10MAAT 1943.
ÂUTELLRSkECHT
tT00
*
RÉEH0UbÉN
c
Beric
,
htén
AL;EMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHËID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH NSTITU14T
0
28EJAARtANG
. WOENSDAG 10 MAART 1943
No. 1416
HOOFDREDACTEUR:
M. F. J. Gooi (Rotterdam).
PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:
H. W. Lambers (Rotterdam).
• Abonneinentsprijs poor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het• Economisch-Statistisch Maandbericht,
franco p. p. in Nederland / 20,85* per jaar., Buitenland en
hoionin. / 23,—, per jaar. Abonneninten kunnen met eik
nu,flnzer ingaan en slechts worden beëindigd per ultimo oan
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden oan het Nederlandsch Economisch Instituut on Wangen
‘het weekblad gratis en genieten een reductie
dp
de ijerdere
publicaties. Adreswijzigingen op te
geven
aan de administratie.
– Adoertenties coorpagina / 0,28 per mm. Andere pagina’s
/ 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement oolgens tarief.
BERIlILT..
ADRES VERANDERING:
0
–
Met ingang van
15
Maait as. wordt het N.E.I. en
daarmede het kantoor cIer redactie en de administratie
van ,,E.-S.B.” verplaatst naar
Nieuwe Binnenweg uSa,
Rotterdam (FVest).
‘
liet
TELEFOONNUMMER
is tot nader bericht 69500
(Firma Roelants, Schiedam)
INHOUD:
Blz
i%larktaspecten voor gebouwde eigendommen d,00r
Mr. P. Steinz..
……….. . ……………….. 128
Een maiktana]yse van het
arktaa]ytisch hand-
boek voor Nederland” door
Dr. ). B. D. De,’kscn 131
Aanteekeningen.
I)e maatregelen inzake den beurshandel ……..
133
S t a t i s t i e k e n.
Bankstaten – Weekstaat van De Nederlandsche
Bank………………………………….
136
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Van cle
‘elcl,narkt
valt weinig nieuws te vermelden. De
situatie is in zooverre ongewijzigd gebleven,, dat de Agent
nog ongelimiteerd papier afgeeft. liet gevolg daarvan is,
dat op de markt voor middelmatig lang papier de omzetten
bevredigend zijn, nu de banken en andere geidgevers, die
een, permanente ruilpoli tiek volgen, weer jaarspapier
kunnen krijgen en dus bereid zijn het middelmatig lange
al te stooten. De vraag naar dat latste p{pier is bevredi-
gend, orridat verschillende instellingen er – mede gezien
het rendement, dat te be.dingen valt – den voorkeur aan
geven een deel van hun liquid
k
e middelen te ‘beleggen in
korter papier in plaats van in papier met qen, looptijd
van een jaar.
Nadat de vorige week de biljettenoniloop met niet
minder dan 1
60
millioen was gestegen, hetgeen ‘mede tot
gevolg had, dat de Schatkist weer gedwongen was,’ een
omvangrijk bedrag schatkistpapier rechtstreeks bij De
Nederlandsche Bank onder te brengen, is deze week de
circulatie met ruim f 14 millioen gestegen. De post direct
ondergebracht schatkistpapier daalde met f 14 millioen.
De
obligatiemarkt
heeft in de leening
1942
wat geringer
omzetten vertoond en een opleving in den handel in de ge-
staffelde staatsleening gebracht. Reeds in ons vorig overzicht
konden wij melding maken van eeR grooe vraag naar deze
leening op den eersten Ilag der nieuwe maand, hetgeen
in verband gehract kon worden met herbelegging van
lossingen. Gedurende de geheele week was de vraag in
deze leening behoorlijk; de stemmiog was dan ook over het
algemeen vast, hoewel de vraag goed aanbod tegenover
zich vond.’ De leening2n
1941 en
1942
bleven bij voort-
during schommelen om de 100
%.
Nog steeds liggen er
in de nieuwste leening op ongeveer pari Vrij omvangrijke
verkooporders, en ook in de leening
1941
is regelmatig
aanbod aanwezig. Men vraagt zich af;’of’dit laatste aanbod
wellicht in verband staat met de geleidelijke liquidatie van
de posten van deze leening, die destijds ter gelegenheid van
de uitgifte der leening
1942
van speciale zijde ,uit de markt
waren genomen, voorzoover die nog geen definitieve be-
stemming hadden gevonden.
Van een zeei- vaste houding gaven de 3 % Indische lee-
ningen blijk, waarin ook behoorlijke omzetten tot stand
kwamen.
De
aandeelenrnarlct
stond onder den invloed van de in-
voeri ng der stopkoersen. Het aanvankelijke effect van dezen
maatregel is eerder nog een lichte pnijsdruk geweest, hoe-
wel tegen het einde yan d,e week toch Je meeste fondsen
weer aantrokken. Het zal nu de vraag zijn, of het gelukken
zal ondanks den koerssop nog een redelijhen beursbandel
overeind te houden.
.•
,,.,,
128
,ECONOMISÇH-STATISTISCHE BERICHTEN.
10 Maart 1943
MARK’tASPECTEN VOOR GEBOUWDE
EIGENDOMMEN.
Het valt niet te ontkennen, daf (ie zegswijze ,,huizen
zijn kruizen” – men vergeve ons een spellingfout ter-
wille van het woordbeeld – – in de deflatie-periode meer
werd gehoord. dan tegenwoordig. Dit wil ‘niet
zeggen,
dat de tegenwoordige eigenaars in alle opzichten tevreden
zouden zijn over de r,eultaten, die met de exploitatie
van de gebouwde eigendommen worden bereikt. Men
behoeft slechts de periodieken van de huiseigenaars op
te slaan om een indruk te krijgen van ce vele bezwaren,
die ook thans aan het bezit van tast goed, kleven. Niette-
min staat vast, dat het aanbod van dit soort beleggings-
materiaal ver beneden de vraag blijft, en het zal hier
ook wel zijn als bij andere goederen, dat het koopende
publiek zijn eischen belangrijk lager stelt dan vroeger
het geval zou zijn geweest.
Het is niet wel mogelijk, alle factoren te bespreken,
die invloed uitoefenen op de huidige marktpositie van de
gebouwde eigendommen, maar wanneer wij enkele om-standigheden zoiliden wi]len noemen, die de algemeene positie ‘van het bezit aan ‘vast goed’heheerschen,. dan is
dit wel in de eerste plaats de schaarschte aan woon-
gelegenheid. Dit valt niet te verwonderen, wanneer, men
weet, dat er hier
t.è’
lande jaarlijks zeker belbefte hestaat
aan den aanbouw van ongeveer 88.000 woningen en op
het platteland reeds in 1939 een groote behoefte, aan wo-
ningen werd waargenomen
1). 13’edenkt men hierbij voorts,
dat sedert 1940 de nieuwbouw vrijwel stilstaat en door
molest en andere oorzaken veel woonruimte voorgoed
of tijdelijk verren ging,
Onder normale omstandigheden zou een dergelijk te-
kort tot belangrijke huurverhooingen aanleiding hebben
gegeven, doch door stabilisatie van de huren op het peil
van ‘9 Mei 1940 ligt het huurpeil voorloopig onwrikbaar
vast
2).
1-lierdoor – en zie hier een tw’eede factôr, die
op de marktpositie van het vaste goed zijn invloed doet
gelden – mist de eigenaar de gelegenl1eid zijn toegenömen
onderhoudskosten en verdere lasten te compenseeren
3).
Weliswaar staat hiertegenover, dat de factor voor leeg-
staan niag worden verwaarloosd, doch in de meeste ge-
vallen is dit nietvoidoende om cle exploitatierekening
in balans te houden.
De prijzen, tenslotte houden .geen gelij ken tred met
êen redelijk te achten rendementsbasis. De waard,ever-
mecrderingsbelasting aanvankelijk eti het daarop ge-
volgde vervreemdingsbesluit van ‘niet-landbouwgronden
hebben ten doel de prijzen van gebcruwde eigendommeii
binnen rede
,
Jijke grenzen te houden, maar gaat men de
veilingscijfers na, dan zou hieruit afgeleid kunnen worden,
dat, na eenige jarenvan prijsstijging, ook in 1942, zoowe!
te Amsterdam als te Utrecht, de prijs van het vaste goed
nog iets is gestegen
4).
Deze verschijnselen zijn oorzaak, dat de zuivere be-legger van de markt verdwijnt, en dat behoudens in de
1)
De netto-vermeerdering van den woningvoorraad bedroeg
volgens opgave van het ,,C.B.S.” in
1930
…………….
4
1
4.531
1935
…………….
42.993
1931
…………….
43.070
1936
…………….
27.339
1932
…………….
37.301
1937
……………..
24997
1933
…………….
41.626
1938
……………..
34.131 1934
…………….
49.940
19
…………….
32.208
‘) Op 27
December
1940
trad het Huurprijsbesluit in werking
en op 17
December
1941
het Huurprijsuitvoeringsbesluit, waarbij
een zestigtal Prijzenbureaux voor Onroerende Zaken v’erd inge-
steld. Men zie ook D.W. van Hout: ,,De regeling inzake de maxi-
mum-prijzen van onroerende goederen”, in ,,E.-S. B.” van 24
Fe-
bruari
1943.
‘) In
1941
werd de grondbelasting met
± 45
opceiten verhoogd.
Het is niet uitgesloten, dat met een verdere verbooging rêkening
moet worden gehouden. De verhoogifig van lasten
iS
ook een gevolg
van het verhoogde premiebedrag voor brandassurantie, het betalen
van molestpremiep e.d. Zie overigens D.W. van Hout: Het ,,Ver-
vreemdingsbesluit niet-landbouwgronden
1942′,
opgenomen in
,,E.-S. B.” van
.27
Januari
1943.
gevallen, waarin een bijzondere aanleiding tot verkoop
bestaat, de aankoopen moer en meer een speeulatie.f
karakter bezitten.
In ieder geval hebben de tijdsomstandigheden hun
stempel op het vaste goed gedrukt eij liet valt moeilijk
in te zien,’ waarom de zwarigheden, âan dit bezit ver-
bonden, thans minder zouden zijn dan in ‘vorige jaren.
Wisselvalligheid in prijzen, wisselvalligheid in opbreng-
sten en wisselvalligheid in lasten, dat is liet beeld, hetwelk
liet bezit aan onroerend goed vroeger’ en ook thans op-
levert ):
De studie: ,,Belegging in huizeit te ii,nste,dam” dooi’
G. Verwey.
Het is ‘dan bok de’ verdienste van een in September 1942 uitgekomen studie van den heer Gerlof Verwey,
getiteld: ,,Belegging in huizen te Amsterdam”, dat deze
wisselvalligheden nog eens duidelijk worden aangetoond.
en’ dat getracht wordt langs systematischen weg meer
inzicht te verkrijgen ineen materie, die een zoo.helangrijke
plaats in het econori’isclie leven inneemt:
Deze studie
iS
als’ een voortzetting ‘te beschouwen van
de’ reeks, die ‘destijds ondej’ den titel ,,Beleggingsvraag
–
stukken”
is
gepubliceerd en die is uitgegeven door
de N.V. J)rukkerij en lJitgev.rij .J. 1-1. T)e Bussy te Am-
sterdam.
Ongetwijfeld is de heer Verwey er. in geslaagd meet’
licht te verschaffen omtrent de vele vragen, die zich voor-
doen bij de vaststelling van de plaats, die de gebouwde eigendommen in het .matschappelijk yerkeer innemen,
en het schijnt daarom de moeite waard nader in te
gaan op .het door hem ingestelde onderzoek.
Reeds in het woord vooraf wordt er op gewezen, dat men
bij het, beheer en de belegging vab vermogens steeds weer.
de moeilijkheid ondervond, dat over de mdrites van de
belegging in onroerende goederen eigenlijk weinig bêkend
is. l)it in tegenstelling met de belegging in effecten, ten
aanzien waarvan men zich op tal van wijzen’ kan oriën-
teeren.
‘
Het gevolg is, dat men zelfs-niet weet, in hoeverr,e de –
prijzen van huizen en effecten zich in dezelfde richting
op en neerbewegen, zoodat men niet kan uitmaken, of
men door een vermogen ten deele in huizen en tea deele
in effecten te beleggen, feitelijk wel een risicoverdeeling
bereikt.
Deze ornstandigheden vormen liet uitgangspunt van
het onderzoek.
De schrijver ‘heeft zich voorshands beperkt tot, de
stad Amsterdam en zich daarbij’ begrensd tot een onder-
zoek omtrent huizen. Van de engeveel’ 77.000 perceelen,
welke in Amsterdam zijn gelegen, werden circa 1′. 160
4)
Vgl. de opgave van BUkman & Sartorius
N.V.
voor de
vCiliflS-
cijfers te Amsterdam en die van de Vereeniging van Taxateurs,
Makelaars e.nz. inzake aan- en verkoop van onroerende goederen voor Utrecht. Hieraan is het volgende ontleend:
Amsterdam
Utrecht
jaar
totaal
verkocht cii
jaar
geveilde
verkocht en
aangeslagen
opgehouden
perceelen
opgehouden
1933
616
t
8.344.410
.1933
194
f1.248.449
1934
645
,,
1
7.262.400
1934
300
,, 1.792.315
1935
698
,,’7.313.495
1935
403
,, 2.059.035
1936
548
,, 5.232:678
1936
426
,, 2.4’83.975
1937
371
3.191.910
1937
342
,, 1.932.485
1938
508
,, 4.775.407
1938
198
,, 1.030.388
1939 485
4.165.164
‘
1939
150
,,
795.695
1940
517
5.143.042
1940
198
ç, 1.356.515′
1941
676
,, 8.131.398
1941
264
‘
,, 1879.373
1942 602
,, 8.5,37.846
‘
1942
116
,,
904.880
Wat dc woninghuren betreft, moge worden verwezen naar dc indexcijfers, die door den heer
C.
Postma In liet nummer van 24
December
1941
van’dit blad werden gepubliceerd. Deze luiden
als volgt:
1921
70
1926
93
1930
108
‘
1935
98
1922
77
1927
94
1931
101
1936
05
1
0
2
3
81
1928
98
1932
102
1937
92
1924
88
1929
98
, 1933
101
‘
1938
92
1925
90
1934
100′
•Vgl. ook de indexcij!ers oor arheiderswoningen en
middenstands-
woningen te Amsterdam.
11
.10 Maai4 1943
”
ECONOMISCI1-STATISTISdHE BERICHTEN
129
II
4
1
tot een ‘vooiwerp van onderzoek gemakt, waarbij wrd
teruggegaan tot het jaar 1840. In de eerste plaats is ge-
tracht een beter begrip ‘te krijgen van cle prijsbeweging
van deze hcizen eh in aansluiting daarop is een parallel
getrokken .rnet de prijsheweging van effecten.’ Ook aan
de zgn. ,,ABCvei’koopen” werd .afzonderlijk aandacht
bqsteed, terwijl vergelijkingen werden getroffen omtrent
het op huien’te maken rendement. /
Alvorens hierop eenigszins nader in te gaan, kan reeds
aanstonds worden “vermeld, dat de heer Verwey tot de
conclusie komt, dat huizen te Amsterdam geenszins ‘een
stabiele belegging vormen. Irtegendeel, de prijzen van
perceelen flüctueeren sterk; fluctuaties, die vaak pas dn kunnen worden verklaard, indien aan het element
,,willekeur” een Vrij groote plaats wordt ingeruimd Tevens
wordt de conclusie getrokken, dat de prijzen van huizen
en aandeelen geen uniforme beweging vert(jonen. Soms
• daalden de prijzen van huizen als de effeotenkoersi
• stegen, .terwijl het omgèkeerdd zich eveneen .voordeed.
Op grond hiervan kon – aldus dé heër Verwey – worden
vastgestld, dat bij belegging van een vermogen
in
huizen
en aandeelen wel degelijk van een verdeeling vin risico’s
kan worden ge.proken.
Een niet onbelangrijke conclusie, die de h&er Verwe)
vervolgens aan zijn studie verbindt, is deze, dat het .ren-
dement op huizen meestal hooger ligt dan dat, in een-
zelfde jaar op dividend ijetalei’ide Nederlandch aan-
deelen genoten
Tenslotte werden bouwkosten en -huren vergeleken met
veilingsprijzen van huizen, waarbij bleek, dan’ e sprake was van analogie in het veiloo van deze prijzen, zonder
dat deze overeenkomst volkomen kan worden genoemd.
Bij het on’derzoek heeft de schrijver merkwaardige’
dingen aangetroffen, en, hoewel niet direct van belang
• voor de grondslagen van het onderwerp, dat onS thans
bezig houdt, meenen wij den lezer enkele hiervan niet
te mogen onthouden. –
De prijsiuctuaties oan hei- oasie goed.
Welk eep geveldige prijsflucWatie het vaste gôed door
allerlei oorzaken kan ondergaan, wordt geïllustreerd dodr
de geschiedenis van een huis aan de Heerengracht, dat
op 13 September 1830—de schrijver gaat hier dus verdr
terug’ dan liet hierboengenoemd jaar voor f 20.50()
werd aangekodht. Dit’ zelfde
1
huis werd op 1 Novernbei’
192() voor f 255.000 verko,h, ,om op ’28 Februari 1938
weder aan de.,mrkt te komen en het dan niet verder
te kunnerr brengen dan tot f 75.000. Welke factoren hierbij,
naast de marktfluctuaties, iQ het spel zijn geweest, wordt
niet vermeld, en het zou, zooals vanzelf spreekt, on.juist zijn aan dze gegevens pok maar e’enige waaFde te hech-
ten omtrent de prijsbeweging van het vaste goed in het
algemeen. Het valt echter niet te ontkennen, dat dit en
andere voorbeelden wèl een indruk ger,en van de wissel-
valligheid van het huizenbeiit.. Dat deze, verschillen zich
niet tot een dergelijk groot tijdsvei’lop behoe’gen te be
palen, wordt aangetoond door de lotgevallen’ van een pand op het Rapenburg, dat in 1920 iog voor f 14.000 van de hand ging, doch in 1937 niet meer dan f 3.000
kon opbrengen, terwijl in 1932 een huis aan de Kui.pers-
straat voor f 7.250 werd gekQcht, om in 1938 voor sleçl’its
f’2:000 yan eigenaar te verwisselen. Omgekeerd. bracht
een pand aan de Kerkstraat ifi 1936 f 3.950 op’ en in
–
1940 f8.000.
,,Huizen zijn geen stbiele belegging”. Dat is de con-
clusi, waartoe de heer Verwey aan het einde van het
gedeelte komt, waarin’ deze cijfers zijn weergegeven en
wij, kunnen dit met’ hem eens zijn, al,voldoet de grond- –
slag, clie voor een dergelijke conclusie vorclt aangegeven
ons ‘nier geheel.’ Niet vergeten moet worden, dat het
hier een beperkt onderzoek betreft. Immers ‘uitsuitend
de stad Amsterdam wordt, zooals vermeld, als terrein
van dnderzoek genomen en daarvan slechts een speciale
groep huizen
‘3.
Dit h’eeft.zijn terugslag ook in het verdere
deel van deze studie, omdat meei’ en meer duidelijk
–
wordt,
dat in het onderzoek goeddels. oude panden zijn be-
trokken, gelegen in oude buurten. Wij meenen stellig,
.dt, indien een so’ortgelijk onderzoek zou zijn inteld
in meer moderne woo’nwijken met huizen van het gang-
bare type, weliswaar prijsfluctuaties zouden zijn waar-
genoinen, maar dât-deze fluctuaties een belangrijk minder
grillig verloop zouden ifebben gehad en dat ook tusschen.
de perceelen onderling’de verschillen veel geringer zouden
zijn geweest.
Dit is geën’ aanmerking, die den sc.lirijver in vollen
‘omvang mag
treffen.
In zijn studie toch wordt meer-
maleh tot voorzichtigheid gemaand, terwijl het materiaal,
waarmede de statistisché ‘gegevens’ wérden opgesteld, vrij
nauwkeurig werd vermeld. • Doch niet vergeten mag
worden, dat al te veel reserves een statistisch onderzoek
wel eens zoodanig zouden kûnnen beïnvloeden, dat de
vraag, rijst, of de waarde daarvan niet al te zeer in het
geding komt.
‘
Even verdei’ wordt, nagegaan, vooi’ wellce prijzen huizen,
die in een bepaald jaar werden verkocht, in eenig ander
jaar van de hand gingen. Het betreft hier de jaren 1938 en 1939. De schrijver komt dan tot de conclusie, dat in
1939 de veilingsprijs lager was dan in 1988. In laatst-
‘genoemd jaar was de gemiddelde prijs f 9.964, in het’
eerstgenoemde f 8.940.
Ook hier maant cle schrijver tot voorzichtigheid en hij geeft eenige argumenten daarvoor aan. Wij zouden daar-aan nog willen toevoegen, dat de vergelijking uitsluitend
kan betreffen huizen, die in beide jaren werden ver-
handeld, doch juist bij het vaste goed.kan men de tendenz
waarnemen, dat de eigenaar l’ter tot realisatie van een,
verlies overgaat dan bijv. hij effecten. Men is geneigd
een, huis, waarvan men op grond van nadere taxatie ago
kunnen aannemen dat het verlies geeft, voorloopig nog
eens vast te houden, in afwachting van betere tijden.
(‘)ok met het omgekeerde moet rekening worden ghouden.
Winst wordt in het algemeen met huizen eerst later ge-
nomen dan met effecten, tenzij de winst onmiddellijk
wordt genomen (ABC-verkoopen). Dit mdet ook wordej
hed:l’t, wanneer men van (Iç geevens kennis neemt
omtrent de koopphjzenin 1938 ,en 1940, waaruit blijkt,
dat de gmiddelde’ veilingsprijs in laatstgenoemd jaar
op fl2.128 is te stellen.
,,A BC-t,’ansac.ties”.
De grilligheid van cle prijzen voor ‘het ‘vaste goed de-
monstreert zich in de ,,ABC-transactie”, waaronder wordt
verstaan een aantal ‘verkoopen, waardoor een perceel
binnen zeer korten tijd twee- of driemaal in’andere handen
o
ergat. I-Iie’raan wordt een kort lioofdstulc gewijd,
waarin er op wordtgewezen, dat als regel verschillen in
prijs zijn waar te nemen, gelegen tusschen 15 en 40%.
Het gemiddelde’verschil –‘ een ongewogen gemiddelde –
bedraagt 24%. Verschillen van 300% komen echter ook.
voor. Geheel fiauw’keurig kan de berekening niet zijn,
omdat een tijdlang de Registratiewet-gen v,erminderde
rechten bij doorverkoop binnen het jaar kende. In dien
tijd speelde de doorverkoop zich achter de coulissen af,
tot de ,,recht van levering”-Ôomedie werd uitgevonden.
De heer Verwey heeft met deze omstandigheid geen
rekening kunnen houden, doch een vermelding hiervan
hadden wij niet overbodig’ geacht.
liet’ bestek van dit artikel laat niet toe eenigszins uit-
voerig op de verdere hoofdstukken in te gaan, hoewel
daarin tal van bijzonderheden naar voren worden gebracht.
Slechts enkele ,,,putten mogen nog worden aangetipt.
Zoo wordt een vergelijking gemaakt tusschen de ge’mid-
delde prijzen van de’ te Amsterdam’ gelegen perceelen,
‘)
Op 31 December 1910 bedroeg het aantal woiingen in Neder-
land 1,863,600, Dit aantal, verhoogd met de netto-vermeerdering
van den woningvoorraad in de jSren 1930-1939,,bedroeg’derhalve
op 31 December 1939: 2.199.121.
1
/
.”
*
..
,
•’.
t,
130
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHtEN’
10 Maart 1943
—J
die jaarlijks in ‘heL openbaar werden geveild en liet bt-
volkingscijfér van Amsterdam, waarbij er op wordt ge-
wezen, dat er tusschert’ beide ,,lijnen” overeenkomst
bèstaat. Waaraan’ dit verschijnsel moet worden toege-
schren, wordt niet vermeld. Veel ivarde zouden wij er
overigens niet aan w»len toekennen.
Aandaçht wordt nog besteed aan afschrijvingspercen-
tages, terwijl eindelijk – wij duidden dit reeds aan – een’
niet onbelangrijk gedeelte van de studie wordt gewijd aan
het rendement, dat op een dobrsnee belegging in huizen
wordt gèmaakt.
I
–
Iieromtrent een enkele opmerking.
‘.De schrijver maakt: een vergelijking
tiisschn
een studie,
die in 1941 werd ondernomen door Dr.
vV. G. J.
ten Pas
omtrent de rndementen van huizen in het bezit van
levensverzekeringmaatschappijen en etin nog niét gepu-
blicéerde studie van Mr. P. H. de V.ries omtrent cle uit-
komsten van de te Amsterdam gezeiide huizen. De schrij-
vei’ komt daarbij tot ‘de conclusie, dat het rcndment
van l
–
et bezit van de 1evensvei’zekei’ingmaatschappien
aanzienlijk lager is dan liet rendenent, dat wrdt ver-
kregen door aankoop van beleggidgshuizen op veilingen
te Amsterdam. De heer Verwey geeft hiervoor verschil-
lende verklaringeii. Zoo zouden de verschillen voort-
vloeien uit de lage prijzen, die
01)
de veilingen worden be-steed, waaruit zou zijn af te leiden, dat bi,j den aankoöp in
openbare veiling mèer selectief te werk wodt gegaan:
Daartegenover kunnen de groote beleggers zich niet tot
den aanlZoop van enkele perceelen beperkert en wordt
bij het ondel’hQud uit een eenigszins royalere beurs ge-
geven. Wij vragen ons af, of dit inderdaad wel de hoofd-‘
reden van het verschil in rendement, dat de schrijver meent te kunnen constateei’en, zal kunnen zijn. Niet
vergeten m(ret ‘orden, dat de groote beleggers, vrijweY
seeds een niet onbelangrijke hypotheekpoi’tefeuille in
beheer hebben, waarbij het meermalen zal voorkoffie’n,
dat panden,. weliswaar ook gedeeltelijk in veiling, worden
ingekocht, teneinde executie te voorkomen. In het alge-
meen zullen deze panden minder rendabel zijn dan die,
welke ápebiaal
•
voor beleggingsdoeleinden worden aan-
eschaft
7).
Maar afgezien daarvan, schijnt het zeer de
vraag, of de cijfers ,’,an de heeren ten Pas en de Vries
wel vergelijkb’aar zijn. Eerstgenmde geeft de ervaring,
opgedaan met een aantal huizen gedurende een reeks van
jaren, waarbij de doôrslag wordt gegeven door de aan-
koopen in en na 1933. Laatstgenoemde geeft echtei’ het
geschatte rendement van eei aantal huizen in het jaar
van aankoop. Het rendementsverloop in de jaren na den
aankoop is niet bekend.
Tenslotte wordt een overzicht gegeven van liet jaar-
lijksche gemiddelde rendement op dividend betalende
aandeelen en het netto-rendement op in veiling gekochte
beleggingshuizen voor afschrijving. Uit deze tabel
blijkt, dat sinds 1927 het rendement op de geselecteerde
huizen hooger, gewoönlijk aanzienlijk hooger, ligt dan
op de aandeelen.- In de jaren 1922 en 1926 ii’as het om-
gekeerde het geval.
Wij moeten het hierbij laten, doch zouden gaarne willen
zeggen, dat, ondanks de bezwaren, die wij hier en daar
tegen de studie van den heer Verwey moesten maken,
als eindindruk overllijft, .dat wij hier te doen hebben
met een serieus wei’kstuk, waarvan degënen, die zich
voor ‘de ‘hste goederen interesseeren, goed zullen doen
kennis te nemen.
De huidige constellatie oan de markt in geboun’de eigen-
dommen.
En hiermede zijn wij dan tevens genaderd tot een slot-
beschouwing van de huidige constellatie van de
1
maxkt
– 7)
Of over het algenieen vaste goederen/als geschikt beleggings-
materiaal voor levensverzekeringmaatschappjjen, spaarbanken,
pensioenfondsen e.d. mogen worden beschouwd, wordt door velen
betwijfeld. Vgl. Sytsma: ,,De beleggingen van de levensverzekering-.
maatschappijen”, blz. 30; Buniug: ,,De beleggingen der bijzondere
spaarbanken in Nederland’, blz. 163
Cv.
in gebouwde eigedommen. Id . den aaivng van
‘
dit
artikel signaleerden wij ieeds het verschijnsel, dat ten-
gevolge van de prijsstijgiigen êen groot deel van het,
huizenbezit’huiten het bereik van de koo,pkrahtige vraag
is komen te liggen. De rendementsbasis, iaarop de prijzen-
bureaux ‘de maximum-prijzen v’oor dionderpanden vbst-
stellen, blijkt, mede dooi’ de toelaatbare verhoogingen
van somtijds 25%, vergeleken bij. de prijzen van 9 Mei
1940, zoodanig te liggen, dat uit zuiver beleggingsoogpunt
de aankoop van gebouwde eigendommen Onaantrekkelijk
is geworden:Dit verlclbart liet feit, dat hijv. de insti-
tutioneele beleggers als kdopers van ‘onroerende goederen’
practisch niet meer an de markt zijn.
Andrzijds is het oprnerkelijk,, dat, ondanks de weinig
gunstige rendementsberekningen; goede woonhuizen voor
de maximdm-prijzen vlot ,van de hand gaan. Er zijn vôôr
het tij dstip waarop de ‘piijsregeling voor onro-ende
goederen vasten vorm had aangenomen, gevallen gecon
stateerd, waarin met 2% netto-rendement genoêgen
werd genomen, en het feit, dat ook thans nog overtre-
dingen van de prijsbeheersching worden geconstateerd
,
n door den Gemachtigde voor. de prijzen worden gepu-
bliceerU, wijst er wel op, dat het publiek bereid is voor het
vaste goed prijzen te betalen, die viir uitgaan hoven
hetgeen men als redelijke belooning voor het geïnvesteerde
kapitaal zou mogen verwachten.
Door deze omstandigheid is het verklaarhaar, •dat de
regelmatige handel zich meer en meer gaat richten op de
oudere panden. De door de prijzenbureaux” aangehouden
rendemnIberekening leidt er toe, dat het waarde-
verschil tusschen nieuwe en ouderè’ panden min of meer
oll liet tweede plan geraakt, en aangezien handel in eenig
goed in het meer’encleel ian de gevallen nu êenmaal plaats.
vindt, wanneer een ‘voordeelig verschil tusschen -adn- en
verkoop kkn worden gemaakt, is het duidelijk, dat slechts
de oudei’e panden, die aan de markt waren voor prijzen
beneden de mâxima, goeddeel de verhandelbare objecten
vormen.
Daarnevens komt vveliswaar ook nog, wel vast goed
van jongeren datum aan de markt, doch veelal vloeien
de daaruit 6ntstane verkoopen voort uit liquidaties, bijv.
van nalatenschappen; in die gevallen komt de loting
nog een ernstig woord medespreken, wanneer het er om
gaat, wie de gelukkige, eigenaar zal worden.
De vraag mag worden gestel.waaraan de willige
markt voor het tonroeren&p goed moet worden toege-
schreven. Het vooi’ de hand liggende antwoord zou zijn, dat zich hier hetzelfde verschijnseï zou dordo&n als dat,
hetwelk op de aahdeelenmarkt wordt waargenomen. In
tijden van groote politieke «beroering is nu, eenmaal de
vraa’g naar,,,Sachwerte” bijzonder groot en het kan niet
worden ontkend, dat een huis stnrk op de verbeelding
werkt, wanneer de waardevastheid in het geding komt.
Daarnaast kan men cle redenring aantr
ç
ffed dat de
gestgen bouwkostn in de eel’stkomende jaren, zelfs
na den oerlog, niet
1
tot een zoodanig niveau zullen terug-
vallen, dat de aanbouw van nieuwe panden op ‘dezelfde
basis zou kunnen plaats vinden als dit vôérdien liet geval
was
8
)..
Weliswaar kan .onmiddellijk als tegenargument
worden aangevoerd, dat maatregelen als het ,,Huurprijs-
besiüit’ voorliopig wel zullen blijven’bestaan, doch men
laat zich hierdoor niet ontmoedigen en b)ijft vah meening,
dat ee verhooging vah huren niet steeds zal kunnen
uitblijven. Eenige aanwijzing hiervoor zou zelfs kunnen
worden gevonden in de huurprijzen van nit 9 Mei 1940
gebouwde woningen. In wezen hebben wij hier echter
en nader beredeneerden vorm van de vlucht in de goe-‘
deren.
Het moet wel zeer worden’betwijfeld, of .de tijd de aan-
‘)
Naast een
stijging
van de arbeidsloonen van de bouvakarbei-‘
ilers, tengevolge van ‘het invoeren van mnimuin-loonen en ver-
hooging der’uurloonen, moet vooial worden gewezen op een scherpe
prijsstijging der
–
materialen. Volgens de Vereeniging van handelaren –
in bouwmaterialen bedroeg deze stijging op 15 April 1942 in. verge-
lijking met 15 September 1939,niet minder dan 68.17 %.
10 Maart 1943
CONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11
• hangers van deze overwègingen in het gelijk zal stellen.
Het lijkt .einig aannehelijk, dat, wanneer ná den oorlôg
op groote schaal-zal worden gebouwd, en laten wij nu
eens aannemen tegen belangrijk hoogere prijzen, de
alsdan ontstane dispariteit tusschen nieuw en oud bpzit
zonder meer ten goède zal komen aan de bezitters van
v66i’oorlogsche panden. De maatregelen tot nivelleering
van de bffers, die de bevolking voor ,de ooriogsjaren zal
hebben te. dragen, liggen te zer voor de hand dan dat
de lregeefingsinstanties een zoo belangrijk gedeelte van
ons nationaal vermogen ongeipoeid zouden laten. Uiber-aard is hierdmtrent met zekerheid zeer weinig te zeggen,
maar de ,,Hauszinssteuer”, die tot voor kort in Duitsch-
land w4d opgebracht en die het vorige jaar na kapita-
lisatie werd afgeschaft, is een voorbeeld van een methode,
•
,waarop het oude bezit in het kadr van de nieuwe eoo-nomische omstndighéden kan worden geplaatst
9).
Maar dit alles neemt niet weg, dt de vraag naar vast
goed blijft bestaan en slechts ten deele bevediging vindt
in de onderhandsche verkoopen eii op de veilingen. Lang
–
zamerhand zijn de minder gunbtige objecten, die bijv.
ter voorkoming van hypotheekveNiezen destijds waren ing&rocht, uit de heleggiqgsportefeujlles van de groote
b€leggende instellingen verdwenen. De bezitters •van
moderne panden toonen weinig, geneigdheid dit bezit
van de hand te doen en de markt bepaali zich meer en
meer tot bijzonders gevallen.
Na de geweldige ,,hausse”, die zich op de markt in
onroerende goederen in de eerste twee oorlogsjaren heeft
vodrgedaan, is zij in rustiger wateren aangeland. Ver-
wacht mag worden, dat, zoolang de oorlogstoestand aan-houdf en de nieuwbouw vrijwel onmogelijk is geworden,
deze toestand, behoudens bijzondere maatregelen Ivan
overheidswege, zal blijven voortduren, doch nadien zal
en nieuw stuk geschiedenis van de woningmarkt aan-
vangen. –
P. STEINZ.
)
In Pruisen bedroeg deze beiasting gedurende een aantal jaren
niet minder dan 40% van de huuropbrengst. Daarboven
kwfm
nog
15..
%
voor grondbelasting.
.4
EEN MARKTANALYSE VAN HET MARKT
–
ANALYTISCH HANDBOEK VOOR
NEDERLANDi:
Nu overwogen wordt, in hoeverre het wenschelijk en
mogelijk zou zijn eerlang over e gaan tot de uitgave van
een nieuw marktanalytisch handboek, lijkt het dienstig de
ervaringen, opgedaan met het in 1937 uitgegeven ,,Markt-
analyti’sch Hhndboek..’oor Nederlaiid” in een marktonder-
zoek vast.te leggen. De vragen, die zich daarbij voordoen,.
zijn o.a. de volgende: wie waren de koopers van het Markt-
analytisch Handboek? Welke waren de motieven op
grond waarvan tt aanschaffing werd overgegaan? Hoe
luidt het oordeel der gebruikers over den inhoud? Welke zijn de wenschen ten aanzieh van een eventueele nieuwe
uitgave? Een volledige beantwoording van deze vragen
vereischt eèn uitvo.erige enquête. Alleen de eerste vraag
zal hier beantwoord worden, omdat daaivoor gebruik kon
worden gemaakt van het adressenmateriaal der koopers,
waarover het Centraal Bureau voor de Statistiek beschikt.
Over de andere vragen kunnen alleen eenige algemeene
opmerkingen worden gemaakt.
Enkele feiten betreffende samenstelling en inhoul van
het ,,Marktanalytisch Handboek voor Nederland” mogen
hier irÇ het kort wojden ger’lèveerd. Het Hanboek was
ontworpen dobr de Bedrijfsstudiegroep voor i1aiktanalyse
en Conjunctuuronderzoek (Voorzitter Prof. Th. Limparg
Jr.) van het Nederlandsch Instituut voor Efficiency. De
samenstelling gesiiedde in nauwe samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek, uit welks publicaties de verschillende statistische gegevens werdeh gëput. De
gegevens, *elke in het Marktanalytisch Handboek werden
opgenomen;, zijn in vijl hoofdstukken ondergebracht, ni.:
T. Algemeene consumentenmarkt (bevolking inkomens
en verniogensverdeeling, besteding .van het inkomen).
Distributiebedrijf (winkelbedrijf, groot- en tussschen-
handel).
Industrieele markt (vestigingsplaat der industrie).
Agrarische markt (grondgebruik, bouwland, grasland,
tuingrond, glascultuui). •
Overige gegevens (woningen en motorrijtuigen, gas,
eletriciteït, telefoon, radio; speciale gegevens, enz.).
Bij cle beoordeeling van het adre’ssenmateriaal dient
met den invloed van reclamecampagnes rekening te worden
gehôuden. Sedert de verschijning van het Marktanalytisch Handboek in Januari 1937 zijn daarvan 1.385 exemplaren
verkocht, twijl een klein aantal’ exemplaren gratis zijn
.verspreid onder de betrokkemi ambtelijke instantiesen in-
stelliiigen, die medewerking ver]eenden bij de samenstel-
ling. De oorspronkelijke oplage is thans bijfla gehee,I uit-
verkocht. Onmiddellijk na de verschijning in 1937 werden
eén groot aantal reclamecirculaires verzdnden, waarvoor
gebruik werd gemaakt van de naamlijsten der abonné’s op economisch-statistische jubiicaties vân het Centraal
Bureau voor de Statistiek, ïndustrieele ondernemingen met
meer dan en bepaald aantal werklieden, handelsonder
nemingen, ingenieurs, doctorandi in deeconomische weten-
schappen, accountants, adviesbureau’s, enz. 1-let is uiter-
aard niet bekend, in hoeverre deze uitzending van reclame-
circu1’aires
•
den afzet van liet Handboek ondem bepaalde
groeen in bijzonder sterke mate zou hebben gestimuleerd.
Daar thans zes jaren verstreken zijn sedert het verschijnen
– van het IIandbdek, na de eerstë zeer uitgebreide reclame-
campagna geenerlei reclame meer werd gemaakt, alle be-
trokken kringen met het bestaan ervan zeker vrij soedig
bekend zijn geworden en de oplage nog niet geheel is uit-
verkocht, lijkt het verantwoord om aan te nemen, dat het
âanwezige adressenmateriaal een tamalijk betrouwbaar
beeld geeft van de markt voor het Marktanalytisch 1and’
boek in den vorm, waarin het destijds werd gepubliceerd.
Een bijzondere omstandigheid, waarmee rekéning moet
worden gehouden, is deze, dt onmiddellijk na dè verschij-
ning er misschieii een aantal koopers zullen zijn qeweést,
die uit onbejcendheid met de bedoéling en den inhoud van
een dergelijk’ Hapdboek, ‘dit zullen hebben aangeschaft op
grond van onjuiste overwegingen, bijv. omdat nen meende
er gegevens in te zullen aantreffen (o.a. adressen), die het
Marktanalytisch Handboek niet bevat. Daar de prijs van
hej Handboekzeer laag was gesteld, ni. f 4,—, is het voorts
niet onvarschijnlijk, dat een aantal aankoopen hebben
plaats gevonden, waarbij de koojer zich er tevoren niet
nauwkeurig rekenschap van had gegeven, of áanschaff.ing
voor hem inderdaad van nut zou kunnen zijn.
Voor het onderzoek van den omvang van he.markt i
het aanwezige adressenmateriaal onderscheiden naar geo-
grafische gebieden en naar de voornaamste categorieën
van afnemers: De egevens zijn opgenomen in bijgaaqde
tabel.
Geogiafische indeeling an de markt. –
Uit.de tabel blijkt, dat het Maikta’nalytisch Handboek
vooral in de drie groote steden zeerveel is verkocht, nl.
meer dan 50 %,van den totalen afzet. In Amsterdam allécn.
werden bijna 30 % van.alle exemplaren verkocht. Voorâl
de gropen IV (Ondërnemingen), V, (Accountants, enz.)
en VI (Boekhandel, enz.) zijn hier zeer sterk s-ertegen-
woordigd. Merkwaardig is, dat de afzet in Rotterdam zoo-
veel ten achter blijft bij die in’.msterdam. In ‘s-Graven-
hage zijn veel exemplaren verkocht aan Oveiheidsinstan-
ties en aan de bureau’s van organisaties uit het bedrijfs-
leven. De directe verkoop aan den oekhandel is vooral
in Amsterdam enDen Haag belangrijk geweest. l)e uit-
eindelijke afnemers vndd via den boekhandel verkochte
t
‘t
‘-
1
—
•
1
•
.
132
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1943
.1
Gegevens over de aantallen
verkochte
exenplaren van het
,,Marktana1ijtisch Handboek”.
55
6
00
–
–
Z(b
00
00
-o
e
I.
Overheidsinstellingen.
1. Departementen,
Rijkshreau
(Semi-) Rijks-
.
..
.
diensten
…………………………..
.
2
20
1 1
–
3′
1
-.
”
2
30
–
3
..
–
–
4
– –
7
3. Gem. en prov. diensten (excl. Gas, Water en El.)
8
3
4
–
1
2
1
–
1
20
2.
Staatsbedrijven
………….. …………..
…
–
.
2
2
2
5
5
12
6
i
46
4.’ Gem. en prov. besturen
……………..
…..
..
5. Gem. en prov. Gas, Water en E1.bedr
1
1
1
3
1
–
7
3
1.
–
18
11
29
8 6
7
17
21
7
15
121
.1
Totaal
………………………
..
II.
Onderrvijsinstellingen
.
.
.4
–
–
1
–
3
1
–
–
9
6.
Onderwijsinstellingen
………………..
..
7.
Hoogleeraren
……… …… ………….
..-
1
2
3
12
4
1
1
III. Orgarisaties in het
belang
P.
h.
bedrijfsleven.
4
3
1
2
6
ii
1
28
9Econ.-tochncil.Instituten
………….,
-,
–
.
2
1
—
3
II.
Totaal
……………………
..
7
13
1
21
11 5
–
3
5
1
-.
—
/
2
27
12. Landbouwver.,-coöp. en -veilingen
–
1
1
1 1
1
l
9
8.
Kâmers van Koophandel
…………….
..
Ondernemersorganisaties
…………….
..
Werknemersorganisaties
……………….
..
13.
Div. org
. i. h. belang v. h. bedrijfsleven
–
1
1
1
–
.
.
3
22
23
6 5
4
1
10
15
1.
5
91
III
Totaal
…………
…………
.
fT
Qnderhe.ningen,.
14.
lpdustriele ondernemingeu
…………..
51
20
32
5
22
57
54
31
74)
346
89
21
43
10
10
21
’28
10
19
‘246
16.
N:v.’s
en firma’s, niet nader te splitsen
15
3
6
1′
–
.
2 6
1 1
35
15.
Iandelsondernemingen
………………
.
17. Verzekeringsmijen en pensioenfondsen
. . .
5 9
5
‘2
2
L..
1
3
i
–
1
18
18. Banken,
hypotheek- en spaarbanken
*19.
$erkeei-
…………………………..
.
.
5
2
3
5
1 1
–
1
–
1
.
3
2
1
2
1
21
–
18
–
.T
.
81
–
681
V.
Iccouuants,
reclamebur.,
idgenieurs, advocaten
en
prociaeurs.
20.
Accountants en -kantoren
……………..
26
4
7
2
–
2
.
4
5
1
56
Iy
Totaal
…………………..
….
21. Economen, adviesbureau’s voor marktanal.,
bedrijfsorganisaties enz.
………………..
5
1
2
1
t
.
2
–
–
1
i2
1.2
4
.
–
2
1 1
2.
3
–
1
2
–
–
1
2
-.
3
18
16
.
22.
Reclame- en advertentiebureau’c
………..
2
1
–
–
–
—-
2
—
-,
–
V
Totaal
.
–
–
49
8
11
1
8
7
.9
4′
107
VI.
Boekh.,
uitgebers,
bibl., ‘tijdschriften.
.
23.
Ingeni
,
eurs
…………………………..
25.
Boekhnde’ls- en uitgeversmijen …………
.101
87
.
8 8
1
6
5
-2
1
219
24.
Advocaten en pi’ocireurs
………………
26.
Bibliotheken en leeszalen………………..
1
3
2
1
2
4
4
3
.1
21
2
–
1
4
–
2
–
3
2
2
16
27.
Tijdschriften
……………………………
104
91
14
9
5
fo
12
7 4
1
250
VI
Totaal
……………………..
VII.
iversc groepen
–
.
–
28.
Consulâ4en en hndlsattachés
………….
4
6
3
– – –
–
13
29.
Ziekenhuizen
………………………….-
–
–
1
– –
1
1
1
–
4
30. Div. -vereenigingen en stichtingen
………..
4
.
6
–
1
.1
–
–
–
12
16
21
S
2
5
10
11
14
17
104
31.
Particulitiren enz ………….
,
…………
VII
Totaal
………………….24
33
[
12
2
6
12
12
15
171
133
Tctaal Binneland
1-Vu
141f
49 58
147
,157
84
140
T
1401
VIII.
Buitenland.
.
,
.
26
–
.
Totaal.
1-Vul
11427
Toelichting:
Ad.
1 w.o iandbouwvoorliéhtingsdiensten, arbeidsbureau’s, enz. Ad.
6
wo.
particuliere instellingen voor onderwijs
in ban-
delswetenscbappen, enz.
Ad.
16
betreft
NV’s,
waarvan de
aard
van het bedrijf
niet nader bekend
is.
Ad.
30
wo.
verçenigingen
op
het gebied van volksgezondheid en volkshuisvesting, enz. Ad.
31
wo. 2
artsen en
2
architecten en voorts een groot aantal
personen,
waarvan het beroep of bedrijf niçt bekend
is.
–
10 Maart 1943
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
,
..
133
exemplaren zijn niet bekend, hetgeen uiteraard een he-
zwçiar is van de indeeling.
Irtdeelzng der afneîners in categol’Leën
De groepen IV Öndernemingen) enV (Accountants, enz.)
vormen de categorieën van afnemers, waarvan aan te ne-
men is, dat zij het 11andboekinderdaad kunnen hebben
aangeschaft voor doeleinden van markt&iderzoek. ‘Zij ver-
tegerivoordigen tezamen rond 50 % van den totalen afzet.
liet is onderti’jsschen zeer goed, mogelijk, dat eèn aantal
van deze koopers het Handboek nimmer gebruikt zullen hebben voor het eigenlijke marktonderzoek, maar alleen’
als algemeen statistisnh naslagwerk. Ditzelfde zal in de
meeste gevallen, die tot de groepen 1, II, III, VI en VII
behooren, moeten worden aangenomen. Er zijn vele in-
stellingen en personén, die in beginsel alle belangrijke
‘economisch-statistische ‘publicaties plegen aan te schaf
;
fen. Debeteekenis van het vIarktana]ytisch Flandboek als
algemeen statistisch naslagwerk moet stellig hoog worden
aangeslagen. liet bevatte in een beknbpt formaat een schat
van gegevens, dio uit andere publicaties niet zoo snel en
gemakkelijk zijn te putten. Gewezen kan hier bijv. worden
up (le in het llandhoek opgenomen gegevens van de Be-
(lI’ijfstetling 1930, waarvoor in liet bedrijfsleven kroote
bdlangstelling bestond.Het Handboek voorzag hier in een behoefte, omdat de oorspronkelijke publicaties over deze
telling zich minder goed leenen voor gebruik-door ]eeken.
l
–
io’ewel over de opmerlcingen en wenschen van. de ge-
bruikei’s alleen een enquête een ‘algeheel overzicht zou
kunnen vei’schaffen, heeft mên uit de ontvangen corres-
ponden’tie, besprekingen in studiegroepen, contact met
tatitici uit het bedrijfsleven, enz., toelf wel enkele alge-
meene indrukken kunnen verkrijgen. Een eisch, waarover ue1 niet gediscussieerd behoeft te worden, is deze, dat de
in het Ifandboek op te nemen gegevens zoo recent mogelijk
dienen te zijn. Reeds bij het verschijnén van het Marktana-
lytisch Handboek werd het bezwaar gevoeld, dat verschil-
‘lende gegevens van de Bedrijfstelhing, in mindere mate ook
die van de Voikstelling van de Statisl.ieken der Huishoud-
rekeningen en van andere bronnen. als eenigermate ver-
ouderd moesten worden béSchouwd. liet behoeft geen be-
toog,, dat deze bezwaren thans zee’r ernstig zijn geworden.
•
Doordat al gévolg van de huitengewonë tij.dsomstandig-
heden de Bedrijfs- en Volkstelling 1940 voor onbepa’alden
tijd moest worderi altgesteld, bestaat ook weinig uitzicht,
dat cie belangrijke gegevens, die bij dergelijke tellingen
worden verkregen, binnen afzienbaren tijd beschikbaar
zullén komen. Het lijkt piet onwaarschijnlijk, dat men zal
trachtm langs anderen weg, bij v. doorhet inschakelen van de
bedrijforganis.ties, gegevens uit de j aarlijksche productie-
statistieken, belastiggegevens, gegevens van de sociale’
verzekering en dergelijke bronnen eenigermate te voorzieff
in het gemis aan de. gegeven,’ die de tienjaarlijksche be-
drijfstehling had kunnen versch affen. Volledige gegeveiis
zullen laiigs dergelijke omwegen waarschijnlijk niet kunnen
wôrden verkregen. De statistisch-technische en statistisch-
organisatorische lroblemen vn een dergelijke werkwijze
ijn bovendien zoo groot, dat, zij in, vele gevallen stellig
onoverkomelijk zullen blijke’n te zijn. Men zal dan moeten
wachten tot t.z.t..de bedoelde algemeene tellingen wellicht
veer plaats zullen kunnen vinden.
Een groot aantal vragen van de gebruikers van hetMarkt-
analytisch Handboek komen neer op méér gegevens en meer
uitgèbreide detailleeringen. Bij overweging van.dergelijke
desiderata zal steeds nagegaan moeten worden, hoe groot
het aantal afnemers
is,
wier belangen daarmee gediend
worden. Liet is dedkbaar, dat het Marktanalytish Haiid-
boek vom’dt uitgebouwd tot een zeer uitvoerig
regionaal-
statistisch
handboek, dat dan losbladig zou moeten zijn en
uit een serie van afleveringen zou kunnen bestaan, oride”-
scheider naar dlerse onderwerpen. De gebruikers zouden
zich dan op die series kunnen abonneeren, die voor hen van
t-
belan zijn. Door invoering:vart een systeem van.regelmatig
verschijnénde aflvei’inger kan bovendien bereikt worden,
dat de afnemers steeds over de meest recente gegevens
beschikken. De methode is echter zeer kotbaar en de vraag
kan gesteld worden, of de Nederlandsche markt wel groot
genoeg is
6n
‘een dergelijk grootsch opgezet projeçt op
rendabele wijze te kunnen exploiteeren.
–
Dr. J. B. D. DERKSEN..
4
–
AANTEËKENINGEN.
DE MAATREGELEN JNZAKE EN EEURSHANDEL.
Sedert ons land op 10 Mei 1940 in den oorlog werd be –
trokken is, hetzij van overheidswege, hetzij door het
beursbestuur, een groot aantal ‘maatregelen gètrÔffn, die den- handel ter effectenbeurze op veelal zeer ingrijpende
wijze hebben beïnvloed. De voornaamste dier maatregelen
sommen wij aan hèt slQt van deze beschouwing in chrono- –
logische volgorde op. Zij zijn in groote trekken te verdeelen
in de volgende categorieën:
Maatregelen,die beoogden ontwrichting van de betirs
dooi’ ongebreidelde koersdaling cmi – als gevolg daarvan
geforceei’de hiquidaties te verhinderen.
lIet verwijderen uit het dagehijksche beursverkeer
van bepaalde-categorieën fondsen, waarin de handel geacht
woi’dt onder de heerschende omstandigheden geen ecoio-
roische functie’ te vervullen.
3 Maatregelen gericht tegen de baisse-speculatie.
4. Maatregelen gericht ‘tegen de stijging van liet aan-
deelen-koerspeil.
Ad.j.
Onder deze groep valt in de eerste plaats de sliiting
van de beurs op 10 Mei 1940, welke sluiting tot en met
Zaterdag 13 Juli1940 van kracht bleef. 1-let uitbreken van
een oorlog pleegt te leideim -tot ing’ijpende wijzigingen in de
financieele situatie, in de verhoudingen op geld- en kapi-
taalmarkt; het treffen van maatregelen, die ontwriching
van de beurs moeten verhinderen, is dus alleszins logisch.
Beurssluiting is in zulk een geval te beschouwen als .eén
overgangsmaatregel in afwachting van, voorschriften, die
in d,e eerste plaats geforceerde hiquidaties met het daaraan
inhaerente lawi.ne-a’chtige verloop moeten’vermijden. Toen
die maatregelen in dep vorm van deBeursvoorschriften
1940 waren voorbereid, kon op 15 Juli tot heropening van
de beurs worden overgegaan. Blokkade der beuivoor-
schotten en contrôle op de koersvorming vormi’len de voor-
namste peilers van deze regeling. Al spoedig bleek,.dat
in vrij snel tempo het normale beurverkeer lon worden
hersteld; het aantal fondsen, tot de dagelijksche noteering
toegelaten, wies snel en daarmee kromp de beteekenis van
de onderpandskbersen
‘m.
Van de zgn. ,,lange blokkade” werd slechts op bescheiden schaal gebruik gemaajct. De betrekkelijk geringe omvang van de beursvodm’schotten
(zulks in tegenstelling bijv. met de situatie hier te lande in
Augustus 1914) was ongetwijfeld in dit verband een factor
van beteekenis. –
De tweede keér, dat maatregelen werden, genomen, die
moesten vrhinderen, dat een ontwrichting van het. beurs-
verkeer door overhaaste liquidatie zou plaats vinden, was
op 8 December 1941, de eerste beursdag tia het uitbi-eken.
van den oorlog, in het Verre Oosten. peze voorschriften
waren heel, wat minder ingr.ijpend.,dan in 1940. De beurs
bleef geopend, van blokkade van beursvoorschotten vas
geen ‘sprake. Slechts werd bepaald, dat geen tape-notberin-
gen zouden.mogen worden gemaakt,roor elk fonds kon
slechts één noteering tot stand komen, en die motht niet
meer dan 5 % van de effectieve waarde éfwijken van den
vorigen koers. Reeds op aDecember werd die maatregel ver-
zacht in dier voege, dat tijdvhknoteeri’ngen weer werden
toëgestaan voor staatsleeningen en vooraandeelen van in-
dustrieele ondem’nemingen. ,De nieuw ontstane situatie had
immers — waar toch reeds de verbinding tusschen de deelen
van het Rijk al geruimen tijd was verbroken — in de –
S
S.-‘.
‘Q
.
1
•:’•,•
I
I
134
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 Maart 1943
eerste plaats betrekking op aandeelen in ondernemingen,
die in Nederlandsch-Indië en elders overzee hun terrein
van wçrkzaamheid hadden.
Floewel naar den aard een belangrijke koersdaling ir
Indische fondsen intrad, was er geen sprake van ontwrich-‘
ing, mede omdat de beteekenis van de voorschotten op /
fondsenonderpand, in 1940 reeds betrekkelijk gering,, nog
meer was gedenken, ook al doordat ,tusohen Juli 1940 en
December 1941 een geleidelijke verplaatsing van aandeélen-
bezit had
(
Plaats gevonden uit portefeuilles, met geleend
geld gefinancierd, naar zulke met beschikbare middelen
betaald. Reeds op 16 December konden dan
w
pok alle be-
perkende maatregelen worden opgeheven. Weliswaar
volgde op 8 Januari het voorechrift, dat pci medio Februari
Indische’fondsen moesten zijn verwijderd uit het onder-
pand van geldleeningen, maar die maatregel had een geheel
andr doel; hij beteekende immers juist het uitlokken van
geforceerçle liquidaties.
/ Ad. 2. Van de heropening van de beurs tot 1 Juli 1941
heeft de handel in certificaten van Amerikaansche andee-
len; evenals voor den oorlog, een vrij belangrijke plaats
ingenomen in onzen beurshandel. Wanneer. men, het’als
e3n economische functie van het beursverkeer beschouwt
om de kapitaalmarkt te doen functionneeren en besparingen
te leiden riaai de gwenschte bestemmingen, dan kan wor-
derr gesteld, dat, zoodra nieuwe
iovesteering
in bepaalde
objecten niet meer mogelijk is, de economische functie
van den heursbandel verwalt althans zeer belangrijic in-
krimpt, omdat zij immers hogstens nog kan leiden t6t
spaarderssubstitutie.
Als gevolg van de deviezenvoorschriften was nieuwe
bel3gging in Amerikaansche waarden ‘niet meer moge
lijk, en. dieûovereenkomstig bbschouwde men den handel
in ,,Amerikaantjes” als on,der reëele functie in de gestie
van de Idipitaalmarkt. Met ingâng van 1 Juli werd de
handel in certificaten van Arnerikaansche aandeeln ver-
boden. Sinsdien konden deze fondsen bog slechts met
vergunning van het Deviezeninstituut worden verkocht,
echter buiten het officieele beursverkeer. De overgang-
periode itusschen.1 Mei, toen de desbetreffende Beursvoor-
schriften 1941 w’erden afgekondigd, en het tijdstip van stop
–
ztting van den beurshandel in deze wgarden was bestémd
om de geidgevers, die voorschotten ,haddcn verstrekt op
die fondsen, gelegenheid te even deze posities te liqui-
deeren: ‘
Ad. 3. Voral ra het uitbreken van den oorlog in het
Verre Oosten waren ter beurze, zeer omvangrijke baise-
posities oqtstaan in aandeelen van överzee werkende on-
drnemingen als Koninklijke Petroleum, H.V.A., Amster-
dam Rubber, terîijl ook’ iii enkele andere waarden als
bijv. Unilever omvangrijke con tramine- posities ,varen ontstaan. Men beschouwde die onafgewikkeIde ‘posten,
vooral toen de markt een stijgende tendens aan den dag
legde, als een gevaar voor de gezonde verhoudingen op dé
marktl Daarom werd in Juni 1942 een maatregel uitge-
vaardigd, die ‘de bedoeling had de baise-speculate te
bep?rken. Voorge 3chreven werd; dat levering yan verkoch te
aandeelen steeds l3innen vier dagen moest plaats vinden
en dat, bij gebreke daarvan, de kopper verplicht was de
positie bij,de ledrijfsgroep Effectenhaudel aan te melden,
welke aanmeldingls een klacht wegens nietevering zou
‘worden beschouwd. Voorts werd.bepaald, dat van het uit-
leenen van aandeelen ook aangiftvan de Vereeniging voor
den Effectenhandel,moest geschieden.
Erg groot is liet effect van dezen maatregel niet ge-
weest. Weliswaai’ zijn wellicht niet veel nieuwe haisSe:
transacties aangegaan, maar de omvang dertoen reeds
bestaande leenposten is niet veel vrminderd, en nog steeds
vormt ‘het bestaar daarvan ccii probleem voor de beurs’,
dat te eeniger tijd nog wel aanle,ding tot veidere voor-
schriften zal geven ter hescheriping van hen, ‘die fondsen, hebben uitgeleend.
Ad. 4. Verreweg de belangrijkste bèteekenis onder de
verschillende ‘opgesomde categorieën beursmaatregelen
hebben langzamerhand dié voorschriften gekregen, die zich
richten tegen de algemeene stijging van het koerspeil der
aandeelen. De stïjd tegènde, aandeelerihausse i, zooals
bekend, ook te Berlijn één dér voOrnaamste bronnen van
beursreglementeering ge(orden, terwijl ook verschillende
andere beurzen in,Europa niet dat euvel te kampen hebben,
waarbij elk p verschillende wijze naar een oplossing heeft
gezocht. .
De oorzëken, die hier en eldeis hebben geleid tot een voortdurende – zij het af en toe door reacties, soms zelfs’
scherpe reacties, onderbroken – koersstijgiig der aan-
deelen, zijn velerlei. Nu eens o,vérhe’erschte het ééne mo-
tief, dan het andere. Soms wase angst voor waardedaling
van de munt (waarbij men soms ifi de eerste plaats dacht
aan de externe muntwaarde, dan weer aan de interne, en
soms aan een cÖmbinatie van beide) het voornaamste mo
tief. Bij tijden leidde die overweging tot een ‘verschuiving
.tusschen. obligatie- en aandeelenmarkt, in dier voege, dat
obligatiën werden gespuid en,aandeelen gekocht. Veelal
echter was het uitsluitend nieuw bespaard kapitaal, dat
onder andere omstandigheden wellicht emplooi op de obli-
gatiemarkt zou hebben gezocht, doch nu belegging in
– aarideelen prefereerde. Maar ook afgezien daarvan, was
er spaarkapitaal, dat, volkomei’m los van monetaire over-
wegingen, normaliter voor uitzetting op de aandeelen-
markt bestemd was, en dat, als gevolg van de uitermate ge-
ringe behoefte van het bedrijfsleven aan kapitaal slechts
• aanbod kon uitlokken van de zijde van de houders vao
bestaande aandeelen dooi’ .opvoering van het koersp9il.
Op dé aandeelenmarkt ontstond een schaarsclitetoestand,
zooals dje bij tij’d%en wijle trduweds ook op de obligatie
markt te constateeren was. Op de aandeelenmarkt werd
de dispariteit tisschen vraag en aanbod nog, verscherpt
dooi de invoering van de inkomstenbelasting op de specu-
latiewinst, waardoor een stijging van’het koerspeil ben veel
geringere prikkel voor vei’koopers werd dan zonder die
heffing het geval zou zijn geweest.
– De ratio van de bestrijding van hooge dandeelenkoersen
en de’vraag,.in hoeverre die maatregelen verband houden
met het streven tot vermijding van prijsstijging in,het
algemeen, kunnen wij hier in het mid’den laten. De beteeke-
– nisvan de koersstijging der aa’ndeelen in monetair opzicll.t
”
is natuurlijk een geheel andere (lan die van een stijging’
van de prijzen van goederen en diensten, en de gevaren daaraan verbonden zijn zonder twijfel geringer, en veel
meer indirect. In het kader van deze beschouwing hebben
wij echter met de motieven m’iner te doen dan met het
feit van de bestrijding zelve.
De maatregelen, die in dit verband
,
werden genomen,
waren de volgende:
Op 24 Augustus werdbepaald, dat aandeelen Koninklijke,
en spheepvatfondsen uit onderpanden van geldleeningen
moesten worden verwijderd. Nadat Indische en overzeesche
waarden begin Maart een.dieptepunt hadden bereikt, had
zich nadien een scherp herstel baangebroken, waardoor
deze waarden een koerspeil bereikten, dat naar het oordeel
der autoriteiten niet meer gemotiveerd kon worden door
de feitelijke verhoudirgen en derhalve al4 hoogst speculatief
gold.
Ruim een maand later olgde de eérste maatreel, die
de geheele aandeejenmarkt betiof, t.w. de Terordenirmgen
Eerste uitvoeringsbeschikking inzake de aanmeldin’ en
inlevering van waardepapieren. Daarbij werd ieder, die
aan deelen, depôtfractiebewij zen, ‘of participatiebewij zen sedert ultirno 1941 had verworven eh nog niet werden ver-
vreemd, voorzoover die fondsen op den eersten dag dem’
maand gerekend tegen de koersen van de voorafgaahde
ultimo eOn waarde van f100000 bereikten, verplicht dat
bezit l)ij De
Nedellandsche Bank aan te melden. De
Nederlandsche Bank heeft het recht de desbeteffende
‘houdem’s te ‘erplichten, hetzij tot verkoop terbeurze, hetzij
tot inlevering tegen de koeien v,an 2 Maart. Deze aat-
S
4
S
II
10 Maart 19$
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
135
regel had dus tweeëlei bedoeling: een’rzijds te verhindereq
dat beleggers, die reeds omyangrïjke bedragen aandeelen
hadden gekocht, maar nog niet de f 100.000-grens bereikt
hadden, verder zuden gaan met’hun ankoopen; ander-
zijds het op de markt beschikbare materiaal aan te vullen uit de portefeuilles van’hen, die in het laatte jaar op groo-
‘te schaal kochten. Tns1otte hield de maatregel in, dat,
wanneer het koeispeil verder opliep, automatisch houders
van fondsen,die tot op een gegeven moment vrij waren van
den aanmeldingsplicht, daaronder vielen, zoodat bij stijging
van het niveau het aanbod ook kon toenemen.
Vervolgens werd op 9 November de tape-noteering in
aandeelen verboden en werd èen maximum-koersécart van
3
%
effectief vastestè1d.
ReSds
den volgenden ag eChter
weil dit voorschrift verscherpt en werd de koers van9 No-
vember als
•
stopkoers vastgelegd. Weer drie dagen later
werden de genoemde maatregelen al weer ingetiokken,
doch zij bleven van kracht voor Indische fon’sen, Koninlk-
lijk€ en scheepvaartwaarden, dus voor al die fondsen-
soorten, die in Januari en. Augustus uit de beleeningen
waren verwijdérd.
Op 5 Februari volgde de a’erlaging van de ,,aanmeldings-
grens” tot f 50.000.
Tenslotte kwam op 3Maart jl. de meestingrijpende maat-
regel van alle tot stand, t.w. de uitvaardiging vdri een
koerstop op basis van het koerspeil van 2 Maart voor alle
aandeeln, preferente aandeelen, ‘depôtfractiebe’v’ijzen,
,particiatiebewijzen, winstbe.wij zen, oprichtersbewijzen
e.d., onafhankelijk van de vraag, of zij al dan niet officieel
zijn genoteerd, .alsmedè voor certificaten 1,n Amerikaan-
sche aandeelen..
liet effect van alle aan de. laatste voorafgaande maat-
regelen is over het algemeen gering geweest en in geen geval
duuram. Uit nevenstaand staatje, waarin de koersen
van’edn,antal inheemsche industrieele aandeelen en een
drietal overzeesche waardei zijn vermeld op,data telkens
oorafgaarde aan en volgende op maatregelen, die hier.:
boven werden omschreven, terwijl ter vergelijking dezgn.
,onderpandskoersen” (na herkaitalisatie omgerekend)
werdeb vermeld, olgt duidelijk, dat weliswaar soms tijde-
lijk eenigen invloed was te constateeren, maar de bewegihg
op den 15,ogen dui.ir van het koersverloop is toch• steeds
pwaarts gericht, geweest. Behklvnatuu,rlijk voor de In
dische fondsen, waarvpor reeds sidds 10 November de koers-
stop geldt.
De- omvang.vaR-denbei”ggingsdrang-in verhouding ‘tot
het aanbod, dat om bovengeschetste redenen gering is,
trouwens niet anders dn een, langzame stijgihg van
het koerspeil teweegbrengen. De jongste maatregel nu-is bedoeld om te vermijden, dat de schaarschtepositieop de
aandeelenmarkt op dè kôersen kan uitwerken:
liet gevolg van de recente voorschriften voor den beurs-
handel moet nog worden afgewacht. In de eerste op de
• afkondiging volgende dagen ‘was weliswaar de
ofhz’et
be
langrijk teruggeloopen, maar de
handel
was toch nog
redeJijk’en vei’scheicene
fQIçISn.
),o,ȍlpn. ji,e,t, tot.noteerin
brengen In dit, opzicht is ,er een vrschil nt’het.effe,ct•
• van den koersstop voor overzeesche waarden, die bijna
onmiddellijk het i’olldige ‘stilleggen vn en handel t9t
gevolg had. Het is natuurlijk denkbaar, dat gpecülatieve
houders, mi de mogelijkheid ,Van k’o’r5WinSt voralsnog
verdwenen is, tdt liquidatie zijn oveigegaan. klaaispodig
al’die factor zijtl uitgewerkt, en waniieer men ‘zich spieelt
aan ht voorbeeld van Berlijn, wâar.’de koél’sstop nu al
geruimen tijd geldt, dan ligt de verwachting voor de hand,
dat de handel binnen ‘afzienbarn tijd tot een’ minimum
zal zijn ingekrompen. Men zal dan ook ongetwijfeld maat-
regelen moeten nemen, om toch tot handel te kunnen ko-
men, wanneer het aanwezige aanbod niet aan alle vraag
kanvoldoen (op ht ter beurze geldende systeem, dat ‘rnin-
stens elke vrager één stuk toegewezen miet krijgen, wan-
neer noteering tot stand komt). Zulks in het belang ook
an den verkooper, die anders door overmaat’ van vraag
wellicht niet tot verkoop zou kunnen geraken. Eenvoudig
is het treffen van zulk een regeling niet, naar het voorbeeld
te Berlijn duidelijk heeft aangetoond. Men fnoeh waken
tegen ,,majoreeren”, moet het probleem o1ossen van het
voortdurend aangroeien van de orders, doordat nieuwe
zich op oude; onuitgevoerde, stapelen, enz. Voorloopig
heeft men te AmsterdA den indruk, dat het publiek zich
eerder onthoudt. Niet alleen het anbod, maar ook de vraag
is gering. D.e ervaring, opgedaan terzake van de stopkoérs-
regeling bij overzeesche fondsen, heeft het publiek sceptisch
gemaakt, en men is niet genigd orders op te geven, die toch
wellicht niet vorden uitg’eyoerd. Maar dat kan veranderen,
aineer eenigen tijd de omzetteii nog redelijk blijven,
zooals tot nu toe inderdaad het geval is gebleken. Voorts dient te worden afgewacht, wat het effect zal zijn van de
per 4 Maart voor het eerst v5vallen aanmelding binnen de
f 50.00Ö-grerls. Wanneer Dederlandsche Bank houers
tot verkoopter beurze zou nö5en, dan kan daaruit wéllicht
een koersdaling voortkomen,’die weer koopers iP de markt
brengt. Weliswaar zullen kort-termijn-speculaties worden
afgeschrikt door het cii LbPeken van de kans op koersavans,
maar de oyerheerschende vraag naa aandeelen kwam van
bçleggerszijde, en die kooen onafhankelijk van de kans
op koersstijging op korten termijn. Het is oek denkbaar,
dat De Nederlandsche Bank gebruik maakt van haar recht
Lot opvordering van aangemeld aarideelenmateriaal, om
aldus een ,,manipulatiefods” te vormen naar, Berlijnsch
voorbeeld, om daarmee de beurs zoo’lang mogelijk gaande
te houden.
Hieronder volgt thans een lijstje van koersen van een
aantal der voornaamste fondsen, zooals hierboven aange-
kondigd.
.
Onderp.koers
, .
I05
754 424
18
150
168
194 329
162
16Der. ’40
. . . .
1974
1244
10& 205
20,1
234,8
264+
434 269 2 Jan,
’42
. . . .
290
17.2+
159
238 250
296 238
302′
204+
16 Febr. ’42
. .
292
163+1501
243
262+
298
232
273*
153
20 Aug. ’42
. .
354
205+
156*
311
3544 3164 3914
342
223
27 Au°
‘li.2
. .
353* 215+
165+
3064
355
317 367
3414
221*
21 •sept.
’42
. .
2744
169
1554
263
3264
286
300
320 1861
30 Sept.
1
42
. .
265
162
1524
2C15
295 280
.297
302
172
7 Nov. ’42
– .
2844 1734
1554
23311
286 297
350
3394
197
9Nov.’42
..
293
180
153
2394
29411
305
3604
350
1971
4 Febr,’ ’43
..
362
.279
169
317 475
3694
–
– –
8 Febr. ’43
.
877 300
.173
339 490
372
–
–
2 Maart ’43
. .
369
2954
187
327 485 356
–
–
-‘
–
Tens’lotte volgt- -hier een lijst- van- de
–
voornaamste maatregelen, getroffen met betrekking tot het beursverkeer
sedert 9Mei 1940:
Beursmaatreelkn.
‘
,,10
Mei
1940
tot en nt Zaterdag
13Juli1940. Sluiting beurs
–
‘Heropening 15 Juli 1940 onder ,,Beursvoorschriften 1940’.
15 Nov’1940. Yaung en Dawesleeningen uit de noteering. 11 Mei 1941: ICrachtens,,Beursvoorschriften 1941″ zullen
/çert. van Amerikaansche aan deelen beschouwd worden
‘als builenl. effecten. Met ingang van1 Juli 1941 is’de
–
handehn Am
.
erika
.
ans
~
Q1iQ fondsen verboden:Cert: Am.
-‘
shares moeten uit onder.pand gelicht worden.
8 D’ec. 1941. Geen tijdvak-noteeringen me.r. Plechts één
• .noteering,”wlke”iiiet meer dan 5
%
van de, reëele
w’adrde mag éfwïjken.
9′ Dec. 1941,’ Tapenot’e’ering’ ‘9lëchts töegetaan
or
staatsleeningen en industrieele on’aernemirigen.
–
16 1Dec. 1.941′ Normale noteering hervat.’ Slechts ‘tl1ks-
;aandeelen,welke in tijdvakkeu worden genoteerd, moe-
ten naar gewone noteering worden ov.ergebracht.
‘8 Jan..1942. Indische fondsen moeten uit onderpand ge-
licht worden.
15 Juni 1942. Maatregelen tegen baisse-speculatie. Leve-
–
ring binnen 4 dagen. Premie-affaires in Lndiche’fond-
sea verboden.
24 Aug. 1942: Petroleum en scheepvaartfondsen uit on-
1
136
derpand. Premie-affaire9 voor Kon. Olie en Scheep.
yaartfondsen vetboden.
25 Sept. 1942. Aanmeldingsplicht f 100.000.
28 Sept. 1942. Voorschriften tegen den ,,zwarten handel’
in effecten.
9 Nov. 1942. Tapenoteering in pref.. en gew. aand. ver
boden. Slechts één noteering mag gemaakt worden (a)
Geen noteering zal worden toegestaan, welke meer dan
3 %
van de reëele waarde hetzij naar boven, hetzij naar
beneden afwijkt (b).
10 Nov. 1942. Wijziging sub. b. Gen noteerin zal worden
toegestaan, welke het niveau van 9 Nov. overtreft. 13 Nov. 1942. Maatregelen van 9 en 10 Nov. opgeheven
vlor alle fondsen, met uitzondering van Indische fond-
.sen, Kon, en Dordtsche Olie en seheepvaartaandeelen. 5 Febr. 1943. Aanmeldingsplicht verlaagd tot f 50.000.
3 Maart 143. Tot nader order mogen de koersen van
aandeelen, pref. aand., participatiebew., depôtfractie-
bewijzen, etc. het koerspeil van 2 Maart 1943 niet
overschrijden.
STATISTIEKEN.
DUITSOHE RIJRSBANK.
,(in miii. R.M.)
Goud
1
Renten-
Andere
wi8sel,
Data
t
en
.1
bank-
chêqucs en
1
ntngen
1
deviezen
1
scheine
sChatki8tpo pier
1
27 Febr. 1943
1
76,6
1
289,2
1
26.758,2
1
21,3
23
,,
1943
76,8
1.
37t.9
t
25.687,9
1
14,9
15
,,
1943
1
76,7
1
337,6
1
26.056,7
1
20,5
23 Aug. 1939
1
77,0
1
27,2
8.140,0
1
22,2
Data
Ef/ec-
t
Diverse
Circu-
1
Rekg.-
t
Diverse
ten
1
Activa
1
latie
Crt.
1
Passiva
27 Febr. ’43
1
49,3
1
1.989,3
1
24.266,1-
3.819,7
1
384,1
23
,,
‘4
15
,,
1
3
1
1
49,2
49,0
1
1
1.783,8
1
1.905,5
1
23.057,2
23.257,6
1
3.812,6
1
3.841,5
1
332,1
291,3
23 Aug. ’39
1
982,6
1
6.380,5
1
8.709,8
t
1.195,4
1
94,2
GEZAMENLIJKE STATEN VAN.DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSEEBA1K TE BRUSSEL.
(in miii. Francs
,4ea
‘a
.o
,
“9
0
.h
10
18 Febr. ’43
156i
i!
70.563
Ïr
11
,,
43
56.098
693
20.891
1.587
70.480
4.0i 3.95e
‘4
,,
’43
55.629
733
20.981 1.759
70.109
4.084 4.105
28 Jan. ’43
54.643
739
20.629
1.927
69.305 4.054 3.780
21
,,
’43
54.131 849
20.890
2.029
69.022
4.006
4.074
8 Mei ’40
23.606
5.394 695
1.480 29.806
–
909
10 MAART 1943
DE NEDERLANDSC}IE
BANK. ?
Verkorte balans
op
8 Maart 1943.
Activa. •Binnenl.
wissels,dbank.
t
161.000.000
promessen, enz.
bank
,,
–
Eentsch.
,,
1.000
t
161.001.000
Papier
op
het buitenland
..
f2.045.294.737.
Af: Verkocht maar voor de
bauk
nog
niet
afgeioopen
•
2.045.294.737
Beleeningen
mcl.
(Hfdbank.
t
131.043.612
1)
vootschotten in
Bijbank.,,
1.294.715
rekening-courant (Agentscb.
,,
12.916.117
op
onderpand
•
t
145.254.444
Op
effecten,
enz.
……….
t
145.17.275
1).
Op
goederen en ceelen
79.169
145.254.444
‘)
Voorschotten aan het Rijk
L ……………….
6.507.113
Munt en muntmateriaal:
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal
…………t
885.834.799
Zilveren munt, enz.
……..
..4.095.867
Belegginá van kapitaal, reserves en pensioenfonds
889.930.666
,,
60.405.3114
Gebouwen en meubelen der Bbnk
…………
4.000.000
Diverse rekeningen
……………………..
153.817.235
13.466.211.039
Pasi’a.
Kapitaal
……………………………..
20.000.000
Reservefonds
……………………………
8.050.923e
Bijzondere reserves
………………………
49.564.874
Pensioenfonds
……………………………..
13.212.136
Bankbiljetten in
omloop
.
………………..
3.244.067.320
Bankassignatien
in
omloop
…………………
.
18.248
Rek.-Courant
Van het
Rijk
f
–
saldo’s
Van anderen
,,
151.050.056
151
.0
500 56
Diverse
rekeningen
……………………..
10.247.482
13.466.211.039
Beschikbaar dekkingssaldo
………………
11.614.948.775
Minder bedrag an bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd
is
…………..
4.037.371.940
Schatkistpapier, rechtstreeks
bij
de bank onder
gebracht
…….-
…………………….
161.000.000
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Inrliê (Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad
No.
99)
…………
52.706.500
Voornaamste posten In duizenden gulddn!.
1
Gouden
Andere
.
Beschikb.
1
Dek-
Data
1
munt en
Cfw.
opeischb.
dekkings-
1
kings-
Imuntmater.
schulden saldo
t
•8 Mrt.
‘431
885.835
3.244.067
151.068
1
1.614.9491
26
1
,,
‘431
885.835
3.229.724
1
169.595
1
1.590.5091
26
22Febr. ‘431
887.449
3.162.729
1
154.632
1.627.055
1
27
6
Mei
‘Aol
1.160.282 1.158.613
1
255.183
1
607.042
1
83
1
lotaal
1
Schatkist-
Belee-
Papier.
1
Div.
Data
1
bedrag
1
prom.
op
het
1
reken.
disconto’s
t
rechtstr.
mngen
buiteni.
1
(act.)
8 Mrt.I
161.001
1
161.000
1
145.254
2.045.295
‘431
175.001
1
175.000
1
163.468
1.941.753
220.848
22Febr.’431
120.000
119.000
160.635
1.943.260
1153.818
192.923
6
1ei
‘401
9.853
1
–
1
217.726
750
150.648
DE. `TWENTSCHE BANK,NV
MAANDSTAAT OP 28 FEBRUAR!1943
S
Kas, Kassiers en Daggeldieeningen
…….
f
11.827.354,87
Nederlandsch Schatkistpapier
…….,’….
,, 274.636.925,99
Ander Overheidspapier
………………
..
6.286.076,93
Wissels
…
…
…. . …………………
,,
14.483,29
Bankiers In Binnen- en
Buitenrand
………
12.O2.126,43
Effecten
en
Syndicten
………………..
1.916.950,10
Prolongatiënen Voorschotten tegen Effecten
,,
10.503.349,61
Debiteuren
…………………………….
;
2.167.312,27
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten)
…….
,,
1.490.264,50
Gebuwen
……………………………
. 4.000.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
,,
1.415.057,43
Effecten van Aandeelhouders in Leendepôt
,,
12.975.450,-
–
f 365.261.351,42
Kaitaal . ………………..
…………..
40.000.000,-
Reserve ……………………………… ..11.000.000,-
Bouwreserve …………….
…………… ..1.500.000,-
Deposito’s op Termijn ………………… ..46.099.685,31
Crediteuren ……………………………244.688.513,62
Overloopende Saidi en Andere Rekeningen ,, 7.582.645,06
Reserve voor Verleende Pensioenen ……..,, 1.41 5.057.43
Aandeelhou4ers vöor
4
,Effecten in Leendepôt ,, 12.975.450,-
f.365.261.351,42
‘3,Terantwofdelijk voor het Red. gedeelte: Dr. M. F. J. Cool te Rotterdam; voor de dvertentes: H. A. M. Roelants te
Schiedam. Drukker en Uitgever: H. A. M, Roelants te Schiedam. Verschijnt wekelijks. Abonnementsprijs f 20.85 per jaar.
Prijs per nummer 50 cts. P 1299/3
• ‘
. –
K 2193.