviezen kunnen worden gekocht voor de
invoer, met
1
v’ergunning, van niet-essentiële goedere’n.
Daarnaast zijn er gefixeerde koersen voor importen van
de categorie ,,essentiële goederen” alsmede hogere vaste
koersen voor de invoer van ,,bijna essentiële goederen”.
In Peru bestaat er voor dollars en ponden sterling een
Vrije koérs naast één officiële koers. Tot voor kort golden
er voor de vrije valutamarkt tnaximumkoersen, die even-
wel in Februari jl. zijn afgeschaft. Begin .Februari van dit jaar is voorts in Chili een vrije
valutamarkt ingesteld. Slechts de exportopbfengsten van

een aantal artikelen, die tezamen 25 â 30 pCt van de totale
uitvoerwaarde vertegenwoordigen, kunnen voor ongeveer
de helft op de Vrije valutamarkt worden verkocht.
Ook in deze drie landen hield de instelling der Vrije
valutamarkten verband met de exportmoeilijkheden,
voortspruitende uit de sterke prijsstijging in het binnen-
land.

De betekenis en de consequenties der vrije ealutaraarkten.

In de eerste plaats dringt zich thans de vraag op, of de
zogenaamd vrije valutamarkten als werkelijke Vrije mark-
ten kunnen worden beschouwd. Deze vraag moet ontken-
nend worden beantwoord. Immers, in de eerste plaats is
de vraag der importeurs op de ,,vrije” markten afhankelijk
Van de Verlening
Vfl
invoervergunningen, terwijl in ver-

schillende der betrokken landen slechts bepaalde catego-
rieën goederen met ,,vrije” deviezen kunnen worden ge-
importeerd. Anderzijds wordt, wat het aanbod betreft,
in verschillende landen slechts een deel der exportopbren-
sten tot de Vrije markt toegelaten, terwijl bijv. in Frankrijk,

naar wij zagen, de monetaire autoriteiten contrôle uitoefe-

nen op de inachtneming van de termijnen, waarbinnen aan
de verplichting tot aanbieden op de Vrije markt moet
worden voldaan. Bovendien is het geenszins onmogelijk,

dat de koersovrming op de Vrije markten door interventies

der. monetaire autoriteiten zal worden beïnvloed. Men

kan derhalve niet zeggen dat de koersen op deze markten

een indicatie opleveren van de werkelijke waarde der be-

trokken valuta’s.

Van de verschillende thans bestaande ,,vrije” valuta-

markten vertonen die in Italië en Griekenland de grootste

mate van Vrijheid. In deze landen hebben de officiële
koersen – in Italië alleen wat de noteringen Van dollars,
ponden en Zwitserse francs betreft – in hoofdzaak nomi-
nale betekenis, daar het grootste deel der transacties met

het buitenland tegen vrije koersen wordt afgewikkeld.
De ,,zwarte” Valutamarkten zijn in deze landen thans

vrijwel verdwenen. In Frankrijk daarentegen bestaat

naast de Vrije valutamarkt nog altijd een niet onbelang-

rijke zwarte markt (marché parallèle). De bloei Van deze
zwarte markt zal vermoedelijk’ nog worden bevorderd

door de reeds enige malen ter sprake gebrachte maat-

regel, op grond waarvan houders van buitenlandse saldi
zonder vergunning goederen mogen importeren; vermoede-
lijk iri’imers zal er een zwarte handel in deviezen ontstaan

tussen deviezenhouders—niet-importeurs en importeurs-

niet-houders.

Wat de consequenties van de instelling der vrije valuta-
markten betreft, moetin de eerste plaats worden gewezen

op de consequenties vocir de landen, die tot de instelling
zijn’ overgegaan. Dat dé prikkel tot export naar ,,hard
currency”-gebieden wordt gestimuleerd, behoeft geen
nader betoog. Daartegenover staat evenwel het nadeel
der onzekerheid, welke voortVloeit uit de fluctuaties der
koersen op de Vrije markt. Op het moment van afsluiten

der in- en uitvoertransacties heeft men immers geen
zekerheid omtrent de wisselkoersen, waartegen de trans-
acties zullen worden afgewikkeld. In hoeverre de instel-
ling der Vrije valutamarkten de mobilisatie der clande-stiene goud- en deviezenreserves zal bevorderen, hangt
voor een groot deel af van de ‘mate, waarin de Overheid

er in slaagt, het vertrouwen in de waardevastheid van het
binnenlandse betaalmiddel te herstellen. De ervaringen,
welke tot dusver in Frankrijk zijn opgedaan, zijn niet
bemoedigend. De loonsverhogingen, die de Franse Regering
genoodzaakt is toe te staan, doen het vertrouwen in de
franc verminderen. Ook de intrekking van de frs 5.000-biljetten heeft in dit opzicht een averechts effect gesor-
teerd. Het wântrouwen in de franc heeft reeds geleid tot
een vlucht in het goud. Vele boeren eisen zelfs voor hun
producten betaling in goud. De prijzen op de ‘vrije goud-
markt zijn vrij sterk gestegen boven de voorheen op de
zwarte goudmarkt geldende prijzen. Het enige voordeel
van deze ontwikkeling is hierin gelegen, dat door de om-
zetting van clandestiene dollarsaldi in goud via de Vrije
markt een deel der particuliere dollarsaldi ter beschikking
van de Regering komt. Meer succes dan de instelling der
Vrije valutamarkt zal in Frankrijk waarschijnlijk de kort
geleden geschapen mogelijkheid tot repatriëring van
clandestiene dollarsaldi in de vorm van goederen opleveren.
Voor de handelspartners van de landen met vrije valuta-
markten zijn aan het nieuwe stelsel verschillende nadelen
verbonden. In de eerste plaats wordt de export van de betrokken ,,hard currency”-landen naar de landen met

vrije deviezenmarkten uiteraard bemoeilijkt. Om deze
reden verzet zich bijv. Zwitserland tegen toelating van
de Zwitserse fcanc op de Vrije markt te Parijs. Vootts bestaat het gevaar, dat de koersen op de vrije markten
door de betrokken monetaire autoriteiten zodanig worden
gemanipuleerd, dat van valutadumping kan worden ge-
sproken. Bovendien leidt de koersvorming op de vrije
valutamarkten tot instabiel ,,cross rates”. ,,De uitbreiding
van zulk een stelsel. zou ‘slechts de onzekerheid en de

186

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,

10 Maart 1948

monetaire instabiliteit vergroten en zou een toestand van

instabiele wisselkoersen tot gevolg hebben, waaronder alle

leden- landen van het Fonds zouden lijden”, bétoogde het

Internationale Monetairé Fonds terecht in het communi-
qué, waarin dit Fonds zijn afwijzend standpunt ten aan-

zien van de instelling der vrijé valutamrkt in Frankrijk
bekend maakte. Van een- instelling, die in het leven is

geroepen om bij te dragen tot grotere monetaire stabiliteit

en tot de verzekering van zo veel mogelijk stabiele wissel-

koersen, kon men uiteraard moeilijk een andere zienswijze

verwachten. Begrijpelijk is ook, dat het Fonds welwillend

stond tegenover de wijziging, welke in November 1947

werd gebracht in het Italiaanse stelsel, wa,ardoor eer

eerte stap werd gezet in de richting van herstel van

uniforme wisselkoersen.

• Behalve op de monetaire instahiliteit wees het Inter-

nationale Monetaire Fonds er in het bedoelde communiqué

op, dat ,,een dergelijk stelsel, functionnerend in een land

met een belangrijke handel, de loop van de internationale

handel zou kunnen .verstoren en een niet gerechtvaardigd
wantrouwen zou kunnen doen ontstaan in de reële waarde
van vele valuta’s als gevolg van!de.klaarblijkelijke depre-
ciatie, die zij in het Franse systeem zouden ondergaan”.

Op deze bezwaren werd ook sterk de nadruk gelegd door
de Engelse Regering, die tot het laatste toe heeft gepoogd,
de Franse autoriteiten van hun voornemen tot het instellen

van een vrije valutamarkt af te brengen.
1-Jet bestaan van vrije valutamarkten kan op verschil-
lende wijzen tot kunitmatige verstoringen van de inter-

nationale goederenstromen leiden! In de eerste plaats

wordt het voor de iiandelaren in de landen m’et vrije
valutamarkten aantrekkelijk, goederen te iinporteren uit
,,soft currency”-landen tegen betaling van de pfficiële

koersen en deze goederen vervolgens met een behoorlijke
valutawinst te verkopen naar ,,hard currency”-landen.
Voor de fabrikanten in de landen met vrije valutamarkteii

wordt het aantrekkelijk, grondstoffen in te voeren uit

,,soft currency”-landen en de eindproducten te
kopen in ,,hard currency”-landen. Voorts zullen de hande-
lâren in landen met vrije valutamarkten trachten, uit

,,hard currency”-landen afkomstige goederen te impor-

teren via ,,soft currency”-gebieden. In de eerste twee
gevallen derven de ,,soft currency”-landen deviezenop-
brengsten in ,,hard currency”, terwijl in liet laatstgenoem-

de geval de ,,soft currency”-landen sterke deviezen uit-
geven, waarna zij zwakke deviezen terugontvangen.

Er is de ,,soft currency”-landen derhalve veel aan gelegen,
dé bedoelde transacties zoveel mogelijk te verhinderen,
waartoe verscherping van de in- en uitvoer- en deviezen-
contrôle nodig is. Gezien deze gevaren is het volkomen
begrijpelijk, dat de Engelse monetaire autoriteiten na de
instelling van de vrije valutamarkt in Frankrijk onmiddel-
lijk contact hebben opgenomen met hun Franse collega’s,
teneinde via een verscherping van de wederzijdse de-
viezencontrôle de nadelige gevolgen van de Franse maat
regelen tot een minimum te beperken. Als resultaat van
dé desbetreffende besprekingen is tussen de Britse en

Franse Regeringen overeengekomen, dat de Franse in-
voer uit het sterlinggebied in het vervolg uitsluitend
mag worden gefinancierd via zogenaamde Franse reke-

ningen no. 1 die onder.contrôle staan van de Franse
Regering.

Conclusies.

De bovenstaande summiere beschouwingen zijn ver-
moedelijk voldoende om aan te tonen, dat de instelling
va’n zogenaamde vrije valutamarkten niet.mag worden be-
schouwd als een stap in de richting van een vrijer valuta-
verkeer. ‘Integendeel, de netelige vraagstukken, welke de
instelling van ,,vrije” valutamarkten met zich bréngt,
nopen juist tot verscherping der deviezencontrôle. De
conclusie lijkt daarom gewettigd, dat de creatie van
,,vrije” valutamarkten veeleer moet worden gezien als

een noodmaatregel van landen, wier export door een in-

flatoire ontwikkeling in het binnenland in moeilijkheden

is geraakt, dan als een vorm van liberalisering van het

deviezenverkeer.

Bussum.

Dr C. GOEDHART.

HET FINANCIEEL ASPEKT

VAN DE WONINGBOUW. IN BELGIË.

J’dér de oorlog van 1914.

Véér de eerste wereldoorlog hadden •e openbare

machten nimmer bemoeiing met de financiering van de

woningbouw.

De wet van 1889 stond de Algemene Spaar- en Lijf

rentekas toe, een deel ‘van haar beschikbare gelden te

besteden om aan de werklieden de
fondsen-te
lenen, die
ze voor bouw of aankoop van hun gezinswoning nodig

hadden.
Voorschotten tot en bedrag van 95 millioen frank

(1914) werden met dit doel door de Algemene Spaar- en

Lijfrentekas verleend; zij hebben het bouwen of de aan-koop van 65.00O arbeiderswoningen mogelijk gemaakt.

De industriëlen hebben voor hun arbeiders eveneens

enkele duizenden

woningen gebouwd. die -dan door deze

laatsten werden gehuurd. Vooral de krachtsinspanningen,

die door de mijnen werden geleverd, zijn hier van be-

lang geweest.
In het kort Imag worden gezegd, dat tijdens de 19de

en in het begin van de 20ste eeuw enkel private kapitalen,
ofwel de persoonlijke fondsen van de eigenaars, ofwel de
kredietvoorschotten met hypothecaire waarborgen, in
de woningbouw werden belegd..

De openbare machten, Staat, provincie, gemeente,
bemoeiden zich, zoals gezegd, niet met het financieren
van de woningbouw voor de middenstand.

Van 1920 tot 1940.

De woningbouw werd door de oorlog volledig stil’ gelegd, maar werd ria het einde der vijandelijkheden

op krachtige wijze hervat, hoewel de kostprijs gestegen

was in veihoudingen die men destijds voor overdreven

aanzag.

De Regering heef t aan de geteisterden vergoedingen uit-

gekeerd, die het geheel van de geleden schade beliepen.
De Dienst voor de Verwoeste Gewesten heeft voor de ge-

teisterden, die het wensten, ongeveer 35.000 huizen her-

bouwd.
De wet, die tot de oprichting van de Nationale Maat-
schappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken
besluit, werd goedgekeurd. Daar de gemeenten zelf niet
bouwen noch rechtstreeks de woningbouw financieren,
voorziet deze wet dat de woningbouw door gemeentelijke en

gewestelijke maatschappijen zal worden gefinancierd.
Dank zij de eerste fondsen, die rechtstreeks door de
Staat werden voorgeschoten, hebben de locale maat-
schappijen, die door’ de Nationale Maatschappij goedge-

keurd werden, een bouwpolitiek kunnen beginnen voor
huizen, die aan huurders voorbehouden bleven. –
Nochtans werden, volgens het Nationaal Instituut voor

Statistiek, van de 700.000 woningen, die tussen de beide
oorlogen werden gebouwd, slechts ongeveer 60.000 op-
gericht door de locale maatschappijen van de Nationale
Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonver-
trekken. Ongeveer 20.000 van deze huizen werden ver-
kocht; de fondsen werden voor een groot deel door de
Algemene Spaar- en Lijfrentekas voorgeschoten.
De Algemene Spaar- en Lijfrentekas zelf leverde het
geld voor de aankoop en het bouwen van ongeveer 180.000 huizen, en dit voor een totaal bedrag van fr. 3.250 millioen.
De eigenaars van deze woningen beschikten over per-
soonlijke gelden, die minstens 30 pCt van de ‘waarde van
de verworven woning bed’roegen.

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

187

Behalve de huizen, gebouwd door de Nationale Maat-

schappij voor Goedkope Woningen en Woonvert.rekken,
waarover wij hoger spraken, en de leningen van de Al-

gemene Spaar- en Lijfrntekas, werden alle andere wonin-
gen door de jarticulieren zelf gebouwd, ofwel’ met eigen

middelen, ofwel dank zij de hulp van maatschappijen

voor hypothecaire leningen.
De Staat heeft de opbouw van huizen voor da mindere

klassen bevoordeelddoor, te zijnen laste te nemen

de interestverschillen tussen het bedrag der leningen en
het bedrag der voorschotten toegestaan aan de Nationale

Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrek-
ken en doorhet verlenen van premies, toegestaan aan’meer

dan 100.000 kleine eigenaars.
Het is een feit, dat de l)eperkte bemoeiing van de

openbare macht met de bouw van woonhuizen tot

gevolg had, dat vele huizen werden gebouwd voor burgers
en middenstanders en veel te weinig huizen voor de werk-

man.
Samenvattend kan men zeggen, dat gedurende deze.

periode het grootste deel der fondsen, gebruikt voor de
bouw van volkswoningen, werd voorgeschoten door de
Algemene Spaar- en Lijfrentekas, terwijl de Staat enkel

voor een klein deel tussen beide kwam; anderzijds was de
.woningbouwdoor paEticulieren zeer belangrijk.

Sinds de beiijding.

De hoge kostprijzen in het bouwbedrijf schrokken veÏe

particulieren af, die niet over voldoende geldmiddelen
beschikten.
De wederopbouw voor geteisterden genoot de volle
aandacht der openbare machten. Voorshands werd de
wet op de oorlogsschade, een groote financiële inspanning,

goedgekeurd; naar de verklaringen van de Minister van
Financiën werden sinds 1940 voor meer dan 26 milliard kre-
dieten opgenomen, waarvan 12 milliard voor het private
domein en meer dan 14 milliard voor het openbare domein.
Men mag dus inderdaad wel zeggen, dat door het Belgi-
sche Gouvernement ten voordele der geteisterden een reus-
achtige financiële inspanning werd geleverd.

De particulieren van hun kant hebben op intensieve
wijze gebouwd. 1-let is echter een feit, dat wegens de hoge
kostprijzen in het bouwbedrijf weinig arbeiderswoningen
werden gebouwd. Gedurende het jaar 1947 bijvoorbeeld werden in België
door di openbare machten, met de Nationale Maatschappij
voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken als tussen-
persoon, slechts 4.000 woningen op stapel gezet, waarvan
minder dan een vierde nu reeds bewoonbaar is, terwijl
men het âantal huizen gebouwd door particulieren op
ongeveer 20.000 schat.
Van haar kant heeft de Algemene Spaar- en Lijfrente-
kas de aankoop en de opbouw gefinancierd.van arbeiders-
woningen en wel als volgt:
in 1946 zijn 6.975 leningen toegekend, waarvan 6.278
leningen voor aankoop van oude en nieuwe woningen,
en de rest, zijnde ongeveer 700, voor nieuwbouw;
in 1947 zullen deze cijfers waarschijnlijk verdubbeld
zijn.
Begin 1947 gaf het Belgisch Gouvernement aan de
Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en
Woonvertrekken toestemming een lening uit te schrijven ten bedrage van 1 milliard fr. met het oog op het bouwen
van woningen voor mijnwerkers; 300 millioen werden

onderschreven door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas;
500 millioen door een voorschot op de Rijkskas en 200
miljoen door het Pensioenfonds voor Mijnwerkers.
Voor het jaar 1948 beoogt de Staat toestemming voor
de Nationale Maatschappij om één milliard fr. te lenen voor
het bouwen van woningen voor mijnwerkers en 600 mii-
lioen voor het bouwen van woningen voor andere cate-
gorieën werklieden. Anderzijds stelt het Ministerie van
Economische oördinatie de financiering voor van een

bouwplan ten voordele van de arbeiders voor een bedrag
van 2 milliard fr. per jaar, en dit gedurende tien jaar.

Dit plan schijnt wel zeer interessant en draagt de algemene
goedkeuring wég, maar het eigenlijke . financieringspro-
bleem is nog ver van opgelost.

De Regering heeft ook de oprichting voorzien van een
autonome kas voor oorlogsschade, welke de financiering

zal centraliseren van de vergoedingen voor oorlogsschade.

Men denkt op die wijze aan de geteisterden vergoedingen

uit te betalen voor een bedrag van 351 milliard fr. in 15
jaren.

De financiering zou gedekt worden door belastingen
ten belope van ij milliard per jaar. Om nu gedurende de
eerste jaren de
I
financiering te verzekeren, werd voor

1948 een lotenlening van 3j milliard fr. uitgeschreven.

In een zeer korte tijdspanne is zij volledig onderschreven.

1-let probleem der financiering van de wederopbouw
wordt echter in zijn geheel steeds acuter. In de huidige
omstandigheden liggen belangrijke kapitalen vast, hetzij

in bankpapier, hetzij in goederenvoorraden. Deze voor-

raden zijn opgehoopt zowel bij particulieren, de klein-

handelaar en deussenpersonen als bij de importeur en
producent. Deze ophoping wordt veroorzaakt door de vrees
voor een nieuwe oorlog en voor prijsverhoging.
In België bouwen de particulieren enkel dan, wanneer zij zeker zijn belangrijke en onmiddellijke inkomsten uit
deze belegging te kunnen halen, ‘n alleen industriële en

commerciële gebouwen beantwoorden aan deze voor-
waarde. Zij bouwen ook voor families, maar dan meer om

te verhuren aan anderen.
De wet verbood ten andere tot heden toe woongebouwen
te verhuren tegen een bedrag hoger dan 140 pGt van de
huurprijs van 1939. De nieuwe huurwet nu staat een ver-
hoging toe van 70 pCt vanaf Januari 1948.
1-Jet is noodzakelijk private kapitalen te investeren
in het bouwen van woningen: dit is het hele probleem.
De hoge kostprijzen in het bouwbedrijf echter maken
het bouwen door particulieren inderdaad zeer moeilijk,
maar kan de Staat de last çlragen van een massa-bouw?
De kostprijs der woningen, gebouwd door de maat-
schappijen erkend door de Nationale Maatschappij voor
Goedkope Woningen en Woonvertrekken, schommelt

tussen 225.000 en 230.000 fr.; dit betekent een last van
1.200 tot 1.500 fr. per maand, als huur, terwijl de meerder-
heid der arbeiders 3.000 fr.. tot 4.000 fr. verdient.
Deze kostprijs bedraagt vier en een halve maal meer dan
vöÔr 1940, terwijl de lonen der ambtenaars op ongeveer
225 pCt gebracht zijn en,de levensduurte het coëfficiënt
3j benadert, en de’ lonen der werklieden in de industrie

ongeveer het coëfficiënt 3 bereiken.
Als men een vergelijking maakt tussen de levensduurte,
de lonen en de kostprijzen, kan men vaststellen, dat de huidige toestand in België nog gunstiger schijnt dan in
de andere landen: België is toch ook nu nog het land waar

men betrekkelijk goedkoop en goed bouwt.
Het Nationaal Instituut voor Woning en Huisvesting,
hetwelk het studie-, inlichtjngs- en documentatiecentrum

der Instituten voor Fluisvesting is, heeft op dit ogenblik
een reeks studiën ondernomen met het doel de kostprijzen
in het bouwbedrijf te verlagen. Deze studiën laten ons reeds nu toe vast te stellen, dat de verhoging der kost-
prijzen is veroozaakt door de veelvuldige verspillingen
van werkkrachtei
1
i en materiaal, door de vermeerdering
der eisen van de bevolking, die meer ruimte en meer com-
fort vraagt, maar ook door een zekere vermindering van

de productivitéit der arbeiders. Indien dit productie-
vermogen der arbeiders inderdaad ongeveer 25 pCt ge-
daad is, dan bereikt het echter in België nog een hoger
peil dan in andere landen. /
De studiën met betrekking tot het financieringsprobleem
moeten worden aangevuld met onderzoekingen en proef-
nemingen op de verlaging van de kostprijs, daar deze twee
problemen ten nauwste met elkaar verbonden zijn. Het is

188

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1948

nutteloos te trachten kapitalen te zoeken en de ,lasten

der leningen door de gemeenschap te laten dragen, indien
niet alle maatregelen zijn genomen om voor de woningen

tot lagere prijzen te komen.
Het lijkt wel onwarschijnlijk, dat de Staat ieder

jaar zal kunnen beschikken over 4 tot 5 milliard fr.,

die nodig zijn om te voorzien in het gebrek aan woningen.

Men heeft ten andere kunnen merken hoe moeilijk het

was om het eerste milliard voor de mijnwerkerswoninen
bijeen te brengen. 1-let is dan ook absoluut noodzakelijk

de medewerking te verzekeren van een maximum aan

privaat kapitaal.

Men moet ten allen prijze trachten de inlagen bij or-

ganismen als de Algemene Spaar- en Lijfrentekas te ver-

hogen, opdat deze in staat zou zijn een zo ruim mogelijke

hulp te bieden bij de wederopbouw.

Voor de Algemene Spaar- en Lijfrentekas is op dit gebied

een zeer, voorname taak weggelegd. Zo werd in 1947 het

,,bouwsparen” ingericht, met het doel de arbeider te helpen

bij het verzamelen der fondsen nodig om,zich een eigen

huis aan te schaffen.
Deze method’e zal ongetwijfeld belangrijke fondsen
voor de wederopbouw opleveren, gelukkiglijk, want men

moet aan de geteisterden de gelegenheid bieden hun woning

te herbouwen; de vreemde mijnwerkers moeten gehuis-

vest worden en er moet gezorgd worden voor de jonge

gezinnen en voor de families, waarvan de kinderen groter

worden en die geen geschikte woning vinden. Op deze

wijze wordt aan allen, die slecht.gehnisvest zijn. de e-

legenheid gegeven zelf moeiteo e doen om hun huis-

vesting te verbeteren.
Iedereen is er zich wel van bewust, dat het nodig is
hierbij af te zien van iedëre politieke of philosophische

beschouwing en dat een uiterst praktische geest gewenst

is door iedere methode aan te wenden, die in staat is de

woonruimte te vermeerderen.
De -Belgische specialisten tonen veel interesse voor het

Hollandse systeem, dat er inbestaat voor de private

kapitalen, die werden geïnvesteerd in woningbouw, een
compensatie te voorzien in de vorm van een subsidie
bestemd om het deficit te’ dekken tussen het bedrag der

belastingen, van de interest, van de terugbetaling, van
onderhoud en het bedrag van de huur, welke men zou
kunnen bekomen. Deze Hollandse proefneming wordt
door het Nationaal Instituut voor Woning en Huisvesting

van zeer nabij gevolgd.
Sommigen hebben ook van de oprichting van een speciaal

fonds gewaagd, hetwelk automatisch zou gevoed worden
hij voorbeeld door taksen en belastiiigen. De verwezen-lijking van dit plan zou wel vele voordelen bieden, maar
opdat dit fonds van enig nut weze, zou men reeds over
zeer belangrijke inkomsten moeten beschikken. 1-let is
een feit, dat het niet terugbetalen van het kapitaal en de
interesten zou toelaten te ,bouwen onder uitzonderlijke
voorwaarden. Men heeft reeds op het oog een verhoging
der voorafnamen voorzien voor de sociale veiligheid.
Het totaal bedrag van de lonen, die als basis dienen voor

deze voorafnamen, beloopt meer dan 50 milliard fr.
per jaar; 1 of 2 pCt zou toelaten jaarlijks te beschikken over een som van 500 millioen tot één milliard; dit zou
voldoende zijn om ongeveer 2.000 tot 4.000 woningen te

bouwen.-
1 –

Om het bouwtempo te verhogen, stellen anderen voor
hetzij het toekennen van premies door de openbare in-
stanties aan personen met bescheiden

inkomsten die

een woning bouwen, hetzij het verhogen der hypothecaire
leningen tot 90 pCt van de waarde van het huis; een deel

van dit voorschot zou dan door de Staat zelf gewaarborgd
zijn. Een plan in deze zin is ter studie in het Belgische

Parlement; ,
Zoals uit dit alles blijkt bevindt België zich, in het
begin van dit niéuwe – jaar, voôr het zeer moeilijk pro-
bleem vn de financiering van.Yde wederôpbouw. . De

Regering stippelde haar politiek in deze nog niet nauw-

keurig uit. Wel is het zeker, dat de Algemen,e Spaar- en
Lijfrentekah, welke door haar belangrijkheid ongeveer het

spaarmonopolie bezit in België, in deze ïinanciering een

zeer voorname rol zal spelen.

Brussel.

I

J. PAQUAY.

DE BETEKENIS VAN HET

MARSHALL-PLAN VOOR LANDBOUW EN

VOEDSELVOORZIENING (III).

Na een algemene inleiding werd in een vorig artikel

reeds ingegaan op de voornaamste agrarische problemen,

die bij de in October en November jl. te Washington ge-

houden conferenties tusen de Amerikaanse Administratie

en vertegenwoordigers van het ,,Committee of European
Economic Cooperation” naar voren zijn gekomen
1).
Hier-
onder volgen nog enkele andere vraagstukken, die daarbij
tevens aan de orde kwamen. –

De Europese behoefte aan product iemiddelen voor de land-
bouw.

Deze’ productiemiddelen zijn veevoeder, kunstmest en
landbouwmachines.

Vee’oeder.

Hierover is ten dele reeds gesproken bij de behandeling

van de wereldgraanpositie. Naast granen, die belangrijk

zijn voor de productie van vlees en eieren, dienen de vee-
koeken te worden vermeld, die in het bijzonder bij de

melkproductie een belangrijke- rol spelen.

Ook voor deze veekoeken, het belangrijke eiwithoudende
bijproduct van de oliefabricage, geldt, dat de wereld-
productie te gering is om aan de vraag van de importerende

landen te voldoen. –

De Marshall-landen berekenden hun totale importbe-
hoeften in duizenden tonnen als volgt: –

1947/’48

1948/’49 – 1949/’50

1950/’51

3.562

4.359

4.746

5.000

Te Parijs werden deze cijfers op grondvah de beoor-
deling yan de wereldpositie van dit product met 1 mii-
lioen ton per jaar

verlaagd. Dit betekent een vermindering
met ongeveer 40 pCt. Om een indruk te geven yan de
gevolgen van een tekort aan veekoeken voor de melk-
productie zij vermeld, dat met 1 millioen ton veekoeken

ongeveer 2j millioen ton melk kan worden geproduceerd.
Ook in de Verenigde Staten bleek men van mening te
zijn, dat de internationale veekoekeripositie nog jaren
précair zal blijven.

Kunstmest stoffen. –

Over de fosfaat- en kalimeststoffen is te Washington
niet lang gesproken.

Reeds te Parijs was door de Europese Commissie uit-
gemaakt, dat de voorziening van fosfaatmeststoffen geen
bijzondere moeilijkheden biedt, omdat er voldoend ruw
fosfaat ter beschikking is, met name in Frans Noord-Afrika,
om in alle Europese behoeften te kunnen voorzien.

Ook de kalipositie is bevredigend, indien althans mag
worden aangenomen, dat de kali-export uit de Russische
zône van Duitsland inde toekomst ongehinderd kan plaats
vinden.

De moeilijkheden concentreerden zich te Washington
evenwel om de stikstofmeststoffen. Het belang van stik-
stof voor, de landbouwproductie is zeer groot. In het-
Parijse rapport wordt medegedeeld, dat één ton stikstof
een meerproductie van 15 ton graan kan bewerkstelligen.

In verband met de précaire wereldraanpositie is het

1)
Zie ,,E.-S.B.”
van 25 Februari JI., blz. 14′ en
,,E.-S.B.”
van 3 Maart ji,, blz. 169.

-.

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

189

dan ook van het grootste belang te achten, dat een zo

ruim mogelijke stikstofvoorziening kan plaats hebben.
Ook voor de productie van aardappelen, suikerbieten,

gras en vele andere landbouwgewassen is stikstof een on-
ontbeerlijke factor. Zo zou bijv. het hierboven geschetste

tekort aan .veekoeken voor een belangrijk deel kunnen
worden gecompenseerd door een hogere grasproductie,
indien er maar voldoende stikstof beschikbaar zou zijn.
Helaas is dit niet het gevaI:
De importbehoefte van de Marshall-landen aan stikstof

(berekend als N
2))
is voor 1947/48 geschat op 440.000

ton. Slechts ± 170.000 ton kan daarvan door import uit
het Amerikaanse continent worden gedekt. Er blijft over

een tekort voor 1947/’48 van 270.000 ton.

Van Europese kant werden de kwade gevolgen van dit
tekort in schrille kleuren afgeschilderd. De Amerikanen

stelden daartegenover, dat zij de indruk hadden, dat
Europa zelf meer stikstof zou kunnen produceren, indien
het:

een hogere prioriteit zou geyen aan de beschikbaar-stelling van kolen voor de stikstoffabricage,

de grootst mogelijke beperking zou toepassen op het

gebruik van stikstof voor andere doeleinden (bijv.
ammoniavoor plastiek etc.).

De Amerikaanse schatting van de in Europa onbenutte
capaciteit voor de fabricage van stikstof bedroeg ±
400.000 500.000 ton. De juistheid van die cijférs werd
door de Europese landen betwist. Een onderzoek, dat
naderhand door Europese deskundigen werd ingesteld,

heeft uitgewezen, dat er geen sprake is van een ongebruikte
capaciteit in de mate als door de deskundigen in de Ver-
enigde Staten werd verondersteld. In een enkel geval
moge het dan al mogelijk zijn (door meer kolen beschik-baar te stellen) meer stikstof te produceren, als regel kan
de mate van kolenvoorziening niet beschouwd worden als
de bottleneck voor de stikstofproductie. De moeilijkheden
vloeien veeleer voort uit het feit, dat de reparatie en
nieuwbouw van de in de oorlog beschadigde fabrieken
slechts langzaam verlopen. Ook speelt de te geringe capa-

citeit voor de binding van ammonia tot stikstofmeststoffen
in bepaalde gevallen een rol.
Hoe dit alles,00k zij, het feit ligt er, dat er een belang-
rijk verschil is tussen de huidige Europese stikstofimport-
behoefte en de exportcapaciteit van het Amerikaanse
continent. Er mag niet op gerekend worden, dat dit ver-
schil op korte termijn te overbruggen is. Dit is te betreuren,
omdat het niet zal nalaten de agrarische productie ongun-
stig te beïnvloeden. Er is echter voor de toekomstgegronde
hoop op een verbetering in de situatie. De Europesé landen
hopen nl. omstreeks 1950 in staat te zijn volledig in de
stikstofbehoefte door eigen productie te voorzien.

•c. Landbouwmachines.

Groot is de behoefte in Europa aan tractoren en land-
bouwmachines. Voor tractoren is evenwel ook de produc-
tiecapaciteit in Europa aanzienlijk. In verband hiermede is de importbehoefte aan tractoren van het Amèrikaanse

continent zeer bescheiden. De Amerikaanse industrie moet
zeker in staat worden geacht aan de door de Marshall-
landen gemelde vraag te voldoen. Enige twijfel viel even-

wel bij de Amerikanen te bespeuren aan de in het plan
genoemde productiemogelijkheden in Europa. De praktijk
zal moeten leren, of de Europese industrie inderdaad in
staat zal blijken te zijn jaarlijks zulke grote aantallen
tractoren (300.000 A 400.000) te produceren. Ook op het gebied van de productie van landbouwma-
chines bestaat er in Europa een behoorlijke capaciteit.

Onderstaande tabel demonstreert echter ten duidelijkste,
dat de Marshall-landen niettemin nog in belangrijké mate
op voorziening uit het Amerikaanse continent aangewezen
zijn.

‘) N

zuivere stikstot.

Landbouwwerictuigenpositie in de deelnemende landen, hun

overzeese gebiedsdelen en H’est-Duitsland.
(in duizenden tonnen)

1947/’48

1 948/’49

19491’50

1950151
Totaal benodigd

. .

1.472

1.596

1.655

1.612
Productie ……….
922

1.168

1.361

1.456

Netto importbehoefte

550

428

294

156
aarde (in millioenen $)
275

214

174

78

1-Jet valt niet gemakkelijk vast te stellen, of men in de

Verenigde Staten in staat is in deze importbehoefte te
voorzien. De tijd van voorbereiding te Parijs is te kort

geweest om uitvoerige specificaties te maken van de be-
nodigde werktuigen. Als gevolg daarvan is het moeilijk
voor de Amerikaanse industrie om zich uit te spreken

over, haar, leveringsmogelijkheden.

De eindindruk van de discussies is, dat voor het eerste
Marshall-jaar niet meer, dan ± 50 pCt van het door

Europa gevraagde materiaal geleverd zal kunnen worden.

De structuur oan de Europese landbouw.

Het Parijse rapport vermeldt, dat de Europese landen
in grote trekken er naar. streven de landbouw weer te

herstellen op het voçroorlogse peil. Dit houdt in een
terugkeer naar de vooroorlogse agrarische structuur, t.w.
enerzijds een belangrijke productie van akkerbouwgewas-
sen en daarnaast een veehouderijproductie, die behalve

op veevoeder van eigen bodem in belangrijke mate steunt
op veevoederimporten van het Amerikaanse continent.
Deze hoog ontwikkelde veehouderij is in Europa vooral

ontstaan, toen het veevoeder tegen lage prijzen van over-
zee kon worden verkregen.
Van Amerikaanse zijde werd er op gewezen, dat de tijd
van goedkoop importvoeder uit de grote productiecentra
voor grondstoffen wel eens voorgoed voorbij zou kunnen
zijn. Immers, zowel in de Verenigde Staten als in Argen-
tinië en Canada is men zich vooral tijdens de oorlog meer
en meer gaan toeleggen op veehouderij productie in eigen
land. Het is niet aan te nemen, dat deze structurele wijzi-

ging op agrarisch gebied in de toekomst weer teniet zal
worden gedaan. Is het onder deze omstandigheden wel

realistisch — zo formuleerden dd Amerikanen hun vraag
— om weer terug te willen tot de situatie vanvéÔr de
oorlog?
In hoeverre dient de structuur van de landbouw in
Europa wijziging te ondergaan, indien de verwachte prijs-
daling in de agrarische grondstoffen achterwege zou

blijven?
Van Europese zijde is hierop geantwoord, dat men niet
mag vergeten, dat men in Europa geen andere keuze heeft
dan datgene te produceren, wat Europa met haar
1
dichte
bevolking aan hoogwaardige voedingsmiddelen nodig
heeftY Indien de productie daarvan op het Amerikaanse
continent zou moeten geschieden, zou één van de belang-
rijkste bronnen van inkomsten voor de Europese economie voorgoed zijn opgedroogd.
Te verwachten valt; dat op de duur ook in Europa de
koopkracht weer zal toenemen. liet Marshall-plan zal
daartoe.in belangrijke mate kunnen bijdragen. Deze toe-neming van koopkracht betekent ook een toeneming van
afzetmogelijkheden. voor de meerwaardige voedingsmid-
delen. Zelfs indien de grondstoffenprijzen blijvend op een
hoger niveau komen te liggen dan behoeft dit nog niet
automatisch te betekenen, dat de Europese veredelings-
landbouw geen bestaansreden meer heeft. Zeer waar-
schijnlijk is, dat er zich ergens op een hoger niveau weer
een situatie zal gaan ontwikkelen, waarbij de toegenomen
koopkracht voldoende is om een prijspeil voor de ver-
edelde landbouwproducten te handhaven, dat afgestemd

is op. de dan geldende grondstoffenprijzen.
Hoe dit echter ook zij,5er bestaat voor Europa geen
alternatief, tenzij men zou besluiten de klok terug te
zetten en terug te keren tot de primitieve agrarische
structuur van vôör 1900. Dat zou evenwel voor Europa,

190

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1948

alwaar meer dan de helft van de bevolking haar bestaan rechtstreeks in de landbouw vindt, de grootste economi-

sche catastrophe betekenen, die het ooit zou kunnen

treffeli.

Het behoeft geen betoog, dat vraagstukken als het hier-
bovenvermelde van diepgaande betekenis zijn voor de

ontwikkeling van de internationale agrarische economie
in de toekomst.

Het heeft daarom wel zeer verhelderend gewerkt, dat

het onderhavige onderwerp tijdens de bijeenkomst te

Washington zo grondig kon worden behandeld.

**
*

Tenslotte moge de vraag worden gesteld, wat het

Marshall-plan voor de, landbouw en voedselvoorziening van Nederland kan betekenen.

Deze vraag stellen is gemakkelijker dan haar beant-
woorden. Veel hangt immers af van de omstandigheden,

die thans nog niet op juiste waarde te schatten zijn.

Zo bestaat er bijv. nog geen enkele zekerheid omtrent het

bedrag, dat uiteindelijk door,jiet Congres voor hulp aan
Europa zal worden vastgesteld. Een aanwijzing is te vinden

in het voorstel, dat Presideit Truman onlangs bij het

Congres heeft ingediend. Voör de periode 1 April 1948-

80 Juni 1952 werd door hem 17 milliard dollars gevraagd, waaronder 6,8 milliard dollars voor de éerste 15 maanden.

(Zooals bekend, is dit voorstel van $ 6,8 mld inmiddels verlaagd tot $ 5,3 mid voor 12’maanden).

Om verschillende redenen is het moeilijk dit bedrag van

$ 17 mld te vergelijken met de cijfers van Parijs De indruk

bestaat evenwel, dat de discrépantie niet aanzienlijk is.
1-lierbij moet echter worden opgemerkt, dat bij de Ameri-

kaanse cijfers rekening gehouden is met het prijspeil, dat gold

op 1 November 1947. De cijfers van Parijs waren gebaseerd
op het prijspeil van 1 Juli 1947. Aangenomen mag worden,

dat gemiddeld de prijzen in dat tijdvak met ± 15 pCt
zijn verhoogd.

Het bovenstaande houdt in, dat, indien wij even aanne-
men, dat de voorgestelde bedragen zonaer wijziging zouden
worden goedgekeurd, deze ten gevolge van de prijsstijgingen

die hebben plaats gehad, hoeveelheden vertegenwoordigen,
die kleiner zijn dan de in Parijs genoemde hoeveelheden.
Het spreekt vanzelf, dat, indien er op bovenstaande
gronden gekort moet worden op onze import, die van niet-
essentiële goederen in de eerste plaats wordt beperkt. Er

dient dan ook rekening mee te worden gehouden, dat de
vrij scherpe importrestricties voor producten als wijn.,

gedroogd fruit, etc., voorshands vermoedelijk weinig of
niet kunnen worden verzacht, al was dan ook in het rap-
port van Parijs oorspronkelijk een aanzienlijke toeneming

van de import dezer producten voorzien.
Er is evenwel nog een andere reden waarom er op ge-rekend moet worden, dat althans in het komende jaar de
importen van voedingsmiddelen beneden het niveau

zullen blijven, dat verondersteld is in het Parijse rapport.
Dit is de wereldschaarste aan agrarische grondstoffen. Het
is realistisch om daarmede rekening te houden.

Voor producten als hroodgraan, voedergraan, stikstof

en ook landbouwmachines staat thans wel reeds vast, dat
de vereldpositie importen op een schaal, ‘zoals te Parijs
aangegeven, niet zal toelaten.

Alles tezamen genomen kan worden gezegd, dat men
niet zal mogen verwachten, dat het verzorgingspeil voor
voedingsmiddelen in 1948 belangrijk zal kunnen stijgen.
Op zijn best mag men hopen op eén zeer geleidelijke

verbetering. Het tempo, waarin deze zal komen, hangt
af van verschilleide factoren, waarbij, naast de eventuele Marshall-hulp, de ontwikkeling van de wereidvoedselpo-
sitie een zeer belangrijke rol zal spelen.

Voor de Nederlandse landbouw dient vooral het pro-
ductie-aspect van het plan op de voorgrond te worden ge-
plaatst.’Er dient met alle middelen naar te worden ge-
streefd, dat aan de productieverpljchtingen, die onze Re-

gering in het kader van het Marshall-plan op zich gaat

nemen, wordt voldaan. Voor de landbouw zullen deze niet
gering zijn.

De hierna volgende tabel voor een aantal belangrijke

gewassen, aangevende het geschatte productie-areaal in
duizenden.ha in de komende jaren, moge dit dmonstreren.

Ter vergelijking diene de gemiddelde productie in 1934/’38:

1934/38 1947/’481948/’49 1949/’50 1950/’51 1951/’52
tarwe
……
138 86 125 120 115 105
rogge

….

212 ,

181

200

190

180

180
gerst

38.

68

50

55

55

60
haver
……
141

163

150

156

160

160
suikerbieten

43

50

50

45

. 45

45
aardappelen

130

21.6

213

219

225

230,
groenten (In
duizenden

tonnen)
. .

820

, 930

1.000

1.035

1.050

1.080

Deze tabel geeft de indruk, dat sommige cijfers —- met

name die voor de productie van broodgranen – in verge-
lijking tot de vooroorlogse aan de lage kant zijn.

Men dient evenwel niet te vergeten, dat gedurende de

oorlogsjaren onze bodem tengevolge van gebrek aan kunst-

meststoffen in minder goede conditie is geraakt. Het zal
enkele jaren vergen, alvorens de vooroorlogse conditie
weer overal bereikt is.

Met betrekking tot de graanproductie dient erde aan-
dacht op te worden gevestigd, dat mede onder invloed
van de landbouwcrisiswetgeving de productie van brood-

granen zich in de jaren 1934/’38 op een hoger peil heeft

bewogen dan technisch verantwoord was

Technisch gezien zou de meest juiste lijn in de te volgen
agrarische productiepolitiek een uitbreiding van de ver-
bouw van hakvruchten (aardappelen, suikerbieten, etc.)
en voedergewassen zijn, ten koste van de graanverbouw.

Het aanzienlijke wereldgraantekort maakt het echter

noodzakelijk, dat alle landen —en dus ook Nederland –
zich inspannen om hun nationale productie zo hoög moge-

lijk op te voeren. Eventïxele technische bezwaren kunnen

daarom niet te zwaar worden geteld. Om deze reden is dan
ook het productiedoel voör tarwe en rogge voor het komen-
de seizoen belangrijk omhooggebracht.

Het spreekt vanzelf, dat de agrarische productiedoelen slechts dai’i kunnen wörden bereikt, indien de benodigde

technische hulpmiddelen (kunstmest, landbouwmachines)
in voldoende mate aanwezig zijn. Ook het arbeidsprobleem
speelt, zoals vanzelf spreekt,een rol. Doch vooral dient een

beroep te worden gedaan op de producenten zelve, onze
Nederlandse boeren. Hun medewerking is voor het doen
slagen van het plan, voorzover dit op ons land betrekking
heeft, onontbeerlijk. Vat voor onze boéren geldt, geldt eöhter .voor het gehele volk. Slechts door een dachtige
arbeid en onderlinge samenwerking kan

wordeii bereikt,
dat de kans op herstèl, die Nedérland door het Marshall-
plan geboden wordt, ten volle wordt benut.

Wassenaar.

Ir
A. H. BOERMA.

DE SCHEEPSBOUW IN 1947.

Ook ditmaal neem ik Engeland’s scheepsbouv als uit-
gangspunt voor een retrospectieve beschouwing
1).
Welis-
waar varieert de toestand in de onderscheiden landen, waar
de scheepsbouw van oudsher wordt uitgeoefend, in detail,
maar in grote lijnen heeft men allerwegen met dezelfde
moeilijkheden, inhaerent aan het moeizaam proces van
wederopbouw en aanpassing aan de werkelijkheid, te kam-
pen. Bovendien geeft Engeland’s scheepsbouw, die per
30 September ji. met een totale in aanbouw zijnde tonnen-

maat van niet mindr dan 2.113.000 B.R.T. (zijnde
53 pCt der op genoemde datum in de verschillende landen
onderhanden ,,nieuwbouw”) nôg steeds de toon aan.
De moeilijkheden, waarmede de Engelse werven ge-
durënde het afgelopen jaar te kampen hadden, waren velè

1)
Vgl. mijn artikel ,,De scheepsbôuwindustrie” in
,,E.-S.B.
van
30 Juli 1947, blz. 609.

-1.

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

191

en velerlei. Niet slechts oefende de ontoereikende kolen-

productie een ongunstige invloed uit, mede tot uitdrukking

komend in onvoldoende staalproductie èn -toewijzing aan
de verwerkende industrieën
2),
maar ook de vertraagde

levering van tal van onmisbare onderdelen veroorzaakte
stagnatie in afbouw en oplevering en was oorzaak, dat de

kostprijs verder monteerde. Naar schatting zal het totaal

der in 1947 door Engelse werven afgeleverde nieuwe sche-

pen rond 900.000 ton bedragen, d.i. 30 pCt minder dan

,,the target” voor deze tak van industrie. Vergeleken
met de productie in 1946, toen 1 millioen ton aan nieuwe

schepen werden afgeleverd, bedraat de achteruitgang
rond 100.000 ton, welke uitsluitend moet worden toe-
geschreven aan de vertraging, die het afwerken der schepen

na de tewaterlating van het casco door bovengenoemde

oorzaken ondervindt. Dit’ kan mede worden afgeleid uit
de door Lloyd’s gepubliceerde gegevens der gedurende de
eerste negen maanden van 1947 in Engeland te water

gelaten schepen, t.w. 815.000 ton, terwijl de totale

tonnenmaat der gedurende dit tijdvak gereed gekomen en
afgeleverde schepen slechts 669.000 ton bedroeg. ‘Welis-

waar leveren deze beide gegevens geen’ basis voor een vol-
strekt betrouwbare en nauwkeurige vergelijking, maar het
is niettemin duidelijk, dat eerst wanneer beide totalen
ongeveer in evenwicht zijn, van een normaal functionerend
bedrijf kan worden gesproken.

De vermindering van het aantal werkuren van 47 tot
44 per week, waartoe men op 1 Maart 1947 gédwongen was
te besluiten, zonder ‘dat’ nochtans de basislonen aan de kortere werkweek werden aangepast, heeft de kostprijs – eveneens nadelig beïnvloed. De trend der lonen, welke

in de scheepsbouw en -reparatie worden betaald,
blijkt uit gegevens per eind April door het ,,Ministry of

Labour and National Service” gepubliceerd. Bedroeg het
gemiddeld weekloon van de industrie-arbeider 123s 50,
de werknemer in de scheepsbouw en -reparatie slaat
met 139s 5d (een bedrag, zelfs fioger dan het ge-
middeld weekloon in de metaalindustrie, die op haar

beurt tot de best betaalde behoort) het record. Onder-
staand vergelijkend overzicht der lonen gedurende 1945/ ’47 geeft een duidelijk beeld van de stijgende tendes:

Arbeiders van 21 jaar

Gemiddeld weekl000
mcl.
Basisloon
en ouder

stukwerk en overtijd
Januari 1945

130111

93/6
Januari 1946

126/8

98/-
April

1947

139/5

1041—.

De, kostprijs, ondervond mede de nadelige invloed van
de verdere verhoging van de prijs van stalen platen met
18s 6d per ton, waardoor de prijs per ton, die gedurende de achterliggende veertien maanden £ 17/4/6 per ton bedroeg,

tot £ 18/3/- steeg., Het behoeft geen betoog, dat een derge-
lijke verhoging die – evenals iedere verhoging der mate-
riaalprijzen gedurende de aanboifw – ten laste der op-
drachtgevers komt, er in aanzienlijke mate toe bijdraagt
de uiteindelijke bouwsom ver boven de geraamde kostprijs
te doen uitgaan. Leerzaam is onderstaande tabel per eind
• April jl., waaruit de verhouding, waarin lonen en staalprijs
tot de bouwkosten per ton draagvermogen staan, duidelijk
blijkt:

Gemiddeld uurloon Prijs per ton Nieuwbouw prijs
voor de gehele

stalen platen per ton draag-

Industrie

vermogen
Januari 1945

28,5

100

£ 16/3/0 100

£ 26/101- 100
1946

29,3

10,3

16/9/6 102

28/10/- 107
1947

33,5

117

17/4/6 107

31/10/- 121
1948

•-.

18/3/0 112

37/00/- 142

De stijging der bouwprijzen sedert het eind van de
oorlog wordt duidelijk geïllustreerd door de prijzen,
welke gedurende het tijdvak najaar 1945—najaar 1947
voor de bouw van een 9.400 ton stoomschip, ingericht
voor olie-stoken, werden betaald t.w.

‘) Sir Stafford Cripps deelde kortelings mede, dat wellicht aan
enkele staalverv:erkende industrle9n grotere hoeveelheden zouden
worden toegpwezen met dien verstande, dat aan
andere,
waaronder
dé scheepsbouw, dan minder zou worden toegewezen.

Najaar 1945

……………………
£144.000

1946

……………………
177.500

1947

……………………
214.000

Een stijging dus van resp. 23,2 en 48,6 pCt. Ter verge-

lijking diene, dat in 1939 de bouwkosten van een dergelijk
schip met een vaartsnelheid van 12,5 mijl rond £ 60.300

bedroeg, m.a.w. vergeleken met véÔr de oorlog bedraagt

de stijging niet minder dan 255 pCt.

In zijn redevoering ter gelegenheid, van de laatste jaar-

vergadering van de P & 0 wees de Voorzitter, Sir William

Currie, erop, dat, de bouwprijs van lijnvrachtschepen

in 1914 £ 12 £ 15 per B.R.T.. bedroeg om in 1920
tot £ 30 â £ 36 per ton te stijgen. Thans bedraagt de
bouwprijs gemiddeld £ 55
6L
£ 66 per, ton. Wat dit in

feite betekent, blijkt uit de huidige kostprijs van een

schip van het ,,Himalaya”-type, aldus Sir William, t.w.
meer dan drie millioen pond sterling, ‘d.w.z. meer dan
£ 110 per ton; in 1937/’88 bedroegen de bouwkosten

van een dergelijk schip £ 48 per ton. Het kan qnder zulke

volstrekt abnormale omstandigheden, die geen blijvend

karakter kunnen hebben, geen verwondering wekken, dat
de P & 0 met verdere vlootbouw de pas markeert
noch

dat het bekende Ellerman Lines concern onlangs besloten
hee/t zes der geplaatste zestien bouwcontracten te annuleren.
Het geldt hier contracten 000r de bouw pan schepen met een
inhoud pan
6,000
BR.T.’ met een snelheid pan
14
mijl

ter waarde van rond £
3.250.000. Het is duidelijk, dat indien
de lijnrederijen (die, willen zij in staat zijn haar lijnbedrijf

van véér de oorlog te hervatten, min of meer gedwongen
zijn de verloren gegane tonnage te vervangen op straffe
van verlies van ,,trading rights” en goodwill) nochtans

aarzelen de risico’s verbonden aan de huidige abnormale
bouwprijzen te aanvaarden, de tramprederijen, niet
geconfronteerd met de noodzaak de door molest verloren gegane tonnage te remplaceren, er de voorkeur aan geven
haar kruit droog te houden. Weliswaar zijn gedurende de
laatste maanden door vrachtvaartrederijen, met name
Noorse, wederom een aantal contracten in Engeland ge-

plaatst, maar het geldt hier voornamelijk de bouw van
tankers, waaraan een acuut tekort is en waaraan, indien
de voortekenen niet bedriegen, ook gedurende de eerst-
volgende jaren de behoefte groot zal zijn. Zulks ondanks

het feit, dat de wereldtankvloot per eind September jl. uit 1.964 schepen metende rond 15 millioen ton bruto
en rond 23 millioen ton draagvermogen bestond; d.w.z.
de wereldtankvloot telt thans 264 schepen meer dan
vôôr de oorlog, terwijl de inhoud met ruim 5,8 millioen ton
is toegenomen. Niet slechts toont het gemiddeld draag-
vermogen, vergeleken met véör de oorlog, een vermeerde-
ring van ca vijftien pCt, maar ook de vaarsnelheid

is aanzienlijk groter, een factor van betekenis, daar de
tanker meestentijds vaart en slechts kort in laad- en los-
havens vertoeft. Tegenover deze vlootvermeerdering, die
overigens goeddeels voor rekening van Amerika komt, staat een zeer sterk toegenomen verbruik van aardolie-
producten. Blijkens door het ,,Ministry of Fuel and
Power” gepubliceerde gegevens bedroeg het wereidver-
bruik in 1947 rond 397 millioen ton tegen 256 millioen
ton in 1938. J. A. Cogan van de Standard Oil schatte recentelijk het vermoedelijk wereldverbruik in 1951
(exclusief de U.S.S.R.) op 10 millioen barrels per dag
3)

tegen slechts 5,1 millioen in 1987. Van de zijde der grote
petroleummaatschappijen bestaat bij voortduring vraag
naar tankers op timecharter voor een duur van 5 tot 10
jaren, m.a.w. het is in vele gevallen mogelijk het plaatsen
van een opdracht voor bouw te combineren met een time-
charter van lange duur, weiks revenuen bovendien zodanig
zijn, dat op de aanschaffingswaarde zeer drastisch kan
worden afgeschreven. De meeste vrachtvaartrederijen
geven er, teneinde van’de huidige lonende vrachten noch-
tans profijt te trekken, de voorkeur aan tweedehands
Amerikaanse schepen, die onm,iddellijk dan wel op korte

‘)
1 V.S. barrel = 35 imperlal gallons.

192

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1948

termijn in de vaart kunnen worden gebracht, t kopen dan

wei schepen in eigendom aan de Engelse

Regering toebe-

horend, met optie van koop, voor een, aantal jaren te

huren. Men profiteert zodoende van het gunstig getij en

kan, wanneer de bouwprijzèn dalen, alsnog tot nieuw-

bouw overgaan. -,

Zoals reeds vermeld, bedroeg op 30 September ji.

Engeland’s aandeel in de wereldscheepsbouw 53 pCt,

vei’gcleken met 52 pCt eind September 1946. flt totaal

van Scandinavië en Nederland bedroeg per uit. Sèptèmber
ji. 787.000 Lon. Italië, waar de scheepsbouw een aanzien

lijke uitbreiding heeft ondergaan, zag de in aanbouw

zijnde tonnage stijgen van 167,000 ton tot 220.000 tôn.

In Amerika daarentegen liep de in aanbouw zijnde tonnage

van 354.000 ton tot slechts 178.000 ton terug.

Zweden slaagde er per 1 November, ji. niet sleëhts in

de gedurende de oorlog verloren gegane tonnage (600.000

ton) te vervangen, maar tevens om de koopvaardijvioot,

die thans goeddeels uit moderne, efficiënte en naar eigen

bestek gebouwde schepèn bestaat,

vergeleken met vôôr de

oorlog met rond 200.000 B.R.T. uit te breiden. Drasti-

sche afschrijvingen, mede dank zij de gedurende de oorlog

behaalde bedrijfsoverschotten, hebben de gemiddelde

boekwaarde tot ver beneden de thans geldende aanschaf-
fingsprijzen doen dalen. Denemarken voegde in 1947 zeven

en zestig schepen met een draagvermogen van 270.000
ton aan zijn vloot toe, die hiermede tot rond 85 pCt

van de omvang van vÔÔr de oorlo’g steeg. Weliswaar
waren per eind October ji. rond 420.000 ton draagver-

mogen voor Deense rekening in aanbouw, maar een aantal
der schepen, voor welkr bouw gecontracteerd werd,
zullen eerst in 1950/’51 gereed

komen, terwijl ca 40 pCt

der huidige Deense vloot bestaat uit schepen, welke meer

dan 20 jaren oud zijn, zodat eerlang moderniseing nood-
zakelijk zal zijn.
Noorwegen, dat in 1939 met slechts 500.000 B.R.T.

minder dan Japan de vierde plaats op de ranglijst der

zeevarende landen innam – rond een kwart der 4,8
millioen B.R.T. grote Noorse handelsvloot bestond uit

moderne, minder dan vijf jaren oude schepen – stelt

krachtige pogingen in het werk om de door oorlogsgeweld
geteisterde handelsvloot wederom op peil te brengen.
Onderstaand overzicht der op 1 November jl. voor Noorse
rekening in verschillende landen in aanbouw zijnde tonnage

geeft een indruk van dit streven:

Land van aanbouw

Aantal

B.R.T.

pCt
schepen
Zweden

………………
128

868.000

50,0

Engeland ………………
80

375.000

21,6

Noorwegen …………….
160

218.000

12,6
Denemarken

……………
18

103.000

5,9
Nederland

…………….
za

88.000

5
1
0
BelgiO

………………..
6

41.400

2,5
ItaliO

………………..
16

43.100

2,4

Totaal

…………….
420

1.736.500

100,0

Deze in aanbouw zijnde vloot bestond uit de navolgende
scheepstypen:

Aantal

-B.R.T.

pCt

Vrachtschepen …………….
329

787.700

45,4
Tankers

……………….
89

908.400

52,3
Factoryschepen voor de walvis
vaart

……………..

2

40.400

2,3

Totaal …………….
420

1.736.500

100,0

Door aankoop van tweedehands schepen, goeddeels

Atnerikaanse, vermeerderde de Noorse vloot gedurende
1947 met 156 schepen metende ca 562.000 B.R.T.
Rekening houdend met door verkoop en verloren gaan van
de vloot afgevoede schepen, toonde de vloot blijkens
door ,,Norske Veritas” gepubliceerde gegevens per 1 Novem-

ber ji., vergeleken met 1 Januari 1940,

het navolgende

beeld:

1
Ianuari
1940 1.955
schepen metende
4.736.000

B.R.T.
t
Januari

1947 1.586

,,

,,

3.315.000
1
November
1947 1.718

,,

,

3.899.000

Met inbegrip van de ‘factpryschep.en voor

de. .walvis-

‘-vrtbe’stond de tankvloot onder Ndorse vlag op 1 Novem-

ber jl. – uit 241 schepen metende 1.574.300 B.R.T. d.i.
rond 83 pCt van
•’de’ Noorse ‘tankvloot vÔôr de oorlog –
toen – zij op de ranglijst der wereldtankvloot de derde
plaats’ innam.

Ter vergelijking moge ik erop wijzen, dat

dewérèldtankvloot op 1 October ji. rond 15 million

B.R.T grôot was. Hiervan bedroeg Amerika’s aandeel
-6.640.000 ton – waarvan rond 4.200.000 uit T-2 tankers

bestaande – Engeland’s aandeel 3.160.000 ton, terwijl

‘op genoemd tijdstip 1.070.000 ton de Panamese vlag

voerden.

Noorwegen’s scheépsbouw – de jaarproductie ‘bedraagt

slechts ca 50.000 B.R.T. – blijft wat betekenis be-
treft, hoezeer ook sedert het eind van de oorlog naar

uitbreiding der bestaande outillage wordt gestreefd,

aanzienlijk bij die van Zweden en Denemarken ten ‘achter.

Zoals uit bovenstaand overzicht der voor Noorse rekening

in aanbouw zijnde tonnagp blijkt, zijn het in hoofdzaak

schepen van kleiner type, die in het eigen land gebouwd

worden.

Ik heb wat uitvoeriger bij Noorwegen stil gestaan, omdat

de Noorse handelsvloot niet slechts voor Noorwegen zelf

maar ook voor de wereldscheepvaart in haar geheel van
de grootste betekenis is. –

Wat tenslotte Amerika betreft, springt de voort-

durend -afnemende bedrijvigheid in de scheepsbouw, die
gedurende de oorlog; zoals bekend, een topprestatie
leverde, in het oog. Vergeleken met 1 Januari 1947 toonde

de in aanbouw zijnde tonnage op 1 November ji. een ver-
mindering van 50 pCt. Op 1 Januari .jl. waren in totaal
op alle Amerikaanse werven slechts 24 voor de grote vaart
bestemde schepen, metende 132.000 B.R.T. in aan-
bouw. De oorzaak heb ik reeds in vorige bijdragen ge-

noemd, t.w. de zeer hoge bouwkosten, waardoor concurren-

tie met het buitenland onmogelijk is.

Het voorgaande samenvattend blijkt, dat ondanks de

bedrijvigheid in de scheepsbouw en uiteraard ook in

de scheepreparatie vooralsnog tal van moeilijkheden worden ondervonden. Gebrek aan staal — ook hier te
landè en in Scandinavië – vertraagde levering van tal

van vitale onderdelen, veroorzaken niet slechts aanzien-
lijk, oponthoud maar doen tevens de bouwprijzen voort-
durend stijgen. Het huidig peil is zodanig – en de lever-

tijden zo lang, – dat men zich ernstig gaat afvragen of
het, tenzij er een dwingende noodzaak tot het plaatsen

van nieuwe contracten bestaat, wel-verantwoord is op het
thans geldende niveau tot bouw over te gaan. De lessen
van het verleden zijn n’og niet vergeten. Ook na de eerste –
wereldoorlog profeteerden velen, dat men de bouwprijzen
van vôÔr 1914 niet meer zou terugzien. De langdurige
depressie in de dertiger jaren heeft anders geleerd. Toen
kon men grif contracten tot prijzèn vai’iërend van £ 7
tot £ 10 per ton draagvermogen voor 7/10.000 tonners
voor de algemene vrachtvaart’ plaatsen en de reders, die
toen – hun kruit droog gehouden hebbende – tot vloot-
bouw overgingen, werden als weldoeners der mensheid
geprezen.

– ,,L’histoire se répète”; ik meen dat de.reders, die met
vlootvernieuwing resp. vervanging en uitbreiding wachten
tot de bouwprijzen gedaald zijn, verstandig handelen.
Het toekomstig prijsverloop zal hen ongetwijfeld in het
gelijk stellen en hun ,balanspositie zal er wel bij varen.

Naschrift.

Inmiddels zijn dê gegeens van Lloyd’s Register per ulto
‘December jl. gepubliceerd. Hieruit blijkt, dat in 1947. in
de vrschillende landen in totaal 837 schepen met een
totale bruto inhoud van 2111.886 ton te water werden
gelaten. liet aandeel van Engeland (met inbegrip van
Noord-Ierland) bedroeg’ 56,9 pCt. Op Engeland volgen
Zweden met 222.598 B.R.T., Amerika met 164.848,

Canada met 103.987, FrankrIjk met 91.911,
Nederland

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

198

rA

met 87.801, Italië met 62.247 en Denemarkenmet 60.695

ton. In de hier te lande te water gelaten tonnage zijn

begrepen elf schepen metende 16.378 ton voor buiten-
landse rekening.

‘Op: 1 Januari jl., was de navolgende tonnage in aan-
bouw:

Groot-Brittannië en Noord-Ierland….2.173.361 B.R.T.

Frankrijk

……………………
295.389
Zweden

……………………..
261.605
iVederland

……………………
255.199
Italië …………………………
219.922
Dominions

Britse
(mci. Canada 148.250

B.R.T.)
200.055
Amerika

……………………
135.852
Denemarken

………………….
134.685
Spapje…………………….

…..
108.431
België

……………………..
81.280.
Noorwegen

……………………
80.832

Rotterdam.

.
0. yERMEY

INGEZONDEN STUK.

DE ECONOMISCHE EN FISCALE GEVOLGEN
VAN DE VERHOGING DER VERMAIEL1JKHEIDSBELASTflNG.

De heer J. H. D. van der Kwast te ‘s-Gravenhage,
schrijft Ons:

Ik nam met veel belangstelling kennis van het aftikel
onder bovenstaande titel van de hand van Drs L. H.
Klaassen.in
uw blad van 11 Februari jI. Fletgeen de heer
Klaassen stelt ten aanzien van de prijsverlaging van 12 pCt

en de doorberekening van de belasting boven 20 pCt aan
het publiek is echter niet geheel in overeenstemming met

de Prijzenbeschikking Bioscooptarieven 1948 en, ik wil
niet nalaten hierop de aandacht te vestigen, omdat bij
belanghebbenden, i.c. gemeenteraden en bioscoopexploi
tanten, hierdoor misverstand zou kunnen rijzen.

Bij het concipiëren van bovenbedoelde prijzen beschik-
king heeft de gedachte voorgezeten, dat op grond van de
na-oorlogse belangrijk gestegen bezetting een verlaging
der bioscooptarieven mogelijk is. Gezien het- feit, dat de
bioscooptarieven slechts met 15 A 20 pCt zijn gestegen ten

opzichte van 9 Mei 1940 en dus belangrijk zijn achter
gebleven bij de algemene prijsstijging en de stijging van de arbeidslonen, lag een verlaging van bioscooptarieven.
niet direct voor de hand, temeer, omdat de grote behoeften

van de Schatkist via verhoging van de vermakelijkheids-belasting dan weer tot een verhoging zouden noodzaken.
Deze omstandigheden hebben dan ook geleid tot de op-
lossing van belastingverhoging bij een zoveel mogelijk
handhaven van de huidige tarieven. Een verhoging van
de vermakelijkheidsbelasting tot 35 pCt compenseert juist
de mogelijke prijsverlaging op grond van de gestegen
bezetting. Verhoging van de belasting boven 35 pCt geeft
aanleiding tot tarie,fverhoging, waarbij de vraag rijst hoe
het publiek hierop zal reageren. Deze reactie van het.

publiek zal voor de gemeenteraad een belangrijk punt v.n.
overweging moeten uitmaken, omdat hiermede de belas-

tingopbrengst samenhangt. Interessant is de veronderstel-
ling van Drs Klaassen, dat bij doorberekening van een

verhoogde belasting aan de consument – dus bij verhoging
van de huidige tarieven – de exploitant relatief in een
ongunstiger positie komt en de opbrengst van de vermake-
lijkheidsbelasting niet evenredig aan het belastingpercen-
tage zal toenemen. Ik zou hierbij willen aantekenen, dat het

gevaarlijk is uit te gaan van vooroorlogse onderzoekingen. De
huidige omstandigheden zijn’ingrijp.end gewijzigd en alleen
alde huidige verhouding tussen lonen en hioscooptarieven zoui vooral in de grote steden wel eens tot andere uitkom-‘
sten kunnen leiden. Een verhoging van de tarieven, die
blijft binnén een gemiddelde van 10 cent, zal hier m.i.
weinig invloed op de bezetting hebben. In kleinere pro-
vincieplaatsen daarentegen zal naar mijn verwachting een
verhoging van tarieven, dus een vermakelijkheidbelasting
boven 35 pCt, wèl een tegendruk van het publiek opleveren,

die zich uit in het nemen van goedkopere plaatsen met

alle consequenties van dien voor de belastingopbrengst.
Ter voorkoming van misverstand laat ik hier nog een be-
rekening van de nieuwe tarieven na de verlaging volgen:

Huidige situatie:

in centen:

bruto prijs voor publiek bijv
.
…………..100
20 pCt vermakelijkheidsbelasting van 83,33 16,67

83,33
2 pCt O.B. over 83,33 ………………..1,67

Oude netto prijs bioscoopexploitant excl. om-

zetbelasting

………………………..81,66

Verlaging volgens Prijzenbeschikking:
9 pCt van de oude netto prijs
.
…………735

– Nieuwe netto prijs bioscoopexploitant mci. om-

zetbelasting

……………………….74,31
35 pCt vermakelijkheidsbelasting ………….

26,01

Nieuwe bruto prijs publiek ……………..100,32

De tarieven stijgen dus niet met 3,5 pCt, doch blijven
bij 35 pCt vermakelijkheidsbelasting in de practijk gelijk.
Van de nieuwe netto prijs moet de bioscoopexploitant
nog 3 pCt omzetbelasting betalen. In totaal bedraagt de

prijsverlaging voor de bioscoopexploitant 81,66 minus
72,08 (74,31 – 2,23) =. 9,58 of wel 11,73 pCt van de
oude netto prijs, globaal dus 12 pCt.

Naschrift.

Voor de inderdaad juiste correctie, welke de heer van der

Kwast in het artikeltje over de vermakelijkheidsbelâsting
heeft aangebracht, zijn wij hem zeer dankbaar. De con-

clusie wordt hierdoor, zoals vanzelf spreekt, niet aange-
tast. Ook kunnen wij het met hem eens zijn, dat het

gevaarlijk is,’ voor-oorlogse elasticiteitscoëfficiënten toe
te passen op’ na-oorlogse gegevens. Tot een dergelijke toe-

passing zijn wij in het artikel dan ook niet overgegaan.

L. H. KLAASSEN.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE BELGISCHE VISSERIJ.

De door de oorlog ernstig gehavende Belgische vissers-
vloot is in betrekkelijk korte tijd door herstel en nieuw-
bouw weer op het vooroorlogse peil gebracht en heeft
dit thans zelfs iets overschreden. De vloot bestond aan

het begin van dit jaar uit 513 eenheden (31.536 bruto
ton met een voortstuwingskracht van 69.146 pk) tegen

510 eenheden (28.037 bruto ton en 59.672 pk) aan het
einde van 1938. Met behulp van deze vloot werden in
1947 naar hoeveelheid tweemaal en naar waarde ongeveer

viermaal zoveel vis en visserijproducten aangevoerd
(haring en sprot inbgrepei) als vÔÔr de oorlog, t.w. resp. 75 en 39 millioen kg,en 500 en 123 millioen francs. Deze

cijfers zijn volgens ,,V.E.V-Berichten” van Januari
1948 ,,absoluut zonder, voorgaande in de geschiedenis
van het bedrijf”. Het blad wijst op twee factoren, die
in de eerste plaats tot dit resultaat hebben bijgedragen,
nI. een biologische en een technische factor. Wat de
eerstgenoemde factor betreft, wordt gememoreerd, dat
de Visserij tijdens de oorlog, speciaal op de Noordzee en

aangrenzende wateren, grotendeels stil kwam te liggen.
In het licht hiervan is het begrijpelijk, dat na de oorlog
veel grotere vangsten werden geboekt; door de visrijkdom
was het bovendien niet nodig voor de vissers om naar de

verder gelegen visgronden te trekken, zodat ook het aantal
reizen veel groter kon zijn.
De Visserij op het kustgebied, die in 1938 slechts 180.000

kg diepzwemmende vis opbracht, leverde in 1946 niet minder dan 7,9 millioen kg op; over 1947 is naar ver-
wachting het resultaat even groof geweest. De Belgische

-v

194

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1948

visserij l7eeft er echter reeds rekening mede gehouden,

dat door intensieve bevissing de visstand -vooral in de

Noordzee – in enkele jaren tijds ernstig kan achteruit-

gaan
1).
Hier komt de technische factor naar voren. Bij

nieuwbouw gaf de Belgische reder ni. de voorkeur aan

grotere eenheden met grotere voortstuwingskracht per

eenheid. Immers, zijn de dichtbij gelegen visgronden uitge

put, dan moeten de hoge kosten, verbonden aan langere

reizen (brandstof), worden gecompenseerd door snellere

verplaatsing en grotere vangstcapaciteit. Deze tweede

factor – hoewel vnl. voor de toekomst van belang –

heeft reeds thans veel bijgedragen tot de aanzienlijke

stijging van de Belgische visaanvoer.
Naast een grote eigen aanvoer van vis heeft België

in de afgelopen jaren bovendien veel vis geïmporteerd,
t.w. zowel in 1946 als in 1947 ongeveer 18.000 ton diep-

zwemmende verse vis (excl. dus haring en sprot), tegen

slechts 6.600 ton in 1938. Tussen 1932 en 1939 werd de

invoer van deze verse vis echter door contingenterings-

maatregelen kunstmatig laag gehouden, terwijl sedert de

bevrijding de invoer vrij is. Vooral Denemarken, weiks

vissersvloot in de oorlog sterk werd uitgebreid (in het
bijzonder met het oog op de bevoorrading van Duitsland),

heeft van deze vrije invoer geprofiteerd. Daar Duitsland

als afzetgebied na de oorlog is weggevallen, heeft Dene-

marken zijn groot exportsurplus – aldus genoemd

blad – voor een groot deel tegen consignatieprijzen

op de Belgische markt ,,gedumpt”.

De verdubbeling, zowel van de eigen aanvoer als van
de invoer van vis, karakteriseert de sterke stijging van de
consumptie in België. V66r de oorlog bedroeg het vis-
verbruik in België slechts 4 kg per hoofd, thans 7 â 8 kg.

De verruiming van de Belgische markt alleen zou echter

– zo meent het tijdschrift van het Vlaams Economisch
Verbond – niet voldoende zijn geweest om de afzet van
het visserijbedrijf te blijven verzekeren. Een deel van de

aanvoer moest hiertoe worden geëxporteerd; ondanks vele

moeilijkheden is men hierin tot dusver geslaagd. De

export van vis en visserijproducten over de eerste negen

maanden van 1947 bedroeg rond 18.000 ton tegen 5.300
ton in de overeenkomstige periode van 1938. Verdeeld

over de drie kwartalen was zij echter dalende, ni. resp.
11.000, 5.000 en 1.700 ton
2).
Deze achteruitgang is – aldus
het blad -. slechts gedeeltelijk aan seizoensinvloeden
toe te schrijven. Grotendeels moet dit verschijnsel worden

verklaard uit de invloed van de exportbelasting, de

1)
lTgl.
,,Koelen of vriezen” (1) door C. J. H. van den Broek
in ,,E.-S.B.” van 26 Maart 1947, blz. 249.
‘) In het vierde kwartaal van
1947
heeft zich de achteruitgang
voortgezet; thans ligt de Belgische visuitvoer bijna geheel stil
(V.E,V.-Berichten van 15 Februari ji.).

Hoogconjunctuur in de Verenigde Staten:

Economisch-

Statistisch

Kwartaalbericht

Research uitgave van

het Nederlandsch Economisch Instituut
Jaarabonnementen f 6.50

voor abonné’s E.-S.B. f5.-

Telefoon
38340
Rotterdam

Giro
no.
.8408

hoge prijzen en vooral het gebrek aan betaalmiddelen

in de invoerlanden. Wat de laatste oorzaak betreft,

moeten in de eerste plaats het.Duitse en het Franse afzet-
gebied van België worden genoemd, terwijl ook de export

naar Italië, Oostenrijk, Polen en Tsjechoslowakije .niet

wil vlotten wegens clearingmoeilijkheden.

De conclusie, die het blad uit het voorgaande meent

te moeten trekken, is, dat ordening en sanering van het

importbedrijf zeer gewenst zijn. De invoer moet tot meer

redelijke verhoudingen worden teruggebracht, zonder

daarbij terug te keren tot de drastische contingenterings-
maatregelen van 1932-1939. Vooral van een doeltreffende

bestrijding van de consignatiezendingen uit Denemarken

verwacht het blad veel goeds. .

DE hANDELSBALANS VAN ENGELAND IN 1947.

Voor het eerst heeft de ,,Board of Trade” een overzicht
gegeven van de handelsbeweging van Engeland naar Ia-

den met harde valuta, sterling- en niet-sterlinglanden,

daarbij onderscheid makend tussen de voornaamste groe-
pen van invoer- en uitvoergoederen en de totale heruitvoer.

Uit de gepubliceerde cijfers in de jongste ,,Board. of
Trade Journal” (zie ook ,,The Times” van 23 Febr, en

uitvoeriger ,,The Financial Times” van 21 Febr.) blijkt,

dat Engeland in 1947 een importovers’chot met de ,,hard

currency”-landen had tea bedrage van £ 575,6 millioen,

vergeleken met £ 452,3 millioen in 1946. De handel met

de overige landen was in 1947 nagenoeg in evenwicht; de

import overtrof de export met slechts £ 15,6 millioen

(in 1946 had Engeland met deze landen echter een gunstige
handelsbalans ten bedrage van £ 116,3 millioen).

De handel van Engeland in
1947.

(in millioenen ponden).

Goederencategorleen

Landen

Andere gebieden

met harde

Niet-

valuta

sterling sterling

I
mport ………………….
830,3

569,4

387,8
Voedsel, dranken en tabak

418,8

268,0

118,6

Grondstoffen en haiffabrikaten 216,0

210,1

133,7
Geheel of in hoofdzaak afge-

werkte producten
……..
190,2

77,4

131,8
Export

…………………..
236,5

571,9

328,7
Voedsel, dranken en tabak .

13,5

32,7 .

18,5
Grondstoffen en halffabrikaten

14,7

4,8

14,7
Geheel of in hoofdzaak afge-
werkte producten:
Metaalwaren

…………..
103,5

271,1

175,5

Textielgoederen
…………
54,5

128,7

41,6

Andere fabrikaten
……….
45,3

115,5

63,2
lier-exporten

…………….
18,2

8,2

32,8

Het valt op, dat meer dan de helft van de totale import uit de landen met harde valuta bestond uit voedsel, dran-
ken en tabak. De verdeling van de export over landen
met zachte en harde valuta was respectievelijk 79 en 21

pCt. Voor de import warexi deze percentages respectievelijk

53,5 en 46,5.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De geldmarkt vertoonde gedurende de gehele afgelopen

week nog de tekenen van de spanning, welke voornamelijk
door de ultimo-behoeften aan chartaal geld waren veroor-
zaakt of geaccentueerd. De ban kbilj ettencirculatie steeg
ni. van 23 Februari tot 1 Maart met f 62 millioen. De cail-
geld-rente werd op Maandag 1 Maart ji. verhoogd tot 1’/
4

pCt en is gedurende de gehele week op dit niveau gebleven.
Ook de marktdisconto’s voor schatkistpromessen ver-
toonden de sporen van de krapte ter geldmarkt, zij het
ook dat zij aan het eind van de week een geringe neiging
tot daling vertoonden. Practisch werd Juni t/m Januari-

papier tegen 1
7
/
pCt verhandld, met uitzonderingvan
het schaarser aanwezige Julipapier, dat tegen pCt

werd.aangeboden. In het begin der week werden de na
Juli vervallende termijnen zelfs tegen Ij pCt verhandeld. De aandelenmarkt onderging in de afgelopen week de
invloeden van telkens veer oplaaiende depreciatieirrees.

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

195

Het koersniveau werd hierdoor télkens iets omhoog ge-

dreven, hoewel nu en dan correcties niet uitbleven. Men

vraâgt zich af, waarom of de externe waarde van de

Nederlandse gulddn zou moeten worden verlaagd, omdat

hët prijs- en kostenpeil in ons land lager is dan bijna overal
tr wereld. Voor Engeland schijnt men hetzelfde te ver-

ivachten, hoewel de prijs- en kostensituatie daar te lande

nog gunstiger is dan te onzent. 1-let valt moeilijk in te zien,

vat deze landen met een depreciatie zouden kunnen win-

nen. Vergroting van de export lijkt niet in belangrijke

mate mogelijk wegens het ontbreken van de nodige midde-
l2Iitin
de goederensfeer, en verkleining van de import ligt
niet voor de hand, gezien de zeer rigide invoercontrôle
in deze landen.

Niettemin houdt de beurs in ernstige mate met een

waardevermindering van de gulden rekening, gezien de
sterke koesstijging. van de binnenlandse dollarlening naast

de verhoging van de aandelenkoersen. De 3 pCt Neder-
landse staatslening, luidende in dollars, noteerde op 5 Maart

1948 niet minder dan 108 pCt. Dat devaluatiegeruchten
zo gemakkelijk zich uiten in koersstijgingen, wordt wel in

belangrijke mate veroorzaakt door de steeds toenemende
stroom van belegging zoekende gelden, welker bronnen
in deze overzichten reeds meermalen werden aangegeven.
Onderstaand staatje geeft van de beweging der aan-
delenkoersen in de afgelopen week een duidelijk beeld:

27 Febr.

5 Mrt
1948

1948

A.K.U.


………………….
187k
193k
v.

Berkel’s

Patent

…………..
127J GB
1411
Lever Bros.
&
Unilever C.v.A

.
315
3381
Philips

G.b.v.A .

…………..
385
412
Koninklijke Petroleum

……….
357 375
H.A.L.

……………………
21.5k

233
N.S.0
………………………

1901
206
H.V.A.

……………………
268k
268
Deli

Mij.

C.v.A.

…………..
222k
226
Amsterdam Rubber

…………
191
190

STATISTIEKEN.

ZWEEDSE RIJKSDANK.
(Voornaamste posten in milhioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen

Data
u
n 6
9′
.
4
C)

0
b

r

n.
cd
Id

31 Dec.

1946
14 Febr.1948
23 Febr. 1948 28 Febr. 1948

839 228
223
1
223

[ 532
145
141
[ 141

1.544
2.559 2.620 2.685

504 443
432
434
284 119 133
120

94


182
182 182 182

Deposito’s

Directopra gbaar
Data
=
en

cd
1
0
•’

”.0

31 Dec.

1946
2.877
875
706
F

94
230
.174
7
14 Febr. 1948
1
2.589
967 665
1

223
68
202
4
23 Febr. 1948
1
2.562
1.009
653
1

252
68
189
4
28 Febr. 1948
2.736
4

NATIONALE
BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in mililoenen francs)

,0
P
IZ
no..
Data
0o
S

0

31 Dec.

1946
[4.949,9
F

158,0
238,71
52,7
[4.090,7
1.113,7
14 Febr. 1948
1

5.605,9

1
132,8 192,0
1

48,5
1
4.027,3 1.295,2
23 Febr. 1948
1 5.603,6

1
122,2
174,6
1

48,5
4.024,2
1.254,8
28 Febr. 1948
5.624,5
100,9
182,2]
48,5
4.466,4 1.123,5

DE NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte balans op 8 Maart 1948
Activa.
Wissels, pro-

( Flootdbank

r

1)
messen en

/ Bijbank

schuldbrieven
Agentsch.

1.000,-
fl

ISCOn 0
t
1.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, Ie lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
jfl
art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No.
F204)

.

…………………………..

Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari

1947

…………

..
2.000.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank

t 148.786.452,66 ‘)
(inch, voor-
schotten in re-

]3ijbank

,,

3.129.723,13
kening-courant
op onderpand)

Agentsch

11.640,901,20

t’ 163.557.076,99
Op effecten, en?.

……….

..162.776.863,52 ‘)
Op goederen en celen

780.213,47 163.557.076,99
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…..
…………………….

Boekvordering op

de

Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947
1.500.000.000,-
Munt en muntmaterjaal:
Gouden munt

en

gouden
muntmateriaal

……..t

551.276.147,88
Zilveren munt, cnz …….

..2.952.840,45

554.228.988,33
Papier op het buitenland

. .

t 266.552.900,-
Tegoed bij correspondenten in
het

buitenland…………101.983.938,07
Buitenlandse betaal-
middelen

…………….

..

5.169.534,49 373.706.372.56
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
.
……………………………….
81.209.209,91
Gebouwen en

inventaris …………………..
..
3.500.000,-
Diverse

rekeningen

………………….
160.304.363,03

t 4.836.507.010,82

Passiva.
Kapitaal

…………………………..t
20.000.000,-
Reservetonds

……………………….


47,45Q,579,4
Bijzondere

reserves

……………………

..
32.247.868,69
Pensioenfonds

.’. ………………………


16.974.414,87
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

…. ..
124.332.230,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

…..
2.933.727.540,-
Bankassignatles in

omloop ……………….156.955,75
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

t

986.745.378,85
Geblokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..

42.128.692,35
Geblokkeerde

saldo’s

van.
anderen

…………..

..

28.940.595,63
Vrije saldo’s

……….480.193.746,69
1.538.008.413,52
Diverse

rekeningen

……………………
158.607.008,53

t 4.836.507.010,82

1) Waarvan schatklstpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen

……….t

‘) Waarvan aan Nederlands-Indjê
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)

. ,,
39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het Verkeer gebrachte muntbiljetten ……

.
149.801.982,-

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in mihhioenen ponden).

0
00′

‘5
Q
ç1lZ
bO
nC)
Q.
c
‘-“5

25 Dec. ’46
0,2 1.449,1

1
1.450
1.428,2
22,1
18 Febr.’48
0,2
1.349,2

1
1.350
1.235,2
115,0
25 Febr.’48
0,2
1.349,2

1
1.350
1.231,6
118,6
3 Mrt ’48
0,2
1.299,3

j
1.300 1.236,5
63,7

Othersecuritfes
Deposits
00
1
‘5

Ad
0
-‘O
Ei
P

25 Dec. ’46
1,3
311,8

1
13,6
1

15,8 346,5
10,3
1

278,9
18 Febr.’48
0,3
270,6
11,0
22,1
401,5
11,7
1

296,3
25 Febr.’48
0,2 263,3
1

11,3

1

21,0 396,0
12,1
1

290,6
3 Mrt ’48
0,2
327,6 1
10,5
20,7 404,3
18,5
1.

293,5

196

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 .Maart 1948

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

,c1
En..

0
.d
P.
0
n

50

‘E
0

Colo
n.o
o

30 Dec. ’46
700.876 4.434.786
100.816
103
.153.109
26 Jan. ’48
584.254
1138.706
195.943 2.005 150.663
2 Febr.’48
583.958
232.537
139.961
2.005
148.810
9

,,

’48
584.022
246.137 114.698
2.000 150.114
16

’48
580.885 255.166 102.100 2.000 152.524
23

,,

’48
554.204
272.552
121.576
2.000 158.994
1 Mrt ’48
554.269
276.907
102.9’67

178.510
8

,,

’48
554.229
266.553
107.153
1.000
163.557

Saldi In rekening-courant

4.’
0
00

0
”.

1.,

30 Dec. ’46
2.744.151 1.099.855
90.071
43.706
590.158
26 Jan.’48
2.911.251 856.524
101.714 35.806
508.673
2 Febr.’48
2.953.413
909.063
70.084
39.930
475.005
9

,,

’48
2.921.575
966.746
73.679
35.757
462.176
16

,,

’48 2.900.739
992.899
42.372
28.993
476.015
23

,,

’48
2.896.639
1.013.627 44.478
35.785
464.375
1 Mrt ’48
2.959.043
974.150
64.501
29.928
487.737
8

,,

’48
2.933.728
986.745
42.129
28.941
480.194

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen rrancs).

0
0
0
4.’


‘. 0
1
D ata
‘..
ç;
c.’O,,9
o
,
Pe
o°B
.

26 Dec.

1946
32.226
5.648
4.953
214 698
49.158
29 Jan.

1948
25.980
13.307
7.084
799
793
52.562
5 Febr. 1948
25.980
12.689
8.159
804
721
52.577
12

,,

1948
25.546
12.807
8.018
605
732
52.626
19

,,

1948
25.643
12.938
7.029
558
727
52.526
26

,,

1948
25.368
12.515
7.308
562
672 52.606
4Maart 1948
25.424
12.878
6.914
1.016
526
53.485

0

.
Rekening-
0)
courant
saldi
_
ou
1
1

.,
Data
‘o
‘.
” °
4.
,


Cd

0

o’.
1
“0
0

‘.
‘..
1

n

26 Dec.

1946
637
159.377
72.165
1
4.482
614
29

3an.

1948
637
168.047
79.736
6
6.397
499
5 Febr. 1948
637
168.477
80.790
3
5.772
499 12

,,

1948
637
167.887
80.160
1
5.805
498
19

,,

1948
637
167.092
79.243
4
5.825
497
26

,,

1948
637
166.795
79.140
5
5.516
497
4Maart1948
637
168.071
79.846
5
6.015
496

1)
Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”. ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

IN- EN UITVOER VAN BELGIË
‘.

aan
M

d

Invoer Uitvoer
Saldo

Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde

in Uui-
in mii-
In dui-
In mli-
in mii-
zenden
lioenen
zenden
lioenen lioenen
tonnen
franco
tonnen
francs
francs Maandgemiddelde
1936/38 2.868 2.019 1.912
1.859
460
Maandgemidd. ’46
1.644
4.380
620
2.471
-1.909
Januari

19.47
. .
1.720
6.040
605
2.673
-3.367
Februari

1947
. .
1.418
5.257
706
4.308

949
Maart

1947 .,
1.788 6.040
905
4.831
-1.209
April

1947
. .
2.261
6.583 1.100
5.341
-1.242
Mei

1947
. .
2.496
6.247
1.184
5.430

817
Juifi

1947
, .
2.416
6.368
1:173
5.787

581
Juli

1947
. .
2.4252) 6.1392)
1.343 5.775
-.

3642)
Augustus

1947
. .
2.606
2
)
7.190
1
)
997
3:890
-3.300
3
)
September 1947
. .
2.441
2
)
6.865′)
1.275
2
)
6.145
2
)

720
2
)
October

1947 ..
2.817 8.673 1.297
6.233
-2.440
November 1947
. .
2.648
8.845
1.145
5.453
-3.392

‘) Bron: ,,Statlstlsch Bulletin” van het Nationaal Instituut voor
de Statistiek.

‘) Gecorrigeerda gegevens.

.’ ….
..-

STAJD VAN
‘s
RIJKS
KAS.

Vorderingen


23.Febr.1948 14Febr. 1948

Saldo van ‘s Rijks Sefiatkist
,.
bij De Nederl. Bank N.V.
f 1013.626.94.9,05
f

955.781.315,66
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Bank voor Neder-
.
,

657,359,07
,,

310.121,55
Kasvorderingen

wegens

cre-
dietverstrekking

aan

het

Daggeldlening

tegen

onder-

sche

Gemeenten

……….


Saldo der postrekeningen van

buitenland

…………………

365.607.852,75
,,

386.724.772,48
Voorschotten

op

ultimo
.
.
Januari 1948a.d.gemeenten
wegens aan haar uit te keren
.
belastingen

…………..
52.037.202,28

52.037.202,28
Vorderingen in rekening-cou-

pand…………………….

rant

op:

Nederlands-Indid

….

,,

715.140.138,05
716.952.460,61
Rijkscomptabelen

…………

Suriname

…………….
30.951.696,68
,,

30:951.696,68 Curaçao

………………
7.365.117,10
,,

.265.117,10
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
10.583.509,91
11.657.465,-
Het

staatsbedrij( der
P., T.

….
…..

enT
.

………………

….


Andere staatsbedrijven en In-
……..

stellingen

…………..’
,,

212.157.846,74
214.343.555,82

Verplichtingen

Voorschot,

door

De Nederl.
Bank N.V. verstrekt


Voorschot,

door

De

Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening-courant. verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
11371.704.600,-
(1371.704.600,-
Schatkistpromessen hij De Ne-
derlandsche Bank
N.V.
in-
gevolge overeenkomst van
26

Februari

1947

……..
,,2000.000.000,-
,;2000.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij de Nederl.
Bank N.V.
is
geplaatst nillil)
f
6.831 m/m
wo.

garantie
Bretton Woods
/
785 mill
,,6046.900.000,-
,,6029.000.000,-
Daggeldleningen


Muntbiljetten in omloop
….
148.187.934,-
,,

149.194.753,50
Schuld

op

ultimo

Januari
1948 aan de gemeenten we-
gens aan haar uit te keren


Schuld

in

rek.-courant

aan:

..

Nederlands-IndiO


S
uriname

…………..

…..



Het Algemeen Burgerlijk Pen-

belastingen

…………………….

– –
Het staatsbedrijf der
P., T.

……….-
Curaçao

……………………..

495.548.503,75
,,

494.121.904,55

sioenfonds

……………………

,

5.797.944,82
5.701.238,99
en

T……………………

Schuld

aan

diverse Instellin-
Andere

staatsbedrijven

…….

gen in rekening met
‘s
Rijks
Schatkist

……………..
2994.306.430,49
,,2973.307.323,33
IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
1).

Invoer
Ul
ioer
Saldo

Alaarid
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde Waarde
in dui-
in mii-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden lioenen zenden
lioenen lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens.
guiden

Jan.

’47
762
201,
280
108

93
Febr. ’47
‘1.312
313
178
97

216
Mrt

’47
1.023
256 234

.
138

118
April

’47
1.353
339 466
143

196
Mei

’47
1.286
356
.

635
134

.222
Juni

’47
1.685
470
478
121

349
Juli

’47
1.825
425 558
141

‘284
Aug.

’47
1.374
337
510
163

174
Sept.

’47
1.425
335
497
160

175
Oct.

’47
1.437
381
,
581
217

164.
Nov.

’47
.

1.400
409
702 202
‘.207’

Dec.

’47
1.665
431
2
)
1

7242)
235′)

196
2$

Tot.

’47
16.547
.
4.253′)
5.843
2
)
1,859′)

2.394
2
)
Tot.

1
46
11.764
2.305
3.919
785

1.520
Tot.

’39 24.306
1.517
2.708
966

551

Jan.

’48
1.267′)
383 308
0
)
140

243

1
)Bron: ,,Centraal Bureau voor de Satïs1iek”.
‘) Gecorrigeerde cijfers.
‘) M.i.v. -Januari 1948 nettogewicht.

Annonces, waarvan
de tekst ‘s
Maandags in
ons,
bezit is,

kunnen, plaatsruimte . voorbehouden, in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen. ,

/

1

10 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE4 BERICHTEN,
,

.

197

‘ r

RAVENBEWEOINO.’

Te
Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen aangekonen zeeschepen
1),

Tijdvak

Rotterdam


Amsterdam

•,,_
Antwerpen

aan.tai
netto register
aantal
netto register
aantal
netto register
tonnen

12.026
19.392.128
3.110
4.024.738
9.524
15.888.710
1.344
2.063.632
470
458.800
3.585
11.129.932
.,.4.464.,,
5.911.539
1.706
1.817.922
5.284
9.312.726
1947

…………………..
5.974
9.883.446
2.443

,
2.769.462
8.013 16.762.921

1939

…………………………

1948

1945

………………………….
1946

……………………….

Januâri

……………….
513
900.645
208
217.476
676
1.426.923
138
203.909
43

44.651
1

t/m

7

Febr
…………….
159
228.367
56
89.006
8

t/m

14

Febr
…………….
15

t/m

21

Febr
…………….
129
217.265
,48
.

59.060
1)
Bronnen: ,,Mededelingen Kani’er vai Koophandel enFabrieken voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, Amster-
1am; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.

1

N.V. Geme
‘enschappell0k ReAt vail landeelen

Pbillps.’ ;.Gloeilampentabriekell

‘grejgj te Eindhôven.

UITGIFTE van

f.18.477.000.- 6% Cum. Pref .Winstd. Aandelen aan toonder

tot de koers van 120 pCt.,

en van,

f. 52.220,250.- Gew. Aandelen aan toonder

tot de koers
:
van 200 pCto

in de N.V. Gemeenschappelijk Bezit van Aandeelen Philips’ Gloeilampenfabrieken, ten volle delende in de resultaten van 1 Januari 1948 af.

(Uitsluitend voor’ houders van
60/
cum. pref. winstd. aandelen resp. gewone aandelen

zowel in de N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken – niet in het bezit der vennootschap zijnde –

als in de N.V. Gemeenschappelijk Bezit van Aandeelen Philips’ Gloeilampen.fabrieken),

verdeeld in aandelen van nominaal
f.
750.- en onderaandelen van nominaal
f.
75.-

Ondergetekende bericht, dat zij d inschrijving op. bovengenoemde aandelen en onder-
aandelen openstelt op

.

DINSDAG .23 MAART 1948

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

ten kantore van de:

.

ROTTERDAMSCHE BANK N.V., te Amsterdam, ROtterdam en ‘s-Gravenhage,

Fa. DUNLOP & PHILIPS,, te Amsterdam,
AMSTERDAMSCHE BANK N.V., te Amsterdam,

NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, NV., te Amsterdam,’ –

Heren PIERSON& CO., te Amsterdam,

Fa. FRED. PHILIPS, te Zaitbommel,

op de voorwaarden van het prospectus d.d. 9 Maart 1948. Prospectus en inschrijvings

formulieren zijn verkrijgbaar bij de inschrjvingskantoren.

N.V. PHILIPS’ GLOEILAMPENFABRIEKEN
De Raad van Bestuur

Eindhoven, 9 Maart 1948.

KONINKLIJKE ZWAVELZUURFABRIEKÉN

voorheen KETJEN N.V.

gevestigd te Amsterdam.

fReed, aL.enn?

• ujdschrift voor

i,rcag anders
1

proefnummer.
Interne Bedrijfsorgunisutie
UITGIFTE van

4500 gewone aandelen

bij Bkh. of rechtstr. aan Uitg. Schuyt N.V. Postbus 7 Baarn.

aan toonder (desgewenst op naam)

.
elk groot
f
750.— nominaal,

ten volle delende in de resultaten van het boekjaar 1948

en volgende jaren.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op

bovengenoemde aandelen,
uitsluitend voor houders van

gewone aandelen,
openstelt op

MAANDAG, 15 MAART 1948

.

I’SSÜ€IATIE CINSA
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,bij

haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam
en
‘s-Gravenhage
KASSIERSINSTELLING

OPGERICKT IN 1806

tot de koers van 125 pCt.

op de voorwaarden van het prospectus d.d. 5 Maart 1948..

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de

kantoren van inschrijving verkrijgbaar.

/

DE TWENTSCHE BANK:N.V.
HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM-C
2
Amsterdam, 5 Maart 1948.

N.V. PHILIPS’ GLOULAMPEN

FABRIEKEN

*

gevestigd te Eindhoven.

UITGIFTE van

t. 75.000.000.- 3 pCI.. 25-jarige obligatiën,

in stukken van norn. f. 1000, aan toonder.

Ondergetekenden
beriChten,
dt zij de inshrjving op bovengenoemde obligatiën open-

stellen op

DINSDAG 16 MAART 1948

van des voormiddags 9′ uur tot des namiddags 4 uur,

bij hun kantoren te AMSTERDAM, ROTTERDAM en ‘s-GRAVENHAGE, voor zoover
aldaar gevestigd,,

s

tot de koers van 101 pCt.,

op de voorwaardén van het prosp’ectus d.d. 9 Maart 1948.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn bij de kantoren van inschrijving verkrjgbaar.

ROTTERDAMSCHE BANK N.V.

AMSTERDAMSCHE BANK’ N.V.
NEDERLANDSCHE HANDELMAATSCHAPPIJI N.V.

PIERSON
&
CO.

Amsterdam, 9 Maart 1948. –

Kon. Ted. Boekdrukkerij H. A. M. 1oe1ants – Schiedam

1

VJA

&

‘i

4.1
.

t-

I4′,
1•!’rl

I
)

i.i

• HANDELSVERKEER IN

BÈ1DÈ: • RICHTINGEN 1

zegt C-a n

a d a

Het Canadese handeisverkeer gat inderdaad in twee

richtingen. De totale export en de tQtale import zijn

volkoine» in evenwicht wat de waarde betreft. Aan

exporteurs in het buitenland biedt Canada grotè en

gevariëerde afzetmogelijkheden. Aan buitenlandse kopers

biedt Cinada een indrukwekkende rij grondstoffen en

producten.

Als u wilt kopen of verkopen in Canada, stelt ii zich

dan in verbinding met de dichtstbijzijnde Canadese

Handeisvertegenwoordiger. Hij is tot uw dienst in

de volgende landen:

ARGENTINIË .AUSTRALIË

BELGISCHE CONGO – BELGIË. BRAZflIË CHILI
CHINA. COLUMBIA – CUBA

EGYPTE. FRANKRIJK. GRIEKENLAND – GROOT. BRITTANNIË – GUATEMALA. HONGKONG. IERLAND -INDIA- ITALIË

JAMAICA
MALAKKA MEXICO
– NEDERLAND . NEWFOUNDLAND – NIEUW
ZEELANÖ
NOORWEGEN – PAKISTAN – PERU – PORTUGAL – TRINIDAD – VENEZUELA
VERENIGDE STATEN – ZUID-AFRIKA •
ZWEDEN.

THE FOREIGN TRADE SERVICE

DEPARTMENT OF TRADE & COMMERCE

OTTAWA db

CANADA

VERKEERSWEG

WERELDHANDEL

7

BEZOEKT DE

—–.

41;/dJl

CANADESE INTERNATIONALE JAARBEURS

Toronto, Canada, 31 Mei – 12 Juni 1948

Bekijkt en onderzoekt wat de wereldhandel u heeft aan te bieden.

Vergelijkt de prachtige producten uit vele landen – van vele industrieën.

Haakt nu ptapnen zéli de Canadese Internationale Jaarbeurs te be-

zoeken of een 0aahvervanger te sturen. Vraagt alle inlichtingen,

ook over reis- en hotelaccommodatie aan uw dichtstbijzijnde Canadese

Handelsvertegenwoordiger.

Industrieel concern
zoekt voor leidende functie

financieel/commercieel expert

Bij voorkeur academisch gegradueerd,

juridisch of economisch: Gegadigden moe-

ten de nodige practische ervaring hebben

en in slaat zijn leiding te geveti ter zake

van tbehandeling van problemen, welke’ –

zich voordoen bij het internationale beta-

lingsverkeer en bij de toepassing van

de binnenlandse moneta:ire maatregelen.

Verzocht wordt uitvoerig te reflecteren onder no.

ESB 1162, Bur. vah dit blad, Postbus 42, Schie-

dam, met bijvoeging van pasfoto ,,en profile” en

,,en face”.

Grote onderneming roept sollicitanten op voor de functie van

chef der administratie

Gegadigden ‘moeten aan de volgende voor-
waarden voldoen:
Leeftijd 30-40 jaar; grondige practische en
theoretische kennis der moderne bedrijfsadmini-
stratie, zowel op het gebied van handels- als fa-
brieksondernemingen; goed organisatievermo-gen; in staat leiding te geven aan een omvang-
rijk personeel. –
Salaris in onderling overleg vast te stellen;
uitstekende sociale voorzieiilngen.


Sollicitanten moeten bereid zijn zich aan een
psychotechnisch onderzoek te onderwerpen: –
Brieven met uitvoerige inlichtingen omtrent
opleiding, vroegere werkkring, enz., onder bijvoe-
ging van een recente pasfoto, binnen 14 dagen
na plaatsing te chten,aan het Advertentie Bu-
reau Harte, Zaagmolendrif t 35a, Rotterdam, on-
:ler no. 9842.

ZWEBRG’S FABRIEKEN N.V. te OSS

Vragen een

bekwaam medewerker

die na gebleken geschiktheid belast zal worden

net de dagelijkse leiding van de administratie.

Vereist: Diploma H.B.S., Akte M.O. Boekhou-

den, S.P.D. of geljkraârdige opleiding.

Candidaten moeten ervaring hebben op het ge-

bied van kostprijsadm. en budgettering en be-

kend zijn met mechanische hulpmiddelen. Brie-

ven, liefst met foto, te richten aan de afd. Per-

soneelszaken.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAA1 OP 29 FEBRUARI ‘1948

Kas, Kassiers en Daggeld1eninge

…………
f
18.571.124,76
Nederlands Schatkistpapier

………………,,
640.630.479,15
Ander

Overheidspapler

….. . …………….

..
511.124,98
Wissels

…………………..

t
…………

..
798.498,84
Bankiers in Binnen- en BiiitenIanU

……….

..
17.790.512,76
Eftecten

en

Syndicaten

……… ………..

..
1.805.772,63
Prolongation en Voorschotten tegen Effecten ..,,
10.665.820,95
Debiteuren

…………………………..

..
101.153.272,54
Deelnemingen (mci. Voorschotten)
………….

..
9.367.630,65 Gebouwen

…………………………..

..
3.500.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..,,
968.275,50
805.766.512,76

Kapitaal

………..
……………………
t
40.000.000,-
Reserve

………………………………

..
12.000.000,-
Bouwreserve


…………………….

..
3.000.000,-
Deposito’s

op

Termijn

.. … ….. …. …….
83.569.823,34
Crediteuren

………….. ……… ………..
651.638.486,39
Geaccepteerd

door Derden

………………….
260.538,25
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

……
14.329.389,28
Reserve voor Verleende Pensioenen

……..

..
968.275,50

805.766.512,76

Ecônomisch – Statistische

‘Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
,s.
Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R. Mees- en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor BetgiÉ’ .Çeminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstrau, ‘Gen!.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5
Rotterdam (W.
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per posÊ, voor Nederland 126* per jaar, voor België/Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaa’rderin francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen f28 pe’r jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en-slechts worden beëindigd’ per
ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan, het ,,Bijkantoor, Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de FirmaH. A. M. Roelants, Lanqe Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).

De N.V.
Eerste Nederlandsche Cement Indus-tvie (E.N.C.I.),
Postbus 1, Maastricht, vraagt
voor zo spoedig mogelijk

een ervaren kracht

als hoofd van de afdeling
Interne Contrôle,
in het
bezit van Staatspraktijkdiploma, akte M.O. Boek-
houden of Moderne Bedr. Adm. en/of gevorderde
accountantsstudie. Bij voorkeur met contrôle-
praktijk op eerste-rangs accountantskantoor.
Brieven met volledige inlichtingen te richten tot
de Directie.

Het Landbouw-Economisch Instituut vraagt
een
drs economié

voor economisch onderzoek op het gebied van de
tuinbouw. Ervaring op het gebied van econo-
misch onderzoek vereist. Kennis van tuinbouw
gewenst.
Brieven met opg. van leeft., huidige werk-
kring, huidig en ven. salaris, referenties e.d. te
zenden naar van Stolkweg 29, Den Haag
(Schev.)

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

Auteur