88. MAART 1934
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economïsch~Statisti*sche
–
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
19E
JAARGANG
WOENSDAG 28MAART 1934
No. 952
BERICHT.
In verband met de as. feest,dagen zal het volgend
nummer een dag later verschijnen.
27 MAART 1934.
De deze week door een Nederlandsche bankier-com-
binatie aan de Fransche regeering gegeven leening
‘ten bedrage van
f
30 millioen met een
looptijd
van
1 jaar, rentende 4 pOt, dreigde de emissie yan ons
– eigen schatkistpapier niet ten goede te iullen. komen.
Het resultaat was als volgt. ‘Er werden
• .
ingeschreven toegewezen
nil1ioen millioeii
voor ”’rente
op de 3-ninls. prom.
f
16.2
f
9
997.69/16 71
%
7.7
4.6
992.38 ‘ , 1
%
biÏj. ………. ,,21.8
,, 17.1
1003.75
2%
5-j.
,,
,
., 46.9
,, 18.6
1004.25 ‘
geldmarkt bleef aan den vasten kant;. prima
,.Hollandsche bankaccepten noteeren nog steeds 1/16
pOt. Schatkistpapier per September 1% pOt., op la-
teren datum 1% pOt. Cali
%
pOt. Prolongatie’onver-
an.derd 1 pOt. Het bovenvermelde Franche’ ichat-
‘kistpapier is het laatst op een 3%! pOt. basis ‘ver-
handeld.
* *
• •
*
De eerste dagen van de week had het er den schijn
van, of de Gulden weder wat in het gedrahg zou
komen. De koersen waren over de geheele linie vas-
Klaasse …………………………………….
271 ,ter en ook voor termijnen was meer. vraag. Deze
Prijsontwikkeiing in den buitenlandschen handel van
‘ koersbeweging zette niet door en de rustige stem-
Nederland door
Mr. Dr. H. J. von Brucken Fock …
273 ming was, spoedig weergekeerd. De omzetten blevé
Niedwe feiteii over devaluatie-politiek en credietsituatie
klein. Ponden geopend op 7.594, liepen terug op
door
Dr. J. G. Stridiron. …………………….
274
7:57, Dollars gingen aanvankelijk van 1.48% op
Reorganisatie van een arbeidersbank in België door
Dr.
1.47% terug om weder op l’ ‘ 48″116 te sluiten. Vooral
H. M. H. A. van der Valk ……………………
276
de laatste dagen was er tamelijk veel vraag naar
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
.
Dollars. De
ff
noteering wordt op ongeveer 5.10
Een niuwe phase in de scheepvaartconcurrentie door
, vastgehouden. De Fransche Franc bewoog zich rond
Gitbert C. Layton ……………………….
276
de 9.78. Marken waren gezocht en verbéterden van
AANTEEKENINGEN:
.
58.70 tot’ ongeveer 59, slot 58.90. Registermarken
De mang van’ de buitenlandsche schulden van
waren zeer aangeboden en liepen aanvankelijk sterk
Duitschland …..’ . ………………………. 277 ‘: terug; op de lage pijzeu kwaffi er tenslotte weer wat
1
..
NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandel., Penning-
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Welter; C. J. P. Zaalberg.
•
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ha.sselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
.Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. E. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn. Stuart.
Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Volk.
Secretariaat: Pieter de .Tloochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekéning 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Bwitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden’ en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een redactie
op de verdere publicaties. ..4angeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
INHOUD
Blz.
DE
GOUDOLAUSULE door
Mr. H. A. van Nierop ……..
266
Iets over belastingheffing in verband met het bedrijfs-
— leven door
Mr. Dr. E. Tekenbroek ……………….
267
Wijziging van de Nederlandsclie bankwet door
Prof. Mr.
Dr. G. .M. Verrijn Stuart………………………
271
Nederlandsch-Fransche credietverleening •door
C. A.
INGEZONDEN STUKKEN:
De begrooting van het landbouwcrisisfonds door
M.
lVesterdijk
met Naschrift, door
Ir. A. Baars ……
27,8
Het ontwerp der besloten-vennootschajpenwet 1934
door J. P. C. Wagner
met Naschrift door
Prof. Dr.
J
.
van Loon ………………………………
279
BOEKAANKONDIOINOEN:
•
Dr. È. J. Tobi:
Rusland, Italië.
—
Naar een nieuwe
wereldorde?
…………………………….
280
MAANDCIJFERS:
Emissies in
]?ebruari 1934
………………….
280
STATISTIEKEN…………………… ……….281-284′
Geidkoersen.
–
Wisselkoersen.
—
Bankstaten.’
WÇjLLL’ VI. na$. .I,JO ‘.1 V..LJC OWUt.UCJ.L k.)J
,
JCI ,LLLLtLIflCII. ianoit
aangeboden. Belga’s 34.65-34.60-34.65. T. T. Bata-
.via100%. Yen 45%.
1
Rupees rond de 57. Oanadeesche
• Dollars 1.48.
Voor Pouden op een- en drie-maanden blijft ge-
‘regeld door vraag bestaan; de slotnoteeringen .voor
deze termijnen waren %’ c. resp. 3% c. boven contant.
Maands’ Dollars noteeren ongeveer pan, drie-maands
‘
/16 c. agio.
• Op
de goudmarkt blijft ‘het stil. De prijzen liepen
liepen langzaam. aan achteruit; de vastere Dollar-
koers gaf’echter.een’kleihe’verbetéring. Baren’noter-
dei f1657,50, Eagles ‘2,50%,Soverei’gns 12427%.
266
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
DE GOUDCLAUSULE.
De goudelausule ondervond in den laatsten tijd bij-
zondere belangstelling. De Rechtbank te ‘s-Graven-
hage gaf in twee gedingen nopens haar een uitspraak.
Het zou niet van goeden smaak getuigen, thans hare
beslissingen te beoordeelen. Een eindvonnis is nog
niet geveld. De couponhouder van de Bataafsche Pe-
troleum Maatschappij, die krachtens de uitspraak van
de Rechtbank met papieren Dollars moet genoegen
nemen, zal vermoedelijk van die uitspraak in hooger
beroep gaan. Eveneens bestaat de kans, dat de Ko-
ninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij, die
veroordeeld werd haar coupons te Amsterdam in goud
te betalen, zich niet hij het vonnis zal nederleggen.
Het is dus zaak het oordeel van een hoogeren rech-
ter af te wadhten.
De strekking van dit artikel is dan ook niet een
pleidooi voor of een requisitoir tegen de goudclausule
te houden. Veeleer heeft het tot doel de heteekenis
en de waarde van die clâusule uiteen te zetten. Ik zal
mij daarbij tot het hoogst noodzakelijke beperken. Geld is een accept van de maatschappij, betaalbaar met goederen en diensten. Men verlangt geld niet om
deszelfs wille, maar om hetgeen daarvoor verkrijgbaar
is. Wie geld bedingt, bedingt een hoeveelheid koop-
kracht. Maar tijdens den looptijd van de geldschuld
kan de waarde van het ruilmiddel stijgen of dalen,
zijn koopkracht toe- of afnemen. Derhalve zou de
debiteur om nauwkeurig te praesteeren, waartoe hij
zich verbonden had,
bij
daling van de waarde van
het geld een bijslag moeten betalen, en zou de credi-
teur in het omgekeerde geval met een kleinere som
dan de beloofde genoegen moeten nemen.
Inderdaad een ideale toestand! Maar welk een bron van processen en geharrewar! Waarschijnlijk daarom
aanvaardt de rechtsorde die regeling niet. Waar-
schijnlijk daarom werkt zij met de zoogenaamde fic-
tie van de constante koopkracht van het geld. De in-
houd van een geldschuld is voor haar een formeel
begrip. Een schuld van
f 100.—
wordt met een aan-
tal betaalmiddelen, tezamen voorstellende
f 100.-
voldaan, al moge. sedert het aangaan van de schuld
de eenheid, de Gulden, in waarde gestegen of gedaald
zijn. Met de verandering van de koopkracht van het
geld laat de rechtsorde zich niet in. Het is wel
staatstaak te zorgen, dat het geld waardevast zij: dat
wil zeggen, dat het ruiliddel niet door ‘beurtelings
overvloedig of schaarsch te zijn in waarde schommele.
Maar, indien door verwaarloozing van die taak de
koopkracht van het geld zich wijzigt, trekt de rechts-
orde, en zeer zeker op het gebied van het verbinte-
nissenrecht, zich dat niet aan. Zij laat bij waarde-
stijging den sc’huldeischer een voordeel in den schoot
werpen, bij waardedaling hem, desnoods een gevoelig,
nadeel berokkenen. Gulden is Gulden.
Zoolang de staat den gouden standaard voert, is dit verlies beperkt tot de waardevermindering van
het goud. De gouden standaard is een inrichting van
het muntwezen, een geheel van monetaire bepalingen
in den ruimsten zin, ten doel hebbende de rekenings-eenheid naar de waarde van een hoeveelheid goud te
richten. De Nederlandsche Gulden heeft een waarde
van 6.048 gr. fijn van dat metaal. Stijgt of daalt de
waarde van het goud, dan beweegt zich de koopkracht
van den Gulden in
gelijke
richting. Maar wanneer
het land den gouden. standaard verlaat, kan de daling
van de eenheid beneden de oorspronkelijke goudwaar-
de aanzienlijk zijn, en kan de crediteur, die onder den
gouden standaard contracteerde, gevoelig nadeel
lijden. Dit is overhekend. Ja, zelfs indien de ophef-
fing van den gouden standaard, onder het motto ,,Re-
valuatie” plaats vond, zal de schuldeischer veelal
schade lijden. WT
an
t het zou wel louter toeval zijn, dat
de som door hem in gedevalueerd geld ontvangen,.de-
zelfde koopkracht zou bezitten als ten tijde van het
ontstaan der schuld.
Om zich tegpn deze schade te beveiligen, hedingt
de shuldeischer een gouçlclausule. Iedere goudclau-
sule bewijst weliswaar niet een uitgesproken wan-
trouwen in de valuta. Er is op dit punt ook veel
gewoonte. In Duitschlaud heeft de vrees voor het
bimetallisme in de tachtiger jaren de goudhypotheek
in het leven geroepen; het bleef regel deze te con-
tracteeren, nadat die vrees reeds lang een hersen-
schim bleek te
zijn.
En tot in de laatste jaren werden
bijna alle Dollarleeningen in gouden Dollars gesloten,
ofsdhoon vermoedelijk geen Amerikaan en weinige
buitenlanders een opheffing van den gouden stan-
daard in Amerika waarschijnlijk achtten. Maar ge-woonte of niet, de goudclausule is een verzekering
tegen verlies door den crediteur te
lijden
tengevolge
van het verlaten van dien standaard. Zij heeft ten
doel den erediteur te waarborgen, dat hij ten ver-
valdage dezelfde waarde, in goud uitgedrukt, zal
ontvangen, als hij verstrekte. Zij beoogt den credi-
teur in staat te stellen voor de te ontvangen som
evenveel goud te kunnen verkrijgen, als hij voör het
kapitaal, toen hij het verschafte, kon bekomen. Zij be-
last den schuldenaar met het risico van dé daling
van de valuta.
Voert een land niet den gouden standaard, dan
pleegt men aldaar een schuld in de munt van een
land, dat dien standaard kent, aan te gaan. Edoch,
een schuld in een buitenlandsche valuta bewijst ‘,v’el,
dat partijen de landsrnunt wantrouwen, doch géens-
zins, dat de debiteur het risico van de vreemde va,luta
draagt. Zou dit geld standaardlo’os worden, dan zou
de debiteur kunnen volstaan met de bedongen som
in de gedeprecieerde eeniheid te betalen, . tenzij. de
overeenkomst een goudclausule inhield.
Verschillende formuleeringen van de goudclausule
zijn denkbaar. Voorheen placht men de te betalen
som in gouden munt vast te. leggen. Men verbond
zich tot de betaling van honderd gulden in goudgeld.
Art. 1794 B. W. veronderstelt deze formuleering. Is
tengevolge van een muntverawakking op den verval-dag het bedongen goudgeld niet meer in omloop, dan
moet de debiteur krachtens dat artikel een aantal
nieuwe gouden munten betalen, die tezamen het be-
dongen
fijn
gewicht opleveren. En naar analogie,
zou de schuldenaar, indien het nieuwe stelsel geen
goudgeld kende, zooveel in nieuw geld moeten ‘beta-
len, als roodig is, om het bedongen
fijn
gewicht aan goud te bekomen. Men zou ook een schuld in ,,gou-
den Guldens” kunnen aangaan. Ofschoon deze mun-
ten niet ‘bestaan, ‘zod de’ bedoeling van partijen dui-
delijk zijn;
t.w. den schuidenaar op den vervaldag
een zoo groote ‘som te doen betalen, dat de schuld-
eischer 6.048 gram goud per door hem aan den debi-
teur verschaften Gulden zou kunnen verkrijgen.
Er is beweerd, dat de goudclausule, met cle open-
bare orde strijdt.. .Ten onre.chte. De openbare orde
wordt niet verstoord. Evenmin worden de goede zeden
gekwetst, indien de schuldeischer het ruilmiddel niet
vertrouwt, en de debiteur, om kapitaal te verkrijgen
den schuldeischer tegen het risico van de depreciatie
in goud waarborgt. Voor Nederland in het bijzonder
gaat die stelling niet op. Het zooeven genoemde
artikel 1794 B. W. toont dit aan.
Neen, het opnemen van een goudclausule in een
overeenkomst randt de openbare orde niet aan. Iets
anders echter is ‘het opnemen, iets anders het nako-
men van een goudclausule. Want een land, dat den gouden standaard opheft, verklaart veelal de goud-
clausule nietig. 1-let nakomen van die clausule is dan
in strijd met de openbare orde. Engeland voelde in
September 1931 daartoe geen behoefte Want het
bedrag aan schulden- in gouden :Ponden was uiterst
gering. Is echter het bedrag aan schulden, met eeii
gouciclausule omvangrijk, dan blijft de nietigverkla-
ring dier clausule bij opheffing van den gduden stan-
daard veelal niet uit. Men vreest dan, dat de hand-
having van die clausule groote ontwrichting zou te
weeg brengen. Men, acht den dehiteur niet in staat
volwaardig geld te betalen, nu hij onvolwaarig gej.d
ontvangt. De stijging dei’ oederenjirijzen blijft hier-
28 Maart 1934
ECONOMIsCH-STATISTfSCHE BERICHTEN
267
bij’ buiten beschouwing. De wetgever grijpt daarom
in. Eh temeer is hij hiertoe bereid, indien er ten
laste van den Staat schulden in goud loopen. Dan
wil de Regeerin’g uit den aard, der zaak de gevolgen
van haar verkeerde financiëele politiek niet dragen.
De kans op nietigheid is de zwakke plek in de
goudelausule. Gewoonlijk is het verbod zeer ruim ge-
steld. Het treft dan iedere .goudclausule, hoe ook ge-
formuleerd. Maar zelfs bij minder ruime formulee-
ring van het verbod loopt de clausule gevaar. Immers,
civielrechtelijke verbodsbepalingen past de uitlegger
veelal naar analogie toe op handelingen, die volgens de letter van het verbod onberispelijk zijn, maar met
den geest hiervan strijden. Een verbod van betaling
met gouden munt kan dientengevolge ook de clausule
treffen, die den debiteur de waarde van een zoo groote
hoeveelheid goud dwingt te betalen, als de gecontrac-
teerde som hij het aangaan van de schuld opleverde.
Men zal deze betaling beschouwen als een ontduiking
van dat verbod. De bedoeling immers van dit verbod
is niet alleen betaling met gouden munt te verhin-
deren. Zijn strekking is den schuldenaar te bescher-
men. Het verlaten van den gouden standaard is
debiteurenpolitiek; het nietig verklaren van de goud-
clau&u’ie accentueert die politiek. Het begrip wets-ontduiking staat weliswaar rechtens niet vast. Maar
vermoedelijk zal de rechter van het land, dat den
gouden standaard prijs gaf, ook al mocht de letter
van de wet slechts betiling met goud verbieden, elke
andere goudciausule nietig verklaren en zeer zeker, indien de sdhuldenaar een binnenlander is.
Welke kans loopt die clausule, die in den eenen staat nietig is verklaard, voor den rechter van een
ander land? Het is ‘bekend, dat een debiteur zich
niet altijd in het geld van zijn land verbindt. Ver-
schillende gronden kunnen hem daartoe nopen. Veelal
is het cle sdhuideischer, die een andere valuta dan die
van het land van den schuldenaar eischt, omdat hij
diens landmunt niet vertrouwt. Dikwijls ook acht de
debiteur het veiliger zich in buitenlandsche munt te
verbinden, daar zijn inkomsten geheel of grootendeels
in die munt luiden. De eerste grond is ongetwijfeld
meestal de beweegreden, vooral indien de crediteur een andere nationaliteit dan de ddbiteur heeft en de schuld niet in het land van den laatste moet worden
betaald.
Wanneer een en ander het geval is, en de over-
eenkomst dienaangaande zwijgt, rijst veelal de vraag,
welk recht de verbintenis beheersht. Eens en vooral kan men haar niet beantwoorden. De bedoeling van
partijen moet den doorslag geven. Zij wordt uit aller-
lei omstandigheden afgeleid. Het enkele feit, dat de
schuld in de munt, van een buiteulandschen staat
luidt, gedoogt nog niet de gevolgtrekking, dat de
partijen in het algemeen het recht van dat land
op de verbintenis toegepast willen zien. Maar dit
staat vrijwel vast, welk recht ook de verbintenis in
het algemèen moge beheerschen, zij valt onder het
monetaire recht van den staat, in wiens geld zij
luidt. Alle monetaire punten van de verbintenis wor-
den dan door dit recht beheerscht. Dit is ook het ge-
val, wanneer twee na’tionalen op hun eigen grond-
gebied in de munt vân een anderen staat contrac-
teeren.
Buitenlandsch recht, dat een deel of de geheele
verbintenis regeert moet de recer – behoudens in
het na te noemen geval – toepassen. Bijgevoig moet
hij de buitenlandsche wet naslaan en onderzoeken of
zij de goudclausule nietig verklaart. Zoo dit het ge-
val is, zal dan onze rechter op dat verbod moete.n
letten? Op den regel, die den rechter den plicht op-
legt buitenlandsdh recht toe te passen, bestaat een
uitzondering. Indien de toepassing van dat recht in
strijd mocht zijn met de Nèderlandsdhe openbare
orde, en zeer zeker als het nationalen ‘betreft, moet
de rechter het ter zijde stellén. Dat is een oud be-
ginsel van het Internctionaal privhatrecht. Daarom
lette de Nedérlandsche rechter in den oorlogstijd
niet op een btalingsverbod, wnneer een onderdaan
van een oorlogvoerende natie daarop beroep deed.
Derhalve mag de rechter niet acht slaan op de
huitenlandsche wet, die de goudclausule zou nietig
verklaren. Overeenkomsten strekken partijen tot wet,
leert art. 1374 B. W. Overeenkomsten moeten nage-
komen worden, is een beginsel van Nederlandsche
openbare orde. De nietigverklaring door den buiten-
landschen wetgever van een overeenkomst, waarbij
betaling in goud werd gecontracteerd, is in strijd
met dat beginsel. Het motief van die nietigverkla-
ring, het motief van de verlating van den gouden
standaard, kan daarbij buiten beschouwing blijven. Te
meer, omdat dit motief welbeschouwd veelal slechts
bevoordeelini van den dehiteur is.
II. A.
VAN NiNeot’.
IETS OVER BELASTINGHEFFING IN VERBAND MET
HET BEDRIJFSLEVEN.
Als men zijn ooren te luisteren legt, dan kan men
thans in verschillende kringen steeds luider wordende
stemmen hooren van ontevredenheid over de fiscale
politiek der Regeerin.g, die sinds het najaar 1933 is
ingezet. Het is een dankbare taak in het huidige
tijdsbestek, nu de Regeering zich genoodziakt ziet tal van noodmaatregelen te nemen, kritiek op haar
daden uit te oefenen. Men kan er immers van te
voren verzekerd van zijn, dat men bij velen een goed
gehoor zal vinden.
Het is o.i. een verblijdend teeken, dat de vele kri-
tiek, die na de indiening van de crisisinkomstenbelas-
ting en de belasting op de gesloten naamlooze ven-
nootschappen, in tal van dagblad- en tijdschriftarti-
kelen is losgekomen, bijna steeds gepaard is gegaan
met een zich rekenschap geven •door de scribenten van
de groote moeilijkheden, waarvoor zich de Regeering
geplaatst ziet. Daaruit moge blijken, dat er in den
lande een gezindheid aanwezig is, om zich achter de
Regeering te scharen, teneinde ons land door de moei-lijkheden heen te helpen.
Ook wij zullen, nu wij ons veroorloven in dit en een
volgend artikel eenige opmerkingen te maken over
de fiscale politiek van de Regeering, dit doen in het
besef, dat op elke kritikaster die thans spreken wil,
de verplichting rust naast zijn kritiek iets positiefs
te stellen.
* *
*
Belastingheffen is in wezen het overhevelen van
inkomen, d.i. beschikkingsn acht van de volksgenoo-
ten naar de overheid. Elke belasting wordt tenslotte
betaald uit het inkomen, ook al is het ontstaan van
de belastingschuld gekluisterd aan feiten, en gebruikt
men voor de berekening van de hoogte ervan ge-
gevens, die met de inkomens der volksgeuooten in geen
of althans slechts in zeer verwijderd verband staan,
zooals dit bijv. het geval is bij de heffing van het
registratierecht, het zegelrecht, de omzetbelasting, de
personeele belasting, een zakelijke bedrijfsbelasting etc.
De materiëele rijkdom van een volk wordt bepaald
door hetgeen het met zijn arbeid, gesteund door de
ervaring van vorige gesiachten en de aanwezige kapi-taalgoederen (‘grond, machines, gereedschappen etc.)
van moeder natuur weet te verkrijgen. Zijn alle volks-
genooten volop met productief werk bezet, dan is het
welvaartspeil hoog, omdat er dan veel geproduceerd
wordt. De verdeeling van hetgeen gezamenlijk voort-
gebracht wordt, van het maatschappelijke product dus,
geschiedt via de inkomensvorming, waarbij de over-
heid door belastingheffing corrigeerend optreedt.
Door middel van belastingheffing trekt de overheid
inkomen tot zich, dat zij besteedt in het belag van
het volk-, in het bijzonder van de met aardsche goede-
ren minder ‘hedeelden, door bijv. zorg te dragen voor
‘goed onderwijs, voor de volksgezondheid, voor de vei-
ligheid, voor het iechts’reen etc.
Doch niet alleen ter corrigeering van de inkomen-
268
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
verdeeling en besteding heft de overheid belasting;
de overheid neemt ook zelfstandig deel aan het pro-
ductieproces. Voor een deel doet zij dat op dezelfde
wijze als de particulieren, ni. met haar bedrijven. Be-lastingheffing is dan niet noodig, omdat degenen, die
van hetgeen die overheidsbedrijven voortbrengen ge-
bruik maken, daarvoor betalen. Wel kan de overheid
met haar tariefpolitiek, die doorgaans een monopolis-
tisch karakter heeft, fiscale doeleinden nastreven en zich dus plaatsen op een winstprincipe in plaats van
op een kostenprincipe.
Er zijn echter tal van productieve overheidswerk-zaamheden, die niet in een hedrijfsvorm plaats vin-
den, zooclat cle bekostiging daarvan door belastinghef-
fing dan wel door het heffen van retributies moet
plaats vinden.
Al hetgeen de overheid van de volksgenooten in
welken vorm ook beurt, hetzij in den vorm van belas-
tingen, van bestemmingsheffin gen, van retributics,
van crisisheffingen, van tarieven van overheidsbedrj-ven, etc., moet door de volksgenooten worden gepro-
di.iceerd. Er bestaat hier echter een wisselwerking;
tegenover de gebeurde gelden staat al hetgeen de
overhei’d daarmede tot stand brengt en ter beschik-
king van de volksgenooten stelt; dit helpt hen bij
hun prbductieven arbeid.
Globaal genomen zou men kunnen zeggen, dat de
overheid om tweeörlei reden gelden van de volksge-
noten beurt:
Ter bekostiging van haar werkzaamheden van
productieven aard; dat zijn die werkzaamheden, waar-
(loor zij deel neemt aan het produdtieproces.
Ter corrigeering van de inkomenverdeeling en
van de inkomenbesteding, omdat zij de gelden, die zij
uit ‘dien hoofde tot zich trekt, besteedt om het reëeie
iukomen van de met aardsche goederen minder be-
deelde ‘bevolkingsgroepen te verhoogen, of voor doel-.
1
einden, die zij voor het sociale en moreele welzijn
van het volk in zijn geheel van belang acht.
De sub 2. genoemde uitgaven van de overheid zijn
van consumptieven aard, daar zij betrekking hebben
op de besteding van het inkomen. Een omslag van die
uitgaven over de volksgenooten naar den individueelen
draagkracht ligt in de rede. De hoogte van het mdi-
vidueele netto-inkomen is voor die draagkracht wel
liet meest aangewezen symptoom; gebruikmaking van•
dit symptoom voor de belastingheffing leidt tot pro-
gressieve inkomstenbelasting. De hoogte van het mdi-
vidueele inkomen is echter niet het eenige symptoorn
voor de draagkracht, dat als uitgangspunt voor draag-
krachtbelastingen genomen kan worden; daarnaast
zijn om. te noemen: de grootte en den aard der ver-
teringen, hetgeen leidt tot verterings- en weeldehelas-
tingen. De bron, waaruit die belastinggelden geput
moeten worden, is het netto-inkomen der particulieren.
De sub 1. genoemde uitgaven van de overheid zijn
van productieven aard; de particulieren maken hij
hun productieven arbeid, hij de verwerving van hun
inkomen dus, ge’bruik van hetgeen de overheid met die
uitgaven produceert. Voor zoover zij daarvoor nog
niet in den vorm van retributies, tarieven e.d. betaald
hebben, is het inkomen, dat zij door het verrichten
van productieve functies in het ruilverkeer toegere-
kend krijgen nog een bruto-inkomen, immers er moet
nog van af een deel, dat moet dienen als vergoeding
voor het gebruik, dat zij gemaakt hebben van hetgeen
de overheid te hunner beschikking stelde (wegen, ka-
nalen, regeling van het verkeer, politie, justitie e.d.).
Belastingheffing door middel van zakelijke ‘belastin-
gen, bij voorkeur door middel van bestemmingshef-.
fingen op basis van ,,spezielle Entgeltlichkeit”, is
hier op haar plaats; daardoor immers wordt verband
gelegd tusschen het ge’bruik, dat gemaakt wordt van
hetgeen de overheid geproduceerd heeft en de betaling•
er voor. Gaat dit gepaard met administratieve fonds-
vorming, waarbij inkomsten en uitgaven van een
bepaald onderdeel der overheidswerkzaamheden tegen-
over elkaar worden gesteld, dan zal het meer dan tot
dusverre
mogelijk
zijn, vast te stellen, of een ‘bepaald
onderdeel van de overheidswerkzaamheden al of niet
te ruim is opgezet.
Treedt er een crisis in met een daarop volgede
dcpressieperiode, dan zal minder geproduceerd en
dus minder inkomen verkregen worden. Men moet
dan de tering naar de nering zetten; m.a.w. behoef-
ten, die men in een periode van welvaart kan he-
vredigen, moeten onbevredigd blijven; dit moeten de
minder
noodzakelijke
behoeften zijn, behoeften dus,
die hoewel ze objectief beschouwd geen luxe karakter
behoeven te hebben, toch slechts hevrediging kunnen
vin’den in een periode van welvaart.
Doch niet alleen de consumptieve uitgaven dienen verminderd te worden, ook de productieve uitgaven. Bij de particuliere producenten gaat dit
bij
wijze van
spreken automatisch, men verdient minder dus gaat
op een lager niveau leven; een deel van de fabrieken
wordt stopgezet, schepen worden opgelegd, bonen en
salarissen worden verlaagd, ,,luxe” afdeelingen van
een onderneniing worden opgeheven; in de rentabili-
teit heeft men voor dit alles in het particuliere be-
drijfsleven den toetssteen.
De overheid mist echter dien toetssteen; hij zou
voor haar bedrijven wellicht aanwezig kunnen zijn,
zoo deze bedrijven niet juist grootendeels een mono-
polistisch karakter hadden, waarbij de zichzelf regu-
leerende veiligheidsklep der rentabiliteit doorgaans
stroef werkt.
Blijft de overheid in gebreke met het inkrimpen
van haar uitgaven, zoodat zij in welken vorm dan ook,
van de volksgenooten dezelfde bedragen als in de
hausse-periode ‘blijft eischen, dan moeten die hooge
bedragen door de volksgeuooten bekostigd worden
niettegenstaande zij zelf minder produceeren kunnen
en dus minder inkomen (bruto zoowel als netto) heb-
ben. Het is als men het economisch leven van een
volk in zijn geheel ‘beschouwt, volslagen indifferent,
op welke wijze de overheid die gelden van de volks-
genooten beurt; zulks kan geschieden in den vorm van
vermogens-, dividend-, personeele-, grond-, straat-,
zakelijke hedrijfshelasting ete., van hestemmingshef-
fingen (wegenbelasting, verdedigingshelasting e.d.),
van retributies (haven-, loods-, schoolgeiden, e.d.) of
van tarieven van overheidsbedrjven (telefoon, tele-
graaf, post, spoorwegen, trarnwegen, electrieiteit, enz.).
Het uiteindelijke resultaat van al die heffingen is,
dat de particulieren te bekostigen krijgen een te
grootsch opgezet of te kostbaar werkend productie-
apparaat van de overheid en consumptieve overheids-
uitgaven, die men zich slechts in een tijdperk van
bloei kan veroorloven.
De particulieren zullen, zoo door de hooge heff in-
gen en dure tarieven, hun netto-inkomen, hun winst
dus, niet reeds dermate aangetast is, dat de prikkel
tot ondernemen voor hen komt te ontbreken, trachten
de portie in cle overheidsuitgaven, die zij te dragen
krijgen, te verhalen op degenen met wie zij in ruil-
verhoudingen staan. Zij verhoogen dus hun kostprj-
zen, hetgeen voor hen, ‘die leven van de opbrengst van
hun arbeid, beteekent, dat zij trachten meer loon te
verkrijgen, en waar dit wel niet zal gelukken in een depressie-periode, zullen zij zich in elk geval tegen
verlaging van hun loon verzetten.
Het gevolg zal zijn, dat de kostprijzen van al het-
geen hier te lande geproduceerd wordt, verhoogd wor-
den, c.q. niet voldoende dalen, hetgeen de netto win-
sten doet dalen, waardoor de lust tot ondernemen
verfjauwt. De funeste werking daarvan treedt voor-
al naar voren als men in aanmerking neemt, dat geen
enkel volk meer in een gesloten ,,Staatswirtschaft”
leeft, zelfs niet in deze ,,autarkische” tijden, en zeker
niet ons land, dat juist een groot deel van zijn
rijkdom moet putten uit export of uit het verrichten
van diensten voor het ‘buitenland (bijv.. scheepvaart).
Terwijl het particuliere bedrijfsleven ‘dus als ,,indi-rëcte kosten” op zich afgewenteld krijgt en dus mee
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
269
te slepen heeft de bekostiging voor een te ruim op-
gezette overheidsorganisatie en van consumptieve
overheidsuitgaven met een ,,weelde” karakter, moet
het concurreeren met huiteniandsche mededingers, op
wie een dergelijke last niet drukt, en die boven-
dien, wat ons land ten minste betreft, veelal
nog de voorsprong hebben van een laagstaande valu-
ta, daar in de laatste jaren op een enkele uitzon-
dering na alle valuta’s zich t.o.v. onze valuta in een dalende lijn bewogen hebben. Het gevolg is, dat de
afzet naar het buitenland moeilijkheden gaat onder-
vinden en aan onze particuliere producenten werk-
gelegenheid ontnomen wordt; er kan dus weer min-
der geproduceerd worden, en degenen die tenslotte
nog door kunnen blijven werken, krijgen door ver-
hooging van belastingen en andere heffingen nog
zwaardere lasten op zich afgewenteld. Door de ingewikkeldheid der economische verhou-dingen is het noodzakelijk, indien men in een kort be-
stek een bepaalde tendens in het economisch leven wil
aanduiden, de zaken iets kantiger voor te stellen dan
ze in werkelijkheid zijn. Het is natuurlijk absurd om
te beweren, dat hier te lande de overheidsuitgaven op
liet peil van de hausse-jaren zijn blijven staan; de
vraag is echter of ze voldoende zijn verlaagd. Een
fijn afgestemde maatstaf, aan de hand waarvan dit
heoordeeld kan worden, is niet aan te geven.
Men ken lang redetwisten over het nut, de nood-
zakelijkheid en de geoorloofde hoogte van bepaalde
overheidsuitgaven, bijv. over de militaire uitgaven,
ove.r de uitgaven voor onderwijs, voor woningbouw, voor
steun aan bepaalde bedrijfstakken, over de efficiëncy
van de personeelsbezetting der regeeringsbureaux etc.
zonder het met elkaar eens te worden, omdat er zoo-
veel verschillende standpunten zijn, van waaruit men
een en ander kan beoordeelen en in die standpunten
doorgaans waardeeringsoordeelen verdisconteerd zit-
ten, waarover het dehatteeren met verstandelijke ar-
gumenten hopeloos is.
Het steeds meer verhoogen van de belastingen, het
opleggen van tal van nieuwe heffingen en het niet
.noemenswaardig dalen van tal van tarieven van over-
heidsbedrijven, duiden echter in de richting, dat wij
hier te lande nog op een te hoog. niveau met onze
overheidsuitgaven leven.
De meest juiste maatstaf lijkt ons in deze ,,on
the long run” de kostprijs, waarmede de Nederland-
sche bedrijven, die te vergelijken zijn met buiten-
landsche bedrijven, te werken hebben. De voor een
dergelijke vergelijking het meest in aanmerking ko-
mende bedrijfstak is wel onze zeescheepvaart, in het
bijzonder de wilde vaart, omdat de techniek en de
organisatie van de zeescheepvaart internationaal vrij-
wel gelijk is en het internationale contact in dezen
bedrijfstak zeer intensief is, waardoor dus een goede vergelijking met het buitenland mogelijk is.
Beweren wij te veel als wij zeggen, dat de concur-
rentiekracht van onze scheepvaart ten achter staat hij die van andere landen, doordat men met een te
hoogen kostprijs moet werken.
Juist in een periode, waarin hier te laude een
vijftal nieuwe belastingwetten zijn, resp. op punt
staan om te worden ingevoerd en de lagere publiek-
rechteljke lichamen nog druk doende zijn de belas-
tingen, o.m. door het steeds verhoogen van opcenten,
te verzwaren, is het o.i. van belang er op te wijzen,
dat alle overheidsuitgaven, in welken vorm ze ook
over de volksgenooten worden omgeslagen, tenslotte
bekostigd moeten worden door het particuliere be-
drijfsleven, en voor de particuliere bedrijven dan ook
elementen van hun kostprjzen zijn, dan wel uit de
netto inkomsten, die de volksgenooten door hun pro-
ductieven arbeid verkrijgen.
Voor het economisch leven van een land is niets
gevaarlijker dan het dooden van den prikkel tot on-
dernemen. Men zou over het schrijverstalent van
Schumpeter moeten beschikken om duidelijk te maken
de groote beteekenis, die voor het economisch leven
van een land gelegen is in het aanwezig zijn van
dynamische ondernemers, die met hun vindingrijk-
heid en activiteit, zij het dan veelal gedreven door
eigenbelang (winstbejag), de openingen maken, de
werkgelegenheid scheppen en welvaart brengen.
Bij dit alles komt dan nog het feit, dat ons land,
door zijn ligging en door onzen volksaard steeds een
belangrijke functie als intermediair tusschen verschil-
lende volken vervuld heeft. Tal van groote en kleine
buitenlandsche ondernemingen hebben hier te lande
een kantoor, al of niet met juridische zelfstandigheid.
Hoewel dit geenszins beteekent, dat die buitenland-
sche ondernemingen, wo. wereldconcerns, hun om-
zetten op het Europeesche continent geheel over ons
land laten loopen, brengt het aanwezig zijn van
dergelijke buitenlandsche filialen hier te lande voor-
al op indirecte wijze ,,mouvement”. Men zal zeggen,
dat is oude en afgezaagde kost; wij zouden er dan
wellicht ook niet toegekomen zijn deze hier weer
eens op te dienen, als wij niet onlangs van dichtbij
een voorbeeld hadden medegemaakt, dat een groot
Amerikaansch wereldconcern, dat het plan koestert
op het Europeesche continent een sub-branch te
stichten, van waaruit de filialen in andere landen
bediend worden, na kennis genomen te hebben van
de lasten (in bijzonder van de hoogte der belastingen:
om. in verband met de hoogte van de salarissen, die
men aan personeel zou moeten betalen), naar alle
waarschijnlijkheid ,,een deurtje verder” zal gaan. Bil-
ljkheidshalve zij daaraan toegevoegd, dat ook de
dure ,,gouden” gulden daarbij een woordje heeft mede
gesproken.
* *
*
Men zou uit bovenstaande uiteenzettingen wellicht
de conclusie kunnen trekken, dat
schrijver
dezes de oplossing van de crisismoeilijkheden voor ons land
ziet in een rigoureuze verlaging van de overheids-
uitgaven en in het uitspreken van de oude tooverfor-
Inule: ,,laissez faire, laissez aller”. Niets is minder
waar. In het huidige tijdsbestek is voor de overheid o.i. juist een grootsche taak weggelegd. Zij heeft in de allereerste plaats er voor zorg te dragen, dat van
•hetgeen ons land nog kan voortbrengen, alle volksge-
nooten zooveel krijgen, dat de eerste noodzakelijke
levensbehoeften van allen gedekt zijn.
De overheid dient er voorts zorg voor te dragen,
dat de ,,blinde” werking van het ,,Abbau’-proces, dat
elke crisis met eeh daarop volgende depressie met
zich brengt, geen doodelijke wonden slaat in vitale
onderdeelen van ons bedrijfsleven, waarmede wij dan
bedoelen die bedrijven, die als straks de crisiswolken
eenigszins zijn opgetrokken, voor ons economisch leven
van beteekenis zijn.
De politiek van de overheid dient er verder op ge-
richt te zijn, dat zooveel mogelijk gewerkt wordt, ook
al is hetgeen er geproduceerd wordt niet loonend of
rendabel. Dit is toch steeds beter dan niets producee-
ren, dus werkloozensteun zonder werkverschaffing.
Het is verblijdend te kunnen constateeren, dat de
politiek van onze huidige Regeering op dit alles ge-
richt is, gelijk vooral uit de Kamerstukken der laatste
maanden blijkt.
Het komt ons nu voor, dat de overheidsuitgaven,
die dit alles vergt, niet ten volle bekostigd mogen
worden uit het huidige bruto of netto-inkomen van
de volksgenooten, dus door middel van belastinghef-
fing e.d., daar zulks een dergelijke druk op het be-
drijfsleven, voor zoover dit nog kan werken, zet, dat
een door werken daarvan bemoeilijkt, zoo niet on-
mogelijk gemaakt wordt. Deze uitgaven dienen o.i.
bekostigd te worden met de braakliggende koop-
kracht, die men. daarvoor moet weten te activeeren.
In theorie zou zulks het best kunnen met een ge-
dwongen leening, doch dit is praktisch niet uitvoer-
.baar, omdat een hanteerbaar criterium, waarnaar
ieders inteekenplicht vastgesteld kan worden, ont-
breekt; de grootte van het vermogen komt daarvoor
niet in aanmerking, omdat daarmede niet aangegeven
270
ECONOMISCH-STAPISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
wordt de braakliggende koopkracht. De in de vermo-
gensaangiften voorkomende posten, die betrekking
hebben op onbelegde gelden, hoewel een beter crite-
rium dan de grootte van het vermogen, is ook niet
aanvaardbaar, daar die onbelegde gelden reeds een
bestemming kunnen hebben (bijv. om
als reserve-
fonds te dienen om een met verlies werkende ouder-
neining door de moeilijke tijden heen te helpen), ter-wijl voorts de braakliggende koopkracht voor zoover
die toebehoort aan natuurlijke personen en rechts-
personen, die niet in de vermogensbelasting zijn aan-
geslagen, er buiten zouden vallen.
Lukt het niet langs den weg zonder dwang, langs
wat men zou kunnen noemen den ,,psychologischen” weg, de braakliggende koopRracht te activeeren, dan
lijkt ons zelfs de kunstmatige schepping van koop-kracht door de overheid ter verkrjging van de noo-
dige gelden beter dan een verhoogiug van de belas-
tingen e.d., te meer waar een dergelijke kunstmatige
schepping van koopkracht een katalytische werking
kan hebben om de bij particulieren braakliggende
koopkracht te activeeren.
Bedriegen de voorteekeneri niet, dan groeit in den
lande het besef, dat een algemeene herziening van ons
belastingstelsel noodzakelijk wordt. De minister heeft
reeds laten doorschemeren ), dat hij daartoe tijd en
gelegenheid hoopt te vinden, en één dezer dagen heeft
het Kamerlid, Dr. Kortenhorst de wenschelijkheid voor
het instellen van een staatscommissie daartoe geuit
2).
Het komt ons voor, dat mcii bij een eventueele her-
ziening van ons belastingstelsel goed zal doen met te
streven naar een belastingstelsel, waarbij meer dan
thans het geval is, verband gelegd wordt tusscheu de
wijze van besteding en de wijze van verkrjging der
overheidsgelden. Zulk een stelsel zal de overzichtelijk-
heid van het financiëel overheidsbeheer ten goede
komen en liet mogelijk maken meer dan thans cijfer-
matig na te gaan of de overheidsbemoeiing op be-
paalde onderdeelen al of. niet overprikkeld is.
1-let ligt echter buiten het bestek van het onder-werp van dit artikel om hierop dieper in te gaan
3
).
Wij moeten hier volstaan met vast te stellen, dat al
hetgeen de overheid op wat voor wijze ook van de
volksgenooten beurt, betaald moet worden uit het inkomen dier volksgenooten, zij het dan dat zulks
gedeeltelijk moet geschieden uit het bruto-inkomen
(nl. de prqductieve uitgaven van de overheid), ge-
deeltelijk uit het netto
2
inkomeu (nl. de consumptieve
uitgaven) van de overheid.
Steeds gaat men inzien, dat belastingheffing een integreerend deel van de economische politiek van
de overheid dient te zijn. 1-landelspolitieke maatrege-
len, crisisheffingen op landhouwproducten, produc-
tiebeperkingen, invoerbeperkingen, opleggen van be-
lastingen, al of niet gepaard gaande met de instelling van afzonderlijke fondsen, de tariefpolitiek der over-
heidsbedrjven, de heffingen van retributies etc., al
deze maatregelen zijn onverbrekelijk aan elkaar ver-bonden en dienen, althans in opzet, van een ,,einheit-
lich” gezichtspunt uit genomen te worden. Daarbij
dient er om. voor gewaakt te worden, dat de lagere publiekrechtelijke lichamen niet op eigen hand een economische politiek (in het bijzonder dan een be-
lastingpolitiek) gaan
drijven,
die niet synchroon
loopt met die van den staat zelve.
i)
Zie
,,Verslag” i/z. wetsontwerp tot heffing van een
Couponbelastiiig. (Handelingen 1933/’34, Bijlage No. 170,
4,
blz. 12, lstc kolom).
2)
Zie zijn redevoering voor den kring J)en Haag van
de Alg. R.-K. Werkgeversvereeuigiug, d.d.
9
Maart ji. ge-
houden.
2)
Wij mogen den belangstellenden lezer wellicht verwij-
zen naar onze bijdrage in de verzameling van opstellen door oud-leerlingen uitgegeven ter gelegenheid van het
25-jarig jubileum van Prof. Volmer als hoogleeraar en
naar
§ 1
van ons prae-advies voor de Vereeniging van Be-
lastingwetenschap (No. 25 van de Geschriften dier Ver-
eeniging).
Brengt men in de economische politiek van den
staat in al zijn geledingen niet een zekere eenheid,
dan komt het volk te verkeeren in dezelfde positie
als de leerlingen op sommige middelbare scholen,
waar elke leeraar, om straks bij het eindexamen met goede cijfers uit de bus te komen, de leerlingen vol-
stopt met huiswerk, zonder daarbij veel acht te slaan
op wat de collega’s in dit opzicht doen.
De drang om te komen tot een absoluten staat en
het zich gewonnen geven voor het ,,Führers”-principe,
dat men thans vrijwel overal in de wereld kan op-
merken, is o.i. voor een goed deel te verklaren door
het gevoel van beuheid, dat het volk bekruipt door
de steeds meer ingewikkelde en elkaar soms tegen-
werkende overheidsmaatregelen, welke het gevolg zijn
van de politiek van schipperen, die in tal van landen
– ons land niet uitgesloten – gedreven wordt, waar-
bij dan de eene politieke partij, dan de andere poli-
tieke partij, als resultaat van een politieken koehandel,
om der wille van cle goede vrede voor een deel een
programma-punt verwerkelijkt krijgt. Het gevolg
daarvan is, dat cle uitvoerende macht, dat zijn dus cle
ambtenaren, de onciankbare taak toebedeeld krijgt,
wetten en maatregelen uit te voeren, waarin elk
systeem ontbreekt en waar soms niet meer uit wijs te
worden is.
,,Leege kisten maken twisten”; hoe de Regeeriiag
thans ook handelt, verkeerd doet zij het in veler
oogen thans steeds. Aldus is de meening van velen.
Wij gelooveri niet, dat dit geheel juist is. Het moge
waar zijn, dat het politieke inzicht van de massa,
door de demagogie, waaraan een paar politieke par-
tijen zich in de afgeloopen decennia hebben te buiten
gegaan en waaraan, in alleszins begrijpelijke reactie
daarop, anderen zich thans te buiten gaan (men zou
haast zeggen te buiten moeten gaan, zoo zij aan hun
trek willen komen), de gelijkmatige en eenigszins
sceptische inslag van den Nederlandschen volksaard, maakt het o.i. alleszins mogelijk langs evolutionairen
weg te groeien naar de verhoudingen, die passen hij
de phase, waarin de economische en politieke ont-
wikkeling van de samenleving, thans verkeert. Een
oniënteering van ons politieken leven naar het voor-
beeld van onze buren aan de overzijde der Noordzee,
in plaats van naar dat van onze
Oostelijke
buren,
lijkt ons daartoe geboden.
Met welk een ,,good-will” werd het ministerie-
Oolijn bij zijn optreden nog geen jaar geleden aller-
wege niet ontvangen; men voelde bij intuïtie aan,
dat er frischheid zou komen na een bewind, dat al
te zeer getracht heeft kool en geit te sparen en daar-
door weinig fierheid toonde. De neiging bestaat o.i.
hier te lande om zich opofferingen te getroosten, ten-
einde ons land door de
moeilijke
tijden heen te hel-
pen, noodig is slechts, dat men de volksgeest weet te
treffen, die gaann.e pakkende leuzen en, typisch Hol-
landsch, een individualistisch tintje heeft, waardoor
een afkeer bestaat van bovenmatig ambtelijk toezicht.
Onze huidige Regeering, die bij haar optreden
eigenlijk een failliete boedel te beredderen kreeg, is
er na nog geen jaar aan het bewind te zijn geweest
er voor een goed deel in geslaagd met haar maatrege-
len, in het bijzonder doo:r haar optreden tegen ont-
bindende elementen, den volksgeest te treffen.
Veel is bij dit alles reeds bereikt als men in den lande een geest van saamhoorigheid en een zeker
enthousiasme voor de gemeenschappelijke taak: Ons
land door de moeilijkheden heen te helpen, weet te
wekken. Deze psychologische zijde lijkt ons, vooral
waar er tal van vogelaars in den lande zijn, die met
minzaam gekweel de inalcontenten om zich heen
trachten te verzamelen, van een niet te onderschatten
beteekepis.
In een volgend artikel zullen wij nagaan in hoe-
verre de fiscale politiek van de Regeering met deze
psychologische zijde rekening heeft gehouden.
Mr. Dr.
E. TEKENBR0EK.
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
271
WIJZIGING VAN DE NEDERLANDSCHE BANKWET.
De vorige week heeft de Regeering een wetsont-
werp ingediend, waarbij een tweetal kleine wijzigin-
gec in de Bankwet 1919 worden voorgesteld.
In verband met het afloopen van het mandaat van
Mr. P. J. C. Tetrode, Directeur der N. B., die voor
een herbenoeming niet in aanmerking wenscht te
komen, wordt voorgesteld om art. 24 der Bankwet
te wijzigen in dier voege, dat voortaan het minimum
aantal Directeuren der Bank tot één zal worden
teruggebracht. Redenen van• bezuiniging hebben tot (lit voorstel geleid. In dezen tijd van algemeene ver-
soberiiig zal wei geen enkel bezwaar worden gemaakt
tegen vermindering van het aantal Directeuren van
eene instelling, welke hare zaken in de huidige
depressie zeer sterk heeft zien terugloopen. Breidt het
bedrijf van de centrale bank zich later weder uit, zoo
kan het aantal Directeuren
altijd
naar gelang der
behoefte worden vergroot; immers, de formatie van
het drietal, gevormd door President, Directeur-Secre-
taris en Directeur, zal niet een fixum zijn, doch
slechts een minimum.
De tweede thans voorgestelde wijziging is belang-
rijker eii heeft een meer principiëele
zijde.
De be-
doeling is ul. om
art. 13 der Bankwet te wijzigen in
dezen zin, dat in de toekomst niet slechts een vijfde
gedeelte, doch het geheele kapitaal der Bank belegd zal mogen worden. Naast belegging van het geheele
kapitaal blijft dan, evenals tot dusverre, ook beleg-
ging van de geheele reserve der Bank geoorloofd.
De toepassing van art. 13 kwam in de praktijk hier-
op neer, dat de N. B. niet slechts een vijfde gedeelte
van haar kapitaal en haar geheele gewone reserve
1 ii effecten belegde, doch zelfs de ingevolge art. 9
der Bankwet gevormde bijzondere reserve, welke
laatste belegging minder juist schijnt. Blijkens den
weekstaat van 19 dezer bezat de Bank tegenover de
voor belegging in aanmerking komende eigen middelen
(zijnde
f
4.000.000,— kapitaal,
f
3.749.272,82 reserve-
fonds en
f
5.000.000,— ‘bijzondere reserve, totaal
f
12.749.272,82)
en tegenover haar pensioenfonds ad
f
8.805.389,80, effecten ter waarde van
f
21.265.796,—,
waaruit
blijkt,
dat deze bedragen bijna geheel waren
belegd.
De nieuwe bepaling doet, zooals zij daar staat, iet-
wat zonderling aan. De bedoeling is blijkbaar om aan
de N. B. de gelegenheid te geven hare daarvoor
beschikbare eigen rniddelerb
rentegevend te beleggen.
Nu is echter thans
feitelijk
niets meer beschikbaar
voor belegging, ja, er is zelfs reeds meer geïnvesteerd
dan ter beschikking der N. B. stond. Immers, een
deel van het kapitaal is reeds belegd in gebouwen en
meubilair, welke activa uiteraard met eigen, en niet
met vreemde middelen gefinancierd dienen te worden;
deze staan thans met
f
5.000.000,— te boek.
Bovendien is uit het Pondenverlies de bekende
langloopende vordering op den Staat ontstaan ten
heloope van ruim 18 millioen Gulden, waardoor het
restant van de voor belegging beschikbare middelen
belangrijk wordt overtroffen, zoodat thans inderdaad
geen middelen ter belegging aanwezig zijn, doch veel-
eer van een negatief beleggingssaldo kan worden ge-
sproken.
Wij komen zoo aanstonds nog nader terug op de
vraag, of het inderdaad noodig of gewenscht is den
aankoop van effecten tot de eigen middelen der N. B.
te beperken en hopen daarbij duidelijk te maken, dat
zulk een beperking gevoegeljk gemist kan worden.
Indien
zij echter aanvaard wordt, moet men daaruit
de consequentie trekken, hetgeen in dit geval betee-
kent, dat de Regeering het aanhangige voorstel niet
had mogen indienen.
De
feitelijke
strekking van het voorstel geeft o.i.
overigens geen aanleiding tot bedenking. De rentabi-
liteit van het bedrijf der centrale’ bank is door het
verdwijnen van de buitenlandsche portefeuille en door
de geringe credietvraag in dezen tijd van depressie
zeer gedaald en zal door aanvaarding van het aanhan-
gige wetsvoorstel worden vergroot. Dit is het eenige
motief, dat in cle Mem. van Toelichting voor de voor-
gestelde wijziging wordt aangevoerd. Het komt ons
intusschen voor, dat de Regeering haar motiveering
aanmerkelijk had kunnen versterken.
Immers niet slechts uit een oogpunt van privé-
belang der N. B. is aankoop van effecten thans in
beginsel aanvaardbaar, ook redenen van algemeen be-
lang kunnen hiervoor worden aangevoerd. In tijden
van depressie en terugloopende credietverleening is
er uiteraard veel voor te zeggen, dat de centrale bank
door aankoop van daartoe geëigende activa de leemte,
ontstaan door de vermindering van haar wisselbezit
en van hare heleeningen en voorschotten, op andere
wijze aanvult. Aankoop van effecten, inzonderheid
van courante obligaties, wordt daarvoor in verschil-
lende andere landen reeds lang een deugdelijk mid-
del geacht. Daarbij legt men echter meestal geen ver-
band met het eigen kapitaal der centrale bank, doch verklaart deze zonder meer bevoegd om haar open-
markt-politiek naar vrije keuze ook tot den aan- en
verkoop van effecten uit te strekken.
In verhouding tot dergelijke bevoegdheden gaat
het thans door de Regeering ingediende voorstel niet
ver, zooals ook in de Memorie van Toelichting wordt
opgemerkt. Het komt ons in het licht der buiten-
landsche ervaringen voor, dat de Regeering rustig een
stap verder had kunnen gaan, dan zij gedaan heeft,
en het voorstel had kunnen doen om aan de N. B.
de bevoegdheid te verleenen naar eigen keuze ten
aanzien van aard en ‘bedrag der fondsen tot aan-
en verkoop van effecten over te gaan. Wellicht be-
waart men een dergelijk voorstel nog enkele jaren,
totdat de algeheele herziening van het thans opge-
zegde Bankoctrooi aan de orde komt. Het is te hopen,
dat men alsdan de regeling van de bevoegdheden
der N. B. ten aanzien van de open-markt-politiek,
waarvan de aan- en verkoop van effecten een onder-
deel dient te vormen, eens principiëel zal bezien, los
van de denkbeelden, vastgelegd in het thans aan-
hangige Regeeringsvoorstel, hetwelk dezen karakter-
trek met vele andere crisiswetten gemeen heeft, dat
het een incidenteele en in zich zelf bedenkelijk on-
logische, ‘boven een principiëele regeling prefereert.
Er is, zooals gezegd, naar onze meening tegen aan-
vaarding van het aanhangige voorstel geen be-
zwaar, mits men zich ervan bewust blijve, dat daar-
mede over de zaak, waarom het in dezen gaat, t.w.
vergrooting van de bevoegdheid der centrale bank
tot het verwerven van rentedragende activa in tijden
van depressie en geringe credietvraag, het laatste
woord nog allerminst is gezegd. G. M. V. S.
NEDERLANDSCH-FRANSCHE CREDIETVERLEENING.
Reeds eenige malen werden in de laatste jaren
door een groep Nederlandsche banken disconto-cre-
dieten verleend aan den Franschen Staat of aan
lichamen, die nauw met den Staat in verband staan.
In Februari van het vorige jaar was het een crediet
van
f
60 millioen aan de Fransche staatsspoorwegen,
waarvan imniddels reeds op den vervaldag der eerste
wissels t.w. 15 Mei ongeveer de helft werd afgelost,
terwijl op 15 November het restant werd terugbe-
taald. Kort na laatstgenoemden datum t.w. begin
December werden Vrij vlug na elkander een tweetal
credieten, elk van
f 10
millioen verleend aan de
spoorwegmaatschappijen van Elzas-Lotharingen en
van Parijs—Orleans. Nu weer is juist een transactie
tot stand gekomen, waarbij aan den Franschen Staat
een discontocrediet wordt verleend van nominaal
j 100 millioen of Frs. 1 milliard tegen driemaands-
promessen, met de bevoegdheid van den debiteur drie-
maal pi-olongatiepromessen af te geven. De disconto-
rente voor dit aldus maximaal één jaar loopen:Ie
crediet bedraagt 4 pOt. De promessen zijn naar keuze
van den houder betaalbaar in Guldens of Fransche
Francs, terwijl tenslotte de houder ook betaling in
272
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
goud kan verlangen. 1)e fornuleering van deze goud-
clausule houdt rekening met alle exccpties, die in den
jongsten tijd ten deele mèt ten deele zonder succes
zijn opgeworpen tegen •bestaande goudclausules.
1)
Het crediet is verleend door een consortium onder
leiding van het Amsterdamsche baukiershuis Men-
delssohn, dat in de laatste jaren een groot aantal
obligatieleeningen, zoowel als kortloopende credieten
aan Frankrijk en België heeft tot stand gebracht en
dat op dit terrein over vele attaches beschikt. Van
het totale bedrag ad
f 100
millioen is echter slechts
een gedeelte door Nederlandsche banken gepartici-
peerd; het restant werd gefourneerd door Zwitser-
sche, Fransche en waarschijnlijk enkele Belgische ban-
ken. Men heeft getracht ook in Londen en New-York
deelnemers te vinden, doch zonder succes. De Engel-
sche regeering wil nog steeds het emissie-embargo
voor huitenlandsche leeningen, dat ook voor kbrte
credieten wordt toegepast, niet breken. En wat de
Ver. Staten betreft, ook daar heeft Roosevelt, die
het credietwezen onder zijn contrôle heeft genomen,
zijn veto over participatie door de Amerikaansche
banken uitgesproken. Een van de motieven, die hij
daarbij deed gelden, was Frankrijk’s weigerachtigheid
inzake de betaling van oorlogsschulden. Het zou in-
derdaad eenigszins plus royaliste que le roi zijn om een wanbetalende de’biteur een nieuw voorschot te
geven.
De participatie van de Nederlandsche bankgroep
beloopt
f 30
millioen, dat is althans het bedrag, dat
door De Nederlandsche Bank discontabel werd ver-
klaard. Terwijl dus in Engeland en de Ver. Staten
de goedkeuring op deelneming door de banken werd
geweigerd, is zij hier verleend. Ook hier was immers
zulk een goedkeuring noodig. Eenerzijds is daar het
bekende gentiemen’s agreement inzake buitenlandsche
emissies en credietverstrekking, en anderzijds de dis-
contabelverklaring der promessen. Ondanks de zeer
ruime liquiditeit der bankeh – deze is in Februari
in verband met de omvangrijke goudonttrekkingen
trouwens belangrijk verminderd – zullen deze onder
de herschende omstandigheden niet zonder de prin-
cipiëele discontabelverklaring van de zijde der circu-latiebank zulk een crediet verleenen.
De Nederlandsche Bank had dus tot op zekere
hoogte de participatie der Nederlandsche banken in
deze credietgeving in de hand. Toen verleden jaar
begin Februari door haar de disconta’biliteitsverkla-
ring,me betrekking tot het
f 60
millioen-crediet aan
de Fransche staatsspoorwegen werd afgegeven, was
cle goudvoorraad nog vrijwel op zijn maximum, kort
daarna begonnen pas de goudonttrekkingen in ver-
band met de bankcrisis in Amerika gevolgd door den
Dollarval. Toen in December de beide credieten aan
cle genoemde Fransche spoorwegondernemingen ver-
den verleend was er een tijdvak van eenige maanden
achter den rug, waarin rond
f 200 van de f 300
mil-
lioen verloren goud weer was teruggestroomd. Boven-
dien viel juist medio November de terugbetaling van
het restant van het op 15 Februari verleende Fran-
sche spoorwegcrediet. Mede in verband daarmee wel-
licht was er in Frankrijk een neiging tot gouduit-voer, terwijl hier de Franc op het goudinvoerpunt
noteerde. De verleening van de beide genoemde cre-
dieten hadden dus voornamelijk de strekking om
1)
])e tekst dezer clausule komt op het volgende neer:
De Fransche regeering verplicht zich, indien de crediteur
voldoening in goud wenscht, dit te leveren daar, waar de
crediteur dat verlangt; mocht om een of andere reden de
Fransche regeering niet in staat zijn tot de levering van
goud, dan verplicht zij
zich
aan het bankiershuis Mendels-
sohn & Co. te Amsterdam, hetzij in goud, hetzij in devie-
zeil, voldoende bedragen ter beschikking te houden, dat
deze firma den aankoop van de benoodigde hoeveelheden
goud op een vrije goudmarkt kan verrichten. Het aldus
verkregen goud wordt door genoemde firma ter beschik-
king van de houders der promessen gesteld. Twijfelgevallen
worden onderworpen aan het permanente Internationale
Gerechtshof te ‘s-Gravenhage.
goudverschuiving van
Parijs
naar hier te vermijden
door daartegenover een conipenseerenden factor te
stellen. Men heeft destijds zelfs verondersteld, dat de
steun door de centrale bank aan deze transactie in verband stond met de Parijsche besprekingen van
het goud’bloc.
Op het oogenlik is de toestand geheel anders. In
betrekkelijk kort tijdsverloop heeft De Nederlandsche
Bank ruim
f130
millioen (rekening houdend ook
met de omzetting van een klein restant deviezen in
goud) goud verloren. Die beweging is weliswaar tot
staan gekomen, maar de Franc noteert nog steeds
niet ver van het goudexportpunt. De Banque de
France ziet haar goudvoorraad eerder iets toenemen,
zoodat er niet, zooals in December, aanleiding kan
zijn een dreigende goudexport uit
Frankrijk
hier-
heen te keeren. Deze situatie schijnt dan ook de aan-
leiding te zijn geweest, dat De Nederlandsche Bank
aan haar discontabiliteitsverklaring de eisch heeft
verbonden, dat de credietverleening niet gepaard
mocht gaan met goudonttrekking aan De Nederland-sche Bank. Vermeld is althans, dat de middelen voor
dit crediet vrijwel geheel gedekt zouden worden uit
goud- en deviezenbezit der participeerende banken.
In dit verband is het interessant nog even te rela-
veeren, dat ook de beide credieten in December aan
de genoemde spoorwegondernemingen verstrekt, geen
goud hebben doen afvloeien en dat de aankoopen van
Francs op de wisselmarkt voor rekening van het con-sortium destijds plaats vonden met inachtneming van
limieten, die aanmerkelijk beneden het goudexport-
punt lagen. Misschien is ook toen reeds dienaangaan-
de door De Nederlandsche Bank een desideratum uit-gesproken, waarbij er dan den nadruk op gelegd moet
worden, dat toen dit verloop geheel in overeenstem-
ming met de technische marktpositie Guldens-
Francs was (zonder genoemde credietverstrekking zou
destijds, zooals reeds vermeld, waarschijnlijk goud uit
Frankrijk hier zijn binnengekomen), terwijl dat nu
niet het geval was, en dus eerder aan te nemen is,
dat het onberoerd blijven van onze betalingsbalans
door de onderhavige transactie als voorwaarde is
gesteld.
Het is bekend, dat verscheidene banken omvang-
rijke goudvoorraden aanhielden. Maar evenzeer too-
nen de statistieken aan, dat in Februari groote pos-
ten goud, die zich in het ,,vrije verkeer” ‘bevonden,
hun weg naar Parijs en New-York hebben gevonden.
Immers in genoemde maand beliep het exportsaldo van goud rond
f
50 millioen meer dan het bedrag, dat door De Nederlandsche Bank werd afgegeven.
Dat
bij
den toenmaals te behalen abnormaal hoogen
prijs de banken nog veel goud zouden hebben aan-
gehouden, is
nauwelijks
denkbaar; inmiddels is het
mogelijk, dat daarna uit handen van het hamsterend
publiek weer goud bij de banken is ‘binnengevloeid. Wat het deviezenbezit betreft, kan niet worden aan-
genomen, dat dit een noemenswaardigen omvang be-
reikt in ,,zwevende valuta’s”, omdat bij ,,afdekking”
op termijn een rentemarge van beteekenis niet te be-
halen is. De Fransche geldmarkt kwam voor rente-
arbitrage wellicht eenigermate in aanmerking, en
voor dat geval zou het dus de omzetting van de ééne uitzetting in een andere beteekenen.
Hoe dit ook zij, het feit, dat de middelen voor de
credietverleening geput zullen worden uit eigen goud-en deviezeubezit involveert tevens, dat de inheemsche
geldmarkt van deze transactie weinig of geen invloed
zal ondergaan, omdat zij immers daaraan niet ont-
trokken worden. Noch goud noch deviezen konden
hier zijn uitgezet; de resultaten van de jongste schat-
kistemissie wijzen dan ook niet op een stijvere geld-
markt, hetgeen tijdelijk als gevolg van den psycholo-
gischen invloed der aankondiging van de bedoelde
transactie nog mogelijk zou zijn geweest.
Het motief voor de credietvraag van de zijde der
Fransche regeering kan weinig twijfel laten. Mone-
taire overwegingen kunnen daarbij, zooals gezegd,
—.
—j
–
90
,
70
~
-2
1.-
i
ro~
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
273
geen rol spelen, omdat de Franc in het internationa-
le wisselverkeer eerder gevraagd is, en er is, gezien
den omvang van den goudvoorraad van de Banque
de France, geen aanleiding die tendens te verster-
ken. Het eenige motief moet dan ook gezocht worden in de financieringsbehoeften
van
de schatkist. In het
tijdvak ultimo Mei 1932 tot ultinio September 1933
is de Fransche staatsschuld toegenomen
met
f
24
mii-
hard, waarvan
f
9 milliard op rekening van de
vlottende schuld komt. Voor 1934 beloopen de finan-cieringsbehoeften, inclusief die voor vervallende ver-
plichtingen, rond
f
30 milliard, zoodat het onderha-
vige crediet nog slecht§ de traditioneele druppel op
een gloeiende plaat is. De Fransche geldmarkt is
reeds geruimen
tijd
krap, getuige ook het feit, dat
het onlangs tot 3 pOt. verhoogde bankdisconto nog
steeds vrijwel effectief is. En voor dit jaarspapier is
de regeering bereid zelfs 4 pOt. rente te betalen!
Eén punt verdient in verband met deze transactie
nog de aandacht. Vermeld werd reeds, dat deelne-
ming van Amerikaansche banken afstuitte op het
veto der regeering, wier houding in deze mede werd
bepaald door politieke overwegingen. In ons land is
de band tusschen de financiëele wereld en de poli-
tieke nooit erg innig geweest. Toch kan de regeering,
in verband met het feit, dat discontabiliteit van het
papier bij de centrale bank, zoo al geen conditio sine qua non, dan toch in hooge mate bevorderlijk is voor de totstandkoming van zulk een transactie,
wel
dege-
lijk invloed uitoefeneu. En waar de regeering nu een-
it
aal noodgedwongen zich meer
en meer inlaat met
economische politiek en op dat terrein het principe
der reciprocitei
t,
het ,,voor-wat-hoort-wat”-beginsel,
steeds meer opgeld doet, zou het geenszins ondenk-
baar zijn, dat ook bij een transactie als de onderha-
vige de regeering haar gewicht in de
schaal
legde.
Of dat gebeurd is, is niet bekend. Het eenige, wat
wel eenige aandacht verdient, is de zeer plotselinge
wending, die kortelings intrad in de handelsverdrag-
onderhandelingen met Frankrijk, zdé plotseling, dat
ongeveer op het moment, dat minister Verschuur zich
in de Kamer terzake pessimistisch uitliet het accoord
tot stand kwam. Heeft misschien toch de regeering
deze credietverleening aangegrepen als ,,onderhande-
lingsobject”? In dat geval zou een contraprestatie
niet duur gekocht
zijn,
omdat immers onze eenige
concessie: de discontabiliteitsverklaring niet invol-
veert de vrijgave van goud voor de betaling.
C. A.
KLAA5SE.
PRIJSONTWIKKELING IN DEN BUITENLANDSCHEN
HANDEL VAN NEDERLAND.
Mr.
Dr. H. J. von Brucken Fock schrijft ons:
De ontwikkeling
–
eigenlijk moest men spreken
van inkrimping
–
onzer handelsbeeging stemt wei-nig blijmoedig. Daarop is den laatsten tijd reeds zoo vaak gehamerd, dat het bijna overbodig mag heeten,
dit nogmaals te dezer plaatse in het licht te stellen.
De
cijfers
spreken overigens voor zichzelf. In verge-
lijking met het topjaar 1929 kromp de waarde van
den invoer in 1933 in met 56 pOt., die van den uit-
voer met 64,5 pOt., het percentage van door uitvoer
gedekten invoer liep van 72,3 terug tot 60. Terwijl
de waarde van den invoer gedurende 1933 kwartaals-
gewijze constant steeg, bedroeg die van den uitvoer
in het vierde kwartaal evenveel als in elk der beide
eerste kwartalen.
Waarop wij in het bijzonder het licht willen laten
vallen is het verschijnsel, in
nevenstaande grafiek in
beeld gebracht, nl. dat de waarde van den invoer,
uitgedrukt in de verhouding van hoeveelheid tot
waarde, m.a.w. per ton berekend, in vergelijking met
het jaar 1930, tot over 1933 minder sterk is terug-
geloopen dan bij den uitvoer, nl. in het eerste geval
tot op 68.83 pOt., in het laatste geval tot 63.46 pOt.
Dit verschijnsel treedt nog sterker naar voren, in-
dien men de 6 groepen, waarin onze handelsbeweging
door het Centraal Bureau voor de Statistiek o.a.
wordt onderverdeeld, afzonderlijk beziet. Daarbij wordt
de groep ,,Gouden en zilveren munt en
muntmate-
riaal” uiteraard buiten beschouwing gelaten. Bij
Groep 1 (levende dieren) treedt het gereleveerde ver-
schijnsel wel het sterkst aan den dag. De gemiddelde
invoerwaarde steeg van 100 tot 126,6, de uitvoer-
waarde daalde van 100 tot 58,6. Het omgekeerde ver-
schijnsel zien wij in Groep IlIb (onbewerkte en half-
bewerkte stoffen van plautaardige herkomst). Daar
steeg de gemiddelde uitvoerwaarde van 100 tot 112,5,
waartegenover de invoerwaarde daalde van 100 tot
50,6.
Bedenkelijker is, dat bij de ,,fabrikaten” (zoowel
die, behoorende tot Groep II, voedingsmiddelen, als
tot Groep IV, overige fabrikaten) de gemiddelde uit-
voerwaarde sterker daalde dan de invoerwaarde. Bij
de eerstbedoelde tot 47,3 bij den uitvoer, tegen 55,6
-bij den invoer, bij laatstbedoelde tot resp. 46,6 tegen
65,3. Evenzoo bij de laatste Groep (VI, andere goe-
deren) zijn de uitvoerwaarden sterker gedaald dan
de invoerwaarden, nl. tot resp. 48,9 tegen 71,5.
In het algemeen kan men zeggen, dat bij de on-
bewerkte en halfbewerkte goederen (dus grondstof-
fen voor- de industrie) de prijsdaling, zoowel wat den
invoer als wat den uitvoer betreft, vrijwel parallel
heeft plaats gehad (tot 62 pOt. bij den invoer tegen
63 pOt. bij den uitvoer), terwijl bij de overige goe-
deren, voornamelijk dus industrieproducten (de ,,le-vende •dieren” spelen naar hun waarde een zeer on-
dergeschikte rol), de prijsdaling bij den uitvoer (tot
46,5 pOt.) veel scherper was dan hij den invoer
(tot 64,4 pOt.).
De conclusie ligt voor de hand. De Nederlandsche
PRIJSVERLOOP
van de
Nederlandsche in en uitvoer.
(waarde, gedeeld door gewicht. 1930
–
100)
1930
1931
1932
1935
1930
101
1932
33
110
–
20
I01
.90
óc
50
=1
Invoer.
Uitvoer.
274
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
industrie heeft haar prijzen veel sterker zien terug
–
loopen dan de buitenlandsche fabrikant, die naar Ne-
derland importeert. De daling der grondstoffen bleef
voor den Nederlandschen fabrikant in tempo ten ach-
ter bij de daling zijner bij den export behaalde prij-
zen. De huitenlandsche fabrikant daarentegen zag
zelfs zijn op de Nederlandsche markt behaalde prij-
zen minder dalen dan de grondstoffenprijzen.
Wil men sprekender cijfers? Volgens de indexci,j-
fers van den Engelschen Board of Trade daalde de
gemiddelde waarde der invoeren aan voedingsmidde-
len, dranken en tabak van 100 in 1930 tot 81,3 in
1931, 76,1 in 1932 en 71,2 in 1933, die van grond-
stoffen tot resp. 74, 69,4 en 69,6, terwijl de gemid-
delde uitvoerwaarde van fabrikaten slechts daalde tot
resp. 89, 81,8 en 80,8. In 1932 was de indexwaarde
van den invoer 74,7, van den uitvoer daarentegen
83,3, in het laatste kwartaal van 1933 resp. 73,5 en
82,6. De invoer van Engeland daalde dus relatief
meer in prijs dan zijn uitvoer.
Opvallend bij de Engelsche cijfers is zeker, dat on-
danks de devaluatie van het Engelsche Pond Ster-
ling zich daarbij niet de werking heeft •geopenbaard,
die zoo vaak voor de devaluatie van een ruilmiddel
voorspeld wordt, dat ni. het nadeel voor het betrok-
ken land – indien dit een passieve handelsbalans
heeft – grooter is dan het voordeel, omdat de prij
–
zen
zijner
(meerdere) invoeren in grooter mate zou-
den stijgen dan van
zijne
(geringere) uitvoeren, daar
contingenteeringen e.d. den export tegen goedkoopere
prijzen toch zouden beletten. Immers de Engelsche
1
handelsbalans toonde in 1930 een nadeelig saldo van
1
ruim 386 millioen gouden Ponden (ca.
f
4666 mil-
1
lioen), tegen een nadeelig saldo over 1933 van nog
niet 262 millioen papier Ponden (ca.
f
2094 mil-
lioen).
Doch wat daarvan ook moge zijn, het is een feit,
dat het buitenland
blijkbaar
van onze guldensprjzen
meer voordeel trekt dan wij, zoodat wij ‘noodgedwon-gen door contingenteeringen e.d. onze binnenlandsche
markt moeten vrijhouden, om een afzetgebied te vor-
men voor onze industrie, die nog te veel op den
export georiënteerd is. Ons werkloozenleger roept
om arbeid, doch evenzeer om bevrediging zijner be-
hoeften in den vrogeren omvang. De werkkrachten
zijn er, de behoeften ongetwijfeld ook,
terwijl
het
bedrijfskapitaal ,,de kat uit den boom kijkt”. Slechts
over de prijzen van den arbeid, het kapitaal en de
goederen kan men het blijkbaar niet eens worden.
• Is het te verwonderen, dat menigeen in arren
moede roept om een straffe hand, die ,,ordenend” in-
grijpt en de ,,rechtvaardige” belooning voor arbeids
en kapitaal vaststelt?
Is het mogelijk af te wachten, tot alles vanzelf’
weer in het gareel komt en bonen, rente e.a. vaste
lasten op den duur hun niveau vinden?
Men ,,helpt het hun wenschen”, die daarop ver-
trouwen. Hebben echter wel de talbooze crisis-slacht- 1
offers den moed en het geduld, mede te wachten?
NIEUWE FEITEN OVER DEVALUATiE-POLITIEK
EN CREDIETSITUATIE.
Na in vorige artikelen
1)
het verloop van klein- en
•
groothandelsprijzen, de omvang der werkloosheid en
de ontwikkeling van den export in de ,,niet-goud- en
,,goudlanden” vergeleken te hebben, volgt thans eent
overzicht van de credietsituatie in die landen.
Aan de hand van het verloop van de koersen van
staatsleeningen en van aandeelen, zullen wij weder-
om het verschil in ontwikkeling in de ,,niet-goud-
en ,,goudlanden” demonstreeren.
IV.
Het staats- en industriëel crediet.
A.
Het staatscrediet.
Voor de ‘beoordeeling van het staatscrediet, be-
schouwen wij de koersen van de staatsleeningen, zoo-
als deze genoteerd zijn aan de beurzen van verschil-
lende landen. Ter bepaling, van een jaargemiddelde
van den koers voor een land moeten wij echter de
gemiddelde koersen der leeningen vermenigvuldigen met de grootte daarvan. Tellen wij deze bedragen op
en deelen het totaal door de som van de leeningen,
dan hebben wij zoodoeude een gemiddelden koers per jaar verkregen.
De koersen der leeningen zijn ontleend aan de
uitgave van het ,,Institut International du Commer-
ce” te Brussel, aan de Dagelijksche Beurscourant en aan de Deensche Statistiek. Nemen wij weer het ge-middelde van de jaren 1927, 1928 en 1929 als basis,
dan blijkt, dat in de ,,niet-goudlanden”, w.o. Enge-
land, Zweden, Noorwegen en Denemarken een stij
–
ging plaats vindt en wel van 104.8 in 1931 tot 114.2
in 1933.
In de ,,goudlanden”, w.o. Nederland, België, Frank-
rijk en Zwitserland daarentegen is de tendens omge-
keerd en vindt een daling plaats van 110.9 in 1931
tot 102.7 in 1933. Voor Nederland waren deze cijfers
resp. 95.9 en 101.5.
Tabel I.
Overzicht van het koersverloop van Staatsleeningu.
Basis
L a n d e n
1927+1928 + 1929 1931
1
1933
,,Niet-Goudlancten”
100
102.8 125.4
100 108.1
114.3
Noorwegen …………..
100
1.04.3
106.1.
..
100 103.9 110.8
Denemarken
…………..
100
104.8
114.2
Engeland
…………….
Zweden
………………
Totaal ………………..
Goudianden”
100
95.9
101.5
114.7
101.9
Nederland
…………….
129.2
105.2
]3elgië
……………….100
Frankrijk
……………100
100
103.9
102.2
Zwitserland…………..
Totaal ……………….
100
110.9
102.7
In de graphische voorstelling komt dit verschil nog
duidelijker tot uitdrukking (zie graphiek 1).
OVEI
ZICH«»
VAN
HET
KOI
SVEI
LOOP
V.
N STAATSLEENINGEN
2?
iie
118
114
–
114
0
o
–
..L to
/
Of
/
0e
102
oî:;z
1′
94
-1-
————_
94
90
–
NIET- 12OUDLANDEN
ge
OOUDL
NDEN__._
.
i2=
86
82
7R
1
) E.-S. B.
14
en
21
Maart
1933.
1
1927
1928 1929
1930 1931
1932 1933
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
275
Ook het argument, dat de ,,niet-goudlanden” álleen
tegen hoogere rentevoet zouden kunnen leenen, is
niet steekhoudend, daar uit graphiek II kan blijke,
dat dit geenszins het geval is. Deze graphiek geeft
weer het verloop van den rentestand,
waartegen
in
de verschillende jaren staatsleeningen geëmitteerd
werden en daaruit blijkt duidelijk, dat de rentevoet
in de ,,niet-goudlanden” niet gestegen is. (Zie
graphiek II).
VERLOOP VAN DE PErITESTAND
VAN 3TAATOBLIGATIE5
“ii
DeNEMARKEn
ENGELAND
5
4:
3
PIOOR WEG EN
ZWEDEN
dUDL4NDEN
19e7
’28
‘9
.
30
’31
32
Uit het geheel blijkt, dat het vertrouwen van het
publiek in het staatscrediet van de ,,niet-goudlandeu”
grooter is, dan in de ,,goudlanden”.
B. Het industriëel crediet.
De beoordeeling hiervan kan geschieden aan de
hand van de koersén van industriëele aandeelen,
waarvan de indices voorkomen in het ,,Bulletin Men-
snel” van den Volkenbond No. 2 van 1934: Het ge.
mddelde van
1927,
1928 en 1929 als basis aannemen-
de blijkt, dat de positie van het industriëele crediet
in de laatste jaren in de ,,niet-goudlanden” aanmer-kelijk beter is dan in de ,,goudlanden”.
Tabel H.
Overzicht van het koersverloop van industrieële aatideelen.
Basis
L a ii d e n
1927 + 1928+1929 1931
1
1933
Niet-Goucllanclen”
100
64.4 76.3
100
50.6 41.3
N
oorwegen…………..
100
67. _.
86.8
m
100
88.2
85.8
100
67.6 72.6
Engeland………………
Zweden
……………….
Totaal ………………….
,,Goudlanden”
Denearken
……………
…
100
43.9 31.3
100
.42.5 29.9
2
)
Nederland
…………….
100
75.3
58._
België’)
………………
Frankrijk
……………
100
72.6
65.7
Zwitserland
………….
Totaal ……………….
100
58.6
46.2
1928+ 1929
Basis
2
11
maanden van
1933.
Was het gemiddelde in. de ,,niet-gôudlanden” in
1931 67.6, in 1933 bereikte het 72.6, terwijl in de
,,goudlanden” in 1931 het gemiddelde 58.6 was en
in 1933 daalde tot 46.2. Voor Nederland waren deze
cijfers resp. 43.9 en 31.3.
In de graphiek komt de groote voorsprong van de ,,niet-goudlanden” nog sterker tot uitdrukking. (Zie
graphiek III).
QJÇP
T
VAI
1 HT
KOEQ
]
5VERtLOOP
VAN 1
t5i
îEr
EELEN
(30
.
(30
120
120
110
110
—.’
—————_—IOr(
/
go
go
–
–
/
80
60
_.
.L_
50
50
5e
1V
—
)
..—
40
4
0
–
)TET
U]
Nö
GOUD
ANDE
30
__=
30
20
_,_
20
1927
1928
199
1930
1931
193e
1933
Resumé.
Op grond van de onderzoekingen in onze drie arti-
kelen kunnen wij de conclusies als onderstaand resu-
meeren Bedacht dient hierbij te worden, dat steeds
de ,,goudlauden” als geheel tegenover de ,,niet-goud-
landen” werden geplaatst, waarbij het wel vanzelf
spreekt, dat zich bij vergelijking van afzonderlijke
landen hier . en daar afwijkingen van ‘het algemeene
beeld voordoen, welke uit oorzaken van plaatseljken
aard verklaard moeten worden. Wij meenen aange-
toond te hebben:
Dat in het verloop der groot- en kleinhandels-prijzen in de ,,goudlanden”, in tegenstélling met dat
in de ,,niet-goudlanden”, een belangrijk scherper wor-
dende divergentie te constateeren valt, wat wijst op
meer interne verstoring.
Dat de werkloosheid, die in de tegenwoordige
goudlanden” voor het uitbreken der crisis geringer
was dan in de ,,niet-goudlanden, thans grooter is ge-
worden en dat met name de werkloosheid in Neder-
land zich naar een voor dat land uitzonderlijk on.-
gunstige positie heeft ontwikkeld.
Dat de procentueele vermindering van den ex-
port der ,,goudlanden” in waarde gemeten aanzienlijk
sterker is dan die der ,,niet-goudlanden”, terwijl een
zekere herleving van den export in 1933 zich vrijwel
uitsluitend beperkt tot de ,,niet-goudlandeu”; deze
feiten blijken uit vergelijking der waardecijfers:
in landsvaluta; idem, met correctie voor verandering der munt-
waarde door middel der indices voor kleinhandels-
prijzen;
fRANPRYP
NEDERLAND
.BELOI
ZWITERLAI1D
276
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
c.
idem, met correctie voor verandering der munt-
waarde door middel der indices voor groothandels-
prijzen.
Dat de sterkere positie van den export in de
,,niet-goudlanden”, die gebleken is uit vergelijking
der waardecijfers, bevestigd wordt door vergelijking
der hoeveelheidcijfers.
Dat de koersen van industriëele aandeelen in de
,,niet-goudlanden” hooger staan dan in de ,,goud-
landen”, hetwelk wijst op een hooger aanslaan van
rentabiliteit en credietwaardigheid voor het particu-
her bedrijf. Ook het overheidscrediet wordt in de
,,niet-goudlanden” gunstiger beoordeeld, hetwelk blijkt
uit het koersverloop van de leeningen der overheid.
Van een duurder worden van het overheidscrediet in
de ,,niet-goudlanden” blijkt niets.
Dr.
J. G. STRIOJRON.
REORGANISATIE VAN EEN ARBEIDERSBANK IN
BELGIE.
Het bankwezen in België kenmerkt zich door ver-
schillende bijzonderheden. In de eerste plaats zijn
waarschijnlijk in geen enkel land ter wereld de be-
trekkingen tusschen banken en industrie – relatief
gesproken – zoo innig als bij onze Zuidelijke buren.
Verder onderscheidt het bankwezen zich daar in zoo-
verre van dat van verschillende andere landen, dat
uit enkele groepen van het economisch leven zelf de
drang is ontstaan tot het oprichten van speciale bank-
organisaties. Naast de twee grootste banken van Bel-
gië, de Société Générale en de Banque de Bruxelles, heeft België nog drie banken van beteekenis, die elk
een zeer speciaal karakter hebben.
Zoo is uit de industrie een aparte bank voortgeko-
men, de Société Belge de Banque, tot 1931 de Ban-
que Générale Beige, welke door de bekende groep
Solvay is opgericht. Verder bezit de Landbouw in
België, die sterk georganiseerd is, een aparte bank,
nl. de Algemeene Bankvereeniging en tenslotte heb-ben vlak véér den oorlog de socialistische arbeiders-
coöperaties een bank in het leven geroepen, de Bel-
gische Bank van den Arbeid.
De laatstgenoemde instelling, die de kleinste van
de genoemde vijf banken is, heeft de vorige week de
hulp van de regeering moeten inroepen. De oorzaken
van de mislukking van deze bank liggen, voorname-lijk in den opzet en wel in haar tweeslachtigheid. De
Belgische Bank van den Arbeid had namelijk naast
haar commercieel ook nog een politiek karakter, het-
geen moge blijken uit het volgende citaat, ontleend
aan een artikel van F. Smets in de ,,Revue Econo-
mique Internationale” van Mei 1931. Deze omschrijft
het doel van deze bank als volgt: ,,Le but avoué est de créer au moyen de fonds d’épargne, confiés è. la Bauque, des entreprises multiples et variées dont la
puissance doit constituer une société socialiste dans
la société bourgeoise par l’action politique des diri-
geants de ces entreprises sur le personnel occupé.”
Bij de bestudeering van het Belgische bankwezen
is het ons niet gelukt na te gaan, in hoeverre deze
bank dit doel heeft nagestreefd. In haar bedrijfs-
politiek, voor zooverre deze zichtbaar was, toonde deze bank geen verschillen met de andere banken,
hetgeen herhaaldelijk in de socialistische pers en
partij tot discussie aanleiding heeft gegeven. Zij was, evenals de andere Belgische banken, sterk geïnteres-
seerd bij het bedrijfsleven, vooral bij textielonderne-mingen; dit laatste hield ook eenigszins verband met
de plaats van vestiging (Gent).
Uit de Frankfurter Zeitung van 20 dezer blijkt
echter, dat de Belgische Bank van den Arbeid, ook
wel eens uit
sociale
overwegingen in bepaalde onder-
nemingen participeerde bijv. om
het sluiten van fa-
brieken tegen te gaan. Het spreekt vanzelf, dat een
dergelijke politiek voor een bank funest is. Om deze
reden kunnen weliswaar bepaalde groepsbelangen
worden gediend, doch het kan nimmer het algemeen
belang van de arbeidersklasse zijn om met hun spaar-
penningen niet-reudabele ondernemingen in stand te
houden.
De hoofdreden van de mislukking van deze bank
ligt echter elders. In tegenstelling met de andere
Belgische grootbanken, werden de deelnemingen in
de industrie voor een belangrijk deel gefinancierd uit
deposito’s, die voornamelijk van socialistische coöpe-
raties afkomstig waren. Aangezien deze coöperaties
grootaandeelhoudsters van deze bank zijn, hebben deze
deposito’s een ander, Ren meer stabiel karakter dan gewone deposito’s. Het is echter zeer gevaarlijk om
met in wezen korte credieten deelnemingen in indus-
triëele ondernemingen te nemen. In onze studie over
het Belgische bankwezen hebben wij er dan ook op
gewezen, dat deze deposito’s uiteindelijk gevormd
worden door de spaarpenningen vân de arbeiders en
dat daarom voor deze bank, in tijden van werkloos-
heid en ingeval van werkstakingeu, moeilijkheden
zouden kunnen ontstaan. Immers, de onttrekking van
gelden zou gepaard kunnen gaan met grootere crediet-
behoeften van de gecontroleerde ondernemingen,
waardoor de bank dus juist over ruimer middelen zou
moeten beschikken, zoo schreven wij.
Het blijkt thans, dat deze ontwikkeling inderdaad
heeft plaats gevonden. De crediethehoeften van de
gecontroleerde maatschappijen van de Belgische Bank
van den Arbeid waren sterk toegenomen, terwijl an-
derzijds de deposito’s door het terugtrekken van de
gelden van de coöperaties waren verminderd; de
coöperaties werden daartoe gedwongen, doordat de
arbeiders bij de aangesloten spaarbanken hun gelden
opvroegen.
De Bank van den Arbeid zal waarschijnlijk wor-
den gesteund door een crediet van Frs. 150 millioen
van de Belgische Spaarkas. Dit crediet wordt ver-
leend via de coöperaties, die hiervoor op hun gebou-
ven hypothecaire zekerheid verleenen. Uit een en
ander blijkt
dus, dat de crisis de zwakke fundameu
ten, waarop deze bank rustte, aan het wankelen heeft
gebracht. Bij een juister financiëel inzicht, had men
deze mislukking, vooral in het belang van de socia-
listische partij, kunnen voorkomen.
In den laatsten tijd wordt namelijk in België van
socialistische zijde zeer veel propaganda gemaakt voor
het plan van Prof. H. de Man, dat o.a. een nationali-
satie van het geheele credietwezen beoogt. Het is
direct gericht tegen de kapitalistische banken, die
aan de contrôle van den Staat dienen te worden on-
derworpen. Dit geval is daarom niet van humor ont-
bloot; men wijst er
namelijk
op, dat de socialisten zelf
niet in staat waren hun bank goed te beheeren, waar-
door deze bank waarschijnlijk onder contrôle van den
Staat zal komen.
Hoe dit ook zij, de indiening van het plan-De
Man, kort daarop gevolgd door de débacle van de Bel-
gische Bank van den Arbeid heeft opnieuw •bewezen,
dat er tusschen theorie en praktijk nog altijd een
groot verschil bestaat, niet in het minst ook op het
gebied van het bankwezen. v. d. V.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
EEN NIEUWE PHASE IN DE SCHEEPVAART-
CONCURRENTIE.
De Heer Gilbert 0. Layton, te Londen schrijft ons:
De fusie van de Noord-Atlantische diensten van
de Cunard
Lijn
en van de White Star Lijn en de
toekenning van steun door de Britsche Regeering
voor de voltooiing van het veelbesproken groote schip
van eerstgenoemde lijn ,,Number 534″ beteekent een
belangrijk keerpunt in de internationle scheepvaart-concurrentie. Hoewel de overweging, dat de werk-
loosheid door den verleenden steun zal verminderen,
waarschijnlijk een groote rol gespeeld heeft voor de
Engelsche Regeering, die eerst steun heeft gewei-
gerd en daarna langdurig hierover heeft onderhan-deld, zoo ligt toch de grootste beteekenis van deze
beslissing voor de wereldscheepvaart wel hierin, dat
zij duidelijk aan het licht gebracht heeft, dat de
Britsche Regeering thans iets wenscht te doen ter
vermindering van de gevaren, die de Britsche koop-
vaardijscheepvaart bedreigen: in haar ongelijken strijd
tegen vreemde, van overheidswege gesubsidieerde con-
currenten. lTaar de huidige Regeering weinig ge-voelt voor ,,laisser faire”, daar is het mogelijk, dat
zij na den verleenden steun voor den afbouw van het
zooeven genoemde stoomschip, en voor het verkrijgen
van bedrijfskapitaal voor de fusie, nog wel verdere
stappen zal doen.
De fusie van de Atlantische diensten van Cunard
en Oceanic (onderdeel van de White Star groep)
was een voorwaarde voor elken steun van de over-
heici, en wat de Regeering thans aanbiedt, lijkt wei-
nig op datgene, wat gewoonlijk onder een subsidie
wordt verstaan. De steun toch komt hierop neer,
dat een serie leeningen zal worden verstrekt op voor-
deeliger voorwaarden dan die, welke in de open
markt verkrijgbaar zijn. De eerste phase van de fusie
bestaat uiteraard hierin, dat de 15 schepen van de
Ounard Lijn en de 10 schepen van de Oceanic zullen
worden ingebracht in de Ounard White Star Ltd.,
welke maatschappij naar verluidt een kapitaal van
£ 12-14 millioen zal hebben. Aan deze schepen zal
het reuzenschip ,,534″ toegevoegd worden met behulp
van een leening van £ 3 millioen, waarvan % tot
1940 een rente zal dragen van een
1/2
püt. beneden
het tarief van de Bank of England, en daarna ter
hoogte van het tarief voor langloopende overheids-
obligaties, terwijl het restant van £ 1 millioen alleen
rentedragend zal zijn, indien de winst zulks toelaat,
en wel ad 3 pOt. tot 1939 en daarna ad 5 pOt. Boven-
dien zal de Regeering ter verkrijging van een effi-
ciënt werkend bedrijf kapitaal verstrekken tot ten
hoogste £
1Y2
millioen, waarvoor obligaties van de
Ounard Lijn als zekerheid gegeven zullen worden.
Tenslotte is de Regeering bereid om £ 5 millioen te
leenen voor den bouw van een zusterschip van ,,534″,
wanneer besloten mocht worden tot den bouw daar-
van.
De Britsche Regeering is dus
blijkbaar
besloten om
aan de nieuwe maatschappij, zonder in een perma-
nente subsidie te vervallen, alle kansen te geven, ten-
einde de Engelsche suprematie op de Noord-Atlan-
tische route te herkrijgen. Haar plan beteekent een
belangrijke verandering in de tot dusverre gevolgde
politiek; afgewacht moet echter worden, in hoeverre
het practisch resultaat van dienovereenkomstige be-
teek-enis zal zijn.
In de eerste plaats toch moet worden opgemerkt,
dat leeningen tot een maximum bedrag van £ 9
4
millioen, hoezeer een groote steun voor de scheep-vaartmaatschappijen, toch niet dezelfde beteekenis
hebben als overheidssubsidies, welke b.v. in de Ver.
Staten tot een aanzienlijk grooter bedrag per jaar
worden verstrekt. Bij de beoordeeliug van de betee-
kenis van deze subsidies moet men in het oog hou-
den, dat de Britsche koopvaardijvloot veel beter werkt
dan die van vele andere landen, waardoor zij tot dus-
verre den hopeloozen strijd nog heeft kunnen vol-
houden. Voorts is het zeker, dat al reeds de fusie
op zichzelf, nog afgezien van de leeningen van de
Regeeriug, tot een zuiniger exploitatie zal leiden en
de concurrentie tusschen Britsche maatschappijen zal
verminderen, temeer waar verwacht mag worden, dat
enkele schepen uit de vaart genomen zullen worden.
De kwestie, welke zich. tenslotte zal opdringen, is,
of het nieuwe reuzenschip inderdaad economisch ge-
rechtvaardigd zal zijn. Men behoeft er niet aan te
twijfelen, of de vraag gaat in de laatste jaren in de
richting van een scheepsaccomodatie van redelijke
luxe, doch niet in de richting van een overdadig weel-
derig nieuw motorschip, welk laatste niet zoo gun-
stig te explpiteeren is.
Het spreekt vanzelf, dat het schip ,,534″ moet wor-
den afgebouwd, daar het zich reeds in een vergevor-
derd stadium bevindt, maar het is te hopen, dat de
nieuwe maatschappij en de Regeering zich niet te
zeer door overwegingen van nationaal prestige zullen
laten beheerschen en bereid zullen zijn om het denk-
beeld van den bouw van een zusterschip te laten
varen en het plan tot bouwen van een eenvoudiger
schip zullen aanvaarden, zoodra het zal blijken, dat
dit laatste economisch beter te rechtvaardigen is; de
bestaande reuzenschepen zijn voor den Noord-Atlan-
tischen dienst thans geheel voldoende. Het zou ‘zeker te betreuren zijn, wanneer de nieuwe
onderneming in belangrijke mate onder overheidsin-
vloed kwam te staan; immers de positie van de we-
reldscheepvaart is zoo slecht, dat de beste maatrege-
len getroffen zullen kunnen worden door diegenen,
die zich zooveel mogelijk schrap zetten tegen de na-
tionalistische politiek van verkeerd geleide Regeerin-
gen, waardoor de geheele scheepvaartpositie bedor-
ven is.
Intusschen zal de nieuwe maatschappij met zeer
groote moeilijkheden te kampen hebben. Zelfs sub-
sidies helpen niet, wanneer de internationale handel
niet opleeft, en het is zeer onwaarschijnlijk, dat het
nieuwe schip loonend in bedrijf gebracht zal kunnen
worden (zelfs is het de vraag, of in dat geval de
voltooiing daarvan wel gerechtvaardigd zou zijn), in-
dien niet de omvang van het verkeer op de Noord-
Atlantische route opleeft.
Het plan heeft intusschen het voordeel, in het
bijzonder voor den Britschen, maar uiteindelijk ook
vooi den wereldhandel, dat de Britsche koopvaardij-
vloot tamelijk wel op krachten zal worden gehouden
in een tijd van buitengewoon groote moeilijkheden.
Volgens de enquête, ingesteld door de
stelle für Auslandsschuldcn” bedroegen
landsche schulden van Duitschiand op 30
1933:
Schulden op langen termijn (die na
30
Sept.
1934
vervallen)
.
……….
7.436
millioen
Schulden op korten termijn (die t/nl.
30
Sept.
1934
vervallen)
………
7.405
Totaal ….
14.841
millioen
Voegt men bij dit bedrag van 14.841 millioen R.M de verschillende beleggingen in Duitschland van bui-tenlanders (deelnemingen, in maatschappijen, grond-
bezit), benevens de niet in de statistiek opgenomen
credieten van kleinen omvang i), die op totaal 4.3
milliard R.M. worden geschat en trekt men hiervan
af het Duitsche bezit aan buitenlandsche leeningen
van Duitschland, groot R.M. 0.5 milliard, dan be-
droegen per saldo de totale buitenlandsche beleggin-
gen in Duitschiand per 30 Sept. 1933 rond R.M. 18.5
milliard.
De omvang van de buitenlandsche schulden op
korten en langen termijn zijn het vorige jaar zeer sterk
gedaald tengevolge van de depreciatie van den Dol-
lar en de verdergaande koersdaling van het Pond.
De volgende tabel toont de ontwikkeling van de bui-
tenlandsche schulden.
Juli
1931
Nov.
1931
Febr.
1932
Sept
1932
Febr.
1933
Sept.
1933
Credieten op korten termij u,
13,1
10,6
110,1
9,3
8,7
7,4
waaronder Stilihalte-cre.
5,4 5,0 4.3
4,1
3,0
dieten
……………..6,3
Credietenoplangentermijn
.0,7
10,7
10.5
10,2
10,3
7,4
Totaal
…..
.
23,8
21,3 20,6
19,5
19,0
14,8
Div.
beleggingen in handen
.
4,3_
van buitenlanders
•
…….
5,9 5,3 5,3
53
4,2
4,2
278
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
Uit ee.n berekening van het ,,Statistische Reichs-
amt”, gepubliceerd in ,,Wirtschaft und Statistik”,
waaraan wij deze gegevens ontieenen, blijkt, dat de
vermindering van de buitenlandsche schulden met
4.4 milliard R.M. in de periode van Februari tot
September 1933 voornamelijk een gevolg is van de
depreciatie van Dollar en Pond. Hierdoor is namelijk
de schuld verminderd met 3.4 milliard R.M., terwijl
slechts 0.7 milliard R.M. aan credieten is terugbe-
taald.
Van de schuld op korten termijn bestaat een groo-
ter gedeelte uit verplichtingen in goudvaluta’s dan
van de schuld op langen termijn. Een groot deel van
de schuld op korten termijn luidt
namelijk
in Gul-
dens, Zwitsersche Francs en vooral Marken, zooals uit de onderstaande tabel blijkt:
Indeeling van de buitenlandsche schuld van ])uitschland
naar valuta’s.
–
Totaal-
Op korten Op lansen
bedrag
termijn
tei mijn
volsens den koers
‘an 30Sept.
in millioenen der
1933 in
millioenen
betreffende valuta
R.M.
20
2
7
974
3001
34
56
.
573
1229
5147 Fransche Francs
……..
2489
667
Zwitsersche Francs
1354
1078 1976
Rijksmark
……………
628
.
474
1864
Belgas
……………….62
Dollars
………………649
Kronen (Scand. landen) ..
99
131
152
Guldens………………
Kronen (Tsjeclio-Slowakije)
711 194 113
67
187
56
Lires
……………….
Ponden
. .
…………….
69 63
1718
Diversen ……………..
– –
91
Totaal ………
14.841
INGEZONDEN STUKKEN.
DE BEGROOTING VAN HET LANDBOUW.
CRISISFONDS.
De Heer M. Westerdijk schrijft ons:
Naar aanleiding van het artikel ,,De begrooting
van het Land’bouw Crisis Fonds” in uw nummer van
24 Jan. 1934 zij het mij veroorloofd eenige opmer-
kingen te maken.
De geachte schrijver aarzelt niet een richtprjs
van
f
12.— voor tarwe ,,exorbitant” te noemen en
wel op grond van een vergelijking met de Amerikaan-
sche tarweprijzen. De keuze van het woord ,,exorbi-
tant”, dat wil dus zeggen ,,buitensporig, onredelijk.”
komt mij niet gelukkig voor. Zeer zeker is een prijs
van
f 12.—
per 100 KG. hoog in vergelijking met de
wereld.marktprijzen, maar hetzelfde geldt voor de
prijzen van b.v. textielgoederen in ons land in verge-
lijking met die van 3apan. Niet de wereld-marktprij-
zen bepalen op het oogenblik de ,,redelijkheid” der
prijzen in ons land. De Amerikaansche boer is bank-
roet gegaan bij deze wereld-marktprjzen en de Ame-
rikaansche regeering experimenteert op allerlei wijzen
om het niveau omhoog te drijven.
De ,,redelijkheid” van den vastgestelden riehtprijs
heoordeele men in verband met de productiekosten,
hier te lande, op goede, voor tarwe geschikte gronden. t
De geachte schrijver oordeelt, dat het mogelijk
en billijk is
op
den landbouwsteun te bezuinigen door ver-
laging der ,,royale” richtprijzen voor granen;
afloopende steunbedragen vast te stellen voor
grootere bedrijven.
Over het sub
a.
genoemde punt is den laatsten tijd
door bevoegde personen zooveel geschreven, dat hier-
op niet verder behoeft te worden ingegaan.
de sub
b.
aangegeven oplossing berust op onvol-
doende kennis van den landbouw en op eene gevaar-
lijke generalisatie.
De groote bouwboer verkeert op het oogenblik ,,niet”
in een gunstiger positie dan de kleine. D
eze kan met
behulp van vrouw en kinderen een groot deel van
het werk verrichten en exploiteert daardoor goedkoo-
per dan de groote boer, die met gehuurde arbeids-
krachten moet werken.
Een tarweboer, die 30 H.A. tarwe verbouwt en dus
minstens 90 H.A. bouwland moet hebben, kan zelf
niet meewerken. Hij heeft al zijn tijd noodig voor de
leiding van het bedrijf.
Onze landarbeider is een hard werker met veel toe-
wijding, maar een kleine boer werkt nog harder en
zal voorzichtiger dan de beste arbeider met zijn werk-
tuigen en levende have omgaan ter voorkoming van
slijtage en verliezen.
Hij
zal op tal van kleinigheden
kunnen bezuinigen, hetgeen in een groot landbouw-
bedrijf niet in die mate
mogelijk
is.
Ondernemersloon wordt op het oogen’blik noch door
den grooten, noch door den kleinen boer verdiend,
maar de laatste kan, onder gunstige omstandigheden, tenminste nog een •bescheiden arbeidersloon verdie-
nen, hetgeen den grooten boer niet
mogelijk
is.
Door middel van kostbare werktuigen kan soms
goedkooper worden gewerkt, maar ook hier staat de
kleine boer er, dank zij ons goed ontwikkeld land-
bouw-coöperatiewezen, in de meeste gevallen, niet on-
gunstiger voor dan de groote.
Overigens make men zich, voor onzen intensief
gedreven landbouw, bij de huidige bonen geen over-
dreven voorstelling van de mogelijkheid de productie-
kosten te verlagen, door het gebruik maken van deze
werktuigen.
Voor de melkerij geldt hetzelfde als voor den ak-
kerbouw. De kleine veehouder, die
zijne
koeien zelf
kan melken en verzorgen, is er beter aan toe dan de
groote veeboer, die het met gehuurde arbeidskrachten
moet doen.
Dat de groote boeren veelal eigen boeren zijn, die
geen pacht hebben te betalen, is juist, maar zij gaan
meerendeels gebukt onder hypotheekschulden, waarop
rente moet worden betaald; verder vallen de water-
schapslasten, grondbelasting en afschrijving op de
gebouwen te hunnen laste en daar zij niet zoo goed-
koop kunnen werken als een kleine boer, staan zij er
zelden beter voor dan de huurboeren.
De exploitatiekosten en opbrengsten worden ech-
ter niet alleen bepaald door de grootte der bedrijven.
Kwaliteit der gronden, afwateringstoestanden, trans-
portmogelijkheden, rationeele ligging der gronden ten
opzichte der gebouwen, ligging ten opzichte van goede
afnemings-centra, hebben een veel grooteren invloed
op de rentabiliteit der landbouwbedrijven dan de
grootte. Voor melk kan het b.v. een verschil maken
van meer dan een cent per liter, of de boer het groot-
ste deel van zijn melk voor de consumptie aan een
nabijgelegen stad of dorp kan leveren dan wel tot
boter en kaas moet laten verwerken.
Indien men op het idee van den differentiëelen
steun van den geachten
schrijver
zou willen ingaan,
dan zouden in het algemeen de groote bedrijven eer-
der meer moeten worden gesteund dan de kleine.
Daar echter niet in de eerste plaats de bedrijfs-
grootte, maar tal van andere factoren in belangrijker.
mate invloed uitoefenen op de productiekosten, zou-
den de productiekosten van alle landbouwbedrijven
in Nederland afzonderlijk moeten worden getaxeerd
en daarnaar zou dan de steungraad voor elk bedrijf
moeten worden bepaald.
Hiervoor eene Organisatie in het leven te roepen
zou zelfs onzen onverschrokken minister van Econo-
mische Zaken de haren ten berge doen rijzen.
Overigens wordt dit systeem ook niet toegepast bij
de steunmaatregelen aan onze industrie. De ingevoer-
de contingenteeringen geven immers denzelfden steun
aan den groot-industriëel en aan den kleinen fabri-
kant en zoowel aan den onder bankschuld en interest-
last gebukt gaanden fabrikant als aan hem, die nog
over -belangrijke reserves beschikt.
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
279
De geachte schrijver besluit zijn betoog met de
verzuchting, dat het toch niet aangaat onzen grooten
landbouwers eti veeboeren
boven het strikt noodzake-
lijke te subsidieeren met gelden, die goeddeels door
de armsten
onder de verbruikers worden opgebracht.
Blij steile zich gerust: de subsidieering is nog
steeds niet zoo hoog opgeschroefd, dat, in het alge-
meen, het netto bedrijfsinkomen van den grooten boer
de hoogte heeft bereikt van het inkomen van den
arbeider, die bij de werkverschaffing is ondergebracht.
N a s c h i
–
i f t. Punt 1 en 2a in het betoog van
den schrijver komen op hetzelfde neer. Wij zijn het
met hem eens, dat daarover niet te discussieeren valt,
te meer omdat reeds een verlaging van den richtprijs
voor tarwe officieus is aangekondigd. Overigens mer-
ken wij slechts op, dat de Amerikaansche farmers bij
de
huidige
tarweprijzen, die veel lager dan de richt-
prijzen hier te lande zijn, niet ten gronde gaan, en
dat de richtprijs in Duitschiand zelfs nog lager dan
f
12,— per 100 KG. is. Wij hadden op deze feiten
gewezen, en een tegenspraak dient dan ook, wil zij waarde hebben, tegenover deze feitelijke gegevens
andere te stellen of de juistheid onzer gegevens aan
te toonen, hetgeen door den schrijver niet is geschied.
Dc beweringen, die ten aanzien van punt 2b. door den schrijver worden geuit, worden door geen enkel
cijfer of gegeven gestaafd. Wij moeten bekennen, dat wij zonder bewijs de stelling van de. gunstiger positie
der kleine boeren in
vergelijking
met de groote niet
aanvaarden. De bekende gegevens weerspreken de
mededeeling van den schrijver, dat de hypotheek-
lasten op eigen boerderijen zwaarder drukken dan de
pachten. Prof. Minderhoud noemde in 1931 in zijn
praeadvies voor de Ver. van Staathuishoudkunde een
gemiddelde pacht van
f
125,— per H.A. tegen een
hypotheekdruk van
f
50,—, waarbij dan nog
f
30,-
voor waterschapslasten, enz. op eigen grond komen.
Wij weten niet, hoeveel de pachten na 1931 gemid-deld zijn gedaald, wij weten nog minder aangaande
een eventueele verlaging van hypotheekrente. Maar
het is wel een boute stelling om te durven beweren,
zonder eenig cijfermateriaal, dat de in 1931 nog zoo
hooge pachten thans minder zwaar zouden drukken
dan hypotheeklasten op eigen grond. Ook in de ont-
kenning van eenigerlei voordeel van het grootere
landbouwbedrijf boven het kleine vanuit landbouw-
technisch oogpunt betreedt de
schrijver
o.i. een ter-
rein, waarop wij hem niet willen volgen, daar men in
ieder handboek over landbouw de overtuigende be-
wijzen van het tegendeel kan vinden.
Een vergelijking van den arbeid van gehuurde
krachten met die van ,,eigen menschen” wordt veel
te eenzijdig, voorgesteld. Immers ook de eigen men-
schen moeten eten en zich kleeden, hetgeen uit de
opbrengst van het
bedrijf
moet worden betaald. En meer dan het bedrag, dat voor voedsel en kleeding
noodig is verdient de landarbeider stellig niet; voor
het overige is hij aangewezen op een eigen keuter-
bedrijfje, dat zijli vrouw en kinderen thuis beheeren. Betreft het inwonend personeel, dan is de verdienste buitengewoon laag en kunnen
zij
geheel op één lijn
met eigen tuenschen worden gesteld.
De schrijver beweert, dat het netto-inkomen van
den grooten boer nog niet de hoogte van het loon
van een arbeider in de werkverschaffing heeft be-
reikt. liet is wel mogelijk, dat er zulke groote boeren
zijn, maar het ligt niet op onzen weg om na te gaan,
waardoor die ongunstige bedrijfsresultaten worden veroorzaakt. Het staat echter vast, dat bij invoering
van de Cr isis-Tarwewet en Crisis- Zuivelwet onom-
stootelijk is gebleken, hoe daardoor landbouwers, die
het volstrekt niet noodig hadden, belangrijke bedra-
gen aan steun ontvingen. De regeering heeft zich ech-
ter op het standpunt gesteld, dat het bedrijf in zijn
geheel gesteund diende te worden, niet de individuën,
die het bedrijf uitoefenden, afzonderlijk. Welnu, wij
willen voorstellen deze onbillijkheid weg te nemen
door een getrapten steun, waarbij rekening werd ge-
houden met de gemiddelde bedrjfstoestanden in de
verschillende grootte-klassen en de verschillende stre-
ken van ons land. Waarom zou de heer Westerdijk daartegen zijn? Indien mocht blijken, uit een gron-dig en betrouwbaar onderzoek, dat met behulp van
de diverse boekhoudhureaux der landbouworganisaties
in zeer korten tijd kan worden doorgevoerd, dat de
groote boeren er het slechtst aan toe zijn, dan zullen
zij meer steun en de kleinere minder steun moeten
krijgen. Wij vermoeden echter, dat er bij een derge-
lijk onderzoek wel andere verhoudingen aan het licht
zullen komen. A. BAARS.
HET ONTWERP DER BESLOTEN.VENNOOT.
SCHAPPENWET 1934.
De Heer J. P. C. Wagner schrijft ons:
liet zij mij vergund eenige opmerkingen te maken
betreffende het artikel van den heer J. van Loon in
het nummer van 7 Maart ji.
Doel van het wetsontwerp is het voorkomen van
belastingontduiking, door de ontduikers en hun con-
sulenten ,,ontgaan” van belasting genoemd, door mid-
del van het oprichten van z.g. besloten naamlooze
vennootschappen. Er bestaan eenige duizenden van
deze soort.
1-let bedrog (ik kan de hier bedoelde manipulatiën
niet anders qualificeeren), nam in den laatsten tijd
dergelijke proporties aan, dat er millionnairs rond-
loopen, die beweren
niets
te bezitten. Zij zijn direc-
teur, eenig aandeelhouder, van eenige tientallen
naamlooze vennootschappen, ,,genieten” als zoodanig
salaris, doch aandeelen bezitten zij z.g. niet. De fis-
cus kan van geen enkele wettelijke bepaling gebruik
maken om zulk een directeur te doen verklaren, wie
de aandeelen aan toonder heeft. Ik heb dat elders
uitvoerig uiteengezet.
t)
Nu het wetsontwerp is verschenen, spreekt het vanzelf dat belanghebbenden bij behoud van den
tegenwoordigen toestand, in het geweer komen. En
toch moet er een eind komen aan het geknoei, hoe
dan ook, en tegen alle mogelijk verzet van belang-
hebbenden in.
De heer Van Loon laat de zéér vele naamlooze ven-
nootschappen met slechts één houder van
alle
aan-
deelen rusten. Deze zijn legio in -getal. Ik behoef
slechts te verwijzen naar de woningexploitatie te Am-
sterdam.
Voorts merk ik op, dat in de practijk niet voor-
komt, dat in eene besloten fani’ilievennootschap slechts
een kleine groep de lakens uitdeelt. Wanneer het jaar om is, komt de familie bij elkaar en wordt in
den regel de winst tot den laatsten cent gedeeld. De
reserves op de balansen, benevens de posten ,,kas-
geld”, ,,onverdeelde winst”, zijn valsche boekingen.
liet betreft hier niet anders dan gedeelde winst, welke
aan de heffing ingevolge de Dividend- en Tautième-
belasting is onttrokken.
Met klimmende verbazing las ik, dat naar de mee-
ning van den heer Van Loon, in een besloten ver-
klaarde naamlooze vennootschap (bedoeld is hier eene
met méér dan een aandeelhouder) de machthebbers
(dus de directie) het bestaan der overige aandeelhou-ders zouden kunnen onmogelijk maken, door geen of
zeer geringe dividenden uit te keeren. Ik zou wel
eens willen zien, dat een directeur mij dat zou leve-
ren. Voor deze materie verwijs ik den schrijver naar
de beslissing van het Amsterdamsche Kantongerecht
van 19 December 1932 i.z. niet uitkeeren van divi-
dend door de Amsterdamsche Bank.
1-let blijkt wel, dat schrijver de practijk der kleine
vennootschappen niet kent. De directeur kan
iets
doen, doch niet
alles. Zelfs bij sluiting of verhooging
van hypotheek vordert de hypotheekbank in de laat-
ste jaren, dat
alle
aandeelen op tafel worden gelegd,
zoo ook bij aankoop en verkoop van onroerend goed.
Wat betreft gevaar voor de aandeelhouders, zie ik
1)
De Vrijz.-Democraat, 10 Dec.
1932.
280
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
slechts de mogelijkheid, dat een aandeelhouder wei-
gerachtig blijft belasting over zijn winstaandeel te
betalen. In het
uiterste
geval vordert de fiscus die belastingschuld dan in van de naamlooze vennoot-
schap. Deze zal het niet gemakkelijk vallen het bedrag
van den schuldenaar terug te vorderen, zoodat de
andere aandeelhouders de schade lijden.
In zake de inderdaad
aanwijsbare
reserves geef ik
toe, dat er iets moet worden gewijzigd in het ont-
werp. Dat kan gemakkelijk bij Nota van Wijziging of
bij amendement geschieden.
N a s ,h-i f t.
Het komt mij voor, dat de op-
merkingen van den heer
J.
P. 0. Wagner alleen be-wijzen, dat de heer Wagner er zeer verkeerd aan ge-
daan heeft, iich op het gladde ijs der Besloten-Ven-
nootschappenwet 1934 te wagen. Van veel belang is
dit echter niet.
Ernstiger is het feit, dat de heer Wagner kan
weten, dat Nederland’s handel en industrie zich als
één man tegen het ontwerp der Besloten-Vennoot-
schappenwet 1934 hebben verzet, het geheele Neder-landsche bedrijfsleven ervan beschuldigt, belangheb-
benden te zijn bij bedrog.
De heer Wagner kan ook weten, dat het tegendeel
waar is, als hij tenminste de vele adressen gelezen
heeft, die over dit ontwerp geschreven zijn en waar-
in telkens opnieuw naar voren wordt gebracht, dat
de Minister van Financiën op de volle medewerking
van handel en industrie kan rekenen bij de bestrij-
ding van belastingontduiking. Verder mag ik den
heer Wagner er wel opmerkzaam op maken:
le. dat niet ik, doch •de Minister van Financiën
(en m.i. zeer terecht) de eenmam’vennootschappen
•in dit ontwerp niet afzonderlijk vermeldt;
2e; .dat cle heer Wagner eigenaardige opvattingen
heeft omtrent de winstverdeeling in een ,,besloten
familievennootschap” (?);
3e. dat de machthebbers in een N.V. diegenen zijn,
die gezamenlijk de meerderheid der aan’deelen, waar-
aan de macht verbonden is, bezitten en de directie
dus van den prins geen kwaad behoeft te weten;
4e. dat ik den heer Wagner met de hand op het
hart verzekeren kan, dat hij hoog noodig de hulp van
een advocaat moet inroepen om hem de beslissing
van het Amsterdamsche ‘Kantongerecht van 19 De-
cember 1932 te laten uitleggen;
5e. dat ik gaarne kennis nam van zijn mededeeling,
dat de directeur
iets
kan doen, doch
niet
alles.
BOEKAANKONDIGINGEN.
Rusland, Italië. – Naar een nieuwe
wereldorde?
door Dr. E. J. Tobi.
(Haarlem 1933. De Erven F. Bohn
N.V. Prijs
f
2.25; geb.
f
3.-).
In een vlot geschreven boek behandelt Dr. Tobi
een zeer actueel vraagstuk op een
wijze,
die tot
nadere bestudeering’ aanspoort. In het eerste hoof d-
stuk wijst de schrijver op de oorzaken, die tot de
huidige crisis hebben geleid, oorzaken, •die hij onder-
scheidt in externe en interne. De interne oorzaken
zijn de toenemende mechaniseering, die tot voortdu-
rende overproductie leidt, hetgeen versterkt wordt
door het falen van het systeem van de
Vrije
prijs-
vorming (optreden van kartellen, trusts en arbeids-
organisaties). De externe oorzaken
zijn
de toenemen-
de industrialisatie van Azië en Afrika en het samen-
vallen van de agrarische en de industriëele crisis.
Hoewel de plaatsruimte ons niet toelaat dit boek
uitvoerig te bespreken, zouden wij bij deze laatste
oorzaak twee opmerkingen willen maken. Dr. Tobi
wil de oorzaken van de crisis alleen in de productie-
verhoudingen en niet ‘bij het geldwezen zoeken. Ook
al stelt men zich op dit standpunt, dan zal men toch een verklaring moeten geven voor het feit, dat voor
zooverre de geschiedenis van de economische crises
heeft geleerd, het samentreffen van agrarische en
een industriëele crisis alleen heeft plaats ‘gevonden
in perioden van
prijsdaling.
Het monetaire element
zal men dus in de huidige crisis zeker niet mogen
negeeren. Bovendien verliest Dr. Tobi uit het oog,
dat de agrarische crisis verscherpt is door het ge-
deeltelijk buiten werking stellen van de
vrije
prijs-
vorming (‘het uit de markt )
–
.Lemen van voorraden
tarwe, katoen, koffie, rubber, enz.).
Het stelsel van de vrije prijsvorming, dat vooral
in de laatste jaren zoo in discrediet is geraakt, ver-
onderstelt bepaalde voorwaarden, die niet
zijn
ver-vuld in de jaren, voorafgaande aan deze ernstige
crisis. Zoo buy. de interventie van den Staat op
handelspolitiek gebied. Dr. Tohi daarentegen be-
weert; dat het Vrije onbelemmerde spel der maat-
schappelijke krachten zelf de tariefmuren heeft op-
getrokken. Indien men tot deze krasse uitspraak
komt, spreekt het vanzelf, dat de schrijver zich een
voorstander hetoont van de ordening in het econo-
misch leven en wel o.a. in den vorm van het uitoefe-
nen van dwang op een kleine minderheid, die zich
niet wil aaneensluiten.
Een ‘bezwaar van het boek van Dr. Tobi achten
wij, dat hij nergens aangeeft, welke bezwaren er
bestaan tegen de ordening. Hij doet het voorkomn,
alsof de wereld hij ordening alleen zal winnen en
niets zal verliezen. Inderdaad, dit zou het geval zijn
hij een ideale ordening; het zijn echter juist de prac-
tische moeilijkheden, die velen huiverig doen staan
tegenover dit experiment. v. d. V.
MAANDCIJFERS.
‘
EMISIES IN FEBRUARI 1934.
Staatsleeningen
1)
Prov. en Gemeentel. Leeningen ……
f
1.935.375,-
zijnde:
Nederland
Gem. Leeuwai’deit
f 1.950.000
4 %
obi. i
99% ……….f 1.935.375
.Lotaal….
f
1.935.375,-
)
Conversie:
Ned.-Ind.
Coiiversie-leening
f 306.000.000,-
4
%
obl.
a
100 %.
Emissies in
1934.
Obligatiën
/
Aandeelen
Totaal
Januari
.
f 5.985.000,-
–
f 5.985.000,-
Februari
.1.935.375,-
. –
1.935.375,-
f 7.920.375,-
–
f 7.920.375,-
AANVOEREN in ton8 van 1000
KG.
Rotterdam
1
Amsterdam
–
Totaal
Artikelen
18124
Maart
Sedert
Overeenk.
18124
Maart
Sedert
Overeenk.
1934
1933 1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933 1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933
49.766 264.168
245.613
– .
16.929 8.055
281.097
253.668
11.018
97.919
‘
90.715
500
8.500
1.000
106.419 91.715 Tarwe
………………
Rogge
……………..
193
4.130
7.706
‘ –
–
25
4.130
7.731
Boekweit ………………
Maïs ……………….
7.2 38
227.630
246.890
9.349
68273
67.346
295.903
314.236
69.454 61.660
2.705
9.301 7.287 78.755
68.947
2.572
1.02
4.015
38.123
.46.843
–
650
857
38.773
47.700
12
54.841 56.269
8.540 82.680
104.483
137.521
160.752
–
Gerst
………………
Haver
………………
8
27.829
14.902
– –
–
27.829
14.902
Lijpzaad
……………….
Lijnkoek
..
. .
.. ………
..
3.699
.6.140
.
72
613
.2.437
4.312 8.577
Tarwemeel
………….212
Andere meelsoorten
1.843
13.899
9.788
..
–
1.640
.
2.012
1
15.539
11.800
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
281
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
isc Wissels.24
19Sept.’33
t’ed
Lissabon
•… 54
8Dec.’33
13k
e1.Binn.Eff.
Prsch.
3
19Sept.’33
Londen ……
2
30Jini’32
in R.C.
3
198ept.’33
Madrid ……
6
26
Oct.’32
Athene
……….
7
14Oct.’33
N..YorkF.R.B.
11
1
Feb.’34
Batavia ……….
4416Âug.’33
Oslo
……..
3422Mei’33
Belgrado
……..
7 9
Febr. ’34
Parijs
……
3
8Feb.’34
Berlijn
……….
4
22Sept.’32
Praag
……
3425
Jan.’33
Boekarest……..
6
5Apr.’33
Pretoria
….
3415 Mei’33
Brussel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..
3
11Dec.’33
Budapest ……..
44
17Oct.’32
Stockholm
.. 24
7Dec.’33
Calcutta
……..
34
16Feb.’33
Tokio
….
3.65
2 Juli’33 Dantzig
……..
3
6Mei’33
Weenen……
5
23Mrt.’33
ffelsingfors ……
44
20 Dec.’33
Warschau….
5
26 Oct. ’33
Kopenhagen
•…
24
1Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.
1934
1933
1932
1914
r
24 M t
19124
12/17
51
1
0
20/25 21(26 20/24
.
Mrt.
Mrt. Mrt. Mrt. Mrt.
Juli
Amjterdam
Partic.dlsc.
I116
I3
116-‘/8
1
I/
3
_3/
I’14
1
12_
3
14
I133
3
(8
2
)
318118
Prolong.
1
1
1-
1
14
1
1 1
2)
214-14
Londen
DageId..
.
3/-I
3
14-1 314-1
3
/4-1
11
4
1
I
1
12-2
1
12
1314-2
Part,c.disc.
718.15/16
7
18_b116
718
1
5116
15116_1
1
/218
2
1
116_
3
18
411
4
_31
4
Berlijn
Daggeld. ..
411-518
411$5113
411-5’12
411
4
511
3
411
4511
3
6
1
/l_71/22)
–
Maandgeld
41/
4
_53J
4
411
4
_531
4
411
4
_531
4
411
4
_53j
4
41/
4
57/
4
6112.71112)
–
Part, disc.
311
8
37/9
3Is
371
8
371
8
57/8-6
2)
2
1
1g-
1
1
2
Warenw. ..
4-j
4.1/
4
4-lid
4_1/
4
4.1/
4
61(4 2)
–
We,,, York
Daggeld
1)
1
1 1
1
3.
1
12
211-3
2)
13/4-2′!,
Partic.dlsc.
1/
3
1/
3
1/
3
1/33/4
2
1
/4.3
1
/S
21/,_5/
1)
–
Koers van 23 Mrt. en daaraan voorafgaande weken tjm. Vrijdag.
21 /24 Mrt.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da
a
New
Londen
Berlijn
Parijs
1
Brussel
1
Batavla
York)
)
)
0) 0)
1)
20 Mrt. 1934
1.48i1/
7.58
58.614
9.784
34.644
10071
21
,,
1934
1.485!
7.5S’
5
58.80 9.784 34.62
100%
22
,,
1934
1.477/
5
7.56
58.85
9.78
34.60
100w
23
,,
1934
1.48%
7.56% 58.95
9.78
34.60
10034
24
,,
1934
1.4831
7.57
58.95
9.78
34.604
10031
26
,,
1934
1.48
3
18
7.57i.
58.934
9.78
34.64
100j,
Laagste d.w’)
1.47% 7.55
58.60 9.774
34.574
100
Hoogste d.w’)
1.49
7.59%
59.-
9.784 34.674
100%
Muntpariteit
12.4878 12.1070 59.263
9.747
34.592
100
Data
snd
Weenen
Praa5
Boeka-
Milaan
Madrid
20 Mrt. 1934
48.00
–
6.17
1.48
12.73
20.25
21
,,
1934
48.01
–
6.174
1.48
12.73
20.25
22
,,
1934
47.98%
–
6.174
1.48
12.744
20.224
23
,,
1934
47.98
–
6.174
1.48
12.73
20.25
24
,,
1934
47.99
–
6.174
1.48
–
–
26
,,
1934
47.989
–
6.174
1.48
12.734
20.25
Laagste d.wl)
47.92i.
–
6.124
1.45
12.674 20.15
Hoogste d.w’)
48.05
28.-
6.224
1.53
12.80
20.35
Muntpariteit
48.12%
35.007
7.3711.488
13.094
48.52
Data
Stock-
Kopen-
Oslo8)
Hel- Buenos-
Mon- holm
,)
hagen*,)
fors,i
Aires
1
.
)
treal
‘)
20 Mrt. 1934
39.15 33.90 38.15
3.34
37
1.49
21
,,
1934
39.15 33.90
38.15
3.34
37%
1.481
22
,,
1934
39.-
33.75
38.-
3.34
37%
1.48
23
,,
1934
39.05
33.80
38.05
3.34
373/,
1.48%
24
,,
1934
39.05 33.85 38.05
3.34
37
1.48h
26
,,
1934
39.10
33.85
38.10
3.34
37%
1.48%
Laagste d.w’)
38.75 33.50 37.75
3.30
37 1.47
Hoogste d.w
1
)1
39.35
34.10
38.35
3.374
38
1.50
Muntpariteit
1
66.671
66.671
66.671 6.266
95%
2.4878
•) Noteering te Amsterdam.
*8)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen,
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
Londen
($
per
£)
Parijs
(S p. 100
fr.)
1
Berlijn
(8 p. 100
Mk.)
1 Amsterdam
(3 p. 100
gid.)
20 Mrt.
1934
5,11% 6,59
39,59
67,37
21
,,
1934
5,111/
6,60%
39,72
67,50
22
,,
1934
5,11 q
8
6,60% 39,84 67,59
23
,,
1934
5,0971
8
6,59k
39,78 67,42
24
,,
1934
5,0911
8
6,59
39,76
67,38
26
,,
1934
5,10%
6,58%
39,72
67,36
27 Mrt.
19331
3,4171
3,92
7
18
23,86%
40,29%
Muntpariteit..1
4,86
3,9031
8
23.81%
4081
16
KOERSF.N TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
10 Mrt.
1934
1
17
Mrt.1
1934
19124
Mrt.
’34
1LaagstelHoogste
l
24
Mrt.
1934
Alexandrië..
.Piast.
p.0
973.
973,4
97sj
9751,
97
Athene
….
Dr.
p.
530
535 530 535 530
Bangkok….
Sh.p.tical
111011
8
111011
8
111031,
111031
8
111011,
Budapest
..
Pen.
p. g.
1734
17
17%
17%
17%
Buenos Aires
d.
p.$
27
1
18
2711
16
2671
8
27l1
27
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1/6
2
1
52
116
3
1
33
11681
15
11611
1
/
63
/
32
Constantin..
Piast.
p. £
630
630
630
630
630
Hongkong
. .
Sh.
p. $
1/6s1
11651,
6
1/5%
1164
116
Sh.
p.
yen
11231
38
1/23/
16
1/2Il
1/23.’
4
1/’2si,
Lissabon,
•
Escu.p.0
10971
8
10971
109%
110%
109
71
8
Kobe
……..
Mexico
….
$per
18
18%
17%
183/
4
183/,
Montevideo
.
d.perC
38%
38
38
3831
8
.
Montreal
..
$
per
£
5.08
5
18
5.0931
8
5.09
5,12 5.10%
Riod. Janeiro
d. per Mil.
1
8
4ij
4′
‘1
8
4
,
1
8
Shanghai
..
Sh.
p.
tael
11431
8
11451,8
1/35,4
11451
8
1/47
4
Singapore
..
id.
p. $
2
1
45
132
214
5
1
33
214i1,
24%
214
5
1
33
Valparaiso
1)
$
per
£
–
–
–
–
–
Warschau
..
Zl. p. £
27
27
26%
278/
8
27
) 15) ag.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen’)
N.York2)
Londen
20 Mrt.
1934..
2031
16
45y
4
20 Mrt.
1934….
13612
21
,,
1934..
19
1
5/
45%
21
,,
1934….
1361..
22
,,
1934.,
1971
s
45%
22
,,
1934….
136)2
23
,,
1934.. 20
4581
8
23
,,
1934….
136/_
24
,,
1934.. 20
455
24
,,
1934….
136/_
26
,,
1934..
20
455
26
,,
1934….
13615
27 Mrt.
1933..
1771
35
27%
27 Mrt.
1933….
120/104
27 Juli
1914..
24
1
81
59
27
Juli
1914….
841103/
,
I)ln pence p.oz.stand. 2) Foreignsilver in$c.p.oz.
fine. S)lnsh.p.oz.fine
STAND VAN ‘e RIJKS KAS
Vorderingen
.15Maart 1934
1
23Maart 1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne- derlandsche
Bank. ……………..
f
963.903.14
f
5.804,318,99
Saldo
b.
d. Bank voor Ned, Gemeenten
,,
944.430,56
761.967,10
Voorschotten op ultimo Februari 1934 a.
de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
.
keerenhoofds.derpers.bel., aand. In
de hoofds, der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,
1.403.870,72
,,
1,403.870,72
261.495.779,66
,,263.491.1l9,57
Id. aan
Suriname …………………
13.860.817,06
,,
11.335.079,06
Id.
aan
Curaçao ……..
. ………….
4.789.076,98
,,
4.736.406,08
Kaavord, weg. credietverst. a/h. buitenl,
,,
104.004.066,43
.,
104.324.799,32
Voorschotten aan Ned.-Indl6… ……
…
Saldo der postrek.v. Riikscomptabelen
….
41.564.028,22
,,
38.936.827,89
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenfonds’)
….
–
–
18.198.387,37
,,
18.285.229,87
Vord,
op
andere Staatsbedrijven’)……..
Verstr, t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
45.034.932,15
,.
45.050.932,15
V
e r
pil c h
t Ing e n.
Voorschot door De Ned. Bank ingev
art. 16 van haar
octrooi
verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in Omloop ………
f437.617.000,- /437.617.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
32.190.000,-
,,
35.190.000,-
Zilverbons in omloop …………….
1.370.492,-
,,
1.364.842,50
Schuld
op
ultimo Februari 1934 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
…
.
pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.
…
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
bel, en op de verm. bel …………..
–
–
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1
)
Id.
Staatsbedr. der
,
4.102.659,58
4.223.618,15
a. h.
P.T.
en
T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven
l)
……
,1l8.624.225,93
–
,,112.610.758,85
–
Id. aan diverse Instellingen’)
……..
90.440.808,-
,,
88.814.398,17
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
..
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
17 Mrt. 1934
1
24 Mrt. 1934
Vorderingen:
–
–
Saldo Javasche Bank ……………..
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas ……
/
71.511.000,-
–
–
–
waaronder Muntbiljetten ………..
….
Verplichtingen:
.
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinstell
261.973.000,-
/260.802.000,-
Schatkistpromessen
……………….,,
1.000.000,-
,,
1.000.000.-
….
Schatkistbiljetten
. ……………….
10.040.000,-
.,
10.040.000,-
-.
–
..
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.,,
1.469.000,-
,,
3.657.000,-
..
Muntbiljetten in omloop
……………
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,
2.273.000,-
,,
2.026.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……5.055.000.-
,,
9.314.000,-
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
ci
1Çf’
Andere
opiscb.
Discont.
Div.
inge
reke-
n
24 Febr.
1934..
728 1.002 523
582
1
2.432
17
1934..
726
1.161
540
583
1
2.581
10
1934.
725 1.025
492
580
2.445
3
1934..
727
1.201
542 588
2.477
27 Jan.
1934..
726
1.121
534
592
2.440
Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
1 sIuItp. aer activa.
282
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Maart 1934
STATISTISCH OVERZICW
GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
80 K.G. La
ROGGE
MAIS
GERST
64165
K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
R000E
KOOL
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 KG.
e.kwal.
1-5 pond
(versch)
(verscli)
Rotterdam! Amsterdam
R’damlA’dam R’damiA’dam
loco Rotter-
damjA’dam R’damjA’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 KOl
Gem.v.3kw.
per 100KG. per 100 KG.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per2000 K.G. per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Broek op
Rotterdam
2)
3)
4)
Langendijk Langendijk
Rotterdam
f1.
°10
f1.
1
10
f1.
f1.
YT
/’!
°Is
/
-0
10
1925
17,20
100,0
13,07
5
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
–
–
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
–
–
1927
14,75
85,8 I2,47
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
–
–
1928
13,47
5
78,3
13,15
100.6
226,00 97,7 228,50 96,8
363,00
78,5
4,55
100,0
13,25 100,0
17,23
100,0
93,
100,- 77,50
100,-
1929
12,25
71,2
10,07
5
83,2
204,00
‘88,1
179,75
76,2
419,25 90,6
7,38
162,4
11,78
88,9 9,10 52,8
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5
56,3 6,225
47,6
136,75
.59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5.
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94 14,6
6,96
40,4 88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5
30,4
4,62
5
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00
29,6
1,49
32,8
8,07 60,9
1,84 10,7
61,
65,6 37,50
48,4
1933
5,01
5
29,2 3,54
27,1
68,50
29,6 70,00
30,0
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,
55,9 49,50
63,9
Jan.
‘1932
5,05
29,4
5,07
5
38,8
71,25 30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8
8,69
65,6
1,87
10,8
70,-
75,3
40,-.
51,6
Febr.
5,30
30,8
5,07
5
38,8
74,00
32,0
108,50
45,0
142,25
30,8
1,28 28,1
8,98
67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
,,
5,525
32,1
5,80
44,4
86,75 37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78 10,3
67,-
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,22
5
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
67,7
28,-
36,1
Mei
,,
5,60 32,6
5,30
40,5
78,00
33.7
116,00
49,2
130,25
28,2
63,–
67,7
26,-
33,5
luni
,,
5,22
5
30,4
4,15
31,7
80,75 34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9
jul
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75 34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
68,8
35,50
45,8
Aug.
–
5,20 30,2
4,07
5
31,2
77,50 33,5 98,25
41,6
133,00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.
5,475
31,8
4,20
32,1
78,50 33,9 88,50
37,5
150,75
32,6
55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25 30,5
3,92
5
30,0
74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9
51,-
54,8
56,8
Nov.
4,90 28,5
3,90
29,8
71,25 30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
1,06
23,3 4,10 31,0
————————— —————————
–
–
53,-
57,0
46,-
59,3
-Dec.,,
4,72
5
27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2 0,84
18,5
3,99
30,1
—————————-
3,02
17,5
53,-
57,0
46,-
59,3
Jan.
1933
4,95 28,8
‘
3,75 28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
0,67
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Febr.,,
4,775
27,8 3,70 28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
‘
130,25
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
58,1
•
Maart
,,
5,05
29,4
3,82
5
29,3
73,50
31,7 76,25
32,3
130,50
28,2
0,61
13,4
1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
46,
59,3
April
5,15 29,9
3,75
28,7
72,75
31,4 71,25
30,2
129,50
28,0
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
,,
5,40
31,4 3,775
‘
28,9
70,50
30,5
73,25
31.0
146,75
31,7
–
–
—
–
–
—
—
–
—
–
–
—
—
–
—
—
—
–
—
–
–
—
,
52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00 28,5 75,75
32,1
163,25
35,3
–
–
–
–
–
—
—
–
—-
—
–
–
–
–
–
—
——-
—
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
5
33,9 3,85
29,4
64,25 27,8 78,00
33,1
176,25
38,1
—
–
–
—
–
–
—–
—
–
–
–
–
–
–
–
——-
—
49,25
53,0 48,50
62,6
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7 161,50
34,9
49,-
52,7
49,25 63,5
Sept.
4,95
28,8
3,475
26.6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
——
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25 26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
—
–
—
-.
—
56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55
26,5
2,95
22,6
74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7
2,23
—
–
—
–
——-
–
–
–
—
—
—
—
–
—
—
16,8
59,50
64,0
54,375
70,2
Dec.
4,57
26,6
3,30 25,3
.
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4 0,97
21,3
2,56
–
–
–
–
—
—
–
–
—-
—
—
–
—
–
—
–
—
–
–
–
–
–
–
—
–
–
—
—
–
–
—
19,3 1,76 10,2
60,75
65,3
53,50
69,0
Lan.
1934
4,75
27,6
3,10 23,7 65,25 28,2
58,00
24,6
144,25
31,2 3,65
80,2
2,30
17,4
3,08
17,9
62,50
67,2
53,75
69,4
i-ebr.,,
3,40
19,8
2,775
21,2 65,25 28,2
58,50
24,8
133,00
28,8 3,97
87,3
4,63
1
12,3
3,12
18,1
63,-
‘67,7
53,50
69,0
5 Maart
3,25
18,9
2,75 21,0 68,00 29,4
58,50
24,8
130,25
28,2 4,98
109,5
1,40
1
10,6
3,70 21,5
61,-S)
65,6
52,-
5
)
67,1
12
,,
,,
3,30
19,2
2,75
21,0
70,50
30,5
58,50
24,8
133.00
28,8
5,72
125,7
1,25
1
9,4
3.93
22,8
61,-6)
65,6
50,-
6
)
64,5
19
,,
,,
3,25
18,9
2,75 21,0
72,50
31,3 58,50
24,8
133,00
28.8
6,13
134,7
1,28
9,7
4,83 28,0
•62,-7)
66,7
50,50′)
65,2
26
,.
3,15
18,3
2,65 20,3
72,00
31,1
59,00
25,0
132,00
28,5
6,60
145,1
1,-
1
7,6
4,33
25,1
62,-S)
66,7
50,-s)
64,5
1)
Men zie voor de toelichting op oezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
3)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 to
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 19307415 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
To
Canada. Van 19 Sept.’32 tot 24Juli
1
33 62163 K.G. Z.-Russ.
5
)2 Mrt.
5)
9 Mrt. 7)16 Mrt.
9
)23 Mrt.
9
)1 Mrt.
10)
8 Mrt.
11)
15 Mrt.
2
)22 Mrt.
Vervolg STATISTISCH OVERZICH’
MINERALEN’
‘
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
WestfaalscheJ
PETROLEUM
BENZINE
1
KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
‘ide
Gulf exp.
–
gekamde
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzeii
–
F. G. F.
‘
Sakella-
‘j
F.
.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t,m
•
64166
0
$cts. per
M e
‘
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 KG.
‘R dam/A’dam S.
g.
per barre
U.S. gallon
New-Yor’k
rides
uom
Liverpool
oco e
1h or
P r
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 K.G.
per Ib.
Liverpool Bradford per Ib.
f1.
U)
$
%
$cts.
01
$
cts.
Oj
pence
010
pence
0/
0
pence
Olo
pence
91
9
ti.
01
9
f1.
Uj
1925
10,80
‘
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25 85,9 24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50 93,6 30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6 1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2 6,59
70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0 3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931.
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,01)
74,1
0.81
48,2 4.50
30,3 6,45
27,7
5,21
17,8 3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6.15
51,3
1933 7,00
64,8 0.45
26,8
3,61
24,3 6,75
29,0
5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50 32,2
13,26
38,2
6,18
51,5
Jan.
1932
8,25
76,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65 28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
rebr.,,
8,25
76,3′
0.71
42,3 4,92
5
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25′ 29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25 60,4
Maart
,,
8,35
77,3
0.71
42,3 4,62
5
31,1
6,90
29,7 5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
,,
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
29,2 6,25 26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0 9,00
30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86
51,2 4,25
28,6 5,80 24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6 8,25 28,0 8,88
25,6
7,40
61,7
Juni
,,
8,25
76,3
0.86 51,2 4,25
28,6
5,25
22,6 4,44
15,2
2.55
27,3
1525
27,7 7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
)uli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8 9,75
28,1
– –
Aug.
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30
28,9 7,35 31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6 8,25
28,0
34,6
5,70 47,5
Sept.
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375
29,4
7,75
33,3 6,37
21,8
3,64 38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6 5,90
49,2
Oct.
7,65
70,8
0.86
51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6
8,50
28,8
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86
‘
51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0
34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.74
5
44,3
4,435
29,8
5,95 25,6 4,73
16.2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
Jan.
1933
7,05 65,3
0.53 31,5 4,16
28,0
6,15 26,5 5,13
17,5
2,95
‘
31,6.
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Febr.,,
7,20 66,7
0.38 22,6
3,97
26,7
6,10
26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart
,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87e
26,1
6,40 27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0 6,40
53,3
April
,,
7,25
67,1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65
28.6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
,,
7,15
66,2
0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
.
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
53.3
Juni
,,
‘
7,15 56,2
0.25
5
15,2
3,02 20,3
7,85
33,8 5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4 6,40
53,3
Juli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7 5,76
19,7
3,20
34,2 20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
‘
Aug.
,,
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
‘29,7
5,39
18,4
2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33.1
14,75
42,5 5,80
48,3
Sept.
6,85
63,4
0.52 31,0 3,50
23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13 44,1
5,85 48,8
Oct.
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40 27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90 49,2
Nov.
,,
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
.43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50 28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
Jan.
1934
6,65
61,6 0.66
39,3 3,74
25,2
7,10
30,5 5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
37,5
6,15 51,3
Febr.
‘
6,30
58,3
0.64
‘
38,1
3,25
21,9
7,50
32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75 43,2
12.75
43,2
37,5
6,20
51,7
5 Maart’
,,
6,25 57,9
0.63 37,5 3,15
2
)
21,2
7,45
32,0 5,56
0
19,0
2,65
6
28,3
22,75
9)
41,4
12,00
9)
40,7
12,50
13
36,0
6,25
52,1
12
,,
6,25
57,9
0.63 37,5 3,08
3
)
20,7
7,50 32,3
5,47
7
18,7
3,19
7
34,1
23,00
10
)
41,8
12,00
10
)
40,7
6,25
52,1
9
,,
,,
6,25
57,9
0.63
,
37,5
3,_4)
20,2
• 7,30 31,4 5,46
8
18,7
2,648
28,2
23,25
11
)
42,3
12,
00
U)
40,7
6,25
52.1
f6
,,
,,
6,25
57,9
0.63
37,5
3,_S)
20,2
7,30 31,4
,
23,25
12
)
42,3
I1,75
12
)
39,8
6,25
52,1
1) Jaar
–
en maandgem. afger. op’J8 pence. 2)2 Mrt.
3)9
Mrt.
4
)16 Mrt.
5
)23 Mrt.
0)7 Mrt.
7
)14 Mrt.
0
)21 Mrt.
9
)’l Mrt. 19)8 Mrt.
11)15
Mrt.
11
)22 Mrt. 13)20 Mrt.
28 Maart 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
AN
GROOTHANDELSPRIJZEN’)
ZUIVEL
EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
Ener
EIEREN
KOPER
IJZER
GIETERIJ
ZINK
•
GOUD
•
ZII..TER’
perK.G.
Leeuwar-
derComm.
Cri 1 g
Alkmaar
Fabrieks-
kaas
Gem. not.
Eiermijn
Roermond
Standaard
Locoprijzen
Lo
°
en
Ldn
Iocrz n
•
LonIei
e
r
pe
CeveI
d
and
N
‘f’b
.
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen Londen
cash Londen
•
•
caBh
Londen tper
Noteering
Zuie-
Centr.
I1
(
e
P. 100 St.
Londen
per Eng. ton
er En
ton
g
En g.
J:ddI
perEng.ton
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng.ton
per ounce
fine
Standard
Ounce
fi.
Oj
O
.
II.
f1. ole
ti.
0
10
2
oi
,
£
OJ
.
OJ
5h.
5j
sh.
5/
Io
sh.
O/
•
pence
oI
1925
2,31
100,0
–
56.-
100,0
9,18
100,0
62.116 100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
67/-
100,- 36.316
100
.
85/6′
100,-
321!ø
100,0
1926
1,96
85,7
–
43,15
77,1
8,15 88,8
58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
68/8
102,5
34216
94,
851-
99,5 28
11
11s
89;3
1927
2,03
87,9
–
43,30 77,3
7,96
86,7
55.14!-
89,7
24.4!-
66,4
0.4l-
110,8
7
3!-
100,0
64/6′
96,3 28.10!-
78,8,
85/-
99,5
26!4
83,3
1928
2,11
91,3
.-
48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-.
102,8 21.11-
57,8 227.51-
86,8
661-
0,4
6218
93,5 25516
69,9
851-
99,5
26
1
1
81,1
1929
2,05
•
88,7
–
45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.5
1
–
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6 24.1716
68,8
851-
995•
24
7
11e
76,2
1930
1,66
71,9
–
38,45
68,7
6,72 73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.5j-
54,3
67)-
91,8
5916
88,8 16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
J1
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9 11.1016
31,9
92/6
108,2
131
41,6
1932
0,94 40,7
–
22,70
40,5
4,14
45,1
2Z17/-
36,8
8.121-
23,6
97.2/-
37,1
42J-
57,5
37/-
55,2
9.16j-
27,1
118/-
138,0
1271
40,1
1933
0,61
•
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2 10.1216
29,4
124/714 145,8
12
3
(8
385
Jan.
32
1,16
50,2
–
25,75
4,6,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
4116
56,8
421-
62,7 10.616
28,5
12013
140,7
13
7
18
43,2
Febr.
1,34
58,0
–
27,75
49,6
3,79
41,3 26.41-
42,2
I0.51-
28,1 99.216
37,9
41(6
56,8
401-
59,7 I0.-j-
27,6
119/6
139,9
14
43,6,
•
Mrt.
0.98 42,4
–
23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.91-
25,9
96.61-
36,8
441-
60,3
401-
597
9.111-
26,4
114!-
‘
133,5
13I4
•
42,8.
Apr.
0,99 42,9
–
19,60
35,0
2,776 30,2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
•
56,0
9.2!-
25,2
110/3
.
129,0.
I3Io
•
40,9
Mei
,,
0,82
35,5
–
19,65
35,1
2,88
31,4 21.61-
34,3
8.-!-
22,0
–
89.1316
34,2
441-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219
132,0
1251
39,3
Juni
,,
1,11
48,1
–
24,25 43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2
.7.5
1
–
19,9
84.91-
32,3
4
4
1-
60,3
3716
560
8.131-
23,9
11316
132,7
125/
39,3
Juli
0,96 41,6
0,45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
371-
55,2
.8.616
23,0
1161-
135,7
12
3
18
38,5
Aug.
,,
0,76 32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-!-
38,6
421-
57,5
3616
54,5,
9.1316
26,7
11816
138,6
12
1
1g
.
399
Sept.
0,84
•
36,4
0,65
19,70
35,2
4,64
50,5
25.8!-
40,9
9.1016
26,1
109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2 11.21-
•
30,7
118/9
.
138,8
13
.4d5
Oct.
•
0,82 35,5
0,73
25,50 45,5
5,73
62,4 22.5/6
35,9
8.7/-
22,9
105.1316
40,4
41j-
•
56,2
34/6
51,5 10.8(6
28,8
121/6
‘
142,1
12
1
/
38,9
Nov
,,
0,81 35,1
0,78 26,50
47,3
6,65
72,4
21.19!-
35,4
8.416
22,6
104.7(6
‘
39,9
401.
54,8
3416
51,5 10.8!-
28,7
12519
147,2
12
5
/1
38,3
Dec.
,,
0,73 31,6
0,85
22,55 40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5 10.7/-
28,6
125(9
147,2
11
1
1
35,8″
Jan
33
073
31,6
089
21,75
388
427
467
19 17/
320
781
203
100.116
38,1
4016
555
3416
51,5
9 19/
275
12218
1435
1
IU!15
364
Febr. ,,
0,65
28,1 0,91
20,60
36,8
435
47,4
393f-
32,5.
771-
20
1
2
10’L716
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9151-
27,0
12015
140,8
11
1
/1
31,2
Mrt .,,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6 10.71-
28,6
12015
140,8
12
7
116
•
38,7′
Apr.
,.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075 22,6
20.11/6
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
431-
‘
58,9
3516
53,0 10.816
28,8
12011
140,4
12
1
1I6
39,9.
Mei
,,
0,52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.6J6
37,6
8.61-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5 10.131-
29,4
12316
144,4
13114
41,2
Juni
,,
0,52
22,5
1,-
23,50 42,0
2,50
27,2
2571-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
•
421-
57,5
371-
55,2 11.1216
32,1
12213
143,0
1314
41,2
Juli
0,55 23,8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3
25.161- 41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
123110* 144,9
12
7
116
38.7
Aug .,,
0,63
27,3
1,-
18,90
33,8
3,575
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
351-
52,2 1171-
31,4
125110
147,2
12
37,4
Sept. ,,
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.l6f6
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916
54,1
3416
51,5 10.1816
30,2
130/It
153,1
II
1
S/i6
37,2
Oct.
,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1/-
35,5
714f-
21,1
145.5j-
55,5
39(6
54,1
34f6
51,5. 10.131,
29,4
131/1.
.
153,3
.11718
•
37,0.
Nov.
,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
15,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.1916
276
12815*
150,1
12
1
/4
.38,1
Dec.
,,
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,475
59,6 21.11- 33,9
7.121-
20,9
15381-
.
58,6
4016
55,5
361-
537
9.191- 27,5
12612*
147,6
12116
39
Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.7!-
34,4
7.71-
20,2
140.3f-
56,8
3916
54,1
361
.
53,7
9.121..
26,5
12916
151,5
I2
3
f.
39,7
Feb.
0,47 20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
l9,
140.131-
53,7
3916
54,1
.
3615
54,4
9.-f6
24,9
13711
160,3
12
1
12
38,9
5 Mrt.
0,43
9
)
20,8
1,-
20,25b)
36,2
3,-
32,7 20.61-
32,7
7.41-
19,8.
142.716
54,4
4016
55,5
3619
549
92f-
25,2
136f10
160,0
12
1
51
1
6
39,9
12
_
0,43
10
18,6
1,-
22,50
6
)
40,2
2,50
27,2
20.1116
33,1
7.316
19,7
145.416
55,5
4016
55,5
3619
54,9
931-
25,3
136110
160,0
.
121
.
40,1
19
0.43″
18,6
1,-
17,757)
31,7
2,72
5
29,7
19.131-
31.7
7.21-
19,5
144.61-
55,11
4016
55,5
3619
1
.
54,9
9.-16
24,9 136j6
159,6
12
5
/1 38,3
26
,,
0,43
12
,
18,6
1,-
20,-
8
)
35,7
2,60
28,3 20.-16
32.3
7.41-
19,8
1147.316 56,21
4016
55,5
3619
1
54,9
9.31-
25,3
136/5
159,6
121/
2
38,9
j Sept. 1932
79
K.G.
La Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No.
2.
3)
Tot Jan.1928
Western
;
vanaf
Jan: I928 tot 16
Deci 1929
American
No. 2.
vah
In. 1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr. 1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid.Russigche.
Van
23
Mei-19 Sept.
1932
No. 3
AN
GROOTHANDELSPRIJZEN.
.
.
.
.
.
.
.
.
BOUWMATERIALEN
.
KOLONIALE PRODUCTEN
. .
..,
VURENHOUT
S T
E E N E
N
.
CACAO
COPRA
.
KOFFIE
RUBBER’)
Standaard
•
SUIKER
THEE
NDEXCUFER
.
. .
Kolo-
Zweden(
binnenmuur
buitenmuur
G.F.Accra
Ned._Ind.
Robusla
Ribbed Smoked
Wittekristal-
Afl.N.-Ltheev.
per
d
per
per
5Q K.O. c.i.f.
per
100
K.G.
Rotterdam
Sht
R’dam/A’dam
Java- en Sumâ-
Orod-
8 o
en
nlale
‘an 4.672 M.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
‘I
K.G.
/
°’er
‘
per
100
K.O.
tratheep.’/,KG.
d?;n
0
10
f
0
1
f
010
eb.
%
f
0
10
cts.
°Io
Sh.
°Is
fi.
01
cts.
51
1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
.
100,0
84,5
.
100,0
100.0
. 100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375.
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
.
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,625
90,9
46.875
76,4
116,375
51.6
19,12′
102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
-/10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8 45110
107,9
27,37
5
76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25 66,1
20,25
106,6
22/5
52,8
15,37
5
42,9 25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
.
46.8
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
.
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32
5
33,7 28,25
33,4
.
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75 67,1
15/4
36,0 9,30 25,9
21,10
34,2
,
-/2,25
6,3
5,52 5
29,5
32,75
.38,7
35.2
34.7
Jan.
’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5
36,6 23
37,5
-12,125
6,0
7,35.
39,2
32
37,9
38.5..
39.1
Febr.
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3
38.3
Mrt.
,,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
21/9
51,2
14,75
41,1
23 37,5
/1,625
4,6
6,25 33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
20/6
48,2
14,-
39,0
23
.
37,5
-11,5 4,2
5,90
31,5
29,25
34,6
36.2
38.0
Mei
,,
70,00
43,8
8,50 54,8
15,-
78,9
20/6
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
5,62
5
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
Juni
,,
70,00
43,8 8,50 54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,37
5
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,30 33,6
28,50
33,7
34.2
38.7
Juli
,,
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,375
34,5 24
39,1
-11,375
3,9 6
1
70
35,7
23,75
28,1
34.3
37.6
Aug.
,,
63,00
39,4
8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,37
5
34,5 24
39,1
-11,75
4,9 6,57e
35,1
22,75
26,9
35.9
37.4
Sept.
60,00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
21
1
2
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/2,125 6,0
6,52
5
34,8
23,75
28,1
37.8
38.5
Oct.
,
63,50
39,7
58,1
14,50
76,3 18/8
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-11,75
4,9
6,32
5
33,7
28,50
33,7
36.2
‘38.7
Nov.
,,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
–
1
1,75
4,9 5,87
5
31,3
30,75
36,4
35.3
37.2
Dec.
,,
65,00
40,7
64,5
13,75
72,4
17
1
4
40,8
11,75
32,8
24
39,1.
-11,75
4,9
5,50
.29,3
28,25
33,4
34.0
35.1
Jan
33
7000
438 925
597
1350
711
1616
388
1150
321
24
391
11625
46
5375
287
25
296
332
341
Febr.
,,
70,00
43,8
.
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6
23,75
.
38,7
-11,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
‘
‘34.4’
Mrt.
,,
70,00 43,8 9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9
23,50
3,3
-/1,5
4,2
6,’-
32,0
26,25
31,1
32.4
34,9
Apr.,,
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50 26,5
23,50
38,3
-11,625
4,6 6,07 32,4
–
27,50
32,5
.
32.8
‘
34.9
Mei
70,00
43,8 9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50
.26,5
23
37,5
-12
‘
5,6
6;02
5
32,1
26,50
31,4
‘
342
35.0
Juni
72,50
‘45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
18
1
1
42,6
10,-
27.9
.22,
50
36,6
.
–
1
2,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
.17/8
41,6
9,475
.26,4
22,50
.
36
,6
-/2,625
7,4
5,92
5
31,6
33,50
39,6
38.2
31.4
Aug.
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68
,4′
16/5
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
.
–
1
2,625 7,4
5,275
28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.
80,00
50,1
10,50
67,7
.12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375
28,7
36,75
43,5
36.7
34.6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5
21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
Nov.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
i
26,5
-12,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.
,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975
22,2
16
‘26,1
–
/2,875.
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.1
31.3
Jan.’34
75,00
46,9 .10,75
69,4
12,75
67,1
12/10
30,2
7,45 20,8
16,50
26,9
–
1
2,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
33.8′:
Feb.,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14
1
5
33,9
7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4
4,975
26,5
46,75
553
359
‘35.9’
5 Mrt.
80,00
50,1
,
.
14/9
34,7
7,125
19,9 17,50
28,5
–
/3,125
8,8
4,50
24,0.
46,25
10
)
54,7
35.8
.
35.7..
12
,,
80,00
50,1
.
14/3
33,5
7,125
19,9 17,30
28,5
–
j3,25
9,1
4,625
24,7
44,50
52
)
52,7
36.0
35.4
19,,,
80,00
501.
.
131-
30,67,-
19,5
18:
29,3 -13,125
8,8
4,50 24,0
1
35.1
34.7
26
,,
,,
80,00
.50,1
.1413
33,5
6,75.
18,8
i8
.29,3
–
13,25
9
1
1
.4,50
24,0 1
35.7
,34.9
..
Alle
Pondennoteeringen
vanaf
21 Sept.’81
zijn op
goudbaals
omgerekend; de Oollarnoteeringon vanaf
20
April
1
33
zijn in
verhouding
van
de depreciatie
en den Dollar
t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.
284
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
28 Maart 1934
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 Maart 1934.
Activa.
Binnenl.Wis.gHfdbk.
f
22.901.958,90
se1s, Prom., Bijbnk.
,,
294.129,30
enz.in
disc.Ag.sch.
,,
4.451.433,47
f
27.647.521,67
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……
Idem eigen portef.
f
1.155.000,-
Af: Verkocht maar voor de bk.nog niet af gel.
,,
–
1.155.000,-
Beleeningen 11f dbk.
f
99.683.503,181)
nc1.
vrsch.
Bijbnk. ,
3.752.720,86
in rek.-crt.
Ag.sch.
41.290.093,21
op onderp.
f
144.726.317,25
Op Effecten ……
f
141.638.486,94
1
)
Op Goederen en Spec.
,,
3.087.830,31 144.726.317,251)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
10.060.173,-
Munt, Goud ……
f
106.714.625,-
Muntmat., Goud .. ,, 679.690.212,66
f
786.404.837,66
Munt, Zilver, enz. ,, 25.728.912,15
Muntmat., Zilver..
,,
–
99
812.133.749,81
2
).
Belegging
115
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………,,
21.243.085,87
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,-
Diverse rekeningen ………………,,
6.377.095,66
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221),,
18.331.195,17
f
1.046.674.138,43
PaaMva.
Kapitaal ……………………….
f
• 20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.749.272,82
Bijzondere reserve ……………….,,
5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,
8.813.900,33
Bankbi!jetten in omloop ………….. ,, 901.268.585,-
Bankassignatin in omloop ……….,,
127.990,73
Rek.-Cour. ( Het Rijk
–
saldo’s:
Anderen
f
102.945.525,45
102.945.525,45
Diverse rekeningen ………………,,
4.768.864,10
f
1.046.674.138,43
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
411.409.802,26
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.028.524.500,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndig
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ………
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland ………………………6.567.252,47
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circulatie
opeischb. Mef
aal- kings
Munt Muntmat.
schulden saldo perc.
26 Mrt. ’34 106715 679.690 901.269 103.074 411.410 81
19 ,, ’34 106714 681.822 895.582 99.154 417.369 82
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521
54
Totaal
1
Schaf,cist- B 1
–
Papier
Diverse
Data
bedrag promessen
1
e ee
op het
reke-
–
disconto’s rechtstreeks n ngen
buit
enl. nin gen
1)
26 Mrt. 1934 27.648
–
144.726
1.155
6.377
19 ,, 1934 27.693
–
143.219
1.403
5.820
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
1)
Onder de &ctiva.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
24 Mrt.’34
5
)
14J0
190.320
29.290
57.676
17
,,
‘341)
148.940 192.120
27.440
61.116
24 Feb.1934
‘115.848
34.558
189.638
28.529
63.140
17
,,
1934
115.681
34.541
191.218
29.293
62.018
25 Juli 1914
22.057
31.907 110.172 12.634 4.842
Wissels.
‘buiten
Dis-
Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kinÉs
Data
N.-Ind.
conto’s
fin gen ningen
1)
percen-
‘betaalb.
tage
24Mrt.’34
2
)
270
76710
11.30
66
17
,,
‘341)
250
72.860 11.710
68
24Feb.1934
539
063
1
48.400
11.663
69
17
,,
1934
542
9.088
1
53.053
12.268
68
25 Juli1914
6.395
7.259 75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilf.
ther Secur
I
Oities
Data
Metaal
in
un
Bankingi
Disc, and Securitles
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances
21 Mrt. 1934
1192.136 369.465
81.615
5.618
12.844
14
,,
1934
1192.021 369.632
81.347
1
5.630
11.705
22 Juli
1914
j
40.164
1
29.317
33.633
Other Deposits
1
Dek-
Data
1
00v.
Sec.
Public
j
Depos.
Bankers
Other
Reservel
kings-
Accounts
1
perc.’)
21 Mrt.’34
1
72.895
12.167
107.556 1 36.061
82.6701
53,0
14
,,
‘3
1
78.595 12.244
111
.
735
j 36.101
1 82.389
51,4
22 Juli ’14
11.005
1
14.736
42.185
1
29.297
52
‘) vernouaung iusscnen teserve en uepusILs.
BANK VAN FRANKRIJK.
1 Te goed Wis
Waarv.I
1
Renteloos
Data
Goud
1
Zilver1 in
h
t
–
op het Belee-
1
voorschot
1
bulte
e
nl
j
sels
1
buitenl.j ningen
Iv.d.
Staat
16 Mrt.’34
74.051
1
483!
14
1
6.147!
1.056!
2.995
1
3.200
9
,,
’34
73.981
1
4561
17
1
6.6011
1.0561
2.972 1
3.200
23 Juli’14
4.104 1
640
1
–
1
1.5411
8
!
7691
–
Bons v.
d.l
i
Dive r-
1
Rekg. Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie
ZeI/st.
1
Parti
amort. k.
1
1
Staat
nrtk
,uI!p,
16 Mrt.’341 6.114
2.373
81.187
58 1.702 12.389
9 ,, ’34
6.114
2.258
81.938
59 1.704 12.030
23 Juli’14
–
–
5.912
401 –
943
1) Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-.
fenl.
circ.
als goud-
dekking
wissels
en
Belee
ningen banken])
geldende
cheques
23 Mrt. 1934
245,0
62,8
17,3
1 2.760,9
276,2
15
,,
1934
265,7
39,3
8,7
J
2.833,9 258,2
30 Juli
1914
1.356,9
–
1
750,9
50,2
Data
Effec-
1
Diverse
1
Circu-
1
Rekg.-
Diverse
ten
Activat)
latie
Crt.
Passiva
23 Mrt. 1934
1347,7
j
521,7
3.293,0
540,8
141,1
15
,,
1934
1
348,0
1
511,5 3.356,6 535,3
134,3
30 Juli
1914
330,8
1
200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘) unoelasi. ‘ w.o. I(entenoanKscnejne t.,, tu ,vt[t. I3., 1c5p. o,,u.,
NATIONALE BANK VAN BELdE.
Data
Goud
.
8
.
Rekg. Crt.
1934
.
.
C..
0
22’Mrt.
2.698
68
707
36
1 347
40
3.420
153
314
15
,,
12.706
67
733
36
347
40
3.442
147
333
Goudvoorraad
Wissels
Data
‘ Other
ash” i)
Totaal
Goud-
In her-
disc. v. d.
In de
bedrag
1
certifi-
caten
1)
member
mopen
arkt
banks
-I
gekocht
7 Mrt.’34
4.187,1
4.152,9
210,8
58,6
46,4
28 Feb.’34
3.930,9 3.895,8
208,7
64,4 62,3
Belegd
F. R.
Notes
Totaal
Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Data
in u. s.
Oov.Sec.
in circu-1
i
Kpitaal
i
kings- kings-
1
latie
1
perc.i)
perc.
4)
7 Mrt.’341
2.431,9 3.002,3 3.480,9
146,1
67,8
–
28
Feb.’341
2.432,0
2.979,6
3.265,4 1
145,3
1
‘ 66,3
–
) IJCLC ÇCtthIlLdLCII WCI
UU,,,j uco…,at.S..
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100op 59.06 cents werd gedevalueerd.
2) ,,Other Cash” does notinciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
S) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes en netto deposlto. 4) Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ flET FED. RES. STELSEL.
1
Dis-
.
Reserve
1
Totaal
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
Beleg-
bJ/
de
i
deoo-
i
time leening.
en
i
gingen
.
R.
i
sitos
deposits
beleen.
1
bnks
I
28
Feb.’34!
12
8.185 9.215
12.271
17.235
1
4.370
21
,,
‘l
11
8.348
j
9.146
11.996 .1,
17.036
4.372
iie posten van
iie
nou, flank, go .iavascnu nu,,..
land zijn In duizenden, alle overige posten in mililoenen van de be-
treffende valuta.