AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
FA
Economisch
,
-w
Statis
‘
tische
,
Berlic
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, MJVE HEIDFI4ANCIË EN VERKEER
•
—
;.
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 24 SEPTEMBER 1947
No: 1585
COMMISSIE VAN REDACTIE:
–
H. W. Lainbers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdâm. (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Alle correspondentie betreffende adyertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Hagen 141,
Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).
IIÇILOUD:
Blz.
De artikelen van deze w e e k ……..755
Uit buitenlandse bron …………….755
Amerika-Engeland door
Mr K. P. oan der Mandele ..
756
Nederlands-Belgisch-Luxemburgse Economische Unie
door Mr J. van Wulfften Paithe …………….
758
De grootte van de woningvoorraad door,
Dr Ir H. G.
çan Beusekom …………………………..
760
Zuid-Afrika en de dollarschaarste door
Prof. Dr H. W. J.
Wijnholds ……………………………….
762
De vrachtenmarkt door
C.
Verrney
…………..
764
Aantekeningen:
liet Saargebiod door
Mevr. Dr R. H.
M. Worsley
……
765
Australië
en
hot
dollarprobloem
…………………….
6
Geld-
en
kapitaalmarkt ……………………..
767
Statistieken:
Bankstateu
………………………………….
767.
De kolenpositlo
van
Nederland
……………………
768
Verkeer en vervoer in Noderand
………………….
769
Goudin-
en uitvoer der Verenigde Staten
…………..
769
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van Do Neder.
ltLlldsclIO
Bank
…………………………….
770
In-
en
uitvoer
van
Nederland
‘. ……………………
770
Inleggingoti
en
torugbetalingen
bij
do
spaarbanken
in
Nederland
………………………………….
770
Etnissies
In
Augustus
1947
……………………..
770
lniloxcijters
van
groothandeisprijzen
………………..
771
Maandcijfers van do grote banken in Nederland
……..
771
DEZER DAGEN
tekst en uitleg. Het zijn althans geen halve woorden,
waarmede Marshafl in de Assemblée der Verenigde Naties
de behandeling van het veto-vraagstuk heeft ingeleid.
Moeilijker is, zelfs voor een goed verstaander, de inter-
pretatie van Wyshinski’s antwoord.. Over de vorm van de Russische repliek heerst geen verschil van mening;
,,Vyshinski turned the rostrum of the United Nations
General Assembly into a soap box”, aldus the ,,New York
Herald Tribune”. De Nederlandse gedelegeerde, Mr van Royen, maakte inmiddels duidelijk, dat Marshall’s voor-
stel tot het vormen van een ,,interim-commisie voor
vrede en veiligheid” in’ wezen van Nederlandse origine
is; het had dan ook zijn instemming.
Bevindt het politieke ,,Marshall-plan” zich nog in het
stadium van verkenning en interpretatie, te Parijs kwam
de tekst van het antwoord op Marshall’s economisch plan
officieel gereed. Dank zij het commentaar der Amerikaanse
adviseurs is het beginsel van eigen hulp thans explicïte
in het rapport opgenomen.. Het gezamenlijk deficit voor
de komende vier jaren beloopt rond
S
22 milliard. zal,
nu te Londen de Internationale Bank en het Internationale
Monetaire Fonds tot een ,,acceleration of lending activity”
hebben besloten, ook het Amerikaanse Congres een goed
verstaander blijken?
Engeland bewijst inmiddels dit te zijn. Van de goud-
reserve werd reeds £ 20 millioen in dollârs omgezet; £ 15
millioen aan dollars werd van het Internationale Mone-
taire Fonds gekocht. Sir Stafford Cripps deelde, ter toe-lichting van het nieuwe exportplan, mede, dat eventuele
Amerikaanse steun slechts als ,,windfall” kan worden
beschouwd. Werd ,,direction of labour” door Minister
Isaacs nog enigszins vrij vertaald – dwang zal slechts
als laatste middel worden toegepasl -, de beslissing van
het’ Kabinet, om het Palestina-mandaat ter beschikking
te stellen, illustreert, dat Engelaid – beter laat dan nooit
– zijn toestand heeft begrepen.
Komt in Frankrijk en Italië het begrip te laat? Het
besluit der Franse Regering tot invoering van stroom-
loze dagen voor industrie, en particulieren lijkt althans
op eigen hulp in negatieve zin: van de wal in de sloot, een
interpretatie, die ook op de landarbeidersstaking in Italië
kan worden toegepast. In de Noord-Italiaanse steden
moest het melkrantsoen reeds met
–
25 pCt worden verlaagd.
Intussen bleken de stakers bereid, althans de rijstoogst
binnen te halen. Ook een vorm van eigen hulp, bedoeld ter
ondersteuning van Italië’s mededeling aan de Verenigde
Staten, dat voor 1948
S
1 milliard steun nodig is? In vele
landen is tekst en uitleg economisch slechts mogelijk, als
men politiek tussen de regels donr weet te lezen.
,,One must be an inventor to read well”, aldus Emerson.
Zo bleken in Nederland enkele passages uit de Troonrede
voor tweeërlei uitleg vatbaar. Explicatie volgde echter
spoedig: er komt een grondwetswijziging; de meerdere taken
voor de krijgsmacht hadden, hoewel ,,meerdere” hier geen
germanisme is, betrekking op Duitsland. Ook in feite
gaat het dagen. De Verenigde Staten, door van Mook inge-
licht, completeren thans de Commissie van Drie, de
consuls komen binnenkort met hun rapport gereed .Ne-
derland en de Republiek zijn het er, naar het schijnt,
over eens, dat het conflict nu lang genoeg heeft geduurd.
Het dieptepunt is, ook volgens de Regeringsverklaring,
voorbij.
Dit is met de wereldvoedselpositie nog niet het geval.
Niet alleen in de Engels-Amerikaanse zône van Duitsland,
maar ook in ons land worden – voor brood, melk en kaas
de raritsoenen verlaagd. Minister 1Iansholt gaf tekst
en uitleg. Dollarschaarste, een strenge winter en een
droge zomer maken verder commentaar overbodig. –
UJciI 1eIeIei’iI
/
IBM ËLECTRIC ÂÔOUNTj:NG
• iMACHINE,SERV10E?
Behalvè de verstreiddtg in huui der
1 B M BOEKHOUD-, ADMINISTRATIE.,
EN STATISTIEK-MACHINES
sluit deze Service in:
–
• een waarbori.roor de’ te”allen tijde meet
practische en economische toepassing van het
ponskaarten
–
systeem,!
• deskundige hulp bij de voorbereiding der me-
chanisatie en regelmatige voorlichting daarna,
• Ivoortdurende bschikking over de modernste
en voor Uw administratie meest geschikte
machines en dit met een minimale investering,
• scholing en instructie van Uw
Cuitvoerend
en
bedienend personeel,
• garantie voor goed functionneren der machines;
ook deze verantwoordelijke ta,ak ligt geheel
bij onze firma en wordt verzorgd door ervaren en gespecialiseerde technici.
*
Nadere inlichtingen verstrekt
op aanvraag gaarne de
INTERNATIONALE BEDRIJFS-
MACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
(IBM)
AMSTERDAM
FREDERIKSPLEIN,34 – TELEFOON 31856 – 33656
RTTERDAMSCHE
BANKVEREENIGING
• 225 VESTIGIN’GEN
IN NEDERLAND
AFWIKKELING
VANJ
NALATEN-
SCHAPPEN
Naami. Venn.
Hollandsche
Belegging-: en
Beheer-Mij:
Anno 1930
k
,
Herengracht 320 – Amsterdam
Beheer en Adviesgeving
voor
PENSIOENFONDSEN,
STICHTINGEN,
ONDERNEMiNGEN
EN PARTICULIEREN
Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr: J. E. Scholtens.
Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES &.ZOONEN
,
ASSURhNTIE-MAKELAAR$
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
S.CRAVENNAGI
DELPT.. SCHIEDAM . VLAAROIT/GEN
ii
NEDERLANDS1IIE BEDRUFSBAk
t
HERENGRACHT 320, AMSTERDAM
L
TELEF. 35634,
33454
-,.
KAPITAALVERSCHAFFING AAN
NEDERLANDSCHE
BEDRU
VEN
RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS-
FINANCIERING
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloog, cawtic soda.
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
755
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr
R. P. van der Mandele,
Amerika-Engeland.
Uit het saamhorigheidsgevoel tussen Amerika en Enge-
land is het Marshall-plan ontstaan, dat de twee tegen-
spelers thans op hun manier trachten te verwezenlijken.
De ervaringen der Amerikanen in het Verre Oosten, Zuid-
Amerika, het Nabije Oosten en Oost-Europa leren, dat het
Amerikaanse i4arshall-plan weinig kans van slagen biedt.
Meer kans heeft het Engelse Marshall-plan, dat, bij een
zeer uitgebreide multilaterale handel, herstel van even-
wicht beoogt, waarbij de betrokken landen zich niet
vrij
van de dollar maken, maar waardoor zij in staat zijn ge-
zamenlijk voor hun aankopen en leningen in de Verenigde
Staten te betalen.
Mr J. van Wulfften Paithe,
Nederlands-Belgisch-Luxem-
burgse Economische Unie.
België en Nederland verschillen zowel t.a.v. het vraag-
stuk der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als dat van
het. kartelbesluit aanmerkelijk van opvatting.
Bedrijfsorganisatie: in België is onlangs een wetsontwerp
ingediend, dat aan de uit het bedrijfsleven te creëren orga-
nen uitsluitend een
adviserende
taak toedenkt, geen ver-
ordenende of uitvoerende bevoegdheid, zoals in Nederland.
Kartelwetgeving: een in België ingediend wetsvoorstel
wil slechts excessen tegengaan, kent geen aanmeldings-
plicht en schept de nodige waarborgen, dat niet onrecht-
vaardig tot bepaalde besluiten wordt gekomen.
De conclusie is: wil men op korte termijn tot verwerke-
lijking van een Economische Unie komen, dan moeten
t.a.v. genoemde onderw’erpen uniforme regelingen tot stand
komen.
Dr Ir H
. van Beusekom,
De grootte van de woningvoorraad.
Het is in de woningstatistiek zeer moeilijk het begrip
,,woning” exact te definiëren, zodanig, dat het subjectieve
element wordt uitgeschakeld. Zo gaan de telling van 1930,
de sedert 1921 bijgehouden woningstatistiek van liet
C.B.S. en de recente telling van 31 Mei 1947 elk uit van een
verschillende definitie; de resultaten lopen daardoor
uiteen.
Dit is onbevredigend. Een definitie moet het begrip
,,woning” zodanig omschrijven, dat aan te stellen normen
van hygiënische, morele en culturele aard wordt voldaan.
Prof. Dr R. W. J.
Wijnholds,
Zuid-Afrika en de dollar-
schaarste.
De dollarnood reduceerde Engeland’s aankopen in Zuid-
Afrika – Engeland is de belangrijkste handelspartner -, in verband met de non-discriminatieclausule in de
Engels-Adierikaanse leningovereenkomst; voorts betaalt
de Unie haar invoeroverschot t.o.v. Engeland met goud,
waardoor de goederenuitvoer wordt bemocilijkt.
rinen
derde
bestaat de kans, dat kapitaaltoestroming uit Engeland
– waar immers de investeringscontrôle zal worden ver-
scherpt – zal verminderen. De toestand van Zuid-Afrika,
dat in hoge mate van de goudproductie afhankelijk is,
is
dus, bij steeds stijgende goederenprijzen en constante
goudprij, niet zonder zorgen.
C.
Vermey,
De viachtenmarkt.
Sinds enige tijd vertoont de vrachteninarkt onmisken-
baar een reactie. Deze staat in verband met de smalle
basis, waarop de huidige bedrijvigheid berust: het één-
richtingverkeer van Noord-Amerika naar Europa. Er
werken, wat de daling betreft, twee oorzaken: toenemend
aanbod van tonnage en verminderde vraag (dollarschaarste).
Inmiddels gaf de beslissing van de United States Man-
time Commission, om per 31 Augustus jl. alle lopende
,,bareboat charters” te beëindigen, aan de markt een tijde-
lijke stimulans. Zolang echter herstel van de wereidhandel
uitblijft, zijn de vooruitzichten weinig bemoedigend.
UIT BUITENLAIDSE BRON.
De betekenis van een Europese douane-unie wordt door
,,The Investors’ Chronicle” van 20 dezer niet hoog aan-
geslagen, althans niet voorzover het het economisch her-stel der verschillende landen betreft. Voorwaarde is in de
eerste plaats een zeer grote mate van overeenstemming
tussen de Europese landen over talrijke politieke en econo-
mische vraagstukken. Is voorts een tolunie datgene, wat
Europa thans nodig heeft? ,,The fact rernains that before
the war, even wïth tariffs, European countries did most
of their trade with one another. A customs union would
make no signal contribution to the solution of their present difficulties, but in the short run might even
aggravate them”.
De zomerdroogte in
de vier
Seandinavischo landen heeft
een schade berokkend van in totaal 1,2 h 1,3 milliard kro-
nen ($ 240 â $ 260 millioen). Van deze landen was Dene-
marken het meest getroffen: de schade wordt geschat op
800 â 900 millioen kronen ($ 160
ii
$ 180 millioen), aldus
een mededeling van de president van de Deense Land-
bouwraad, H. Hauch, tijdens een bespreking in Lille-
hammer, Noorwegen, van de Centrale Raad van Scandina-
vische Landbouworganisaties.
De Belgische exportprijzen zijn
te
hoog concludeert ,,The
Economist” van 20 dezer. Het feit, dat België zich na de
oorlog wel heeft hersteld, in staat is geweest te exporteren
en korte levertijden aan te bieden, heeft echter, aldus het
blad, dank zij de ,,sellers’ market”, de relatief hoge prijzen voor artikelen als Belgisch staal, locomotieven, cement en
textiel meer dan goedgemaakt. Maar de tijden zijn aan het
veranderen en ,,a time may come wheh. Belgium, unless
,,floated off” into equilibi’ium by a further risc in dollar
and sterling prices and costs, may seniously have to consider
the alternatives of a drastic bout of deflation or of a deva-
luation of the franc”.
Iii Australië bestaat ,,tull employrnent” wat de factor
arbeid betreft; volgens recente cijfers zijn er 70 k 100.000
betrekkingen vacant, er zijn slechts 10.000 werklozen
(seizoenarbeiders, invaliden en ,,misfits” inbegrepen) tegen
200.000in 1939. Een tekort aan arbeidskrachten komt het
meest voor in de zware industrie, aldus ,,The Financiaj Times” van 19 dezer. Werk, waarbij het ploegenstelsel
wordt toegepast, wordt door een groot aantal arbeiders,
ondanks de hogere beloning, niet geapprecieerd. De ijzer-
en houtfabnieken, de looierijen en de mijnen vragen voort-
durend om meer arbeid&krachten. Nodig is, volgens het
blad, een aantal werkkrachten van de productie van luxu-euse goederen te leiden in de richting van meer essentiële
industrieën.
Do invloed van lawaai op do arbchIsprestalios van kantoor-
personeel is onderzocht door het Engelse ,,House of Com-
mons Select Committee on Estimates”. Onder kantoor-
lawaai werd daarbij verstaan ,,a number of distinctive
sounds from tapping typewriters, clacking business ma-chines, whirring fans, Ihumping rubber stamps, buzzing
telephones and ringng cash registers, plus a number of
general sounds from conversation, laughter, coughs,
scuffled feet, banged doors, drawers and radiators. The
demoniacal feature of this collective noise, however, is its
magnification of original sounds out of all proportion
to theii truc values” (,,’Ï’he Times” van 16 dezer). liet bleek,
dat verbeteringen door middel van acoustische installaties
in een kantoor van een verzekeringmaatschappij de pres-
taties van typistes verhoogden met 12 pCt en van ,,ma-
chine operators” met 37 pCt.
756
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– 24 September 1947
4
.
N.
AMERIKA—ENGELAND.
Tijdens de heel moeilijke onderhandelingen over de eerste dollarlening aan Engeland, welke vaak op niets
dreigden uit te lopen, en die van Engelse kant door de
voormalige ambassadeur in de Verenigde Staten, Lord
Halifax, en door de inmiddels overleden bekende econoom,
Lord Keynes, gevoerd werden, deed het volgende versje
de ronde, dat intussen niets aan actualiteit schijnt te
hebben ingeboet:
,,To Halifax says Keynes:
How
is
it that they Mve got the money
and we have got the brains?
Says Halifax to. Keynes:
Let’s rid them of their money
and let’s keep our brains”.
En Keynes, van wie bekend was, dat hij niet het spreek-
woordelijke phlegma van zijn landgenoten bezat,-en die zich vaak opwond, dat aijn collega het uiteindelijk vast-
lopen van de lening als iets van te voren vaststaands be-
schouwde, zou, op het ogenblik ruimschoots gelegenheid
hebben om op te vliegen, wanneer hij de gelatenheid
zag, waarmede sommige Engelse ‘kringen hun eigen fail-
lissement bekijken en waarmede zij het
Amerikaanse
Marshall-plan als ten dode opgeschreven naast ‘zich neer-
leggen. Het is inmiddels eeii opén geheim geworden, dat
er’ ook een
Engels
Marshall-plan bestaat, of beter gezegd,
dat het Marshall.plan eigenlijk in ‘Engeland is ontstaan.
Het’ zou echter, ten enenmale verkeerd zijn hieruit te
concluderen, dat er twee totaal verschillende of twee
,rivaliserende” Marshall-plannen bestaan. In werkelijk.
heid is het eerder zô, dat, hoewel de Engelsen en Ameri-
kanen kinderen van één stam zijn, hun mentaliteit toch
sterk uiteenloopt. Dit treedt het duidelijkst in het alle-
daagse leven naar voren en het oordeel, dat de gemid-
delde Amerikanen en Engelsen over elkander hebben,
is ‘meestal verre van vleiend. In tijden van bedxeiging
van buiten af echter, wanneer het om het zijn’ of niet-zijn
van de ander gaat, krijgt in de Amerikaan, net als een
soort atavisme, ht Angelsaksische element de overhand.
Uit dit saamhorigheidsgevoel is o.i. ook het Marshall-
plan ontstaan, dat dé twee tegenspelers nu op
hun
manier
tr’achten te verwezenlijken. De Amerikanen beschouwen
een plan (dus,00k het Marshall-plan) als een
recept,
volgens
hetwelk men methodisch te werk kan gaan; de Engelsen
daartegenover als een
conceptie,
die voor vele interpre. taties en’ toepassingen ruimte laat.
De Amerikanen
construeren
(wat zij met de Duitsers
gemeen hebben); de EiTgelsen laten de zaken ‘hun
natuur-
lijke
loop ‘nemen en zolang de Engelsen hun onfeilbaar
instinct voor de ontwikkeling der dingen niet in de steek
laat, zullen zij uiteindelijk toch aan het langste eind
trekken. De Amerikanen verwachtten van de na-oorlogse
wereld nieuwe
inoesteringmogelj
kheden voor hun dollar-
surplus (dus deelneming in de economieën van andere
landen) en ruime
a/zetgebieden
voor hun goederen uit een
tijdens de ooring encirm gestegen productie.apparaat. De
Engelsen daarentegen ‘wilden zich na de oorlog in hoofd-
zaak op de
handel
toeleggen, niet alleen voor hun eigen
producten, maar ook van de goederen
pan
en
naar
het
sterlingblok. Het is misschien de moeite waard om eens
na te gaan, wat,de beide partijen tot nu toe’van hun
vervac,hingen in vervulling hebben zien gaan en hoe
de kansen voor ‘de verdere verwezenlijking van hun
denkbeelden staan’.
*
Amerika.
In een vorig artikel wezen wij’ op het vol-
komen fiasco der Amerikaanée investeringen in China,
dat de Verenigde Staten als hun voornaamste na-oorlogse
beleggingsmogelijkheidhadden beschouwd. Oorzaak daar-
van is het opgeven van de
oude
ex-territoriale rechten
en het ontbreken van een
nieuwe
basis, waarop ‘volgens –
Westerse begrippen overeenkomsten kunnen worden ge-
sloten. Dit feit hebben de Amerikanen in hun, ons vaak
kinderlijk aandoend, optimisme in den beginne over het
hoofd gezien, waarvoor zij een in de honderden millioenen
lopend leergeld hebben moeten betalen. Deze basis ont-
breekt ook voor Indonesië, waar de Amerikanen ook
pas dan veilig kunnen investeren, wanneer door Hollandse
samenwerking met de ‘Indonesische volken de voor-
waarden geschapen zijn, waaronder het Westen gewend
is verbintenissen op lange termijn aan te gaan. Het blijft
af te wachten in hoeverre déze toestand in Zuid-Oost-Azië
in de naaste toekomst weer terugkeert.
Die Amerikanen, die aan een ontsluiting van Latijns-
Amerika door het Noorden hebben gedacht, zullen, in-
dien zij niet eerder door de gebeurtenissen in Argentinië
van mening veranderd zijn, door het uitmuntend w’erk
,,Latin America”, dat hun landgenoot Prof. James in
opdracht van zijn Regering gepubliceerd heeft, tot na-
denken worden gebracht. Hij b”egint met te zeggen:
,,Wij, Amerikanen, moeten leren, v56rdat het te laat is,
dat Latijns-Amerika niet een rijk territorium is, dat op
de exploitatie door Noord-Amerikaanse zakengenieën zit
te wachten”. Hij haalt verder aa?i, dat 90 pCt der veertien
millioen tellende bevolking van Argentinië van zuiver
onvermengde Europese afstamming is; dat 25 pCt der
Argentijnen in Buenos Aires wonen en dat elke regionale
aaneensluiting het economisch bestaan der grote steden
bedreigt, die op internationale handel zijn aangewezen.
Hij zegt verder, dat Brazilië, met zijn 45 miflioen inwoners
over een oppervlakte zo. groot als Europa verspreid, alleen
een fragment van zijn territorium
verkeljk
kan bewonen,
en hij komt tot de conclusie, dat meer dan 2/3 van de
circa 90 millioen Zuid-Amerikanen volkomen buiten
,politiek, buitenlandse handel, verhoudingen tussen Staten,
snrplus of grondstoffentekort leven, wat het Mdere derde•
in beweging houdt.
– In dit licht bezien, begrijpen wij het succes van Argen-
tinië, waar het grootsté deel van dat in beweging zijnde
derde leeft. Wij begrijpen,’waarom èn Peron èn de oppo-
sitie ernaar streven om de oude La Plata-Federatie weer
in het leven te roepen en daarin de leiding te nemen. Wij
begrijpen, waarom de’ in Argentinië gevestigde Duitse
belangen, die altijd een overheersende economische in-
vloed in het land hebben gehad, er cp aandringen om de
band met West-Europa niet te verzwakken. Wij begrijpen,
waarom Argentinië een immigratie-missie onder leiding
van Evita Peron naar Europa gestuurd heeft, met het
doel om aan vier millioen werkkrachten, ‘voornamelijk
Italianen en Spanjaarden, een nieuwe levenskans te bie-
den. Wij begrijpen, dat, hoewel door het inlijven van een
millioen km
2
der Zuidpoolstreken (en ook’ de Engelse
Falkiandseilanden) een zekere verwijdering met Engeland
tot stand kwam, Argentinië tôch veel meer voor nauwe,
samenwerking met Groot-Brittannië voelt dan met de
Verenigde Staten. Wij begrijpen, dat Ame”ika in Argen-
tinië een geduchte concurrent ziet voor de ontwikkeling
van Zuid-Amerika, en Brazilië daarom uitsluitend tot
zijn invloedsfeer heeft gemaakt. De mogelijkheden in
Brazilië zijn enorm, maar het tekort aan werkkrachten
is de hoofdfactoi’, die aan de systematische ontsluiting
van dit reusachtige land in de weg staat. Het is niet uit-
gesloten, dat Amerika ook hier voorlopig aan het kortste
eind zal trekken, daar de Europese emigratiestroom zich
eerder naar Argentinië’ dan naar Brazilië zal wenden,
waar, nog teveel echt pionierswerk moet worden verricht.
Er bestaat een groots Amerikaans plkn om een begin te
maken met. de ontginning van het gebied rondom de
Amazonestroom. Misschien zou een Amazone-Valley-
Authority een nieuwe stoot geven tot. de ontwikkeling
van dit geweldige land en de nodige werkkrachten aan-
trekken, die het tot verdere bloei kunnen brengen
Tijdens en na de orlog zijn de Verenigde Staten be-
gonnen zich financieel’ meer voor het nabije Oosten te
–
–
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
757
interesseren, waar zij in de laatste jaren belangrijke olie-
concessies hebben verworven, die zij met Engelse petro-
leurnmaatschappijen gezamenlijk exploiteren en waarin
zij honderden millioenen voor nieuwe installaties en pijp-
leidingen hebben belegd. Pogingen om Turkije mede te
exploiteren, zijn tot nu toe niet erg geslaagd. Het stadium
van verlening van concessies aan vreemde mogendheden
is Turkije allang gepasseerd. Financiële participatie in
Turkse bedrijven is in zoverre moeilijk als het moderne,
door Kemal Pasja gestichte, Turkije weinig belangrijke
privé-ondernemingen kent. De Amerikanen doen echter
alles om een Westers bedrijfsleven aan te wakkeren, maar
deze dingen stampt men gewoonlijk niet zo maar uit de
grond.
Verder werd natuurlijk aan het Europese continent als
groot afzetgebied gedacht en vooral aan een verdere ont-
sluiting van Oost-Europa. Tijdens de oorlog lieten de
Amerikanen een volledig plan voor de systematische
opbouw van Yougoslavië uitwerken en het is overbodig
te vermelden, dat het uiteenvallen van Europa in• een
Oost- en West-Europese economie eerder een streep door
de Amerikaanse dan door de Engelse berekeningen haalt.
Blijft dus nog West-Europa en het Britse imperium
over. De markten van het laatste wilden de Amerikanen al als voorwaarde voor de eerste dollarlening aan Enge-
land stellen, door dit land te dwingen zijn preferentiële
tarieven op te heffen. ,Goddank,” zucht iedere Engels-
man, ,,is de lening opgesoupeerd, alvorens wij in een
aanval vn dollardelirium zelfmoord konden plegen”.
Op het ogenblik weten de Verenigde Staten dus niets
beters te doen dan bij monde van Mr Clayton aan de West-Europese landen voor te stellen om tot een tol-
unie te komen; die de mogelijkheid moet scheppen, dat
West-Europa zo vlug mogelijk ,,self-supporting” wordt.
Zal een ,,self-supporting” West-Europa echter een groot
genoeg afzetgebied voor de Amerikaanse goederenstroom
vormen? En zal Amerika in de toekomst wel
Europese
goederen kunnen gebruiken in ruil voor zijn leveranties?
Dat is nog zéér de vraag en daarom schijnt het
Anzeri-
kaanse
Marshédl-plan o.i. weinig kans van slagen te bieden.
**
En nu
Engeland.
Engeland is onmiddellijk in 1930
met de decentralisatie van zijn Imperium begonnen, want
er waren toen tal van Engelsen, die de oorlog als een
laatste
kans voor het moederland beschouwden om tot
een algehele reorganisatie van het Britse Rijk te komen.
Men hoopte aan de Dominions zoveel macht, invloed en
gezag te kunnen verschaffen, dat deze bij een hergroepe-
ring der wereld in hun gebied een leidende rol zouden
kunnen vervullen. Dat Canada één der rijkste landen der
wereld tijdens de oorlog is geworden, is algemeen bekend.
Het gezag van Generaal Smuts is spreekwoordelijk en
de invloed, die Australië op het ogenblik op de gang van zaken in Zuid-Oost-Azië uitoefent, ondervinden wij hol-landers, niet tot ons onverdeeld genoegen, aan den lijve.
Pakistan heeft de ambitie om met Afghanistan, Iran en
Turkije, naast de Arabische liga, een groot Mohammedaans
blok tot aan de poorten van Europa te vormen. Engeland
hield dus in zekere zin v
rijwillig
op om het centrum van
het Empire te zijn. lIet werd ,,primus inter pares”, echter
met dien verstande, dat het ook zelf in de streek, waarin
het is gelegen, een meer belangrijke rol zou gaan vervullen
dan voorheen. Het lag dus voor de hand, dat Engeland
zich in veel hogere mate met West-Europa zou gaan
bemoeien dan tot nu toe het geval was. Wie echter daaruit
concludeert, dat Engeland zgn. de lakens in Europa wil
uitdelen, heeft het niet alleen bij het verkeerde eind,
maar toont meteen zich nog niet met de gedachte ver-
trouwd te hebben gemaakt, dat de wereld zich in de
richting van functionele decentralisatie beweegt wat in
zekere zin een specialisering, resp. een beperking betekent
tot een functie, die uit ons zijn, onze historie, onze tra-
ditie, onze ligging en onze visie op de toekomst voort-
vloeit en die men niet eenvoudigweg kan opeisen
Maar daarmede raken wij nog niet het probleem van
de verhouding met de Verenigde Staten aan, dat in wezen
niet zo gecompliceerd is als het lijkt. Dat, wat de wereld
vandaag met een zekere ontsteltenis schijnt te realiseren,
wisten de Engelse onderhandelaren al, toen zij schoor-
voetend de eerste milliardenlening aanvaardden, namelijk,
dat de wereld, oppervlakkig gesproken, in twee regionen
is verdeeld. Het Westelijk halfrond bezit een geweldig
overschot aan producten en goederen en een enorm dollar-
surplus, terwijl het Oostelijk halfrond een tekort aan
alles, zelfs aan de allernoodzakelijkste levensbehoeften
heeft en letterlijk de middelen mist om de overschotten
van het Westelijk halfrond te kopen. Ongelukkigerwijze
moeten wij aannemen, dat zelfs een volledig herstel van
Europa het verstoorde evenwicht niet dusdanig zal kun-
nen stimuleren, dat het Westelijk halfrond zijn enorm
exportsurplus zal kunnen handhaven. Twee jaar geleden
was de situatie niet veel anders dan vandaag, maar de
meeste landen verwachtten toen nog schadevergoedingen
in de een of andere vorm uit Duitsland en een vluggere
opleving van dat land, dat hun eigen herstel had moeten
helpen bevorderen. Maar alle argumenten, die Engeland
in 1945 gebruikte, zijn ook heden nog geldig, namelijk,
dat elk land op zichzelf, dat een dollarlening nodig heeft of goederen uit de Verenigde Staten wenst te betrekken,
niet in staat zal zijn deze te betalen, daar bilaterale over-
eenkomsten geen uitweg kunnen bieden. Engeland heeft daarom alle mogelijke pogingen gedaan om alle landen,
die dollars nodig hebben, in een groot economisch sterling-
blok te verenigen, waaronder het van den beginne af
ook Indonesië rekende – wat wij zeer kwalijk hebben
genomen en ook vandaag nog niet kunnen inzien – met
de motivering, dat een groot blok met levendige onder-
linge ruil uiteindelijk toch in staat zou zijn om dat aan Amerika te leveren, wat dit land als betaling voor zijn
leveranties zou
willen
en
kunnen
accepteren. In 1945
overschatte echter ook Amerika nog de macht van de
dollar. 1-let verkeerde in de veronderstelling, dat overvloed
en rijkdom machtiger wapens zijn dan schaarste en ar-
moede. Het had beter kunnen weten na de leerzame de-
monstratie, die Duitsland en Japan aan de wereld hebben
gegeven door hun verbond der ,,have-nots”, dat de be-
zitters op een haar na ,,knock-out’
5
had geslagen.
Ongelukkigerwijze kwam in Engeland Labour aan het
bewind, dat, zoals Labour dit in elk land doet, zijn hoofd-
doel op de binnenlandse politiek richtte en zich met bij-
komstige dingen bezig hield, die een land niet uit het
moeras helpen. En dat duurde vele lange, bange maanden,
totdat een stoere arme weesjongen uit Winsford in So-
merset, die zijn loopbaan als boerenkneehtje met een
weekloon van 6d begonnen was en die heden Engelands
minister van Buitenlandse Zaken is, de morele moed
had om voor zijn
nieuwe
dnkbeelden uit te komen en
aan zijn landgenoten zijn droom van een Werk-Imperium
kond deed. Wij weten nu, dat Engeland zichzelf weer
gevonden heeft en dat
alle
Engelsen begrijpen, dat er
maar
één weg bestaat:
onverschillig of wij in de overgangs-
periode nog dollars nodig hebben om de ergste noden te
lenigen en om de zwakste broer op de been te helpen,
moeten wij ons bewust zijn, dat wij ons alleen door een
uiterste, gemeenschappelijke krachtsinspanning kunnen helpen en door hardere en langere arbeid, door soberder
en zuiniger leven weer omhoog kunnen werken, en dat
wij onder alle omstandigheden onze afhankelijkheid van
het Westelijk halfrond drastisch moeten beperken. Dat
wij dit beter gezamenlijk of coöperatief kunnen doen,
is een kwestie van wijs inzicht.
1-let Amerikaanse (omnilaterale) systeem, dat gelijk-
tijdig ,,hard and soft currency” landen wilde aanvatten,
is onbruikbaar, gebleken, maar dit betekent geenszins,
dat een zeer uitgebreide multilaterale handel niet het
758
ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN
24 September 1947
evenwicht zou kunnen herstellen, waaronder de hij de
groep aangesloten landen zich niet
vrij
van de dollar
maken (dat is immers nonsens), maar waardoor zij in
staat zijn gezamenlijk voor hun aankopen en leningen
in de Verenigde Staten te betalen.
Dit is in grote trekken het Engelse Marshall-plan en
het lijdt voor ons geen twijfel, dat dit meer kans van
slagen heeft dan zijn Amerikaanse voorganger. Daarmee
zouden een Benelux en een Frans-Italiaanse, en een Skan-
dinavische (Danosve) en een Empire-tol-unie een veel moder-
nere en verdergaande betekenis krijgen. Deze zouden uit-
eindelijk tot een integiatie van hun economieën leiden,
die zich wederom in
die
grotere groep verenigen, waarmede
Amerika
graag
zaken zou kunnen en willen doen.
Pas dan staat het Marshall-plan in het leken des tijds
en wordt het door de functionele gedachte geïnspireerd
van: ,,WTie doet wat”?
K. P. ‘AN DER MANJ)ELE.
NEDERLANDS
–
BELGISCH
–
LUXEMBURGSE
ECONOMISCHE UNIE.
De gedachte van een zeer nauw economisch samengaan
tussen Nederland enerzijds en de Belgisch-Luxemburgse
Tolunie anderzijds is de laatste maanden aanzienlijk meer
in de publieke belangstelling geraakt dan gedurende ‘de
eerste periode na onze bevrijding.
Deze toenemende belangstelling vindt ongetwijfeld voor
een deel haar oorzaak in het feit, dat onlangs de eerste
officiële stap op deze weg door de beide Regeringen is
gezet door de indiening bij de beide parlementen van het
wetsontwerp, inhoudende goedkeuring van het in het na-
jaar van 1944 te Londen gesloten verdrag betreffende de
instelling van een gemeenschappelijk douanetarief tegen-
over derde landen en het wegvallen van de douanegrens
ten aanzien van het verkeer tussen de drie landen onder-
ling.
Inmiddels is dit wetsontwerp door de beide volksver-
tegenwoordigingen aanvaard en mag worden aangenomen,
dat het gemeenschappelijk douanetarief waarschijnlijk
1 Januari a.s. in werking zal treden.
In talrijke artikelen zowel in Nederland als in België
hebben verschillende schrijvers zich verdiept in de bete-
kenis van deze stap voor de economie van onze drie lan-
den
1).
De conclusie van al deze schrijvers was, dat ener-
zijds de betekenis van deze stap niet moest worden onder-
schat – immers, de concurrentiemogelijkheid van de be-
trokken landen is door het wegvallen van de onderlinge douanegrens ten aanzien van derde landen op hun resp.
binnedlandse markten ongetwijfeld vergroot – maar
dat anderzijds de waarde van het wetsontwerp in de
eerste plaats gelegen was in het bij dit wetsontwerp ge-
voegde protocol, waarin de drie Regeringen als hun voor-nemen aankondigden uiteindelijk te willen komen tot een
Economische Unie, bij welkr verwezenlijking Nederland,
België en Luxemburg economisch bezien een geheel zullen
vormen.
Een tweede factor, die ertoe heeft bijgedragen de ge-
dachte van een economisch samengaan tussen onze drie
landen sterk te bevorderen, is o.i. het feit, dat in de laatste tijden weer opnieuw ten duidelijkste is gebleken, dat in de
huidige structuur van de wereld de kleine landen interna-
tionaal bezien zich dienen te verenigen, willen zij in staat
zijn, althans een zekere invloed op economisch en politiek
terrein uit te oefenen.
• ‘) Vgl. bijv. ,, De douane-overeenkomst met BelgiC-Luxem-
burg” door Mr Dr J. van der Poel in ,,E.-S.B.” van 16 April 1947;
,,Algemene aspecten van de Unie van Belgische zijde gezien” door
Prof. Dr Gaston Craen en ,,Wat verwachten wij van een Belgisch-
Nederlands-Luxemburgse Economische Unie” door Prof. Dr P.
Kuin in ,,E.-S.B.” van 28 Mei 1947; ,,De structuur der Belgische
lonen en prijzen aan de vooravond van de Belgisch-Luxemburgse
Unie” door A. Wibail en ,,De Nederlandse prijs- en loonstructuur
In verband .met de Unie” door Prof. G. Brouwers in ,,E.-S.B.”
van 4 Juni 1947.
Men denke in dit vel’band bijv. aan de besprekingen in
Parijs inzake het plan Marshall, waar België, Nederland.
en Luxemburg, dank zij hun gemeenschappelijke gedrags-
lijn, een rol speelden, waartoe zij ieder afzonderlijk nooit in
staat zouden zijn eweest; aan de besprekingen te Genève,
waar een gemeenschappelijke delegatie van onze landen
de tariefonderhandelingen met derde landen heeft ge-
voerd, en aan de gemeenschappelijke politiek, welke door
de drie landen wordt gevoerd ten opzichte van het Duitse
probleem.
Wij menen derhalve te kunnen constateren, dat de jong-
ste ontwikkeling de noodzakelijkheid van een econo-
mische Unie tussen onze drie landen duidelijk heeft aan-
getoond en dat deze noodzaak opk in steeds bredere kring
zowel in ons land als in België wordt aanvaard.
Indien wij dit standpunt als juist aanvaarden, dan
betekent dit, dat wij van onze Regering mogen verlangen
enerzijds alles te doen om deze unie zo spoedig mogelijk
te verwezenlijken en anderzijds, dat zij alles zal nalaten
wat dit samengaan zou kunnen belemmeren of aan een goed
functionneren der unie in de weg zou staan.
Wij stellen ons voor aan het laatste gedeelte van deze
eis thans enige beschouwingen te wijden. Onlangs heeft
ni. in België de indiening plaatsgevonden van een tweetal
wetsontwerpen, beide gelegen op economisch terrein en
waarvan de inhoud sterk verschilt van de op dit punt
in Nederland heersende denkbeelden resp. van de in
Nederland van kracht zijnde wetgevingen.
Wij doelen hier op een tweetal ontwerpen, ingediend
door de minister van Economische Zaken, Minister Du-vieusart, t.w.:
Wetsontwerp houdende organisatie ener officiële
vertegenwoordiging der bedrijven.
Wetsontwerp betreffende de bescherming tegen
misbruiken van de economische macht.
Het eerste ontwerp wil een materie regelen. welke hier
te lande op dit moment wordt bestudeerd door de onlangs
door de minister van Economische Zaken geïnstalleerde
commissie van der Ven, en betreft het •pi’obleem der
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie; het tweede ontwerp
heeft bètl’ekking op een materie, welke hier te lande wordt
geregeld door het nog uit de bezettingstijd daterende
kartelbesluit.
Publiekrechtelijhe bedrijfsorganisatie.
Het onlangs door de Belgische minister van Economi-
che Zaken ingediende wetsontwerp ,,houdende organi-
satie ener officiële vertegenwoordiging der economische
bedrijven” komt kort samengevat op het volgende neer:
1. Onder verantwoordelijkheid van de minister van
Economische Zaken zullen worden ingesteld:
Een hoofdraad der Economie;
Voor de bedrijfstakken, waar dit noodzakelijk
blijkt na overleg met de hoofdraad der Economie,
economische raden.
2. De taak van deze hoofdraad benevens van de econo-
mische raden zal bestaan in: het uitbrengen van ad-
viezen hetzij op verzoek, hetzij op eigen initiatief
ten aanzien ,van alle zaken betrekking hebbende op
‘s lands bedrijfsleven in het algemeen, resp. op de
desbetreffende bedrijfstak in het bijzonder, aan de
Minister en aan het Parlement, voor zover deze vraag-stukken gelegen zijn op
economisch
terrein.
In feite komt dit dus neer op een verplichte raadple-
ging va’h de raden ten aanzien van alle economische
vraagstukken door Regering en parlement.
3. Dé samenstelling van deze lichamen zal geschieden
door de Kroon op voordracht van de vrije, als zodanig
erkende organisaties van werknemers en werkgevers.
Zij zullen paritair worden samengesteld voor die be-
drijfstakken, waar ingevolge de besluitwet van 9 Juni
1945 een paritaire commissie voor sociale aangelegen-
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
759
heden in het leven is geroepen. De neutrale voorzitter
wordt door de Kroon benoemd.
4. Tenslotte wordt in het ontwerp de positie van de
Kamers van Koophandel geregeld, welke als de offi-ciële vertegenwoordigers der verschillende gewesten
worden ingesteld.
Hun taak is eveneens in de eerste plaats adviserend; in
afwijking echter van de hierboven omschreven bevoegd-
heden der economische raden kan onder bepaalde voor-‘
waarden aan deze kamers eveneens een uitvoerende taak
worden gegeven.
In zijn Memorie van Toelichting op dit wetsontwerp zegt
de Minister, dat de taak van deze lichamen uitsluitend
adviserend is gedacht, omdat de Regering op het standpunt
staat, dat het aan de openbare macht is voorbehouden
de richtlijnen van het te voeren economische beleid uit te
stippelen.
Naar het oordeel van de Minister zijn organisaties van
belanghebbenden slechts in staat tot het geven van advie-
zen en het in het algemeen zo goed mogelijk voorlichten
van de Overheid. Het is echter, aldus de Minister, princi-
pieel onjuist aan hen verordenende of uitvoerende bevoegd-
heden toe te kennen. Het eerste zou het gevaar van aan-
tasting van het algemeen belang en het bevorderen van het groepsegoïsme met zich brengen; het laatste zou de
waarde van de adviezen der organisaties aanzienlijk doen
verminderen, daar zij, door een uitvoerend orgaan van
de Overheid te worden, hun vrijheid ten aanzien van deze
Overheid in aanzienlijke mate zouden verliezen. Derhalve
schrijft het wetsontwerp o.a. ook voor, dat zowel de
mening van de meerderheid als die der minderheid ter
kennis van de Overheid moeten worden gebracht.
liet bovenstaande doet voldoende zien, dat de opvat-
tingen ten hanzien van het vraagstuk der publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie hier te lande in aanzienlijke mate af
–
wijken van de houding, welke de Belgische Regering ten
aanzien van dit vraagstuk inneemt. Zo gaf onze minister van Economische Zaken als het
oordeel van de Regering te kennen, in een rede ter gelegen-
heid van de installatie van de reeds vermelde commissie
van der Ven, dat men zal moeten komen tot de inst
.
elling
van nieuwe maatschappelijke organen, welke niet slechts
adviserende maar ook, voor zover zulks met het algemeen
welzijn in overeenstemming is te achten, uitvoerende
en verordenende bevoegdheden zullen verkrijgen.
1-let is voorts bekend, dat men in arbeiderskringen hier
te lande zo spoedig mogelijk tot de instelling van dergelijke
organen wenst te komen, daarbij de door de Minister nog gemaakte restricties verwerpende.
In tegenstelling tot België meent men hier dus, ondanks
het ontbreken van wetgevingservaring, wel aan lagere bedrijfsorganen verordenende bevoegdheid te kunnen
toekennen (al is er dan zowel in het plan-Vos als in het
plan van het staatkundig centrum als in de rede van de
Minister aan de creatie van een controlerend orgaan ge-
dacht); in tegenstelling tot België is men hier te lande van
oordeel, dat de waarde van het deskundig element, dat
de organisatie vertegenwoordigt, niet lijdt onder het
toekennen van verordenende en uitvoerende bevoegdhe-
den; in tegenstelling tot België meent men hier te lande,
dat over het bezwaar, dat een kleine meerderheid van
belanghebbenden een grote minderheid kan overstemmen,
moet worden heengestapt; tenslotte worden in België aan
de verschillende economische raden geen sociale taken
toegedacht.
Naar ons oordeel houden deze diametraal tegenover
elkaar staande standpunten een ernstig gevaar in voor de
totstandkoming op korte termijn van de economische
Unie en zullen zij een goede functionnering van deze Unie
ernstig belemmeren. O.i. dient op het punt van de pu-
bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie een overbrugging plaats
te vinden van het Belgische en het Nederlandse stand-
punt. Dit zal dus o.a. met zich moeten brengen, dat het
Nederlandse standpunt wordt herzien.
In dit verband rijst de vraag, of een compromis niet
in deze richting te vinden zou zijn, dat de huidige Organisa-
tie van het bedrijfslevei, zij het dan in gezuiverde vorm,
in ons land woidt gehandhaafd.
In een artikel in dit blad
2)
menen wij te hebben aange-
toond, dat de huidige organisatie van het bedrijfsleven
hier te lande in wezen niet veel afwijkt van datgene, wat
wij thans in België zien voorgesteld. Naast ongetwijfeld
belangrijke verschillen van bouw en inrichting is de taak
van de Economische Raden in België, zoals deze in het
wetsontwerp is geprojecteerd, in wezen niet veel anders dan die der bedrijfs- en vakgroepen, welke hier te lande
bestaan. Aan de ook door ons als gerechtvaardigd erkende
eisen der arbeiders om vertegenwoordigd te zijn in organen,
welke op de een of andere wijze mede invloed hebben op
de wijze, waarop de richtlijnen der door de Overheid
gevoerde economische politiek worden vastgesteld, zou
tegemoet kunnen worden gekomen, door hetzij opneming
van enkele vertegenwoordigers uit arbeiderskringen in de
bedrijfs- of vakgroepen of, hetgeen van het standpunt der
arbeiders uit bezien logischer zou zijn, door opneming
van vertegenwoordigers in de adviescommissies der ver-
schillende rijksbureaux.
Kartel vetgeing.
Van officiële zijde wordt op dit moment, blijkens het
verslag van het bezoek van een aantal Nederlandse Minis-
ters aan hun Belgische collega’s in Mei jl., het leggen
van contacten tussen de Nederlandse en Belgische indus-
triëlen in de verschillende sectoren van ons bedrijfsleven
aangemoedigd. Uit deze besprekingen zullen op de duur
bepaalde afspraken omtrent prijzen, afbakening van afzet-
gebieden en dergelijke volgen.
Een kenner van tolunievraagstukken als Drs Renooy
beschouwt het sluiten van dergelijke ondernemersover-eenkomsten als een essentiële voorwaarde voor het tot-standkomen der Unie
3).
Het is derhalve duidelijk, dat de Nederlandse en Belgi-
sche Regeringen ten opzichte van deze ondernemersover-
eenkomsten eenzelfde standpunt moeten innemen en dat dit ook in hun wetgeving tot uiting moet komel3.
In Nederland leven we nog steeds onder de vigueur
van het nog uit de bezèttingstijd daterende Kartelbesluit,
dat in Maart 1946 door een bekendmaking in de Staats-
courant nieuw leven is ingeblazen.
Krachtens dit Kartelbesluit moeten alle bedrijfsrege-
lingen, dit zijn alle bepalingen ter regeling van de mede-
dinging tussen personen, waarvan een of meer in Nederland
zijn gevestigd,
schriftelijk
wdrden opgemaakt en binnen 14
dagen na afsluiting bij de Minister worden
aangemeld.
Voorts kent het besluit aan de Minister ten aanzien van
deze bedrijfsregelingen grote bevoegdheden toe. Hij kan
ze aanvullen, wijzigen, algemeen of gedeeltelijk verbindend
of onverbindend verklaren en tenslotte bedrijfsregelingen
zelfstandig vaststellen.
De regeling, die hier het Kartelbesluit geeft, vertoont
een sterke achteruitgang, vergeleken bij de uit 1935 date-rei’ide Wet op het verbindend en onverbindend verklaren
van ondernemersovereenkomsten, die raadpleging van
belanghebbenden uit de desbetreffende bedrijfstakken
,verplicht voorschreef
4).
Hoe is de situatie bij onze Belgische vrienden? Tot
nu toe bestond in België de mogelijkheid een verbindend-verklaring vân ondernemersovereenkomsten te verkrijgen
op grond van het K.B. van 1935. Inderdaad heeft een aan-
tal bedrijfstakken zulk een verbindendverklaring bij de
Overheid aangevraagd en verkregen. Daarbij trad als
‘)
Zie: ,,IIet karakter der huidige bedrijtsorganisatie” in ,,E.-S.B.”
van 27 November 1946.
‘) VgI. Documentatie, April 1947.
‘) Voor een uitvoerige critiek op het Kartelbesluit vergelijke
men iIaitland ,,Kartelwetgeving”.
760
ECONOMISCH-STATISTISCHE, BERICHTEN
24 September 1947
adviesorgaan voor de Belgische Regering op een tegelijker-
tijd met het, bedoeld K.B. gecreëerde ,,Raad voor Econo-
mische geschillen”.
Onlangs heeft nu in België de indiening plaatsgevonden
van een wetsontweip, dat een veel,verdere strekking heeft. Blijkens’ de Memorie van Toelichting is dit’ ontwerp geba-
•seerd op’de gedachte, dat, hoewel als zodanig de beperking
van de mededinging door bedrijfsgenoten geen gevaren
inhoudt, niettemin een zeker toezicht van de Regering
vereist is om excessen te voorkomen.
Derhalve wordt voorgesteld, aan de hierboven reeds
vermelde Raad voor Economische geschillen de be’ïoegd-
heid te geven zelfstandig een onderzoek in bepaalde be-
drijfstakken in te stellep, teneinde na te gaan of zich in
deze bedrijfstakken ernstige misbruiken van ,,economische
macht” voordoen. Voorts wordt de mogelijkheid geopend
voor leden van kartelverenigingen, klachten in te dienen
bij de Raad, ingeval beslissingen zijn genomen, die in
ernstige mate schade aan de betrokkene toebrengen, welke
niet te voorzien was bij het aangaan van de overeenkomst.
De voorgestelde sancties zijn niet gering. Zo kan door
de Raad worden bepaald, dat, indien zich in een bepaalde
bedrijfstak misbruiken van een monopoliepositie voordoen,
in deze bedrijfstak geen uitbreiding of ,,opslorping” van
een onderneming uit dezelfde bedrijfstak kan plaatsvinden
zonder toestemming van de Raad. Voorts kan tot ontbin-
ding van kartelverenigingen ten aanzien van betrokkenen of
tot ontbinding van vennootschappen worden overgegaan,
indien aan personen een zware schade door bepaalde be-
slissingen is toegebracht. In dit laatste gevl treedt de Raad
als adviserende instantie op; de eigenlijke rechtsprekende
instantie is voor deze gevallen het Hof van beroep;
Uit deze korte weergave van het ontwerp moge reeds
blijken, dat dit zeer ver gaat. Daar staat tegenover, dat
de doelstelling voor alles het bestrijden van excessen is,
waartegen op zichzel
,
f geen enkel bezwaar kan bestaan,
mits maar de nodige waarborgen ten aanzien van de
rechtszekerheid hij de bestrijding van deze excessen zijn
gegeven.
Vergelijken we dit ontwerp met het in Nederland van
kracht zijnde Kartelbesluit, dan zien wij ook hier essentiële
verschillen. Terwijl Nederland als eis stelt, dat alle bedrijfs-
regelingen schriftelijk moeten worden opgemaakt en hij
de Overheid moeten worden aangemeld, laat het Belgische
ontwerp deze eisen doelbewust vallen. Dit is verklaarbaar
als men ‘de verschillende doelstellingen van beide regelin-
gen ziet. Het Nederlandse Besluit, waarbij de invloed van
de bezetter onmiskenbaar een belangrijke rol heeft gespeeld,
beoogt in wezen de’ bedrijfsregelingen ondergeschikt te
maken aan ‘de verwezenlijking van bepaalde overheids-
doeleinden en legt derhalve een aanmeldingsplicht op;
vôorts geeft het grote bevoegdheden aan de Minister,
zonder voldoende waarborgen, dat met alle belangen op
voldoende rechtvaardige wijze wordt rekening gehouden.
Het Belgische wetsvoorstel daarentegen wil slechts
excessen tegengaan en heeft derhalve geen aanmeldings-
plicht van node, terwijl het verder de nodige waarborgen
schept, dat niet onrechtvaardig tot bepaalde besluiten
wordt gekomen.’
Uit het bovenstaande zal het een ieder duidelijk zijn,
dat er ook hier in geen enkel opzicht sprake is van uniforme
regelen. Een herziening van onze kartelwetgeving, waarbij
de geest van het Belgische ontwerp (het ontwerp zelf zou-,
den we in zijn huidige vorm niet gaarne in ons land zien ingevoerd) zeer goed zou kunnen Worden gevolgd, mag
derhalve eveneens als een dringende eis worden gesteld.
Conclusie.
–
Wij hopen inhet bovenstaande te hebben aangetoond,
dat ten aanzien van een tweetal belangrijke onderwerpen
de wetgeving in België en Nederland zeer aanzienlijk ver-
schilt. Indien men evenwel op korte termijn tot de ver-wezenlijking van de economische Unie wil komen – en
de noodzaak daartoe is heden ten dage o.i. wel duidelijk
genoeg gebleken —’dan is daarvoor een voorwaarde, dat
ten aanzien van deze ondérwerpen uniforme regelingen
wordeb afgekondigd.
Het contact, dat reeds regelmatig plaatsvindt tussen de
ambtenaren van onze drie landen in de Raad voor de
Economische Unie, zal zich derhalve ook op het terrein
der wetgeving dienen uit te strekken; slechts op deze ‘wijze
kan worden verzekerd, dat de wetgevingen der landen op
cle duur naar elkaar zullen toegroeien en dezelfde wezens-.
kenmerken zullen gaan vertonen.
Mr J. VAN WULF,FTEN PALTHE.
DE GROOTTE VAN DE WONINGVOORRAAD,
De kort geleden gepubliceerde gegevens omtrent de
gehouden Woning- en Gezinstelling bieden gelegenheid
om de statistisçhe gegevens, die bij andere gelegenheden
zijn verzameld of langs deductieve weg zijn verkregen,
aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Daarbij zal
blijken, dat de woningstatistiek geen eenvoudige weten-
schap is. Met name de onzekerheid omtrent hetgeen onder
een ,,woning” is te verstaan, maakt deze materie nog
moeilijker.
De definitie, die bij de telling van 1930 is aangehouden,
is het resultaat geweest van langdurig overleg tussen de
betrokken instanties. Dit overleg was nodig, omdat bij de
grote onzekerheid omtrent hetgeen onder een ,,woning”
moet worden verstaan en de velerlei verschillende opvat-
tingen, die omtrent de meest wenselijke omschrijving
heersten, alles gedaan moest worden, wat mogelijk was
om een definitie te vinden, waarin het subjectieve element
zo klein mogelijk was.
Uitschakelen kan men dit element echter niet. Houdt
men een zodanige definitie aan, dat men ieder complex
van ruimten, door een afzonderlijk gezin bewoond, als
woning aanmerkt, dan komt men tot een tamelijk groot
aantal woningen. Telt men een deel van een woning, door
een afzonderlijk gezin bewoond,
niet
als woning, dan houdt
men een zeer beperkte definitie aan. Men vindt dan een
veel Weiner aantal woningen, waarvan echter een aantal
door meer dan één gezin bewoond is.
Beide werkwijzen leveren een Onjuist beeld van de wer-
kelijkheid, omdat tal van grôtere woningen in de loop der
tijden zodanig zijn gesplitst, dat inderdaad van meer dan
één woning moet worden gesproken, terwijl evenzeer iii tal, van ongesplitste grotere woningen verschillende ge-
zinnen samenwonen. De grens tussen beide groepen is
niet scherp te trekken.
Bij de Amsterdamse Woningtelling van 1.925 heeft men
dit bezwaar ook reeds gevoeld. Daar heeft men deze op-.
lossing gekozen, dat men met name bij oude koopmans-
huizen, oieestal gelegen in minder aanzienlijke straten, splitsing in verschillende woningen heeft aangenomen,
wanneer de gedeelten van het perceel door de eigenaar
afzonderlijk worden verhuurd. Is dit niet het geval, dan
sprak men van samenwoning. Flet bewonen van grote
huizen door meer dan één gezin komt intussen in verschil-•
lende gemeenten in zulk een verscheidenheid voor, dat elke
telling een belangrijk subjectief element blijft -bevatten.
Hierbij moet men zich neerleggen.
Bij,de telling van 1930 werd ten slotte de volgende defi-
nitie aangehouden:
,,Als woning wordt geteld elk perceel of perceelsgedeelte,
dat volgens zijn inrichting als afzonderlijke woning is te
beschouwen, met andere woorden, als woning voor be-
woning van slechts één gezin of persoon dient, ook indien
een gedeelte daarvan aan één of meer gezinnen dan wel
kostgangers of kamerhuurders in onderhuur is afgestaan.
Een perceelsgedeelte, dat door de eigenaar van het perceel afzonderlijk aan een (een afgescheiden leven leidend) ge-
zin of persoon is verhuurd, wordt als een afzonderlijke
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
761
woning beschouwd, ook al maakte dit oorspronkelijk met
een ander gedeelte van het perceel één woning uit”.
Volgens deze telling waren aanwezig 1.815.661 bewoonde
en 49.875 leegstaande woningen, dus in totaal 1.865.536
woningen.
Het maandelijkse cijfer van het C.B.S. omtrent de wo-
ningproductie en de netto-vermeerdering van de woning-
voorraad omvat het aantal nieuwgebouwde woningen en
het aantal, dat door verbouw, splitsing enz. aan de voor-
raad is toegevoegd, verminderd met de woningen, die door
verschillende oorzaken zijn vervallen. De woningen, die
door splitsing zijn ontstaan, worden alleen medegerekend,
waiineer de beide te vormen woningen voldoen aan de
eisen der bouwverordening en voor de splitsing vergunning
is verleend. Andere gevallen van splitsing, ook wanneer
beide te vormen woningen afzonderlijk worden verhuurd;
worden niet medegeteld.
Deze cijfers berusten dus ôp een andere en meer beperkte
definitie dan het aantal van 1.865.536 woningen, geteld
bij de woningtelling, verbonden aan de Volkstelling van
1930. Feitelijk zôuden dus de’uitkomsten van de Volks-
telling 1930 en die van de sedert 1921 door het C.B.S. ge-
publiceerde woningstatistiek niet mogen worden opgeteld.
Toch wordt dit steeds gedaan en zullen ook wij dit
‘ moeten doen.
Gedurende de jaren 1931 tot 1 Mei 1940 verm’eer-
derde de voorraad met 338,729 woningen, zodat op 1 Mei
1940 aanwezig waren 2.204.265 woningen.
Sindsdien verliep volgens de gegevens van het C.B.S.
de woningvoorraad als volgt:
Aantal gebouwe woningen
(nieuw- en herbouw):
t
Mei
1940-1
Juli
1945
……….
40.620
1
Juli
1945-1
Jan.
1946
337
1
Jan.
1946-1
Jan.
1947
……..
1.400
S.
42.357
Vermeerdering door andere oorzaken:
1
Mei
1940-1
Juli
1945
……….
12.613
1
Juli
1945-1
Jan.
1946
977
.1
Jan.
1946-1
Jan.
1947
……..
3.765 17.355
Totale vefineerdering
59.712
Vernietigde woningen:
1
Mei
1960-1.
Juli
1945
……….
90.594
1
Juli
4945-1
Jan.
1946
……..
1.973
1
Jan.
1946-1
Jan.
1947
.’
…….
2.903
95.470
Vermindering van de voorraad
door
andere
oorzaken:
1
Mei
1910-1
Juli
1945
……….
15.963
1
Juli
1945-1
Jan.
1946
……..
1.044
1
Jan.
1946-1
Jan.
1947
……..
4.142
21.149
116.619
Voorraad
op
1
Mei
1940
…………….
2.204.265
Vermeerdering
……………………..
59.712
2.263.977
Vermindering
……………………..
116.619
Woningvoorraad
1
Jan.
’47
……………
2.147.358
De op 31 Mei 1947 gehouden telling leverde het volgende
resultaat:
aantal bewoonde woningen …………
‘2.057.489
aantal leegstaande woningen ……….
7.642
onbewoonbaar door beschadiging
6.679
In gebruik als kantoor, enz .
……….
14.084
Totaal ……..
2.085.894
woningen
Tussen 1 Januari en 31 Mei 1947 werden voltooid 1.650
woningen, zodat men uiteindelijk komt tot een verschil
van rond 63.000 woningen.
Flierbij moet in het oog worden gehouden, dat voor de
jongste telling een andere definitie is aangehouden dan in
1930. Als woning werd namelijk beschouwd elk perceel
of percéelsgedeelte, dat
oolgens zijn bou4
,
is bestemd voor
bewoning door één huishouden. Als maatstaf geldt de
aanwezigheid van een eigen voordeur, die, hetzij van de
cipénbare weg, hetzij van een gemeenschappelijk trappen-
huis of portaal toegang geeft tot de woning. Deze definitie
in beperkter dan die van 1930. Deze wijziging in de definitie verklaart voldoende het
verschil tussen de uitkomsten van de berekening en van
de telling 1947. Zonder twijfel zijn tal van ruimten, die in
1930 als ,,woning” zijn geteld, thans niet medegerekend,
terwijl anderzijds allerlei ruimten, die in 1930 niet als
woning werden beschouwd, thans tot ,,woningen” zijn ge-
promoveerd. –
Daarnaast hebben de oorlogsverwoestingen een grote
mate van onzekerheid geschapen, omdat de ‘grens tussen
licht en zwaar beinhadigd en zelfs tussen zwaar beschadigd –
en totaal verwoest niet scherp is te trekken.
Op de bevrijdingsdatum waren, volgens de statistiek,
licht beschadigd 386.475 woningen en -zwaar beschadigd
40.711 woningen. Van de laatste waren op 1 Januari 1947
definitief hersteld 9.391 woningen, voorlopig hersteld
15.940, terwijl aan nog 15.380 woningen niets was gedaan.
Volgens de telling waren echter op 31 Mei 1947 slechts 6.679
woningen onbewoonbaar door beschadiging.
De uitkomsten der voorlopige telling hebben, zoals de
naam uitdrukt, een voorlopig karakter. Zij zijn gebaseerd
op de ongecontroleerde opgaven van de tellers en eerst na
de contrôle en bewerking van het eigenlijke telmateriaal
zullen exacter gegevens ter beschikking komen.
Aannemend, dat het eindcijfer van 2.085.894 nog wel
enige wijziging zal ondergaan, blijkt toch het aantal ver-
kelijk aanwezige woningen aanmerkelijk lager te zijn dan
het aantal, dat volgens de statistiek aanwezig moest zijn.
Deze verschillen zijn dus enerzijds toe te schrijven aan
de globale bewerking van het telmateriaal, doch vermoede-
lijk voor het grootste deel aan de onzekerheid, die ten aan-
zien van de woningvoorraad bestaat. Hierbij hebben wij enerzijds te denken aan de oorlogsverwoestingen en be-
schadigingen, anderzijds ook aan de onzekerheid omtrent
hetgeen onder een woning moet worden verstaan.
Er bestaat wel een zekere mate van eenheid, doordat
de definitie van 1930 spreekt van een perceel of perceels-
gedeelte, ,,dat krachtens zijn inrichting als een afzonderlijke
woning is te beschouwen”, terwijl de definitie van 1947
spreekt van ,,volgens de bouw bestemd voor bewoning
door één huishouden”. Deze laatste definitie is zonder
twijfel meer beperkt, zodat het verschil tussen de bereken-
de en de getelde woningvoorraad daarin een gerede verkla-
– ring kan vinden.
Geheel bevredigend is dit alles intussen niet. Wij kunnen nu voortgaan- met.onze statistiek en voortaan met de defi-nitie van 1947 verder werken, tevreden en voldaan, dat wij
de werkelijkheid nu weer zoveel procent dichter hebben
benaderd. Maar hiermede zijn wij er niet. –
Wij gaan nu uit van het cijfer 2.085.894 voor de woning-
voorraad op 31 Mei 1947 en zullen dit van jaar tot jaar
vermeerderen met het aantal woningen, dat door nieuw-
bouw, verbouw, splitsing, enz. met v’rgunning ingevolge de bouwverordening aan de voorraad wordt toegevoegd. Inmiddels zullen waarschijnlijk in verband met het om-
stige tekort door splitsing andere woningen worden ge-
vormd, die niet aan de bouwverordening voldoen, doch wel aan de definitie van 1947 en diensvolgens bij een volgende
telling, zullen worden medegeteld. Ook dit schept weer
onzekerheid.
Wij stellen als eis van een goede volkshuisvesting, dat
voor ‘ieder gezin een afzonderlijke woning beschikbaar is,
die aan bepaalde normen, afhankelijk van aard en samen-
stelling van het gezin, voldoet. Deze normen zijn van
hygiënische, morele en culturele aard. -.
Lang niet alle woningen echter, die aan alle bekende of
nog op te stellen definities voldoen, zijn in overeenstemming
inet deze normen. Dit is een bekend feit, dat wij hebben
te aanvaarden, doch dat ons kan’ stimulern tot stage
arbeid vocir de verbetering van de volkshuisvesting en op-
voering van het woningpeil.
Daarnaast blijken echter nog duizenden of liever tien-
762
.
ECÔNOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN
24 September 1947
duizenden woningen te bestaan, waaromtrent geen een-
stemmigheid heerst of zij al dan niet als vning zijn te
beschouwen.
Deze ruimtecomplexen kunnen grotendeels aan de
bovenbedoelde normen voldoen, in bepaalde opzichten
schieten zij tekort. Daarmede doen zij schade aan de volks-
huisvesting.
Dit alles geeft aan alle cijfers omtrent woningtekorten
en zelfs aan alle woningstatistieken slechts een betrekke-
lijke waarde, hetwelk te ernstiger is, omdat de onzekerheid
regionaal tot verschillende opvattingen en dus tot uiteen-
lopende tekortcijfers kan leiden.
Dit blijkt reeds nu, wanneer men naast elkaar stelt de
woningvoorraad volgens de statistiek van 31 December
1946 en de uitkomst van de telling. Terloops zij opgemerkt,
dat het eindeijfer van de eerste kolom enigszins afwijkt
van het boven gegeven cijfer voor 1 Januari 1947. Dit ver-
schil is toe te schrijven aan onzekerheid omtrent de ver-
meerdering en ver’mindering van de woningvoorraad ge-
durende de bezettingsjaren.
Woningvoorraad
Volgens
Volgens
statistiek woningtelling
Verschil
31-12-46
31-5-’47
Groningen
……..
111.851
109.505
2.346
2,1
%
Friesland
……….
115.985
111.623
4.362
3,75
%
Drenthe
……….
56.593
53.392
3.201 5,7
%
Overijssel
……….
133.310
131.135 2.175
1,64
%
Gelderland ……….
206.676
200.442
6.234
3
%
Utrecht
…………
120.622
120.196
426
0,35
%
Noord-Holland
450.982
446.694
4.288
0,95
%
Zuid-holland
559.868
534.731
25.137
4,5
%
Zeeiand
…………
65.322
62.397 2.925
4,5
%
Noord-Brabant
. .
.
213.376
204.112
9.264
4,35
%
Limburg
……….
125.296 111.427 13.869
10,1
%
Xoord-Oostpoldcr
..
240
–
240
2.159.881
2.085.894 73.987
3,42 %
De cijfers van de tweede kolom zijn doorlopend lager
dan die van de eerste. De verschillen lopen echter zeer
uiteen en missen iedere regelmaat. Zij demonstreren in-tussen, waartoe de verschillen in opvatting omtrent het-
geen onder een woning is te verstaan, kunnen leiden.
Op het ogenblik is dit nog niet zo erg, omdat het woning-
tekort allerwegen zo groot is, dat iedere aanbouw verant-
woord is. Op de duur echter zullen wij tot verscherping
van onze definities moeten komen, omdat aileen een zo
juist mogelijk inzicht in de werkelijke situatie tot zo juist
mogelijke maatregelen kan leiden. Dit is echter een uiter-
mate moeilijk vraagstuk.
Dr Ir
11. G.
VAN
BEUSE KOM.
ZUID-AFRIKA EN DE DOLLARSCHAARSTE,
Hoe paradoxaal het ook voor de Nederlandse lezer
moge klinken, Zuid-Afrika heeft ook zijn dollarcrisis.
Het onderwerp van de doilarcrisis is hier zelfs zeer actueel
en dit niet alleen in de kring, der deskundigen. Dat het
dollarprobleem hier vooral wordt gezien als een Engels probleem, is begrijpelijk, wanneer men de economische
en politieke banden tussen Zuid-Afrika en Engeland in
het oog houdt
1).
Direct heeft Zuid-Afrika niet met een dollarschaarste
te kampen, omdat het land over een behoorlijke goud-
voorraad beschikt en deze door jaarlijkse productie kan
aanvullen. Goud betekent dollars en daarom klinkt het
begrip dollarschaarste voor een land, wiens belangrijkste
exportproduct goud is, inderdaad paradoxaal. liet directe
probleem ligt dan ook niet in een acuut tekort aan dollars,
zoals dat bij de meeste landen wel het geval is, maar in
de gevolgen van de dollarschaarste van andere landen,
speciaal Engeland. Deze gevolgen zullen wij daarom
‘) In een tweetal artikelen, -welke
op 29
Augustus en
5
Sep-
tember
1947
van de hand van ondergetekende in het bekende
weekblad ,,Die Huisgenoot” verschenen, is het probleem echter
ruimer gesteld en is vooral ook aandacht aan Nederland besteed.
Aan bovengenoemde artikelen is in dit opstel het een en ander
ontleend.
in de eerste plaats nagaan, terwijl wij daarna de goud-
en deviezenpositie van de Unie voor de toekomst nader
zullen bezien.
Zoals reeds opgemerkt, is Zuid-Afrika economisch
nauw met Engeland verbonden. De uitvoer van de Unie
gaat nog steeds voor het grootste deel naar Engeland,
terwijl ook bij de invoer Engeland bovenaan staat, hoewel
in de laatste tijd de Verenigde Staten Engeland opzij
en vermoedelijk zelfs al voorbij gestreefd hebben.
Iniloed op de handel.
In de eerste plaats heeft de bekende dollarlening van
de Verenigde Staten aan Engeland invloed op Zuid-
Afrika uitgeoefend, in die zin, dat deze lening de voor-
w’aarde bevatte, dat Engeland zijn invoer uit de Ver-
enigdé Staten niet mocht beperken. Indien dus Engeland
al bereid is meer goederen in de Unie te kopen – de
handelsbalans van de Unie met Engeland is sterk passief
– dan beletten de bepalingen van de dollarlening dit.
Er is echter nog een belangrijker reden, waarom de
dollarnood van Engeland ‘diens aankopen in de Unie
tot het uiterste gereduceerd heeft. De Unie betaalt na-
melijk haar invoeroverscliot van Engeland met goud.
De Unie levert zelfs veel meer goud dan het tekort op
haar betalingsbalans met Engeland bedraagt. Volgens
overeenkomst levert de Unie Engeland jaarlijks voor
een bedrag van minstens £ 70 millioen aan goud (practiscli
de gehele productie). liet deel hiervan, dat niet’ dient
ter aanzuivering van de betalingsbalans, w’ordt dus
verkocht tegen ponden. Engeland heeft daartegenover
echter de verplichting op zich genomen om de Unie al
die valuta, die zij nodig heeft. (behalve de dollars, die
de Unie zich zelf verschaft door rechtstreekse verkoop
van goud naar de Verenigde Staten) te leveren in ii!
voor ponden. Intussen is ook deze omzetting niet ‘i,i
groot, dat daarmede het pondensaldo verdwijnt. Op die
wijze is er ten behoeve van Zuid-Afrika een pndensaldo
ontstaan, dat gedurende de eerste tijd nog wel zal toe-
nemen, aldus de voorspelling van ,,The Economist”
van 20 Juli 1946.
Het is dus duidelijk, dat, hoe groter het saldo van de
Engels-Zuidafrikaanse handelsbalans is, hoe meer goud Engeland van de Unie krijgt, respectievelijk hoe minder
reden er is om het bedrag van £ 70 millioen in gevaar
te brengen. 1-let merkwaardige is dus, dat, omdat de
Unie betaalt met het beste devies ter wereld, namelijk goud, zijn uitvoer extra wordt bemoeilijkt. Het belang van de Unie eist echter, dat zij haar producten, ook de
zgn. luxegoederen, zoals vruchten en wijnen, kan af-
zetten. En hij deze afzet speelt Engeland de belangrijkste
rol. Het is dan ook niet te verwonderen, dat over dit
,,conflict” besprekingen te Londen werden gevoerd.
I-Ioewel over het resultaat der onderhandelingen nog
geen officiële mededelingen zijn gedaan, is wel bekend
geworden, dat aan Engeland crediet zal worden verleend,
waarbij de verwachting werd gewekt, dat daarmede in eerste instantie Zuidafrikaanse vruchten en landbouw-
producten zullen worden gekocht. De genoemde be-
dragen, £ 60-s 80 millioen, zijn echter rijkelijk hoog
voor zodanige aankopen, zelfs over verschillende jaren
verdeeld.
De kap taaltocs1roming.
Een tweede terrein, waarop men gevolgen van de En-
gelse dollarschaarste verwacht, is dat van het kapitaal-
verkeer tussen Engeland en Zuid-Afrika. Enerzijds heeft
men gesproken van een mogelijke kapitaalviucht van
Engeland naar de Unie, terwijl anderzijds minister Attlee
juist verwachtingen van een beperking der kapitaal-
investeringen van Engeland in de Unie heeft gewekt.
Eerst de mogelijke kapitaalviucht. Het is niet een-
voudig om uit te maken, of er werkelijk van een vlucht van het Engelse in het Zuidafrikaanse pond als een ge-
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
16S
volg van een mogelijke waardedaling van het Engelse
pond (welke .dan niet zou worden gevolgd door een daling
van het Zuidafrikaanse pond) kan worden gesproken. Wat men kan nagaan, is, dat er kapitaal van Engeland
naar de Unie is overgemaakt
2)
en zelfs dit is nog niet
zo eenvoudig, omdat er allerhande kapitaaltransacties
tussen Engeland en de Unie zijn. In de eerste plaats wordt
Engels kapitaal in de Unie blijvend belegd of geïnvesteerd,
maar ook vinden er effectentransacties plaats tussen de
Londense en Johannesburgse effectenbeurs als een gevolg
van arbitrage. Het staat echter wel vast; dat er van een
blijvende belegging of investering op belangrijke schaal
kan worden gesproken. Minder positief is te zeggen,
in hoeverre hier van kapitaalvlucht sprake is. Het ren-
dement op het kapitaal is in de regel in de Unie hoger
dan in Engeland, zodat ook hierin reeds een motivering
van de kapitaaltoevloeiing te vinden is. Zeer waarschijn-
lijk echter zijn ook ,,veiligheidsoverwegingen” aan het
kapitaalverkeerniet vreemd. Vooral het feit, dat de ka-
pitaaltoevloeiing sterker geworden is in 1947, toen de
datum van de ,,verwisselbaarheid van sterling” (15 Juli
1947) naderde, kan daarop wijzen. Dat deze verwissel-
baarheid inderdaad de Engelse monetaire autoriteiten
voor ernstige moeilijkheden heeft geplaatst, althans de
moeilijkheden in aanzienlijke mate heeft doen toenemen,
is sedertdien wel gebleken. Zowel in Engeland als in Zuid-
Afrika is sterk met de mogelijkheid van een verlaging
van het Engelse pond sterling gerekend; en deze moge-
lijkheid wordt in bepaalde kringen nog steeds aanwezig
geacht. Wij komen daarop echter hieronder nog terug. Over de omvang van de kapitaaitoevloeiing in Zuid-
Afrika doen fantastische getallen de ronde. Deze cijfers
zijn gebaseerd op incidentele mededelingen van bepaalde
zijden. Zo heeft de voorzitter van de Kamers van Nijver-
heden van Noord Transvaal in een interview met ,,The
Star” (19 Juli 1947) verklaard, dat Amerikaanse en Britse
firma’s meer dan £ 50 millioen voor directe investering
in de Unie beschikbaar hadden. Meer dan de helft zou
betrekking hebben op Brits kapitaal. De gouverneur
van de Suid-Afrikaanse Reserwebank, Dr M. H. de Koek,
heeft echter in het jongste jaarverslag van deze instelling
gezegd, dat de kapitaalbedragen, welke de Unie binnen-
komen, aanzienlijk zijn, doch niet zo hoog als wel wordt.
aangenomen. Volgens Dr de Kock kan het netto-bedrag
der kapitaaltoevloeiing in het afgelopen boekjaar (em-
digende 31 Maart 1947) niet veel groter zijn dan £ 20
millioen
3)
De dollarcrisis van Engeland zal echter, nu zij zo acuut
is geworden, misschien juist een tegenovergestelde uit-
werking op het kapitaalverkeer met Engeland hebben.
Ofschoon het transfer van gelden binnen het sterlingblok in het algemeen wordt vrijgelaten, is ei een andere maat-
regel, welke de investering van Engels kapitaal in Zuid-
Afrika kan beletten. Deze maatregel berust op de Invest-
ment (Control and Guarantees) Act van 1946, welke
nieuwe investeringen van een overheidsvergunning af-
hankelijk maakt. Ook voor investering van Engels
kapitaal in de Unie is een vergunning van de Engelse
Schatkist nodig en er zijn gevallen, waarin een zodanige
toestemming is geweigerd. Nu heeft minister-president
Attlee onlangs aangekondigd, dat in verband met de
noodzakelijkheid om de uitvoer te vergroten, de in-
vesteringscontrôle moet worden verscherpt, lIet kapitaal
moet beschikbaar worden gesteld voor doeleinden, welke
direct de uitvoer van Engeland bevorderen of de in-
dustriële structuur van het
land
versterken. De belegging
van Engels kapitaal in de Unie zal dus ook aan deze ver-
) Hoewel Engeland een strenge deviezencontrôle handhaaft,
wordt het kapitaalverkeer met de Dominions in de regel toege-
laten.
‘) Zie ook: Aantekening ,,De jaarlijkse rede van de President
van de Zuid-Afrikaanse Reservebank”, in ,,lt.-S. B.” van 20 Augus-
tus jl., blz. 667, en ,,De valutapositie van de Zuid-Afrikaanse
Reservebank” in ,,E.-S. B.” van 27 Augustus ji., blz. 688.
eisten moeten voldoer; dit betekent, dat uitsluitend het-
Engelse belang, en niet het belang van de Unie, de door-
slag zal geven.
Heet t de Unie Engels kapitaal nodig?
In verschillende kringen wordt de vraag gesteld, of
een eventueel verminderde kapitaalinvestering van de
zijde van Engeland geen nadelige invloed op de industriële
ontwikkeling van de Unie zal hebben. Men weet, dat
in de laatste jaren de industrie een enorme uitbi’eiding
heeft ondergaan en dat nog voortdurend nieuwe bedrijven
worden opgericht. Met betrekking tot de vorenstaande
vraag kan allereerst worden opgemerkt, dat Engeland
niet het enige land is, dat bereid is kapitaal in Zuid-Afrika
te investeren. Tal van andere landen, waarbij de Ver-enigde Staten vooraan staan, willen graag kapitaal in
de Unie beleggen. Zelfs landen als Frankrijk en ltali
hebben, ondanks hun deviezenmoeilijkheden, maatschap-
pijen in dit land opgericht. Maar de belangrijkste vraag,
die wordt gestéld, is, of de Unie zelf geen kapitaal heeft
om het land te ontwikkelen. Eén blik
01)
de balans van
de Reserwebank, die per 31 Maart 1947 een goud- en
deviezenvoorraad van meer dan £ 200 millioen vertoonde,
leert ons, dat •de nodige gelden ruimschoots aanwezig
zijn. Hierbij vergeleken is de kapitaaltoevloeiing van
£ 20 millioen in een jaar niet van groot gewicht. lIet gaat
echter niet om het bedrag, dat beschikbaar is, maar het
bédrag, dat werkelijk wordt geïnvesteerd. De bezitters
van het kapitaal moeten bereid en in staat zijn om nieuwe
ondernemingen te scheppen of om bestaande bedrijven
uit te breiden. Daarom is de investering van buitenlands
kapitaal toch van belang. Daarbij komt npg, dat de bui-
tenlandse kapitaalbezitters dikwijls dochterondernemingen
stichten van buitenlandse maatschappijen en dat zij hun
(buitenlandse) ervaring, bekwaamheid en soms het tech-
nische personeel, ter beschikking van de Zuidafrikaanse
onderneming stellen.
Positie Engelse en Zuidafrikaanse pond.
Zoals al reeds opgemerkt, is hier te lande sterk rekening
gehouden met een mogelijke daling van het Engelse
pond, waaraan dan onmiddellijk de kwestie wordt ge-
koppeld van het al of niet volgen van het Zuidafrikaanse
devies. Dit laatste is naar mijn mening geenszins zeker,
ook al worden ten gunste van een zodanige politiek hier
ook stemmen gehoord. Zuid-Afrika heeft zijn zelfstandige
plichten ten opzichte van Bretton Woods. Maar afgezien
nog daarvan is voor Zuid-Afrika de situatie geheel anders
dan voor Engeland. Van een acute dollarschaarste is
hier geen sprake en het belangrijkste ,,exportartikel”,
goud, is ook thans onbeperkt verkoopbaar tegen een
vaste prijs van $ 35 per ounce
4).
Voor de overige export-
producten is de prijs niet zo belangrijk met betrekking
tot de afzet, dat hij een depreciatie zou wettigen. De
kosten van levensonderhoud zijn, al zeer hoog in de Unie
en door een daling van de valutakoers zou de situatie
zeer ernstig, zo niet onhoudbaar, worden. De nauwe
banden met Engeland, waarop de voorstanders van het
volgen van het -Engelse pond zich beroepen, bleken toch
ook in 1931 niet van voldoende gewicht om liet Londense
voorbeeld te volgen. En toen was er meer reden voor dan
nu. Echter de politiek, ook de monetaire, is een onbe-
rekenbare factor.
Intussen willen wij niet de indruk wekken, dat wij een
daling van het Engelse pond verwachten. Wij kunnen
nog steeds niet inzien, dat de Engelse moeilijkheden door
een depreciatie kunnen worden opgelost; wij geloven
zelfs, dat zij met betrekking tot het binnenland ernstig
zouden toenemen.
4)
Overigens zou een daling van het Zuidafrikaanse pond, resp.
een stijging van de goudprijs voor de goudindustrie zeer welkom zijn. In deze kringen wordt geklaagd over de gestegen kosten hij
gelijkgebleven prijs.
764
ECONOMISCH-STATISTISCHE: BERICHTEN
24 September 1947
Toekomstige deoiezenpositie Oan Zuid-Afrika.
Zuid-Afrika moge dan op het ogenblik niet met een
dollar- of valutatekort te kampen hebben, men moet de
situatie anderzijds ook niet te rooskleurig voorstellen.
De goudvoorraad bedroeg op 31 Maart 1947 nog onge-
veer £ 200 millioen, doch men moet niet vergeten, dat er
een belangrijke achterstand in de goederenvoorziening
valt ift te halen. In welke mate deze vergrote (achterstallige)
import de deviezenpositie kan aantasten, tonen de cijfers
over het afgelopên jaar aan. In het jaar, eindigende op
31 Maart 1947, verloor de Reserwebank ongeveer £ 52
millioen aan goud en ongeveer £ 32 millioen aan deviezen.
Nu zijn deze verliezen niet geheel te wijten aan het import-
overschot. In dat jaar werd ongeveer £ 20 mihioen aan
de Verenigde Staten betaald uit hoofde van de Lend-
Lease-overeenkomst en £ 6 millioen aan het Internationale
Monetaiie Fonds, terwijl ook nog andere ,,eenmalige”
betalingen voorkwamen. Daartegenover staat echter een
kapitaalimport van per saldo meer dan £ 20 millioen. Het
tôtale goud- en deviezenverlies was dus meer dan £ 100
millioen. Indien dit zo door zou gaan, zou ook Zuid-Afrika
spoedig zijn valutamoeilijkheden hebben. Zoals gezegd,
is echter eén deel van het deviezenverlids slechts ,,een-
malig”, terwijl men bovendien moet verwachten, dat de
,,achterstand” in de invèer steeds minder wordt. Toch
is ook de toestand van een land, dat in hoge mate van
zijn goudproductie afhankelijk is, hij steeds stijgende
goederenprijzen en een constante goudprijs niet zonder
zorgen. Temeer, daar veel kapitaal nodig is voor de
oprichting van nieuwe industrieën, teneinde het gevaar
ener ,,eenzijdige structuur” te verminderen.
Pretoria,
11
September
1947.
Prof. Dr
H. W.
J. WIJNHOLDS.
DE VRACHTENMARKT.
Het huidig beeld der vrachtenmarkt verschilt niet on-
belangrijk met dat van eind Junibegin Juliji. Leek het
aanvankelijk gewenst zich bij de beoordeling der vooruit-
zichten op korte termijn enige reserve op te leggen – de.
daling van het vrachtenpeil kon immers van tijdelijke
aard zijn— de reactie heeft inmiddels een zodanige om
vang genomen, dat het nuttiglijkt daaraan ook te dezer
plaatse aandacht te wijden. Onderstaande bekrropte tabel,.
aantonend enkele der hoogste en laagste vrachten in
1946, het vrachtenpeil in Januari jl. en de vrachtcijfers,
die recentelijk, d.w.z. tweede helft Augustus werden be-
taald, geeft een indruk van de neerwaartse trend:
Commission om alle lopende ,,bareboat charters” per 31
Augustus ji. te bèëindigen. Aanvankelijk verluidde, dat
nieuwe voorwaarden zouden worden vastgesteld en dat kolen- en graanbevrachtingen van Noord-Amerikaanse
havens slechts op basis der herziene ,,Warshipvoy”-charter
mochten worden gesloten. Sedertdien bleek, dat het niet
indé bedoeling der U.S.M.C. ligt, de huurbasis zelve te
wijzigen, doch dat de minimumperiode, gedurende welke
voortaan schepen op ,,bareboat basis” kunnen ”orden
gehuurd, zestig dagen bedraagt, terwijl een opzeggings-
termijn van vijftien dagen in acht moet worden genomen.
Bovendien komen evt. exploitatieverliezen tot4usver
voor de helft voor rekening der U.S.M.C. – voortaan
geheel ten laste der huurders, terwijl deze laatsten,bij-
aldien zij op ,,bareboatbasis” gehuurde schepen wederom
ter beschikking der U.S.M.C. stellen, gedurende een tijdvak
van twee maanden geen anjlei’e tonnage toegewezen
krijgen. Als gevolg der wijziging in de zgn. ,,accounting
period” kan de huurder (operator) nieuwe verliezen niet
langer verrekenen met baten, resp. overschotten onder de
tot dusver geldende regeling behaald. Inmiddels werden
reeds 200 schepen aan de U.S.M.C. teruggeleverd; men
verwacht, dat nog 100 scheen zullen volgen.
Aanleiding tot deze beslissing ‘der U.S.M.C. was de
scherpe daling,op de vrachtenmarkt ende daaruit voort-
vloeiende ernstige exploitatieverliezen voor schepén onder
Amerikaanse vlag. De U.S.M.C. is van oordeel, dat de
jongste daling een gevolg is van ,,het overmatig âanbod
van Amerikaanse tonnage”. In hoever hier veeleer moet
worden gesproken van tweeërlei oorzaak, t.w. toenemend
aanbod van tonnage uit de grote reservevloot kan zo
nodig vrijelijk worden geput – èn, in verband met het
Europees tekort aan dollars en daaruit voortvloeiende
invoerbeperkingen, verminderde vraag, zij in het midden
gelaten. In ieder geval zullen de vrachten naar ruwe schat-
ting $ 1,50 h $ 3 per ton moeten stijgen, wil de Ameri-kaanse ,,operator” tenminste zijn kosten dekkn.
Dat ook voor .de niet-Amerikaanse reder de beslissing
der U.S.M.C. welkom is, behoeft geen betoog. Zijn exploi-
tatiekosten mogen dan al over de gehele lijn belangrijk
lager zijn – onderstaande vergelijkende tabel der gages
voor matrozen geeft een indruk van het verschil in gages
een halvering van het tot dusver geldend vrachtenpeil
kan ook hem niet onverschillig laten. De exploitatiekosten
zijn, vergeleken met vÔôr de oorlog, aanzienlijk gestegen
en het oponthoud in tal van havens, waardoor de reisduur
in vele gevallen belangrijk wordt verlengd, is een toenemen-
de bron van zorg.
1946 1947
Floogste
Laagste
Tweede
helft
Van
Naar
Lading
Vrachtbasis
vracht
vracht Januari
Augustus
La Plata rivier
Antwerpen/Rotterdam
Graan
per ton van
20 cwt
$
19,—
78/-
$
17,—
$
52,75
Vereen. Koninkrijk
.
85/-
–
81/-
$
13,50
Noord-Amerika
Nederland
Kolen
,,
$
12,65
$
8,—
$
10,55
$
7,50
Ook de uitgaande kolenvrachten van Rotterdam naar
West-Italië zijn niet onbelangrijk teruggelopen, t.w. van
22/- A 23/- tot 19/6 per ton, zowel voor spoedige als voor
iets latere aflading. Illustratief voor de minder gunstige
beoordeling der vooruitzichten op langer termijn is ook de bevrachting van tonnage van Noord-Amerika naar Noord-
Frankrijk voor het vervoer van kolen, achtereenvolgende
reizen gedurende drie jaren, op basis van $ 8 voor het
eerste en $ 7 voor ht tweede en derde jaar, vergeleken
met de oude W.S.A. (War Shipping Administration)-vracht
van $ 12,15 en een vracht van $ 11,65 enkele maanden
geleden voor achtereenvolgende reizen gedurende twaalf
maanden betaald. Er dient overigens op gewezen te worden,
dat begin Augustus de kolenrachten van Noord-Amerika
naar West-Europa zich op een nog lager peil dan het hui-
dige bewogen. Zo werd o.a. $ 6,25 / $ 6,50 naar NederlandS
bij’herhaling door reders van prompte schepen geaccep-
teerd Een – tijdelijke? – stimulans werd aan de markt
gegeven door. de beslissing der United States Maritime
Gemiddelde maandelijkse gage plus extra’s van een matroos
(A.B. Seaman) omgerekend in U.S.A.dollars 1).
Amerika
…………
$ 290
Engeland …………..
103
Canada …………….
150
Noorwegen …………
101
Zweden
…………..
86
Denemarken
……….
85
Frankrijk …………..
79
Nederland
…………
74
1)
Publicatie van de afd. Research and Statistics der National
Federation of American Shipping.
Deze cijfers zijn globaal, daar de extra’s in de vorm van
bonusuitkeringen in de verschillende landen min of meer
aanzienlijke verschillen tonen. In Amerika komt bijv. het
totaal der. ,,bonuses” voor een A.B. op bijna $ 100 per maand hij een basisgage van $ 192 per maand.
Het is deze beslissing der U.S.M.C.,die aanleiding tot
en licht herstel – vergeleken met het dieptepunt van
enkele weken geleden – is geweest. Ofschoon kolek- en
graanverschepers hun biedingen hebben verhoogd tot 8 3,50
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
765
â $ 4 beneden de oude W.S.A.-vracht, betekent dit in
feite slechts een vracht van rond $ 7,15 vergeleken met de
oude schaalvracht van $ 11,15 en het maximum van
$12,65, dat in 1946 werd betaald. Ook elders doet het in
grijpen der U.S.M.C. zijn invloed gelden, hetgeen moge
– blijken uit de stijging der kolenvacht van Noord-Amerika
naar West-Italië tot $ 10,40 tegen $ 8,05 kort geleden,
naar Zweden tot $ 11,75 tegen•$ 8,50 en naar Zuid-Amerika
tot
1
10,25 tegen $ 9,95.
Of deze maatregel afdoende zal blijken om een hernieuw-
de daling te voorkomen, wanneer straks de invloed der
gedwongen beperking, die Europa zich tengevolge van het
acuut tekort aan ,,hard money”, in casu U.S-dollars, op
het stuk van aanvoer uit Amerika gedwongen ziet toe te
passen – men schat de inkrimping van. de wereldhandel
uit deze hoofde op tien procent – dient afgewacht. Er is
vooralsnog weinig aanleiding de naaste toekomst roos-
kleurig in te zien. –
Reeds eerder heb ik gewezen op de smalle basis, waarop
de huidige bedrijvigheid op de vrachtenmarkt berust, t.w, het éénrichting verkeer van Noord-Amerika naar
Europa. Nu het nijpend tekort aan dollars verschillende
landen dwingt de invoer uit Amerika drastisch te beperken,
dient met een verminderde vraag naar tonnage rekening
te vKorden gehouden. Ongetwijfeld zal het in de eerste plaats,
de Amerikaanse vlag zijn, die de gevolgen van een en ander
ondervindt. Los van de zoveel hoger exploitatiekosten, die,
naarmate de ,,sellers’ market” tot het verleden gaat be-
horen en de concurrentiefactor aan betekenis wint, de
Amerikaanse reder in een nadeliger positie plaatst, ver-
langt het merendeel der Amerikaanse reders betaling der
vracht in dollars, d.w.z. in een valuta, die uiterst schaars
is en de invoerlanden juist uit deze hoofde dwingt onmis-bare aankopen waar mogelijk op ,,soft currency markets”
te effectueren. Dat overigens ook de leden der Transatlantic
Steamship Conference de jongste daling op de vrachten-
markt niet als een tijdelijk verschijnsel beschouwen, blijkt
uit de verlaging van 45 tot 421 dollarcents per 100 lbs,
waartoe met ingang van September ten aanzien van het
vervoer tussen de Noord-Amerikaanse Oostkusthavens en
Antwerpen, Rotterdam en Amsterdam is besloten.
Hetkortelings verschenen ‘rapport der Zuid-Afrikaanse
scheepvaartcommissie citeert o.a. een uitspraak van
J. F. Cannan, Chief Representative of the Ministry of
War Transport in Zuid- en Oost-Afrika, dat binnen enkele
jaren, wanneer de thans in verschillende landen in aan-
bouw zijnde schepen in de vaart zijn en de wereidhandel
zich niet zal hebben hersteld, z.i. met een surplus aan
tonnage van 10 tot 20.000.000 tons moet worden gerekend.
De waarde, die aan een dergelijke prognose mag worden
toegekend, in het midden latend, is het niet voor bestrijding vatbaar, dat een normale ontwikkeling der wereldvrachten-
markt staat en valt met het herstel van de wereidhandel.
Vooralsnog zijn de vooruitzichten in dit opzicht, althans
voor de naaste toekomst, weinig bemoedigend en het is
dan ook begrijpelijk, dat men in rederskringen de nodige
reserve betracht.
C. VERMEY.
AANTEKENINGEN,
HET SAAROEBIED.
Mevr. Dr R. H. M. Worsley schrijft ons:
Na het Ruhrgebied en Opper-Silezië is het Saargebied
één van de belangrijkste productiecentra van steenkool
en staal op het vasteland van Europa. Zijn productie-
potentieel en de aanwending daarvan hebben grote in-
vloed op de plannen voor de wederopbouw van Europa.
Het gebied rust letterlijk op een fundament van steen-
kool, die tot een diepte van 2.000 m reikt en door de
Toronto-conferentie in 1918 werd getaxeerd op 16 milliard
ton, tegen circa 12 milliard ton in Frankrijk.
Na de tweede wereldoorlog wordt het Saargebied door
Frankrijk bestuurd, dat daarvoor kolonel Gilbert Grand-
val, een bekende partisanenleider, heeft aangewezen. Het
gebied verkeert in een eigenaardige positie. Het is niet
langer Duits, maar het is ook nog niet Frans. Juridisch
behoort het aan Duitsland en het is het vierde gebiedyan
de Frarfse zône. Het wordt door de Fransen echter anders
behandeld dan de andere delen van hun bezettingszône.,
Kolonel Grandval ên zijn militair bestuur te Saarbrücken
zijn nl. practisch onthankelijk. Het gebied wordt door
hen eigenlijk geïsoleerd. Het doel is, de bevolking in staat
te stellen zich op haar toekomstige verhouding tot Frank
rijk te beraden zonder dat daarbij invloed van buiten
kan worden uitgeoefend. Buitenlandse waarnemers wor-
den echter, met toestemming van de Franse autoritéiten,
overal toegelaten.
Van het begin af hebben de Fransen een eigen, kijk op
het Duitse probleem gehad. In tegenstelling tot de Britse
en Amerikaanse zienswijze wordt de last van de bezetting
niet afgewenteld op de belastingbetaler. Het budget van
de Franse zône, nauwkeurig opgemaakt op grond van de
inkomsten, vertoont een klein overschot. Dit verschil is
o.a. daaraan toe te schrijven, dat de Fransen in Duitsland
zitten met het doel er zo lang mogelijk te blijven, in tegen-
stelling tot de Engelsen en Amerikanen. Zij erkennen
openlijk, dat zij het economisch potentieel van het Saar-
gebied nodig hebben voor de wederopbouw van Frankrijk. Zo vereist het plan Monnet voor 1947 de beschikking over
78 millioen ton steenkool, waarvan slechts 55 millioen door
Frankrijk zelf kan worden geleverd. ‘De respectieve
getallen voor 1950 zijn 86 millioen ton en 65 millioen ton.
Indien de economische en financiële integratie van het
Saargeied in de Franse huishouding is voltooid en de
productie van de Sarmijnen kan worden onttrokken aan
de pool van de Europese steenkoolorganisatie, zal de we-
deropbouw van Frankrijk in belangrijke mate kunnen
worden versneld.
De Franse autoriteiten zijn erin geslaagd het Saargebied tot werken te brengen. Zowel Fransen als Duitsers werken
er hard. De mijnwerkers arbeiden 8 uur per dag evenals
andere arbeiders, kantoorpersoneel, bedrijfsleiders. Franse
ambtenaren werken niet zelden van 9 uur ‘s morgens tot
8 uur ‘s avonds. Overwerk wordt graag, waar nodig, ver-
richt, hoewel de Duitsers-‘voor,hun geld, evenals elders,
weinig kunnen kopen. Overwerklonen in de mijnen worden
gegeven in de vorm van voedsel of andere gebruiksmidde-
len. Zo krijgen de mijnwerkers een vrij hoog kolenrantsoen,
dat van 3 tot 6 ton per jaar varieert al naar gelang van
het aafltal jaren, dat zij in de mijnen hebben gewerkt.
Gedurende de winter werken de mijnwerkers op Zondag
•voor de winning van steenkool voor huisbrand. Ook hout
is in beperkte hoeveelheden voor dit doel beschikbaar.
Bovendien zijn de Fransen erin geslaagd de productie van electrische energie te verhogen. Ondanks het toegenomen
verbruik, nl. 2j ‘maal zoveel als in 1938, kan electrische
energie worden uitgevoerd zowel naar Frankrijk zelf als
naar de Franse zône in Duitsland. Tenslotte is de productie
van gas eveneens stijgende, zodanig, dat de eniger tijd gas naar Zwitserland zal kunnen worden geëxporteerd..
Wat de steenkool zelf betreft, de productie ervan is van
3,5 millioen ton in 1945 toegenomen tot 7,9 millioen ton in 1946; in het eerste halfjaar van 1947 was de productie
bijna 5 millioen ton. De productie in 1938 was 14,4 mi]lioen
ton.
Dit gunstige resultaat wordt ‘eeroorzaakt door: 1. de
Franse steenkoolpolitiek, 2. de medewerking van de mijn-
werkers en 3. de betrekkelijk geringe schade aan de mijnen..
De Fran’sen exploiteren de mijnen met een kleine, maar
zeer deskundige staf,. die een grondige technische kennis
van de mijnboijw bezit èn een diep inzicht in de psycholo-gische gesteldheid van de Duitse arbeiders, waarbij kennis
van de Duitse taal hen zeer dienstig is. De Fransen hebben
de organisatie van de ,,Saarkohlen A.G.”, een aan het
voormalige ,,Reich” behorende vennootschap, gehandhaafd.
“I.
76
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 September. 1947
Aan deze vennootschap behorei alle Saarmijnen. Alleen
het Duitse bestuur is door een Frans diiectorium vervan-
gen. De Duitse ingenieurs worden, met achteruitzetting
van een of twee rangen, gehandhaafd. De Fransen schijnen
tevreden te zijn met de mate, waarin de Duitsers mede-
werken. Zij klagen ,veI over gebrek aan geschoolde arbeid,
machine-onderdelen en dergelijke, die gewoonlijk uit het
Ruhrgebied komen. Amerikaanse machines blijken tegroot
te zijn. Het gebrek aan machines wordt als oorzaak aange-
merkt van het toegenomen aantal mijnwerkers, t.w. op
26 Juli jl. 45.300 tegen 43.660 in 1938.
De lonen zijn laag, hoewel in de laatste tijd stijgend.
Een houwer verdient •42 tot 60 mark per week,
De koers van de mark in Zwitserland is 2 2j francs
per 100. Dit betekent, dat omgerekend in Engels geld.
de mijnwerker in het Saargebied een weekloon krijgt
van 2/6
a
3/. In Duitsland is 2 dagen loon echter genoeg
om het weekrantsoen te beta]en. De stimulans om te
werken is dan ook niet jelegen in het geldloon, maar
in het voedsel, dat de mijnwerker aan de mijnen ont.
vangt, zoals dagelijks uitstekende soep, brood, 2 ons
boter, 3 i 4 ons vlees, 15 sigaretten. Verder krijgt
hij maandelijks een bonus ian 3 pond margarine en 1
pond surrogaatkoffie en synthetische honing, als hij regel-
matig werkt. Tenslotte ontvangt’ hij jaarlijks een stel kle-
ren, een paar schoenen en andere gebruiksgoederen. De
överige Saarlanders, die met minder tevreden moeten zijn
dan de’ mijnwerkers, misgunnen de laatsten hun gépiivilê-
gieerde positie niet.
Ook in hun behuizing zijn de mijnwerkers bevoorrecht.
Van de 27.700 mijnwerkersgezinnen wonen 12.300 in een
eigen huis, 5.500 in huizen vande mijnen en 9.900 in huur-
huizen. Slechts 12 pCt van deze woningen is beschadigd.
Indien 150 nieuwe huizen zouden worden gebouwd en
reparaties werden aangebracht aan de licht beschadigde
woningen, zou het gehele vraagstuk zijn opgelost. De toe-
itand in het gehele Saargèbied is zo, dat van de 114.256
woningen 64.701 vernield zijn . .
De uitrusting van de mijnen is enigszins achteruitgegaan,
maar over het algemeen is zij moderner dan in mènige En-
gelse mijn.
– De klachten van de Fransen gaan over het te geringe
aandeel, dat zij van de Saarproductie krijgen; verder, dat Frankrijk de steenkool, .die het ontvangt, in dollars moet
betalen, terwijl de export uit het Saargebied naar andere Duitse gebieden in marken wordt betaald en de betaling
bovendien te lang op zich laat wachten. Overigens hehben
de Fransen – en met hen de Duitsers — er vertrouwen in,
dat zij, mits zij de nodige machines krijgen, het vooroorlogse
roductiepeil zullen bereiken.
Wat de staalproductie betreft, deze is niet zo veelbe-
lovend. De productie is weliswaar toegenomen, maar
hoofdzakelijk om politieke redenen zijn de Fransen er,
tegen gekant haar tot meer dan 45 pCt van het vooroorlogse
peil uit te breiden, tenminste zolang de status van het
Saargebied nog niet definitief is geregeld. Momenteel
wordt ongeveer ,40 pCt van de capaciteit gebruikt. Meer -dan 16.000 arbeiders werken in de staalnijverheid, tegen
5.842 begin en 14.602 eind 1946. Erts wordt geïmporteerd
uit Lotharingen en Siegerland in Duitsland; import van
erts uit Zweden, dat van hôge kwaliteit is, heeft nog niet
plaats.
De staalproductie wordt geleid volgens een plan, opge-
maakt door de ,,Groupement des industries de la fond et
de l’acier” (G.I.F.A.) te Parijs; de aanpassing aan de
locale omstandigheden geschiedt door het Franse militaire
bestuur in het Saargebied. Tot de grote ‘,taalfabrieken
behoren die van Röchling, van de Neunkirchner Hütte en
de Völklinger Hütte, één van de modernste in Europa.
Andere industrieën in het Saargebied nemen gestadig in
productie toe, zoals de glas-, de chemische, aardewerk en
schoenindustrié.. Het opruimen van puin en de woning-
bouw schijnen volgens plan te verlopen. De productie van
bkstenen hijv.m’oet van 200.000 in Januari 1946 tot een
maandelijks totaal van bijna 3 millioen zijn gestegen.
Op monetair gebied is kort geleden de Duitse mark ver-
vangen door een eigen Saarmark. De inisseling heeft plaats
tegen parikoers. De koers van de Saarmark, ten opzichte
van de Franse franc, is nog niet vastgesteld. Elk gezifis-
hoofd ontving 300 Saarmarken in contanten en voor elk’
gezinslid 100 Saarmarken. Werkgevers mochten bovendien
voor elke werknemer 250 oude marken tegen nieuwe in-
t
wisselen. Voor de rest blijft alles geblôkkeerc. De totale
clirculatie van oude marken in ht Saargebied werd geschat
op 485 millioen, voor de oorlog 85 millioen.
De schepping van de Saarmark wordt als een eerste,
voorzichtige stap beschouwd naar geldsanering, waarna
misschien de economische inlijving van het Saargebied in
liet Franse blok zal volgen. Dit laatste hangt echter af va
de internationale politieke vërhïudingen en in het bijzon-
der van de ontwikkeling in Frankrijk zelf: de wederopbouw
en het welslagen van de stabilisatie van lonen en prijzen.
De Fransen zijn zich terdege bewust van de moeilijkheid
öm de verhouding tussen de lonen in Frankrijk en het
Saargebied vast te stellen. Deze verhouding heeft immers
regelrecht invloed op de kosten van levensonderhoud in
beide landen.
Alleen indien deze soort problemen bevredigend kunnen
worden opgelost – en op het ogenblik is het loonvraagstuk
één van Frankrijk’s voorname zorgen – zal een voldöeade
sterke basis zijn gevonden voor een hechte economische
samenwerking tussen Frankrijk en het Saargehied. Een
deigelij ke samenwerking schijnt momenteel zowel door
de Fransen als de Saarlanders zelf te worden gewenst.
AUSTRÂIIË EN 111′ DOLLAISF1{OBLEEM.
Zoals in deze rubriek reeds werd vastgesteld
1),
zag de
betalingsbalans van Australië over 1946, in tegenstelling
rnet de handelsbalans, er niet zo gunstig uit. Hoe is sedert-
dien de ontwikkeling, en wel in het bijzônder ten opzichte
van Amerika, geweest? De invoer beliep gedurende het
jaar eindigend op 30 Juni 1947 £ 183,8 milliden, de uit-
voer £ 245,8 millioen. Dit gunstige resultaat op zichtbare.
rekening werd niet verkregen ten koste van een oneven-
n;ichtige handel met Amerika. De goederenimport uitAme-
rika bedroeg nl. gedurende dezelfde periode in totaal-Y 36
millioen, de export naar Amerika daarentegen beliep
£ 47,8 millioen.. Desondanks vertoonde de Australische
betalingsbalans een dollartekort van
S
100 inillioen. Der-
halve moet Australië’s dollartekort in zijn geheel worden
toegeschreven aan uitgaven voor onzichtbare importen.
Volledige cijfers hierover ontbreken, maar volgens ,,The
Financial Times” van 16 dezer, die dit probleem behandelt,
zijn de twee grootste posten, die dit tekort veroorzaakten,
de scheepvaart en de interest. Deze laatste post beloopt
ten opzichte van Amerika ongeveer $10 millioen per jaar.
Een gemiddeld cijfer voor de scheepvaartdiensten in dol-
lars is niet beschikbaar; een aanwijzing hiervoor kan wor-
den gevonden in het cijfer voor 1945—’46 voor vrachten
ën assuranties: £ A 22 millioen, waarvan een groot deel
werd betaald aan de Verenigde Staten. Vervolgens’ zijn er
de dollarkosten voor ,,film royaltie”, geschat op ongeveer
$ 6 millioen, en dollaruitgayeiî voor in liet buitenland ge-
stationneerde Austrklische bezettingstroepen.
Australië’s :dollarprobleem, hoewel ernstig, is, aldus
bovengenoemd blad, bij lange na niet wanhopig. Vergele-
ken met Europa, of zelfs Canada, is dit probleem ,,of li
relatively small order”. Een gedeeltelijke oplossing kan –
volgens het blad worden gezocht in de richting van het
brengen van een wijziging in de geografische differentiatie
van het Aus tralische handelsverkeer, t.w. door een deel
van de goederen, tot dusver naar Europa verzonden, te.
leiden naar het ViTestelijk halfrond. De mogelijkheid hier
‘)
Ziet De Australische handels- en betalingsbalans in 1946″
in ,,E.-S.. B.’ van 3 September 1947, b!z. 707.
–
–
/
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
767
toe hangt natuurlijk af van het type goederen, dat Aistra-
lië kan uitvoeren. Ondanks de snelle ontwikkeling van de
Australishe industrie in recente jaren, is hiervan nog
geen. noemenswaardige weerspiegeling te vinden in de aard
der exportgoederen: de export bestaat nog steeds voor
bijna 4/5 van de totale waarde uit voedingsmiddelen en
dierlijke producten. De belangrijkste post is wol; de helft
van de export in 1946-’47 bestond hieruit. Deze wol ging
zowel naar de West-Europese landen als naar Amerika.
De vraag is dus hier: niet een verschuiving van de wplex-
port
–
van Europa naar Amerika, naar een groter deel van
de bestaande voorraad verkopen aan de Verenigde Staten.
Tegen deze achtergrond kan het verlangen van de Austra
lische gedelegeerden bij de i.T.O.-conferentie te Genève
naar een verlaging van de Amerikaanse invoerrechten op
wol worden gezien. Zonder deze verlaging is de enige manier
om uit de huidige moeilijkheden te geraken het beperken
van de invoer uit Amerika. EP bestaat weinig kans om meer tarwe, boter of vlees
aan Amerika te verkopen. Bovendien zou hierdoor de
structuur van het stei’linggebied worden bedreigd en met
name Engeland’s voedselpositie. Australië heeft dan ook
besloten meer voedingsmiddelen naar Engeland te sturen;
als uitvloeisel van deze politiek gaat het de invoer uit Ame-
rika verder beperken. Deze nieuwe beperkingen hebbû be-
trekking op tabak, drukwerk, film royalties en chassis voor
personenauto’s, en wel met 20-30 pCt gedurende het
lopende jaar. 1-lierdoor hoopt men het dollartekort te ver-
minderen tot $ 50 millioen per jaar. Australië’s besluit
om de goudproductie aan Engeland te verkopen
2)
be-
tekent, dat de $ 30 millioen, die zij uit deze bron had
kunnen verkrijgen, voor dit doel niet beschikbaar is. 1-loopt
de Regering dus op een verlaging van het Amerikaanse
woltarief?
‘)
Zie: ,,E.-S. B.” van 10 September 1947,
blz.
715.
MEDEDELING.
STA’1’IST1SfuIE DAG 1947:
Op 30 September a.s. wordt door de in 1945opge-
richte Vereniging voor Statistiek in Pulchri Studio te
Den Haag haar eerste jaarlijks congres, cle ,,Statistische
Dag 1917″, georganiseerd.
Dit congres, dat zal worden geopend en ingeleid door
Zijne Excellentie Minister L. Neher, is het eerste, dat
op dit gebied in Nederland ,vordt gehouden. Hot heeft
een tweeledig doel. Ten eerste: het geven van een beeld
van de veelzijdige toepassingsmogelijkheden der statisti-
sche methoden in de wetenschap en het bedrijfsleven,
ten tweede: het leggen van persoonlijk contact tussen de
beoefenaars der statistische methoden op verschillend
gebied.
lIet congres is toegankelijk voor alle belangstellenden.
Door niet-]eden kunnen kaarten w’orden aangevraagd bij
het secretariaat der Vereniging: Postbus 27, Rijswijk
Z.-H., Giro 202091, tegen overmaking van 12.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De geldmarkt vertoonde in de afgelopen week een
verdere verruiming, zij het van een niet al te gepronon-.
ceerd karakter. Vermoedelijk zijn bankbiljetten weer naar
de banken toegevloeid en hebben de deviezenaankopen
in de afgelopen week geen grote omvang aangenomen.
Uiteraard hebben vrij grote. bedragen aan schatkist-
papier, welke in September vervallen, ook invloed uitge-
oefend, daar zij weliswaar hij de Agent herbelegd kunnen
worden, doch uiteraa w
rd alleen
anneer de algemene marktpositie dit niet verhindert.
De discont’s vertoonden dan ook een lichte da1ing
zodat driemaandspromesseh aan -het einde der week teg’en
1 pCt werden verhandeld, en halfjaarpapier tegen 1* pCt,
terwijl de langei’ lopende termijnen practisch ongeveer
1/ pCt noteerden, liet zeer kortlopende September-
papier noteerde
7/
pCt,
doch de callgeldrente bleef gedu-rende de gehele week ‘Op 1 pCt.
– –
De in de afgelopen week gepubliceerde Millioenennota
liet ten aanzien van de binnenlandse monetaire situatie
een niet bepaald gunstig beeld zien. 1-let infiatoire begro-
tingseffect zal nok voor het komende jaar nog zeer grote
vormen aannemen. De effectenbeurs reageerde hierop met
vrij behoorlij ke- koersstijgingen, hetgeen begrijpelijk is,
daar, al zal het prijsbeheersingssysteem door. de geldver-
meerdering wâarschijnlijk niet worden doorbroken, toch
van de te verwachten nieuwe zwevende koopkracht een
toenemende beleggingsvraag zal uitgaan. Mochten voorts
in het komende jaar voldoende buitenlandse credieten
uitblijven, dan zal weliswaar het materiële herstel worden
vertraagd, doch vermoedelijk gaat dit tevens gepaard met
‘toenemende winstmogelij kheden der bestaande productie-
itistallaties wegens aanhoudende schaarste. Na de aanvan-
kelijke koersstijging ‘traden wel enige reacties op, doch per
saldo was het niveau aan het einde dezer week over het
algemeen hoger dan aan het èinde der vorige verslag-
periode.
12 Sept. 19 Sept.
1947
1947
A.K.0.
………………….
180+ G
.
B.
172+
v.
Berkel’s
Patent
…………..
127
128*
Lever Bros. Unilevei’- C. -v. A…..
286*
304+
Philips
G.
b.
v.
•
A.
, .
.
. . . –
.
381+ 390
Koninklijke Petroleum
……….
436 446
I-LA.L.
……………………
210 219
N.S.0.
……..
.
……………
186*
1901
H.V.A.
……………………
228*
282+
Deli
Mij.
C.
v.
A …………….
’54
.
158+
Amsterdam Rubber –
~
.. : ……..
i 42A,
141+
–
STATISTIEKEN.
I’EDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste poten In millioenen dollars).
Metaalvoorraacl
Data
.
Other
U.S. Govt.
Totaal
Goucer-
cash
securitlea
tlticaten
31
Dec.
1946
–
18.381
17.587
1
268
23.350
13 Aug.
1947
20.367
19.694
1
269
22.030
20 Aug.
‘1947
20.427
19.750
1
269
22.097
27 Aug.
1947
20.524
19.841-
260
22.107
FR-bil-
Data
letten 1fl
____
Totaal
Deposlto’s
circulatle
Member-
Govt.
banks
31
Dec.
1946
24.945
17.353393
16.139
13 Aug. 1947
24.145
18.481
1
1.053
16.428
20 Aug.
1947
24.162
18.659
1
1.265
16.407
27 Aug.
1947
24.225
18.531
[
915
16.493
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaaniste posten In milUoenen Irancs).
Voorschotten aan de Staat
Data
0.0
Cd
P.
.S
.
O
M
P.
26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.44967.900
426.000
28 Aug.
1947
64.817
141.949
117.449
124.900
426.000
4 Sept.
-1947
64,817
140.791
117.449
134.500
426.000
11
Sept.
1947
52.817
145.960
129.449
132.900
426.000
T
Bankbll-
Data
–
jetten in
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
26 Dec.
1946
721.865
63.458
765
62.693
28 Aug.
1947
838.442
71.401
750
68.958
–
4
Sept.
1947
854.124
67.628
–
761
65.913
11
Sept.
1947
–
853.913
70.204
797
68.461
–
,.
1
•,
…
S..
–”,
-“-
768
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 September 1947
DE NEDEELÂNDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 22 September 1947.
Activa.
Wissels, pro-
Ç
Hooïdbank t
–
1)
messen en
Bijbank
–
chdbriven Agentscb.
38.015,20
t
38.015,20
1
)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No. –
F204)
………………………………
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst van 26 Februari -1947 ……………..2.100.000.000,-
Beleningen:. -. Hoofdbank t
146.229.271,-
1
)
(mcl.
voor-
schotten in re- Bijbank
,,
734.085,08
kening-courant j
op onderpand) Agentsch.
,,
7.704.465,06
t
154.667.821,14
Op effecten, enz …………..
154.209.321,76′)
Op goederen en celen
458.499,38
154.667.821,14
1
)
Voorschotten aan het
Rijk
(art. 16 van de Bank-
Wet
1937)
………………………….
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt .en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……..t
502.128.871,13
Zilveren munt. enz. …. ..2.027.496.15
11
504.156.367,28
157.430.200,-
23 5. 490. 70 9, 3
5. 076.23 1, 34
397.997.140,69
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
………………………………
64.794.058,98 Gebouwen
en
inventaris
………………….
3.500.000,-
Diverse
rekeningen
……………………,,
84.258.239,74
t 4.809.411.643,03
Pslva.
Kapitaal
……………………………..f
‘
20.000.000,-
Reservefonds
……………………………
12.452.579,46
Bijzondere
reserves
……………………..,
32.247.868,69
Pensioenfonds
…………………………
16.950.887,14
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ……..
125.472.205,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgtften) …… 2.801.387.690,-
Bankassignaties in omloop
………………..
74.629,56
Rekening-courant
saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.
……
t
895197.562,41
Geblokkeerde saldo’s van
banken
……………,
57.167.800,48
Geblokkeerde saldo’s van
.anderen
…………….49.040.059,42
VrIje saldo’s
…………..663.943.068,11
1.655.348.490,42
Diverse
rekeningen
………………………
135.477.292,76
t 4.809.411.643,03
‘) Waarvan schatklstpapier rechtstreeks door de
Bank In disconto genomen ……………. t
–
‘)
Waarvan ai Nederlands-IndiO
(Wrt van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
,,
‘
39.529.875,-
Cii’culatie der door de Bank namens
de Staat
in het verkeer gebrachte muntblljetten
……
146.493.535,-
BANK VAN ENGELAND.
–
(Voörnaamste posten In millioenen ponden).
‘4
‘4.
.n
.,
”4
,
‘o
«1
4)’4
4)
bb
8
‘.i5
Pq
25 Dec: ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
3 Sept.’47
0,2
1.449,4
1.450
1.392,4
‘57,8
10 Sept.’47
.
0,2 1.449,4 1.450
1.389,6
60,6
17
,
Sept.’47
0,2
1.449,3
1.450
1,382,8
67,5
Other securitles
Depoalta
n
‘
25 Dec, ’46-
1,3
311,8
13,6
15,8 346,5
10,3
278,9
3 Sept.’47
2,5
319,4
19,9 17,9
399,1
12,5
292,3
10 Sept.’47
2,4 320,8
16,7
17,8
399,7 12,8
291,6
11 Sept,47
2,4
312,4
12,4
17,7
.
393,9
9,6
,
260,6
DE NEDERLANDSCUE BANK.
(Voornaamste posten in- duizenden guldens).
4
.
,n’u
n
n
.n
0
0
nnn
e B
e’
4)
0
ld
°
4)
4)C
.e2′
‘
.51
01
1.
30 Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
11Aug.’47
504.041
141.950 203.696
–
164.059
18
,,
’47
504.119 135.062
200.394
–
155.975
25
’47
2Sept.’47
503.932
503.979
131.864
144.776
286.627 269.938
– –
151.615 160.359
8
,,
’47
504.u-
149.636
250.985
–
153.545
15
,,
’47
504.096
149.636
251.012
–
154.541
22
47
504.156
157.430
240.567
–
154.668
Saldi In rekening-courant
,n ‘4
‘4
A
0
4
‘
)
CI)
,
_
____
30 Dec.’46
2.744.151
1.099.855
90.0-71
43.706
590.158
11Aug. 47
2.781.015
833.227
51.123
34.394
716.505
18
,,
’47
2.774.925
838.425 40.640
36.439
720.884
25
,,
’47
2.785.350
899.863
46.393 35.504
723.843
2Sept.’47
2.851.436
858.696
‘
47.533 34.946 706.224
8
,,
’47
2.831.897
877.503 32.548 39.767
693.735
15
,,
’47 2.816.325 918.682
34.523 49.697
652.453
22
-,,
’47
2.801.388
895.198
57.168 49.040 663.943
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in -millioenen franes).
4,
4)
co
Data
.
55
‘4
4)0
04)
4,4)
O’uo
0
0
4)
1-1
26 Dec.
1946
32.226
5.648
4,953
214
698
49.158
12 Aug.
1947
28.432
11.888
5.107
276
770
50.776
21
1947
28.453
11.797 4.839
294
794
50.646
28
,,
4947
28.454
12.161
3.940
356
749
51.341
4 Sept.
1947
28.455
12.177
4.528
492
735
52.111
11
,,
1947
28.459.
12.288
4.433
316
737
51.866
18
,,
1947
28:479 12.340
4.693
319
757
,
50.686
Rekening-
.2
courant saldi
‘
Data
00
4)
3
‘4
0
Pq
j
O
26 Dec.
1946
637
159.377 72.165
1
4.482
614
12 Aug.
1947
636
164.339
78.071
4
4.989
529
21
,,
1947
637
163.887
77.612
5
4.939
528
28
,,
–
1947
637
164.139
77.818
2
2.281
.528
4 Sept.
1947 637
165.553
79.185
4
4.954
519
11
,,
1947 637
165.247
79.013
4
4.771
518
18
,,
1947
637
164.665
78.309
5
4.695
516
1) Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschlkbkar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emisslebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
-‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschlkbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude blij etten.
DE KOLENPOSITIE
VAN NEDERLAND
‘).
(in
1.000
kg).
Productie
–
Verzonden Maand
Limburgse binnenlandse
Invoer
mijnen behoefte
–
Totaal 1946
8.313.827 6.387.903
2:666.502
Gem.
p.
mnd.
692,819 532.325 222.209
Jan.
1947
833.027 628.209 223.709
Febr.
1947
802.805
–
581.347 225.008
Maart 1947
885.207
704.494
365.092
April
1947
817.839
658.377
341.189
Mei
1947
778.738
629.053 365.276
Juni
1947
–
829.434 634.938
–
374.464
Juli
1947
891.434 703.319
330.961
Aug.
1947
801.756 625.173
1
)
330.961′)
1)
Bron: ,,Statistisch
Bulletin van het
C.
B.
S.”.
‘)
Voorlopige
gegevens.
Papier op het buitenland .. t
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland …………
Buitenlandse betaal-
middelen …………….. ..
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
769
.
,
VERKEER EN VERVOER IN NEDERLAND.
Omschrijving
.
Eenheid
IMaandgem.
MaarV
F
April
Mei
Juni Juli
IiidocjJfor vorvoor
wilde
binnenvaart
.
.
100
100 165
13
159 146
Vervoer wilde binnenvaart
1.000 t.
917
920
1.510 1.399
1.454 1.340
waarvan
brandstoffen
………………….
,,
60
.
276 466 444
420
441
Wilde
binnenvaart,
prestatie
…………….
miii.
t/km
127
117
223
205
202
199
Indexcljfer eigen vervoer te water
..
100
59 99
98
127
t
600
•
356 593
590
762
Idem,
prestatie
……………………..
•
miii. t/km
45 26 47 44
52
Indoxoijfer internat. binnenvaart (laadverm.)
…
100
23 33
37
41
42
Eigen
vervoer
te
water
.
………………..1.000
Aantal
6.146
1.067
1.570
1.759
1.777
2.193
1.000
t.
3.572
630
799
920 964
1.122
Lading
…………………………….
,,
2.092
335
393 378
405
434
waarvan onder:
Nederlandse vlag
,,
1.566
230
289
286
316
347
Belgische
vlag …………..
,,
126
101 99
86 85 80
Vertrokken
schepen
…………………….
6.082
1.037
1.850
.
1.868
2.051
2.376
1.000 t.
3.494
535 965
1.014
1.152
1.251
,,
2.252
197
428
579 623
703
waarvan onder:
Nederlandse vlag
1.559
142
290 407 488
524
Binnengekomen
schepen
…………………..
11
Belgische
vlag
,,
229
39
113 134
90
112
.
Aantal
2.144
750
1.029 1.243
1.416
1.360
…Aantal
1.000
t.
1.427
561
776
912
1.024
919
Laadvermogen
………………………….
Lading
……………………………….
,,
1.051
297
460 532 590
508
waarvan onder:
Nederlandse vlag
199
92
•
151
185
189
162
Schepen
In
doorvaart
…………………….
Belgische
vlag
,,
544
.
158
190
249
291
267
Indexeijfer zeevaart (Inhoud)
100
35
38
44
44 47
Aantal
1.758
516 665
817
836
906
Bruto
inhoud
………………………….
1.000
R.T.
..
4.416
1.557 1.715
1.950
1.965
2.000
Idem, :alleen
,,
3.834
.
1.488 1:548 1.839 1.808
1.869
geladen schepen ………………..
,,
805 765
866 888
•972
..
1.738
530
666
830
803
968
Bruto
inhoud
…………………………
1.000 R.T.
4.418.
1.529
1.682
1.972 1.903
2.173
Laadvermogen
………………………….
,,
3.216
869
1.008 1.156
1.099 1.333
…
741
777
898
868
1.017
Goederenverkeer
ter
Zee:
waarvan’in lijnvaart
……………………..
Gelost
bij
invoer.
………………..
1.000 t
1.018 882
940 950
1.386 1.316
Geladen’)
hij
…
1.738
78
102
163
234.
427
Laadvermogen
………………………….
Lading
……………………………….
,.
doorvoer
………………..
uitvoer
…………………..
doorvoer
..
,,
484
1.421
85 34
127
91
154 168
139
142
145 183
Indexoijfer gooderenvervoor Ned. Spoorwegen
. .
100
109 113
100′
99′
109′ Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
1.000 t.
1.20.7
1.320
1.365
1.203′ 1.199′
1.320′
Binnengekomen zeeschepen
…………………
waarvan
in
lijnvaart
…………………….
Vertrokken
zeeschepen
…………………Aantal
.
.
412
230
288
226′
198′
219′
Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen
.
1 millioen
.
242
445
508
540′
510′
593*
Idem, alleen geladen schepen
………………
1 millioen
21,2
46,8
47,7 49,6
45,2
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers ..
.
,,
.
5,7
12,8
13,7 14,6
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers ….
,,
4,4
9,0
–
8,6 8,8
Indexoijfer verkeer op do rijkswegen
100
‘
128
147′
152
149 160
waarvan• grensoverschrijdend
……………….
Slachtoffers
verkeersongevallen:
Overleden
………………………….
Aantal
65
49
83 78
79
.
64
–
Tramwegen, vervoerde reizigers ……………
‘ –
368
358
521
583
599 649
‘
918
360
528
612
659
660
Ernstig
gewond
……………………….
Indoxoijfers:
.
Licht
gewond
…………………………
100
75
128 120
122
.
98
Overleden
…………………………..
…..
100
97
142
158 163 176
Ernstig
gewond
……………………….
…
,Licht
gewond
…………………………
..
100
.39
58
67
72
.
72
‘) Bunkermaterlaal ed. niet inbegrepen.
.’ Voorlopig cijfer.
lIET NEDERLANDSE PARK
VAN PERSONENAUTO’S.
2. het percentage nieuwe auto’s, dat in 1946 aan het verkeer
In het Juninummer van de Maandstatistiek van Verkeer en
deelnam, was nagenoeg gelijk aan dat van 1939; het aandeel van
Vervoer komt een beschouwing voor over de cijfers van het Neder-
het aantal auto s, dat langer dan 1 jaar maar korter dan 3 Jaar in
landse park van personenauto’s. Deze cijfers
zijn
gebaseerd op de
.
gebruik was, bedroeg echter slechts 15,4 pCt, tegen 28,0 pCt in 1939;
bewerking van de dubbelaangiftebiljetten voor de motorrijtuigen-
3. van het aantal auto s, dat in 1946 aan het verkeer deelnam,
belasting per 1 Augustus 1946 en op de invoer van personenauto’s
was 12,1 pCt 10 jaar of langer in gebruik; in 1939 bedroeg dit per-
en chassis voor personenauto’s sedert die datum tot 31 December
centage 4,7;
1966.
.
.
.
A. de verdeling over de overigé gcbruiksjaren
bleef ongeveer
De verschillende aspecten,
die de samenstelling van het na-
gelijk;
oorlogse park van personenauto’s vertoont, kunnen in de volgende
5. 86 pCt van het totale aantal Nederlandse personenauto’s
conclusie worden samengevat:
behoort tot 21 met name genoemde merken; van elk dezer merken
1. Flet park van 1 Augustus 1946 had slechts ongeveer de helft
zijn in ons land minstens 400 wagens in omloop.
van de vooroorlogse omvang; bovendien waren de lichtere gewichts-
klassen naar verhouding sterker vertegenwoordigd dan voorheen;
,
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek.
tOUDIN.
EN UITVOER DER VERENIGDE STATEN’).
(in 1.000 dollars van circa 8 35 per ounce fijn).
Importen uit:
Exporten (-)
Nederland
Belgid
.
Engeland
Frankr
ij
k’
,
Zween
z
viter-
land
Canada
–
Mexico
Overig
‘
Latijns Totaal
naar:
Amerika
612.949
33.610
57.020
3.574.151
2.622.330
.
29.880
128.259
4..744.472
1939.
………..341.618
165.122
1.826.403
3.798
28.715
86.987
1941
1
3.779
1
1.747
899
412.056
16.791
61.862
982.378
1942
1.955
.
5
1943
208.917
40.016
39.680
315.678
.1940
………….63.260
977
633.083
241.778
161.489
90.320
88
1944
-695.483
66.920
–
3.287
46.210
-109.695
13.489
-108.560
68.938′
-845.392
1945
160
1946
–
6
458
– 14
‘.
53.148
15.094
344.130
3.591
41.748.
-134.405
–
106.250 311.494
1947 Jan
.
«-.
2
.
6
51.174
443
–
97,579
–
16.820
‘
‘
‘
30.319
222
–
30.341 20.361
Maart!
-. 120
– 31
‘
‘
1
101.642
221
–
13.269
.153.634
Febr……
9
April
.
. . .
26.341
–
9.793
2.898 44.050
Mei ‘)
. . .
‘
75
Juni’)
. . . .
-1.002
-108
–
1′
26.442
262
52.913
,
,
217
24.352
96.026
•’
129.734
,
200.233
‘)
Ontleend
aan het ,,Federai Reserve Bulletin” van Augustus 1947.
‘)
Voorlopige
gegevens.
,
770
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 September 1947
OVERZICHT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NEDERLANDSCHE BANK.
(in niillinpner, ,n,idpng
Actief
data
25-8
2
47
2
22
47
‘8-9
2
41
159
2
7
Passief
data
25-8
2
47
-92.
.
8-97’47
15-9
2
47
Wissels
promessen en
Kapitaal
20,0 20,0
20,0
20,0
.schuldbrieven in discontp
L
)
-‘)
12,5 12,5
12,5
Wissels, scbatklstpapier en
Bijzondere reserves …….
32,3
32,2
32,2
schuldbrleven
door
de
.
16,9 17,0
16,9
Bank gekocht
–
–
–
–
Reservefonds ………….f2,5
Bankbiljetten
in
omloop
Schatkïstpapier,
door
de
.
.
.25,6
125,6 125,5 125,5
Bank overgenomen van
.
(oude uitgiften)
.
……
Bankbiljetten
in
omloop
.32,2
de
Staat
der
Neder-
.
.
(nieuwe uitgiften)
. . . .
2
.
.785,3
2.851,4
2.831,9
2.816,3
landen
ingevolge
over-
Bankassignaties in
omloop
0,1
0,1
0,2
0,1
eenkomst van 26 Febr.
Rekening-courant saldo’s:
2.100,0 2.100,0 2.100,0
‘s Rijks Schatkist
. .
899,9 858,7
877,5
918.7
Beleniogen
…………….
.
151,6
1
)
.160,4′)
153,6′)
154,5′)
Geblokkeerde saldo’s van
Voorschotten aanhet Rijk
–
–
– –
banken …………..
46,4
47,5 32,5
34,5
Boekvordering op de
.
.
.
Geblokkeerde saldo’s van
anderen
….. . ……..
Staat
der
Nederlanden
.
..35,5
34,9
.39,8
49,7
ingevolge
overeenkomst
723,8
706,2
693,7
652,5
van,26 Februari 1947
.
1.500,0
1.500,0 1.500,0 1.500,0
Pensioenfonds
………..f6,9
Diverse rekeningen
131,1
132,2
133,1
133,2
Munt en muntmateriaal:
..
Gouden munt en goud.n
inuntmateriaal
…..
502,1
502,1 502,1 502,1
ZIlveren munt, enz
1,8
1,9
1,9
2,0
..
Papier op het buitenland
.
131,9
144,8
149,6
149,6
Tegoed bij correspondenten
Vrije
saldo’s
. .
..’
……..
,1947 ……………….2.100,0
In het buitenland
281,9
265,4
246,1
246,2
Büitènl. btaalmiddeIen
–
4,8
..
4,5
.
49
45
Belegging van kapitaal, re-
sel’ves en pensioenfonds
64,9 64,8
64,8
64,8
Gebouwen
en
Inventaris
3,5 3,5 3,5 3,5
l)iverse rekeningen
86,8
90,9
89,4
84,4
4.829,3
4:838,3
–
4.815,9
4.812,1
4.829,3
4.838,3
4.815,9
4.812,1
‘) Waarvan schatklstpapier
_______ _______ _______
rechtstreeks door
de
Bank
in disconto genomen
. . .
)-
).
Circulatie
der
door
de
‘)Waarvan aan Ned.-Indië
Bank
namens
de
Staat
(Wet
van 15-3-’33 Staats-
.
in
het
verkeer
gebrachte
blad
no.
99)
………..
‘) 39,5
‘)
39,5
‘) 39,5
‘) 39,5
muntbiljetten
………..
147,8
149,0
148,2 147,2
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
0 0…
o
4,
1
n
.22
1
Data
1
1
+”
1
4)0
.-.’
1
1
o
rl
31 Dec. 1946
4.949,9
1
158,0 238,7
52,7
1
4.090,7
1.163
1
7
30Aug. 1947
5.234,3
70,3
110,1
1
48,7
1
4.021,6
1.131
1
8
6 Sept.1947
5.270,9
1
69,7
127,2 48,7
1
3.981,3
1.216,5
15 Sept.1947
5.267,2
71,5
134,5
48,9
3.954,0
1.266,9
IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
‘).
Invoer
Uitvoer .
Saldo
fld
Gewicht
aarde
Gewicht
Waarde
Waarde
a.
W
in dui-
in mil-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden
lioenen
zenden
lioenen
lioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens
guldens
Tot. ’39
24.306
1.517
2.708
966
– 551
Tot. ’46
11.764
2.305
3.919
785
-1.520
Jan. ’47
762
201
280
108
– 93
Febr. ’47
1.312
313
178
97
– 216
Mrt ’47
1.023
256
234
138
– 118
April ’47
1.353
339
466
143
– 196
Mei ’47
1.286
356
635
134
– 222
Juni ’47
1.685′)
470′)
478
121
– 349
Juli ’47
1.825
425
558
141
– 284
Aug. ’47
1.369
.348
510
164
– 184
‘) Bron: ,,Cenlraal Bureau voor de Statistiek”.
‘) Hierin he!tepen de in 1946 en le halfjaar 1947 door de Re-
gering in hel buitenland aangekochte schepen. Het gewicht daar-van bedroeg 170.019 ton, de waarde 1106,3 millioen.
ENLEGGINOEN E?,’ TERUOBETALLNOEN BIJ DE SPAARBANKEN
IN NEDERLAND
1)
(in millioenen guldens).
f
Inleggingen
Terugbetalingen
Maand
— _________________- Saldâ
111.1
1
,S. 1 Part. ITotaal R.P.S. 1 Part. ITotaal
Aug.
1939
22,7
24,3
47,0
•Fl
29,7
22,9
52,6
–
5,6
Nov.
1946
71,2
24,5
45,7
1
28,8
23,2
52,0
–
6,3
Dec.
1946
18,2
17,9
36,1
25,2
18,9
44,1
–
8
Tot.
1946 246,4
295,1
541,5
544,5
377,1
921,6
-380,1
Jan.
1947
20,5
31,2
51,7
26,2
24,2
50,4
+
1,3
Febr.
1947
21,8
22,8
44,6
20,3
18,3
38,6
+
6,0
Mrt
1947
18,9
26,1
45,0
24,6
22,7
47,3
–
2,3
April1947
23,8
22,4
46,2
29,3
25,2
54,5
–
8,2
Mei.
1947
19,8
25,5
45,3
1 28,9
25,6
. 54,5
–
9,2
Juni
1947
20,9
24,7
45,6
26,2
23,0
49,2
–
3,6
Juli
1947
22,3
.
1
26,0-)l
48,3
29,1
25,5
2
)
54,6
–
6,3
‘) Bron:
,,Statistisch
Bulletin
van
het
C.B.S.”.
‘) Voorlopige gegevens.
E1IISSIES iN 1947.
(Reële bedragen in duizenden guldens).
Maand
Obligaties
Ttl
con
I
delen
.
geld
Waarvan
Aan- –
oaaver-
Nieuw
sies
Januari
2.742.702L
750
2.743.452
2.742.452]
1.000
Februari
3.463
600
4.063
2.458
1.605
Maart
11.862!
–
11.862
1.7121
10.150
April
12.179k
7.133
19.812
10.1251
9.687
Mei
52.9881
3.216
56.204
35541
52.650
Juni
14.367J
3.000
17.637
385!
16.982
Juli
9.707!
17.138
26.845
448!
26,397
Augustus I
12.0051
546
12.551
5.398!
7.153
SPECIFICATIE DER EMISSIES IN AUGUSTUS 1947
1).
(Bedragen in duizenden guldens; korsen en rentevoeten in pCt).
Naam
‘0
Pq
OblIgatIes.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947
Particulieren:
Koninkijke
Nederlandse
Pa-
1.000
1001
1.005
3*
24 ‘)
pierfabriek N.V.,
Maastricht
Machinefabriek Reineveld, ijzer-
en
metaalgieterij,
Delft ‘)
750
100*
754
3*
20
2)
Northwestern and Pacific Hy-
potheekbank
NV.,
A’dam;
pandbrieven $ 1.340.000 (con-
(Dollarlening) ……………4.946
100
4.946
3
40 ‘)
De Tweede Northwestern and
Pacific Hypotheekbank N.V.,
Amsterdam; pandbrieven
versie)
……………….3.551
100
3.551
3*
26 ‘)
Aandelen.
Machinefabriek Reineveld, ijzer-
$ 660.000 (conversie)
…….1.749
100
1.749
3
26 ‘)
en metaalgieterij, Delft
. . .
520
105
546
‘) Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S. B.” van 6 Augus-
tus 1947, blz. 638.
‘) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing
van zekere datum af toegestaan.
3) Voor conversie is bestemd 1 98.000.
‘) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing
te allen
tijde
toegestaan.
Annonces voor het volgend nummer
dienen uiterlijk Maandag 29 Sept. a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Haven
141.
Schiedom
24 September 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
INDEXCLIFERS VAN (GROOTHANDELSPRÜZEN’)
1).
Juk’38-Juni’39
=
100
1946
Mrt
Juni
Sul
VoedIngsmIddelen:
(209,2 236,5
229,2
230,1
228,4
235,
190,8 203,6
200,1
183,1
182.4
178,
totaal
…………
200,0 220,0
214,7
206,a
205,2
206,
Grondstoffen:
dierlijke
…………
houtw. buitenlands
462,7
622,5
622,5 622,5 622,5
622,
chem. producten
.
272,5
..
287,9
355,4
352,4 356,8
363,
plantaardige
……..
258,2 280,8
281,4 279,5
286,1
286,
lederwaren ……..
223,9
242,9
242,9
242,9 242,9
242,
metaalwaren
……
261,1
284,0 286,3
•
296,8 296,8
296,
papierwaren
. . .
332,0
397,4
425,3
446,7 468,5
519,
huipstoffen
……
170,0 186,6
186,7
186,7
186,7 214,
totaal
…………
281,7
312,0
315,9 320,6
323,0
337,
Mgewerkte producten:
.. ..
glas, aardewerk, enz
238,2
255,8 256,4
256,3
256,3
256,
textielwaren
…….
houtwaren
348,7
..
287,6 388,4 388,4 390,3
390,
chem. producten
.
328,3
..
318,1 318,1
318,9
324,2
314, 314,9 336,4
335,7 340,6 348,3
346,
292,0 313,7
312,2
315,7
317,6
321,
papierwaren
. . .
282,6 300,0 300,0 300,0 300,0
300,
textielwaren
…….
gerabr. voed.midd
211,2
222,8
222,8 222,8 223,3
223,
lederwaren
……….
metaalwaren
……
247,8
260,9
262,2
261,4
262,3
263,
totaal
………….
.
260,8
274,0 274,2
274,9 277,0
276,
Algem. indexcijfer
.
251,4 268,7
268,4 268,1
269,7
271,
‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) De wegingscoefficienten hebben betrekking op het jaar 1941.
MAANDCIJFERS.
GECOMBINEERDE MÂANbSTAAT
VAN DE VIER NEDER-
LANDSE GROTE BANKEN EN VAN
HET NEDER-
7.
771
LANDSE BEDRIJF
VAN
DE NEDEELANDSCHE
RANDEL-1%IAATSCILAPPIJ.
Nederl. Nederl.
Banken Banken
en Ned.
Handel-Mij.
(In millioenen guldens)
–
____________
31 31
31
31
Juli
1
Aug.
Juli
1
Aug.
1
1947 1947
1967
1947
Konink!ijke
Nederlandsche
Boekd rukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
qîspen
cul.mborg
amsterdam
rotterdam
Aetivn:
Kas, kassiers en daggeldieningen
63
7881
93
Ned. schatkistpapier ………..2251
2260
2760
2763
Ander overheidspapier
Wissels
……………………
Bankiers in binnen- en buitenland
Prolong. en voorsch. tegen effecten
27
4
81
38
30
.
3
80
34
45
9
138
49
57
6
140
46
,150
147
24
1
249
Debiteuren
………………
357
1
366
438
447
Effecten en syndicaten
10 10
16
16
Deelnemingen
(mci.
voorschotten)
30 32
42
44
507 397
408
496
12 16 16
Gebouwen
…………………12
Diverse rekeningen
…………
Belegde bestemmingsreserven ….
.
– – –
–
1
t
1 1
2874 1 2906 1 3595 1 3629
Passiva:
Crediteuren
………………..
Wissels ……………………
Deposito’s op termijn …………
Kassiers en genom. daggeldl.
.
Bestemmingsreserven
2400
1
150
1
71
1
‘2413
1
153
10
78
1
3019
2
182
1
88
1
3027
1
187
10
101
t
2624
2656
3293
3327
Diverse rekeningen
…………..
Aandelenkapitaal …………….
170
80
170
80
210 92
210
92
Reserve
……………………
2874
2906
3595,
3629
Ook voor Beschikbase Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
INSTITUUT VOOR
SOCIALE WETENSCHAPPEN N.V.
Binnenkort beginnen de nieuwe
mondelinge cursussen voor
M.O. Economie,
M.O. Staatsinrichting,
Canci. en Doct. Ned. en md. Recht.
De cursussen worden gegeven
te
Amsterdam. Rotterdam.
‘s-Gravenhage; Economie bovendien
te
Arnhem, Eindhoven,
Enschede, Groningen. Haarlem, ‘s-Hertogenbosch, Leeuwar.
den.
Leiden.
Tilburg,
Utrecht;
Sfaatsinricl,fing
tevens
to
Utrecht.
Prospectus
en
intichtin gen:
‘s•Gravenhage,
Wassenaarseweg 39
(tel. 775382).
__-
Cf
Moderne
bedrijf sadminisi rafie
IM
Vraagt prospectus en proefles
blij
het bekende
INSTITUUT M. B. A. – ROTTERDAM
Opgericht in 1942 – (Cursussen onder toezicht van
Dr. S. Elzinga) Secretariaat: Postbus 800, Rotterdam
Vroeger Beursgebouw Kamer 321
Opgericht 1909
Examens November/December 1947
Vraagt inlichtingen omtrent de studie aan het Bureau
der Examens, Parkweg 14, Zwolle
,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van
4ezelfde week worden opgenomen.
Te koop:
Alle na de bevrijding verschenen
nrs. van de E.S.B. Brieven onder no. ESB 1018
bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
t fi7
lRiiti
ri M IQiTi
Administrateur
ener grote industriële onderneming, midden 30, uitste-
kende theoretische opleiding, grote practische erva-
ring, speciaal in administratieve ‘organisatie, zoekt, in
verband met familie-omstandigheden, positie in het
westen of midden des land. Br. onder no. ESB 1019,
bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.
IJI
••_LARNHEM.
LEVENSVERZEKERING-
M A AT S CH A PPIJ
PERSONEELSVERZEKERINGEN
1′
ASSOCIATIE CASSA
De RIJKSVERZEKERINGSBANK te AMSTER-DAM vraagt voor plaatsing aan de afd. Wiskunde
en Statistiek:
een
ECONOOM,
bij voorkeur Drs in
de Economie, op de hoogte met de mathe-
matische Statistiek.
een
WISKUNDIGE,
hij voorkeur Drs
in de Wis- en Natuurkunde.
Uitvoerige sollicitaties schril telijk, met vermelding van
leeftijd, opleiding en verlangd salaris binnen
14
dagen,
te richten aan de Secretaris-Generaal der Rjjksverzeke-
ringsbank, Apollolaan
15,
Amsterdam.
I(ASSIERSINSTELLING
OPGERICHT IN 1806
COUPOÎEtAIINGS
HEERENGRACHT 179 • AMSTERDAM.0
Nederlandsche Broederschap
van Accountants
ZWANENBERG’s FABRIEKEN N.V.
te
Oss
vraagt
een administratieve
kracht
voor statistische werkzaamheden. Vereist:
Middelbare schoolopleiding, Praktijkdiploma
en diploma B van de Ned. Stichting voor
Statistiek of hiermede gelijk te stellen kennis
op het gebied van de statistiek. Brieven met
uitv.
mi.
aan de afd. Personeelszaken.
GROTE MAATSCHAPPIJ
V A N LEVENSVERZEKERING
in het Westen des lands roept
Sollicitanten
op naar de functie van:
HOOFD harer AFD. GELDBELEGGING
In aanmerking komen uitsluitend diegenen
(bij voorkeur gegradueerden) die beschikken
over een ruime praktijkervaring op het gebied
van het Bank- en }-Iypotheekwezen.
Leeftijd 30-40 jaar.
Brieven met uitvoerige levensbeschrijving on-
der bijvoeging van een recente persfoto, te rich-
ten aan hetBur. v. d. Blad, onder rio. E.S.B. 1016.
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
Roelants – Schiedam