Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1145

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 8 1937

S DECEMBE.fl 1937

.4UTEURSREOHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~’Statistische

Ben*chten’-..’…

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER


ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN
VAN’ DE CENTRALE COMMISSIE YOOR DE RIJNVAART

‘UITGAVE VAN HET” NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANG


WOENSDAG 8 DECEMBER 1937

No. 1145

COMMiSSIE VAN REDACTIE:

P. Lieftiuck; N. J. Polak; J. Tinbergen
;
F. .e Vries en

F1.
M. II.
A. van der Volk (Redacteur-Secretaris).

‘1h. Van Luijtelaar (waarnemend Redacteur-Secretaris).

Nedact’ie-adres: Pieter cle F[oochweg 122, Rotterdam-West.

.Aan.geteakende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000.. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Vijgh t Van Jiiftnar NV., Uitgever’s, Rotterdam, Am-
sterdani, ‘s-Gravcnhagc. J’ostchèquc- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor ‘het weekblad franco
p.
V. in

Nederland f 16,—. Abonncmentsprijs Economisch-,Statis-

tisch .Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona.

teurs en laden van het Naclerlandsch iSconomisch !nst’st’aut

ontvangen het weekblad en’ het Maandbericht fjratis en

‘genieten aan redactie op dc verdere publicaties.

INHOUD:
Blz.

ONza

HAN1)ELSPOLITIEK
door
Ir. A. Plate…………
896

‘l)e verscherping van de rubberrestrictie door
J. F. Haccoû
898

Het indische industria1iseerigsvraagstuk

door
D.

M.

G
.

Koch

………………………………….
899

AANTEEKENINGEN:

Motoriseering en olieindustrie ………………..
902

Landbouwhypotheken iii ‘de ‘Vereeuigde Staten ….
904

MAANDOIJFERS:

Indexcijfers van Nederlancische aandeel’en ……..
904

ONTVANGENBOEKEN …………………………….
906

Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoerscn-Bankstaten

………….
906, 907,
910
Groothandelsprijzen
……………………..

…………

oos…..gog


GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

In de verslagweek zijn de bewegingen
01)
de wis-

selmarkt van zeer geringen omvang gebleven. De

Dollar heeft in Londen weinig gefluctueerd, tijdelijk

‘trad een iets vastere stemming in, die later ‘weer

door een reactie werd gevolgd. Aangezien het Pond

te onzeut vrijwel onveranderd bleef, weerspiegelde

zich ook op onze markt de koersbeweging, die de

Dollar te Londen vertoonde. Ook de koers van den

Franschen Franc onderging weinig verandering,

voornamelijk doordat het Fransche Egalisatiefouds

steeds de gelegenheid van een surplusvraag naar

Francs aangreep om zijn deviezenhezit uit te breiden

bij gelijkblijvende Francsuoteeri.ng.

Ook de situatie van den Gulden bleef in de ver-
slagweek buiten elke deining. Het transfer van het

Fransche spoorwegcrediet, waarvan men invloed op

de Guldensnoteering had kunnen verwachten, is ge-

leel aan de wisselmarkt voorbijgegaan nu de vereffe-

ning in goud plpats vond. De Nederlandsche Bank

heeft daartoe 43 millioen (oude goudwaarde) Gulden

aan goud afgestaan. Men Iarn niet zeggen, dat van

de credietverieening de tegeuwaarde van dezen post

dus ten laste van ons goudhezit is vereffend, omdat

immers van den goudaanwas in de voorgaande week

wellicht een gedeelte reeds toe te schrijven was aan

transfer door buitenlandsche nemers van deze wis-

sels. In elk geval is het bij den omvang van onze

goudsèhat en de daaruit voortgevloeide opeenhooping

van rentelooze middelen een gunstig verschijnsel, dat

wij aldus een klein deel van dit actief rentegeve.ncl

kunnen maken.

01) de gelcimarkt is de situatie vrijwel onveranderd

gebleven, de noteeri.ngen tendeeren eerder nog’ iets

omlaag. Juli-papier noteert thans
5
/io
pOL Bij de

heerschende situatie op de geldmarkt heeft het alge-

meen verwondering gewekt, dat op den bankstaat,

die de opgemelde vermindering van de goudscha

vertoo.nde, ook de discontoportefeuille een belangrijke

mutatie vertoont. Een normale verklaring is voor

deze wijziging niet te vinden.

Op , e heleggingsmarkt houdt de v.ste stemming
aan. Laagrentende leeningen worden nog voortdu-
rend langaam beter, terwijl de .hoogrentende meer

en. mee.r de verwachting van : een spoedig komende

conversie tot uiting brengen.

896

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S December 1937

ONZE HANDELSPOLITIEK.

In de eeuw, welke aan den grooten oorlog vooraf-
ging, was de handelspolitiek der landen gefundeerd
OP
twee steiseis.

Men koos de politiek van den vrijhandel of die
van het protectionisme. Beide waren annex aan een
internationaal ruilverkeer tusschen individueele han-
clelaars, die in een onhegreusd aantal gevallen onder
elkaar hun ruilcondities bepaalden.

Bij het stelsel van den vrijhandel onthield de Staat
zih geheel van inmenging.

In cie landen, waar het protectionisme gehuldigd
werd, werd het vrije, individueele ruilverkeer voor
bepaalde goederen bemoeilijkt. Onder de werking der
automatisch economische krachten werd de interna-
tionale handelsstroom daardoor gedeeltelijk uit zijn
natuurlijke baan gevoerd.

In het systeem van deia vrij handel lag het accent
op het belang van den consument, het woord in ruimen
zin genomen, liet bereiken van lage prijzen voor de
levenshenoodigclheden van de bevolking, zoowel als

voor de grondstoffen, halffabrikaten, werktuigen,
enz., teu behoeve val) de producenten, was het mid-

dcl, waarmede men cle volkswelvaart zooveel mogelijk
trachtte te dienen. Vooral landen als Engeland en
Nederland, wier economische toestanden tot ruimen
uternatouaien handel dwongen, fundeerden dien han-
del geheel op het beginsel van vrijhandel.
Andere landen, die over rijker hulphronnen be-
schikten, en
naar
den hevolkingsaard minder op een
levendig verkeer met het buitenland waren afge-
stemd (bijv. Frankrijk), of waar men de ontwikke-

ling van de industrie van staatswege wilde bevorde-
ren (Duitsche Erziehungszölle), kozen een protec-

tio:nistisch stelsel. Bij de keuze van hun stelsel lag
het accent op het belang van den producent, meer
dan op dat van den consument.

In den tijd, waarin zich de i:nternationale idee op
allerlei gebied sterker ontwikkelde, kreeg de vrij-
handel een schoone kans. Een summiere beschou-
wing van de economische ontwikkeling in hijv. de
halve eeuw v6rafgaande aan 1914, toont aan, dat de
ontwikkeling van het vrijhandelsstelsel voor de volks-
welvaart in tal van landen hoogst gunstig heeft ge-
werkt. Zelfs kan men zich niet voorstellen, dat de
wereld zich tot het stoffelijk beschavingspeil in de
jaren aan den groote:n oorlog voorafgaandé, zou heb-
ben kunnen opwerken, indien een vrij internationaal
ruilverkeer niet als richtsnoer bij handel en voort-
brenging had gegolden.

De toestanden zijn sindsdien wel zeer veranderd.

Ten eerste heeft de handel door belangrijke econo-
mische structuurveranderingen gedeeltelijk een ander

karakter gekregen. Op een gedeelte van het terrein,
waar vroeger de individueele producent en handelaar
optrad, werken thans kartellen, trusts, concerns.
In tal van variaties treden zij op, nationaal en inter-
nationaal, verticaal en horizontaal georganiseerd.
Zoowel op het gebied van volledige fabrikaten, als
op dat van halffabrikaten en grondstoffen is de in-
diviclueele ruilverhouding bij verschillende artikelen
veranderd in die van een groepsgewijze ruilver-
houding.

Belangrijker nog dan deze overgang is de funda-
menteel gewijzigde politiek-economische instelling.
Tegenover het regime van cle automatische economie
is in verschillende landen het regime van den totali-
tairen staat komen te staan, waarbij men ,,plan-
miissig” de economie tracht te regelen. Rusland met zijn volledig gecentraliseerden handel is hiervan het
uiterste voorbeeld, terwijl Duitschiand bezig is de-
zelfde ontwikkelingsiijn te volgen.

Zelfs landen als Engeland en Nederland, waar aan
het nut van een zoo vrij mogelijk werkend economisch
systeem sterk geloof wordt gehecht, hebben, zoo niet
vrijwillig, dan toch gedwongen, belangrijke onder-
deden van hun buitenlandschen handel gecentrali-

seerd. Een tusschenstadium van automatische en
autoritaire regeling is daar bereikt. in weinig jaren

heeft zich in Nederland een sterk van bovenaf ge-
regelde landbouw

politiek ontwikkeld, waarbij de bui-
teulandsche ruilhandel dezer producten op totaal au-
dere wijze plaats vond dan vroeger het geval was. Ook wanneer deze overheidsmaatregelen grootendeels zou-
den kunnen worden opgeheven, zal blijken, dat het
karakter van onzen buitenlandscheua handel, met vroe-
ger vergeleken, veranderd is
1),

Belangrijke politieke geestesveranderingen hebben
dit alles sterk beïnvloed. De gedachte, dat het heil

van den Staat, als afgesloten organisme beschouwd, belangrijker is dan het niaterieele welvaartspeil van de bevolking, heeft geleid tot een geheel andere be-

schouwingswijze van het systeem der handeispolitiek.
Rusland, Duitschland en met gradueel verschil
Italië, Japan en straks misschien Spanje, huldigen
te dien aanzien principieel andere opvattingen clau
die der meer individualistische zienswijze. liet land
van Cobden, om zijn imperiumpolitiek te kunnen
handhaven, tracht zijn huidig economisch systeem op
anderen grondslag dan op dat van een zoo vrij moge-lijk wereidverkeer, op te bouwen.

De vraag is nu, wat Nederland te doen heeft.
Met overtuiging mag worden gesteld, dat de oude
tegenstelling vrijhandel—protectionjsme (waaronder de Nederlandsche actieve handelspolitiek verscholen
lag) voor het heden en de toekomst geen waarde meer
hëeft.

De vrijhandel in de oude, zuivere heteekenis keert
niet weer, hoezeer men dit voor ons land zou wen-
schen. Structuurwijzigingen gaan voort en brengen
een maatschappij nooit :in zijn vroegere gedaante
terug. De handelspolitiek behoort zich hierop aan te
sluiten.

Maar ook het protectionisme in de oude beteekenis,
dat evenzeer gebaseerd was op de iudividueele ruil-verhouding, welke men wel kunstmatig gedeeltelijk
wilde inperken, maar welker principe men met wilde
en niet kon omverwerpen, kan in onze dagen niet
meer als een stelsel worden aanvaard.
Dit goed in te zien is van primair beian.g om tot
nieuwre oplossingen te komen. Er is reden tot be-
zorgdheid, omdat nog al te zeer bij de beoordeeling
van vr aagstukken van handelspolitiek door dagblad-
pers en politici geschermd wordt met de tegenstel-ling vrijhandel protectionisme, waardoor men geen
onbevooroordeelden kijk op het vraagstuk krijgt. Maar
erger is, wanneer personen, die grooten invloed op
het nemen van nieuwe maatregelen kunnen uitoefe-
nen, nog groote liefde voor het protectionisme in zich
voelen en dan onder moderne leuzen trachten hun
gevoelens in practijk te brengen. Redenen voor deze
vrees is er ook daarom, omdat vele va:n de zeker
bekwame ambtenaren hij het Departement van Eco-
nomische Zaken hun practijk hebben opgedaan in de
periode van crisis, waarin vele der genomen maat-
regelen een sterk opportunistisch, protectionistisch
karakter droegen, wat in vele gevallen ook moeilijk
anders kon. Flet gevoel voor de enorme beteekeruis
van de in Nederland nog werkende vrije automatische krachten, welke in ons land van grooten invloed moe-
ten blijven, wordt op een Departement niet in de eer-
ste plaats aangekweokt. Daarvoor moet men in de
groote industrie- en handelscentra school gaan.
Er bestaat dus gevaar voor een niet op de huidige
structureele vraagstukken afgestemde mentaliteit hij
diegenen, die de richting van onze handelspolitiek
hebben aan te geven. De gevolgen daarvan kunnen
zeer groot zijn, indien men, zich den kant van het
ouderwetsche protectioni sme laat opsleepen (hetgeen
o zoo gemakkelijk gaat), in plaats van ernstig de
economische mogelijkheden van Nederland in het
huidige moeilijke stadium na te gaan. Het gevaar is
vooral groot, dat men zich al te veel laat leiden door
1)
Zie voor een meer ubtvoerige beschouwing
mijn
arti-
kelen in De Economist van Januari en Feiyruar,i
1936.

S December 1937

ECONOMISCH-ST4TISTISCHE BERICHTEN

897

incidenteele moeilijkheden bij onderhandelingen met
het buitenland; ,,het arsenaai” dan tracht te ver-
sterken, en te weinig acht slaat op de werkelijke out-
wikkeli ngskansen, welke onze bui tenlandsche handel,
onze industrie, ons aannemersbedrijf, onze scheep-
vaart en misschien zelfs onze landbouw nog kunnen
krijgen. De publicaties van de handelsmissie Van
Karnebeek hebben te dien aanzien wel de oogen ge-
opend.

Welke maatregelen moeten thans worden genomen
ten aanzien van onze handelspolitiek, rekening hou-
dende met de omstandigheid, dat voor een deel onze
internationale ruil in een toestand van ,,regeling” is
gekomen, o.a. door gecentraliseerden ruilhandel met
het buitenland? Maar waarbij er tevens op gelet moet
worden, dat aan de automatische werking van het
individueele ruilstelsel, dat nog een ruim gebied
van actie heeft, zoo min mogelijk belemmeringen in

den weg worden gelegd.
Moet de contingenteering worden verruimd of in-geperkt, en moet in het geval van inperking verhoo-
ging van invoerrechten ervoor in de plaats kunnen
worden gesteld? Moet onze Regeering meer vrijheid
worden gegeven om op ieder oogenblik, dat het haar
wenschelijk lijkt, invoerrechten nieuw in te voeren
of oude te verhoogen?
Dit zijn de concrete vragen, welke op het oogen-
blik allereerst voor beantwoording in aanmerking
komen.
De contingenteering. Een zekere eenstemmigheid
valt te constateeren omtrent de zeer groote bezwaren,
welke het contingenteeringssysteem eigen zijn. Het
verstart den handel. Wie in het verleden een zeker aandeel in den invoer van een bepaald artikel had,
zal bij een contingenteeringsmaatregel een pré krij-
gen. Wien als nieuwe importeur aan de markt wil
komen, wordt de entrée bemoeilijkt. Verjonging van
den handel, om het zoo uit te drukken, is bijna on-
mogelijk. Ook werkt de beperking van de mogelijk-
heid tot aankoop van het gecontingenteerde goed uit
het buitenland op zichzelf reeds voor verwerkende in-
dustrieën, voor handel en winkelstand verlammend.
Dit alles zijn onmiskenbare nadeelen.
Toch zal onze Regeering
bij
een meer geregelden
ruil als gevolg van den in tal van landen meer gecon-
centreerden handel, zooals deze zich thans ontwikkelt,
zonder een contiugenteeringsstelsel er niet komen.
Daarvoor ‘een stelsel van verhoogde invoerrechten
in de plaats stellen, hetzij als volledige vervanging
van het contingent, hetzij als aanvulling erop (de
gecontingenteerde hoeveelheid tegen laag invoerrecht, daarboven tegen een hooger tarief)
1)
lijkt een verkeer-
de greep. Met invoerrechten bemoeilijkt men eerst
den invoer, tot het hinnenlandsch prijsniveau zoo-
danig gestegen is, dat de invoer weer loonend wordt.
Men heeft dan het nadeel van een verhoogd binnen-laudsch prijsniveau te boeken (hetgeen onze Regee-
ring terecht niet wil) zonder dat er een evenredig
voordeel tegenover staat. De toestand wordt na eenige jaren dezelfde als hij aanvankelijk was, met dien ver-
stande, dat het tarief om redenen van onderhande-
lingsruil opnieuw moet worden opgezet.
Contingenteering vervangen door hooge invoer-
rechten beteekent in wezen de fouten van een stelsel,
waarmede men den invoer wil ,,regelen”, trachten te-
niet te doen door middel van een stelsel, waarmede
men niets regelt. Of, om bij mijn eigen terminologie
te blijven: de fouten van een contingenteeringsstelsel,
dat hoogstwaarschijnlijk hij de huidige structuurver-

J)
Bij de Amerikaa.nsoh-Engclsche onderiandeli iigcn
srhijnt ccii dergelijk stelsel in practijk te worden ge-
bracht. In een ‘in 1936 dooi’ Prof. Oblin geschreven rap-port voor liet Gëmite Mixte van de Carnegie Dotation en
de Internationale Kamer van Koophandel wordt ook over
een gemengd sitelsel van conbingentee ring tegen laag in-
voerrecht en daarboven vrijen invoer tegen hoog invoer-
recht gesproken. Ook in de resoluties van et Berlijnsehe
Congres van de 1. K.
‘v.
K. wordt het stelsel aanbevolen.

anderingen onontbeerlijk zal blijken te zijn, zou men
willen teniet doen door liet te vervangen door een
ouclerwetsch protectionisme, dat paste bij den op ge-
heel individualistische basis geschoeiden interna-
tionalen handel.

Contingenteering veroorzaakt natuurlijk evenals
tariefverhooging de tendens tot prijsverhoogiug. Maar
de practijk leert, dat men
minder moeilijk tot ver-
ruiming van een contingent komt dan tot verlaging
van een invoerrecht.

Het kwaad der huidige contingenteering is gedeel-
telijk te keeren, niet door het te vervangen door een
verouderd stelsel van hooge invoerrechten, maar door
radicale opheffing van de contingenteering zelf, in al
die gevallen, waarin zulks maar eenigszins mogelijk is.

Zooals de toestand zich thans ontwikkelt,
zijn
er
maar weinigen in het land, die over voldoende ge-
gevens kunnen beschikken om de vraag in hoever op-
heffing of verruiming van contingenten mogelijk is,
te beantwoorden. Ik wil volstaan met de aandapht
erop te vestigen, dat – indien ik goed tel – er
thans
62
contingenteeringen zijn vastgesteld, waar-
onder verschillende groepen van eerste levensmidde-
len, grondstoffen en halffabrikaten. Zij omvatten niet minder dan
242
statistiekposten, waarvan 199
geheel en 43 gedeeltelijk. Is dit een thans nog te ver-
dedigen politiek? Ligt hierin niet •een bedenkelijk
stuk protectionisme, dat niet past in de ,,regelende”
politiek, welke ook de Regeering beoogt, verscholen?

Ik neem aan, dat een aantal der contingenteeringen
niet effectief werkt.
Bij
verschillende posten zal mis-
schien het toegestane kwantum van invoer niet wor-
den benut. Maar dat wij, gelet op bovenstaande cijfers,
toch in een toestand zijn aangeland, waarin wij vast-
gebakerd liggen in windselen van protectionistische
bepalingen, die ons niet het stelsel brengen, waar-
mede onze handelspolitiek zich kan aansluiten op
onze huidige economische structuur, lijkt ons zeer
waarschijnlijk.

Indien men begint met eens ernstig na te gaan,
welke posten van contingenteering kunnen vervallen, zal mén waarschijnlijk tot een resultaat komen, waar-
mede de individueele handel in. tal van artikelen weer
de handen vrij krijgt. Het kwaad der verstarring, dat
thans aanleiding geeft om verhooging van invoer-
rechten voor de contingenteering in de plaats te stel-
len, wordt daarmede vanzelf belangrijk kleiner.

Degenen, die een dergelijke politiek van afbouw
zouden moeten voorbereiden zijn tevens degenen, die
van dichtbij betrokken zijn bij de moeilijkheden van
onderhandelingen over onze handelsverdragen. Het
ligt voor de hand, dat onder den indruk dier moei-
lijkheden, hun aandacht vooral wordt vastgehouden
door de keuze van behoorlijke ruilobjecten. Hieruit
spruit het gevaar voort, dat men er ongemerkt toe
komt het aantal ruilohjecten zoodanig uit te breiden,
dat ons stelsel van handelspolitiek gaandeweg ver-
groeit op een wijze, welke niemand in ‘s lands belang
acht. In die situatie zijn wij feitelijk reeds gekomen.
Het accent in onze handeispolitiek is practisch ge-
heel komen te liggen op het ruilobject. Het woord
,,arsenaal” is schering en inslag bij de schriftelijke
en mondelinge gedachtenwisselingen tusschen Regee-
ring en volksvertegenwoordiging. Terwijl de aandacht
véôr alles gevestigd behoort te worden op de aanpas-
sing yan onze handelspolitiek aan de structureele
wijzigingen, welke ons economisch organisme heeft
door te maken.

In dit licht bezien lijkt het voteeren van de hij de
Tweede Kamer aanhangige wijziging van de Tarief-
machtigingswet 1934 en van de Crisisinvoerwet
1)
zeer
bedenkelijk, ook al geeft de in overleg met de Ka-
mercominissie veranderde considerans van laatstge-
noemde wet aan de Regeering iets minder bevoegd-
heid dan aanvankelijk was voorgesteld. Waar men toe

) De wijziging van de Crisisinvoerwet is inmiddels door
de Tweede Kamer aangenomen.

898

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 December 1937

kan geven, dat bij cle huidige internationale verhou-
dingen het geven van meer vrijheid aan de Regeering
wenschelijk is, wrordt men tot voorzichtigheid ge-
dwongen, als men let op hetgeen. onze handelspolitick
van noode heeft en op de opvattingen, welke in Re-
geeringskring dienaangaande op dit oogenhlik schij-
nen te overheerschen.
Vooral tegen het middel van een hooger invoer-
recht bestaan zeer groote bezwaren.

Tariefsverhooging blijft een gevaarlijk middel tot
vrijmaken van handelsbelemmeringen van dat nog
groote gedeelte van onzen huitenlandschen handel,
waar niet geregeld kan, en waar niet geregeld behoort
te worden.

Het voert ons tot een schermutseling met tarie-
ven, waarmede men zichzelf vastschroeft in een hoog
tarief, waarvan men practisch niet meer afkomt, met als blijvend gevolg: duurte.
Als middel tot regeling van onderdeelen van onzen
huitenlaridschen handel, welke deze door hun struc-
tuurgedaante noodig hebben, is een tariefsysteem on-
bruikbaar.

De Regeering zelf immers vraagt – krachtens de
Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Ta-
riefmachtigingswet -. om bevoegdheden tot ,,rege-
lend” optreden. Maar uit hetgeen volgt, blijkt, dat
het ,,voor den export van groote heteekenis moet wor-
den geacht”, wanneer ,,de afzet van de inheemsche
productie van landbouw en industrie op de eigen
markt” beschermd wordt.

Dit komt dus neer op den gedachtengang, dat men
zijn export verruimen kan door zijn import te ver-
kleinen.

Het verloop van cle Nederlandsche export- en im-
portcijf.ers toont het tegendeel aan. De betreffende
passage in de Memorie van Toelichting bevestigt de
vrees, dat de door de Regeering gevraagde bevoegd-
heden in de practijk zullen worden gebruikt tot een politiek van steeds verdergaande protectionistische
mbakering, welke – hoe men hier ook tegenover wil
staan – met de regelende economie, welke de Re-
geering zich als richtsnoer stelt, geen verband houdt.
Integendeel deze tegenwerkt.
Het gevaar van een dergelijke handelspolitiek is
vooral ook, dat men door de aandacht te concentree-
ren op cle moeilijkheden
hij
onderhandelingen onder-
vonden, steeds verder gaat niet den handel, die zich
ook in deren tijd van huitenlandsche versperringen
weet te handhaven en uit te breiden, door binnen-
landsche versperringen nieuwe moeilijkheden in den
weg te leggen. De Nederlandsche producenten onder-
vinden daarvan, zij het soms indirect de nadeelige
gevolgen.

Bovendien wordt de aandacht van de Regeering
afgeleid van vraagstukken, die voor ons bedrijfsleven
dringend om oplossing vragen. Penetratie in overzee-
sche gewesten, welke voor import uit Nederland te
bewerken zijn, vermeerdering van exportcred icten in
gevallen, waarin deze financieel wellicht niet voor
100 p Ct. verantwoord, maar economisch noodzakelijk
zijn, zijn o.m. middelen, welke
01)
den duur meer in
het belang van onze welvaart werken, dan versterking van onzen reeds hoogen heschermingsmuur.
Ir.
A. PLATE.

DE VERSCHERPING VAN DE RUBBERRESTRICTIE.

Op 30 November heeft het internationale rubber-
comité bepaald, dat het uitvoerpercentage voor het
eerste kwartaal van 1938 70 pOt. van de standaard-
quota mag bedragen, een besluit, dat de beperking
in perceuten met 20 verscherpt, doch over een. groo-
ter quota-totaal. liet is van belang, cle beteekenis
van dit besluit eens nader te bezjen.

Voor wie den algemeenen gang der conjunctuur
regelmatig heeft gevolgd, was het duidelijk, dat de
vooruitzichten voor de rubbor nu niet zoo bijster goed
kunnen worden beoordeeld, liet is nog geen jaar

geleden, dat er een vrees voor een tekort aan rubber
bestond en dat op alle mogelijke wijzen werd gepoogd de uitvoeren zoo spoedig mogelijk te vergrooten. Mcii
poneerde de stelling, dat de ideeën omtrent het be-
grip voorraad waren veranderd en wat het comité
ook probeerde, de prijs liep omhoog. De verklaring
van dit verschijnsel lag niet hij de ideeën, doch bij de werlcelijkheid. De markten waren in een periode van
prijsstijging, zichtbare voorraden veranderden – zoo-
als steeds in een dergelijice periode! – in onzicht-
bare en een zoo conjunctuurgevoelig groothandelsar-
tikel als rubber deed natuurlijk in eerste instantie
daaraan mee, niet alleen uit hoofde van zijn econo-
mische positie, doch ook omdat de vooruitzichten in-
derdaad gunstig waren. De automohielindustrie, ge-
volg van en gangmaker voor de conjunctuur, naderde
jaar op jaar dichter het record van 1929 en de in-
dices voor het nieuwe seizoen, cle producties in het
laatste kwartaal van 1936, waren zeer veelhelovend. Daarnaast stond de voortdurend gespannen toestand
op politiek gebied, die tal van importlanden ertoc
leidde voorraden aan te leggen, en de bewapenings-
acties, die vraag naar rubber deden ontstaan.
Doch in de algemeene conjunctuur kwam een terug-
slag, een vergrooting van voorraden is slechts een
eenmalig feit en bovendien bleek de verwachting, dat
de aan de restrictie deelnemende landen de hun toe-
gestane hoeveelheden niet zouden kunnen halen, niet,
of zeker niet volkomen, juist te zijn. Het gevolg van
dit alles is, dat de voorraden, die aanvankelijk daal-
den, later weer toenamen, en dat thans de verwachting
bestaat, dat zij per uit. 1937 met 70.000 ton zuilen
zijn toege:nomen. De bedoeling van het internationale
rubbercomité, blijkens de mededeeling van. Prof. J. van
Gelderen in ,,De Telegraaf” van 1 dezer, om op een
vermeerdering van de voorraden aan te sturen, is ge-
deeltelijk, naar het ons voorkomt, mede oorzaak van
de aanvankelijke prijsstijging (stimuleering van het
optimisme) en de latere scherpe prijsdaling, doch het economische karakter van liet artikel had ook zondci
deze bedoeling een opwaartsche, gevolgd door ecn
dalende prijsheweging veroorzaakt.

Vermeerdering van de voorraden tezamen met pes-
siinisme voor de naaste toekomst, ziedaar een ver-klaring voor de prjsbeweging van de laatste maan-
den e.n de markt hield zich nog mede op in (Ie
verwachting van de komende beslissing van het in-ternationale rubbercomité. Deze beslissing is geko-
men en gebaseerd, volgens het zooeven geciteerde
interview met Prof. J. van Gelderen op de overweging,
dat het eerste doel moest zijn elke vermeerdering van
de voorraden stop te zetten; daartoe werd een heper-
Icing van 30 pCt. noodzakelijk geoordeeld.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft in een
uitvoerige beschouwing over dit besluit in haar
avondblad van 1 dezer becijferd, dat gedurende het
eerste kwartaal van 1938 dan in totaal (mci. out-
siders) zal kunnen worden uitgevoerd 253.000 ton. En dan interesseert ons in de eerste plaats de vraag
hoe staat deze uitvoer tegenover het verbruik in het
verleden? In de eerste kwartalen werd, volgens de
overzichten van het internationaal rubbercomité, ver-
bruikt
1
)
in:

1934 ………………253.599 ton
1035

………………243.674
1936

.
……………..235.350
1937

………………287.728

Alleen dus in het eerste kwartaal van 1937 over-
schrijdt in de vooragaande 4 jaar het geschatte ver-bruik den. mogelijken uitvoer in het eerste kwartaal
1938. En juist hij dit geschatte verbruik spelen de
geschilderde bijzondere omstandigheden. een rol. In
1936 met een automobielproductie voor de Vereenigde
Staten van bijna 4 m.illioen wagens en een gemid-
deld verbruik van geregenereerde rubber in het eerste

1)
Alleen
iii 1934
zonder de mutaties
in
cle voorraden
hij Engelsolie Îa,bt’ikantaii.

S December 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

891)

kwartaal van 9.392 ton – terwijl deze thans op een
basis van 12.000 ton is – du.s zeker niet onder o.n-
gunstige omstandigheden, bedroeg het geschatte ver-
bruik 17.000 ton tuinder dan de thans te verwachten
uitvoeren.
Terecht stelt Prof. J. van G-elderen, dat de heele
situatie zeer onzeker is; niemand kan zeggen, wat de
volgende 3 maanden zullen brengen, doch vooral de
mededeelingen uit de Amen kaansche automobiel ii-
dustrie zijn tot nu toe wei weinig gunstig wel be-
weegt thans het productiecijfer zich weer in opgaande
lijn, doch nog steeds beneden het peil van het vorig
jaar, terwijl de auto-voorraden grooter zijn..
Van verschillende zijden is gezegd, dat het besluit
als dvastisch moet worden beschouwd, doch, hoewel
de restrictie zeker scherper is dan de markt over
het algemeen verwachtte, in het licht van de cijfers
uit het verleden kan men hier, naar het ons voor-
komt, zeker van ineening verschillen. Of de beper-
king drastisch zal zijn geweest, kan eerst blijken,
wanneer de periode achter dcii rug is, doch met een
zoo onzekeren algerneen-econoinischen toestand en een
tendens tot prijsdaling zou de markt, naar het ons
voorkomt, hij verder tegenvallend verbruik aan haar
pessimisme ongetwijfeld uiting geven, wat dan ver-
moedelijk tot verder ingrijpen van het comité zou leiden. Het comité heeft echter ook advies van de
verbruikers gehad, kan dus meer overzien dan wij, en wij hopen dan ook, dat de leer van het verleden
voor de naaste toekomst te pessimistisch zal blijken
te zijn.

Beteekenis voor producenten.

Wij willen hier nog met een enkel woord de hetee-
kenis van het besluit voor de ondernemers nagaan; wij beperken ons daarvoor ditmaal tot de onderne-mingsrubbercultuur in Ned.-Indië. T-let snijdt hier
in tw’eeërlei opzicht, ul. in de eerste plaats moet de
hoeveelheid te produceeren rubber worden verminderd
en in de tweede plaats heeft het invloed op den kost-
prijs.
Wat de vermindering van de hoeveelheid betreft, moge erop worden gewezen, dat een internationale
restrictie van 30 pOt. een regionale van ongeveer
36 pOt. (tegen gemiddeld in 1937 22Ys pOt.) hetee-
kent. De standaardproducties zijn nog niet bekend,
doch zij moeten al zeer veel grooter zijn, wil de pro-
ductie voor een onderneming gelijk kunnen blijven.
Dit beteekent dus een derving van inkomen, zoolang het prijsniveau winstgevend blijft. Doch ook de kostprijs van de resteerende hoeveel-
heid zal, liet verhoogde ftitvoerrecht voor onde:rne-
mingsrubber van
2.9
ets. per hkg nog daargelaten,
ongunstig worden beïnvloed. Immers, de algemeene
kosten en de afschrijvingen komen per gewichtseen-
heid zwaarder te drukken, terwijl niet kan worden verwacht, dat de taploonen op Java zullen kunnen
worden verlaagd, niettegenstaande liet aanbod van
tappers grooter wordt; dit toch zal door het Gouver-
n ement niet worden toegestaan.
Dus naast een verkleinde hoeveelheid een hoogere
kostprijs, twee directe gevolgen van het besluit. De winstcapaciteit hangt ook van den prijs af, den on-
zekeren factor. Zou een belangrijke stijging van den prijs kunnen worden bewerkstelligd – doch op grond
van welke economische motieven? – dan zou hier
een compensatie kunnen worden gevonden, doch vol-
gens de mededeelingen van Prof. J. van Gelderen zou-
den wij hier in de eerste plaats aan een verdedigen-den maatregel moeten denken. Daartegenover staat
evenwel, dat, indien men ccii ,,fair and equitable
price” wil handhaven, men thans den prijs, die vol-
gens de meening van tallooze belanghebbenden voor-
dien reeds als te laag werd beschouwd, zal moeten
opvoeren. Immers, een hoogere kostprijs en kleinere
hoeveelheid tasten de bestaande rentabiliteit aan en
rentabiliteit is toch een der doeleinden van deze res-trictie?

Tooralsnog zien wij geen aanleiding tot een be-
langrijke stijging van den prijs; wel natuurlijk kan
deze zich herstellen. – zooals overigens veelal in liet voorjaar het geval is – doch of een duurzaam
herstel, zonder verdere offers van de producenten,
mogelijk zal zijn, zal afhangen van de algemeene
conjunctuur en het wereidverbruik van rubber.
Wij kunnen ons zeker niet aan den indruk ont-
trekken, dat het toch wel weinig bemoedigend moet
worden geacht, dat na 334 jaar restrictie thans op
een interne beperking van 36 pOt, moet worden
teruggevallen. Doch het kan evenmin wonden ont-
kend, dat de verhoudingen hij het verbruik daartoe
hebben gedwongen e.n dat het nog lang niet zeker is,
dat wij aan het einde zuilen zijn. Een belangrijke
daling van het verbruik is meer voorgekomen; wie
kan evenwel thans, nu overal de overheid ingrijpt en
gekunstelde toestanden in het leven roept, zelfs maar
een voorspelling op korten termijn niet een ige over-
tuiging wagen? Logisch denken wordt thans door een simpele pennestreek ongedaan gemaakt. Past
daarbij veel optimismue voor de toekomst? J. F. H.

HET INDISCHE INDUSTRIALISEERINGSVRAAGSTUK.

Het is al een paar tientallen jaren geleden, dat de
heer Oolju Indië karakteriseerde als ,,een land van
leuzen”. Die karakteristiek was treffend juist, en
heeft sindsdien aan juistheid niets verloren. Indië is
nog altijd een land van leuzen. Een leuze is propa-
ganda of reclame in gecomprimeerden vorm. En Indië
is een jong land, waar, ondanks al den ernst waar-
mee hier gewerkt w’ordt, suggestieve reclame altijd
succes heeft.
In de leuze dient het gemak den mensch, in zoo-
verre, dat ze hem de suggestie van zekerheid en hou-
vast biedt en richtlijn vormt zonder hersenvermoeien-
de herhaling van het betoog van welks conclusie zij
de essence is. Maar hierin schuilt het gevaar, dat
geheel het betoog vergeten wordt en men voortgaat,
de leuze aan te heffen, niettegenstaande de inhoud
een essentieele verandering onderging.
Dit is het geval met o.a. de leuze der industriali-
seering. In de eerste jaren der depressie, nog tot in
1933 toe, verstond men onder industrialiseeriug de
stichting van groote machinale nijverheidsbedrijveu,
uiteraard niet Europeesch kapitaal en onder Euro-
peesche leiding, door welke artikelen zouden worden
vervaardigd, die tot dusver geïmporteerd werden:
bierbrouwerijen, textielfabrieken e.d. Thans, voo:ral
sinds de heer Sitsen hoofd van de afdeeling Nijver-
heid van het Departement van Economische Zaken
werd, verstaat men er onder: bevordering van de ont-
wikkeling van de Inheemsche nijverheid. Alleen hier-van was sprake in de ,,Nijverheidspolitieke richtlijnen
voor de Industrialisatie van Nederlandsch-Indië”, die in April jl. in het Economisch Weelcblad voor Ned.-Indië
werden gepubliceerd, en op de twaalfde dienst-
vergadering van landbouw- en nijverheidsconsulenten,
medio Mei ji. te Batavia en te Buitenzorg gehouden.
Ook bij de algemeene beschouwingen in den Volks-
raad werd het vraagstuk der industrialiseering in
dezen zin besproken. Wellicht zal dit daaraan toege-
schreven moeten worden, dat het probleem van Java’s
bevolkingsdichteid alle andere in belangrijkheid
gaat overheerschen.
Hoe ziet men het vraagstuk nu in de kringen der
Regeering, en welken weg meent men tot oplossing
ervan te moeten inslaan?
* *
*
Bevordering van den groei der Inheemsche nijver-
heid wordt noodzakelijk geacht, omdat er, blijkens de
inleiding van den heer Sitsen op bovengenoemd con-
gres, de volgende voordeelen van worden verwacht:
a.
Vermeerdering van volksinkomen, dus grootere
koopkracht, welke zich uiteindelijk omzet in toene-
menden aankoop van niet in de desa-sfeer te fabri-
ceeren artikelen.

900

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 December 1937

b.
Mitigeering van de bevolkingstoename.
C.
Afviakking van wisseling in ree1 voiksinkomen
bij conjunctuurwisselingen.
Mindere afhankelijkheid van het buitenland in
tijden van afsluiting.

Grootere invoer van kwaliteitsgoederen (vide
sub
a),
waardoor een krachtige ruilpositie voor de
agrarische producties van Ned.-Indië is te verkrijgen.
In cle ,,Richtlijnen” wordt opgemerkt, dat ,,de val
van de prijzen der iaudbouwproducten, de inkrimping
van bepaalde agrarische producties, de sterke vermin-
dering van het consumptievermogen der Inheemsche bevolking een schei licht (wierpen) op de eenzijdig-
heicl der economische structuur van deze gewesten, zoodat duidelijk werd, dat de Indische economie in-
tern meer zou moeten worden versterkt”. Naast be-
vordering van de emigratie van Java naar de Bui-
tengewesten en de intensiveering van den landbouw
achtte de Regeering ontwikkeling van de Inheemsche
nijverheid noodzakelijk.
De industrialisatie zal zich, zoo wordt in het stuk
gezegd, moeten aanpassen- aan de sociale en geogra-

fische kenmerken van deze gewesten. Vooral Java zal
tot het industrieland van Indië moeten worden ge-
maakt, waarbij in volgorde van haar sociale belang-
rijkheid de volgende bedrijfsvormen zijn te ontwik-
kelen:
a.
de huisvlijt;
b.
de niet gemechaniseerde
klein-nijverheid;
c.
de gedeeltelijk gemechaniseerde
klein-nijverheid;
d.
de gemechaniseerde midden-indus-
rie en
e.
het sterk gemechaniseerde grootbedrijf. In
zijn inleiding op het congres van landbouw- en nu-
verheidsconsulenten gaf de heer Sitsen, blijkbaar aan
de hand van het schema van Karl Büchers
Eniste-
hung der T/ollcswirtschaf t,
een meer gedetailleerd
overzicht van deze door hedrjfsvormen gekenmerkte
ontwikkelingsstadia.

Dit opkomeud bedrijfsleven zal, zoo gaan de ,,Richt-
lijnen” verder, met krachtige buitenlandsche mede-dinging te kampen hebben en Regeeringssteuu niet
kunnen ontberen. Steun is mogelijk door haudelspo-
litieke maatregelen ter waarborging van buitenland-
schen afzet, door tariefpolitieke maatregelen ter waar-
borging van den prijs, en door handels- en, nijverheids-
politieke maatregelen ter waarborging van prijs en afzet.

De nijverheidspolitiek zal voor een deel hebben te
bestaan in een uitgebreide, aan het volkskarakter aan-
gepaste technische en economische voorlichting, en. er

zullen organen moeten worden geschapen, welke alle
in de samenleving beschikbare industrieele krachten
vereenigen.

Dit alles betreft de uitvoering binnen de grenzen,
welke de Regeering zich voor de nijverheidsontwik-
keling trekt. In de tweede alinea der ,,Richtljnen”, de belangrijkste van geheel het stuk, geeft zij aan,
welke beperkingen bij deze politiek in het oog ge-
houden moeten worden. Deze alinea luidt als volgt:

Is het uitgangspunt van de te volgen nijverheidspolitièk
de krachtige bevordering van de industrialisatie, zoo wor-
den anderzijds – eveneens door de bijzondere economische
structuur van deze gewesten – aan dit streven bepaalde
grenzen gesteld. In het algemeen heeft immers – en zulks
geldt zeker voor de naaste tokomst – het Vrije ruilver-
keer plaats moeten maken voor een, door de Overheid aan
tal van regelen onderworpen geordend handeisverkeer.
Aangezien het in Nederlandsoh-Indië belegde buitenland-sche kapitaal een blijvenden export van agrarische en mi-
nerale grondstoffen cci voedings- en genotmiddelen vor-
dert, is het noodzakelijk – als ruil voor den bedoelden
export – den invoer van bepaade iudustrieprodueten toe
te staan. Zulks houdt in, dat in de eerste plaats de
‘in-
•dustrieele ontwikkeling zoodanig zal moeten plaats vinden,
dat
geen industrieelc uitvoerproducten worden aangemaakt,
welke den landbouwexport in gevaar kunnen brengen, ter-
wijl voorts industrieele goederen, welke als ruil-object
voor den agrarischen uitvoer zijn te gebruiken, niet ver-
vaardigd dienen te worden,
‘tenzij door eigen aanmaak –
in verband met een belangrijke stijging der koopkracht –
een grootere import van bui’tenlaudsehe ‘industrie-artike-
len is ‘te verwachten i).
i) Cursiveering door de Regeer.ing K.

Dit is een buitengewoon belangrijk stukje betoog.
Er wordt op den voorgrond gesteld, dat ,,het in Ne-

derlandsch-Indië belegde buitenlandsche kapitaal den
blijvenden export van agrarische en minerale grond-
stoffen en voedings- en genotmiddelen ordert”, en
daarom zal, terwille van den als tegen-praestatie on-
vermijdelijken invoer van industrieproducten, aan de
nijverheidsbevordering een grens gesteld moeten
worden.

Waar trekt de Regeering deze grens?
Het staat nergens in zoovele woorden te lezen, maar
uit haar betoog valt wei een en ander daaromtrent af
te leiden.
* *
*
Industrialisees-ing van een land wil zeggen, dat de
grondstoffen welke het oplevert, in toenemende hoe-
veelheden door de eigen nijverheid worden verwerkt, waardoor cle uitvoer ervan daalt. In de aflevering van het
Wcttwirtschaftliches Archiv
van Juli jl. troffen
wij een artikel over structuurveranderingen van den
huitenlandschen handel van Japan in den loop van
het industrialiseeringsproces, van de hand van Pro-

fessor Kiehihiko Taniguichi te Kyoto, aan, waarin
met sprekende cijfers de sterke afuerning van Japans
uitvoer van grondstoffen geïllustreerd wordt. Het ge-
middelde jaarlijksche procentsgewijze aandeel van elk
der voornaamste groepen van producten in den to-
calen export van Japan was:
1868-272 1933—’36
voedings- en genotmiddelen ………….
25,4

8,0
grondstoffen ……………………..
23,1

4,4
.hulffsbrikatcn …………………….
40,8

26,4
afgewerkte fabi-ikaten ……………..
1,9

58,4
diversen

…………………………
8,8

2,8
De samenstelling van den invoer wijzigde zich als
volgt:
1868—’72 1933—’36

voeclings- en genotmiddelen ………….
29,0

8,2
grondstoffen

……………………..
4,1

61,8
halffaibrika’ten …………………….
20,2

17,8
afgewenkite fabrikaten ……………..
44,5

11,3
diversen

………………………..
2,2

0,9
Men ziet uit deze cijfers, dat de uitvoer van Japans
eigen grondstoffen sterk afnam ende vermindering
ei-van een factor was in het industrialiseeringsproces,
doordat die grondstoffen in de eigen groeiende indus-
trie worden verwerict. Die industrialiseering maakte
bovendien een geweldige stijging van den invoer van
grondstoffen noodzakelijk; Japan is arm aan belang-
rijke grondstoffen. De oorspronkelijke uitvoer van
voedings- en genotmiddelen, die in 1868—’72 be-
lang-rijk was, evenals de invoer – hetgeen wijst op
geringe differentieering van het menu – nam tot
minder dan een derde ervan af. Het beeld van den
Japanschen handel was in 1868—’72 karakteristiek voor een landbouwstaat, doch is thans kenmerkend
voor een industriestaat.
Men kan zich moeilijk voorstellen, dat ooit eenig
verantwoordelijk staatsman of econoom in Japan
op de gedachte zou zijn gekomen, te betoogen dat bij
het nemen van maatregelen ter bevordering van de
nijverheidsontwikkeling een grens in acht genomen
zou moeten worden, afhankelijk van de mate waarin uitvoer van grondstoffen en voediugs- en genotmid-delen ondanks verwachte daling van den invoer mo-
gelijk zou blijven. Die uitvoer is voor Japans volks-
huishouding nooit een
conditio sine qua, non
geweest
en werd met blijdschap geofferd aan de ontwikkeling
van de eigen nijverheid, die dezelfde grondstoffen in
toenemende kwanta ging verwerken.
Waarom zou dezelfde ontwikkelingsgang hier in
Indië niet eveneens gevolgd kunnen worden? Waar-
om moet, naar de opvatting van de Regeering, voor-
komen worden dat de uitvoer van grondstoffen als
gevolg van ontwikkeling van de eigen Indische nij-
verheid ook hier jaar op jaar zou afnemen? Deze vraag wordt in de bewuste alinea der ,,Richt-
lijnen” duidelijk beantwoord: het hier te lande be-legde kapitaal vordert ,,den blijvenden export van

S December 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

901

agrarische en minerale grondstoff en”. Vast staat,
dat, indien die grondstoffen in Indië zelf tot indus-
trieproducten verwerkt zouden kunnen worden, de prijzen aanmerkelijk lager zouden zijn dan clie der
elders daaruit vervaardigde artikelen, welke hier wor-
den ingevoerd. Maar toch wil do Regeering den uit-
voer ervan gehandhaafd zien.
Wat dit heteelcent, kan uit de volgende gegevens
duidelijic worden; ze zijn ontleend aan een grafiek,
door Dr. W. M. F. Mansvelt gepubliceerd hij een
artikel over ,,Onze kwetsbare export” in
Koloniale
Slucliën
van Juni jl.
Van de volgende producten werden de daarachter
vermelde percentages der producties in 1936 in Indië
verbruikt:

benzine

…………………..
6 pOt.
petroleum

…………………
25
rubber

…………………….
1
thee……………………..
8
fabriekssuiker

……………..
16
oopra

…………………….
27 koffie

……………………
28
kina

…………………….
1.0
blacitabak

…………………
3
aardnoten

…………………
70
cassave

…………………..
89
maIs

…………………….
94
aardappelen

……………….
95
bataten

…………………..
100
iijst

…………………….
97 kedclee

……………………
97

Men ziet uit deze cijfers, dat de producties der
Westersche ondernemingen nagenoeg geheel worden uitgevoerd, terwijl die van Inheemsche voedin.gs- en
genotmiddelen voor het verreweg grootste deel in
Indië worden geconsumeerd. De heer Van Mook
deelde op het congres van landbouw- en nijverheids-
corisulenten dan ook mede, dat yan de totale produc-
tie 35 pOt. tot 40 pOt. wordt uitgevoerd. Dat is een
enorm percentage; voor de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika, een toch belangrijk uitvoerland, be-
draagt het nog niet 10 pOt. van de totale productie.
Het wijst er op, hoezeer Indië nog in de periode
der agrarische voortbrenging steekt. Het is onvermij-
delijk, dat deze verhoudingsgewijs groote uitvoer van
producten van Westersche ondernemingen sterk zou
dalen, indien hier werkelijk met industrialiseering
ernst gemaakt zou worden. Als de Regeeriug meent,
dien export behouden te kunnen doen blijven ondanks een met kracht gevoerde nijverheidsbevorderingspoli-
tiek, dan geeft zij zich aan een illusie over.

Het is duidelijk, dat haar gedachtengang beheerscht
wordt door de overweging, dat de grondstoffen hier
dank zij investeering van huitenlandsch kapitaal wor-
den gewonnen, en dat de belangen van dat kapitaal
uitvoer ervan eisc.hen. Want er is slechts in het bui-
tenland afzet voor. Een binnenlandsche markt var
noernenswaarde koopkracht ontbreekt, waardoor de
nijverheid hier dan ook in nog maar geringe mate
ontwikkeld is. En zoolang de Westersche bedrijven
met het oog op de vereischte rentabiliteit op uitvoer aangewezen zijn, d.w.z. zoolang ze lage kostprijzen
noodig hebben om op buitenlandsche markten te kun-nen concurreeren, zullen ze de laagst-mogelijke bonen
betalen en zal va:n ontwikkeling van een meer koop-
krachtige hin.nenlandsche markt geen sprake wezen.
Dit is het dilemma waar de Regeering zich voor geplaatst ziet: zij wil nijverheidsontwikkeling, die
dan zal moeten steunen op koopkrachtverhooging,
d.w.z. op verhooging van het Inheemsche welvaarts-
peil, – maar zij wil tegelijk een waarborg dat de uit-
voer van grondstoffen en voedings- en genotmiddelen
behouden blijft, en daarvoor is handhaving van lage
kostprijzen dank zij lage bonen noodig.
Het is duidelijk, dat z66 van inderdaad ernstige
industrialiseering op eenigszins belangrijke en toe-nemende schaal niets komen kan. Wat op dit gebied gedaan wordt, voltrekt zich binnen de enge grenzen
van het stukje arbeidsveld dat overblijft, nadat van

een politiek van bevordering van de industrieele ont-
wikkeling in werkelijk grooten stijl is afgezien. Er
wordt een uitweg uit de moeilijkheid gezocht. Maar
definitieve en
priricipieele
oplossing van het vraag-
stuk blijft een vrome weusch.

* *
*

In twee richtingen wordt nu een uitweg gezocht.
De eene richting is een vinding van den heer Van Mook, thans directeur van Economische Zaken, die
haar in December van het vorige jaar uiteenzette en
verdedigde in een vergadering van het Indisch Ge-
nootschap te Den Ha.g en haar zoowel door Mr.
Hart, zijn voorganger op den zetel van Departemerits-
chef, als door het hoofd van de af deeling Nijverheid
aanvaard zag. Op het congres van landbouw- en .nij-
verheidsconsulenten, in Mei jI., fungeerde zij op-
nieuw als grondslag voor beschouwingen en plannen.
Zij komt daarop neer, dat Nederlandsch-Indiö als
een economische eenheid beschouwd wordt, en dat de
Inheemsche maatschappij van Java zich zal moeten

toeleggen op uitvoer van arbeidsintensieve land- en
tuinbouwproducten en nijverheidsvoorthrengseleu naar
de Buitengewesten, terwijl deze laatste de extensieve
laudhouwproducten, copra en ook nog visch en
vleesch, aan Java zullen leveren.
Maar dat lijkt bedenkelijk op een fictie. Java en
Madoera vormen met de Buitengewesten een
staat-
kundige
eenheid daflk zij het gemeenschappelijk Ne-
derlandsch bewind, maar een min of meer homogene
sociaal-economische
eenheid vormen ze niet. De
sociaal-organische opbouw is in de Buitengewesten over het geheel verschillend van dien op Java, en er
zijn gebieden met belangrijk hooger, andere met lager
welvaartspeil. Economisch zijn de Buitengewesten
voor Java: buitenland.
Maar aangenomen dat de heer Van Mook gelijk
heeft en er een nog voortdurend groeiende sociaal-
economische eenheid bestaat, dan dient er toch op te
worden gewezen, dat in zijn constructie de Inheem-
sche niaatschappij als een zelfstandige sociaal-econo-
mische eenheid wordt gedacht. Naar zijn voorstelling
zal het proces der nijverheidsontwikkeling zich geheel
in de Inheem.sche economische sfeer kunnen voltrek-
ken, buiten verband met de Westersche bedrijfswereld
in Indië.

Dit nu is een tweede fictie. De beïnvloeding van
de Inheemsche maatschappij, in elk opzicht, door het-
geen in de Westersche samenleving, in de Westersche
bedrijfswereld gebeurt, is zoo diep-ingrijpend, dat ze
niet weggedacht k.n worden. Bestond die beïnvloe-
ding niet, dan zou het vraagstuk niet zoo moeilijk op-
losbaar zijn. Dan ware hier een proces van dialecti-
sche zeifontwikiceling denkbaar zooals het zich elders,
in Europa en in Amerika, voltrekken kon: het weL.
vaartspeil zou stijgen in een wisselwerking tussehen
vergroote productie en verhoogde koopkracht, prijs-verlaging dank zij toenemende productie, stijgen den afzet en daardoor weer gestimuleerde voortbrenging.
Dit proces wordt hier verstoord tengevolge van be-
lemmering van de vorming van een binnenlandsche
markt met toenemenden afzet door het streven der
exporthedrjven om dank zij lage kostprijzen, d.w.z.
lage bonen, op huitenlandsche markten met succes
te kuntEen co.ncurreeren.

Men kan zich geen Inheemsche sociaal-economische
ontwikkeling meer denken, die niet door de werk-

zaamheid der Westersche ondernemingen in zeer ster-
ke mate beïnvloed, tot groote hoog-te zelfs beheerscht,
zou worden. De constructie van den heer Van Mook
is een kaartenhuis van onhoudbare theorieën.
Bovendien zou, indien de ontwikkeling van de In-
heemsche nijverheid op Java afhankelijk zou worden
van afzet van haar producten in de Buitengewesten,
de eisch van mogelijkheid van concurrentie op die
markt met importartikelen van elders, en daarmee die
van lage kostprijzen, zich evenzeer doen gelden. De in
de nijverheid op Java betaalde bonen zouden even-

902

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S December 1937

eens zoo laag mogelijk moeten zijn, temeer omdat geen
binneniandselie markt op Java-zelf voor die prodtic-
ten koopkracht zou behoeven te bezitten. Uit de In-
heemsche wereld zou zich een betrekkelijk klein
aantal ondernemertjes losmaken, die gelegenheid zon-
den hebben, redelijk goede winsten te maken – en
wij zijn er niet blind voor, dat
dif
inderdaad sociaal-
organisch een stap vooruit heteekenen zou – maar
de groote massa zou in schreiende armoede blijven
leven. En indien deze nijverheidspolitiek al kans van
slagen zou hebben, zoo zon het tempo in elk geval
ongeveer alles te wenschen laten. De heer Van Mooic
maakt zich van cle koopkracht der markt in de Bui-tengewesten, in zijn schema, waarschijnlijk ook een
te optimistische voorstelling.
Een oplossing van het probleem van afleiding van
de spanning der groote hevolkingsdichtheid op Java
zou zoo zeker niet worde:n bereikt,
* *
*

Een andere richting werd hij de algemeene be-
schouwingen in den Volksraad aangegeven door den heer Hart, in diens antwoord op een uitstekende rede
van den I.E.-V.-vertegenwoordiger D. R. K. de Boer.
Deze laatste had gewezen op het onjuiste van een
politiek van nijverheidsbevordering, welke op een
laag welvaaj’tsniveau wordt ingesteld, waarop de re-
geeringsgemachtigde voor Economische Zaken als
volgt reageerde:

Wel Mijnheer de Voorzitter, ik heb eeu maand de ge-
legenheid gehad, een groot aantal plaatsen en streken,
waar de nijverheid – en met name de desanijverheid en
de kleine en middenbedrijven – in opkomst zijn, te be-
zoeken. Ik vond daar overal niet alleen arbeidza.me, maar
welvarende en opgewekte lieden, toenemende bedrijvigheid,
een ganseken stand van geschoolde arbeiders en kleine ea-
dernemers in wording, met hier en daar reeds, naar Indi-
sche verhoud i ilgen, respectabele fabriekjes van iniddelbaren
omvang, schoon jeugdigen leeftijd. Als dat het resultaat
is van een prineipieele fout, •dan mogen meer zulke fouten
worden gemaakt. Maar ik meen, dat hier inderdaad een
misverstand in het spel is.

Deze in.heemsche nijverheid moet, zeide de heer
Hart verder, vervaardigen ,,wat velen noodig hebben”,
zeer goedkoope verbruiksartikelen:

Daarvoor is afzet te vinden, dat stimuleert. ook nieuwe
behoeften. De zeer .goedkoope zaklautaaras, fietsen, bont’
geweven sal-ongs, kasten, glazen, borden en kommen heb-
ben deze voor Indië en zijn bevolking uiterst nuttige en
welkome geb’ruiksartikelen bij die bevolking ingang doen
vinden op groote schaal…. Kan de Indische nijverheid
in kaar verschillende vormen tal van zoodanige artikelen
vervaardigen – en bij een voor Indië redelijkeu loon-
standaard kan zij dat -, dan is dat winst voor het uvel-
vaai’tspeil; de consument lijdt geen nadeel – ken zelfs,
hij lager prijzen, voordeel hebben – en de productie zelf
geeft aan een grooter of kleiner getal handeii werk en
aan monden rijst – niet een vischje. Neemt zulk een
nijverheid een belangrijken omvang aan, groeit het aantal
arbeiders, vooi-werkers, kleine en groote ondernemers, dan
stijgt het geheele welvaartspeil belangrijk en zal geleide-
lijk ook het i-eëele loon stijgen. Maar de industrie voor de
Indisohe markt moet op het peil van die markt zijn in-
gesteld, of het blijft een steriele liefhebberij van enkele bedrijven met hoogen prijs en kleinen omzet, of wel de
consument betaalt de subsidie voor een bevoorrechte groep
nijveren.

De heert Hart is de meester van het suggestieve
woord, dat evenwel in vele gevallen scherpe analyse
niet verdraagt. Dat in de hier aangehaalde bewerin-gen optimistische overdrijving in het spel was, lijdt
geen twijfel.
Hij
noemde geen enkele streek of plaats
waar hij dan ,,naar Indische verhoudingen respecta-
bele fabriekjes van middelbaren omvang” ondanks
hun uog jeugdigen leeftijd” – doordat zij eerst
dank zij de politiek van nijverheidsbevordering in het
leven geroepen waren – zou hebben waargenomen.
Een globale berekening, zoo vertelde hij verder, had
,,geleérd dat de gemiddelde dagverdienste in de
nieuwe industrie thans 22 cent bedraagt”, maar ,,door

liet grootc aandeel daarin van de nog zeer ongere-
gelde clesanijverheid is echter het gemiddelde aantal
werkdagen per arbeider nog laag, ongeveer 110 per
jaar”.

Deze concrcte gegevens, na de in algemeene termen
gehouden juichkreet over de successen der nijver-
heidspolitick, wijzen op nogal poovere resultaten. Ons
interesseert overigens vooral de richting van dezen
door Mr. hart aangeprezen weg. Dit streven is ge-
richt op vervanging van een belangrijk deel van den
iml)ort voor, vooral Iriheemscb, verbruik door eigen
aanmaak. Inderdaad liggen hier
mogelijkheden,
die
niet voorbijgegaan mogen worden. Maar wanneer alles
zich blijft afspelen op het plan dier klein.e éénmans-
bedrijfjes, en gemis van kapitaal of crediet uitgroei
tot onderneniinkjes met een aantal loonarbeiders be-
let, dan zet dit geen zoden aan den dijk.

In dit verband
zij
trouwens herinnerd aan de me-
dedeeling van Prof. J. van Gelderen in het Neder-
landsch-Indië-nummer van Economisch-Statistische
Berichten van 29 September ji.: dat de contingentee-
ringsataatregelen een sterk protectionistische wer-
king hebben, waardoor de Ineemsche bevolking zich
,,in verrassend korten tijd op de kleinindusti’ie (heeft)
toegelegd, met het gevolg, dat verschillende takken van textielproductie, inzonderheid de productie van
sarongs en andere bontgeweven stoffen, een enge-
kenden bloei vertoo:nen, welke ten deele zelfs récht-
streeks aan de realisatie der aan Nederland toege-kende contingenten afbreuk deed”. Dit proces zal
niet mogen worden gestuit, ,,al zal tegen overschat-
ting der marktmogelijkheden en dreigende overpro-
ductie moeten worden gewaakt”. Doch de geleerde
schrijver acht het twijfelachtig, ,,of althans den eer

sten tijd de jonge industrieön, die thans aan vele
tienduizenden werk verschaffen, den steun der con-
tingenteeringen kunnen ontberen. Hetzelfde is ove-
rigens ook voor een klein aantal grootere en mid-
denbedrjven, welke de laatste jaren door de ontstane
winstmogeljkheden tot ontwikkeling kwramen, het
geval”.

Deze ontwikkeling is blijkbaar niet zonder element
van kunstmatigheid.
Maatregelen als door den heer Hart bedoeld, belioo-
ren natuurlijk niet te worden nagelaten. Maar als
niet vergrooting van de koopkracht voorafgaat, dan
zal de afzet der Inheemsche nijverheid, ook al groeit
deze tot de grenzen, welke door de in en buiten den
Volksraad uiteengezette regeeringspolitiek worden ge-
steld, in a.fzienbare toekomst onvoldoende blijven om
stimulans te kunnen vormen tot een ontwikkeling
dank zij welke de oplossing van het bevolkingspro-
bleem voor Java met waardeerbare snelheid naderbij
wordt gebracht. Vergrooting van de koopkracht door
uitvoering van groote werken op veel uitgebreider
schaal dan door besteding van
f
8 millioen van het
15 millioenfonds per jaar mogelijk wordt gemaakt,
zal den stoot moeten geven tot een welvaartsontwik-
keling, die mede steunt op snellen groei van de nij-
verheid. Eerst daardoor zal de binnenlandsche markt
ontstaan, dank zij welker koopkracht het industriali-seeringsproees zich in het vereischte tempo zal kun-
nen voltrekken. D.
M. G. KOCH.
AANTEEKENINGEN.

Motoriseering en olieindustrie.

Hoewel de scheepvaart en de spoorwegen in steeds
sterkere mate van olie gebruik maken en ook voor militaire doeleinden het gebruik van olie (marine)
en benzine (landmacht, luchtvaart) zeer sterk geste-
gen is, blijft toch het autoverkeer de voornaamste af-
nemer van de olie-industrie. Uit de petroleumindus-
trie vloeit zonder ophouden een stroom van geconcen-
treerde energie, die het raderwerk van vele millioe-
nen auto’s in beweging brengt.
De uitbreiding van de auto-industrie is dan ook

S December 1.937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

903

niet los te maken van de ontwikkeling van de olie-
industrie. Zij beïnvloeden elkaar wederzijds en zijn
derhalve con plemetitaire industrieën bij uitnemend-
hei(1. Beide hebben cle aanblik van deze wereld ster-
ker veranderd clan kolen en stoomrnachines een eeuw
geled cii.

Volgens de ,,Ititern ationale Petroleum Korrespon-
denz” van 15 Oc.t 1937 (een speciaal nummer be-
treffende olie en motoriseering), waaraan deze aan-
teekening is ontleend, bevolken op het oogenhlik meer
dan 40.000.000 auto’s de verschillende landen. Met
elkaar verbruiken ze 90 pOt. van de benzine- en 10
pOt. van de ruwolieproductie. Voorts verbruiken zij
groote hoeveelheden smeerolie, in de Vereenigde Sta-
ten zelfs meer dan 50 püt. van het totaal.
Aan deren snelleii groei van het motorverkeer heeft
de olie-industrie zich volkomen weten aan te passen,
zoodat in geen enkel land de petroleumindustrie een rem is geweest voor de ontwikkeling van het motor-
verkeer. Eerder is liet tegendeel het geval, nl. dat
de olie-industrie door verbeterde producten en lagere
prijzen – al is dit laatste voordeel vaak geheel of
ten dccle verloren gegaan door toenemende belasting-
heffing – liet motorverkeer heeft gestimuleerd.
In de jaren voor den wereldoorlog speelde het mo-
torverkeer een ondergeschikte rol en had de olie-in-
dustrie nog weinig moeite om aan de eischen van dit
geringe verkeer te voldoen.

In 1913 waren er in alle landen tezamen niet meer
dan 2.000.000 auto’s waarvoor op z’n hoogst 1.500.000
ton beuzine per jaar noodzakelijk w’as. Direct na den
oorlog zien wij een sterke uitbreiding van het motor-
verkeer. De olie-industrie moest, om hieraan tege-
moet te komen, niet alleen haar productie sterk uit-
breiden, maar ook haar werkmethoden wijzigen.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uit-
breiding van het motorverkeer en de olieproductie
voor de geheele wereld na den wereldoorlog.

Auto’s
Ruwolie productie
>( 1000
)< 1000 ton
1913
2.000 53.418
1919…….
8.750 76.284
1923
18.024 139.105
1929
34.932 210.657
1930
35.782
195.909 1932
33.368
179.905
1934
35.034
208.261
1935
37.239
226.472
1936
40.287
247.015

had men de ruwe olieproductie evenredig moeten
uitbreiden aan de behoeften van liet motorverkeer, dan zou dit voor de olie-industrie onoverkomelijke
moeilijkheden met zich hebben meegebracht. Vandaar
dat men de oplossing in een andere richting is gaan
zoeken en is overgegaan tot een nieuw productie-
procedé, nl. het ,,kraakproces” (cracking), waardoor
men in staat werd gesteld uit eenzelfde kwantum
petroleum minder zware oliën, doch meer benzine te
produceeren. Onderstaande tabel betreffende Amerika
geef t een beeld van de veranderingen, die de invoe-
ring van het kraakproces met zich mee heeft gebracht.

Jaar

Ruwolie

Benzine

Door

% der

Door

% der
productie productie destillatie ruwolie kraken ruwolie

X1000barrels totaal

productie

prod.

1920..

433.915 113.198

98.098 22.60

15.000

3.46

1925..

739.920 239.965 171.382 23.16

68.583

9.27

1929..

987.708 388.621 244.894 24.80 143.727 14.55

1932..

819.997 386.291 195.386 23.83 170.905 20.84

1934..

895.636 388.770 206 337 23.04 182.433 20.37

1935. .

965.790 426.817 219.280 22.70 207.537 21.49
1936.. 1.068.134 470.907 231.287 21.60 239.620 22.44

In de 17 jaren na 1920 heeft de Amerikaansche
olie-industrie 5.104.205.000 barrels benzine geprodu-
ceerd, waarvoor 13.284.829.000 barrels ruwe olie noo-
dig waren. Zonder invoering van liet kraakproces
zouden hiervoor 8.618.033.000 barrels ruwe olie meer
noodig zijn geweest. Bovendien had dit proces nog
andere voordeelen. In de eerste plaats werd de kwa-

liteit van de benzine er door verbeterd, terwijl het
procédé bovendien kostenverlagend werkte.
Deze prijsdaling is echter slechts ten dccle aan de
consumenten ten goede gekomen, daar de regeeringen
in de meeste landen door verhoogde henzineheffingen
een deel van dit voordeel tot zich hebben weten te
trekken. Hierin ligt een van de hoofdoorzaken van
de ongelijkmatige ontwikkeling van het autoverkeer
in de verschillende landen. Wat betreft de Europee-
sche landen is in Engeland, Duitschland en de Scan-
dinavische landen de ontwikkeling vrij snel geweest,
terwijl in de andere landen de uitbreiding van het
autovërkeer langzamer is gegaan. Daarbij zien wij in
alle landen tevens een sterk verband niet de ontwik-
keling van de conjunctuur.

Het autoverkeer als jonge, dynamische bedrijfstak
is voorbestemd een grooten invloed op het economisch
leven uit te oefenen, maar is sterk afhankelijk van
overheidsmaatregelen.
Hoezeer het staatsingrijpen het motorverkeer ech-ter ook kan remmen, nog grooter invloed op dit ver-
keer heeft de industrieele ontwikkeling en het niveau der welvaart in de verschillende landen. Immers mo-
toriseering van het verkeer heeft tot voorwaarden een
zekere intensiteit van het ruilverkeer, het aanwezig
zijn van koopkrachtige bevolkingsgroepen en een vol-
doende wegennet. In de laatste drie jaren is het aan-
tal auto’s in Europa van 6.371.800 tot 7.823.700 of
met 23 pOt. gestegen. In welke mate de verschillende
landen tot deze stijging hebben bijgedragen, toonen
onderstaande cijfers van eenige representatieve landen.

Aantal auto’s einde December
% verander.
Land

1934

1935

1936

1934-1936
Groot-Britannië.
1.871.300 2.067.600 2.269.000 + 21.3
Frankrijk ……
1.873.300 2.182.300 2.100.000 + 12.1
Duitschiand
..

776.200 1.069.200 1.262.500 ± 62.6
Italië ……….
370.900

382.200

405.000 + 9.2
Rusland ……..
180.000

245.600

370.000 + 105.6
België ……….
155.000

162.500

197.400 + 33.8 Zweden ……..
146.800

149.800

165.400 + 12.7
Nederland …….
144.300

139.200

140.700 – 2.5
Denemarken . ..

125.600

130.700

135.500 + 7.9
Czecho Slowakije

116.700

116.600

103.500 – 11.3
Finland ……..
31.300

33.000

38.000 + 21.4
Polen ……….
24.800

24.700

27.400 + 10.8
Roemenië ……..

33.500.

25.500

26.500 – 20.9

Nog duidelijker komt de ontwikkeling van het a
u
to:
verkeer tot zijn recht, wanneer wij het aantal auto’s
vergelijken met de grootte der bevolking. Hieruit
ziet men een afnemende dichtheid van het westen
naar het Oosten.

Bevolking

Auto per mijl
per auto

wegennet
1934

1936

1934

1936
Frankrijk ……..
22

19

4.7

5.2
Engeland ……..
24

21

10.4

11.2 Denemarken


28

27

3.9

4.4
Zweden ……….
41

37

1.8

1.8
België

……….
51

41

8.2

10.2
Noorwegen
48

41

2.4

2.5
Duitschiand 68

49

4.5

5.2
Nederland
57

60

9.2

8.5
Italië …………
109

103

3.6

2.6
Czecho Slowakije
126

141

2.7

2.9
Oostenrijk ……..
193

151

1.5

0.8
Spanje

……….
135

156

2.7

2.7
Griekenland ……
460

472

2.0

1.9
Rusland

……..
921

479

0.1

0.2
Roemenië ……..
896

797

0.3

0.3
Joego.Slavië ……
1.356

1.172

0.4

0.4
Polen …………
1.281

1.184

0.2

0.1
Bulgarije

……..
2.927

1.344

9.2

0.2

Bovenstaande cijfers toouen aan, in hoe verschillen-
de mate het autoverkeer
zich in de laatste jaren in
de Europeesche landen
heeft ontwikkeld en hoever
verschillende staten in
liet obsten en zuiden bij de
algemeene ontwikkeling
zijn ten achter gebleven.
In deze landen ontbreekt het zoowel aan kapitaal-
krachtige koopers als aan een behoorlijk wegennet,
hoewel de cijfers van de bevolking per auto aangeven,

Jan.
’37
72.2
20.5
77.5
95.-
71.4 77.2
102.2
103.9
61.5
60.9
Febr. ,,
77.1
26.4
79.5
105.4
78.5
80.3
107.6
110.8
64.3 62.2
Mrt.

,,
76.5
31.-
79.8
103.5
.81.4
87.4
106.1 129.3
73._
65.9
April ,,
75.-
30.1 77.8
101.4
78.4
81.7 102.4
117.5
77.6 62.4
Mei

,,
72.6
28.4
76.9
101.6
77.6 76.8
102.1 110.1
74.4
61.3
Juni
72.8
27.6
77._
106.3
79.8
78._
103.8
1048
73.5 63.5
Juli
74.4 28.9
78.8

.
115.1
83.3
80.5
102.3 106.3
78.8
64.5
Aug. ,,
77.4 30.9
82.9 120.7 87.4
82.9
105._
110.5
87.9
67.7
Sept. ,,
74.5
28.3
80.4
11.8.4
82.4
78.4
98.-
99.3
82.4
61.3
Oct.
69… 22.5 74.5 109.6
72.7 66.7
88.5 76.4
71.7
52.7
Nov.
68.9 20.2
74.3
109.1 71.3
66.1′
83.5 70.7
67.9
49.8
Indexeijfer
der totale
beurswaarde
4
Januari
1937 1 4.278.942.000
2)
=
100.
7
Apr.
105.9
5
Mei
102.8
2
Juni 103.2
7
Juli
102.9
4
Aug.
107.3
1
Sept.
106.8
6
Oct.
14
,,

104.6
12

,,
101.-
9
,,

103.3
14

,,
103.8
11
,,
108.9
8
104.1
13
21
,,

104.2
19

,,
101.2116
,,

102.1
21

,,
104.1
18
,,
109.2
15

,,
103.- 20

,,
28
,,

100.8 26

,,
.
102.8
23
,,

102.-.
28

,,
105.5
25
,,
109.2
22

,,
100.227
30
,,

102.6
29

,,
99.2

60.2

70.5

77.2
64.9

80.5

81.3 65.5

86.3

82.7
61.8

83.8

80.- 60.-

76.8

78.6 59.2

74.4

79.1 60.9

78.4

80.2
63.5

82.4

83.8
57.9

79.6

79.2
5 1._

69.8

71.1
51.-

67.1

69. –

96.5

3 Nov. 92.7
91.3 10 ,,

88.5
89.1 17

89.8
91.7 24 ..

86.4

904

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S December 1937

dat men in verschillende landen druk bezig is zijn
achterstand in te loopen (Rusland, Joego-Slavië,
Bulgarije).

Opmerkelijk is het slechte figuur, dat Nederland
in beide staten maakt;
waarschijnlijk
zal de gevoerde
deflatiepolitiek daaraan niet vreemd zijn.

In de komende jaren zal het economisch leven van
Europa opnieuw aan veranderingen onderhevig zijn.
Terwijl verschillende landen nog bezig zijn iicli van
de laatste crisis te herstellen, vertoonen zich in de
Angeisaksische landen, vooral in de Vereenigde Sta-
ten, reeds weer steeds erger wordende symptomen van een dalende conjunctuur. Mochten deze voor-
boden van een nieuwe ernstige depressie zijn, dan kan
wellicht in de verdere uitbreiding van het motor-
verkeer en daarmee gepaard gaande wegenaanleg e.d.
eenige compensatie voor dalende bedrijvigheid ge-
vonden worden. H. W. B.

Landbouwhypotheken in de Vereenigde Staten.

In de November-aflevering van de ,,Survey of
Current Business” van het U. S. Department of
Commerce treffen wij een beschouwing van de hand
van Norman J. Wall en Frederic M. Cone naar aan-
leiding van een rapport betreffende de hypothecaire
schuldenlast op landerijen. Dit rapport is het resul-
taat van een onderzoek, uitgevoerd door het Bureau
van de Volkstelling samen met het Bureau voor
Agrarische Economie. Voorts is in de genoemde be-
schouwing gebruik gemaakt van een voorloopig rap-
port, dat de heer Wall opstelde voor het Bureau
voor Agrarische Economie, inzake de uitstaande land-
bouw-hypotheken, verleend door de z.g. ,,Leading
Lending Agencies”.
Hieronder worden verstaan: de beide organen van
de Federal Credit Administration, t.w. de Fecleral
Landbanks en de in 1933 ingestelde Landbânk Corn-
missioner. Naast deze overheidsinstituten vallen er
onder de levensverzekeringmaatschappijen, de parti-
culiere Landhanks, de commercieele banken e.n een

drietal credietinstellingen, welke door afzonderlijke
Staten zijn ingesteld.

De gegevens omtrent hypotheken op landerijen,
clie door cle eigenaars zelf worden geëxploiteerd, wor-
den sedert 1920 regelmatig bij de vijfjarige volks-
telling verzameld. Bij de volkstelling van 1890 was
ook reeds eenmaal gevraagd naar de hypothecaire
schuld der landbouwbedrijven in eigen exploitatie.
Voor de twee andere categorieën van boerenbedrij-ven, de pachters en de zetboeren, waren minder ge-
makkelijk gegevens te verzamelen, daar deze in den
regel niet weten voor welk bedrag de eigenaars
hypothecaire schulden op hun landerijen hebben aan-
gegaan.

Het reeds genoemde Bureau of Agricultural Eco-
nomics heeft daarom in 1930 en 1935 betreffende
deze categorieën schattingen gemaakt op grond van
steekproeven. In 100 uitgekozen provincies werd aan
eiken eigenaar een vragenlijst gezonden, terwijl in
een 400 andere provincies aan iedere vijfde eigenaar
van de ranglijst een dergelijke vragenlijst werd toe-
gezonden.

Aan de uitkomsten van dit onderzoek ontleendn
wij het volgende:

Het totaal aan uitstaande landbouwhypotheken be-
liep in 1930 nog $ 9.214 millioen, doch was in 1935
tot $7.645 of wel met 17 pCt. gedaald. De daling
van de hypotheken rustende op pacht- en zethoerde-
rijen was sterker dan die van de hypotheken op de
landerijen, welke door den eigenaar zelf worden ge-
exploiteerd, nl. 22.3 pCt. resp. 13.7 pCt.
Omtrent de verhouding van het totaal bedrag der
hypotheken in 1935 over de heide categorieën vinden
wij de volgende cijfers. Op zelf-geëxploiteerde boer-
derijen dnkte $ 4.896 millioen of 64 pCt. van het totaal en op de overigen $ 2.749 miliioen’ of wel
36 pCt.
De daling was het sterkst in de 12 Noord-Centrale
Staten, die gezamenlijk 73 pCt. van den totalen ach-
teruitgang voor hun rekening namen, hoewel de lan-
derijen in deze staten in 1930 slechts 58 pCt. van

MAANDCIJFERS.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
1)
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929
=
100.
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:

Banken
zijde
Industrie

Elcti


1
Mijnbouwl
Olie
Rubber
ScheeP-]

Suiker
Tabak
Thee
Totale
waarde

Gern.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95._
99.9
87.3 92.7
103.2
1
30
94.2
34.1
90.1
100.4
71.6 63.9
93.1
52.1
71.-
76.2
65.5 74.5
84.3 ’31 73.6 22.7 60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3 45.5 46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1 17.6 29.3
27._
25.8 30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7 80.7
41.-
40.-
41.-
26.7
28.2 27.4
25.4 39.5 40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6
22.2 23.2 26.2 50.2
39.4
’35
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8 43.2 23.7
24.4
29.3
47.1
42._
’36
56.8
13.9
57.6 78.2 50.2
58.2
73.1
58.7
34.8
37.1
44.8 51.5
55.2

1.)
Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S.B. van
12
Febr.
1936,
blz.
Jan.
1937
werden bij dit cijfer abusievelijk 000 weggelaten.
120. )
Sedert

Nadruk verboden,.

8
December
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

905

de geheele hypothecaire schuld in de Vereenigde Sta-
ten droegen. In den Staat lowa bedroeg de daling
zelfs
31Y2
pOt. De oorzaak hiervan is de relatief
zwaardere belasting van den grond met hypothe-
ken in deze gebieden. Uit een bij het artikel ge-
voegd kaartje blijkt, dat de verhouding van de hy-
pothecaire schuld tot de waarde van den grond
in deze Staten vooral in de oostelijke Noord-Cen-
trale Staten, d.i. het tarwegebied (o.a. Dakota en
Minnesota) het ongunstigst is. Gemiddeld is hier
circa
45
pOt. van de waarde der zelf-geëxploiteerde
landerijen met hypotheek belast tegen een landelijk
gemiddelde van slechts
35
pOt. Vooral de Staten ten
Oosten van de Mississippi, cle z.g. Midden- en Zuid-
Atlantische Staten vertoonen belangrijk lagere per-
centages.
Alleen in de Ne’w-England Staten was er een stij-
ging van de hypothecaire schuld. In dit gebied was
het aantal executies, die verantwoordelijk zijn voor
de daling in de depressiejaren, veel geringer dan in
de andere districten, nl. slechts
17
pro mille per jaar,
terwijl het gemiddelde voor de Vereenigde Staten in
hun geheel
38
pro mille per jaar bedroeg.
De
cijfers
betreffende de
aantallen
met hypotheek

belaste boerderijen vertoonen ongeveer hetzelfde
beeld. Ook hier een daling van
1930 op 1935,
doch

met niet meer dan
6.9
pCt., nl. van
2.523.000 op
2.350.000.
De werkelijke procentueele daling was ech-
ter grooter, hetgeen de cijfers evenwel camoufleeren,
doordat het totaal aantal boerderijen in de betrokken
jaren met
8.3
pCt. is toegenomen. Was in
1930
nog

40.1
pOt. van alle boerderijen met hypotheek belast,
in
1935
was dit gedaald tot
34.5
pOt., di. een daling
van
14
pOt.
Van de zelf-geëxploiteerde boerderijen is een be-
langrijk grooter gedeelte belast dan van de pacht-
boerderijen. In
1930
resp.
446
en
342
per 1000. In
1935
was het verschil nog markanter geworden, nl.

415
en
251
per 1000. De daling hij de eigen bedrij-

ven bedroeg
7
pCt., bij de verpachte boerderijen niet
minder dan
27
pOt. Ook wat betreft de geografische
verdeeling komen hier interessante verschillen aan het
licht. De daling was nl. in de
24
agrarische staten

(met meer dan
30
pOt. boerenbevolking) aanzienlijk
grooter dan in de overige Staten, resp.
9.3
pOt. en
2.2
pOt.
Voor de stijging van het aantal boerderijen zoeken
de schrijvers, behalve in de verbeterde telling in

1935,
een verklaring in een verminderden trek naar
de steden gedurende de depressie, terwijl vele werk-
loozen een boerenbedrijf begonnen.
Binnen de districten heeft een belangrijke verschui-

AANVOER VAN GRAM

ving plaats gehad in de verhoudingen tusschen zelf-
standige en pachtboeren. Over het geheele land bleef
de verhouding evenwel ongeveer hetzelfde. De pacht-
boeren maken ca.
42
pCt. van het totaal qit. Aan
de sedert
1880
stijgende trend in dit percentage is
nu een eind gekomen. In de zuidelijke Cotton-Belt
is zelfs een sterke daling van het percentage pach-
ters te constateeren, doordat een groot aantal neger-
pachters in financieele moeilijkheden is gekomen.
In de noordelijke Staten is er nog een toeneming
geweest.
Tegenover de daling van
17
pCt. van het bedrag
der hypotheken, stond tusschen
1930
en
1935
een
teruggang van niet minder dan
31.4
pCt. in de waar-
de van den grond. Na
1935 is
de hypotheeklast in
dalende richting doorgegaan, terwijl de waarde zich
weer kon herstellen, het meest in de oostelijke Noord-
Centrale Staten en in de Zuid-Atlantische Staten.
Betreffende de uitstaande hypothecaire leeningen van de z.g. Leading Lending Agencies geeft onder-
staande tabel een duidelijk beeld.

Bedrag aan uitstaande hypothecaire leeningen op
landerijen verkend door de Leading Lending
Agencies in $ 1000.

Farm Credit Admi-
nistration
_____________

.
.
.-n
.
•n


,n
.
0
0 0
0

1929 1.183.164

2.138.980 656.516

1)

95.906
1930 1.185.765

2.105.477 626.980

1)

93.274 1931 1.175.832

2.059.221 590.811
2)
945.172 92.698
1932 1.151.659

2.077.361 536.644

1)

93.014
1933 1.105.610

1.869.160 459.183

1)

84.075
1934 1.203.142

70.738 1.661.046 392.438
2)
555.885 79.574
1935 1.885.087 616.737 1.258.900 255.931

498.842 62.286
1936 2.059.845 794.121 1.054.770 175.677

487.505 48.091
1937 2.053.105 835.807 936.454 133.499 487.534 32.657
1)
Geen vergelijlebare cijfers bekend. ) Per 30 Juni.

Het totaal dat deze instellingen iii
1930
hadden
uitstaan bedroeg $
5
milliard of ca.
54
pOt. van het
totaal uitstaande bedrag aan landelijke hypotheken.
In
1935
was dit bedrag absoluut gedaald tot $
4.573,
doch relatief tot
60
pOt. gestegen.
In de ontwikkeling van de verdeeling der uitstaan-
de hypotheken over de verschillende groepen van
instellingen moet men twee perioden onderscheiden,
die door het inwerking treden van het z.g. refinan-
cing emergency program van de Fed. Credit. Ad-

N. (In tons van 1000 kg.)

Artikelen

Rotterdam

II
Amsterdam
Totaal

28 Nov.-4 Dec.1
Sedert
Overeenk.

INov.-4Dec.I
Sedert
Overeenk
I7

1936 1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936

25.096
1.424.973
917.934

27.433
9.641
1.452.406
927.575
258.600
241.488

3.875
1.976
262.475 243.464
16.958
22.463
– –
350 16.958
22.813

Tarwe

……………..

24.759
1.297.983 758.876
4.230 145.505
139.217
1.443.488
898.093

..Rogge

……………..2.445
Boekweit ……………2.112

358.576
310.576

13.364
25.533
371.940
336.109
Maïs ……………….
Gerst

……………..6.201
142.065
103.447
3.180
1.675
145.245 105.122
Haver

……………..7.736
Lijuzaad

……………
11.773 192.298
262.625
6.270
207.680
163.688
399.978 426.313
2.500 66.736
46.830


375
66.736
47.205
Lijnkoek

……………
Tarwemeel

………….
465
37.228
34.583
280
8.770
9.473
45.998
44.056
Andere meelsoorten
730
39.158
34.258
85
7.425
1.136
46.583
35.394

Noot bij groothandelsprijzen.
(Zie blz. 908109)
1)
Tarwe:
Tt Jan. 1931 Hard Winter No. 2; van Jan. 1931 tot 26 Sept. 1932 79 kg La Plata; van 26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1935 80 kg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov.
1936 Idanitoba; van 30 Nov. 1936-2 Aug. 1937 Bahia Blanea; van 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata; van 16-
23 Aug. 1937 Bahia Blanco.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf
Jan.
1928 tot 16 Dec. 1929 Arnerican No. 2; van
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 kg Hongaarsche; vhnaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 kg Zuid-Russische; van
23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada; van 2 Oct. 1933-25 Oct. 1937 La Plata.
Gerst:
Tot Jan. 1928 Malting;
van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 Arnerican No. 2; van 9 Febr. 1.931 tot 23 Mei 1932 64/5 kg Zuid-Russische; van
23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept. 1932 tot 24 Juli 1933 62/63 kg Zuid-Russische; van 24 Juli 1933-
7 Oct. 1935 64/65 kg La Plaita; van 7 Oct. 1935-18 Mei 1936 62/63 kg Zuid-Russisahe; van 18 Mei 1936-23 Aug.
1937 64/65 kg La PIste.
Cement:
In bepaalde gevallen worden hierop rabatten verleend.

906

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S
December 1937

mirdstration in 1933, van elkaar gescheiden zijn.
Voor 1933 ziet men 6ij alle groepen ccii daling,
het sterkst hij de particuliere hypotheekbanken. Bij
de coinmercieele depositohanken spelen nog tw’ee bij-
zondere factoren een rol. Zij hadden nl.
0.1)
groote

schaal kortloopen d crediet aan landbouwbedrijven
verleend, die na 1930 voor meerdere zekerheid veelal
in hypotheken waren omgezet. Een groot gedeelte
van deze posten werd door gedwongen executie ge-
liquideerd, terw’ijl er ook een groot aantal van deze
banken zelf in decoufiture geraakten.
In de tweede helft van 1933 begon de F.C.A. met
op groote schaal nieuwe hypotheken te verleenen. In
het laatste van 1936 bereikte het totaal, dat er aan
deze leeningen uitstorid, een maximum.
Bij de overige instellingen zijil de uitzettingen in hypotheken echter steeds verder teruggeloopen. De
geringe stijging bij de commercieele banken in het
eerste halfjaar van 1937 is ni. een seizoenverschijti-
sel. Deze Ianken en de levensverzekeringmaatschap-

pijen blijven nog steeds een rol spelen op de hypb-
theekmarkt. De particuliere Landbauks cii de drie
staatsinstellingen trekken zich geleidelijk uit de hy

potheken terug. De particuliere hypotheekbanken zijn
onder de tegenwoordige bankwetgeving gedoemd te

verdwijnen.
De Federale Landbanks en de Landhank Corn-
missioner hebben in de afgeloopen jaren het ac-

cent van hun werkzaamheden verlegd van de zui-
delijke Staten naar de Noord-Centrale Staten, dus
van het katoen- naar het tarwegebied. Niettemin
is nog steeds in de zuidelijke Staten de relatieve he-
teekenis van deze Federale instellingen het grootst.
In negen van deze Staten bezitten zij zelfs meer dan de helft van alle hypothecaire vorderingen. Oorzaak
hiervan is, dat de andere banken in het Zuiden een
hoogeren rentevoet verlangen. In het oostelijk Zuid-
Centrale gebied is trouwens meer dan 80 pCt. van
alle hypotheken in handen van de Leading Lending
Agences, waarbij de Federale credietgevers sterk

doniineeren.

ONTVANGEN BOEKEN.

J-[andelin gen van cie twaalfde diens/vergadering van
Landbouw- en Njjv erheidsconsulenten in Necler-
landsch-Indië,
gehouden te Batavia op 13, 14 en 15 Mei en te Buitenzorg op 18 en 19 Mei 1937-
Departement van Economische Zaken. (Buiten-
zorg z.j.; Archipel Drukkerij).

Bulletin van het Koloniaal Instituut te Amsterdam,
uitgegeven in samenwerking met het Neder-
landsch Pacific Instituut. (Amsterdam, Novem-
ber 1937; J. H. de Bussy. Eerste aflevering. Prijs f750 per jaar).
Deze periodiek beoogt de buitenwereld in de Engelsche
taal toegang te verschaffen tot allerlei ouderiwerpen, die
iii Nedei-la.ndseh-Indië aan de orde van den dag zijn en het
Nederlandsohe publiek voor te leggen hetgeen in de Paci
je-landen zijn bijzondere aandacht verdient.

Geschiedenis der Konin,lclijke
door Dr. C. Gerretson. Twee deden. (Utrecht 1937; N.V. A. Oosthoek’s
Uitgevers Mij. Prijs per deel f290).
DIt werk is vroeger reeds in een zeer beperkte oplaag
gedrukt als luxe uitgave voor rekening van de Maat-
seha.ppij. Zie ook E.-S.B. van 10 Mcii 1933, blz. 381.

Distributievraa.gstulcken
door Prof. Dr. N. J. i’olak.

(1

laarlem 1937; De Erven F. Bohn N.V. Prijs

f
0.50).
Rede, uitgesproken ter gelegenheid van de vierentwin-
tigste herdenking van de stichting der Nederla.ndsehe ifan-
dels-Hoogeauhool, Hoogeschool voor Economische Weten-
schappen,
01)
S November 1937.

Die Verhiiltnisse im schweîzerischen Lebensmittel-

kleinhandel
(4. lIef t). Veröffentlichung Nr. :17
der Preishildungskommissi o.n des Ei dg. Volks-
wirtschaftsdepartementes. (Bern 1937; Schwe i-
zerisches lIanclelsamtshlatt).
Deze studie, Son.derhieft 28 der ,,Volkswirtsuhaft”, is de
.4lotpnblidatic van cle in opdracht van het Eidg. Völkswii-t-
sehi îtsdepaiteinent
01)
dit gebied inzonderheid met het oog
op dle ii.gros A.G. sedert vier jaren ingestelde oiiderzoc-
kingen. :u:et bevat behalve een hoofdstuk over het Ver-
hand Sehweiv.eriSdher Konsumvercine (‘S.Ki), eenige ver-
gelijkeude en rosnoneerende .slotbesehonwingen, welke ook
voor broederc kringen van belang ku nnen zijn.

Beicnopt leer- en leesboek der economie
door J. van

Zwijudrecht, leeraar aan de Gern. Handelsschool
4-j. c. te ‘s-Gravenhage. Tweede druk. (Gronin-
gen/Batavia 1937; J. B. Wolters’ Uitgevers-

Maatschappij N.V. Prijs ing.
f
1.90, geb.
f
2.25).

STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdain op
1 Dec. 1937 voor
telegrafische
uitbetaling op

Gulden per
Pari
Koers

Europa.
%
Londen •)
£

8
.
98
*
2
100 Mark
59.26
3

72.60
4

Parijs *)
100 Franc

6.
11
*
3

Brussel
*)…
……..
100
Belga
24.908
30.61
2
100 Franc
6.22
8

7.654
100

,,

41.61
1
100 Kronen

6.334
3
100 Schilling
35.01
34.-
34
100 Pengö
43.51
35.75
4
100 Lei
1.48
8

1.35
43
100 Leva
1.79
7

2.25
6
Belgrado ……….
100 Dinar

4.20
5
Istanbul ……….
Turksch
£

1.45
100 Drachme

1.65
6
100 Lira

9.50
44

Madrid
5)
100 Peseta
48.-

5
Lissabon ……….
Escudo

0.08X6
Kopenhagen) ….
100 Kronen

40.15
4
100

45.174
4
100

,,
.-
46.35
24

………….
Berlijn

)………….

100 IJsl. Kr.

40.55

Luxemburg

………

100 Zloty
27.90
9

34.15
5

Zünich

)………….
Praag …………..

Kovno (Litauen) ..
100 Lita
24.88
304
54

Weenen

)
………..
Boedapest

……….
Boekarest

……….

Riga (Letland) ….
100 Lat
48.-
36.-
54-5

Sofia

…………..

Tallinn (Estland) ..
100 Estl. Kr.

50.-
44

..


3.974
4

Athene

…………
Milaan

…………

Moskou

……….
Tjerwonets

36.-

..

(100 Roebel)
Oslo

……………
Stockholm

)
………

100 Gulden
27.90
9

34.15
4

Reickjavick

………

A
noerika.

Warschau

……….

New-York
)
$
1.46
9

1.804
1

..100 Finnmrk.

Canad.
$

1.80
24

Helsingfors

……..

Mexico

……….

..

..


0.51
Buenos Aires ……

0.52)
La Paz (Bolivia)
8)

Boliviano

8.984
Rio de Janeiro….

..Mcx. Dollar

Milreis (pap.)

0.104
34
Valparaiso ……..

..Peso (papier)

0.15
0.07*
6
)
Bogota (Columbia)
8)

..Peso (papier)
Peso

1.04

Montreal

……….

Quito (Ecuador)

..
Suere

0.174
Sol

0.47
Montevideo (Urug.)
Peso

0.974
Caracas (Venezuela)
Boli van

0.564

Lima (Peru)

…….

Gulden

1.004
San

José (C. Rica)
Colon


Quetzal

1.80
Willemstad (Curaç.)
Gulden

1.004

Danzig

………….

Guatemala ……….

Managua (Nicar.)
8)

Cordoba


San Salvador
8)
Colon

0.72
Azië.
Rupee

0.69
3
Gulden I.G.

1.004
Yen

0.53
3.28

Calcutta …………

Dollar

0.56
6)

Paramaribo

…….

Batavia

………..
Kobe

………….

Dollar

0.53
5
)
Straits Doli.
1.41
1.05

Hongkong ………

Phil. Peso

0.904

Shanghai

………
Singapore

………

Teheran
4)
(Perzië).
.
Pahlavi

11.15
Baht

0.824

Manilla

………..

Afrika.
Kaapstad
£

8.98
34

Bangkok ………..

Alexandrië ……..
Egypt.
£

9.21
Australië.
Melbourne, Sidney

.

en Brisbane
….
£
. –
7.19
2
Nieuw Zeeland….
.

7.24

0ff. 0.36
vrije markt
0.09.
2)
Milreis Goud.
3)
Goudpeso.
4)
Munteenlield =
Rail (= een Kran.)
5)
Nom.

*) Not, te A’dam.
0v.
not.
part. opg.

S
December 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

907

BANK D1SCONTO’.

N dD5W5sels.
2

3Dec.’36
Lissabon
. . .
.411 Aug.’37
Londen ……2
30Juni’32
‘Bei.Binn.Eff.
Bk
1Vrsch.inR.C.
24
3Dec.’36
24

3Dec.’36
Madrid ……5

9Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan.
’37
Oslo

……..
4

7Dec.’36
Belgrado ……..
5

1
Febr.’35
Parijs

……
312 Nov.’37
Berlijn ……….
4
22Bept.’32
Praag

……
3

1Jan.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
. . .34
15Mei’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm
. .24

1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Weenen ……
34
10Juli’35
Relsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau
….5

26Oct.’33
Kopenhagen

….
4

19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.1),
25Nov.’36

OPEN MARKT.

1937

4129 Nov.!

22127

15120
Dec.

4Dec.

Nov.

1

Nov.

1936

30 Nov.!
5Dec.

1935

217
Dec.

1914

20124
Juli

Amsterdam
215116
Partic. disc.
11
4

11
4

11
4

11
4

1 .11
3’116
3
1
1s-
3
11
Prolong.
1
12
1
12 12
1
12
1
114

14
2
1
12-3
2
1
14
3
14
(.onden
Daggeld. .
1
121
u(-I
‘(2-1
1
12
-1

u(2’1
1
121
131
4
-2
Partic. disc.
718 I4

116
9
/16_
13
1,6
17
/32_
9
116
9116_13116
‘Ijs’
11(j
41(4.3(4

Berlijn
Daggeld .
23-3
2
3
14-318
21(47(5
2
3
j5-14
2
1
I2-31s
3-I8

MaandeId
23(4-7(5
2
3
14-
7
18
2
3
14-
7
18
2
3
14-
7
18
214-3
3_31
4


Part, disc.
2718

2
7
18
2
7
18
2
7
18
3
3
2
1
18_
1
12
V/’arenw. . .
41j
4_11
411
2

4_11
3

4_11
4_11
4

Wew York
Dageld
1)
1
1
1
1
1
3
4

13(
4
_2
1
(
2

Partic.disc.
1
3

1(2

.
1
(2
1
(2
114..1I2
5
116

1)
Koers van 3 Dec. en dairaan voo afgaande weken tjni. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
*)
)
)
*)
1)

30 Nov. 1937
1.79%
8.98%
75
6.11
100%
1

Dec. 1937
1.8036

8.98%
72.60 6.11%
30.61
1003f
2

,,

1937 1.80
8.98%
72.58 6.10%
30.594
100k
3

,,

1937
1.80
8.98% 72.55
6.11
30.594
100%
4

,,

1937
1.80
8.98%
72.50 6.10
30.595
100%
6

,,

1937
1.79′
8.98%
72.45
6.10% 30.545
100%
Laagste d.w’)
1.7916
8.97%
72.40
6.10
30.53
100
1-toogste d.w1)
1.80% 8.99
72.60
6.1134
30.62
100%
Muutpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zivit-
lad
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
rest

30 Nov. 1937
41.59

6.324



1

Dec.

1937
41.61

6.324

2

1937
41.60

6.32



3

1937
41.60%

6.32



4

1937
41.60

6.32



6

1937
41.58

6.32



Laagste d.w’)
41.56

6.30

9.40

Hoogste d.w
1
)1
41.62
34.25
6.35
1.34 9.55

Muutpariteit
48.003
35.007
7.371
f
1.488
13.094 48.52

Data
Stock-
1

holm
)
Kopen-
hagen
*)
1

/

Hel-

for!’)

Buenos-
Aires’)
Mon-
treal
1)

30 NoT17
46.375 40.15
15.17 3.975
53
1.80
1 Dec.

1937
46.35 40.15
45.17,
3.975
53
1.80%
2

,,

1937
46.35
40.124
45.175
3.975
53
1.80%
3

,,

1937
46.35
40.125
45.175
3.97
53
1.80%
4

,,

1937
46.35
40.15
45.174
3.974
53
1.80%
6

,,

1937
46.324
40.10 45.15
3.97 53
1.79%
Laagste d.w’)
46.25 40.05
45.10
3.94
52%
1.79%
Hoogstecl.w’;
46.35 40.15
45.20
4.-
53%
1.80%
Muntpariteitl
66.671 66.671 66.671 6.266
95%
2.1878
*) Noteering te Amsterdam.
**)
Not, te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t Iste
of
2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
a a Londen
($ per 2)
Parijs
($ p. 100 Ir.)
Berlijn
(8
p.
lOO Mk.)
Amsterdam
($ p.
100
gld..)

30 Nov.

1937
4,99%
3,39% 40,32
55,59%
1 Dec.

1937
4,98%
3,39%
40,30
55,53
2

1937
4,99%
3,39% 40,32
55,56
3

1937
4,9921
1

3,39%
40,28
55,55
4

1937
4,99%
3,39%
40,28%
55,58
6

,,

1937
5,0051,
3,40%
40,32
55,73

7 Dec.

1936
4,89
31
1
32

4,66
40,24
54,41
lvtuntpariteit..
4,86
3,90%
23,S1%

1
408
‘i’

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
1937
20Nov.1
27
Nov.1
29Nov.14
Dec.’371
1937

1
LaagstelHoogstel

4Dec.
1937

Alexandrië..
Piast.
p..0

97% 97%
97%
97% 97%
Athene

….
Dr. p. £
547% 547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110%
1/10%
1110%
1/10%
Budapestl)..
Pen. p.
25%
25%
24%
25%
25%
BuenosAires
2

p.pesop.
16.851
16.91
16.92
17.03
16.984
Calcutta . . ..
Sh. p. rup.
1/6%
1
1
,
6%
1163132

116
5
/
33

1/6%
Istanbul

..
Piast.p.0
619
619
619 619
619
Hongkong ..
Sh. p. $
113 113
112%
1/3%
113
Sh. p. yen
112 112
111
31
1
112
1
1
39

112
Kobe

…….
Lissabon….
Escu.p.110%
6

L10%

110
110%
110%,,
Mexico

….
$per
18
18
17%
18%
18
Montevideo
3)

d.perA
25%
25
24%
26
25%
Montreal

..
$ per £
4’99T’8
4.98% 4.99%
4
.98*
Rio d.Janeir.
4

d. per Mil.
2
55
/
04

2%
2%
2151
33

2
23
1
32

Shanghai

..
Sh. p. $
1/2%
112%
111% 112%
112%
6

Singapore ..
id. p. $
214
5
1
39

2145/32

214%
6

2/43%
2
/
45
/
32

Valparaiso 5).
$ per £
124
124 124
124 124
Warschau ..
Zl. p. £
26%
26% 26%
263%
26%
1) Offic. not. 10 Dec. 161I2.

2) Offic.

not, IS laten, gen. not., welke
imp. hebben te betalen 10 Dec. 1936 16.12.
3)
Offic. not. 26 Aug. 39131.
4) Id. II Mrt. 1935
4114. 1
)90 dg. Vanaf 28
Aug. laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
3)

Londen’) N.York
2
)
Londen
30 Nov, 1937.. 19%

44%
30 Nov. 1937….

139111
1 Dec. 1937. . 19%

44%
1 Dec.

1937….

140104
2

1937..

19%

44%
2

1937… .

1401-
3

1937..

19%,,

44%
3

,,

1937….

139/115
4

1937..

19,3%,,


4

1937….

1391115
6

1937..

18k,,

443%
6

,,

1937….

139111

7 Dec.

1936.. 2194
6

45%
7

Dec.

1936….

142/1

27 Juli

1914..

241%,,

59
27 Juli

1914.. ..

84110%
1) in pence p. oz.stand.
2)
Foreign silver
in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p. oz. line

STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
V order i n ge n.
1

23 Nov. 1937
1

30 Nov. 1937
Saldo van ‘s It

12.841.857,98
f
25953.653,51
derlandsche Bank ……………….
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

83.656,25
,,

528.576,57
Voorschotten op ultimo October 1937
ald. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


.46002.208,90
,,

46.073.896,01
Voorschotten aan Ned.-lndi

……….
Idem

aan

Suriname………………,,
12.157.199,98
,,

12.265.212,53
Kasvord.weg. credietverst. alh. buitenl.

.

,,

02.197.786,63
,, 102.203.89057
Daggeldleeningen tegen onderpand . . Saldo der postrek.v.Rijkscomptahelen

.

34 675 839,02

31.373.386,62
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf. 1)…


Vord. op andere Staatsbedrijven 1)
5.729.924,04
,,

5.048.154,85
Ve rli c h t i n g e n
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van

haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in Omloop ………
f237.258.000.-
f237.172.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……..
118.700.000.-
• 118.700.000.-,-
.

l.101.64750
,,

1.101.322-
Schuld op ultimo October

1937 ald.
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds.d.
pers, bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.

Zilverbons in omloop ……..

………..

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle

bel, en op de vermogensbelasting
5.142.565,12

5.142.565,12
Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
2.005.854,33
,

16.320 990,54
,,

2.037.220,20
,,

16.632.458,73
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
167.973 385,11
160.149.822.96
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..

….

16.560.000,-
,

16.500.000,-
….
126.073.450,26
,, 151.556.764,80
Id. aan diverse instellingen
1)
……. ….
1) In rekg.-crt. met ‘s Rifks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE – SCHULD.

27 Nov. 1937 1 4 Dec. 1937
Vorderingen:’)
Saldo Javasche Bank .. …………..


Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f

179.000,-
1
128.000,-
Verplichtingen:

…..

Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
46.005.000,- –
,,
42.382.000,-
Schatkislpromessen in omloop………
10.500.000,-
10.500.000,-
Schatkisibiljetten in omloop ………
Schuld aan het Ned.-lnd. Munttonds.
5.000.000,-
481.000,-
,,
.
5.000.000,-
534.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
304.000,-

..

,,
301.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…….
880.000,-
,,
730.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …
,,

2.049.000,- 2.609.000,-
1) Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas
f
26.560.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-

latte
Andere
opeischb.
schulden
Discont.
Div.
reke-
ningen’)

6 Nov.

1937..
841
1.227
614
618
1.433
30 Oct.

1937..
843
1.273
583
621
1.462
23

,,

1937. .
843
1.067
602
621
1.463
16

1937..
846
1.096 590 616
1.441
9

,,

1937..
744
1.206
t

571 613
1.449

1

Juli

1914..
645
1.100 560
735 396
) Sluitp. dIer activa.

908

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-_ENGENOT.

1

GE’ST
65I3 kg
MAIS
ROGGE
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN
.

‘,
.
Rotterdam per 2000 kg.

74kg
.
—–
‘..
Russi- Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
Alkmaar
Gem. not.
.
Hetfing
1)
loco
Rotterdam
sche
per cwt. f.o.b.
Rangoon/Bassein
Leeuwar-
der Comin.
rsi
abr.kaas
Eerniijn
Roerinotid
!rn,I-
La Plata
..
Termijn-

La Plata
1)
.
nummer.

i
IJUUtJKb.
r.
Oo
U.
2

Êlid.
L

••
ocoprijs

1

k

per

g.
noteer. op
1 of 2 mnd.
L ocoprjs
I-IerI.Ned.Ct.I_Not. Noteerin g
uive
Centr.
gang exp.
per 50 kg.
j)

100 st

ff
%_7
f
%
t
%
1
%
%
sh.
f
%
f•
f
%
1
%
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
76,-
87,1

12,475
102,5
13,82
5

110,1
1475
109,3
6,83
104,5
1113
1
/4
2,03
98,4

43,30
95,0
7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6 226,-
111,9

13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,475
99,9
6,43
98,4
10!7(4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,6
1929 179,75
83,6
196-
102,1

204,-
101,0

10,87
5

89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8 6,34 97,0
1016
2,05 99,4

45,40 99,6
8,11
101,1
1930
cj
111,75
52,0
118,50
61,7

136,75
67,7 6,22
5

51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
815
1,66
80,5

38,45 84,4
6,72
83,8
1931
1932

w
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50 41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9

31,30 68,7
5,35
66,7

1933
0 0
100,75
70,-
46,8
32,5
72,-
60,75
37,5
31,6
77,25 68,50
38,2
33,9
4,62
5

3,55
38,0 29,3 4,70 3,75 37,4 29,9
5,22
5

5,02
5

38,7 37,2 2,59
1,84
39,6 28,2
5111
1
i2
4151(

0,94
0,61
45,6
29,6

0,96
22,70 20,20
49,8 44,3
4,14
3,71
51,6 45,3
1934
75,75 35,2
64,75
33,7
70,75 35,0
3,32
5

27,3 3,25 25,9 3,67
5

27,3
1,74
26,6
4173,4

0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45 43,0
1935
F.
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3
3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,12
30,6
2,07 31,7
5012

0,49
23,7
0,99
14,85
32,6
3,20
39,9
1936
0
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5

35,1
5,75 45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
51712
0,58
28,1
0,88
5

17,55
35,5
3,50
43,6

Jan.

1937

61,4
99,75
52,0
97,50
48,3
7,975

65,5
8,07
5

64,3
8,40 62,3 2,74 41,9
61’12
0,66
32,0
0,85
17,07
37,5
3,45
43,
Febr.
129,-
60,0
102,-
53,1

100,50
49,8
8,72
5

71,7
7,925
63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5/10ij4

0,69
33,4
0,80
1 8, 75
41,1
3,81
47,5
Maart

61,8
104,25
54,3

106,-
52,5
9,025
74,2
8,72
5

69,5
9,15 67,8 2,57 39,3
5j9L/4

0,68
33,0
0,80
18,82
5

41,3
3,86
48,1
A pri
1

,,
149,75
69,6
110,75

57,7

1
1 5,-
56,9

10,-
82,2
9,40
74,9
10,17
5

75,4
2,72 41,6
6
11
4
0,69 33,4 0,80
16,45
36.1
3,05
38,0
Mei
144,40
67,1
107,-
55,7

110,-
54,5

10,-
82,2
8,925
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5/10112

0,71
34,5 0,72
5

17,32
38,0
2,89
36,0
Juni
Juli
145,75
149,25
69,2
69,4
99,-
108,25

51,6

105,-

56,4

III,-
52,0

10,15
55,0
9,85 83,4 81,0
7,525
8,57
5

.
59,9 68,3
8,95
9.975

66,3
73,9 2,63 2,68
40,3
41,0
5110114

511
11
4
0,74
0,77
35,9 37,4
0,70 0,68
19,82
5

20,15 43,5 44,2
2,98 3.74 37,2
46,6
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5

1
12,-
55,4 9,30 76,4 7,82
5

62,3 9,225
68,4
2,86 43,5
614
0.78 37,9
0,64
21,50
47,2
3,84
47,9
Sept.
0
129,50
60,2
107,-
55,7

122,-
60,4
9,225
75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2 2,96
45,3
617
085
41,3
0,525
21,-
46,1
4,69
58,5
Oct.

,,
136.25
63,3
109,-
56,8

114,75
56,8
8,57
5

70,5
7,62
5

60,7
8,50 63,0
2,96
45,3
6(7
1
14
1
,-
48,5
0,42
23,
50,5
4,99 62,2
Nov.
133,50
62,1
106,25
55,3

116
57,4
7,225
59,4
7,10 56,5
8,125
60,2
2,53
38,7
57h12
0,96
46,6 0,46
22,20
48,7
4,99 62,2
23-30Nov.


131,-
60,9
104,251
54,3

115,50
57,2
7,17
59,0
6,85
54,5
7,85
58,2 2,42
37,1
5/412

0,79
38,3 0,60
21,50 47,2
4,95 61,7
30Nov.-7 Dec.

129,50
60,2
105,25
54,8

116,-
57,4
6,97
5

57,3
7,05
56,1
7,95
58,9
2,41
36,9
5/41/
0,84 40,8
0,60
21,25
46,5
1

5,10
63,6

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks” in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
131I4 Dernier
Stand. Ribbed Middling Upland
Super Fine C. P.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib. Oomra
Liverpool per Ib.
Crossbred Colonial Carded 50’s Av.
.

,
erino

5

V.
Wit Or. D. te
New York perlb.
Snioked Sheets
locoLonden p.Ib.

tîNed.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Cti
Not.
llerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Nd.Ct.
1

it
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ci.1
Not.
1
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
f
%
$
cts.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.101- 43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81,4
10,75
1929
<
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
1272
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4 10,25
1930
1931
<
Z
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50
66,4 3,42
30
45,2
5,87
5

1932
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,12
5

.

1933
s.)
146,86 128,63
34,3
30,1
16.181-
15.1212 15,9 17,4
33,8
37,0
6,40 8,70
19,5
16,8
54,3 46,8
5,39
4,91
42,5
48,9
30,7 35,4
11,75 14,25
79,7
96,9
34,1
41,5
22,-
28,25
3,87
3,21
30,2
25,1 1,56
1,61
12
II.
18,1
16,6
3,375
3,25
1934
4
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30 13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0 30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,25
1935 134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5

84,5
36,2
28,-
2,41 18,8 1,63
18
27,1
Ii,-
1936
142,61
33,3
18.618 19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
Q
Jan.

1937
<
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2
5,88
88,2
63,8 23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6 2,145
38
57,3
10,37
5

Febr.
Z
169,23
39,5
18.1812
24,0
51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75
3,53 27,6
1,93
40
60,3
10,50
Maart

,,
>
174,86
40,9
19.911
26,6
56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4 37,25
3,59
28,0
1,96
44
66,3
12,
April
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
14,35
23,1
64,3
6,16 96,5 69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44
66,3
11,625
Mei
5.
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2
6,04
97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25
25,4
1,785
38
57,3
10,25
Juni
86,90
43,7 20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28
25,6 36
54,3
9,625
Juli

189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,88
5

34
51,3
9,125
Aug.


U’
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5
26,25
145,0
62,0
38,50
3,30
25,8
1,82
33
49,7
8,85
Sept.
186,01
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34
51,3
9,-
Oct.
o
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,–
Nov
.
23-30Nov.
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6 7,99
15,2
42,3
4,04
74,6 54,0
20,
103,9
44,5
27,75
2,86
22,3
1,58
5

27
40,7
7,125
182,07
42,5
20.51-
14,6
31,0 8,10
15,5
43,1
4,14
69,3
50,1
18,50 103,0
44,1
27,50
2,85
22,2
1,58
27
40,7
7,25
30 Nov.-7 Dec.
177,48
41,5
19151-
14,4
30,6
8,03
15,5 43,1
4,14
65,5 47,4
17,50 104,8
44,8
28,-
2,65 20,7
1,47
28 42,2
7,50

KOPER
LOOD
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
.

gem. prompt en
d
Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen 1ev. 3 maanden
OcOE on en
per

lig.

on
tranco Middlesb.
per Eng.. ton 1ev. 3 maanden
per Standard
per Eng. ton
Londen per Eng.ton
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce

iii’Ied.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Nt
llerl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1

Nerl.Ned.Ct.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Ilerl.Ned.Ct.
TïE
t
%
£
t
%
£
f
%
£
f
%
5h.
f
%
Sh.
f
%
£
cts.
%
pence
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5 24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
116
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
2614
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.18!I0

42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
/16
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
671-
35,95 91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
1711/
1931
431,85 54,9
38.7/9
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
58/8
28,90
73,1
51/5
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5
8
1932
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
51/1
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17°(.
1933
<
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1
/8
1934
<
226,80
28,8
30.615
82,65 29,8
11.11- 1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
2111
4

1935
z
230,95 29,4
31.1811
103,40
37,
14.518
1634,25
56,2 225.1415
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
561- 102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
1
5(
1936
lu
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-.
54,8
204.1218
28,40 67,4
731-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20′,1

Jan.

1936
253,

32,2
34.14111
112,50
40,5
15.8111
1528,35
52,6
209.18/9
25,50
60,5
701-
20,10 50,9
5512
106,30
33,5
14.1211
61
46,9
201
Febr.
257,35
32,7
35.71

117,05
42,2
16.118
1508,85
51,9
207.512
25,50
60,5
701-
20.10 50,9
55/2
111,10
35,0

15.512
60
46,2
198
Maart
262,25
33,4
36.116 121,30
43,7
16.1319
1551,15
53,4
213.713
25,45
60,4
701-
20,10
50,9
5513
116,95
36,9

16.119
60
46,2
1911
4

April
269,45 34,3
37.-13
117,70
42,4
16.314
1524,80
52,5
209.911
25,50 60,5
701-
20,10
50,9
5512
111,10
35,0

15.5(2
61
46,9
20’1
Mei
269,95
34,3
36.14/6
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.1212
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0

14.13(2
62
47,7 20
1
,8
Juni

,,
269,80 34,3
36.7/2
112,90
40,7
15.4/3
1360,45
46,8
183.6111
25,95 61,6
701-
20,20
51,1
5415
103,95
32,8

14.-12
61
46,9
19:1
4

Juli

,,
274,90
35,0
37.511
116,95
42,1
15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
751-
20,05
50,7
5414
100,20
31,6

13.1117
60 46,2
195
Aug.,,
283,40 36,0
38.5
1
11
124,10
44,7
16.15
1
5
1360,70
46,8 183.17/8
27,75
65,9
75
1

20,05
50,7
54
1
2
100,10
31,5

13.10
1
7
60 46,2
191
2

Sept.

290,20
36,9
38.191

134,15
48,3
18.-/2
1451,85
50,0
194.1717
27,95 66,3
751-
20,20
51,1
5413
103,65
32,7

13.18
1
2
61
46,9
195/s
Oct.,,
365,90
46,5
40.2/4
168,25
60,6
18.8/11
1836,45
63,2
201.7/3
34,20
81,2
75/-
27,45
69,5
60/2
132,70
41,8

14.11(1 75
57,7
19
1
3/
Nov.
397,95
50,6
43.1916
196,60
70,8
21.1416
2091,-
71,9
231.-/11
33,95
80,6
751-
29,35
74,3
64110
147,75
46,6

16.616
79
60,8
21
Dec.
413,45
52,6
45.1919
229,80
82,8
25.1112
2087,95 71,8
232.511
36,40
86,4
811-
32,75
82,9
72110
161,45
50,9

17.1912
80
61,5
2111
4

Jan.

1937
461,70 58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110
2060,25 70,9
229.1819 36,30
86,2
81/-
34,20
86,5
7614
188,60
59,4

21.-/11
78
60,0 20
7
18
Febr.
522,10
66,4
58.712
248,

89,3
27.1414
2080,65 71,6
232.1113
36,25
86,0
81/-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2

24.1018 75
57,7
20118
Maart

i..
638,40
81,2
71.916
292,95
105,5
32.161-
2498,25
86,0
279.141

36,15
85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3

32.818
77
59,2
20
11
/16
April Mei
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8 268.

/

36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65 75,2

26.615
78
60,0
20
15
/i
z
545,95 69,4
60.15
1

214,95
77,4
23.18
1
5
2256,45 77,6
251.2
1

36,40
86,4
81
1

59,65
150,9
132(9
209,35 66,0

23.5
1
11
76
58,5
20
5
/se
Juni

,,
0
499,70 63,6
55.1315
205,40
74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.2
1
6
36,35
86,3
81/-
60,60
153,3
135
1

194,55
61,3

21.13
1
5
75
57,7
20
Juli
510,10
64,9
56.11
1
3
213,70
77,0
23.13
1
11
2365,20
81,4
262.51-
45,55
108,1
101.-
59,60
150,8
13216
205,75 64,8

22.1316
75
57,7
20
Aug.
517,55
65,8
57.6
1

205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9
1

45,60
108,2
101
1

48,60
123,0
109
1
– 215,35
67,9

23.16
1
8
75
57,7

1
9/
Sept.
474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.12/6
45,35
107,6
101
1

44,65
113,0
99
1
5
191,80
60,4

21.7
1
1
74
56,9
191
1
8
Oct.
413,15
52,5 46.1(11
164,80
59,4
18.7/8
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4
1011-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1

18.117
75
57,7
20
Nov.
357,50
45,5
39.13,9
150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2 1041-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1

15.17
1
11
74
56,9
1911/
1
e
13

3ONov.,,
363,40
46,2
40.8
1
9
146,60 52,8
16.6
1
3
1714,15
59,0
190.15
1

47,65

113
,1
06
1

40,-

1
0
1
,2
89
1

142,10
44,8

15.16/3
74
56,9
19
3
/4
30Nov.-7 Dec.
372,15
47,3
41.819
152,10
54,8
16.3810
1800,75
62,0
200.101- 48,95
116,2
1091-
39,85
100,8
8819
147,05
46,3 116.716
69
53,1
187/1s

‘1IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

909
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCI-I BACON
BEVROREN ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
N.-In

the
Accra

SUIKER
Witte krist.-

(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
per 50 kg
ci.!. Nederland
veilin

A’d
RUNDEREN
per
‘(2
kg.
suikerloco
Rotterdam(

T~
.’
EE

Gem.va-
en
Robusta
Superior
1
per 100 kg
er 100kg Londen per cwt. Londen per 8 lbs.
Amsterdam
Sumatrathee

Herl. Ned.Ct.I
Not.
HerI.
Ned.Ct.I

Not. HerI. Ned.Ct.I Not.
otterdam
totterdam
Santos
per 100 kg.
per
‘Ja
kg.
_7_
_
%
_7_
-_
i1
%
sh.
ƒ
-_

%
sh.
cts.

ets
.
/
% v
ets.
1927




65,15 97,8
107.6
2,73
92,2
416
41,21 119,4
1 681-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8 66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5

109,2 67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19 85,9
94/7
2,97
100,3
4/11
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60
60,0 60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3 35,72 53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1 2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46 38,2
5811
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50 58,0 30,74
46,2
7417 1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2
37,0
1934
61,50
64,9
46,65 54,7
32,94 49,5
8811
,42
48,0
319
1
1
8,15
23,6
21110 16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8 34,9
1935
48,125
50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
313
1
12
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5 32,5
1936
53,42
5

56,4
48,60 57,0
36,37 54,6
9316 1,48
50,0
3/9
1
(,
12,05
34,9
3014
13625j
27,8
16,875
28,5
4,02
5

25,2
40
52,8
39,2

Jan.

1937
64,60
68,2
52,75
61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
4/-1!,

24,50
71,0
5418
16,75
34,1
22,125 37,4
5,575

34,9
50,50
66,7
52,0
Febr.

64,175
67,8
53,325
62,5
38,49
57,8
861-
1,80
60,8
4
1

1
1
4
21,09
61,1
47
1
2
18,25
37,2
24
40,6
5,725
35,8
53,50
70,6
52,4
Maart

66,15
69,9
54,825
64,3
39,83
59,8
89
1
2
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7
5116
18
36,7
23,80
40,2
6,10
38,1
55
72,6
.

53,7
April

71,-
75,0
56,25 65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1 3110
20,83
60,3
4615
17,875
36,4
23,375
39,5
6,12
5

38,3
54,25
71,6
54,4
Mei

73,32
5

77,4
56,75 66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
4
1
2
3
1
4
17,30
50,1
38
1
6
17,50
35,7
23 38,9
6,07 38,0
55
72,6
53,6
Juni

,,
80,25
84,7
55,75 65,3
39,87
59,9
88110
2,04
68,9
4(6
1
1,
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23 38,9
6,52
5

40,8
50,50
66,7
52,7
Jt,li

78,45
82,8
60,85
71,3
42,63
64,0
9416
1,97
66,6
4(451,
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5

41,1
55 72,6
55,1
Aug.

,,
77,87′
82,2
67,87
5

79,6
46,32
69,6

1
02/6
2,13 72,0
4(8′!,
17,61
51,0
39
1

17
34,6
23
38,9
6,50
40,6
54,75 72,3
55,3
Sept.

,.
72,42′
76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,2
4(4’J,
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,325
39,6
56
73,9
55,1
Oct.

.,
69,97
5

73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
97/6
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,87
5

38,7
6,40
40,0
55,25
72,9
55,0
Nov.

68,17
5

72,0
72,37
5

84,8
40,77
61,2
90(6
1,95
65,9 4(4
12,18
35,3
27(1
13,50
27,5
20
33,8
6,42
5

40,2
53,75
71,0
52,2
23-30 Nov.
68,-
71,8
72,-
84,4
41,38
62,1
92
1

1,93
65,2
4/31/,
12,28
35,6
27(3
13
26,5
17,50
29,6
6,37
5

39,9 53,75 71,0 51,0
30Nov.’7Dec.
68,-
71,8
72,50 85,0 41,34
62,1
92/-
1,93
1

65,2
4i3
1
(,
11,57
33,5
2519
13
26,5
17,50
29,6
6,50
40,6
47,75 63,0
50,5

GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-
teerd 21/2
X
7
per standaard

VUREN-
HOUT
basis
7″ f.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M
3
.

KOE-

HUIDEN
Gaat,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

CÔPRA
Ned.-lnd.
t. m.s. per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton ci.!. Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1960 kg.

GOUD
cash Londen
per ounce line
__________
Herl.Ned.Ct.I

Not.

003

o….’

,

E
,
‘C
OQ


Hen. Ned. Ct.
Not,
____________
HerI. Ned. Ct.
Not,
7
7
T
%

T

%
£
/
%
sh.
1927
230,28
100,1
19-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0
51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-(-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21../-
363,-
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2 94.6
1929 229,71
99,9
19.-/-
14€,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16 92,0
19.-(9
419,25
109,9
51,40
99,9
851-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3
51,40
99,9
851-
69,6 75,3
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
187,-
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,2
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15-14
137,-
35,9
51,25
99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
148,

38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90 28,7
9.1213
142,50
37,3
51,50
100,1
13718
31,6 37,4 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.81-
131,75
34,5
51,50
100,1
14212
32,2 31,3 34,8
1936
139,98
60,9
17.19110

78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6
54,60
106,1 14014
39,0 42,3 40,7

Jan.

1937
181-
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625
67,3
145,04
58,0
16.319
201,50 52,8
63,45
123,3
141/8
55,1
56,3
58,5
Febr.

18795
81,7
21.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
194,50
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,1
59,5
Maart

201,84
87,8
22.12/-
135,

88,4
25,

62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81-
209,25
54,8
63,60
123,6
14214
51,5
61,6
64,8
April

,,
208,79
90,8
23.5/

135,

88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
224,50 58,8
63,45
123,3
14115
59,3
60,5
63,6
Mei
211,29
91,9
23.101

137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
220,50 57,8
63,15
122,7
140/8 56,7 60,3
58,2
Juni

,,
211,01
91,8 23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.11/7
216,50
56,7
63,10
122,6
140/71
54,8
59,1
56,1
Juli

»
212,-
92,2 23.101-
136,25
89,5

59,9
14,52
5

47,4
137,65
55,0
15.514
221,75
58,1
63,15
122,7
1401

55,2
60,3
56,3
Aug.

,,
212,40 92,4 23.101-
135,

88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14-16
225,50
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2
55,3
Sept.

»
211,08
91,8
23.101-
135,

.
88,4
25,

62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
226,-
59,2
63,05
122,5
14014
52,3 57,9
55,3
Oct.,,
210,65
91,6
23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7 13.11/7
228,75
59,9
63,-
122,4
140(6
504
56,2
51,2
Nov.

»
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8
23
0
)
57,4
12,50
40,8
109,57
43,8
12.3(3
216,50
56,7
63,10
122,6
140114
47,7 53,3 46,7
?3-30Nov..,
209,13 90,9
23.51

1
30,

*)1
85,1
23,

0
)
57,4
12,-
39,2
105,59
42,2
11.151-
207,-
54,2
62,90
122,3
1391114
46,5
52,4
46,4
lONov.-7Dec.
206,68
89,9
23.-)-
130,-*)1
85,1
23
0
)
57,4
12,25
40,0
105,53
42,2
11.151-
209,75
55,0
62,85
122,2
139111
46,2 52,3
46,6
verband met hel dicht zijn van de havens komen er op het oogenblik geen f.o.b. noteeringen tot stand. Voor de continuïteit is de laatste noteering aangehouden.
November kwam geen noteering tot stand. Voor de continuïteit is
de laatste noteering aangehouden.

Westf./Holl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
A’dan, per

fËÊNKÖtNPETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 tlm. 33.9° Bé
S.
g.
te N.-York p. barrel

BENZINE
Gulf Exp.
64166
0

per
U.S. gallon

KALK-
SALPETER
franco Schip
Ned.perlookg

ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco Schip
Ned.

100kg
per

CEMENT
levering
hij
groote part.
franco wal

S T E E N E N
af fabriek

..!
binnenmuuni
per
buitenmuur
per
1000
kg.
Herl.Ned.Ct.l Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
bruto
.
Ned.perton’)
1000
stuks
1000
stuks


t

%
r
î
ets.
%
jzi:
r
r
r
r
j
r
r
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0
14,80
11,48
102,6 11,44
102,5
18,-
99,1
14,50 107,4
18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9 9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3
965
99,0
1929 11,40
104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50 101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4
95,8
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50 107,3 12,50
92,6
20,75
106,9
83,7
71,3
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7 54,7
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83 6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6
43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0
0,57 9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
12,-
66,1

74,1
12,75
657
.

46,8
40,6
1934
6,20 56,8
1,40
45,5
0,94
7,18
24,8 4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50 63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65 26,5
5,18 5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65 5,70
51,0
4,82 43,2

60,5 7,50
55,6
9,50
48,9
48,7
44,3

Jati.

1936
6,15 56,3
1,48 48,1
1,01
8,51
29,4 5,80 5,80
51,8
4,85
43,5
II,-
60,5 8,25
61,1
10,-
51,5
45,5
40,8
Febr.

»
6,15
56,3
1,51
49,0
1,04
8,57
29,6 5,88 5,85
52,3
4,90 43,9
II,-
60,5
8,-
59,3
9,50 48,9
45,9
40,9
Maart

»
6,15
56,3
1,52
49,4
1,04
8,60 29,7 5,88
5,90
52,7
4,95
44,4
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,5
41,1
April
6,20
56,8
1,53
49,7
1,04
8,55 29,6
5,80 5,95
53,2
5,-
44,8
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,4
41,0
Mei
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41 29,1
5,69
6,-
53,6
5,05 45,3
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,3
40,8

J
uni

»
6,30 57,7
1,54
50,0
1,04
8,32
28,8
5,63
6,

53,6
5,05
45,3
II,-
60,5
7,75
57,4
10,-
51,5
45,7
40,6
uli

»
6,25
57,3
1,53
49,7
1,04
8,08 27,9 5,50
6,

53,6
5,05
45,3
II,-
60,5
7,-
51,9
9,25
47,6 45,6
41,2
Aug.

»
6,30
57,7
1,53
49,7
1,04
8,10 28,0 5,50 5,25
46,9
4,45 39,9
II,-
60,5 6,50
48,1
9,-
46,4 44,9
41,2
Sept.

»
6,35
58,2
1,53
49,7
1,04
8,10 28,0 5,49 5,35
47,8
4,55
40,8
II,-
60,5
7,-
51,9
9,-
46,4
45,9
42,0
Oct.,,
7,80 71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46 5,40
48,3
4,60
41,2
II,-
60,5 7,25
53,7
9,-
46,4
54,9 51,2
Nov.

»
7,70
70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6 5,55 5,45
48,7
4,65 41,7
II,-
60,5 7,25 53,7
9,25 47,6 57,9 53,9
Dec.
7,85
71,9
1,91
62,0
1,04
10,32
35,7
5,63 5,55
49,6
4,75
42,6
II,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4 60,4
57,2

Jan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65
50,5
4,85
43,5
II,-
60,5
7,50 55,6
9,
46,4
62,5
59,1
Febr.
8,25
75,6
2,12
68,8
1,16
10,95
37,9 5,99 5,70
51,0
4,90
43,9
11,85
65,2
7,50 55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
Maart

»
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16 11,16
38,6 6,10 5,75
51,4
4,95 44,4
11,85
65,2
8,

59,3 9,25
47,6
74,1
66,6
April
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16 11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
68,6
64,4
Mei

»
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,46
39,6
6,30
5,85
52,3
5,05
45,3
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5
Juni

»

82,4
2,11
68,5
1,16 11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
70,1 63,1
Juli

»
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80 43,0
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75
50,2
70,5 63,5
Aug.


9,-
82,4
2,10 68,0
1,16 11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75
50,2
68,4 61,1
Sept.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0
6,
38
.
5,75
51,4
4,95
44,4
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
65,8 59,7
Oct.

»
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9 6,22 5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,50 63,0
9,75
50,2
62,4 56,9
Nov.,,
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3 5,82 5,85
52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,50 63,0
9,75
50,2
59,3

1

54,0
t3-30 Nov.
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,12
35,0 5,63 5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2
8,50 63,0
9,75
50,2
59,1
53,3
0
Nov.-7 Dec.
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
9,80 33,9
5,44
5,95
53,2
5,15
46,1
11,85
65,2
8,50 63,0 9,75
50,2
59,4
53,4

910

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 December 1937

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 6 December1937.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f

25.603.218,88
sels, Prom.,

Bijbnk.

84.405,18
enz.in
disc. Ag.sch.

482.343,49

f
26:169.967,55
Papier o. h. Buiteni. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

5.118.000,-.–
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.


s.ns.000,
Beleeningen
1
afdbk.
f
161.250.994,121)
mcl. vrsch.
in rek.-crt.
Bijbnk.

,

3.401.680,71

op onderp..
1
Ag.sch.

,

25.775.520,60

f
190.428.204,43

Op Effecten

……f
188.346.574,09′)
OpO-oedereneuSpec.

2.081.630,34
190.428.204,431)
Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt, Goud
……f

113.607.470,-
Muntmat., Goud •. ,,1.252.233.166,22

[1.365.840.636,22
Munt, Zilver, enz.

16.578.926,40
Muntmat., Zilver..


1.382.419.562,62?)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
40.435.393,94
Gebouwenen Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,.-
Diverse rekeningen ………………
8.495.772,19
Staatd.Nederl.(Wetv.27/5/’32,S.No.221)
10.193.915,19

f
1.667.860.815,92

Passiva
Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.338.707,82
Bijzondere

reserve

………………,,
6.600.000,-
Pensioenfonds

………….. ……..

,,
11.150.362,19
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
878.101.015,-
Bankassignatiën in

omloop

……….,,
66.982,68
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f

43.002.998,35
saldo’s:

Anderen

,,701.611.065,10

,,
744.614.063,45
Diverse rekeningen ………………

,,
2.989.684,78

f
1.667.860.815,92

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
733.657.001,50
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.834.142.505,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..,,

i)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
t 65.883.125,-
1)

Waarvan

in

het buitenland

……………………..
119.457.644,49

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb
.
De k-
Data
Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
Munt _Muntmat.
__
schulden
saldo
perc.

6 Dec. ’37
113607
1.252.233
878.101 744.681
733.657
85
29 Nov. ’37
113607
1.268.051
886.981 755.034 742.427
85

25 Juli

’14
65.703
96.410
310.437 6.198 43.521
54

Tot aal
Schatkist-
elee
PaiiT
Dverse Data
bedrag
promessen
n ngen
op het
reke-
disconto’s rechtstreeks
buitenl.
ningen
1
)

6 Dec. 1937
26.170

190.428 5.118 8.496
29 Nov. 1937
26.413

190.381
5.118 6.783

25 juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
-, J,Iucr uc acilva.

JAVASCHE BANK.

Data
1

Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1

1

i
schulden
saldo

4 Dec.’37
5
)
1.820
189.290
87.330
23.172
27
Nov.’37
2
j

133.770 186.490
92.680 22.102

6 Nov.1937
116.574
16.891
195.103
87.739 20.328
30 Oct. 1937
116.574
16.618
190.582
90.910
18.195

25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842

1 Diverse


Data

bulten’
1
Dis-

Belee-

reke-
N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen

ningen’)
1
betaalb.
1

1

tae

4 Dec.’372)

j
3.910
80.000
73.230
48
27 Nov.’37
2
)
2.850
76.060 80.810
48

6Nov.1937
4.290
10.666
5
.524
82.184
47
30 Oct. 1937
4.285
10.536
65.418
68.139
46

25 Juli 1914
6.395 7.259
75.541
2.228
44
‘) Sluitpost activa.
5) Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
.
1.
OtherSecuritles
Data
Metaal
1

in
Bankingl
Disc.and ISecurities
circulafie
Departm.
Advances1
1 Dec.

1937
1
327.697
485.676
1

60.730
10.522 1 20.708
24 Nov. 1937
1 327.861
1 480.374

66.033
8.601

20.868

22 Juli

1914
40.164 29.317
1

33.633

Gov.
Public
1

OtherDeposits
1
1

1
Dek-
Data
Sec.
Depos.
1
Bankers

Other
1
Reserve!
kings-
Accountsl
perc.
1)

1
Dec. ’37
1

78.823
1

11.985
1105.673
1

36.5661
62.0211
40,2
24 Nov.’37
76.153
1

35.358 83.598
j
36.348
1
67.4871
43,5

22
Juli
’14
1

11.005

(

14.736
42.185
1
29.2971
52
‘1 vernoualng ttlsschen Neserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK,

Data
Goud
Zilver
1

goed
in het
Wis- 1
Waarv.I
op
het
1
.
Belee-
1
vohot
buifenl.
sels

buifenl.J

ningen
v.d. Staat

25 Nov.’37
58.932
1
3941
17111.3251
9481
3.989
1
3.200
18

,,

’37
58.932
3851
1810.8091
43541
3.200

23Juli’14
4.1041
840J
-1
1.5411
81
769
_

Bonsv.d.
1

Iiver-
1
Rekg.Courant
Data zei/st. amorf.
k.
__sen’.__
C___________
irculatie
1
Zei/st.
1
Part
t-
Staat
Iamort.k.i_culieren
25Nov.’37
5.637
1

3.070
1

90.131
1

107
2.579
117.893
18

’37
5.637
1

3.156
89.989
155
1
2.536
17.977

23 Juli’14

t


1

5.912
1

401
1


1

943
‘)Slultpost activa DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels Belee-
tenl. circ.

1
dekking
en
ningen
banken
1
) j geldende
cheques

30
Nov. 1937
70,5
20,3
5,7
5.519,8
46,1
23

,,

1937
70,3
20,!
5,9
4.797,3
31,0

30
Juli

1914
1.356,9
– –
750,9
50,2

Data
Effec-
1
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Act iva’)
lat ie
Crt.
Passiva

0
Nov. 1937
104,6
1

727,4
5.196,0
765,9
324,5
23

,,

1937
104,6
1

808,4
4.644,7
729,9
323,0

30 Juli

1914
330,8
1

200,4
1.890,9
944,-
40.0
‘)
unDelast.)
wo.
Nentenbankscheine
30,23
Nov.
resp.
7,29 miii.

NATIONALE BANKVANBELGIË
(in
Belga’s).
Goud
0
.
,
Rekg.Crt.

Data-
O.

,.
.

1937
v
,
L

Ç)
.c
0

2 Dec.
r5b1

5111.2671

46
152
40
tT7
71
1

552
25
Nov.
3.3
62
!

53
11.2661

35
1

152
40
4.271
27
602

FEDERAL RESERVE
BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data ,,Other
cash”)
Totaal
1

Goud-
1

certifi-
In her-

1

disc.
v.
d.
1
In de
open
bedrag
caten
1,1
meniber

1
markt
banks
1
gekocht

24Nov.37
9.132,3
1

9.122,4 319,2
15,9

1
2,8
17,,’37
9.133,2
_9.123,9
325,2
18,71
2,8

Beiegd
1
F.
R.
Notes
1

_
1
Totaal

1
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Aigem.
1

Dek-
Data
in
U.

.
Gov.Sec.
1
incircu-1
_
j
7
iKapitaall
kings-
1
kings-
latie
1 1
1
perc.3)

1

perc.
4
)
___________
24 Nov.’371
2.564,0
1
4.264,8
1
7.547,0
1

132,5

1
80,0

17

,,

‘7l
2.554,7
1
4.249,6

1
7.561,0

1

132,5

j
80,1

1


IL,,t,..aLct, WÇLUCLL UUfl UC OtII4LKICL 4411 UC ACCCI VC UdilIttil
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1) ,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opetsebbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. BES. STELSEL.

Dis-
1
1

IReserve
1
Totaal
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s Beleg-

bil de
1

depo-
1

time
leenlng.1
en
beieen.
i

gingen

Fr.
R.
1

banks
1
sito’s
1
deposits
17Nov.’371
9.532
111.998
1
5365

1
25.879
1

5.296
10

,,

‘l
2
9.600
12.008
1
5.309

1
25.803 5.302
1,0 U5l0fl van ..e nec. flank, ce .Iavascne flank en ce nans er cng-
land zijn In duIzenden, alle overIge posten In mlllloenen van de be-
treffende valuta.

Auteur