10 NOVEMBER
1937
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Stati*stsche
Beri*chten
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22E JAARGANG
WOENSDAG 10 NOVEMBER 1937
No. 1141
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lieftincic; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. M. H. A. van der Valic (Redacteur-Secretaris).
Th. van Luijtelaer (waarnemend Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hooch.weg 122, Rotteiclam-West.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina ,f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchique- en giro-rekening
45192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland ,f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. flon-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
BERICHT.
In verband met een tijdelijke aanstelling hij de
Bank voor Internationale Betalingen is de Redacteur-
Secretaris, Dr. H. M. H. A. van der Valk, voor een.
half jaar naar Bazel vertrokken. Gedurende zijn af-
wezigheid zal Dr. Th. van Luytelaer als waarnemend
Redacteur-Secretaris optreden.
Dengenen, die gewoon waren hun correspondentie
over redactioneele aangelegenheden rechtstreeks tot
Dr. Van der Valk te richten, wordt verzocht zulks
voortaan aan de Redactie te. doen.
INHOUD:
BIz.
DE VALUTASITUATIE door
C. A. Klaasse …………..822
Het resultaat der rubberrestrictie door
J. F. Haccoû. . 823
De jaarverslagen betreffende dan Rijkspostchèque- en
• Girodienst en het Gemeentelijk Girokantoor te Am-sterdam door S.
J. H. Wesselink ………………826
De 5e Internationale Conferentie over de Arbeids-
statistiek door
Mr. E. W. van Dam van Isselt ……828
De Nederlandsche rundveestapel in
1936/’37
door
J. Bitter 829
Wijziging van de Braziliaansche koffiepolitiek door
Dr. R. Cohn_Philips ……..
………………….831
De uitbreiding van de kedelee-cultusir op Java en
Madoera door
Dr. A. M. P. A. Scheltema ……….832
AANTEEKENINGEN:
Wijziging in de zuivelsteunmaatregelen ……….
833
De vooruitzichten in de Vereenigde Staten
……
834
MAANDOIJFERS:
•
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……..
834
Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankslaten
………..
836, 837, 840
Groothandeisprijzen
… . ……………………………
.838-839
GELD-, KAPiTAAL- EN WISSELMARKT.
Op de wisselmarkt was de Dollar flauw. De noteering
te Londen is zelfs een fractie boven de 5 gestegen, het-
geen zeer geruusnan tijd niet was •geburd. Het Dollaraan-
bod staat ten deele in verband niet verkoopen aan de New-
Yorksohe beurs als gevolg van de aanhoudend awakke stem-
ming. Maar -de voornaamste reden ligt toch waarschijnlijk
bij het terugtrekken van ,,hot rnoney”, dat den Dollar niet
meer de aangewezen veilige belegging acht en zich i-etireert,
•htzij in een andere munt dan wel in goud. De con junotuur-
teruggang in Amerika en de -daling van de meeste groot-
handelsprijzen blijken in sommige kringen associatie te heb-
ben gewekt met het tijdvak van de depreciatie van lan
Dollar, hoewel het op het oo:geni)lik niet waarschijnlijk
lijkt, dat men ‘weer ‘tot moed’w’ill-i-gen muntsnoei zou over-
gaan uit conjunctuurpolitie-ke overwegingen.
Het aanbod van Dollars richtte zich eenscieels
09)
om-
zettihig -in Ponden al of niet -met de bedoeling om in
Londen in goud te worden. vastgelegd, en anderdeels
0
1
)
Fransohe Francs. Het schijnt, dat in Frankrijk werkelijk
eenige ‘kapi’taalterugvloeiing plaats vindt en het E-galisa-
iefonds heeft wederom de gelegenthei-cl aangegrepen om bij
licht stijgend •koerapeil den devie’zenvoorraad aan te vul-
len. Voorloopig woi-dt het aldus verworven goud nog -in
het fonds aangehouden; voor overdracht aan de .Banque
de France is nog geen reden, temeer omdat men nu een
,,masse de manoeuvre” houdt. waarop contrôle niet gemak-
kelijk -is. Van een terugkeer van het ‘vertrouwen in den
Franc kan men overigens nog niet spreken. Weliswaar is
-het disagio -nog een klei-nigheid teruggeloopen, maar ivan-
neer men bedenkt, dat de termijnmarkt nog altijd via corn-
mercieele financieri ngstransaoties wordt gesteund, dan
blijkt duidelijk hoe zwak de tei-miji positie technisch nog is.
Da vraag naar Ponden deed, zooals gezegd, den koers
tegenover den Dollar sterk stijgen. Van een vaste stem-ming voor het Pond mag men toch echtej- niet spreken,
want met -de aldus -gevraagde Ponden werd zooveel goud
aangekocht, dat aan de vraag voldaan moest worden door
‘interventie van het Equal-isation Fund. Per saldo verwier-
–
ven dus de Flngeische monetaite autoriteiten Ponden -tegen
afgifte van goud, ‘hetgeen allerminst wijst op een vaste
houding ‘van het Pond. Zelfs wanneer men -bedenkt, dat de vraag inaar goud niet voor wisselachitrage maar voor
ha,ms’tepdoeleinden bestemd was, neemt dat de conclusie
niet weg, dat niet gesproken kan worden van een vasten
koers van het Pond, zooals .dat bijv. wel het geval was toen destijds -de Dollarnoteerinig tijdens de goldseare-
periode flauw was, omdat de Engelsohe monetaire autori-
teiten het goud met de haai (ten dienste staande middelen
naar New-York dreven.
Mede in verband daarmee waren ‘dan ook de meeste
valuta’s in Londen onveranderd. Alleen de Gulden maakte
daarop een uitzondering. Doordat het Egalisatiefonds ge-
ruimen tijd -den aa»koopkoers voor Dollars on-yeranderd
01)
1.80718
hield, maakte de Gulden de flauwe tendens van
den Dollar ton ‘volle -mee. Toen later liet fonds zijn ‘tactiek
.wijaigde en Ponden ging koopen, terwijl voor Dollars niet
meer weid – geboden, maakte dat aanvankelijk de situatie
nog niet veel anders, omdat de biedkoers -voor Vonden zoo
hoog uitviel,- dat de 1)ollar toch bijna op peil bleef. 1)eze
flauwe tendens van den. Gulden ten aanzien van Pond en
andere valuta’s heeft dus -iets kunstmatige. Werkelijk
flauw was onzé valuta niet; integendeel was er aanmet–
kelijk meer vraag naar Guldens dan aanbod, getuige het
feit, dat ‘het Egalisatiefonds voortdurend eerst Dollars
en daarna Ponden opnam. Al . deze werkelijke en schijn-
bare anomalieën o’ de wisselmarkten hangen ten deele samen
met de gewijzigde techniek van de ,,pariteits-handhaving”.
822
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
DE
VALUTASITUATIE.
Wanneer men de recente gebeurtenissen op de in-
ternationale valutamarkten onder de loupe neemt,
valt het op hoezeer de symptomen van bepaalde ver-
houdingen zijn veranderd door de gewijzigde tech-
niek der wisselkoersbeïnvloeding. Onder den gouden
standaard is de betalingsbalans-situatie betrekkelijk
gemakkelijk af te lezen uit eenvoudige symptomen.
Is er meer vraag naar dan aanbod van een valuta,
dan stijgt de koers zoolang tot het goudpunt van
invoer wordt bereikt; en zoodra dat gebeurt stroomt
er goud naar het betrokken land, waardoor het tekort
aan aanbod der valuta wordt gedekt. De afwijking
van den koers ten aanzien van de pariteit is een
onmiskenbaar duidelijke aanwijzing voor de positie
van vraag en aanbod.
Wanneer men met deze ,,gouden-standaard-meuta-
liteit” de ontwikkeling beschouwt, zooals die soms
valt waar te nemen sedert bijna overal deze automa-
tische pariteitshandhaving buiten gebruik is gesteld,
dan stuit men vaak op anomalieën, die alleen bij na-
dere analyse de situatie kunnen ophelderen. In
dit verband zij bijv. hrinnerd aan het verloop van
de Dollar-Sterling-noteering in het tijdvak van de
,,goldscare”. In die periode was de Dollar zeer flauw
gestemd, en de verklaring daarvoor werd gevonden
in den grooten goudstroona naar de Vereenigde Sta-
ten. Ziedaar zulk een anomalie. Onder den gouden
standaard is het volkomen ondenkbaar dat een valuta
,,flauw” is, d.w.z. dat er meer aanbod is dan vraag,
terwijl er goud naar het betrokken land wordt ver-
scheept.
Bij
nadere analyse van het geval moest men
dan ook tot de conclusie kooien, dat niet de Dollar
flauw was, maar het Pond Sterling vast! Onder de
werking van den gouden standaard zijn een flauwe
Doller en een vast Pond elkaar dekkende begrippen.
Zoodra het Pond echter zwevend is en de waarde ten
aanzien van het goud gewijzigd kan worden door de
goldfixing, is er een absoluut verschil in beide be-
grippen ontstaan. Doordat de Engelsche monetaire
autoriteiten toenmaals stelselmatig poogden door
goudprijsverlaging de aankoopprijs beneden de
,,shipping-parity” van den Dollar te handhaven on-
danks de voortdurend dalende Dollarnoteering, lukte
het de goudstroom, die feitelijk op Engeland gericht
behoorde te zijn, naar Amerika te dirigeeren.
Sedert de goldscare is een tijdlang de situatie weer
wat normaler en overzichtelijker geweest. Maar in
den jongsten tijd zijn weer verhoudingen waar te ne-
men, die zoo mogelijk nog wonderlijker zijn dan die
van destijds. Noemen wij daarvan enkele der meest
saillante punten:
* *
*
1. Het Pond Sterling is zeer vast gestemd ten aan-
zien zoowel van Dollar als van Gulden. Het aanbod
van Dollars, ontstaan zoowel in verband met het ver-
loop van de New-Yorksche beurs als met de ver-
plaatsing van ,,hot money”, uit zich voor een be-
langrijk deel in vraag naar Ponden. Resultaat: Dollar
flauw, Pond vast. Maar. . . . het Engelsehe Equalisa-
tion Fund neemt regelmatig Ponden op en geeft
daartegen goud af. Welke conclusie moet men nu
trekken? Is het Pond vast – dit zou men op grond
van het koersverloop aannemen – of is het flauw –
dit zou men concludeeren uit het feit, dat het Egali-
satiefonds Ponden opneemt – en is het feit, dat de
vraag naar goud niet voor monetaire arbitragedoel-
einden bestemd is, doch voor particuliere oppotting
nog van invloed op de conclusie? Daarbij kwam dan
nog de complicatie dat, terwijl het Egalisatiefonds
goud afgaf, het Dollars, en dus indirect ook weer
goud, opnam!
Wanneer men de situatie vergelijkt met die onder
de goldscare dan kan men in elk geval concludeeren,
dat dit keer inderdaad de Dollar flauw is, kapitaal-verschuiving doet de Dollar meer aangeboden zijn
dan gevraagd. Deze situatie komt niet openlijk tot
uiting door de verhouding tusschen Amerikaansche
en Londensche goudprijs. Weliswaar doet de Londen-
sche noteering een flink agio op de ,,shipping-
panty”, maar dit begrip (in het heerschende spraak-
gebruik) heeft aan beteekenis zichzelf geheel over-
leefd. Onder deze panty verstaat men nl. de goud-
prijs, waarbij uitvoer van het gele metaal van En-
geland naar de Verecuigde Staten mogelijk is. In den
tijd van goldscare was dat heel logisch, maar op het
oogenblik heeft het niet de minste beteekenis. De
Londensche goudprijs is nog altijd niet zoo, dat im-
port van Amerikaansch goud mogelijk is, althans niet volgens normale arbitragebegrippen (die echter, waar
Vrije arbitrage niet uitvoerbaar is, ook al geen hetee-
kenis meer hebben). Maar dat komt omdat de prijs
gedrukt wordt door goudafgifte door het Egalisatie-
fonds, terwijl anderzijds de interventie de Dollar-
koers niet zoover laat dalen, dat daardoor de ,,import-
shipping-parity” lager komt te liggen.
In de periode van de goldscare was er deze vreem-
de situatie, dat de Engelsche monetaire autoriteiten
het goud naar New-York dreven door het aanbod
door steeds dalende
prijzen
af te schrikken, maar om
de Dollarkoersdaling, die daarop volgde, te remmen kocht men Dollars op, en daarmee nam men indirect
toch goud op, maar tegen hoogeren prijs dan hij
rechtstreekschen goudaankoop in de markt. Nu be-
vredigt men de vraag naar goud op de markt door
zelf goud af te geven, en neemt het indirect via
Dollaraankoopen weer terug. De structuur is dit keer
niet onlogisch, maar volkomen begrijpelijk; New-
York geeft nu eenmaal voor particuliere arbitrage
geen goud af. Maar wat wel weer heel vreemd aan-
doet is, dat men uit de verhouding tusschende New-Yorksche goudafgiftepnijs en de Londensche fixing,
waarvoor het fonds goud afgeeft, zou moeten opma-
ken, dat er geen surplus-aanbod van Dollars is en
geen goud komt uit de Vereenigde Staten, of dat het
equalisation fund verliesgevende goudtransacties
doet, althans niet een normale marge in acht neemt.
En nu de vraag: is het Pond hij dit alles vast of
flauw? De koers ten aanzien van den Dollar bewijst niets, duidt er alleen op, dat het Pond niet zoo aan-
geboden is als de Dollar. Dat de andere munten ten
aanzien van het Pond ongeveer op peil blijven be-
wijst ook weinig nu vele landen hun monetaire poli-
tiek richten op vasthaken aan het Pond, en dus de
fluctuaties daarvan meemaken. Maatgevend is zoowel
nu als onder den gouden standaard tenslotte de goud-
beweging. Het Equalisation Fund geeft, zooals wij
zagen, op vrij omvangrijke schaal goud af, terwijl
het anderzijds Dollars opneemt. Het hangt er nu
maar vanaf, welke beweging sterker is. Wordt er
meer goud afgegeven dan Dollars opgenomen, dan is
het Pond flauw en daarnaar ziet het inderdaad uit,
want men taxeert de goudafgiften hooger. Dat de
goudvraag voornamelijk voor oppottingsdoeleinden
dient is in dit verband irrelevant, althans voor zoo-
ver de vraag niet afkomstig is van binnenlandsche
houders van Sterling.
* *
*
2. De Gulden ligt ten aanzien van alle valuta’s,
behalve den Dollar, sterk gedrukt. De Dollarkoers
is hier tot voor kort vrijwel onveranderd gebleven,
zoodat onze Gulden even flauw was als de Dollar.
Anderzijds heeft in den jongsten tijd het Egalisatie-
fonds weer zeer
omvangrijke
bedragen deviezen opge-
nomen, eerst Dollars, daarna Ponden en Dollars en
tenslotte alleen Ponden. Volgens gouden-standaard-begrippen zou dit laatste beteekenen, dat de Gulden
vast ligt. Welke van beide conclusies is nu de juiste? Waarom ligt de Gulden flauw ten aanzien van de an-
dere valuta’s?
Tot voor zeer kort opereerde ons Egalisatiefonds
uitsluitend in Dollars. De aankoopkoers werd onver-
anderd gehandhaafd ook nadat de Dollar internatio-
naal voortdurend flauwer kwam te liggen. Daarmee
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
823
was dus de Gulden gedoemd de koersverhouding Van
den Dollar tot de andere valuta’s mee te maken. Ons
koersverloop ten aanzien van het Pond en andere
deviezen had dus geen natuurlijk karakter meer, maar kreeg een volkomen kunstmatig karakter, koii éigen-
lijk niets zeggen ten aanzien van de positie van onze
betalingsbalans. Sedert kort heeft het Egalisatiefonds
,,omgeschakelcl” van Dollarinterveutie op Pon denaan –
koop (waarover straks nader). Aanvankelijk bleef de
Dollarnoteering daarbij onveranderd, later trad een
kleine, maar ook betrekkelijk kleine, reactie van den
Dollarkoers in. De hiedkoers van het fonds voor Pon-
den was dusdanig hoog gesteld, dat de Dollarnotee-
ring maar weinig daalde. Dat men den Gulden eerder
aan den Dollar koppelt dan aan het Pond is volkomen
logisch. Wil men een zekere depreciatie van onze va-
luta handhaven, dan is de Dollar tenminste een aan
goud gebonden piechtauker. Men zou dus eerder zich erover kunnen verwonderen, dat men na ,,omschake-
ling” op Pondeninterventie den Dollarkoers – zij het
weinig – liet zakken, want de noteering van
1.80Ts
had men voorheen ook gehandhaafd, terwijl interna-
tionaal de Dollar ongeveer op gouduitvoerpuiat stond. Geconcludeerd kan in elk geval worden, dat de koers-
verhouding van den Gulden een kunstmatigen inslag
had. Zooals wij voor het Pond stelden geldt het ook
voor den Gulden:. beslissend voor de vra.g of ons devies flauw of vast is blijft niet de koers maar de
goudbeweging. Het Egalisatiefonds heeft omvangrijke
bedragen cleviezen en dus indirect goud gekocht, le
Gulden is dus zeer vast!
* *
*
3. De hiervoor aaugeroerde kwestie van het ,,om-
schakelen” van de interventie van ons Egalisatie-
fonds
01)
Pondeti is een probleem
OP
zichzelf, dat bij
oppervlakkige beschouwing moeilijk is op te hèlde-
ren, maar zelfs 1)ij nadere analyse nauwelijks te ver-
klaren is. Het Egalisatiefonds koopt deviezen alleen
met de bedoeling om die in goud om te zetten, het-
geen dan ook steeds geschiedde. Deeenige reden voor
eeii omschakeling, die men zich zou kunnen denken,
is dus: èf dat tegen Dollars geen goud op dezelfde
voorwaarden als voorheen meer te krijgen is, ôf dat
omzetting van Ponden in goud dat goud op voor-
deeliger voorwaarden doet eerwerven. Zoolaug van
het eerste niets bekend is moet men dus het tweede
aannemen. Men stuit dan echter
01)
cle volgende moei-
lijkheid.
Geruiinen tijd was de goudprjs in Londen lager
dan de ,,shipping-parity” van den Dollar (voor om-
schrijving van dit begrip zie hoven). In dien tijd
kocht ons fonds steeds Dollars. Op het oogenblik is
de goud-fixing in Londen op een dusdanige basis, dat
als regel een belangrijk agio boven clie ,,parity” wordt
behaald. Onder die omstandigheden moet het dus
thans relatief voordeeliger zijn Dollars te koopen en
in goud om te zetten in vergelijking met destijds. En
wanneer men nu op Pondeuaankoo1) overgaat, dan
rijst dus de vraag: is er een reden om thans goud
op minder voordeelige basis aan te koopen clan voor-
heen, ôf: waarom werd, wanneer nu die aankoop
wenschelijk is, niet a fortiori deze weg bewandeld
toen goud in Londen relatief nog belangrijk goedkoo-
per was Wanneer men niet precies met de ins and
outs van de politiek van het fonds en de verhouding
tot de Egalisatiefondsen in Londen en New-York op
de hoogte is, moeten deze vragen onbeantwoord
blijven.
Resumeerend zien wij, dat de huidige verhoudin-
gen terzake van de wisselkoers-beïnvloeding wel een
heel andere diagnose-basis scheppen dan onder den
gouden standaard, terwijl de koersbeweging tea
aanzien van de werkelijke situatie vaak meer schijn
dan wezen heteekent, en voorts allerlei schijnbare
en
SOMS
wezenlijke anomalieën uit die huidige ver-
houdingen voortvloeien.
C. A. Ki.
HET RESULTAAT DER RUBBERRESTRICTIE.
Nadat urj het vraagstuk van cle rubberrestrictie in
een vorig nummer van dit tijdschrift principieel heb-
ben bezien, willen wij thans aan cle hand van bijna
334
jaar ervaring met die restrictie het resultaat daar-
van onderzoeken en clan tevens de vraag overwegen,
of een verlenging van de heperkingsregeling, nu zij eenmaal bestaat, ook al is het resultaat niet gunstig,
toch niet de voorkeur verdient boven een uiteenval-
len na een periode van 434 jaar inbinden.
Terugblilc
07)
Prijsverloop.
De restrictie-regeling is op 1 Juni 1934 in wer-
king getreden, doch reeds lang voordien werd zij door
de marict verdisconteerd met als gevolg, dat in 1933
reeds een kentering in de prjsheweging intrad. Nu
mag daarbij niet uit liet oog worden verloren, dat in
1933 tevens in dle voornaamste landen een verbetering
in de algemeene bedrijvigheid is ingetreden, die o.m.
leidde tot een sterke vergrooting van het verbruik van
rubber (van 089.800 ton in 1932 tot 818.400 ton in
1933). De au tomob ieiprod uctie in de Vereeni gde Sta-
ten bewoog zich voor het eerst wederom in stijgende
lijn en hoewel het aantal geregistreerde wagens op
31 December 1933 het kleinste sedert 1927 was, was
er dus toch reeds een. kentering merkbaar (autopro-
ductie 1932 1.371.000 wagens, 1933 1.920.000). On-
danks de toegenomen algemeene bedrijvigheid blijven
de
indexcijfers
voor Indische uitvoerproducten en
grondstoffen in het algemeen, zij het langzamer,
dalen, terwijl rubber daarentegen gemiddeld in 1934
het dubbele geldt van 1933.
Deze ontwikkeling heeft liet artikel gemeen met
tin, zilver en crossbred-wol 50 ‘s, doch deze hebbei.i
het lang niet in die mate. Daarbij mag niet vergeten
worden, dat rubber ook een der goede.re.n is geweest,
clie het verst in prijs zijn gedaald. Het kan niet wor-
den ontkend, dat de restrictie den prijs op een be-
langrijk hooger niveau heeft gebracht, nl. gemiddeld
van 3% d. in 1933 tot 6/32 d. in 1934 of wil men het in goud, van 2
7
/m2 tot
3132
goudpence.
Nu moet daaraan dadelijk de vraag worden ver-
bonden of een dergelijk prijsniveau den producenten
redelijke winst – gevolg van den redeljken prijs,
een der doeleinden van de restrictie – heeft ge-
bracht. Een redelijke winst houdt meer daci een terug-
ontvangen van cle in verband met de productie ge-
brachte offers niet inbegrip van vergoeding voor het aan cle productie medewerkend vermogen, in. Deze
vraag nu moet, voor zoover wij het kunnen overzien,
ontkennend worden beantwoord. Weliswaar moet toegegeven wrorden, dat een enkele
producent met winst heeft kunnen werken, natuurlijic
de categorie van de hevolkingsrubber en daarmede
overeenkomende producenten – die alleen maar tap-
pen indien het voordeel heteekent – daargelaten,
doch als vaststaand moet worden aangenomen, dat ctc
productie voor de meerderheid der ondernemingen
weliswaar een versterking van cle vermogenskracht,
doch geen winstgevende exploitatie heteekende. Dit
blijkt uit de uiterste soberheid, die op de onder-
nemingen in acht is genomen. In 1935 bracht de res-
trictie met betrekking tot den prijs al weinig meer
succes; de gemiddelde prijs is zoowel in Sterling als
in goud lager, ondanks de maatregelen van het in-
ternationale rubbercomité om den uitvoer en daar-
mede de productie scherper te beperken, wat de ten-
dens tot stijging van de kostprijzen had. I.n 1936 zet
dan een prijsstijging in, die den prijs opvoert tot 10 d. Sterling aan het einde van dat jaar en even
tot iets boven de 13 d. in 1937. Dat hierbij de rede-
lijke prijs is overschreden, blijkt uit de maatregelen,
die het comité sedert October 1936 heeft genomen
om de uitvoeren grooter te doen worden. Dit wat het
prijsverloop betreft. Nu moet daarbij dadeljk worden
aangeteekend, dat in 1936 en 1937 de algemeene con-
junctuur en de door haar gewekte verwachtingen
grooten invloed op het prijsverloop hebben gehad,
824
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
wat ook anders het geval zou zijn geweest: dit blijkt
wel hieruit, dat alle maatregelen om de prijsstijging tegen te gaan, vergeefs zijn geweest. Van een prijs-
stahil iseerende werking van cle restrictie kou geen
sprake zijn, gezien den grooten invloed van de alge-
meene conjunctuur,
en
is clan ook geen sprake ge-
veest. Van het verkrijgen van een redelijke winst
door prijszetti.ng evenmin, tenzij dit zoo zou moeten vorden opgevat, dat
in doorsnee oner de jaren
een
redelijke winst moet kunnen worden behaald, van
welke opvatting wij zelf de juistheid echter be-
twijfelen.
Beteekenis der voorraden.
Nu kan men betoogen, dat de aa:nvankeiijke ougun-stige prijsheweging werd veroorzaakt door de te groo-
te voorraden welke op de markt lagen en inderdaad
moet worden toegegeven, dat deze groot waren in
1933 en nog zijn toegenomen in 1934 doo.r de geiei-
clelijke invoering der restrictie, doch in 1935 zijn zij sterk verminderd eti desondanks kon het gemiddelde
prijspeil van. 1934 in het midden van het jaar niet
gehandhaafd blijven, doch werd eerst in October we-
der bereikt. Bovendien, in verhouding tot het ver-
bruik waren (le voorraden in 1935 ongeveer even
groot als
in
1930, doch was het prijsniveau te Bata-
via – dus nog goudpariteit – gemiddeld ongeveer
40 pCt. lager, terwijl het slechts 20 pOt. hooger was
dan in het jaar, waarin de voorraden in verhouding
tot het verbruik hun hoogterecord hadden.
Werkisig der restrictie.
Duidelijk volgt hieruit, naar het ons voorkomt, dat
de restrictie weliswaar het prijspeil heeft verhoogd,
doch dat dit resultaat toch voor ccii kunstmatig be-
invloeden niet overgroot is geweest. Dit is ook vol-
komen markttechuiseh te verklaren, omdat, nadat de
restrictie in eerste instantie haar invloed heeft ge-
oefend, deze verder in een tijd van pessimisme uit-
sluitend prjsdrukkeud kan zijn, zooals zij in een pe-
riode van optimisme psychologisch stimuleereucl moet
werken. Immers, in tijden van algemeen pessimisme
ziet men van alles in de eerite plaats cle schaduw-
zijden en clan houdt men hij elke beslissing van het
comité allereerst rekening met wat zij voor ongiin-
stigs inhoudt; in tijden van optimisme zoekt men
juist den anderen kant. Daaraan kan het comité niets
doen, doch dit is een uitvloeisel van het feit, dat andere menschen cle markt – den toestand mede
heoordeelen.
Men kan niet ontkennen, (lat cle restrictie op een
psychologisch juist moment werd ingevoerd – periode
van stijgend verbruik – doch niettegenstaande het
verbruik in 1934 sterk gestegen is en zich in 1935 op
het bereikte niveau, nagenoeg heeft gehandhaafd, kon
de prijs verder niets uitrichten. De verbruikscijfers
voor 1932, 1933, 1934 en 1935 waren achtereenvol-
gens, volgens het bulletin ‘van het Internationaal
Rubbercomité, 689.800, 818.400, 939.100 en 937.700
ton.
Deductief te gaan afleiden hoe de prijs zonder
restrictie zou zijn geweest, is onmogelijk; alleen kan worden ‘vastgesteld, dat in 1933 evenwicht tussehen
voortbrenging en verbruik was bereikt en dat dus de
vermeerdering van het laatste eveneens tot een
zekere, wij moeten aannemen kleinere, prijsstijging
zou hebben geleid. Doch in 3 jaren tijds zoci aan pro-
ductie-capaciteit verloren zijn gegaan en zouden de
offers om nog niet verloren tuinen weer in exploita-tie t’e ‘nemen en de organisatie der jroductie weder-
om op te bouwen, niet gering zijn geweest. Zelfs in de
bdvolkingstuinén met hun dicht plantverband vergde
het openmaken der tuinen belangrijken tijd en in de
met’. ruimer verband g’eplante ondernem ingstuinert
.zoü dit zeker niet minder zijn geweest. Dus ook zon-
dei restrictie waren de voorwaarden voor een prijs-
stijging – toenemend verbruik en tijdelijke inelastici-
,teit mde aanpassing van de productie – aanwezig.
Daartegen ffiág niet w6rden aangevoerd, dat in zoo-
danig geval (ie productie de:r hevoikingsrubber sterk
zou zijn toegenomen, want, zou deze stelling juist zijn
– en wij willen haar zeker niet zonder meer verwer-
pen – dan houdt dit in, dat er inderdaad door deze
restrictie eenvoudig een discriminatie van belangen
heeft plaats gehad, clie economisch bezwaarlijk kan
worden verdedigd.
De jaren 1936 en 1937 zijn jaren van .sterk toene-
niend verbruik; voor 1936 wordt dit met 1.017.15(3
ton in het bulletin van het Internationale Rubber-
comité opgevoerd, voor 1937 mag het om en nabij de
1.100.000 ton worden geschat; Symiugton & Wilson hebben voor 1937 reeds een cijfer van 1.200.000 ton
genoemd.
Dit is inderdaad een ongekende ontwikkeling; in
enkele jaren van 689.800 tot 1.100.000 ton, waaraan
vooral de automobielindustrie heeft medegewerkt.
Zoowel in Amerika als elders heeft deze een ongeken-
den opbloei beleefd; in het eerste land zal dit jaar
wederom het vorig record worden benaderd (1929 met
5.358.000, 1937 met ongeveer 5.000.000), elders zal
een nieuw record worden gevestigd.
Doch gezondheid van den bedrijfstak is tot nu toe
niet verkregen; de potentieele productie, voor 1937
op meer dan 1.350.000 ton te taxeeren, kon ook dit
jaar niet worden bereikt. En daarnaast heeft de ge-
regenereerde rubber haar oude plaats wederom ver-
groot en de andere vervangers zijn intensief bezig
zich een plaats te verwerven, terwijl elders rubber-
leverende planten worden gecultiveerd, die in de toe-
komst nog meer aanbod zullen veroorzaken, resp.
vraag abso.rheeren.
En thans, ondanks deze gunstige omstandigheden
en ondanks het feit, ‘dat de uitvoeren het verbruik
in 1937 vermoedelijk slechts relatief weinig zuilen
overschrijden, is cle prijs in korten tijd tot ongeveer
7 ‘d.’ of met ongeveer 45 pOt. gedaald.
Verdere vooruitzichten voor verbruik en productie.
Wij kunnen daaromtrent geen voorspellingen doen,
moeten alleen drieërlei in het oog houden en wel in
de eerste plaats, dat, gelijk bij de automobielindus-
trie, ook voor cle rubber een periode van grootere
stabiliteit bij cle spitsvraa kan komen; in cle tweede
plaats, dat de vooruitzichten voor de Amerikaansche automohielindustrie voor 1938 niet zoo gunstig zijn,
niet alleen tengevolge van de weifeling in de alge-meene conjunctuur, doch ook omdat 1938 een jaar
is, waarin minder automobielen moeten worden ver-
vangen, terwijl in 1937 reeds op de consu.mptie-1938
is voorutgeloopen. Daarnaast komen dan in de derde
plaats de vervangers voor rubber, die zeer actief zijit;
wij willen echter aannemen, dat w’at uit clezen hoofde
verloren gaat, tengevolge van de ruhherresearch kan
worden herwon Tien, hetgeen, naar het ons voorkomt,
zeker niet pessimistisch voor de resultaten van Je
laatste is.
Tenzij de algemeene conJurcctuu:r zich int 1938 op-
waarts zou bewegen, gelooven wij, dat de vooruitgang
in het rubberverbruik hoogstens zeer geleidelijk zal
gaan, doch het zou oolc niet orniogelijk’zijn, dat 1937
weer een spitsjaar zal blijken te zijn. Van deproduc-
tiecapaciteit – waaromtrent de gegevens kunnen
worden vastgesteld – staat wel vast, dat zij in 1938
ae 1.400.000 ton zal halen, geheel afgescheiden dus
van reclaimecl en synthetische .ruhbers en andere ver-
vangers. Er is dus een teveel aan productie-capaciteit
n dit teveel is niet noodzakelijk onder de tegen-
woo.rclige omstandigheden. Tenzij cle con suni ptie be-
reid is’zich daarvoor een offer te getroosten – het-
geen hij de tegenwoordige structuur der markt niet
kan worden bereikt – heeft een aanhouden van dit
teveel geen reden. Nu de :restrictie geen aanpassing
hef t kunnen bereiken, omtrent de toekomst alleen
maar’viJt vast te stellen, dat een grootere l)roductie-
capaciteit. tegenover een onbekend verbruik staat en
de consumptie geen offer voor de. te groote capaciteit
wenscht te brengen, zal dit teveel door een selectie
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHÉ BERICHTEN
van liet beste productie-areaal moeten verdwijnen.
Mcii zou ons kunnen tegenwerpen, dat het verbruik
wel een premie betaalt door den relatief hoogeren
prijs, dien de ‘restrictie heeft gebracht, doch deze
tegenwrping houdt geen steek, omdat de restrictie
zelf
– men vergeljke de jaren 1934/1936 – geen
extra-winstgevend prijspeil heeft teweeggebricht. Men
kan erover twisten wat een redelijke prijs is, doch
vast moet staan, dat deze voor de
geheele
productie
redelijk moet zijn, omdat het grootelijks onipgisch
zou zijn winstgevende productie te onderdrukken om
verliesbrengende voortbrenging te handhaven. Het offer van het te groote productie-areaal ,wordt van
producenten en wordt zelfs van hen in hoeveelheid
gelijkelijk, economisch discrimineerend gevraagd, het-
geen volkomen in strijd is met de grondslagen van
onze ondernemingsgewi,jze ordening.
Men kan er ons voorts aan herinneren, dat de
aanpassing, van het aanbod aan de vraag – mede
een der doelstellingen van de restrietie – inhoudt,
dat er, zooais wij zelf hebben gesteld, een teveel aan
productie-capaciteit moet zijn. Dit is waar, doch even
waar is, dat deze doelstelling in onze ordening even
inisplaatst als onmogelijk is. Misplaatst, omdat in
principe nog ieder voor zijn eigen belangen heeft te
waken – zij het dat andere tendenzen steeds meer
nationaal
naar voren treden – onmogelijk, omc1a
niemand weet hoe het verbruik zich, zoolang dit niet
geordend is, in de toekomst zal ontwikkelen, terwijl bij
elke onverwachte sterke vermeerdering van de vraag
de productie, indien aanpassing op een bepaald mo-
ment zou zijn verkregen, eerst na. eenige jaren aan
(lie verg.roote vraag zou kunnen voldoen.
Deze restrictie moet als een belang voor prod neen-
ten gezien worden en dan heeft zij in stand gehouden
wat in hun belang had moeten verdwijnen, zonder
producenten, die inderdaad moesten produceeren om
het aanbod te b:rengen, de winst te geven, om welke
het geheele geval is opgezet. De offers, die zijn ge-
vraagd van de beste producenten, .hebben gediend om niet noodzakelijke prociucnten een economisch onge-
motiveerde bate te brengen cii het werkelijke sanee-
ringsproces te bemoeilijken. Daarmede is van’ econo-misch standpunt een oordeel geveïd over ‘deze beper-
kingsregeling, zonder dat wij thans in een indivi-
dueele beschouwing van de verschillende categorieën producenten behoeven te treden.
Ontsiders en vervangers.
Dat thans de outsiclers nog geen belangrijke ‘rol
spelen, is waar, doch zegt niets voor de toekomst;
zij – en dan begrijpen wij mede de vorvarigers
in – vormen alleen maar een gevaar; dat groo-
tere offers kan gaan eischen van de economisch-
werkende producenten, en de omvang van dit ge-
vaar kan door niemand worden overzien. Bij een te
groote productie-capaciteit is research onder alle om-
standigheden noodig, zoodat dit geen argument voor
een restrictie kan zijn, te minder omdat aan de andere
zijde, bij de vervangers een research staat,’ die niet
in de eerste plaats streeft naar nieuwe toepassingen,
doch naar vervanging van de rubber. Van de verschil-
lende kwaliteiten buna worden o.a. vervaardigd ‘ wij
geven een opsomming, zonder ons aan een beoordee-
ling te wagen handen, vloerbedekking, w’armwater-
kruiken, hakken, schoenen, mantelstof, beschermklee-
ding, accu-kasten, ,,hardgu mmi”-platen, buizen, be-
kleecling van machine-deden, transportbanden en ka-
bels, auto-onderdeelen, zadels en technische artikelen,
zooals verschillende soorten slangen. Naast thiokol in
de.Vereenigde Staten, andere synthetisehe rubber in
Rusland, Tsjecho-Slowakije en Italië en het buna in
Duitschland kent men in het laatste land aan nog
andere kunststoffen de eigenschap toe rubber in be-
paalde toepassingen te vervangen; wij noemen, al-
weer zonder een oordeel te geven, de igelieten, luvi-
can, ippanol, vinifol, plexigum en stabol. -‘
Nu kan men zich op het standpunt stëllen, ditde
productie hiervan toch wei te duur zal zijn, het is nôg
maar een heginstacliuin cii wij verkeeren absoluut in
het onzekere over wat massaproductic hier kan
brengen.
Wij mogen echter aannemen, dat een fier oorzaken,
(lat zoo intensief naar vervangers wordt gestreefd, is
de relatief hoôge prijs van het natuurlijke product
en dat die hooge prijs dus op zichzelf niet alleen het verbruik niet heef t bevorderd, doch zekQr een deel
verbruik in de toekomst dreigt verloren te doen gsan.
Conclusies.
Vatten wij ons betoog nunen, dan moet vastgesteld
worden,
lo. dat de restrietie tot een verhooging van het
prijsniveau heeft geleid;
2o. dat de prijsstijging, door de restrictie veroor-
zaakt, onvoldoende is gew’eest
001
allen aan de pro-
(luctie medewerkenden producenten een redelijke
winst te brengen;
3o. dat verliesbrenge.rtde productie-capaciteit ccii belooning kon verkrijgen (overdracht van licenties) 4o. dat deze prijsstijging echter anderzijds het ont
–
staan van vervangers heeft bevorderd en dus als zoo-
danig ccii vergrooting’ van het verbruik heeft b-
lemmerd;
5o. dat tot nu toe het verbruik niet de potentieele
productie heeft bereikt;
6o. dat daarvoor een der factoren is, dat de hoogere
prijs de productie van geregenereerde rubber heeft
vergroot, aangezien hier inderdaad causaal verband
bestaat (verbruik regeneraat in de Vereenigcle Staten
in 1932 77.500, 1933 85.000, 1934 100.600, 1935
117.500, 1936 141.486, 1937 naar schatting 160.000
ton); .
7o. dat de doelstelling bij deze restrictie van aan-passing van vraag e’aanbod alleen te verwezenlijken is voor zoover er een teveel aan productie-capaciteit
is, echter dwingt tot de onmogelijke situatie van
een bevorderen van overproductie;
80. dat bij het logisch volgen van den. thans inge-
slagen weg deze restrietie mit’sdien nooit ccii sanee-
ring kan brengen, doch veeleer tot een verergering
van de kwaal dreigt te leiden.
Onze meening, zooais wij deze principieel hebben
gesteld, wordt, naar het ons voorkomt, door de feiten
gedurende 33 jaar restrictie zeker niet weerlegd, in
velerlei opzicht zelfs eerder versterkt.
Verlenging wenschel’ijlc?
Het antwoord
01)
deze vraag ligt reeds in het voor-afgaande opgesloten en toch kunnen wij ons ‘oostel-
Ten, dat tal van producenten liever het risico van die
verlenging nemen dan in 1938 tot een beëindiging
over te gaan. In de eerste plaats, omdat, zooals wij
hebben betoogd, de restrictiejaren tot een algemeene
funancieele versterking hebben geleid, zoodat de strijd,
die in 1933 voorloopig nagenoeg uitgestredei’i was,
opnieuw zou moeten beginnen; deze zou daardoor eer
–
der zwaarder worden, omdat over de geheele linie
producenten, hun productie-apparaat in de vorige
crisis hebben versoherd en het gevecht derhalve
0])
een lager prijspeil zou moeten worden gestreden
en daardoor dus meer van de krachten der goede pro-
ducenten zou vergen. Onder deze omstandigheden
w’ordt de strijd moeilijker en kostbaarder. Daarbij
komt dat, bedriegen de voorteekenen niet, het in liet
geheel niet onmogelijk is, .dat wij aan den vooravond
staan van een economische inzinking, althans van een stabiliteit, en ook hierdoor wordt, hij een toenemeridë
pôtentieele productie het moment om een retrictie-
regeling op te heffen niet alleen psychologisch slecht,
doch’ ook feitelijk onjuist. Immers, de reactie zal er
slechts door worden versterkt en de
strijd,
omdat alle
producenten financieel sterker zijn geworden, ver
zwaard.
‘Men behoeft in het geheel niet blind te’ zijn vôö
de nadeelen èb. gévaren van deze restrietie om haai
826
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
onder de komende omstandigheden toch te prefereeren
boven een uiteenvallen op het verkeerde moment en
ook wij zouden, ondanks alles, zeker aarzelen om
thans een dergelijke opheffing te propageeren. Het
verloop van den, naar onze meening onjuisten, weg t&t
gezond maken, het niet kunnen bereiken van even-
w’icht tijdens het herstel wettigen zeker niet hdt thans
opheffen van een restrictie met een vernieuwden
strijd op leven en dood. Wellicht, dat 1938 nog fac-
toren kan brengen, die een anderen kijk op de zaak
geven, doch tot zoolang zouden wij de aan het hoofd
van deze paragraaf gestelde vraag zeker niet ontken-
nend durven beantwoorden. J. F. H.
DE JAARVERSLAGEN BETREFFENDE DEN RIJKSPOST-
CHÈQUE- EN GIRODIENST EN HET GEMEENTELIJK
GIROKANTOOR TE AMSTERDAM.
In September jl. verschenen de hierboven ge-
noemde verslagen over het jaar 1936 vrijwel gelijk-
tijdig, welke omstandigheid er onwillekeurig toe leidt,
dat men zich in vergelijkende beschouwingen gaat
verdiepen omtrent de organisatie, den omvang cu
de exploitatie-uitkomsten van deze door de Overheid
verzorgde giro-instellingen.
Beide diensten bewegen zich wat de hoofdoorzaken
betreft volkomen op hetzelfde terrein, met dien ver-
stande, dat het Amsterdamsche kantoor vanzelfspre•
kend meer plaatselijk is gèoriënteerd. In den aard
van zijn werkzaamheden brengt dit echter geen vij-
ziging, zoodat aan de vergelijkbaarheid van de ge-
gevens geen afbreuk wordt gedaan.
Tot juist begrip van hetgeen volgt moge er aan
worden herinnerd, dat de rijksgirodienst aanvankelijk
in gedecentraliseerden vorm werd ingevoerd, welke
organisatieevenwe1 zeek kostbaar bleek te zijn en ook
overigens bezwaren medebracht, weshalve zij reeds
Vrij spoedig (in 1924) werd losgelaten. De ontwikke-
ling van het gemeentelijk giroverkeer leidt practisc]i
in de richting van een gedecentraliseerd stelsel, het-
welk voor den rijksdienst
s
ras verworpen. Ter ver-
mijding van cle daaruit voor de gemeenschap voort-
vloeiende nadeelen, voornamelijk van geldelijken aard,
heeft de Regccring, na zich door een commissie onder
voorzitterschap van Dr. E. Heidring te hebben doen
voorlichten, in 1936 de totstandkoming van de Giro-
wet bevorderd, waarbij regelen voor het openbare
girowezen worden gesteld. Omtrent de mate, waarin
een gedecentraliseerd giroverkeer hoogere kosten me-
debrengt, kan de volgende vergelijking van de ge-
gevens betreffende het gemeentelijk girokantoor te
Amsterdam en den rijksdienst een beeld geven. Opgemerkt kan worden, dat ondanks de geljksoor-
tigheid van den aard van de te verrichten diensten
de technisch-administratieve opzet op beide genoemde
kantoren aanmerkelijk verschilt. Speelt bij den rijks-
girodienst de handbewerking van de in hun wezen
eenvoudige boekingswerk-zaamhedn nog een, belang-
rijke rol, hij het gemeentelijk girokantoor is een
ver doorgevoerde mechanisatie in toepassing gebracht.
De mechanische hulpmiddelen in de administratie van
den rijksgirodienst worden voornamelijk gevormd
door een groot aantal al- en niet-saldeerende telma-
chines, het gemeentelijk girok-antoor daarentegen maakt gebruik van hoekhoudmachines, fotografie,
ponskaartenmachines, e. d.m. Dit ingrijpende verschil
komt tot uiting hij cle hestudeering van de kapitaals-
uitgaven, waaruit blijkt, dat het gemeentelijk giro-
kantoor in den loop van den tijd in kantoorinventaris
en werktuigen, met uitzondering van meubilair en
niet medegerekend de huur van de ponskaarten-in-
stallatie, die niet gekocht kan worden, een bedrag
van rond
f
530.000,— heeft geïnvesteerd, terwijl de
rjksgirodienst voor machines en werktuigen een be-
drag van ongeveer
f
340.000,— heeft besteed. Als daar-
bij in aanmerking wordt genomen, dat het aantal
rekeningen hij het gemeentelijk girokantoor ongeveer
20 pOt, van het aantal postrekeuingen beloopt en
de daarop in 1936 verrichte boekingen nog geen
10 pOt. uitmaken van die in hetzelfde tijdvak uitge.
voerd op de postrekeningen, dan toon.eu deze cijfers
duidelijk aan, dat de technische installatie van het
gemeentelijk girokantoor zoowel in absoluten als in
relatieven zin veel grooter is dan hij den girodienst.
Het spreekt vanzelf, dat voor een vergelijking van
de kosten van het giroverkeer het uiteindelijk resul-
taat, zooals dit in het winst- respectievelijk verlies-
cijfer op de balansen van de beide diensten tot uit-
drukking komt, buiten beschouwing kan blijven.
Winst of verlies mag belangrijk zijn voor de finan-ciën van de lichamen, die de diensten exploiteeren,
en is dit inderdaad in hooge mate, voor een verge
lijking van de efficiency van de bedrijfsuitoefening
is deze uitkomst van geen belang. Immers het uit-
eindelijk resultaat wordt beïnvloed door allerlei fac-
toren, welke met de bedrijfskosten practisch geen
verband houden. Wanneer, om een voorbeeld te noe-
men, de rjksgirodienst de in effecten belegde gelden
zonder of tegen een zeer geringe rentevergoeding ter
beschikking van de Schatkist zou moeten stellen,
dan zouden de kosten van de dienstuitvoering pre-
cies dezelfde blijven, doch het thans bereikte winst-
cijfer zou omslaan in een groot verlies. Voor het
gemeentelijk girokantoor geldt mutatis mutandis
hetzelfde.
Het gemeentelijk girokantoor vermeldt in het ver-
slag over 1936 enkele vergelijkende cijfers betref-
fende de jaren 1926 en 1936.
Zij
zijn met eenige
aanvulling in het navolgende overzicht opgenomen,
waarin tevens de overeenkomstige aantallen en be-
dragen van den rijksdienst zijn aangegeven. Terwille
van een zoo zuiver mogelijke vergelijking zijn in
deze laatste de cijfers betreffende de boekingen
wegens rechten en geleverde formulieren
niet
begre-
pen, aangezien het gemeentelijk girokantoor geen
rechten heft en de formulieren kosteloos levert.
1926:
Gem. giiokauLoor
Rijksdienst
Boekingen:
aantal
………..
2.743.995
23.083.219
bedrag
………..
f1.764.216.805,—
f 10.197.816.534.-
Rekeningen
28.828 120.037
Ambtenaren
118 856
193&:
Jloekingen:
aantal
…………
.
7.754.504 82.183.600
bedrag
………..
f
1.670.41.4.176,—
f 14.556.600.244,-
Rekeningen
58.558
288.500
Ambtenaren
208
1.250
Uit dit overzicht blijkt, dat van 1926 op 1936:
het totaalbedrag van de boekingen hij het ge-meentelijk girokantoor met pl.m. 5 püt. is
gedaald,
bij den girodienst met pl.in. 42 pCt. is
gestegen., een
omstandigheid overigens, welL-e voor cle bedrijfskosten
van geen heteekenis is;
het aantal boekingen hij het gemeentelijk giro-
kantoor met 182 pOt., hij den rijksdienst met 256 pCt.
is toegenomen;
het aantal rekeningen
bij
het gemeentelijk giro-
kantoor met 103 pOt., hij den rijksdienst met 140 pOt.
is gestegen;
het aantal ambtenaren
hij
het gemeentelijk giro-
kantoor een vermeerdering van 76 pOt., bij den rijks-
dienst daarentegen van 46 pOt. aanwijst.
Voor een juiste beoordeeling moet ei te clezen
aanzien nog op worden gewezen, dat de toeneming
van het aantal ambtenaren hij den rijksdienst uiter-
aard beneden evengenoemd percentage zou zijn ge-
bleven, wanneer de procentueele vermeerdering van
het aantal boekingen en van het aantal reke-
ningen gelijk zou zijn geweest aan die bij het gemeen-
telijk girokantoor. In dit geval zou de toeneming op
182
.
103
X 46 = 33 pOt. respéctieveljk
-j-
X 46 = 34 pOt.
kunnen woi’den gesteld, ifldien aangenomen wordt,
dat
zij
evenredig is aan de vermeerdering vail even-
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
827
bedoelde aantallen. Geheel juist is deze suppositie
uiteraard niet, doch de bestaande fractioneele on-
nauwkeurigheid in deze is stellig voldoende gecorri-
geerd als het c••fer 33 resp. 34 tot 40 pOt. wordt
verhoogd, in vergelijking waarmede de personeelstoe-
neming hij het gemeentelijk girokantoor bijna het
dubbele is.
*
Vanzelfsprekend moet de bovenbedoelde omstan-
cligheid ook tot uitdrukking komen in het gemiddeld
aantal
per ambtenaar
uitgevoerde boekingen. Eenvoa-
digheidshalve bij beide diensten uitgaande van den
stand van het personeel op 31 December, hetgeen
wel niet geheel nauwkeurig is, doch aan de onder-
linge vergelijkbaarheid van de uitkomsten niet tekort
doet, was dit aantal:
in
1926
in
1936
voor geni. girokantoor ………
23.300
37.500
rijksgirodienat ………..
27.000
65.700
Bij beschouwing van deze cijfers blijkt, dat die voor
laatstgeuoemden dienst gunstiger zijn dan voor het gemeentelijk girokantoor en voorts, dat de verhou-
ding zich bovendien van 1926 tot 1936 aanzienlijk in
het voordeel van den rijksdienst heeft gewijzigd. Deze
ontwikkeling schijnt ook voor de toekomst niet van
beteekenis ontbloot, omdat zij is bereikt met een veel
kleinere mechanische outillage dan die van het ge-
meentelijk girokantoor en het gebruik van een breede
zoom jeugdige en daardoor betrekkelijk goedkoope
arbeidskrachten hij den rijksdienst.
* *
*
Wij willen thans nagaan in hoeverre de in het
bovenstaande naar voren gebrachte factoren tot uit-
drukking komen in den kostprijs van de handelingen
bij elk der betrokken diensten. Te dien einde volgt
een in enkele hoofden samengevat overzicht van de
lasten der exploitatie over 1936, uitgaande van de
gegevens, zooals deze door de beide diensten in hun
jaarverslagen worden gepubliceerd. Opgemerkt zij,
dat bij de vaststelling van de personeelskosten de
bijdragen van het personeel voor pensioen zoowel
voor den rijksdienst als voor het gemeentelijk giro-
kantoor in mindering zijn gebracht. Voor laatstge-
noemd kantoor zijn voorts de bedragen der rentever-
goeding, in totaal
f
445.147,59, geheel buiten be-
schouwing gelaten. Voor den rijksdienst zijn echter
wel opgenomen de kosten van aanmaak van geids-
waardige formulieren, hoewel dit bedrag ten volle
aan de gebruikers van den dienst in rekening wordt
gebracht en dus door dozen wordt gerestitueerd. 1-let
gemeentelijk girokantoor verstrekt bedoelde formu-
lieren evenwel gratis, weshalve het overeenkomstige
bedrag ter verkrjging van een zoo zuiver mogelijke
vergelijking ook bij den rijksdienst als een exploi-
tatie-uitgave is aangemerkt.
Rijksdienst
Personeelskosten …………..
1 1.480.515,651 1 387.058,83
Kantooronkosten (drukwerk,
verwarming, verlichting, enz.)
Onderhoud en afschrijviug ge-
bouwen, machines, meubil., enz.
Diverse kosten …………….
Geldswaardige formulieren ……
Uitkeeringen aan den Staat
wegens rente en premiën . …
Vergoedingen aan den postdienst wegens:
aand. kosten dienstuitvoering,,
1.687.875,11
–
portvrijdom………………,
725.069,—
–
Totaal…………
1 4.534.558,74 1 548.11
In verband met de aantallen in 1936 verrichte
handelingen blijken de kosten van een boeking bij
den rijksgirodienst 5.51 cent, bij het gemeentelijk girokantoor 7.07 cent te hebben bedragen. De uit-
komst is voor laatstgenoemd kantoor mitsdien 1.56
cent per boeking of 28 pOt.
hooger
dan, voor den rijksdienst, of met andere woorden, wanneer de door
het gemeentelijk girokantoor verrichte betalingen
door den rijksdienst zouden zijn uitgevoerd zouden
de kosten daarvan ruim
f
120.000,—
minder
hebben
bedragen clan thans het geval is geweest.
In feite geven de genoemde cijfers het verschil in
kosten nog niet geheel juist weer. Een belangrjk
factor is daarin niet verdisconteerd en wel de om
sta.ndigheid, dat het aantal kastransacties (stortin-
gen en cheques) verhoudingsgewijs bij den rijksdienst
veel grooter is dan
bij
het gemeentelijk girokantoor,
namelijk 20.597.533 of 25 pOt. van het totale aantal
boekingen tegen 526.307 of nog geen 8 pCt. van
het totaal.
Uit de kostenopstelling blijkt, dat voor de uitvoe-
ring van deze kastransacties door den rijksdienst een
bedrag van rond
f
1.688.000 aan den postdienst is
moeten worden vergoed. Als hierbij nog in aanmer-
king worden genomen cle kosten van de contrôle op
de ‘verrichtingen van de ruim 300 postkantoren,
welke in de andere in de opstelling vermelde posten
zijn begrepen, dan zal het duidelijk zijn, dat de uit-
voering van de hierbedoelde betalingen voor den
dienst onevenredig duur zijn. Toch zijn deze betalingen in de in het voorgaande
vermelde cijfers steeds voor één boeking geteld, van-
zelfsprekend zoowel bij die betreffende het gemeen-
telijk girokantoor als bij die van den rijksdienst.
Wanneer echter hij deze laatste de verhouding de-
zelfde zou zijn als bij het gemeentelijk girokantoor,
dan zouden van het genoemde aantal betalingen door
17
storting of cheque 20.597.533 X — = 14.006.323 in
giro zijn bewerkstelligd. 1-let aantal boekingen bij den
rijksdienst zou dan volgens de voor beide diensten
toegepaste tellingswijze 96.189.923 hebben beloopen
en de kostprijs per boeking zou tot 4.72 cent zijn
verlaagd. Vergeleken met dat van het gemeentelijk
girokantoor maakt dit
cijfer
een verschil van 50 pCt.
of anders gezegd: de kosten van de boekingen van
het gemeentelijk girokantoor zouden rond
f
182.000,—.
minder
hebben bedragen, indien de betalingen door
den rijksdienst zouden zijn verricht.
* *
De gunstiger uitkomsten bij den rijksdienst, zoo-
wel wat betreft de verhouding tusschen de toene-
ming van het aantal boekingen en het aantal ambte-
naren, als wat aangaat de kosten per boeking, kan
een gevolg zijn van twee oorzaken, namelijk
a..
de bij het gemeentelijk girokantoor toegepaste
werkwijze en de daarmede verband houdende mecha-
nisatie is veel minder effectief dan de werkwijze bij
den rijksgirodienst;
b.
bij toeneming van het verkeer is de ontwikke-
ling bij laatstgenoemden dienst in verband met den
bedrijfsomvang veel gunstiger dan bij het gemeen-
telijk girokantoor.
Welke van deze oorzaken tot cle ontwikkeling van
het in het voorgaande met
cijfers
geteekende be1d
het meest heeft hijgedrtgen is uiteraard moeilijk
nauwkeurig aan te geven. Ik hen geneigd aan te
nemen, dat daarin de invloed van beide tot uitdruk-
king komt, doch ik meen dat het niet noodig is hier-
op nader in te gaan. Het feit, dat de rijksdienst
goedkooper werkt, is wel niet voor ontkenning vat-
baar en al zouden er wellicht nog factoren kunnen
worden aangevoerd, welke de hierboven becijferde
uitkomsten iets ten gunste of ten ongunste van een van de beide in bespreking zijhde diensten kunnen
verschuiven, het algemeene beeld blijft ontwijfelhaar
bestaan.
Dat van de andere plaatselijke diensten, alle van veel kleineren omvang, de uitkomsten in het alge-
meen aanmerkelijk beneden die van het Amsterdam-
sche kantoor zullen blijven, kan voorts wel als vast-staand worden aangenomen. Ik moge in deze herin-
118.595,92
71.893,49
74.941,01
60.017,55
7.718,66
29.166,19
388.805.92
–
51.037.471
–
82
ECON OMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN
10 N ovember 1937
ne’ren aan le door den heer J. Weyer in het nummer
van dit tijdschrift yen 20 Juni 1936 gepubliceerde
gegevens betreffende het girokantoor der gemeente
Zaandam, waan ii eenige leerrijke beschouwingen
worden geleverd omtrent de werkelijke exploitatie-
uitkomsten van genoeni d kantoor. Voren bedoelde om-
stnncligheicl, dat kleinere adm inistraties minder
ecônomisch werken dan grootere van soortgelijken
aardis van des te grooter heteekenis, omdatzij niet
alleen geldt voor de bestaande diensten, doch even-
zeer voor die, welke nog in het leven mochten worden
geroepen.
De tijd zal uiteraard moeten leeren, welke invloed cle Girowet, zooais deze uiteindelijk door de Stateu
Generaal is aanvaard, zal uitoefenen op de verdere
ontwikkeling van dien sten als bovenbedoeld. –
-•
..
•
–
S.J.
R. WES5EL1NK.
DE 5e INTERNATIONALE CONFERENTIE OVER DE
ARBEIDSSTATISTIEK.
Lang had men niets gehoord over de internationa’e
conferentis van arheidsstatistici, die vroeger vrij
geregeld aan hèt Bureau International du Travail
te Genève gehouden werden. De laatste bijeenkomst
dateercle immers van 1931, indien merk althans de in 1932 gehouden conferentie over de migratie, wat niet
uitsluitend een arbeidsstatistische aangelegenheid is,
huitn beschouwing laat. –
0n1angs, eind September 1937, kwamen evenwel weder de ambtelijke arbeidsstatistici van
28
landen
n Genève samen, om hun 5e conferentie te houdeti.
Deze betrof de iiternationaie loon- en arbeidsduur-
itatistiek. Nieuw was dit onderwerp niet, want het
kwam zelfs reeds voor op de agenda der le conferen-
tie in 1923. Maar het was gebleven hij een aantal
resoluties, met een zuiver facultatief karakter, waarbij
aangegeven werd hoe de statistieken in de verschil-
lende landen verbeterd, en hôe de internationale ver-
gelijkhaarheici dientengevolge bevorderd zou kunnen
worden.
De 4e conferentie van 1931 constateerde wel ver-
betering, maar niet in voldoende mate: sommige lan-
den varen wei bereid meer gegevens te verzamelen,
mits de andere zich daartoe ook wilden verplichten.
Het B.I.T. ontwierp een ontwerp-conventie en deze
maakte nu het punt van discussie der onlangs ge-
houden conferentie uit.
De moeilijkheid is, dat de graad van ontwikke]iug
van de loon- en arheidsduurstatistiek in de verschil-
lendd landen sterk tuteenloopt. Er zijn landen waar
deze statistiek al een eind op dreef is. Deze verzame-
len gegevens omtrent de
verdiende
bonen en den
wricelijken
arbeidsduur. Hiertoe behooren behalve
Nederland
0e.
de Scandinavische landen, Duitsch-
land, Engeland, Zwitserland, de Ver. Staten. Maar er
zijn andere landen die op dit gebied nog niet zoover
zijn en nog slechts beschikken over statistieken van
vastgestelde
bonen en van den
norrncclen
arbeids-
duur. Sommige landen ‘geven de voorkeur aan in-
cidenteele, zeer gedetailleerde enquêtes, andere daar-
entegen hechten meer waarde aan desnoods minder-
gedetailleerde, maar geregeld met korte tusschenpoo-
zen verschijnende statistieken. Om nu maar zooveel
mogelijk landen in staat te stellen de ontwerp-con-
ventie te ratificeeren, werd het ontwerp in eenige
.deelen: gesplitst, na. één betreffende de verdiende bonen en den, werkelijk gewerkten arbeidsduur en
n betreffende het vastgestelde loon en den normalen
arbeidsduur. Bij de ratificatie kan één van deze beide deelen, uitgesloten worden. Iv[en behoeft ‘zich even-
tueel, slechts te verplichten om èf het een èf het
ander te geven.
Het ware verkeerd te meenen dat elk dezer heide
,deelen een ;,ideaal’ statistielc eischt. Ook hier wor-
den’ niet meer dan bescheiden statistieken gevraagd,
teueinde ratificatie niet in ‘gevaar te brengen. ‘Er
zii.-alleeri maar normen vastgesteld, noodig om een
redelijke vergelijkbaarhëid tosschen de statistiekefl
van de verschillende landen te krijgen, waarbij reke-
.ning werd gehouden met de bijzondere omstandighe-
den van elk land en de practische mogelijkheden van
hun Statistische Diensten.
Wat de
verdiende
bonen en den
werlceljjken
ar-
beidsduur betreft (Deel II der ontwerp-conventie)
wordt slechts verlangd dat minstens eens in de drie
jaar, maar zoo mogelijk met kortere tusschenpoozen,
gedetailleerde gegevens over de voornaamste indus-
trieën verzameld zullen worden, waarbij onderschei-
den wordt naar geslacht en naar volwassen en jeug-
dige werknemers. Daarnaast moeten echter met tus-
schenpoozen van ten hoogste één jaar ‘statistieken
worden gepubliceerd, – waarbij hovenbedoelde ondër-
scheidingen niet gemaakt behoeven te worden.
Met het oog op onderlinge verschuivingen tusschen
de werknemers van verschillend geslacht en leeftijd
is het natuurlijk beter deze onderscheiding ook bij
de jaarlijksche statistieken te maken en men mâg dan
ook wel aannemen, dat landen welker statistieken
reeds beter zijn dan die welke de ontwerp-conventie
vraagt, daarmede zullen blijven doorgaan. Berekend
moeten worden de gemiddelde uur-, dag- of week-
bonen en de gemiddelde werkelijke arbeidsduur der
werklieden in elke der voornaamste bedrijfstakken.
In het, loon moeten begrepen zijn alle premies; die
de werknemer van den werkgever ontvangt en voorts
de bijdragen voor sociale verzekeringen, e.d. e
p
. de
belastinggelden, welke de werkgever van het loon
inhoudt. Indien mogelijk moeten aanvullende gege-
vens verstrekt worden over de waarde van het loon
in natura, gezinstoeslagen, ed.
Behalve de gemiddelde bonen moeten zoo frequent
i’hogelijk ook indexcijfers berekend worden, die den
algemeenen ‘loop van de gemiddelde uurverdiensten
en zon mogelijk van het loon per dag-, week- of an-
dere hetalingspeniode weergeven, gebaseerd op de
statistiek van de hierboven bedoelde verdiende loo-
nen. Het moeten gewogen indexcijfers zijn, waarbij
o.a. rekening is gehouden met het relatieve belang
van de verschillende takken van nijverheid..
Deel III ziet op de bonen, en op den arbeids-
duur, vastgesteld -bij de wet, hij collectieve arbeids-
overeenkomst, arbitrabe uitspraak e.d. Deze statis-
tieken -moeten met tusschenpoozen van ten hoog-
ste 3 jaar met betrekking tot de voornaamste beroe-
pen in de verschillende bedrijven gepubliceerd wor-
den. Minstens
,
eens -per jaar moet er een bloemlezing
uit sa!nengesteld . wonden. Gegevens over de bonen
voor overwerk, doorhetaling op vacantiedagen, fami-
lietoeslag.enz. moeten minstens elke drie jaar gegeven worden, terwijl tenslotte evenals hij de verdiende loo-
nen, ook hier indexcijfers moeten worden samenge-
s-teld en wel minstens éénrnaal per jaar.
De beide deelen II en III – deel 1 bevat de alge-
meene bepalingen – zien alleen op den arbeid in de
industrie
(mcl.
de bouwbedrijven enz.) en de mijnen.
Een afzonderlijk deel IV is gewijd aan de bonen in
den landbouw en ook dit deel – ofschoon het ten
aanzien over de bonen minder. . vraagt dan bij de
indtistni’e en cle mijnen en over den arbeidsduur heele-
maal -zwijgt – kan bij eventueele ratificatie uitge-
sloten worden.
In ‘de Aanbvelingen, welke aan de ontwerp-con-
ventie zijn toegevoegd, w’bidt’ ér oaangedrongen ook
loon-
en
arbeidsduurgegevens te verzamelen van de
arbeiders in het transpotbedrjf, den handel en van
het overheidspersoneel, zoomede van de kantoorbe-
dienden. Voorts wordt aanbevolen een driejaarlijk-
sche
–
stat.istiek van de gemiddelde jaarloonen in de
vershillend’ takken van bedrjf’ en een tienjaarlijk-
sche statistiek voor elk’ ‘der voornaamste beroepen,
waaibij de werknemers ingedeeld worden naar loon-
iiibrieken. Tenslotte acht men een statistiek van de
iii totaal uitgekeerde boonbedragen wenschelijk. Deze
laatste is voornamelijk als koopkrachtgegeven van
b’eteekenis.
10 November 19k
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
82.9
Van be1an is de bepaling dat geen cijfeis behoe-
ven gepubliceerd te worden, waardoor de gegevens betreffende een bepaalde onderneming of vestiging
bekend zouden kun ne.n worden; een dergelijk artikel
vindt men ook in de internationale conventie over
de economische statistieken van 1928.
De conferentie heeft
oorts
nog
gewezen
op (Ie
wensehelijkheici tot verdere hestudeeri.ng van het ver-
band tusschen de nominale bonen en andere arbeids-
statistieken, in het bijzonder die van de werkgelegen-heid en de kosten van levensonderhoud.
Tenslotte sprak de conferentie eenstemmig de wen-
schelijkheici uit dat cle ontwerp-conventie op cle Inter-
nationale Arbeicisconferentie van 1038 behandeld zou
worden en daar slechts éénmaal punt vn bespreking
zou uitmaken
1)
E. W.
VAN DAM VAN ISSELT.
1)
Den woordelijken tekst van ‘cle artikelen van de
ontwerp-Conventie vindt men ii all. :10 van het Maand-
schrift ‘van het Centraal Jlu man voor cle Statistiek.
DE NEDERLANDSCHE RUNDVEESTAPEL IN 193611937.
De eenigen tijd geleden in de Staatseourant gepu-
bliceerde gegevens omtrent de uitkomsten van de
land- en tuinhouwinventerisatie, welke in Mei van
het loopende jaar werd gehouden, verschaft o.a. be-
langrijk materiaal over onzen rundveestapel. Aange-
zien onze rundveestapel, als bron van de melkpro-
ductie en van een belangrijk deel van onze vleesch-
productie, voor ons -land van groote economische be-
teekenis is, kan het van belang zijn deze gegevens
aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Te meer
is hiertoe aanleiding, daar de grootte en samenstel-
ling van den ruudveestapel niet alleen van histori-
sche heteekenis zijn, waar vooral ook van groot be-
lang zijn voor de beoordeeiing van de toekonistige ontwikkeling van den rundveestapel en in verband
daarmede ook van de vieesch- en zuivelpositie.
Af v ioeiingspercentages.
In een vorig artikel ‘), waarbij wij nog slechts de
beschikking hadden over de inventarisatie-uitkomsten
tot en met 1936, hebben wij o.a. de verwachting uit-
gesproken, dat een belangrijke toeneming van het
aantal melkkoeien in het geheel niet tot de onnioge-
lijkheden behoorde. Aan de hand van cle toen bekende
gegevens meenden . wij ni. te kunnen aantoonen, dat
cle uitgebleven daling van het aantal melkkoeien
vooral een gevolg was van de belangrijke daling van
het aantal jongere melkkoeien, dat op de een of
andere wijze uit den melkveestapel verdween.. Deze
daling komt tot uiting in een belangrijke daling der
door ons ingevoerde ,,sterftepercentages”, welke da-
ling, zooais wij hieronder nog zullen zien, voor jon-
gere koeien veel grooter was dan voor oudere. Bij een
voortgaande daling van deze percentages kon een
voortgaande stijging van het aantal melkkoeien wor-
den verwacht. Inderdaad zijn deze percentages van
1036 op 1037 verder gedaald en kan als gevolg
daarvan van 1036 op 1937 een belangrijke stijging
var. het aantal melkkoeien worden geconstateerd, zoo-
als wij nader zullen zien. Teneinde mogelijk miser-
stand te voorkomen, zij vooraf opgemerkt, dat wij
ons in het, volgende zooveel mogelijk zuilen bepalen
tot de statistische heteekenis van de inventa±isatie-
uitkomsten. –
Zooals gemakkelijk kan worcle.n ingezien zijn ie
grootte en samenstelling van den rundveestapel vol-
komen bepaald door: ie. lIet aantal kalveren, dat
elk jaar aan den runclveestapel wordt toegevoegd;
2e. het aantal runderen, dat,eik jaar uit den rund-
veestapel verdwijnt, hetzij door siachting, hetzij door
st’erfte, als gevolg van veeziekten of andere odrzalcen,
hetzij eventueel door netto-uitvoer van runderen (uit-
“oer, verminderd met invoer) – In vorige artikelen
hebben wij de tweede factor aangeduid met ,,sterfte”
i) Zie .E.-S.B. van 31 Maart jl.
en het percenage, dat het onder 2e. genoemde aan-tal uitmaakte van het totaal, met sierftepercentage.
‘Tm
–
E
verschillende zijden werden tegen deze benaming
bezwaren ingebracht, omdat zij den indruk zou kun-
nen vestigen, een maat aan te geven voor den gezond-
heiclstoestancl van den veestapel. Dit bezwaar inzien-
cle, zullen wij in plaats van de benaming ,,ster.fteper-
centage” den ons voorgestelden naam ,,afvloeiingsper-centage” gebruiken.
Dit afvloeiingspercentage kan als volgt worden be-rekend: Uitgaande van de in hoofdzaak door de prac-
tijk bevestigde veronderstelling, dat elke meikkoe,
voor zoover zij wordt aan gehouden,
elk jaar ee.n kalf
w’erpt, aiet men gemtkkeljk in, (lat hijv. alle tweede
kalfskoeien, voor zoover deze niet uit den melkvee-
stapel zijn verdwenen, een jaar later derde-kalfs
melkkoeien geworden zijn. Door aftrekking vindt men
derhalve het aantal tweedelkaifs-mel kkoeien, dat is
afgevloeid; in procenten van het oorspronkelijke
aantal tweede-kalfskoeien vinden wij dan het afvloei-
ingspercentage.
Met behulp van enkele veronderstellingen, is cle
berekening van dit percentage ook uit te breiden
tot het totale aantal melkkoeien, en wel op de vol-
gencle wijze: ‘Van het totale aantal melkkoeien, dat
OP
een gegeven tijdstip aanwezig-. is, kan mccc aan-
nemen, dat daarvan ecu jaar later alleen die melk-
koeien oves-gebleven zijn, die dan twee of meer kal-
veren hebben geworpen, hetgeen gelijk is aan het
totale aantal dan aanwezige melkkoeien, verminderd
met het aantal eerste-kalfskoeien. Men kan derhalve
berekenen het aantal melkkoeien, dat in een jaar tijds
verdwenen is, hetgeen in procenten van het oor-
spronkelijk aanwezige totale aantal inelkkoeien,.we-
derom het afvloeiingspercentage oplevert.
Tenslotte kan men het afvloeiingsperceritage ook
nog voor het totale aantal runderen berekenen, het-
geen op een iets andere wijze geschiedt, en wel door
vergelijking van het totale aantal runderen in het
eene jaar met het totale aantal runderen in het daar-
opvolgende jaar, met aftrek van alle runderen, die
den leeftijd van één jaar dan nog niet hebben bereikt.
1 let verschil levert wederom het afvioeiingspercen-
tage op.
Na deice n oodzakeljkerwijs eenigszins uitvoerige
inleidende beschouwingen, gaan wij thans over tot
het bespreken van de ontwikkeling van den rundvee-
stapel van 1936 op 1937, waarbij wij vooral den na-
druk zullen leggen op het onderling verband tus-
schen de verschillende groepen van runderen.
Jongvee.
–
In de eerste plaats bestaat er een zekeren samen-
hang tusschen het aantal stuks toegewezen vajirskal-
vet-en in het eene jaar en het aantal stuks drachtig
jongvee, dat daaruit één of twee jaar later is voort-
gekomen. Nu is het aantal stuks drachtig jongvee
niet gepubliceerd, doch lettende op de bekende samefl-
stelling van den rnndveestapel, is het aantal stuks
drachtig jongvee wei bij benadering te bepalen. Bij
vergelijking ziet men nu, dat het -aantal stuks drach-
tig jougvee in cle laatste jaren telkens ongeveer 91. -c
92 püt. uitmaakte van het aantal vaarskalvere, dat –
een jaar daarvoor werd toegewezen. –
Een ander verschijnsel, dat voor het jongere vee
opvalt, is de voortgaande daling van het aantal stuks gust en -drachtig jongvee (niet alleen absoluut, doch
odk relatièf), hetgeen wijst -op – een streven naar – het’
.vroeger drachtig laten worden van het jongé vee.
– Opvallend is de belangrijke
stijging
van het aan-
tal kalveren beneden één jaar, welke ‘op grond- van
de niet vergi-ooté toewijzing niet werd verwacht.
Deze – toeneming is waarschijnlijk voor een deel ‘ccii gevolg vicn het ‘in sterke mate gebruik makun van de
.elegenheid z.g.- boventallige kalveren, aan te hou-
ded, voor een ander deël zal ook – voor zoover de
stierkalveren betreft – de hét voQrgaande jaar voor
het eerst ingevoerde ossentoewijzing hierbij een’ iol
T-
830
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
hebben gespeeld. Tenslotte heeft mogelijk ook cle ver-
wachting, dat nog in het loopende jaar een verrui-ming der kalvertoewijzingen zou plaats vinden de
veehouders genoopt, in dat geval zooveel mogelijk
kalveren ter beschikking te hebben.
Melkkoeien,.
Belangwekkencler dan deze gegevens is het verloop
van grootte en samenstelling van den
melkveestapet.
De verschuivingen, die zich in den melkveestapei
voordeden, kunnen duidelijk worden geïllustreerd
met behulp van de in onderstaande tabel aangegeven
,,afvloeiings-percentages” van cle verschillende groe-
pen van melkkoeien. Tevens zijn daarin vermeld de
percentages voor de groep drachtig-jougvee, ouder-
clan-één-jaar en voor de ruadveestapel in zijn geheel.
Afvloeiingsperccntages voor verschillende groepen van
runderen, van 1933
tot
1937.
1933 AfvI. 1934 AfvI. 1935 Afvi. 1936 AfvI. 1937
perc.
perc.
perc.
perc.
Drachtig jongvee,
ouder dan één jaar 368 12.- 331 10.- 318 9.- 300 7.- 290
Ie kalfs melkk. . 335 14.6 325 11.7 299 5.3 289 5.8 280
2e kalfs melkk
…..
284 7.- 286 25 287 – 0.7 283 0.- 272
3e kalfs melkk
…..
258
k328
2641,
307
2791
,30 -276 283
Oudere melkk
……
575f
559f
5701
594f.:
639
Totaal melkk
…….
1.452 237 1.434 20.8 1.435 18.7 1.455 17.2 1.475
Totaal rundvee
…..
2.87’7 20.3 2.829 23.7 2.630 19.6 25.70 18.8 2.626
Deze
cijfers
zijn uitermate leerzaam. In vorige ar-tikelén hebben wij er nadrukkelijk op gewezen, dat
de uitgebleven daling van het aantal melkkoeien
vooral een gevolg was van het in sterkere mate aan-
houden der jongere melkkoeien, tot uiting komende
in de sterk gedaalde afvloeiingspercentages voor eer-
ste- en tweede-kalfs melkkoeien (van 1933 tot 1936
resp. van 14.6 pCt. tot 5.8 pOt. en van 7 püt. tot
ongeveer nihil). Daarbij spraken wij de verwachting
uit, dat een voortgaande stijging van het aantal
melkkoeien in het geheel niet tot de onmogelijkheden
zou behooren, als een verdere daling van de afvloei-
ingspercentages zich zou voordoen, hetgeen wij
waarschijnlijk achten. in het Hollandsch Landbouw-
weekblad van ii Juni jl. hebben wij er op gewezen,
dat een voortgaande daling van het aantal jongere melkkoeien waarschijnlijk was, doch dat rekening
moest worden gehöuden met de groote elaticiteit,
die zich nog voordeed in de afvloeiingspercentages voor oudere koeien, hetgeen wij met een voorbeeld
illustreerden. De in bovenstaande tabel vermelde
gegevens bevestigen deze veronderstelling.
Uit den aard der zaak heeft de in 1934 ingestelde
teeltheperking rechtstreeksch nog niet verder kun-
nen doorwerken dan tot en met de tweede-kalfs melk-
koeien. De daling van het aantal derde-kalfs melk-
koeien is dan ook o.i. het gevolg (os.) van de inder-
tijd plaats gevonden afsiachting van drachtig jongvee.
De daling van het aantal jongere melkkoeien is
ongetwijfeld een gevolg van de teeltheperking, hoe-
wel de invloed hiervan – zooals gemakkelijlc is in te zien – belangrijk geremd is door de dalende af.-
vioeiingspercentages.
Het is nu opmerkelijk, dat deze daling zich voor
zooveel het de
jongere
melkkoeien betreft, niet ver-
der heeft voortgezet, zoodat er in dit opzicht een
kentering valt waar te nemen.
Voor tweede-kalfs melkkoeien was een voortgaande
daling van deze percentages niet vel mogelijk, daar
deze reeds het voorgaande jaar een minimum hadden bereikt. Doch ook voor eerste-kalfs melkkoeien heeft
de daling voor een kleine stijging plaats gemaakt, nl. van 5.3 tot 5.8 pCt. Waarschijnlijk is ook voor
deze groep melkkoeien het afvloeiingspercentae tot
het bereikbare minimum genaderd.
Invloed van de samenstelling van den rundveestapel.
De stijging van het aantal melkkoeien is dan thans ook geheel het gevolg van de daling van het afvloei-
ingspercentage voor de derde-kalfs-en-oudere koeien,
voor zoover deze stijging ten minste door dalende
afvloeiingspercentages wordt veroorzaakt.
Hieruit kan echter niet worden afgeleid, dat deze
stijging nu geheel het gevolg is van een toeneming
van de maximale ouderdom der melkkoeien. Het is
integendeel veel meer waarschijnlijk, waar de daling
der afvloeiings-percentages eerst hij de jongere koeien
is begonnen, deze zich thans, nu voor de jongere
koeien een voortgaande daling niet wel mogelijk was,
successievelijk tot oudere koeien heeft voortgezet zoodat thans vooral de derde- en misschien ook de
vierde-kalfs melkkoeien aan de beurt gekomen zijn.
Bovendien heeft ook de samenstelling van den
melkveestapel voor een deel deze stijging veroorzaakt.
1-let is nl. bekend, dat in de jaren na 1930 een be-
langrijke stijging plaats vond van het jongvee, welke
stijging thans haar weerspiegeling vindt in een stij-
ging van het aantal oudere melkkoeien. Met behulp
van de afvloeiings-percentages is dit op eenvoudige
wijze aan te toonen. Stellen wij nl. voor, dat dit per-
centage van 1936 op 1937 niet gedaald was, dan had
het aantal oudere melkkoeien in 1937 bedragen
883.000 stuks, verminderd met 30 pOt. daarvan, di.
rond. 618.000 stuks.
Wij komen derhalve tot de conclusie, dat de toe-
neming van het aantal oudere koeien met 45.000
stuks voor 24.000 stuks kon worden verwacht op
grond van de samenstelling van den veestapel in het
voorgaande jaar en voor 21.000 stuks, di. minder
dan de helft, van het in sterkere mate – en gedeel-
telijk ook van het langer – aanhouden der oudere
koeien.
In het kort kan men derhalve de ontwikkeling
van den rundveestapel als het volgt karakteriseeren:
De natuurlijke stijging van den rundveestapel, die
zich in ,,normale” jaren voordeed, werd door de
teeltheperking van onderen af geremd, terwijl het
aantal oudere koeien, evenals in normale jaren het
gevolg was, bleef stijgen. Als reactie op de teelthe•
perking ging men er bovendien toe over de koeien
zooveel mogelijk aan te houden en in sterkere mate
dan voorheen. Ook hiermede begon men van onderen
af, terwijl men thans – nu voor de jongere koeien
de maximum grens van het aanhouden bereikt is –
ook de oudere categorieën in sterkere mate en moge-
lijk ook langer dan voorheen aanhoudt.
Toekomstige ontwikkeling.
Het spreekt wel vanzelf, dat deze ontwikkeling
van grooten invloed zal zijn op de toekomstige ont-
wikkeling van den rundveestapel en daarmede tevens
op het verloop van vleesch- en zuivelpositie. Van welk karakter dezen invloed zal zijn, hangt in be-
langrijke mate af van verschillende factoren, die
men niet vooraf kan kennen. Toch blijkt uit voren
staande berekeningen, dat er in het verloop van den
rundveestapel wel een bepaalde lijn zit, waarmede
men hij de beoordeeling van de toekomstige ontwik-
keling rekening moet houden. Met name geeft het
verloop der z.g. afvloeiingspercentages een min of
meer continuë ontwikkeling te zien, mede onder
invloed van de omstandigheid, dat veeziekten, die op
deze percentages uiteraard een grooten invloed kun-
nen uitoefenen, gedurende de laatste jaren slechts
in geringe mate optraden.
Om een indruk te geven van het karakter welke
grootte en samenstelling in het volgend jaar zouden
kunnen vertoonen, zullen wij uitgaan van de onder
de gegeven omstandigheden zuiver theoretische ver-
onderstelling, dat de afvloeiingspercentages in het
tijdvak 1937/1938 dezelfde zullen zijn als in 1936/1937
het geval was. Zou zich dit geval voordoen, dan kan
een voortgaande daling van het aantal jongere melk-
koeien worden verwacht voor alle groepen tot en
met de derde kaifs-melkkoeien. Het aantal oudere
melkkoeien zou clan echter nog eens opnieuw een
stijging vertoonen van ongeveer 25.000 stuks, het-
geen als resultaat zou hebben, dat het totale aantal
melkkoeien in 1938 t.o.v. het thans aanwezige aantal
weinig verandering zou vertoonen, aangezien de
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
831
daling van het aantal jongere melkkoeien dan de stij-
ging van het aantal oudere iuelkkeien zou opheffen.
Wat het aantal slachtingen betreft, bij de geschat-
ste ontwikkeling kan een kleine toeneming van het
aantal slachtingen worden verwacht. Reeds vroeger
hebben wij opgemerkt, dat het in sterkere mate aan-
houden der melkkoeien op den duur moet leiden tot
een grooter aantal slachtingen. Vooral is dit het ge-
val, wanneer – zooals thans blijkbaar geschiedt, —
dit
itt
sterkere mate aanhouden der melkkoeien door-
werkt tot de oudere dieren.
Ondertusscheu is het aantal runderen, dat op het
thans beschikbare grasland kan worden gehouden
voor eeti groote speling vatbaar, zooals de jongste
telling, waarbij zoowel het aantal melkkoeien, als het
totale aantal runderen belangrijk is gestegen, wel
heeft aangetoond.
Laten wij deze beschouwing eindigen met de weusch
uit te spreken, dat het zich thans snel uitbreidende
mond- en klauwzeer de noimiale ontwikkeling in het
verloop van den rundveestapel niet in belangrijke
mate zal verstoren, omdat het hierdoor veroorzaakte
nadeel op de zich thans gelukkig weer verbeterende
hedrijfsuitkomsten der veehouders een zeer nadeeli-
gen invloed zou uitoefenen, hetgeen voor de veehou-
ders een nieuwe teleurstelling zou zijn, die niemand
hun, na de reeks van moeilijke jaren, die zij thans
achter den rug hebben, toe zal wenschen
1)
J. BOTER.
1)
Vlak voor liet ter perse gaan van dit arbike4l werd
in de dagbladen bekend gemaakt, dat da Re.geeriag, na
advies te hebben ingewonnen van de Centrale Landbouw-
organisaties en ‘de F.N.Z., overgegaan ‘is tot een verrui-
ming der kalvertoewijz’ingen van ongeveer
350.000 tot
375.000
stuks. Zooals gemakkelijk is in te zien, heeft deze
vergroote toewijzing voorloopig slechts een geringen di-reoten invloed op de grootte van dan melkveestapel. Het
duurt tooh nïinstens twee jaar voor deze ver.groote toe-
wijz ing kan doo i’werken tot ‘het melkvee. Waarschij ulijk
is deze maatregel derhalve van weinig ‘invloed op boven-
staande ‘beschouwingen.
WIJZIGING VAN DEIBRAZILIAANSCHE
KOFFIEPOLITIEK.
Op 3 November deelde de Braziliaansche regeering
mede, dat de huidige heffing van 45 milreis per haal
koffie met. 75 pOt. verlaagd zal worden. Alle Bra-
ziliaansche koffiebeurzen zijn dientengevolge tot
nader order gesloten. Te Ne-Ybrk liepen tegelijker-tijd de prijzen voor Santoskoffie scherp terug, want
deze maatregel beteekent, dat de Braziliaansche kof-
fie van nu af op dezelfde’ voorwaarden op de wereld-
markt kan komen als andere Amerikaansche koffie-
soorten. De koffieconferentie te Havanna had geemi
resultaten opgeleverd, daarom meende Brazilië op de-
zelfde basis als cle andere Amerikaansche landen te
moeten gaan exporteeren daar, evenals in 1928/29,
den laatsten tijd opnieuw was gebleken, dat de Bra-ziliaansche politiek van hooghouden der prijzen, als
gevolg heeft gehad, dat de Braziliaansche koffie op
(Ie wereldmarkt teruggedrongen werd door de overige
soorten.
Invoer in duizend balen
Europa
Ver. Staten
Europa en Ver. St.
3
maanden
.
.
–
co
co
1 Juli-i
Oct.
0
0
1933/34 ..
648 217
865
675 261
936
1323
478
1801
1934135 ..
363
289
652 566 227
793
929
516 1445
1935/36 ..
529
277
806
779
265
1044
1308
542
1850
1936/37 ..
439 292
731
742
227 969
1181
519
1700
1937138 ..
340 336
676
345 304 649
685 640 1325 i)
Le Café,
1
.
Laneujviile.
De afnemende beteekenis van Brazilië’s exporten
in procenten van de totale wereldafzet blijkt uit de
volgende cijfers:
1933/’34
1.034J’35
1935/’36
1936/’37
64.2
65.5
62.4
56.0
Een indruk van het onevenredig prijsverloop voor
Braziliaansche en andere koffie geeft de statistiek
der groothandelsprijzen achter in dit tijdschrift,
waaruit blijkt, dat het jaargemiddelde voor Santos-
koffie in 1936 hooger is dan dat van 1935, terwijl
het voor de N’ederlandsch-Indische robustakoffie en
de overige koffiesoorten juist omgekeerd verloopt. In
het jaar 1937 stijgen de prijzen voor beide soorten
licht tot Augustus; daarna handhaaft men bijna den
prijs voor Braziliaansche koffie, terwijl die voor Ro-
busta en andere soorten met 15 pOt. daalt.
In een studie over den invloed van de Braziliaan-
sche koffieverdedigingspolitiek op de koffie-importen
der hoofdconsumptielanden
1)
wezen w’ij reeds op het
falen van prijsopschroeving of -handhaving door Bra-
zilië tengevolge van het feit, dat dit land geen na-tuurlijk monopolie voor koffie bezit. De productie
der overige landen neemt nog steeds toe; alleen een
internationale beperking van het aanbod zou de Bra-
ziliaansche koffieverdediging succes kuunen verzeke-
ren. Na het mislukken der conferentie van Havanna
is hier voor afzienbaren tijd geen kans op. Terwijl
vroegere, oudere valorisatiepogingen lukten, omdat
zij slechts een overbrugging waren tusschen groote
en kleine Braziliaansche koffie-oogsten met toen nog
een zeer beperkte outsiders-productie, vindt thans de opvolging van groote en kleine oogsten geen natuur-
lijke nivelleering, aangezien het product op veel
plaatsen ter wereld wordt geteeld. Niet alleen de
productie der overige landen steeg, ook die van Bra-
zilië zelf. Daardoor werd de toepassing van vernieti-
ging van het product op groote schaal noodzakelijk.
Samenstelling der binnenlandsche voorraden ‘in Brazilië
0
30
Juni in mili. balen.
1934 1935 1936 1937
Verpande voorraad (v. ii. D. N. C.)
I)
11,6 10,6 9,8 9,0
Vrije voorraad
v.
h. D. N. C…….
4,6 1,2 2,9 1,7
Voorraad van particulieren ……
4_ 4,8 8,0 11,9
Totaal binneolandsche voorraad
18,6 16,6 20,7 22,6
1)
Departemento Nacional do Café.
‘) Dr. Rosa Philips, Publicatie No, 9 Nederlandsch Eco-
tiomisch Instituut.
Statistische positie van koffie in mill. balen
1)
19271
1928
1928/
1929
19291
1930
19301
1931
1931/ 1932
19321
1933
19331
1934
19341
1935
1935/
1936
19361
1937
Productie
van
Brazilië
………………….
Productie
der
andere landen ………………
26,1
8,0
10,9
8,7
29,1
8,2
14,8
8,6
27,6
8,3
14,5 9,2
30,4
8,9
18,5
7,7
21,5
10,0
26,6
10,9
Wereldprodtictie ………………………….
Wereldafzet ……………………………..
Vernietigde
koffie ………………………..
34,1
23,5
–
..
..
19,6
22,2
–
37,3
23,5
–
23,4
25,1
–
35,9 23,7
8,8
23,7
22,8
9,5
39,3
24,5
10,8
26,2
22,7 6,0
‘i
25,8
1,5
37,5
25,0
10,9
Totaal van cle niet meer voorradige koffie
23,5
22,2
23,5
25,1
32,5
32,4
35,3 28,7
27,3 35,9
Zichtbare voorraad op
3016 …………………5,7
Binnenlandsche voorraad in Brazilië op
30
1
1
6
.3,1
5,3
10,3
5.6 23,7 6,4
21,6
1
6,7
25,0
6,5
16,6
8,5 18,6
7,5
17,1
8,1
20,7
7,9
22,6
Totale wereldvoorraden op
3016 ……………..
18,8
15,6 29,3
28,0
31,7
23,1
27,1
24,6 28,8 30,5
1)
Le Café. E. Laneuville
832
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10
November
1937
Alhoewel de vernietiging een ongekende hoogte be-
reikte, stegen de in het binnenland teruggehouden
voorradeh tot bijna het hooge peil van het reeds eer-
der vermelde jaar 1929/’30. Relatief dure Braziliaan-
sche koffie vindt slechts aarzelend afzet; de con-
sumptie is op zichzelf vrij inelastisch. Wat de hoe-
veelheid op te nemen koffie betreft, wijzigt de
samenstelling van de te importeeren koffiesoorten
zich echter snel ingeval van prijsverschille.n., Al naar
welstand en consumptiegewoonten kiest mcii
Pƒ
betere
soorten clie relatief goedkoop zijn ôf slechtere die
absoluut goedkoop zijn. Daardoor bleven. de binnen-
landsche voorraden in Brazilië stijgen, al waren de
destructoren
0])
volle capaciteit werkzaam.
liet waren nu niet zoozeer cle voor.riden van, het
nationaal koffieclepartement als wel clie van parti-
culieren, die schrikbarend toenamen. Deze oefenden steeds meer pressie op de Regeering uit om de prijs-
handhaving te laten varen, waarmede thans een begin
is gemaakt. De verlaging van het uitvoerrecht kan
ook groote financieele moeilijkheden brengen: het
uitvoerrech t verschafte de middelen tot vernietigi lig
van koffie. Van den loopenden oogst moet 70 pOt.
vernietigd worden; voor de te vernietigen koffie
ontvangen de planters zeer weinig. De voor finan-
ciering van de vernietiging destijds aangegane lee-
ning is thans onvoldoende en 200 millioen miFreis
moeten nu op andere wijze verschaft wordt. De dienst
-van de oude leening heeft teruggehouden koffie als
oiiderpand, evenals vroegere nog loopende leeningen.
Door cle prijsdaling wordt de geheele financieele
structuur van Brazilië dus nog zwakker ccc het is de
vraag of de vernietiging verder voort zal gaan.
De situatie van stijgende voorraden enz. lijkt op
die van 10 jaren geleden, alleen zijn thans de oogsten
gemiddeld
veel .hooger en had men toen slechts van
tijd tot tijd met een recordoogst te maken. lIet
vol-
geride staatje (in 1000 balen) wijst hierop
1):
Afzet van Brazilië
28.841
1925-1927
Wereldafzet
=
43.003
67 pCt.
(2 jaren)
Afzet van Brazilië
}
28.841
=
96,5 pCt.
Productie van Brazilië
29.824
Afzet van ]3razilië
30.138
=
59,2 pOt.
1935-1937
Wereiclafzet
.
50.851
(2 jaren)
Afzet van Brazilië
1P.roductie
–
v
–
an
30.138
62,5 pCt.
=
Brazilië
48.096
Brazilië kan dus thans zonder medewerking der
andere producenten met valorisatie niets bereiken en
moet dus deze maatregelen loslaten, waarvan het ge-
volg zal zijn herstel van de ,,no.rmale” onderlinge
prijsverhoudingen voor ‘de verscheiden soorten en een
stimuleering van den afzet voor Brazilië.
Mochten de andere productielanden hiervan op
den duur te veel nadeel ondervinden en nu hunner-
zijds onverkoopbare voorraden zien aangroeien, dan komt misschien de tijd voor een internationale mes-
trictie-overeenkomst, waarbij cle productie beperkt
wordt.
Dr.
1LCOHN-PHILIPS.
nneuviue. Le Cah.
• DE UITBREIDING VAN DE KEDELEE-CULTUUR
.OP JAVA EN MADOERA.
In aansluiting op onze beschouwing over de ver-
meerctezing van cle rijstproductie op Java en Madoera.
sedert de crisis, in het Ned.-Indië-nunimer van E.:S.B.’
van 29 September 1937, zij thans het een en ander
medegedeeld over de cultuur van – kedelee of soja-
hoonen. op .Tavk en Madoera. – –
Over het gèheel wordt de Icedelee als nagewas
Oj)
de sawahs verbouwd (in 1036 82 j)Ct.) en het product
wordt ierkocht.
– De uitbreiding vn de kedeleecultuur sedert 1020
is enorm geweest, zooals blijkt uit de volgende tabel.
IÇedelee
Oj)
Java. en Madoera.
Jaar Geoogste
uitgestrekt-
heden In ha
(.iern.
1926)28
=
100
Productie
in
quintalen
Oeni.
1926 28
=
lOO
Opbrengst quintaal
per ha
Gem.
1926128
=
100
1936..
1
343.432
182,5
2.474.193
229.8
7,21
126._
1935..
300.874
163,1
2.026.558
188,2
6,61
115.6
1934..
271.334
144,2
1.753.996
162,9
647
113,1
1933..
280.494
149,1
1.814.642
168,5
6,47
113,1
1932..
237.932
126,4
1.489.901
138,4
6,27
109,6
1931..
193.558
102,9
1.284.575
119,3
6,64
116,1
1930..
20.7.560
110,3
1.277.964
1118,7
6.15
–
1075
1929..
186.227
99,-
1.065 838
99,_
5,73
100,2
19
6
t/m
1928..
188.180
100,-
1.076.S28
100,-
5.72
100,_
De kedeleeproductie is met eenige schommelingen
in de jaren 1929, 1931 en 1934 voortdurend toege-
nomen, zoodat 1936 het topjaar isvoor deze cultuur.
Eed overzicht van de heteekenis van de productie
ten opzichte van het verbruik volgt hieronder.
ll3eschikba.ar voor verbruik op Java en Madoera.
–
Proiuct
Jaar
In duizenden quintalen
Beschik-
baar per
Productie
(+)hui’oe1
of () uit-
Voor ver-
minus
voer-
bruik be-
hoofd in kg
–
zaaizaad excedent schikbaar
Kedelee
1936 ..
2.279
–
38
2.241
4,95
(zaad)
–
1935 ..
1.852
+
9
1.861
4,17
–
1934 ..
1.600
+
221
1.821
–
4,14
1933
.:
1.655
+
470 2.125 4,89
1932 ..
1.355
+
546
1.901
4,43
1931 ..
1.175
+
968
2.143
5.07
Gem.
1926135
1.266
+
659
1.925
4,58
In het afgeloopen. jaar is voor het eerst meg.r kade-
lee uitgevoerd dan ingevoerd (voornamelijk naar de
Buitengewesten). Het proces, van uitbreiding der
kedeleecultuur was reeds lang, voordat de invoerrege-
ling in 1934 tot stand kwam, aan den gang, o.a. door
(Ie invoering van nieuwe meerproduceerende variëtei-
ten
1),
maar heeft zich daarna oo’k kunnen voortzet-
ten. Men kan zeggen, dat door de kedeleeregeling ten
koste van den inoer een overproductie van binnen-
landsche kedelee voorkomen is.
In de jaren 1931 t/in. 1033 daalden de kedeleeprij–
zen niet zoo sterk als die van de meeste andere ge-
wassen. Hierdoor werd de aanplant steeds verder uit-
gebreid. Medio 1933 daalden de prijzen van de Mand-
sjoerijsche sojahoonen zoo sterk, dat de Regeering
ingreep.
Wicar de kedeleecultuur, die vooral in de suiker-
streken wordt gedreven, aan de bevolking een zeer
welkom object biedt om het verlies aan inkomsten
uit de suikercultuur eenigszins te compenseeren, be-
sloot cle Regeering deze cultuur haar hestaanskans te
laten en de binnenlandsche kedeleernarkt te bescher-men tegen aanbod van zeer laag geprjsde keclelee.uit
het buitenland. Zoowel de Staatsspoorwegen als de
Ned .-Inische Spoorwegmaatschappij steuide dlezen
maatregel door de vervoerstarieven voor kedelee met
20 pOt. te verlagen.
Deze maatregel heeft tot gevolg gehad, dat in de
daa.rop volgende jaren de productie nog steeg,’ ter-
wijl cle handel in het binnenlandsche product op Java zich ontwikkelde. Vooral in Midden-Java, waar vroe-
ger veel sojahoonen werden ingevoerd, heèft men zich
moeten intellen op het ehruik van hinnenlandsche
kedelee. Merkwaardigerwijs is e,r in 1937, hoewel de
suikercultuur zich weer wat uitgebreid heeft
;
nog
geen sprake van inkrimping der kedeleecultuur.
J)
Vooral de variëteit. No. 27. Zie ihet artikel van
–
li’. 0.
‘an der Giesen: Op Java verbouwde kedeleevariëtaiten, in het Kedcteenummem v5n Landbouo- 7e Jcuargcuig Maart
1032 blz. 68 en Ir. W. ten 111love en Ir. C. Gerliugs: De
verspreiding- van -de Kedeleevariëteit No. 27 in •de• residen-bie Soerabaja, eveneens -in het Kedeleeuurnmer, b1z. 76 ,è.v.
10 November
1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
833
• De vraag rijst nu, waar heeft de kedeleecultuur
zich voornamelijk uitgebreid? Kedelee komt voorna-
melijk Voor in Oost- en Midden-Java. In het Kedelee-
nummer van ,,Landbouw” werden door den heer De
Vries negen productiegebieden onderscheiden, waar-
tusschen drie kedelee-arme gebieden lagen
1)
Gaat
men na, hoe de uitbreiding van de kedelee in de latere
jaren plaats heeft gehad, dan blijkt dat dit het geval
is vooral in de Vorstenlanden, Madioen, Kediri, Pa-soeroean, Modjokerto, Soerabaja, Blitar, Malang en
Djember, zooals blijkt uit onderstaande tabel, die
een voortzetting is van de tabel, voorkomend in het
artikel van De Vries en waarbij de oude administra-
tieve indeeling van véôr November 1931 werd ge-
bruikt.
Enkele cijfers over de verspreiding der kedeleecultuur op
Java en Madoera.
Het aantal hectaren geslaagd per voormalige afdeeliing,
gerangschikt in negen kedeleerjke en drie kedelee-
arme PrOduCti egebieden.
Afdeeling
1916120
1920125
1928130
1936
Cheribon ……..2.363
2.458
2.240
2.206
Indramajoe …….3.715
2.036
1.995
2.465
Oost-Priangan
2.880
4.498
3.723
3.545
8.958
8.992
7.958
8.216
Tegal ……….13.842
13.224
15.832
26.444
Pekalongan ……2.340
1.496
1.551
2.908
16.182
14.720
17.383
29.352
Noord.Banjoemas. 4.109
4.012
4.662
5.884
Zuid-Banjoemas
4.058
4.365
5.009
7.550
Bagelen ……..4.779
4.661
5.405
7.282
12.946
13.038
15.076
20.716
Joedoes ……..2.730
2.453
2.693
6.163
Rembang ……..12.848
12.076
13.186
21.095
Blora ……….11.818
13.557
13.010
14.035
27.396
28.086
28.889
41.293
Djokjakarta … . 5.268
6.300
9.55
14.128
Soerakarta ……8.545
12.368
14.638
17.666
13.813
18.668
23.893
31.794
Madioen ……..13.012
10.486
11.293
21.321
Ponorogo ……..12.379
15.888
13.602
17.262
Kediri ………..9.782
10.968
13.274
27.271
35.173
27.342
38.169
65.854
Pasoeroean ……3.415
4.574
5.170
17.436
Modjokerto ……7.0l1
7.356
9.537
24.405
Soerabaja ……6.573
6.428
7.177
14.259
Bodjonegoro
3.565
3.027
4.662
5.866
20.564
21.385
26.545
61.966
ii.
Blitar ……….10.613
10.645
12.977
16.400
Malang ……..2.738
1.923
4.442
15.000
13.351
12.568
17.419
31.400
i.
Probolingo ……2.893
3.608
3.334
6.410
Djember ………8.739
. 10.586
17.732
39.932
11.632
14.194
21.066
46.342
Drie kedelee-arme gebieden kan men daartussehen
onderscheiden:
a. Bantam ……..165
162
71
44
Batavia ……..351
136
357
82
Buitenzorg
69
13
1
–
Krawang ……..21
74
59
55
West-Priangan
539
370
211
240
Midden-Priangan
819
575
693
417
1.964.
1.330
1.392
838.
5. Semarang ……1.712
739
.243
55
Kedoe ………..121
11.
262
. 159
Wonosobo
94
72
9
314
• .
1.927
822
514
628
c.
Grisee ……….0
12
35
1.226
West-Madoera
0
0
1
–
Oost-Madoera
0
0
0
–
Bondowoso
187
110
848
3.910
187
..
…..884
5.136
) J)r. Ir. ID. de ijries, De cultuur van kedelee op Java
Landbouw 7e J. blz. 597.
In de drie kedelee-arine gebieden blijkt de uitbrei-
ding vrijwel minimaal te zijn geweest, hoewel daar
ook door den landbouwvoorlichtingsdieust vele proe-
ven genomen zijn. De cultuuromstandigheden bleken
echter voor kedeleecultuur niet gunstig te zijn.
De kedelee-rijke gebieden hebben soms nog regent-
schappen, die arm aan kedelee zijn. Zoo kan men
bij het kedelee-arme gebied van West-Java nog voe-
gen de regentschappen: Indramajoe, Tasikmalaja en
Tjilatjap; bij dat van Midden-Java de regentschap-
pen: Batang, Pemalang, Poerworedjo, Bojolali, Sra-
gen, Ngawi ên Patjitan
Kedelee-arme gebieden in Oost-Java omvatten ook
de regentschappen: Soerabaja en Proholinggo.
Nog steeds heeft het grootste deel van West-Java
en het Noord-Oostelijk gedeelte van Java weinig ke-
deleecultuur.
Midden-Java heeft een uiterst kedelee-arm gebied
Semarang en Kedoe als middelpunt.
De belangrijkste regentschappeu met veel kedelee
zijn in volgorde van belangrijkheid, wat den oogst
van 1936 betreft, de volgende: Djember, Ngandjoek,
Pati, Sidoardjo, Djomhang en Brehes. In deze zes regentsehappen werd in 1936 ongeveer
van het totale kedelee-oppervlak op Java en Ma-
doera afgeoogst, tegen % in 1929. Hieruit blijkt, dat
de kedeleecultuur zich sterker heeft uitgebreid in de
streken; waar reeds in 1929 veel kedelee werd aan-
geplant.
* *
*
De Vries nam indertijd in een artikel in het Eco-
nomisch Weekblad de mogelijkheid van uitbreiding
der kedeleecultuur in beschouwing
1).
Als bezwaren
noemde hij de adat, de onvoldoende ruimte is het
vruchtwisselingsschema, het risico der cultuur en de
zaaizaadvoorziening.
Gebleken is, dat de uitbreiding der cultuur, voor-
namelijk daar waar de cultuuromstandigheden van
oudsher reeds het gunstigst waren, het gemaklcelijkst
tot stand kon komen. Tenslotte een enkel woord over de vooruitzichten.
Gezien de zeer onzekere vooruitzichten van de suiker-
cultuur is het duidelijk, dat het onmogelijk is te voor-
spellen, hoeveel gronden in de volgende jaren zullen
worden ingehuurd.
Wel- is voor 1937 zoowel een goede padi-oogst als
een goede kedelee-oogst te verwachten, terwijl de uit-
breiding van den suikeraanplant in dit jaar voor de
kedeleecultuur nog geen vermindering heeft tenge-
volge gehad. Dr. A. M. P. A. SOFIELTEMA.
1)
E. de Vries. De cultuur en import van sojaboonen.
Economisch Weekblad 28. October 1932 blz. 674.
AANTEEKENINGEN.
Wijziging in de zuivelsteunmaatregelen.
Zooals de vorige week in een perscommuniqué
werd bekeud gemaakt, is de Regeering :m
e
t ingang
van 7 November jl. overgegaan tot een belangrijke
vereenvoudiging in de uitvoering der zuivelsteun-
maatregelen, welke vereenvoudiging om. een 150
200-tal ambtenaren overbodig maakt en waarvan de
heteekenis hieronder in het kort moge worden weer-
gegeven.
Zooais men weet, werd de aan de producenten uit-
betaalde toeslag op de fn ons land g&produceerde
boter eenerzijds bekostigd uit de opbrengst van cle
heffingen op de in het binnenland geproduceerde
boter, anderzijds door de opbrengst van de heffiugen
op margarine, spijsvetten en oliën. De grootte van
den toeslag en heffing op boter werd bepaald door
de Leeiiwarder Noteering, welke aangeeft den prijs,
die voor de boter bij export naar Engeland kan wor-
den gmaakt.
Bij
de lage expbrtprijzen, die zich in
de achter ons liggende Jaren voorgedaan hebben,
was de opbrengst van deze heffingen zoodanig, dat
de aan den veehouder uithetaaide prijs gemiddeld
834
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
in het nieuwe systeem tot een lageren binnenland-
schen boterprijs moeten worden overgegaan, tenzij
de Regeering in dat geval tot het verlaten systeem
terug zou keeren, waarin de aan den veehouder uit-
betaalde prijs gemiddeld belagrjk lager was dan
overeenkwam met den gelden den binnenlandschen
groothandeisprjs.
De vooruitzichten in de Vereenigde Staten.
De ernst van de huidige reactie in het conjunc-
tuurverloop in Amerika heeft het besef wakker ge-
roepen, dat hier minstens van een ,,minor-recession”
sprake moet zijn, zoo men al niet met een instorting
van het karakter van de crisis van 1929 te doen zou hebben: De zoo juist uitgekomen Halhjahrsherichte
zur Wirtschaftslage van het Berlijnsche Institut far
Konjunkturforschung geven een diepgaande beschou-
w’ing over den economischen toestand in de Vereenig-
de Staten van Noord-Amerika; in liet Engelsche
weekblad The Economist van 6 November verscheen
een actueele bijdrage onder den titel Eçononiic out-
look in America. Het is dit laatste artikel, waaraan
wij hier in het bijzonder onze aandacht zullen wijden.
Het doel van dat artikel is, om aan de hand van
een tiental grafische voorstellingen te komen tot
een diagilose van den economischen toestand. Niet
alleen, dat men zich bij de keuze van het statistisch
materiaal reeds een zekere beperking heeft moeten
opleggen, maar er is nog een andere moeilijkheid.
Verschillende van de cijferreeksen, met name waar het maandcijfers betreft, zijn niet tot bp dit oogen-
blik bijgewerkt, in sommige gevallen kon men zelfs
niet verder dan Augustus komen. Wanneer echter de
kiemen van den omslag, die in Augustus begon, reeds eerder aanwezig waren, dan moeten deze symptomen
ook uit de niet geheel up to date zijnde grafieken
in het oog springen.
Men heeft de prodiictie in 2 hoofdgroepen – cle
duurzame en de niet-duurzame goederen – gesplitst,
en inzonderheid de vraag naar deze beide categorieën
bestudeerd. Van het. grootste belang voor de ontwik-
keling van de conjunctuur is hierbij de productie
van duurzame goederen; deze gÎoep onivat niet alleen
de kapitaalgoederen, maar ook de duurzame gebruiks-
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari 1929 = 100
De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Banken
Kunst-
zijde
Industrie
Electri.
citeit
Handels-
ondern.
Mijnbouw’
Olie
Rubber
Scheep-
vaart
Suiker
Tabak
Thee
1
iotaie
1
beurs-
Iwaarde
Gein.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6 88.6
99.1
100.2
95._
99.9
87.3 92.7
103.2
’30
94.2
34.1 90.1
100.4 71.6 63.9
93.1 52.1
71.-
76.2
65:5 74.5 84.3 ’31
73.6 22.7
60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3
45.5 46.3
55.1
1
32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1 17.6
29.3
27….
25.8
30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7 80.7
41.- 40.-
41.-
26.7
28.2 27.4
25.4
39.5
40.5
1
34 47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6 22.2
23.2 26.2 50.2
39.4
’35
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8
43.2
23.7
24.4
293
47.1
42…:
’36
56.8
13.9
57.6 78.2 50.2 58.2
73.1
58.7
34.8
37.1
44.& 51.5 55.2
Jan.
’37
72.2 20.5
77.5
95.-.
714
77.2
102.2 103.9
61.5 60.9 60.2
70.5
77.2
Febr. ,,
77.1
26.4
79.5
105.4
78.5 80.3
107.6 110.8
64.3
62.2
649
80.5 81.3
Mrt.
,,
76.5
31._
79.8
103.5
81.4 87.4
106.1
129.3
73._
65.9
65.5
86.3
82.7
April ,,
75.-
30.1
77.8 101.4
78.4
81.7 102.4
117.5
77.6 62.4 61.8 83.8
80.-
Mei
,,
72.6
28.4
76.9
101.6
77.6
76.8
102.1 110.1
74.4 61.3
60.-
76.8
78.6
Juni
,,
72.8
27.6 77._
106.3
79.8 78._
103.8
1048
73.5
63.5 59.2
74.4 79.1
Juli
,,
74.4
28.9
78.8 115.1
83.3
80.5
102.3 106.3
78.8
64.5
60:9
78:4
80.2 Aug.
77.4
30.9 82.9
120.7
87.4 82.9 105._
110.5
87.9
67.7
63.5
82.4 83.8
Sept.
74.5
28.3
80.4
118.4
82.4
78.4
98.-
99.3
82.4
61.3 57.9
79.6
79.2
Oct.
69.-
22.5
74.5
109.6
72.7
66.7 88.5 76.4 71.7
52.7
51._ 69.8
71.1
Indexcijfer
der totale beurswaarde
4
Januari
1937 1 4.278.942
=
100.
3
Mrt.
108.1
7
Apr.
105.9
5
Mei
102.8
2
Juni
103.2
7 Juli
102.9
4
Aug.
107.3
1
Sept.
106.8
6
Oct.
96.5
10
107.8
14
104.6 12
101.-
9
,,
103.3 14
103.8 11
108.9
8
,,
104.1 13
,
91:3
17
108.4 21
104.2 19
101.2
16
102.1 21
104.1 18
109.2
15
,,
103.- 20
89.1
24
105.928
100.8 26
102.823
102.- 28
105.5 25
109.222
,,
100.227
91.7
31
,,
106.8
30
102.6
29
99.2
Nadruk
verboden.
belangrijk lager was dan de binnonlandsche groot-
handelsprijs van boter.
De aanzienlijke stijging van de Leeuwarder Notee-
ring in de laatste maanden had tot gevolg, dat de
uit te betalen toeslag zeer belangrijk daalde. Wel ging
hiermede gepaard een daling van de opbrengst van
de heffingen op de binneulandsche boterconsumptie,
doch deze gelden slechts voor ruim 40 pOt. van de
totale productie. Waar bovendien de opbrengst van
de heffingen op margarine, vetten en oliën, vooral
als gevolg van het sterk toegenomen hinnenlandsch
margarineverbruik grooter was dan het voorgaande
jaar, werd de positie van het ,,Zuivelfonds” belang-
rijk gunstiger, zoodat gedurende de laatste weken toeslag en heffing op boter practisch op hetzelfde
bedrag konden worden vastgesteld. Deze toestand is
nu door de op 7 November jl. ingegané wijzigingen
in de uitvoering der zuivelsteunmaatregelen, be-
stendigd.
Als gevolg hiervan ontvangt de boterproducent
een prijs voor zijn product, welke gelijk is aan den
binnenlandschen groothandeisprijs van boter. Door
de vaststelling van dezen prijs op gemiddeld
f
1.45
per kg wordt aan den eenen kant gevolg gegeven aan
de door de Regeering toegezegde verhooging van den
wintermelkprijs, aan den anderen kant beteekent dit
een verhooging van den hinnenlandschen prijs van
de op 30 Augustus jl. vastgestelden prijs van
f
1.35
met ongeveer 7 pOt.
Practisch komt deze nieuwe toestand hierop neer,
dat de binnenlandsche boterprijs in het vervolg op
peil moet worden gehouden door de hij export van
boter verleende restitutie van de thans fictief ge-
worden ,,heffing”. Deze restitutie zal gemiddeld ge-
lijk zijn aan het verschil tusschen den binnenlandschen
hoterprijs van ongeveer
f
1.45 en de Leeuwarder No-
teering, welke Donderdag jl. werd vastgesteld op
f 1.13
per kg. Mocht de Leeuwarder Noteering – hetgeen
voorshands niet kan worden verwacht – stijgen tot
een bedrag van
f
1.45 per kg, clan zou derhalve deze
restitutie automatisch verdwijnen. Afgezien daarvan
beteekent deze maatregel een belangrijke – door de
omstandigheden mogelijk gemaakte – vereenvoudi-
ging. Zou de Leeuwarder Noteering echter onver-
hoopt weer een belangrijke daling vertoonen, dan zal
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
835
goederen, waaronder de auto’s zeker niet de minst
belangrijke zijn.
De vraag naar niet-duurzame goederen wordt in
hoofdzaak hehee.rscht door de beschikbare consump-
tieve koopkracht. Deze wordt weer onderverdeeld in
de koopkracht der stedelijke bevolking en in die der
plattelandsbewoners. De koopkracht van de stedelijke bevolking wordt gemeten aan de verhouding tusschen
de uithetaalde bonen en de kosten van levensonder-
houd.
..
•1R
.
.
•
S
•
•
De stand van het reëele loon vertoont momenteel
groote overeenkomst niet dien van 1929, toen even-
eens de loonindex boven de kosten van levensonder-
houd was gestegen. Ook het inkomen van de boeren-
bevolking heeft een aanmerkelijke verbetering on-
dergaan en voor dit jaar worden met uitzondering
van de Zuidelijke Staten eveneens gunstige uitkom-
sten verwacht. Een grafiek van de kleinhandelsom-
zetten vertoont zelfs voor liet platteland een grootere
verbetering in de laatste jaren dan in de steden. Op
gebrek aan consumptieve koopkracht behoefde de op-
beying dus niet af te stuiten.
01) het gebied der investeeriugsgoederen is de
situatie gecompliceerder. Zoo valt in de eerste plaats
op, dat de ontwikkeling der kapitaalernissies geen
gelijken tred met de expansie in de kapitaalgoederen-
industrieën heeft gehouden. Voor een deel valt dit
hieruit te verklaren, dat belangrijke investeeringen
door de Federale Regeering zijn gefinancierd, ech-
ter mag niet ove.r het hoofd worden gezien, dat ook
de particuliere ondernemingen – niettegenstaande
de belasting op onverdeelde winsten – een groot
gedeelte der expansie uit eigen reserves wisten te
financieren. De analyse leert verder, dat de neer-
gaande beweging juist hij de kapitaalgoederen heeft ingezet. Beziet men hijv. de navolgende grafiek der
bouwbedrijvigheici, dan blijkt, dat ondanks de uit-
voering van publieke werken, de bedrijvigheid in
dezeu tak van industrie niet meer dan de helft van
die in 1929 bedraagt. De groote belemmering is hier
de sterke kostenstijging, welke geen voldoende com-
pensatie vindt in hoogere huren.
De bedrjjvigheids-index van de New-York Times
vertoont reeds sedert den zomer een dalende tendens
en lag in October voor het eerst sedert langen tijd
80
1929 ijQQ
,)
Constru
4.
60
20
Contract
Aryarded
–
–
–
i
onder het niveau van het vorig jaar. Deze index
staat echter hoofdzakelijk onder invloed van de kapi-
taalgoederenindustrieën. De ontwikkeling van de
staalindustrie maakt, zooals bekend, op deze alge-
meene trend geen uitzondering en daalde reeds in
September onder het peil van het vorig jaar.
Verschillende oorzaken worde.0 ter verklaring van
dezen ongunstigen gang van zaken in de kapitaal-goedereniudustrieën aangevoerd. Zoo wordt in de
eerste plaats gewezen op den deprimeerenden in-
vloed, dien de verhooging der reserve-verplichtingen
van de Mernherhanks op de obligatiemarkt heeft ge-
had. Hierdoor werd een einde gemaakt aan het be-
gonnen herstel op de emissiemarkt. De belasting op
de onverdeelde winsten belemmerde voorts de interne
financiering. Voegt men hierbij cle i-eguleering van
cle effectenbeurs, die vele koopers uit de markt heeft
gehouden, dan is het duidelijk hoe de beperking der
emissiemogelijkheden een reminenden invloed, op de
uitbreiding der kapitaalgoederenindustrieën moet
hebben gehad. De groote kwetsbaarheid van de effec-
tenbeurs komt ook tot uiting in de scherpe reactie
der koersen, welke de daling der winsten verre over-
treft. De iialbjahrsberichte van het Institut für
Konjunkturforschuug wijzen er evenwel op, dat de
beperking van het prolongatiecrediet, evenmin als de
belastingwetgeving of politieke factoren in staat zijn
een koersinstorting van gemiddeld 34 pOt. ten op-
zichte van het hoogste Maartniveau te verklaren.
Veeleer zal men het daarom hierin moeten zoeken,
dat de conjunctuu.romslag, die zich ook in de produe-
tiesfeer uit, een algemeen pessimisme ten aanzien
van de verdere conjuuctuurheweging heeft teweegge-
bracht. Men maakt zich, terecht of ten onrechte, on-gerust, dat deze heursinstorting het heginpunt hetee-
kent van een nieuwe lange clepiessie.
De Econoniist noemt als volgende oorzaak de kos-
te.nstijging, die voor zoover liet loonsverhoogiugen
betreft, door de overheid in de hand is gewerkt. Ook
op dit punt is de Duitsche publicatie uitvoeriger, en
wijst hijv. op eenige compenseerende factoren, als de
snelle rationalisatie, die het betalen van hoogere
AANVOER VAN GRANEN. (In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
31 Oct.-6 Nov.
Sedert
Overeenk. 31 Oct.-6 Nov.
Sedert
Overeenk
1937
1936 1937
1 Jan. 1937
tijdvak 1936
1937
1Jan. 1937
tijdvak 1936
18.940
1.303.024
832.668
–
19.200
9.061
1.322.224
841.729
Rogge
…………….
242.921
227.779
–
3.375
1.976
246.296 229.755
483
12.764
20.586
–
–
350
12.764
20.936
50.549 1.117.527
666.739
1.701
129.398
130.166
1.246.925 796.905
Boekweit
. ‘
…………….
5.953
319.242 285.219
650
13.114 19.925
332.356
305.144
Tarwe
………………
.7
…259
713
123.624
86.810
–
3.180
1.675
126.804
88.485
Maïs
……………….
2.903
172.036
241.285
750
183.920
149.949
355.956
391.234
Gerst
………………
Haver
………………..
1.150
59.351
42.699
–
–
375
59.351
,
43.074
Lijnzaad
……………
Lijukoek
……………
34.111
32.125
315
6.960
7.826 41.071
39.951
Tarwemeel
………….317
Andere meelsoorten ..
..
1.215 35.553
31.274
125
7.120
1.121
42.673
32.395
836
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November f937
bonen mogelijk maakt en cle stijging der prijzen van
de eindproducten. Opgemerkt dient echter te worden,
dat deze compenseerende invloeden hij een belang-
rijke kapitaalgoederenindustrie als het bouwbedrijf
evenals bij de spoorwegen nauwelijks merkbaar zijn
Tenslotte is het streven naar budgetair evenwicht
ook een belangrijke schakel in de verklaring van den omslag. Al is de hegrooting voor het loopende belas-
tingjaar wel niet sluitend, over het eerste kwartaal
(Juli t/m. September) waren ontvangsten en uitga-
ven met elkaar in evenwicht, zoodat hiermee de sti-
muleerende invloed, dien de overheid tot dusverre
op het bedrijfsleven uitoefende, althans voor het
oogenblik, verdwenen is.
Om een vergelijking met de minor-recession van
1927 te maken, sluit de Economist zijn reeks grafie-
ken af met de hieronder gereproduceerde grafische
voorstelling betrcffende de industrieele productie.
ZND2STR1AL PRO]XLCTION
12
.
(FED RES. zÂDEx)
-/
1923-5/oo
t
IQ(
/92/-29
😯
iIiiii
60
40
Q
‘2’
’22
’23
:ï
’24
’25
’26
’27
z.
’28
’29
–
Samenvattend wordt gewezen op de volgende gun-
stige . factoren: de in tact geblveu consumptieve
koopkracht en de nog te geringe voorziening van
het bedrijfsleven met kapitaalgoederen. Vooral de
spoorwegen en de openbare nutsbedrijven hebben nog
een achterstand in de vervanging van hun oude in-
stallaties. Men kan in geen enkelen bedrijfstak eigen-
lijk reeds van een over-expansie spreken. In plaats
van met inflatie zou men hier te doen hebben met
een onder-productiecrisis! Deze is dan het gevolg
van een gebrek aan vertrouwen bij de investeerders;
de kapitaalcirculatie is verstoord.
Om deze inzinking te overwinnen zal het noodig
zijn naast de maatregelen tot verruiming van de ka-pitaalmarkt te komen tot een verlaging van het kos-
tenpeil. Verder koestert de Economist groote ver-
wachtingen van cen voortzetting van de politiek van goedkoop geld, welke ook in 1927 het juiste genees-
middel bleek, al is het Engelsche, weekblad niet
blind voor de gevaren, die een overdrijving van deze
politiek met zich kan brengen en in 1929 inderdaad
met zich gebracht heeft. Een hervatting van deze
goedkoop-geldpolitiek heeft reeds in Augustus plaats
gehad; aanleiding daartoe was de te sterke daling
van de surplus-reserves bij de Mernberbanks te New-
York. De Halhjahrsberichte sommen een viertal van
deze maatregelen op. Begonnen werd met een discon-
toverlaging; voorts werd $ 300 millioen gesteriliseerd
goud weer aan den actieven goudvoorraad toegevoegd.
Daarop volgde tegen 1 October een verruiming van de herdiscontornogeljkheden, terwijl een hervatting
van de openmarktpolitiek in staatsobligaties, werd
aangekondigd.
Het zal den lezer duidelijk zijn, dat men met een
summiere analyse van een aantal grafieken, gelijk The
Econömist doet, moeilijk tot een afdoende diagnose
van den zoo uiterst verwarden toestand kan komen.
Belangrijke gebieden bleven buiten beschouwing. Wij
denken hierbij aan de gevolgen, die de politiek van
goedkoop gelid in Amerika op de positie der banken
heeft gehad; deze hebben een veel grooter deel van
de haar ter beschikking sfaande middelen in ataats-
papieren belegd dan vroeger ooit het geval is geweest,
hetgeen, toen het particuliere bedrijfsleven orn meer
crediet ging vragen, reeds aanleiding gaf tot moei-
lijkheden.
STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1 Nov.
1937
voor
telegrafisohe
uitbetaling op:
Gulden per
Pari
Koers
do
Eztropa.
0
10
Londen
)
……..
£
–
8.97k-
2
100
Mark
59.26
2
72.68
4
100
Franc
6.
10
+
3
+
Brussel
*)
100
Belga
24.90
6
30.63
2
100 Franc
6.22
8
7.66
100
,,
41.86
4
100 Kronen
–
6.33+
Zürich
)…………
Praag …………..
100
Schilling
35.01
34.07+
3
+
100 Pengö
43.51
35.75
4
Weenen
)
………..
100 Lei
1.48
8
1.35
41
100 Leva
1.79
7
2.25
6
Belgrado ……….
100 Dinar
–
4.17+
5
Turksch
£
–
1.441
100 Drachme
–
1.64
6
Berlijn
)…………
Luxemburg
………
100 Lira
–
9.50
41
………….
Parijs
*)
…………
Madrid 5)
Peseta
48.-
–
5
Lissabon ……….
–
0.08+
4
K
o
p
en
h
agen
*) ….
100 Kronen
–
40.10
4
Boedapest
……….
Boekarest
.
………
Istanbul ………..
Athene
………..
Oslo *) …………
.100
..
–
45.12+
Sofia
…………..
–
46.30
2+
Reickjavick
……
IJ sl.Kr
–
40.56
Stockholm
)
…….100
100 Zloty
.100
27.90
9
34.50
5
Kovno (Litauen) •,
E
.scudo
.100
100 Lita
24.88
30.62+
5
+
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
35.75
5-51
Tallinn (Estiand)
100 Estl. Kr.
–
49.90
41
100 Finnmrk
–
3.94
4
Helsingfors
…….
Tjerwonets
–
36.-
Moskou
…………
(100
Roebel)
100 Gulden-
27.90
9
34.50
4
Amerika.
New-York
)
$
1.469
l.SOf
1
Milaan
………..
Canad.
$
–
1.81
2
+
Mex. Dollar
–
51.25
Buenos Aires ……
Peso (papier)
–
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
-.
0.07+
Warschau
………
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
–
0.101
3
Valparaiso ……..
Peso (papier)
0.15
0.07+5)
Bogota (Columbia)
8)
Peso
–
1.04+
Danzig
…………
Quito (Ecuador)
Sucre
–
0.16+
Lima (Peru)
…….
Sol
–
0.
47
+
Montreal
……….
Mexico
………….
Montevideo (Urug.)
Peso
..
–
1.03+
Caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.58
Paramaribo
……
Gulden
..
–
1.001
San
José (C. Rica)
(jolon
–
0.32+
Guatemala ……..
..
Quetzal
–
1.81k
Willemstad (Cura.)
Gulden
..
–
1.00k
Managua (Nicar.)
8)
Cordoba
..
–
–
San Salvador
8)
Colon
–
0.72
Azië.
Rupee
–
0.69
3
Batavia
……….
Gulden I.G
–
1.001
3
Kobe
…………
Yen
–
0.52+ 3.28+
Dollar
–
0.56
Dollar
–
0.54
Singapore
……..
Straits Doil
1.41
1.05
Calcutta …………
Phil. Peso
–
0.91
Teheran
4
)(Perzië)
Pahlavi
–
11.20
Bangkok ……….
..
..
Baht
–
0.82+
Hongkong ………
Shanghai
………
Manilla
………..
Afrika.
Kaapstad
..
–
8.97
31
Alexandrië …
.. ….
..
Egypt.
£
–
9.21
Au8trGlië.
Melbourne, Sidney
.
en Brisbane
£
–
7.18+
2
+
ieuw Zeeland
£
–
7.23+
1)
0ff. 0.36 Vrije markt 0.09.
2)
Milreis Goud.
3)
Goudpeso.
4)
Munteenheid =
Rail ( een Kran.)
5)
Nom.
*)
Not, te Adam. 0v. not, part. opg.
10 November 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
837
HANKD 1 SCONTO’.
Ned
2
3Dec.’36
Lissabon
….4
11
Aug.’37 IDise.Wissels.
Bkel.BmnEff
2
3Dec.’36
Londen ……2
30 Juni’32
Vrsch.inR.C.
21
3Dec.’36
Madrid ……5
9Juli’35
Athene ……….
6
4
Jan.’37
N..YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan.
’37
Oslo
……..4
7Dec.’36
Belgrado ……..
5
1 Febr.
’35
Parijs
…….
2 Spt. ’37
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest ……..
4
15Dec.’34
Pretoria
. . .
34
15Mei’33
Brussel ……….
2
16 Mei’35
Rome …….. q
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
.
.2
11)ec.’33
Calcutta
……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig
………
4
2Jan.’37
Weenen …… 31
10Juli’35
ffelsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau ….5
26Oct.’33
Kopenhagen
….
4 19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.4
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1937
1936
1935 1914
6
1
1
6
25130
18,23
2/7
28 Oct./
20!24
Nov. Nov. Oct. Oct.
Nov.
2Nov.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11
4
11
4
11
4
11
4
71.17/
31
3
5/
5
311
5
_31,
9
Prolong.
113
1
12
1
12
1
12
1
12_2
2
3
14-314
211
4
3(
4
Londen
Daggeld
1
12..1
1
12.1
11-.1
113
1
112.1
1
12-1
131
4
-2
Partic. disc.
17133.91,9
17/329/16
17133_919
17
132-
9
I,6
1
/58
9
1.51
411
4_31
4
Beri/jo
Daggeld ..
2
1
1-1
211
3
3
211
3
311
9
2
1
j-
7
!
2318_311
2
3.31
4
–
Maandgeld
2
3
14
-7
18
2
3
14-
7
/8
2
3
1-718
2
3
/4-75
2
5
18-
7
1
3.
1
18
–
Part, disc.
2
7
/8
2
7
18
2718
2
7
18
3
3-
1
1s
2’/g-
1
/,
Warenw.
. .
411
4../a
4_11
4
4_114
4-1
2
4_11
3
–
Wew York
Dageld 9
1
1 1
1
1
1/
4
.3/
4
1314.2
1
12
Partic.disc.
1(
3
1
12
1
12
11
3
114
s/is
–
1)
Koers van 5Nov. en daaraan voorafgaande weken
tfni.
Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da
‘
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
8)
)
S)
8)
1)
2 Nov. 1937
1.80%
8.97% 72.72
6.1034
30.61
100%
3
,,
1937
1.80%
8.98
72.70 6.09%
30.62
100%
4
,,
1937
1.80%
9.0034
72.821
6.12%
30.69
100%
5
,,
1937
1.80%
9.03%
72.971
6.13
30.79
100%
6
,,
1937
1.80%
9.043
73.-
6.1434
30.80
100j.
8
,,
1937
17934
.
9.03.34
72.85
6.15%
30.72k
100%
Laagste d.w’)
1.79%
8.97
72.65
6.08%
30.58
100
Hoogste d.
–
,v
1
)1
1.81%
9.04%
73.10
6.15% 30.82
100%
Muntpariteit
1
1.469
12.1071
59.2631
9.747
24.906
100
Data
‘7
Weenen
Praag Boeka-
Milaan
Madrid
2 Nov. 1937
41.78%
–
6.34
–
–
–
3
,,
1937
41.78
–
.6.34
– – –
4
1937
41.84
–
6.34
– – –
5
1937
42.-
–
6.34
–
–
–
6
1937
42.02
–
6.33
–
–
–
8
1937
41.81
–
6.33
–
–
–
Laagste d.w’)
41.72%
34.15
6.30
–
9.571
–
Hoogste d.w’)
42.05
.34.25
6.37k
1.45
9.60
–
Muntpariteit
1
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
Data
Stock-
1
Kopen-
o
1
•
S
0
n
Buenos-
Man-
holm
5)
hagen
5)
/
/ors
Aires’) treal
1)
2
NOV. 1937
46.27k
40.0%
45.10 3.96
53%
1.8151,,
3
1937
46.30 40.10
45.12k 3.961
54
1.81%
4
1937
46.40 40.20 45.221
4.-
54
l.81
5
1937
46.60
.40.35
45.421
4.-
54
1.81%
6
.,,
1937
46.621
40.37k 45.45
4.-
54
1.8134
S,,
1937
46.60
40.35
45.42k
4.-
54
1.80%
Laagste d.w1)
46.224
40.-
45.07k
3.94
53%
1.70
Hoogste d.w’1
46.721
40.47k 45.55 4.021
54%
1.82
Muntpariteit
66.711
66.671 66.671
6.266 95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Not. te Roterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de
No.
van ieder maand komt een overzicht
voor va is een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
a a
D t
.
Londen
(
$
per.)
Parijs
(
$
p. lOOfr.)
Berlijn
($ p100
Mk.)
Amsterdam
($
p.
100 gld.)
2Nov.
1937
–
–
–
–
3
,,
1937
4,97 3,38
40,22
55,29
4
,,
1937
4,973/,
3,38w
40,26
55,29
5
1937
4,99%
3,40%
40,313,i
55,28
6
,,
1937
5,00%
3,40%
40,40 55,39
8
1937
S,Ol”j
3,41% 40,47 55,55
9 Nov.
1936
4,87
23
/
32
4,04% 40,23 53,64
lluntpariteit..
4,841
3,90
23,Sl
40%
–KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
23Oct.
1937
30Oct.
1
1937
1
LaagstelHoogstel
116
Nov.
’37
16Nov.
1937
Alexandrië..
Plast.
p.
9734 9734
97%
9734
Athene
….
Dr. p.
£
547%
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110%
1/10%
1110%
.
1/10% 1/10%
Budapest’)..
Pen. p.
£
25
25 24%
25%
25
BuenosAires
1
p.pesOp.
16.621
16.72
16.68
16.84
16.77
Calcutta
. .
..
Sh. p. rup.
1/6% 1/6%
116
3
/
3
.,
116
5
1
33
1/6
Istanbul
..
Plast.
p.
620
621
620
621
620
aongkong
..
Sh.
p. $
113
113
112%
1/334
113
Sh.
p.
yen
112
112
1/131/
33
112311
33
112
Lissabon….
Escu.p.C110
(;
11034
9
110
110%
110%
Mexico
….
$per
18
18
17%
1834
18
Montevideo
3)
d. per
£
27%
27
26%
27%
27
Montreal
..
$
per
£
4.95
4.96
7
4.95%
5.-
4.9934
Kobe
…….
Rio
d.Janeir.’
d. per
Mii.
2
47
1
94
223132 221132
2%
2i1,
6
Shanghai
..
Sh.
p. $
112%
1/2%
112
1/2%
112%
Singapore
. .
id.
p. $
214
5
1
2145133
2/4346
2/4%
214
5
1
33
Valparaiso 5).
$
per
£
124
124 124 124
124
Warschau
..
Zl. p. £
26%
1
26%
1
26
26%
26%
1) Offic.
not.
10
Dec. 16112.
2)
Offic.
not. 15 laten, gem. not., welke
imp. hebben te betalen
10
Dec. 1936 16.12.
3)
Offic. not. 26Aug. 3913116.
4) Id.
II
Mrt. 19354
1
14.
5)
90
dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
2 Nov. 1937..
191345
–
2 Nov. 1937….
140161
3
,,
1937.
.
19%
44%
3
1937….
14017
/4
,,
1937..
19%
44%
4
1937….
140161
5
,,
1937..
19′,’.j
44%
5
1937….
14016
6,,
1937..
19%
–
6
1037….
14014
8
1937..
19%
44%
S
1937….
140/01
9
Nov.
1936.. 21%
47%
9
Nov.
1936….
142181
27
Juli
1914.
.
24%
59
27
Juli
1914….
84110%
1)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver
in
$c. p. oz.
One.
5)
in sh.
p. oz.
line
STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
0 r (l er 1 ii ge n.
Salao van
‘5
ltijks Schatkist
bij
De Ne
–
f
9.098.212,33
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
t
1.162.096,62
,,
298.413,14
Voorsch.
op
ultimo September 1937
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
derlandsche Bank
…………………….
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
–
–
,,
28559.766,08
,,
44275.487,84
Idem aan Suriname ………………
12203.599,87
,,
12.075.814,34
Kasvord.weg. credietverst. a!h. bultenl
,,
103.506.782,92
,,
102.967.611,77
Voorschotten aan Ned.-Indië
………..
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der
postrek.v.Rijkscomptabelen
–
…28.508,233,47
–
34.036.136,98
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
•
–
–
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)
5.018.821,92
.
5.182 579,61
–
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.
16 van
haar octrooi verstrekt
f
11.624.450,74
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
250.496.000,-
f237.469.000,-
Schatkistpromessen in omloop
……
62.200.000.-
•
118.700.000-
,,
1.102.897,50
,,
1.102.637,-
Schuld
op
ultimo September 1937 a/d.
..
Ziiverbons in Omloop
…………….
gem. weg. a. h.uit te keeren hooi ds.d
–
..
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondab. alsm.
opc. op
die
bel, en
op
de vermogensbelasting
..
,
4.480.151.50
,,
4.480.151,50
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
1.874.757,11
20.640.670,47
,,
1.860.165,31
.
34.994470,75
Schuld aan Curaçao’)
…..
…………
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 9 …
,,
144.525.062,28
,,
111.494 854 56
15.000.000,- 15.000.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
….
…..
Id. aan diverse instellingen’) ……..
…
134.555370,59
•
122.445.665,89
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijka Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.
Vorderingen:’) Saldo Javasche Bank
–
–
Saldo b.
d.
Postchèque- en Glrodiens,
f
173.000,-
t
304.000,-
………………….
Vordering
oo
liet Ned.-lnd. Muntfonds
,,
92.000,-
–
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
•
28.560000,-
,,
44.275.000,- 7.000.000,-
,,
10.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
………
–
5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonda.
–
.
30.000,-
Schatkisipromessen in omloop………
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
•
484000,-
…..
575.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,
780.000,-
,
780.000;-
Voorschot van de Javasche Bank
…
–
9.458.000,-
2.340.000,-
1)
Betailmiddelen in
‘s
Lands Kas
f
25.280.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaainst’i posten
in
duizenden guldens.
Data
Metaal
–
Div. reke-
latie
opeischb.
Discont. Circu
Andere –
schulden
ningen’)
25 Sept.
1937..
659
1.120
498
619
1.430
18
,,
1937..
659
1.074
487
621
1.403
11
1937,,
659
‘ 1.118
468
620
1.403
4
,,
–
1937..
662
1.227
515
619
1.381
28 Aug.
1937..
687
1.273
452
623
1.404
1 Juli
1914..
645
1.100
560 ,
735
396
Sluitp. der activa.
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-EN GENOT
.-
GERST
65I
kg
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIEREN
Rotterdam per 2000 kg.
74kgRussi
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
E
A
mmer
Oem. not.
H
ff
1)
Zie blz
.
800
Rott
0
e
C
rain
La Plata
t
e
tF
La Plata ‘)
Crisis
Riid
t,.
27 Oct.jl.
–
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
Locoprijs
per 100
g.
i
of 2 mnd.
Locoprijs
Her. Ned.Ct.I
Not.
°
eering
Centr.
gang
per 50 kg.
P.
_f
f
%
f
%
f
%
f
%
sh.
t
%
1
f
%
t
%
1927
237,-
110,2 171,50
89,3
176,-
87,1
12,475 102,5 13,825
110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
111314
2,03 98,4
–
43,30
95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6 226,-
111,9.
13,15
108,1
12,575
100,1
13,47
5
99,9 6,43
98,4
10!7/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,875
89,4
11,275
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
106
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,225 51,2 8,275 65,9 9,67
5
71,7
5,09 77,9
85
1,66
80,5
–
38,45
84,4 6,72
83,8
1931
107,25
49.9 78,25
40,8 84,50
41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
56
1,34
64,9
–
31,30 68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2
4,625 38,0 4,70
37,4
5,22
5
38,7 2,59
39,6
5,11
1
2
.0,94
45,6
–
22,70 49,8 4,14
51,6
1933
70,-
32,5 60,75 31,6 68,50
33,9
3,55 29,3
3,75
29,9 5,025 37,2
1,84
28,2
415’12
0,61
29,6
0,96 20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2
64,75
33,7 70,75 35,0
3,325
27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74.
26,6
473
4
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,0
1935
z
68,-
31,6
56,-
29,2 61,25 30,3
3,07
5
25,3 3,87
5
30,9
4,12
5
30,6 2,07 31,7
518
1
12
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
cj
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6 4,27
5
35,1
5,75
45,8
6,27
5
46,5 2,19
33,5
517112
0,58
28,1
0,88
5
17;55
38,5
3,50
43,6
Jan.
1936
2
63,50
29,5
54,-
28,1
56,-
27,7
3,52
5
29,0
5,10 40,6
5,45 40,4
1,81
21,7
4111h
2
0,57
27,6
0,95
16,80
36,9
4,04
50,4
Febr.
,,
64,50 30,0
52,-
27,1
55,25
27,4 3,40 27,9 4,92
5
39,2 5,22
5
38,7
1,89
28,9
50/4
0,61
29,6
0,92
5
17,37
5
38,1
3,375
42,1
Maart
,,
69,75
32,4
56,-
29,2 59,50 29,5 3,50 28,8 4,92
5
39,2 5,225 38,7
2,03
31,1
51
7
0,46 22,3
1,04
17,70
38,8 2,69
33,5
April
,,
-.
70,-
32,5
30,2
64,-
31,7 3,45 28,4 4,85
38,6 5,175
38,4 2,10
32,1
5191/4
0,44 21,3
1,025
16,82
5
36,9 2,49
31,0
Mei
0
72,25
33,6
30,7 63,75
31,6
3,175
26,1
4,65 37,0 5,125 38,0
2,11
32,3
5/8
3
14
0,47
22,8 0,99
18,75
41,1
2,52
31,4
Juni
Z
71,50 33,2
60,75
31,6
66,-
32,7
3,45
28,4 4,62
5
36,8
5,05 37,4 2,12 32,4
518
1
12
0,57
27,6 0,89
20,20
44,3 2,69
33,5
Juli
74,75
34,8
65,75
34,2
71,75
35,5
3,65
30,0
5,15
41,0 5,625 41,7 2,06 31,5
5i7
0,60
29,1
0,815
19,35
42,5
2,91
36,3
Aug.
88,-
40,9 .79,75
41,5
84,-
41,6
4,02
5
33,1
5,95 47,4 6,35
47,1
2,17 33,2
5(IOij
0,62
30,0
0,80
17,87
5
39,2
3,315
41,3
Sept.
ILI
8
40,9
79,-
41,1
85,-
42,1
4,40 36,2
6,-
47,8
6,50 48,2
.2,22
34,0
5111′ 2
0,8
28,1
0,79
16,25
35,6 3,63
45,3
Oct.
120,50
56,0
94,75
49,3
97,50
48,3 6,02
5
49,5
7,775
61,9
8,80 65,2 2,57
39,3
5(7
12
0,63
30.5 0,77
5
17,55
38,5
4,85
60,5
Nov.
121,50
56,5
89,75
46,7 89,50 44,3 5,72
5
47,1
7,27
5
57,9
8,55
63,4 2,46
37,7
5014
0,70
33,9
0,78
16,075
35,3
5,15
64,2
Dec.
129,-
60,0 95,25
49,6
97,-
48,0 6.97
5
57,3
7,87
5
62,7 8,175
60,6
2,71
41,5
6i-Ili
0,65
31,5 0,82
5
15,75
34,6
4,355
54,4
Jan.
1937
61,4
99,75
52,0
97,50 48,3
7,975
65,5 8,07
5
64,3 8,40
62,3
2,74 41,9
611 12
0,66
32,0 0,85
17,07
5
37,5
3,45 43,0
Febr.
0
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8 8,72
5
71,7
7,92
5
63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5110’j4
0,69
33,4
0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart
>
61,8
104,25
54,3
106,-
52,5
9,02
5
74,2 8,72
5
69,5
9.15 67,8
2,57 39,3
519114
0,68
33,0
0,80
18,82
5
41,3
3,86
48,1
April
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2
9,40
74,9
10,17
5
75,4
2,72
41,6
6114
0,69
33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei
144,40
67,1
107,-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,925
71,1
9,725
72,1
2,64
40,4
5/10’12
0,71
34,5 0,72
5
17,32
5
38,0 2,89
36,0
Juni
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4 7,52
5
59,9
8,95
66,3 2,63
40,3
5110ij4
0,74
35,9 0,70
19,82
5
43,5 2,98 37,2
Juli
149,25
69,4
108,25
56,4
III,-
55,0
9,85 81,0
8,57
5
68,3
9,975
73,9 2,68
41,0
5111
1
4
0,77 37,4 0,68 20,15 44,2 3,74
46,6
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5
1
12,-
55,4 9,30
76,4 7,825
62,3
9,225 68,4 2,86 43,8
614
0,78
37,9 0,64 21,50 47,2
3,84
47,9
Sept.
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225
75,8 7,55
60,1
8,525
63,2 2,96
45,3
617
0,85
41,3 0,52
5
21,
46,1
4,69 58,5
Oct.
,,
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8 8,57
5
70,5
7,625
60,7
8,50 63,0
2,96
45,3
617
1
14
1
,
48,5 0,42
23,
–
50,5
4,99 62,2
26 Oct.-2 Nov.
134,50
62,5
110,75
57,7
115,50
57,2 7,425
61,0
7,575
60,3
845
62,6
2,86 43,8
614
1
/2
1,08
52,4 0,40 21,25 46,6
4,90
61,1
2-9 Nov. ’37
–
1133,50
62,1
106,501
55,5
116,50
57,7
7,I7
59,0 6,87
5
1
54,7 1
8,- 1
59,3
2,51
38,4
516
3
14
1
1,13
54,9
0,30 21,75
1
47,7
1
4,95 61,7
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
–
First Marks”
°
olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
1
Super FiniP
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
1
Oomra
Liverpool per Ib. wit Dr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheets loco Londen p. 1h.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
erino
,
S
Av.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
1
Not.
Herl Ned.Ct.1 Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
1927
Q
f
442,38
%
103,4
£
36.101-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
1338
%
96,8
pence
26,50
cts.
244,9
%
104,8
pence
48,50
f
13,55
%
105,8
$
5,44
cts.
93
%
140,2
penc
18,50
1928
1929
445,89
104,2 36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
.
395.49 92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
1228
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
z
257,97
60,3
21.619
33,6 71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7 26,75
8,50
66,4.
3,42
30
45,2
5,87
1931
iu
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6 3,12
1932 1933
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87 30,2
1,56
12
18,1
3,37!
128,63
30,1 15.1212 17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9 41,5 28,25
3,21 25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934
E
115,85
27,1
15.919 18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6 6,25
1935
<
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
84,5
36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
Ii,-
1936
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7 5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
Jan.
1937
Febr.
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2 5,88 88,2 63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92 30,6 2,145
38
57,3
10,37 169,23
39,5
18.1812
24,0
51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2 35,75
3,53 27,6
1,93
40
60,3
10,50
Maart
174,86
40,9
19911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59 28,0
1,96
44
66,3
12,- April
189,96
44,4
21.313
26,0 55,2
14,35
23,1
64,3 6,16
96,5
69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44
66,3
11,62
Mei
i
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2
6,04
97,4 70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25 25,4
1,78
5
38
57,3
10,25
Juni
0
186,90
43,7
20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28 25,6
1,805
36
54,3
9,62!
Juli
,,
189,87
44,4
21.1/3
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3 25,50
142,2
60,8
37,75 3,42
26,7
1,885
34
51,3
9,l2 Aug.
•
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5 26,25
145,0
62,0 38,50
3,30 25,8
1,82
33
49,7
8,85
Sept.
,,
Oct.
Z
186,01
43,5
20.14(3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1
•
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34-
51,3
9,-
26 Oct.-2 Nov.
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5 22,50
117,7
50,4
31,50
3,02 23,6
1,67
30
45,2
8,-
c.
192,75
45,0
21.101-
14,5
30,8
8,03
15,3
42,6 4,10 81,2 58,7
21,75
115,8
49,6
31,-
3,08 24,0
1,705
28
42,2
7,3V
2-9 Nov. 37
–
187,90
43,9
20.1716
14,3
30,4
7,97
15,0
41,7
4,-
81,2
58,7
21,75
115,8
49,6
31,-
2,98 23,3
1,645
26
39,2
6,87
KOPER
LOOD
11N
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
Loco Londen
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
,
L oco
onen
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
(Lux III)
per Eng. ton
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
cash Londen
per Standard
per Eng. ton Londen perEng.ton
per
ng.
0fl
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not. Herl.Ned.Ct.1 Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Ilerl.Ned.Ct.
1
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
.
FlerI.Ned.Ct.
Not.
1927
t
675,10
%
85,9
£
55.13111
f
295,75
%
106,5
£
24.811
f
3503,60
%
120,6
£
289.115
7
44,10
%
104,7
sh.
729
f
39,10
I
98,9
Sh.
6416
f
345,40
%
108,8
£.
289111
cts.
132
%
101,5
pence
26t118
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.4
1
8 39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
26
3
4
1929
912,55
116,1
75.9
1
7
281,10
101,2
23.4
1
11
2465,65 84,8
203.18
11
0
42,45
100,8 70
1
3
41,55
105,1
68
1
9
300,80
94,8
24.17
1
8
123
94,6
24
7
1
16
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
1
/
1931
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
•
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5
;8
1932 1933
275,75
35,1
31.1418
104,
60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18/10
25,40 60,3
58
1
6
22,20
56,2
51
1
1
118,95
37,5
13.13
1
10
64
49,2
1
7l/,
1934
268,40
34,1
32.11/4
97,25 35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14
1
11
62
47,7
1
8
1
/
1935
226,80 230,95
28,8
30.6
1
5
82,65
29,8
11.1
1
–
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66
1
11
20,25
51,2
54
1
1
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
2111
4
1936
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70 58,6
6812
20,25 51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87 66,9
2811(
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40 67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65 50,0
20
1
116
Jan.
1936
Febr.
52
253,
–
32,2
34.14111
112,50
40,5
15.8111
1528,35
52,6
209.18/9
25,50
60,5
701-
20,10
50,9
5512
106,30
33,5
14.1211
61
46,9
20
1
/16
»
Maart
257,35
32,7
35.7/
–
117,05
42,2
16.1/8
1508,85
51,9
207.5
1
2
25,50
60,5
70
1
–
20.10
50,9
55
1
2
111,10
35,0
15.5
1
2 60
46,2
1
9
7
/
,,
262,25
33,4
36.1/6
121,30
43,7
16.13/9
1551,15
53,4
213.7/3
25,45
60,4
70/-
20,10
50,9
55/3
116,95
36,9
16.119
60
46,2
I914
April
,,
0
269,45 34,3
37.-13
117,70
42,4
16.314
1524,80
52,5
209.911
25,50
60,5
701-
20,10
50,9
5512
111,10
35,0
15.512
61
46,9
295174
Mei
»
269,95
34,3
36.1416
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.1212
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0
14.13/2
62
47,7
203/8
Juni
1′
269,80
34,3
36.7
1
2
112,90
40,7
15.4
1
3 1360,45
46,8 183.6
1
11
25,95
61,6
70
1
–
20,20
51,1
54
1
5
103,95
32,8
14.-/2
61
46,9
193,4
Juli
,,
Z
274,90
35,0 37.5/1
116,95
42,1
15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
75/-
20,05 50,7
5414
100,20
31,6
13.1117
60
46,2
19
5
/9
Aug.
,,
283,40
36,0
38.5
1
11
124,10
44,7 16.15
1
5
1360,70
46,8 183.17
1
8
27,75 65,9
75/-
2005
,
50,7
54
1
2
100,10
31,5
13.10/7
60 46,2
19
1
2
Sept.
z
290,20
36,9
38.191
–
134,15
48,3
18.-/2
1451,85
50,0
194.17/7
27,95
66,3
75/-
20,20
51,1
54(3
103,65
32,7
13.1812
61
46,9
19
5
18
Oct.
< >
365,90
46,5
40.214
168,25
60,6
18.8111
1836,45
63,2
201.713
34,20
81,2
75/-
27,45 69,5
6012
132,70
41,8
14.1111
75
57,7
19/1(
Nov.
»
397,95
50,6
43.1916
196,60
70,8
21.1416
2091,
–
71,9
231.-/11
33,95
80,6
75/-
29,35
74,3
64110
147,75
46,6
16.616
79
60,8
21
Dec.
Z
413,45
52,6
45.1919
229,80
82,8
25.1112
2087,95
71,8
232.5/1
36,40
86,4
81/-
32,75
82,9
72110
161,45
50,9
17.1912
80
61,5
21
1
14
Jan.
1937
0
461,70
58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110
2060,25
70,9
229.1819
36,30 86,2
811-
34,20
•86,5
7614
188,60
59,4
21.-/11
78
60,0
20
7
18
Febr.,,
Maart
522,10
66,4
58.712
248,
–
89,3
27.1414
2080,65
71,6
232.1113
36,25
86,0
811-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2
24.1018
75
57,7
20
1
1
638,40
81,2
71.9
1
6
292,95
105,5
32.16
1
–
2498,25
86,0
279.14
1
–
36,15
85,8
81/-
48,20
122,0
108
1
1
289,65 91,3
32.8
1
8
77
59,2
20
1
1
/17
April
Mei
559,70
71,2
62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.
–
/
–
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2
26:615 78
60,0
20
5
1j4
»
545,95
69,4
60.15
1
–
214,95
77,4
23.18
1
5
2256,45
77,6
251.2
1
–
36,40
86,4
81/-
59,65
150,9 132
1
9
209,35
66,0
23.5
1
11
76
58,5
2
0
5
/
1
e
Juni
»
499,70
63,6
55.1315
205,40
74,0
22.17/8
2245,10
77,3
250.216
36,35 86,3
81
1
–
60,60
153,3
135
1
–
194,55
61,3
21.13
1
5
75
57,7
20
Juli
,,
0
510,10 64,9
56.11
1
3
213,70
77,0
23.13
1
11
2365,20 81,4
262.5
1
–
45,55
108,1
1011-
59,60
150,8
1326
205,75
64,8
211316
75
57,7
20
Aug.
»
51755
65,8
57.6/-
203,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9/
–
45,60
108,2
1011-
48,60
123,0
109
1
–
215,35
67,9
23.16
1
8
75
57,7
1
9(
Sept.
474,25
60.3
52.15/11
187,55
67,5
20.17/8
2323,10
79,9
258.12/6
45,35
107,6
101/-
44,65
113,0
99/5
191,80
60,4
21.7/1
74
56,9
19
7
18
0ct.
»
413,15
52,5
46.1
1
11
164,80
59,4
18.7
1
8
2036,85
70,1
227.5
1
–
45,25
107,4
101
1
–
42,30
107,0
94
1
5
162,05
51,1
18.1
1
7
75 57,7
20
26 Oct.-2 Nov.
384,90
49,0
42.17/6
159,10
57,3
17.1415
1851,60
63,7
206.51-
45,35
107,6
101/-
39,30 99,4
8716 150,65
47,5
16.1518
74
56,9
19
7
18
2-9 Nov. ’37
327,-
41,6
36.319
140,65
50,7
15.1113
1637,80
56,4
181.5/-
45,65
108,3 1011-
39,55
100,1
8716
134,151
42,3
114.161111
74
56,9
1991te
MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929 = 100).
GE-
.
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND- CACAO G.F.
Accra
KOFFIE
Loco R’dam/Adam
SUIKER
Witte krist.-
THEE
N.-Ind. thee-
_
.
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
per 50 kg
c.i.f. Nederland
per
‘Ii
kg.
suiker loco Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.Java- en
Robusta
Superior
ver 100 kg
oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sumatrathee
2
HerI.Ned.Ct.I
Not.
HeriNed.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
lotterdam
kotterdam
Santos
per 100kg.
per’J2kg.
%
cts.
1927
– – –
–
65,15
97,8
10716
2,73
922
416
41,21
119,4
681-
46,87
5
95,5
54,10
91,4
19,125 119,6
82,75
109,2,
101,3
1928
93,-
98,2 77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4 51-
3464
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25 91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4/11
21,04
61,0
34111
32
65,2 38,10
64,4
9,60 60,0
60,75 80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9 27,10
45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4 37,50 44,0
2546
382
5817
1,70
57,4
3/11
1177
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5
39,6
28,25 37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6 5,32
5
34,5
32,75
43,2 37,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7 32,94 49,5
8811
1,42
48,0
319/2
8,15
23,6
21110 16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8 34,9
1935
48,12
5
50,8 51,62
5
60,5
32,-
481
8815
1,19
40,2
313
1
/2
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
257
3,85
24,1
34,50
45,5 32,5
1936
53,42
5
56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316
1,48
50,0
31912
12,05
34,9
3014
13,62
5
27,8
16,875
285
4,02
5
25,2
40
52,8
39,2
Jan.
1936
44,-
46,5
50,87
5
59,6
32,09
48,2
8812
1,41
47,6
311012
8,49
24,6
23f4
13
26,5
15
25,4
4,32
5
27,0 39,50
52,1
35,4
Febr.
,
43,775
46,2
48,25
56,6
33,85
50,8
931-
1,27
42,9 31514
8,62 25,0
23j8
13
26,5
15,50
26,2 4,125 25,8 38,50 50,8
34,6
Maart
45,75
48,3 46,57
5
54,6
34,35 51,6
9416
1,23
41,6
3(41/2
8,48
24,6
2314
13
26,5
15,50
26,2
3,92
5
24,5 37,25 49,2 33,8
April
48,50
51,2
45,375
53,2
33,85 50,8
931-
1,30
43,9
317
8,67.
25,1
23/10
13
26,5
15,50
262 3,975
24,9
36,50 48,2
33,6
Mei
51,60
54,5
44,30
51,9
33,38
50,1
90110
1,33
44,9
317’12
9,25
26,8
2512 13
265
15,50
26,2
3,65
22,8
37
48,8
33,9
Juni
,,
54,15
57,2
46,25
54,2
34,13
51;3
921-
1,51
51,0
41_314
10,42
30,2
2811
13
26,5
15,50
26,2
3,85
24,1
36,50 48,2
35.7
juli
,,
57,35
60,6
47,75
56,0
34,53 51,9
93/7
1,52
51,4
411
1
12
10,33
29,9
281-
13,12
5
26,7
15,50
26,2
3,70
23,1
36,25 47,9
36,5
Aug.
,,
60,40 63,8
50,20
58,8
37,-
55,6
1001-
1,54
52,0
412
10,92
31,6
2916
13
26,5
15,50
26,2 3,55
22,2 36,75 48,5 38,8
Sept.
,,
61,05
64,5
51,87
5
60,8
37,25
559
1001-
1,51
51,0
41-’12
12,20
35,3
3219
13
26,5
17,50
29,6
3,475
21,7 37,50
49,5
39,2
Oct.
,,
58,85
62,1
52,30
61,3
44,15 66:3
96110
1,65
55,7
3/7
1
1,
17,21
49,9
3719
14,87
5
30,3
19,50
33,0
4,475
28,0 46,50 61,4
48,4
Nov.
56,-
59,1
49,87
5
58,5
40,73
61,2
901-
1,69 57,1
3/8
3
/4
17,42
50,5
3816
15,25
31,1
20,50
34,7
4,575
28,6
48,50 64,0
48,0
Dec.
59,80
63,1
49,70 58,3
41,35
62,1
921-
1,80
60,8
41-
22,48
65,1
501-
16,25
33,1
21,50
36,3
4,72
5
29,5
48
63,4 50,4
Jan.
1937
64,60
68,2 52,75 61,8
41,22 61,9
921-
1,81
61,1
4/-
1
1,
24,50
71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5
37,4
5,575
34,9 50,50 66,7 52,0
Febr.
64,175
67,8
53,325
62,5
38,49.
57,8
861-
1,80
60,8
41-
1
14
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6 5,725 35,8 53,50 70,6
52,4
Maart
66,15
69,9 54,82
5
64,3
39,83 59,8
891-
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7′
5116
18
36,7
23,80 40,2
6,10
38,1
55
72,6 53,7
April
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1
3110
20,83
60,3
4615
17,875
36,4 23,37
5
39,5 6,12
5
38,3 54,25
71,6 54,4
Mei
,,
73,325
77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
95/-
1,90
64,2
412
3
14
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5
38,0
55
72,6 53,6
luni
80,25 84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04
68,9
41611
2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,52
5
40,8 50,50 66,7
52,1
)uli
,,
78,45
82,8
60,85
71,3
42,63
64,0
94(6
1,97
66,6
4/41/
s
16,46
47,7
36/6
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
Aug.
•
77,87
5
82,2 67,87
5
79,6
46,32 69,6 102/6
2,13
72,0
418
1
12
17,61
51,0
391-
17
34,6
23
38,9 6,50
40,6 54,75 72,3
55,3
Sept.
,,
72,42
5
76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,3
4/4
1
/,
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,32
5
39,6
56
73,9
55,1
Oct.
,,
69,97
5
73,7
70,20
82,3
‘43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281- 15,75
32,1
22,87
5
38,7
6,40
40,0
55,25 72,9
55,0
26 0ct.-2Nov.
69,30
73,2
72,50
85,0
40,33 60,6 901-
1,87
63,2
412
12,09
35,0
271-
15
30,6 22,50
38,0
6,37
5
39,9
54,75
72,3 53,4
2-9 Nov. ’37
1
68,-
71,8
73,- 1
85,6
40,41
60,7
901-
1,87
63,2
412
12,90
37,4
2819
13,50
27,5
20 33,8
6,37
5
39,9
54,75
72,3
52,5
GRENENHOUT VUREN-
HOUT
köË
HU1DEN
COPRA
1
GRONDNOTEN
LIJNZAAD
GOUD
Zweedsch ongesor-
teerd 2
1
12
x
7
.
basis 7″ f.o.b.
Gaat,open kop
Ned.-lnd.
m.s.
Gepelde Coromandel,
per longton
La Plata
loco
cash Londen
per standaard
Zweden/FinI.
57-61 pond
.
per 100kg
1
cii.
Londen
Rotterdam
per ounce fine
1
perstandaard
van 4.672 M
3
.
Veiling te
Amsterdam Amsterdam
per 1960 kg.
Herl.Ned.Ct./
Not.
I’
Hen. Ned. Ct. Not,
1
Hen. Ned. Ct.
Not,
f
%
£
“T”
%
f
%
f
%
1
%
£
“7”
?’
‘7
%
sh.
1927
230,28
100,1
19-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0 51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,875
104,1
254,1e
101,6
21.-/-
363,-
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94.6
1929
229,71
9,9
19-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5
89,4 230,16 92,0
19.-19 419,25
109,9
51,40
99,9
851-
92,1 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3 51,40 99,9
851-
09,6
15,3
00,0
1931
187,88
81,7′
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69.
54,7
12.2111
187,-
49,0
52,-
101,1
9215
47,6
54,2 44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
137,-
35,9 51,25 99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.11/2.
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1
10.1914
148,-
38,8 51,35
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
142,50
37,3
51,50
100,1
13718
31,6
37,4 36,5
1935
127,91
55,6 17.13/4
59,50 39,0
12,54
31,3 9,15 29,9
104,26
41,7
14.8/-
131,75
34,5
51,50
100,1 14212
32,2 37,3
34,8
1936
139,98
60,9
17.19/10
78,25
51,3
,
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6
54,60
106,1 14014
39,0 42,3 40,7
lan.
1937
181
–
78,7
20.4/-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625
67,3
145,04
58,0
16.3/9
201,50 52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,3
58,5
1ebr.
,,
18795
81,7
21.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.15/-
194,50
51,0
63,60
123,6
14211
54,1 57,1
59,5
Maart
201,84
87,8
22.12/-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.8/1
209,25
54,8 63,60
123,6
14214
51,5 61,6
64,8
April
208,79
90,8
23.5/-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
224,50
58,8 63,45
123,3
14115
59,3
60,5
63,6
Mei
•
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
220,50
57,8
63,15
122,7
14018
50,7
60,3
58,2
Juni
,,
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,32
5
46,8
130,85
52,3
14.1117
216,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8
59,1
56,1
Juli
,,
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5
59,9
14,52
5
47,4
137,65
55,0
15.514
221,75
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,3
56,3
Aug.
212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4
62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-/6
225,50
59,1
63,05
122,5
13917
53,7 59,2
55,3
Sept.
,
211,08 91,8
23.101-
23.10/-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
226,-
59,2
59,9 63,05
122,5
14014 140164
52,3 50,4 57,9 56,2
55,3
51,2
Oct.
,,
26Oct.-2Nov.
210,65 210,59 91,6 91,6
23.101-
135,-
135,-
88,4′
88,4
23,- 23,-
57,4 57,4
13,50
12,87
5
44,1
42,0
121,70
112,22
48,7 44,9
13.1117
12.101-
228,75
227,50 59,6
63,-
63,05
122,4
122,5
140/54
49,3
54,6
48,5
2 9 Nov. ’37
208,79
90,8
23.51-
135,-
88,4
23,-
57,4
12,62
5
41,2
110,13
44,0
12.319
218,50 57,3 63,25
122,9 1401-4
48,4 53,3
45,8
SÎ’NKOLEN
1
Westf./Holl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R dam!
PETROLEUM Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.
te N.-York p. barrel
BENZINE
Gulf Exp. 64166°
.
per
U.S. gallon
KALK-
SALPETER franco schi
Ned. oer l00k
ZWAVELZURE
.
franco schip
CEMENT
levering bij
roote part.
franco wal
S T E EN EN
af fabriek
..
“‘1
buitenmuur
E
o
.
binnenmuuni
.
A dam per
,
Herl.Ned.Ct.I Not. Herl.Ned.Ct.I Not.
bruto
Ned. per 100Kg
Ned
er ton15
‘
per
1000 stuks
per
1000 stuks
– –
f
%
1
%
$
cts.
%
$cts.
1
%
f
%
/
‘
%
t
%
f
%
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86 11,48 102,6
11,44
102,5
18,-
99,1
14,50
107,4 18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85
85,9 9,98
11,48 102,6 11,08
‘
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3
96,5 99,0
1929 11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50 101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4
95,8
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50 107,3 12,50
92,6
20,75
106,9
83,7
77,3
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7
54,7
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15 55,0
4,20
37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6
43,0
1933
7,
–
64,1
1,14
37,0
0,57
9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
12,-
66,1
74,1
12,75
65,7
46,8 40,6
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94 7,18 24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50
63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
7,65 26,5
5,18 5,89
52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7 8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65 5,70 51,0
4,82
43,2
II,-
60,5 7,50
55,6
9,50
48,9
48,7
44,3
Jan.
1936
6,15
56,3
1,48
48,1
1,01
8,51
29,4
5,80 5,80
51,8
4,85
43,5
II,-
60,5 8,25
61,1
10,-
51,5′
45,5
40,8
Febr.
,,
6,15
56,3
1,51
49,0
1,04
8,57
29,6 5,88 5,85
52,3
4,90 43,9
II,-
60,5
8,-
59,3 9,50
48,9
45,9
40,9
Maart
,,
6,15
56,3
1,52
49,4
1,04
8,60
29,7 5,88 5,90
52,7
4,95
44,4
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,5
41,1
April
6,20
56,8
1,53
49,7
1,04
8,55
29,6
5,80
5,95
53,2
5,
44,8
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,4
41,0
Mei
•
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41
29,1
5,69
6,-
53,6
5,05
45,3
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,3 40,8
Juni
,,
6,30
57,7
1,54
50,0
1,04
8,32
28,8
5,63
6,
–
53,6
5,05
45,3
II,-
60,5
7,75
57,4
10,-
5
1
,5
45,1
40,6
)uli
6,25
57,3
1,53
49,7
1,04
8,08
27,9
5,50
6,-
53,6
5,05
45,3
11,
–
60,5
7,
–
51,9
9,25 47,6 45,6 41,2
Aug.
,,
6,30 57,7
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0 5,50
5,25
46,9 4,45
39,9
II,
–
60,5
6,50
48,1
9,-
46,4
44,9 41,2
Sept.
,,
6,35
58,2
1,53
49,7
1,04
8,10 28,0
5,49
5,35
47,8
4,55 40,8
11,
–
60,5
51,9
9,-
46,4
45,9
42,0
Oct.
.
,,
7,80
71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46
5,40
48,3
4,60
41,2
II,
–
60,5
7,25
53,7
9,-
46,4
54,9
51,2
Nov.
,,
7,70
70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6 5,55 5,45 48,7 4,65 41,7
II,-
60,5
7,25
53,7
9,25
47,6
51,9 53,9
Dec.
,,
7,85 71,9
1,91
62,0
1,04
10,32
35,7
5,63 5,55
49,6
4,75 42,6
11,
–
60,5 7,50
55,6
9,
–
46,4
60,4
57,2
lan.
1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65 50,5 4,85
43,5
II,
–
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4
62,5
59,1
1 ebn.
,,
8,25
75,6 2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99
5,70 51,0 4,90
43,9
11,85
65,2
7,50
55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
Maart
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10
5,75
51,4 4,95 44,4
11,85
65,2
59,3
9,25 47,6
14,1
66,6
April
,,
8,55
78,3 2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,
–
44,8
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
68,6
64,4
Mei
9,
–
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85
,
52,3 5,05 45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5 luni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85″
‘52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
“9,50
48,9
70,1
‘63,1
Juli
,,
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80
43,0
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2
–
70,5
‘
63,5
Aug.
9,-
‘
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70 51,0
4,90
43,9
11,85
65,2 8,50 63,0
‘
9,75
50,2
68,4
61,7
Sept.
,,
9,
–
-82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0
‘6,38
5,75
51,4
4,95 44,4
11,85
65,2
8,50
63,0
‘
9,75
‘50,2
65,8
59,7
Oct.
,,
8,95
82,0
2,
1
0
68,0
1,16
11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2 8,50 63,0
9,75
50,2 62,4 56,9
26 Oct.
–
2 Nov.
9,
–
82,4 2,10
68,0
1,16
11,09
38,4
6,13
5,85
52,3
5,05
‘
45,3
11,85
65,2
8,50 63,0
9,75
50,2
60,5
55,4
2
–
9 Nov. ’37
9,
–
82,4
2,09
67,7
1,16
10,96
37,9
6,06
5,85
52,3 5,05 45,3
11,85
65,2 8,50 63,0 9,75
50,2
58,2 53,8
840
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
10 November 1937
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilj.
Other Securities
Disc.and
Data
Metaal
1
in
In
Bankingl
1
Departm.
Advances
Securitles
3 Nov. 1937
1
327.992 1
485.909
1
40.498
1
7.820 1 20.751
27
Oct.
1937
328.024
483.148
1
43.259
8.109
20.909
22 Juli
1914
40.164 29.317 33.633
1
Other Deposits
1
Dek-
Data
1
00v.
Sec.
Public
Depos.
Bankers
Other
Reservel
kings-
Accounts
1
perc.
1)
3 Nov.’37 1103.413
1
30.285
1
89.435
36.632
1 42.083l
26,9
27 Oct. ’37
100.238
32.174 87.679
36.595
44.8761
28,7
22 Juli ’14
1
11.005
1
14.736
1
42.185
1
29.2971
52
1 Verhouding ttlssChen I
BANK VAN FRANKRIJK.
ZilverI
[Te
goed
Wis-
Waarv.l
1
Belee-
1
Renteloos
voorschot
Data
Goud
in he
sels
buileni.
op het
buitenl.I
.
ningen
Iv
cl. Staat
28Oct. 37155.805
1
388e 18
8111
4.212
1
3.200
21
,,
‘37155.805
402i
15
~11.993
~
11.362
8101
4.232
1
3.200
23Juli_’14}
4.104
1
6401
–
1.541
8
1
7691
–
Bons
t’.
d)
1
Diver-
1
Rekg. Courant
1
Staat
1
zeifst.
Part
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
amort. k.
larnort.k.I
cuUeren
28Oct. ’37
5.637
1
3.059
91.336
1
181
2.467 114.679
21
,,
’37
5.637
3.076 1
90.101
152
2.311 15.408
23 Juli’14
–
5.912 401
1
–
1
943
‘I
slulipost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
1
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
1
Belee-
tenl. circ
,
dekking
en
1
ningen
banken
1
)
geldende
cheques
30Oct.
1937
1
70,1
20,1
1 1
43,5
23
,,
19371
70,1
20,1
1
5,9
4.843,4
1
19,9
30Juli19141
1.356,9
–
–
750,9
1
50,2
Data Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
1
Diverse
ten
Activut)
latie
Crt.
Pass iva
30 Oct.
1937
104,7
1
723,7
1
5.275,3
1
711,5
316,2
23
,,
1937
104,7
1
747,6
J
4.712,9
1
626,5 310,2
30 Juli
1914
330,8
200,4
1
1.890,9
944,-
40,0
‘)
unDeIast.) w.o. I(entenoankscnelne ju,
Li
Oct. resp.
1, St
miII.
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’a).
Data
Goud
0.
1
1
1_Rekg. Crt.
1937
.•
e
‘2.
°
1
1
4 Nov.
40
1
4.354
1
59
47
28 Oct.
3.3771
49
I1l
37
152
40
4.349
16
538
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
,,Other
cash”
2)
Totaal
Goud-
In her-
1
disc.
t’.
d.
t
In de
open
bedrag
cert
iii-
caten’,l
member
1
markt
banks
1
gekocht
20Oct. ’37
9.135,8
9.126,4
303,9
18,5
1
2,8
13
,,
’37
9.136,5
_9.126,9
293,8
23,5
_
2,8
F. R.
Belegd
1
Notes
1
1
Totaal
Gestort
1
Goud-
1
Dek-
1
Algem.
1
Dek-
Data
in II. S.
In circu-I
Gov.Sec.
J
.
,
Kapitaall
kings-
1
kings-
latie
1
1
perc.S)
1
perc.
4
)
20 Oct.
‘7I
2.526,2
1
4.270,2
7.498,9
132,7
80,2
–
13
,,
‘I
2.526,2
4.291,5
7.459,9
J
132,7
80,2
–
J
LJCLC
tE! IllIcatE,, WElUCI, UVLi! UC OCI!dh!t!bt da!! Ut fl.CbC[VC Dd!IflCII
gegeven voor de overname van het goud, toen de
$
op 31Jan. ’34 van
10059.06
cents werd gedevalueerd.
2)
op Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad
tegenover
opelecbb&re
echulden: F.
R.
Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
1
Reserve
1
Totaal
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
1
Beleg-
1
bit de
t
i
1
depo-
1
time
leenln.j
en beleen.
1
gingen
1
p
1
banks
sito’s
1
1
deposits
13 Oct. ‘371
4
1
9.994
12.005
1 s.33
1 26.349
1
5.270
6
,,
‘371
9.972 112.0
0
3
1
5.424 26.277
5.285
puelalu VUO U flflU. 0U11fl1 UU UVUUCIIO na,.. Cfl UU OUUR Ul II9
land zijn
In duizenden, alle overige posten In mlllioenen van de be-
treffende valuta.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 8 November 1937.
Activa.
Binnenl. Wis-
(
L[fdbk.
f
8.814.721,01
sels, Prom.,’ Bijbnk.
,,
191.680,42
enz.ln disc.
Ag.sch.
,,
U14.bb,1l
9.621.027,56
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……
Idem eigen portef.
f
5.118.000,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.
–
Beleeningen
1
Hfdbk.
f
160.696.158,84
1
)
nc1. vrsch.
in rek.-crt.
Bijb
1
nk.
3.255.447,05
Ag.sch.
26.802.426,73
op
onderp. 1.
[190.754.032,62
Op Effecten ……
f
189173.018,99
1
)
OpGoederenenSpec.1.681.013,63
190.754:032,621)
Voorschotten a. h. Rijk …..
.
………..
..
–
Munt, Goud ……
f
113.607.470,-
Muntmat., Goud
,.
,,1.280.978.088,57
[1.394.585.558,57
Munt, Zilver, enz.
,,
17.231.005,58
Muntmat. Zilver
.
–
1.411.816.564,15
2)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
..
39.886.952,33
Gebouwen en Meub. der Bank …….. ..
4.600.000,-
Diverse
rekeningen ………………
,,
5.929.216,76 Staat d. Nederl. (Wetv. 27/51’32, S. No. 221)
,,
10.193.915,19
Passiva.
[
1.677.91 9.708,61
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
4.338.707,82
Bijzondere
reserve
……………….
,,
6.600.000,-
Pensioenfonds
………………….
,,
11.144.269,59
Bankbiljetten in omloop…………..
,,
881.921.200,-
Bankassignatiën in
omloop
……….
,,
52.215,93
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f
8.694.456,18
saldo’s:
k
Anderen
,,
742.505.858,57
751.200.314,75
Diverse
rekeningen ………………
,,
2.663.000,52
f
1.677.919.708,61
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
758.773.155,17
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
1.896.932.880,
–
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ……………………
–
Waarvan aan Nederiandsch-lndif
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..
/
65.883.125,-
Waarvan in het buitenland ………………………66.920.788,0
Voornaamste posten
in duizenden
guldens.
1
Goud
1
t Andere t Beschikb.l
Dek-
Data
I
Clrculatlel
opeischb.I
Metaal-
Ikings
1
Munt
Muntmat.
1
1
schulden
saldo
perc.
8 Nov. ’37I113607II.280
978!
881.9211751.253
1
758 773
86
1
,,
‘37111360711.241.0361
910.8431689.066
1
732.669
86
25 Juli
‘141
65.7031
96.410
1
310.4371
6.198
43.521
54
Totaal
I
Schatkist-
1
Belee-
Data
,
bedrag
1
promessen
1
ningen
OP
het
1
reke-
disconto’slrechtstreeksl
btenl.
ningen’)
8 Nov. 1937!
9.621
1
–
190.754
1
5.118
1
5.929
1
,,
19371
9.660
1
–
1196.606
1
5.118
1
6.065
25 Juli
19141
67.947
–
1
61.686
20.188
509
.,
u,,uc, UC aÇIIVd.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Beschikt
metaal-
1
saldo
6 Nov.’37)
13.460
195.100
87.740
20.324
300ct. 1372)
133.190 190.580 96.910
18.194
9 Oct. 1937
116.574
16.405 199.862
82.670
19.966
2
,,
1937
116.574
16.575 195.487
83.810
21.431
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
Data
1
bufteEn!
1
DIs-
1
Belee-
1
Diverse
1
1
reke-
1
1
N.-Ind.
t
conto’s
t
nineen
1
ningen’)
I
percen-
1
betaalb.
1
1
lage
77.260
82.180
47
96.040
68.140
46
11.835
60.029
74.023
47
12.237
60.930
72.266
48
7.259 75.541
2.228
44
ers telegrafisch
ontvangen.
6 Nov.’37
8
)
4.290
300ct
1372)
4.290
9 Oct. 1937
4.531
2
,,
1937
4.037
25 Juli 1914
6.395
t)
Sluitpost activa.
)