25 JUNI 192
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economischl-liStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÊN
EN VERKEER
ORGAAN
VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIEVOOR DE
RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMiSCHE GESCHRIFTEN
9E
JAARGANG
WOENSDAG 25 JUNI 1924
No. 443
INHOUD
Blz.
VERPLICHTE ONGEVALLENVERZEKERINO VAN ZEE.PAS-
SACIERS
door
Mr. G. van ,S’loot en
Asn…….
…… 554
Portverlaging in Engeland en elders door
Mr.
W. J. M.
Benschop
…………………………………
555
liet herstel van de Malaise door &.
Voogd
met naschrift
door
Ir.
J.
van Dusseldorp ……………………
557
Wetsontwerp eener nieuwe regeling van de Coiiperatieve
Vereenigingen door
A.
van Wijnen
met naschrift door
Prof. Mr.
H. I’. Ribbius ……………………..559
Philosophie of Sociologie? 1 door
1.
Kvp2)er……….
560
De Rijksmiddelen …………………………….
563
AANTEEKENING:
De N.IJ.M. en de Nederlandsche Bank…………
564
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN …………………
566
MAANDCIJFERS: Giro-omzet hij De Nederlandsche Bank ………..
567
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam ………..
567
I’roductie der Iolenmijnen ………………….
567
Overzicht der 1{ijksmiddelen ………………..
568
STATISTIEKEN EN OVEREICHTEN …………….
568-576
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
I
Verkeerswezen.
INSTiTUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
l?edacteur-Secretaris van hef weekblad:
D. J. Wan8ink
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en girorekening
Rotterdam No.
8408.
Abonne?nentsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f
20,—. Buitenland en Koloniën
f
25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertenties
f
0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van. Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
24 JIJNI
1924.
De stemming op de geidmarkt was vrijwel onver-
anderd. Het aanbod van geld bleef vrij ruim, vooral
in verband met den geringen omvang van zaken. De
prolongatierente noteerde 3 pCt, verschillende dagen
kwam er echter in het gdheel geen noteering tot
stand. Particulier disconto was tot 31% â
35f;
püt. te
plaatsen, meestal met zeer weinig omzet.
* *
Bij de inschrijving op let schatkistpapier werd in
totaal ii igesch reven voor
f
91.516.000. Toegewezen
werden
f
33.610.000 dri ernaandspromessen tot
f
991,95 of circa
31/s
pOt.;
f
5.680.000 zesmaands-
promessen tot
f
983,25 of circa 31% pOt. en
f
11.005.000 jaarsbiljetten tot
f
1005 of
4
pOt.
Na gedurende de laatste twee weken ongeveer op
dezelfde hoogte te zijn gebleven, geeft de post binnen-
landsche wissels op den weekstaat van De Neder-
landsche Bank thans opnieuw van een vrij aanmer-
kelijken teruggang blijk. In totaal verminderde hij
vah
f
156 millioen tot
f
138 millioen. Het bedrag,
waarmede de disconteeringen sedert de tweede week
van Mei, toen de belangrijke daling inzette, gevallen
zijn, is hierdoor tot ruim
f
146 millioen of meer dan
50 pOt. geklommen. De effectenbeleeningen vertoo-
nen een vermindering van
f
3,4 millioen. Daar mli-
ter de goederenbeleeningen tegelijkertijd met
f
5,5
millioen toenamen, stelde het hoofd beleeningen in
totaal zich per saldo toch nog een goede
f
2 millioen
hooger dan verleden week.
Het renteloos voorschot aan het Rijk blijkt in de
afgeloopen week wederom geheel te zijn afgelost,
om
plaats te maken voor een tegoed van den Staat bij
de Bank ten bedrage van
f
4,8 millioen. De metaal-
voorraad steeg met nagenoeg
f
500.000. De post papier
op het buitenland geeft een vermeerdering van
f
2
millioen te zien, terwijl de diverse rekeningen onder
het actief met
f
10,6 millioen terugliepen.
De biljettencirculatie daalde van
f
960,1 millioen
tot
f
946,1 millioen. De rekening-courant saldi van
anderen iiamen met
f
1,9
millioen af. Het beschikbaar
metaalsaldo stelde zich
f
3,8 millioen hooger.
* *
De wisselmarkt was zeer stil, bovendien waren de
koersen vrij stationnair. Parijs was aanvankelijk Maan-
dag nog sterk gevraagd, maar nadat aan deze vraag,
op verhoogden koers, was voldaan, werd ook de han-
del in dezen wissel stil en trad weder een daling in.
De stemming bleef echter prijshoudend en vrijwel ge-
stabiliseerd op ca. 14,40.
LONDEN,
21
JUNI
1924.
Kort crediet bleef ook deze week in de geidmarkt
in voldoende mate aangeboden, ondanks het feit, dat
op enkele dagen eenige banken hunne uitstaande lee-
ningen lieten afloopen. De koers voor daggeld varieer-
de tussehen 134 en 2 pCt, terwijl zevendaagsche lee-
ningen tegen 236 püt. vernieuwd konden worden.
Orediet tot in Juli kostte 3 pOt. of daarboven.
De discontomarkt zag weinig verandering. Veran-
dering in de Bankrate zal de naaste toekomst wel
niet zien, mits er niet te veel buitenlandsche leenin-
gen aan de markt komen.
2-mnds. prima bdnkaccept 2
7
/s-
15
/is
pOt.; 3-mncls.
idem 2’6-3 pOt.; 4-mnds. idem
3_31/10
pOt.;
6.mnds. idem 3Vs-1% pOt.
554
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
VERPLICHTE ONGEVALLENV ERZEKE-
RING VAN ZEE-PASSAGIERS.
In het thans door de Tweede Kamer aangenomen
ontwerp Zeerecht worden de passagiers in hoofdzaak
gelijkgesteld met lading, aithans wat betreft de aan-
sprakelijkheid van den vervoerder. Dit lijkt op het
eerste gezicht niet onlogisch en hot geeft zeker een
indruk van aangename symmetrie. Bij nadere beschou-ving wijkt deze aanvankelijke bekoring. Een passagier
verschilt juridisch van een collo reeds door de om-
standigheid, dat hij, in tegenstelling met een baai
meel of een pak tabak, zijn eigen vervoerovereenkomst
aangaat; feitelijk verwijdert zich zijn verhouding tot
schip en reeder van die der lading doordat hij zich-
zelf in- en uitlaadt en aan boord stuwt, zelden gesto-
len wordt en nooit ontbrandt of ontplôft, maar daar-
entegen eet en drinkt, vrijelijk over de hem aangewe-
zen scheepsruimte loopt, klimt en danst, met andere
vervoersobjecten kaartspeelt, flirt en ruzie maakt.
,,De vervoerder”, zoo zegt art. 522, ,,is gehouden
tot vergoeding van de schade, veroorzaakt door letsel,
aan den reiziger in verband met het vervoer overko-
men, tenzij hij bewijst dat het letsel het gevolg is van
een voorval, dat hij redeljkerwijze niet heeft kunnen
voorkomen of afwenden, of van de schuld van den rei-
ziger zelf. Heeft het letsel den dood ten gevolge, din
heeft de vervoerder de schad7a te vergoeden, die de overblijvende echtgenoot, de kinderen en de ouders
van den reiziger daardoor lijden.”
Dit artikel kan intuaschen in het passage-billet
voor het grootste gedeelte worden opzijgezet, zooals
in de practijk wel regelmatig het geval zal zijn. Hoe
ver men hiermede kan gaan, zegt art. 524: ,,Het staat
den vervoerder niet vrj te bedingen, dat hij niet
of niet dan tot een beperkt bedrag aansprakelijk is
voor schade, veroorzaakt door onvoldoende onderhoud,
uitrusting of bemanning van het vervoermiddel, door deszelfs ongeschiktheid tot het overeengekomen ver-
voer of door onvoldoend toezicht aan boord. Bedingen
van die strekking zijn nietig.” En art. 533(b) voegt
hieraan toe : ,,Reisbilletten waarvan de inhoud in
strijd is met het voorschrift van artikel 524, eerste
lid, mogen niet worden afgegeven voor vervoer van
of naar Nederlandsche havens.”
Wanneer nu de vervoeronderneming met de uitslui-
ting van aansprakelijkheid zoo ver gaat als mogelijk
is, wordt de toestand dus deze. De passagier moet aan-
toonen: (1) dat hij gedurende de reis en in verband
met liet vervoer ,,letsel” heeft bekomen en daarvan
schade heeft ondervonden, (2) dat het letsel is ver-
oorzaakt door onvoldoende onderhoud, uitrusting of
bemanning van het schip, door deszelfs ongeschiktheid
tot het oereengekomen vervoer of door onvoidoend
toezicht aan boord. De vervoerder zal, dunkt mij, daar-
tegen nog altijd te zijner bevrijding kunnen bewijzen
dat de onzeewaardigheid, in ruimen zin, of het onvol-
doend toezicht, aan overmacht (voorval, dat hij rede-
lijkerwijze niet heeft kunnen voorkomen of afwenden)
te wijten is geweest.
In het algemeen genomen, zal het ordenteljk Ne-
derlandsch passagiersschip, met zijn groote reputatie
over de geheele wereld, niet licht geacht worden on-
voldoende te zijn uitgerust, onderhouden of bemand, of ongeschikt te zijn geweest voor pasagiersvervoer.
Onze reederijen kunnen, wat •dit betreft, vrij gerust
zijn. Iets anders staat het echter met het ,,onvoldoend
toezicht aan boord.” Passagiers vallen op gladde dek-
ken, storten van glibberige trappen, bonzen tegen.
losgeraakte deuren, branden zich aan heete pijpen,
geraken onder bagage; wéér is hier overmacht van de
zijde des vervoerders, eigen schuld van den passagier,
of onvoldoende toezicht? Zal, vooral in landen, waar
zulke claims door jury’s worden berecht, de sym
pathieke gekwetste niet licht een even groote als
onverschuldigde schadeloosstelling bekomen van de
txaxisportmaatschappij, aan wie de volkswaan nog
steeds het bezit van onuitputtelijke schatten toedicht?
Er bestaat, op dit punt, slechte ondervinding.
Ik wilde hiermee alleen maar zeggen, dat het onder-
werp der verplichte ongevallenverzekering van passa-
giers door do aanstaande invoering van het nieuwe
zeerecht voor ons aan belang heeft gewonnen.
Dit denkbeeld is voor het eerst gerezen gedurende de arbeidsconferentie van Washington in 1921. Men
dacht toen nog slechts aan emigreerende arbeiders. Iets
later in 1921, in de vergadering van de Internationale Emigratie-commissie van het Internationaal Arbeids-
bureau te Genève, werd de verplichte ongeva.11envcr-
zekoring aanbevolen voor iederen landverhuizer. Inmid-
dels kwamen wettelijke regelingen tot stand in Spanje
en Tchecho-Slowakije, alleen voor emigranten. Het Comité Maritime International, in zijne vergadering
te Gotenburg in 1923, verruimde de grenzen van het
probleem en stelde het voor het geheele passagiers-
vervoer ter zee. De Shipping Conference van Mei.
1924 ondersteunde het denkbeeld, evenals de Interna-
tionale Immigratie- en Emigratie Conferentie van
Rome, Mei 1924, welke intusschen de zaak alleen van
dee zijde der landverhuizers kon bezien.
Thans is, op 10, 11 en 12 Juni ji., te Parijs bijeen-
gekomen eene sub-commissie van het Comité Maaitime
International, aan welke ter conferentie van Gotenburg
werd opgedragen het onderwerp der verplichte ver
zekering van passagiers nader in studie te nemen.
Aanwezig waren: Sir Norman Hill, vice-president van
de Chamber of Shipping for the United Kingdom,
voorzitter; Prof. Louis Franck, oud-minister van
Koloniën van België, voorzitter van het Comité Man-
time International; Prof. Frédénic Sohr, van de Uni-
versiteit te Brussel; Prof. Berlingieni, van die to
Genua; Prof. Ripert, van de Faculté de Droit te Parijs;
Paul de Rouziers, secretaris van het Comité Central
des Amateurs de Franco; R. Verneaux, chef du con-
tentieux des Messageries Maritimes; Einar Lange,
directeur der vereenigde Zweedscho zee-verzekerin-
gen; R. Cornut-Gentile, namens de Chargeurs Réu-
nis de France; en de ondergeteekende.
De commissie sprak zich uit véér een verplichte
verzekering, te regelen bij internationale conventie,
en wel hoofdzakelijk op de volgende gronden:
Verreweg het grootste gedeelte van de aan
passagiers overkomen ongevallen is te
wijten
aan ge-
varen der zee: stranding, aanvaring, schipbreuk, mij-nen (Titanic, Empress of India, Lusitania, Tubantia),
waarvoor zij van den vervoerder geen schadevergoe-
ding kunnen bekomen, maar waartegen zij kunnen
worden verzekerd.
Door verzekering zou men kunnen dekken alle
ongevallen, ook die welke niet in verband staan met
liet vervoer en toch aan mannelijke; en vooral vrouwe-
lijke landrotten op zee herhaaldelijk overkomen.
Er behoeft, onder een behoorlijk systeem van
assuxantie, niet getwist te worden over bedragen.
Is er verzekering, dan wordt het totaal aan
de passagiers uit te keeren bedrag niet beperkt door
abandon of het maximum van een som berekend naar
de tonnenmaat van het schip.
Nu enkele landen deze verzekering reeds bij
de wet invoerden, staat men voor de waarschijnlijk-heid, dat andere zullen volgen. Indien er geen inter-
nationaal accoord wordt gemaakt, zullen al deze wetten
van elkander verschillen en er komt aan boord van
een groot passagiersschip, met representanten van
vele naties onder zijn passagiers, een rechtsverwarring
zonder voorbeeld.
Van Franische zijde werd een reserve gemaakt. Mcii
wilde wèl verplichte verzekering, maar w,enschte niet
verder te gaan dan tot den eisch dat geen vervoerder
passagiers aan boord zou mogen nemen, die niet vol-
doende tegen ongevallen waren verzekerd. Alen kon
echter niet aangeven hoe dit voor de practische toe-
passing moest worden uitgewerkt.
De volgende principieele vragen werden nog onder-
zocht:
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
555
Kan de verplichte verzekering worden beperkt tot emigranten of is het beter haar uit te breiden tot alle
passaglers? Men besloot tot het laatste, onder dit voor-behoud, dat koelies, Mekkagangers en dergelijk volkje aan bijzondere bepalingen zouden kunnen worden on-derworpen. Het besluit berustte op de overweging: (a)
dat liet in de practijk niet mogelijk is aan te wijzen
wat een landverhuizer eigenlijk is; (b) dat het tech-
uisch wenschelijk is het risico over zooveel mogelijk
hoofden te verdeelen. Den Italiaanschen afgevaardigde
kon men evenwel hiermede niet overtuigen; hij hield
zich aan de emigranten.
Behoort rekening te worden gehouden met de oor-
zaak van het ongeval.? Men was algemeen van oordeel,
dat hiermede niet behoefde te worden gerekend, tenzij
het ongeval ware veroorzaakt doordien de passagier
zich opzettelijk in gevaar had begeven.
Mag, na het totstandkomen eer er verplichte onge-
vailenverzekering, dé wettelijke aansprakelijkheid van
den vervoerder voor ongevallen, aan den reiziger ge-
durende de reis overkomen, vervallen? Deze vraag
werd bevestigend beantwoord, behoudens het geval
waarin het ongeval mocht te wijten zijn aan opzet of
grove schuld van den vervoerder persoonlijk.
Behoort de eventueele conventie voorzieningen te
treffen ten opzichte van garanties voor de richtige be-
taling der verzekerde sommen, of kan dit worden over-
geleten aan de nationale wetgevingen? In den laatsten
zin beantwoord. Men was algemeen vait oordeel (ouder
cle van Fransche zijde gemaakte reserve), dat de ver-
zekering door den vervoerder ,,in zich zelf” (mits
onder voldoenden waarborg) toelaatbaar mocht zijn,
en wel voornamelijk op dozen grond, dat die wijze van
verzekering de minst kostbare is en, algemen toege-
past, verdere uitbreiding van den Staatsdienst der
sociale verzekeringen onnoodig zou maken. Men dacht
hierbij aan de werking van de Engelsche en Neder-
landsche zee-ongevallenwetteri.
Eeii bijzonder punt van overweging was nog de
mogelijkheid voor den pasagier om een vrijwillige ver-
zekering boven de verplichte te sluiten. Men achtte
liet wenschelijk liet systeem hiermede aan te vullen,
eensdeels omdat het zich aldus aansluit bij de regeling
van sociale verzekering in verschillende landen, an-
derdeels omdat de Vereenigde Staten hierop gesteld
bleken te zijn.
Een en ander is uitgewerkt in een ontwerp voor
iiite.rriationale regeling.
De weg, die thans verder bewandeld zal worden, is
waarschijnlijk deze: de besluiten van de commissie,
en het door haar gemaakt ontwerp, zullen worden be-
handeld in de vergadering van het Comité Maritime
international, welke in begin 1925 te Genua of Rome
zal worden gehouden. Wordt een eii ander door liet.
Comité goedgekeurd, dan zullen de Staten, vertegen-
ivoordigd in de Diplomatieke Zeerechtconferentie van
Brussel (en dus oo Nederland) door. de Belgische
Regeoriug worden verzocht dit puunt in de eerstvol-
gende conferentie te bespreken. Die conferentie zal
waarschijnlijk reeds in 1925 bijeenkomen, aangezien
een ander aanhangig onderwerp, nl. de definitieve
regeling der immuniteit van staatsschepen, tengevolge
van de beslissing van het Admiralty Court in de zaak
van het Soviet-saliip ,,Jupiter’, geen lang uitstel
meer lijden kan.
G. VAN SL00TEN AZN.
PORTVERLA GING IN ENGELAND EN ELDERS.
,,Tcn slotte vinden we nog ….een niet onbelang-
,,rijke verlaging van de telefoontarieven, waarschijnlijk
,,voorgesteld ten einde aan den bij voortduring uit-
,,gesproken wensch der zakenwereld naar verlaging
,,van de posttarieven tot hun vooroorlogsch niveau
,,tegemoet te komen, welken wensch de Postmeester-
,,G-eneraal steeds sympathiek gezind is, doch die immer
,,wordt afgewezen door den Kanselier der Schatkist.”
Aldus Dr. T. E. Gregory in zijn samenvatting van
de Britsdhe millioenen-rede betreffende het dienst-
jaar 1924/25 in E. S. B. van 7 Mei j.l.
Volgens een artikel ,,Labour’s Finance” in Daily News van 30 April j.1. beloofde Mr. Snowden, al moest hij te-
rugkeer tot penny-postage voorloopig afwijzen, toch
wel ,,certain postal reforms, costing half a million
this year and a mi]lion in the full year, the nature
of which would be explained on another occasiori.”
Er schijnt dus een gedeeltelijke verlaging der post-
tarieven met ingang van 1 October in de bedoeling te
liggen. Maar het herstel van het stuiversport zou de
schatkist op 5 â 6 millioen pond per jaar komen t.i
staan volgens dc mededeeling van den P. M. G. aan
vertegenwoordigers der Britsehe Kamers van Koop-
handel op 5 Maart j.l. En dat vindt de Kanselier te
kras. Vermoedelijk is daarbij ook wel overwogen, dat
de laatste tariefsverlaging voor het Postbedrijf vol-
strekt niet zulk een schitterende zaak kan zijn ge-
weest als outsiders het zoo gaarne voorstellen. Immers
de ontvangsten van de Posterijen zijn over het dienst-
jaar, dat. 31 Maart 1924 eindigde 360.000 pond bene-
den de toch zeker wel voorzichtige raming gebleven,
(de telegraaf- en de telefoonontvangsten maakten het
voor liet geheele bedrijf weer goed).
De beweging in Groot-Brittannië tot terugkeer naar
vooroorlogsehe posttarieven, heeft ook hier to lande
haar weericlank gëhad, o.a. in de Telegraaf en in de
1-laagache Post, de leiding van welk laatste orgaan
zelfs verklaarde er niet al te zeer tegen op te zien,
een verlies op de Postbegrooting, (d.w.z. op de Ne-
derlandsche, niet op de Haagsche) van
f
20.000.000
te aanvaarden, daar de fiscus dit h.i. vele malen langs
anderen weg zon vergoed
krijgen
wegens den prikkel,
dien zulk een postverlaging aan het zakenleven zou
toedienen. De Engelsche business-vertegenwoordigers
hebben trouwens hun P. M. G. dezelfde luehtkastee-
lan voorgespiegeld. En hem onder hun bekoring ge-bracht, al noemde hij de claims di.e op
•
de schatkist
werden gedaan ,,by no m.eans light”, en al was hij
misschien niet al te bedroefd voor de beslissing naar
Mr. Snowden te kunnen verwijzen.
Oolc hier te lande is, zooals men weet, de beslissing
thans in handen van de Regeering getrokken, hetgeen
wel zal beteekenen dat het oordeel van den Minister
van Financiën den doorslag zal geven. En blijkens
de laatste ter zake gepubliceerde uiting, achtte zij
den tijd nog niet gekomen.
Men is hier te lande zoo geneigd naar de groote
buurlanden te kijken wanneer men steunpunten voor
vergelijking zoekt, dat het niet al te veel verwonde-
ring baart zoo weinig aandacht te zien wijden aan
hetgeen op het gebied der portveriagingen geschiedt
in landen, waarmede. wij ons beter vergelijken Icun-
nen, al liggen ze wat verder af, zooais Zwitserland,
Zweden en Denemarken. En toch is dat zeker zeer de
moeite waard. Immers ook daar heeft het Postbedrijf
de gevolgen van den oorlog en van de daaropvolgende
z.g.n. vredesjaren, zooals die zich aan een neutraal
blijvend en gebleven tusschenland hebben opgedron-
gen, scherp ondervonden. Ook daar heeft het vroe-
ger bloeiende postbedrijf een tijdperk van achteruit-
gang moeten doorworstelen, en redding moeten zoeken
in tariefsverhoogingen, gevolgd door beperking van
diensten en bezuiniging waar te bezuinigen viel.
Maar, gelukkiger dan hier te lande, is men er daar
reeds in geslaagd de batige saldi te doen terugkeereui.
1-let eerst in Zweden, dat trouwens maar één jaar van
deficit gekend heeft (1919 ad 4,77 millioen kr.) en
dit in de volgende jaren goed maakte door winstcijfers
van 1.0,40, 15,32 en 16,11 millioen. Vervolgens in
1)enemarken, en sedert het vorige jaar ook in Zwitser-
land, waar nien zelfs van 1914 tot en met 1922 te-
korten heeft gekend en eerst over 1923 een bescheiden,
maar hoopgevend batig saldo van 0,34 millioen fran.cs
mocht boeken. Hier te lande sukkelt men, zooals be-
kend, sedert 1917 met een nadeelig saldo. Evenwel
rioet hierbij dadelijk onder de aandacht worden e-
556
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni
1924
bracht, dat in Zweden, Denemarken en Zwitserland de Posterijen een zelfstandig bedrijf vormen, afge-
scheiden van do Telegrafie en de Telefonio, welke
artste in Denemarken zelfs nog voor een groot ge-
d(
,
elte met dodr den Staat wordt geëxploiteerd.
1)
Het spreekt vanzelf, dat ook in de drie bovenge-
noemde landen de tariefsverhoogingen slechts door
den nood gedwongen zijn ingevoerd en de postbesturen
er, ook wel zonder den gestadigen aandrang van be-
1 anghehbend en, bij voortduring op bedacht zijn geble-
ven tot de vroegere normen terug te keeren zoodra
dat mogelijk tou blijken.
Engeland heeft indertijd het voorbeeld van verla-
ging der posttar:ieve.n gegeven. Dit geschiedde onder
sterken druk der openbare meening, die zich. even-
wel meer in. ‘t bijzonder gericht had tegen de zeer
verhoogde telefoontarieven. Het Kabinet offerde zijn P. M. 0-. op en de nieuwe man maakte zich: populair
door mèt de telefoon- ook sommige posttarieven te
verlagen, hetgeen hij gerust kon. doen, omdat hij zag,
dat men, dank zj bezuinigingsmaatregelen, reeds in
liet toen loopende jaar het tekort zou kunnen weg-
werken en voor de toekomst flinke baten mocht ver-
wachten. Beperking van diensten en daardoor van
personeel, daling vail het indexeijfer, waardoor ook
de duurtetoeslag der ambtenaren verminderen kon,
maakten den toestand beter en openden de mogelijk-heid de tarieven te verlagen en dus ontvangsten prijs te geven. Want met de vergoeding die men zou. viii-
den door vermeerder:ing van het postverkeer hield
men in St. Martins le Grand natuui]ijk wel, rekening,
maar daarop alléén een tariefsverlaging te constru-
eeren, komt bij geen insider op. Zoo was het in Enge-
land en zoo ging het ook in Zweden; dat te rekenen
van 1 October 1.922 sommige posttarieven verlaagde
cii het stadsport wederom invoerde.
Is het postverkeer déér sedert dien datum toegeno-
nien? Ja, maar geenszins in verhouding tot hetgeen
de post per brief, hr:iefkaart, enz. prijs gaf. Het lokaal
verkeer en het aantal drukwerkverzendingen zijn f!.i’itk
vooruitgegaan, maar dat der brieven en briefkaarten
slechts weinig en de opbrengst van den zegeiverkoop
– hoofdfactor van de bedrijfsinkomsten – bedroeg
in 1923 ± 5 miljoen kronen
minder
dan iii 1922.
Dat de Zweedsehe Posterijen over het afgeloopen jaar
toch nog ongeveer 1 millioen kronen méér winst be-
haalden dan over 1922, is te danken aan beperkingén
i.n. den dienst en aan daling van het i.n.dexeijfer,
waardoor de duurtebijslag der ambtenaren 2,6 millioén
kr. minder vorderde dan in het voorafgaande jaar.
Het Zweedsche Postbestuur vond in de groote
batige saldi der la.atste jaren aanleiding het voorstel
te doen tot een hernieuwde tariefsverlaging, die
1 October 1924 zou ingaan. Maar de Minister vnu
Verkeerswozen maakte bezwaar en de Regee:ring wees
het voorstel van de hand, behoudens een kleine ver-
laging van het recht voor verzending van postwissels
en voor remhourszendungen, waarover de wetgever
nog moet beslissen. De staatskas kan h.i.. i.n de tegen-
woord ige omstandigheden de voorgestelde verlaging,
die pl.m. 15 millioen kronen zou kosten, niet dragen.
Het wordt daar te lande dus niet een.s voldoende
geacht, dat de post ,,zich bedruipt”; neen, zij moet
de schatkist helpen vullen. Hierbij zij aangeteekend, dat de Zweedsche posttarieven thans (dus na de ver-laging van 1 Octohêr 1922) gemiddeld ongeveer ge-
lijk zijn aan de Nederlandsche.
In Denemarken heeft men, toen door een groot
defi.oit over het dienstjaar 1920/21 de schrik erin
gekomen was, cciie bezuinigungscommissio benoemd.
Deze stelde scherpe maatregelen voor en de Regeering
nam ze in hopfdzaak over. Het volgend di.enstjaar was het tekort gedaald tot ± 7 millioen kr. en over
1922/23 had men de zaak weer kloppend gemaakt, met
1)
In Zwitserland heeft men sedert eenigen tijd 66n Dire?.
teur.Generaal voor de twee bedrijven. Verder dan een tijde-
lijke personeele unie is men echter nog niet.
een klein. w:instsaido, terwijl over het laatst verhoopen
dienstjaar, dat 31 Maart j.l. eindigde, reeds 4 mii-
l;ioen li’. is verdiend. Do Deensche Directeur-Gene-
iaal
e1ldiaai.de echter kort geleden, dat zelfs aan
eeiie portverlaging van 5 Ore per brief nog niet te
denken is.
i)e ibetere hedrijfsui.tkomsten van 1922/23 verge-
leken met 1.921/22 blijken te zijn verkregen, ‘doordat
de vermindering der ontvangsten, ad bijna 3 m.illi.oen
kronen, verre overtroffen werd door de vermindering
der uitgaven, -zijnde bijna 10% millioen. En van d:it
laatste bedrag kwam bijna 7 mi ilioen voor rekeniug van cle kosten van het personeel en 1 milhoen op de
rubriek: Kosten van het postvervoer. Detailcijfers
over 1.923/24 zijn mij nog niet -bekend.
Zwitserland staat er beter voor. Daar is men. ook
ongerust geworden toen de nadeel ige saldi gingen
oploopen tot 1.2% mi.hlioen franken. (ovei 1.91.8), 22 miliioen. (1919) en zelfs 28% nuiilioen (in 1920). Ook
daar heeft men zijn toevlucht genonen. tot verhoogin.g
dor tarieven, om dan dooi’ dienstbeperking en andere
maatregelen, waaraan liet in de jaren. voor den. oorlog
wol wat verwende publiek zich morrend onderwierp,
redding te brengen. In 1021. was het doficit nog bijna
19 mihli,ocn franken, maar in 1922 slechts 4,7 millioen
en, zooals gezegd, i.n 1923 marcheerde de zaak, all;ha’ns
financieel gesproken, weer, terwijl de eerste maanden
vai. liet loopende jaar een gunstig beeld vertoonen.
Toch heeft Dr. I-I.aab, de leider van het Verkeers-
departement nog onlangs voor vele kringen, harde be-
zu.inigingsniaatrogelen doorgezet,, o.a. de opheffing
der bestelling op Zondag, waaitegen. liet Romaansche
gedeelte van Zwitserland zich met alle macht ver-
zette. Het is derhalve ook daar te lande in hoofdzaak
door vermindering der uitgaven voor het personeel.
(in 1923 bij’. 14 millioenfr. minder dan in 1921)
en door inperki.ng
van den dienst dat verbetering
van den. toestand is verkregen. Het publiek moest
vele facil:iteiten offeren. Maar als belooning heeft men
nu ook zoo juist het begin gezien van. de verlaging
der tarieven; een. begi.n vel is waar – de Zwitsers mopperen nu weer hierover – met de briefkaarten
voor het buitenland, die nu 20 in stede van 25 Rappen
kosten, waarna vermoedelijk 1 Oct. a.s. de brieven
voor liet internationaal verkeer aan de beurt komen.
En wel omdat hij die h:ri.efkaarten de meeste kans be-
staat op toename van den omzet hij verlaging van dcii
pi.ijs, en omdat zij, door toeristen verzonden, overal
reclame maken voor het land.
Eti.gei.and, Zweden cii Zwitserland zijn. dus voor-
gegaan. En Nederland? Moet liet nog lang op zich
laten wachten?
De begrooting van het Staatsbedrijf voor 1024 sluit
met een geraamd verliessaldo van bijna 1 niillioen,
maar liet schijnt dat er evenals elders in het zaken-
leven eenige opleving komt. Wanneer men bedenkt.
‘dat over de eerste 5 maanden van dit jaar -de opbrengst
der Posterijen alleen 1.8.464.000 gulden heeft bedra-
gen, (P.T.T. samen rui.m 30.11.0.000, terwijl de ra-
niing was 18.041.000 ), (voor het geheele bedrijf 27,9
– mijl,.) en dat deze bedragen ook tegenove.r de ontvang-
sten in de eerste 5 maanden van 1.923 eene vermeerde-
ring doen zien, dan komt men in een hoopvolle
stemming.
Bovendien zal de korting op de salarissen der amb-
tenaren voor liet Staatsbedrijf over 1.924, ruw geschat,
eene mindere uitgaaf van 2.2 mi.11. gulden beteekenen.
Zoodiat, wanneer niet alle voorteekenen bedriegen, de
P.T.T.-rekening dit jaar ook hier te lande een over-
schot zal opleveren. Wij zijn er nog niet, maar het be-
gint te dagen
Zooda de Regeering, voorgelicht door het P.T.T.-
bestuur, oordeelt dat het oogenblik voor tariefsverla-
ging gekomen is, zal
zij:
sel1ig niet aarzelen. De uitin-
1)
Weliswaar komt een gedeelte van de hoogere op-
brengst voort uit toeneming postwisselverkeer tea gevolge
van de girosluitung.
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
557
gen van Minister Westorvelci in de Centrale Com-
missie van G.O. vormen voor het bestaan van zooda-
nige gezinclheid een voldoende bewijs.
Doch het staat te betwijfelen of de Regeering voo-
len ‘Lal voor het doen van een zee stoute greep als de
ilaagscho Post aaribeveolt. Want nog staat zij op het standpunt, dat hot Staatsbedrijf selfsupport’in g moet
wezen.
1)
En ook is van haar fliet te verwachtel], dat, zij
zich zal vijsmaken door belangrijke toeneming van
verkeer, dus ie. door verhoogde opbrengst van den
zegeh’erkoop enz., spoedig terug te krijgen wat zij met
portverlaging per stuk prijs geeft. De ervaring in het
Vereenigde Koninkrijk en in Zweden heeft geleerd
dat daarop hoegenaamd ii let te rekenen valt.
Maar Row’land Hill dan?
Nu, wij zullen aan den roem van den grooten post-hervormer zeker niet gaan knagen. Maar wel veroor-
loven wij ons te doen opmerken, dat Sir Rowlands op-
treden in geheel andere tijdsomstandigheden dan de
tegenwoordige plaats had. En zeker stelde hij een
schoon beginsel op den voorgrond, maar men heeft het
mis, wanneer mcii de zaken voorstelt alsof de toepas-
sing van zijn beginsel voor de Britsehe Posterijen da-
delijk een groot succes heeft opgeleverd. Terwijl de
waarheid is, dat de schatkist aanvankelijk geweldige
verliezen heeft geleden en de toename van het verkeer
eerst na 16 jaren den omvang bereikte, dien Hill voor
dadelijk had verwacht, en dat ‘het ruim een kwart
eeuw ‘heeft geduurd voor het Post Office weder een
zelfde netto ontvangst kon hoeken als in het jaar vôôr
de hervorming. Mr.
W.
J. M. BNsCHoP.
HET HERSTEL VAN DE MALAISE.
De heer A. Voogd te Rotterdam
schrijft
ons:
De heer J. van Dusseldorp te ‘s-Gravenhage, die.
vroeger naar ik meen onvoorwaardelijk protectionist
was, doch welk standpunt sedert in zooverre werd ge-
mode.reerd dat hij wel vrijhandelaar zoït willen zijn,
indien ook alle andero landen hun handelspolitiek in
dien geest wijzigden, heeft in No. 441 van dit tijd-schrift een betoog geleverd, dat ulet zonder tegen-
sp.i.aak mag blijven, al ware het slechts om den schrij-
ver de illusie te ontnemen, dat hetgeen liii beweerd
en met cijfers geïllustreerd heeft, onbetwistbaar juist
is.
Vergis ik mij niet al te zeer, clan is het concrete
voorbeeld dat hij. ten beste geeft, ongeveer hetzelfde
als verwerkt werd in een redevoering, door hem verle-
den jaar gehouden bij de opening eener tentoonstol’-
li ng te Rotterdam, uitgaande van de vereeniging Ne-
derlandsch Fabrikaat, waarvan hij de algemeene voor-
zitter is en als hoedanig hij – wat zijn recht en zijn
plicht is – niet aflaat zijn medeburgers er op te wij-
zen
d
hoe wenschelijk het is in Nederland vervaardigde
producten te koopen, wanneer deze even goed zijn al
de buitenlandsche en even goedkoop zijn te verkrijgen.
Van ‘dit laatste ben ik nog niet acker. Ik geloof zelfs,
dat de heer van Dusseldorp het ook niet zou afkeuren
als men voor het Nederlandsche product iets hooger
prijs zou betalen, alleen om aan de Nederlandsche in-
clustric werk te verschaffen, hetgeen wel een offer
waard zou zijn. Daargelaten nu of dit laatste juist is
en niet de deur open zet voor in den jongsten tijd
waargenomen experimenten van subsidieering der in-
dustrie door de gemeenschap, geloof ik dat hij op.
den duur teleurstellingen zal ondervinden in zijn ver-
waclititig, dat liet individu tot zulk een offer bereid zal
Als Nederlandscli Fabriktat succes wil bereiken,
dan zal het geen offers moeten vragen op een zeker chauvinisme gegrondvest, doch in staat moeten zijn
een product te leveren, dat zoowel in hoedanigheid als
j p-jj5 dc mededirging kan doorstaan.
i) Over cle billijkheici van dien eisch zie men de voor-
dracht van den beer Van Boeyen in de Haagshe af d. der
Net. Mij. v. Nijv. en Ua.nclel,
16
April
1924.
1-loo dit inmiddels zij, als men cijfers op schrift
heeft, zijn zij beter te beoordeelen dan wanneer zij iii
çen redevoering worden voorgelezen en zoo kan thans
worden aangegeven, in hoever het betoog van den
heer van Dusseidoip ik zeg niet juist, doch alleen maar
waarschijnlijk is.
Tare
de strekking daarvan alleen, dal; liet v oor de
industrie
van eeuig lauci voordeelig kan zijn, als de mededinging van andere landen werd geweerd door
het heffen van een invoerrecht, dan zou men zulks
zonder meer kunnen toegeven. De heer van Dussel-
dorp wenscht echter te beweren en met cijfers te be-
wijzen, dat door het heffen van een i.nvoerrecht van
buiten] andsche producten de binnoniandseho
verbrui-
ker zal
worden gebaat, door nog goedkooper dan te
voren te wei-den bediend. Niet alleen de binnenland-
sche verbruiker zal minder voor liet product gaan be-
talen maar bovendien zal de schatkist nog van het
in voorrecht profiteeren.
,,Stel”, ‘zegt ‘de heer van Dusseldorp, ,,dat in een land, waar veel werkloosheid Iieersclit en waar een tak van industrie gedeeltelijk is stil gezet door we-
ringsmaatregelen in het buitenland en/of door invoer
van buitenlandsche producten, welke ook binnenslarids
tot concurreerenden prijs kunnen worden voortge-
bracht, jaarlijks worden gemaakt 100.000 stuks van
een artikel â
f 1.00
per stuk en 100.000 stuks
a
f 100
worden ingevoerd.”
Bij deze veronderstelling staan wij al een oogenb?ik
stil. Het geheele verdere betoog van den ‘heer van
Dusseldorp kan niet anders dan doen aannemen, da;
hij van oordeel is dat het land waarover hij spreekt –
laten wij het gemakshalve Nederland noemen – in-
deL-daad jaarlijks behoefte heeft aan 200.000 stuks van
liet door hem gesupposeerde artikel. Men vraagt zich
dan toch af, waarom of die Nederiandsche industrie
zich bepaalt tot de fabricage van slechts 100.000 stuks,
te eer waar zij immers, in zijn. voorbeeld, is stilgezet.
Alen zet toch geen industrie stil
omdat
er uit het bui-
tenland tot
denzelfden prijs
wordt ingevoerd? Ik zou
geneigd zijn, dien Nederlandsclien industrieel toe te
roepen: To drommel man, sta je tijd niet te ver-
slapen. Er is behoefte aan 200.000 stuks, concurren-
tie en prijs van het buitenland hebt ge niet te vreezen,
want het levert niet goedkooper dan jij, maak er
fiuks nog 100.000 stuks
bij,
ge hebt dan, waar is aan
to nemen, dat gij uw kostprijs bij zooveel grooter pro-
ductie kunt verminderen, nog kans op heel wat meer
winst dan tot dusver! De staat kan dunkt mij, in dit
opzicht volkomen passief blijven of het moest dan
wezen, dat hij den Nederlandschen fabrikant
Oj)
zijn
buitengewone laksheid wees. Niet alzoo. De heer van
Dusseldorp laat den staat op dat artikel 10 pOt. in-
voorrecht heffen. waarom in ‘s hemelsnaam? Er is be-
hoefte aan 200.000 stuks, de Nederlandsche industrieel
kan er maar 100.000 leveren, niettegenstaande zijn fa-
briek gedeeltelijk is stil gezet, het buitenland bewijst den Nederlandschen verbruiker dus een buitengewo-
nen dienst doom tot denzelfden prijs in het omitbre-
kende’ te voorzien. Waarom moet dit of liever de
bi nnenlahdsche verbruiker daarvoor gestraft worden
met een prijsverhooging geljkstaande met liet in-
voerrecht?
Prjsverhoogirig? Geen kwestie van, zegt ‘de heer
van Dusseldorp, •er komt prijsverlaging. Nog is de
Noderlandsche industrieel wel niet wakker geworden,
want na het invoerrecht gaat hij nog geen 200.000
stuks maken, maar slechts 150.000 en is zoo goed de overige 50.000 nog aan het buitenland te laten. Maar
de fabricage van de 150.000 stuks geeft hem gelegen-
heid om zijn productieprijs te verminderen, zoodat
deze in plaats van
f 100
slechts
f 93,33
komt te be-
dragen. De buitenlandsche prijs moet echter hooger
worden. Weliswaar neemt de heer Van Dusseldorp aan,
dat de buitenlandsche fabrikant zal trachten door vermindering van zijn productieprjs een deel van
het invoerrecht voor zijn rekening te nemen, maar
558
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25
Juni 1924
zijn verkoopprijs van het product moet dan toch ten
slotte, volgens den heer van Dusseldorp,
f
104,50 wor-
den. De schrijver is nu in de naïeve veronderstelling
dat de Nederlandsche fabrikant, die door vermeerderde
productie zijn kostprijs tot
f
93,33 kon verminderen,
ook töt dien prijs zal verkoopen en dat de Nederland-
sche verbruiker die het binnenlandsch product in
dien gedachtengang voor
f
93,33 kan krijgen, aanhet buitenland daarvoor
f
104,50 betalen zal. Zelfs de absurditeit, dat het mogelijk zou wezen om in ons
land twee verschillende prijzen te handhaven voor een
en hetzelfde gelijkwaardige product, heeft kennelijk den heer van Dusseldorp nog niet tot de overtuiging
gebracht, dat er aan zijn betoog het een en ander
moet ontbreken.
Hij komt zoo tot de volgende kromme redeneering. De binnenland sche verbruiker betaalde vroeger
200.000 stuks â f 100
=
f
20.000.000.
Na de wijzigingen ten gevolge van het invoerrecht
betaalt hij
50.000 stuks ingevoerd â f 104,50 =
f
5.225.000
150.000 stuks ‘binnenlandsch
fabrikaat ……….. .,, 93,33 =,,14.000.000
bijeen f 19.225.000
blijft een besparing voor den binnenlandschen ver-
bruiker van f775.000.
Daarnaast – o lieflijk verschiet! —steekt de staat
dan nog
f
475.000 invoerrechten in zijn zak, terwijl de schrijver daarenboven aan meer verdiensten voor
de Nederlandsche industrie en aan meer loon en sala-
rissen een bedrag van 1,3 millioen calculeert, zoodat de
koopkracht van Nederland door die heffing van
10 pOt. alleen voor dit artikel vermeerderd is met
f3.050.000 per jaar!
Het is ons niet duidelijk waarom •de heer van
Dusseldorp de Nederlandsche industrie maar niet in
eens de vereischte 200.000 stuks heeft laten fabri-
ceeren. Weliswaar zou de staat dan zijn f475.000 in-voerrecht missen, maar de besparing voor de Neder-landsche verbruikers zou dan in plaats van f 775.000
een f 1
Y2
millioen worden, hetgeen vermeerderd met de
grootere winst voor de fabrikanten en de meerdere
uitbetaling van loon, nog een veel grooter bedrag
aan vermeerderde koopkracht zou geven, waaraan de
Nederiandsche staat gaarne het halve millioen invoer-
recht ten offer zal brengen, nog te eer waar hij dit
door middel van een gndere belasting op de vermeer-
derde koopkracht toch wel weer binnen zal krijgen.
Inderdaad, bij eenig nadenken zal de heer van Dus-
seldorp tot de slotsom moeten komen dat zijn rekening
er aldus moet uitzien, als men zijn sustenu even aan-
houdt:
Vroeger betaalde de binncnlandsehe verbruiker:
200.000 stuks
t
f 100 …………..f 20.000.000
Na de gewijzigde situatie tengevolge
van het 10 pOt. invoerrecht zal hij
betalen:
200.000 stuks
f 110 …………..,, 22.000.000
Blijft nadeelig verschil f 2.000.000
Het wil mij voorkomen dat de heer van Dussel-
dorp bij zijn betoog en zijn berekeningen ten cenen-
male uit het oog heeft verloren, dat er voor het heffen
van een’ invoerrecht alleen dan reden kan bestaan –
en dan nog alleen ten behoeve van do industrio en
allerminst voor den verbruiker – als de buitenlander
zijn product goedkooper aanbiedt dan de binnenland-
sehe industrieel en dat daarna ‘de
verkoopprijs in
het
(and zich zal regelen naar den bûitenlandschen prodii-
ti.eprijs plus invoerrecht. De heer van Dusseidorp
erkent zelf dat de binnenlandsehe producent dan een
ongeri.jmde
winst zal behalen, maar dat kan dan teu. slotte niet anders beteekenen dan dat ook hij ‘tegen
zulk een invoerrecht moet zijn.
A.
VOOGD.
$ *
Gaarne wil ik gebruik maken ‘van de aangeboden
gelegenheid om in een naschrift te trachten het
vraagstuk in het ‘goede spoor terug te leiden.
Omtrent de le alinea van het artikel van den heer
Voogd wil ik slechts opmerken, ‘dat ik mij niet bewust
l)en van handelspolitiek standpunt te zijn veranderd.
Ik ben altijd van oordeel geweest:
dat Vrijhandel het stelsel is waaronder de goede-
ren worden voortgebraeht waar dit het goedkoopst
mogelijk is, terwijl een ieder voor ‘de belooning van
zijn arbeid •de ‘grootst mogelijke hoeveelheid goederen
kan verkrijgen;
dat een2ijdige Vrije Invoer (ten onrechte Vrijhan-
dcl genoemd), een slecht stelsel is, ‘omdat de buiten-
landsehe invoerrechten en uitvoer-premies voor een
groot deel bepalen de hoeveelheid en de soort der goe-
(leren, ‘die in een land worden voortgebracht, terwijl
het afzetgebied voor vele binnenslands ‘gemaakte nij-
verheidsproducten kunstmatig wordt beperkt, wodat
veelal de kostprijs ervan wordt verhoogd; door de
vicieuze wisselwerking van welke twee laatste facto-
ren het afzetgebied per inwoner, de eportmogeIjk-
heid en de werkgelegenheid worden verkleind;
dat, zoolang Vrjhandel onbereikbaar is, de door
mij verdedigde Rationeele Handelspolitiek een toe-
stand zou scheppen, die zooveel mogelijk den toestand,
zooals die onder Vrijhandel zou zijn, zou naderen.
Wat de 2e alinea aangaat, wensch ik te constatee-
ren, dat het concrete voorbeeld ‘door mij bij de opening
der Rotterdamsche Tentoonstelling
niet is
gebruikt.
Wat deze twee alinea’s, gesteld ‘zij waren juist, nu
echter aan
mijn
betoog afdoen, of met de juistheid
van het door mij gestelde voorbeeld te maken hebben,
is mij niet recht duidelijk.
Bepalen wij ons dus tot het ‘hoofdpunt, de onaan-
itemelijk-verklaring van het door mij gestelde con-
crete geval: dat de prijs (natuurlijk in verband met
kwaliteit en condities) van het binnenlancische en van
het buitenlandsehe in doorsnee gelijk is en dat dien-
tengevolge van de 200.000 stuks, die verbruikt wor-
den, 100.000 stuks van binnenlandsch en 100.000
stuks van buitenlandseh fabrikaat zijn.
Dat kan niet, zegt de geachte schrijver. Als het
Nederlandsche niet duurder is, kunnen de Nederlan-
ders alles leveren, tenzij zij hun ,,tijd staan te ver-
slapen”.
Het ongerijmde van deze redeneering blijkt ten
duidelijkste, wanneer wij, de zaak omkeerend, de stel-
ling zouden poneeren: Als het ‘buitenlandsche niet
duurder is, kunnen de buitenlanders alles leveren,
tenzij zij hun ,,tijd staan te verslapen”.
Er is geen enkele reden, waarom de buitenlander,
die ‘hier voor
f
100 aanbiedt, niet evengoed zou ver-koopen als de binnenlander, die voor
f 100
aanbiedt.
Volkomen juist gesteld en geheel logisch gedacht
is dus het door mij aangenomen geval, dat, waar de prijzen in doorsnee gelijk zijn en 200.000 maal een
artikel ‘gekocht wordt, in 100.000 ‘gevallen het bin-
nenlandsche en in 100.000 gevallen het buitenlandsche
werd gekozen.
Waarom van ieder dus 100.000?
Omdat ‘de prijs in doorsnee gelijk was.
Anders wordt het zoodra, ‘na de heffing van het
recht, het binnenlandsehe goedkooper, het buitenland-
sche duurder wordt. In dat geval zal men veelvul-
diger het binnenlandsehe kiezen en minder dikwijls
het buitenlandsche. Vandaar ‘dat ik stelde, dat slechts
50.000 uit het buitenland en 150.000 uit het binnen-
land worden genomen, m.a.w. dat gemiddeld van elke
4 ‘gevallen driemaal de keus valt op ‘het binnenland-
sche en, wegens den verhoogden prijs, nog slechts éôn-
maal op het buitenlandsche. Hoe hooger het recht,
hoe kleiner de kring van hen, die ‘het duurder gewor-
den artikel nog koopen. De geachte schrijver meent ten onrechte, dat reeds door een klein prijsverschil de afzet voor het buiten-
landsehe of voor het binnenlandsehe geheel vervalt.
Het is echter een ‘bekend feit, dat zelfs zeer hooge
25 Juni
1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
559
invoerrechten den invoer niet geheel stopzetten; de
ervaring leert dit overal. Trouwens in mijn artikel in No. 441 citeerde ik reeds de uitspraak van Mr. Pier-
5011:
Het buitenlandsche recht zal in den regel niet
zoo zwaar zijn, dat al onze uitvoer onmogelijk wordt,
maar zal slechts in die mate op onze goederen druk-
ken, dat wij ons met lagere prijzen moeten tevreden
stellen en sledhts geringere hoeveelheden kunnen
plaatsen.
Met deze twee factoren is door mij in mijn voor-
beeld rekening gehouden,
terwijl
de beschouwingen
en calculaties van den schrijver daarmee in strijd zijn.
Het zij mij ten slotte vergund in het belang van
onze nationale voortbrenging een idee te opperen.
Zou de geachte
schrijver
willen mededeelen, door
welk middel hij meent te kunnen verkrijgen, dat bij
gelijkstaanden prijs •de Nederlandsche industrie alles,
de buitenlandsche niets levert? Hij moet dit weten,
anders zou hij niet het
verwijt
van tijdverslapen en
laksheid uiten.
Kan eventueel het bewuste middel worden toege-
past, dan zal ‘ook •de Vereeniging Nederlandsch Fa-
brikaat, waarvan ik, de schrijver herinnert er her-
haaldeljk aan, voorzitter ben, zich daarover ongetwij-
feld zeer verheugen. J.
VAN DUSSELDORP.
21 Juni 1924.
P.S. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om er
de aandacht op te vestigen, dat in mijn artikel in
No. 441 op bladz. 518, een schrjffout is ingeslopen en dat in den 19en regel van onderen moet gelezen
worden
f
15.000 in plaats van
f
100.000 en in den
14en en 12en regel van onderen
f
3.025.000 in plaats
van
f
3.050.000.
WETSONTWERP EENER NIEUWE REGELING
VAN DE COOPERATIE VE VEREENIGINGEN.
De heer A. van Wijnen te Gouda schrijft ons:
In het vorig nummer van dit blad kwam onder
bovenstaanden titel een stuk voor van een schrijver,
die zich deed kennen als ten volle sympathiseerende met de voorgestelde wijziging in de Wet op de Coö-
peratieve Vereenigingen. Het kan zijn nut hebben, daartegenover eens de opvattingen te plaatsen van
iemand, niet tot de onverdeelde bewonderaars van
dit stuk werk behoorende. Mijn jarenlange ondervin-
dingen in die praktijk van de Coöperatieve beweging,
in den laatsten tijd als directeur van een coöperatieve
vereeniging met een jaaromzet van meerdere millioe-
nen guldens en met veel risico als exportbedrijf,
waaraan de moeilijkheden der na-crisisjaren ook niet
ongemerkt voorbij gingen, heeft mij daarop wel eeni-gen kijk doen krijgen. Dat ik dit zoo zelf zeg, zal mij,
hoop ik, niet als pedanterie worden aangerekend.
Allereerst, is het juist, dat de bestaande wet aan-leiding is geweest tot het ontstaan van talrijke pro-
cessen?
Voorop dient gesteld, dat elke wat, hoe goed ook
in elkaar zittend, aanleiding wordt tot processen.
Steeds zijn er menschen, die ôf te goeder trouw ôf uit chicano gaan procedeeren. Dit bewijst nog niet
veel tegen do we-t in ktvestie. Maatstaf is, of zoo’n
procedeerder het won tegenover den handhaver van
de wet.
De Wet op de Coöperatieve Vereenigingen mag
niet anders beschouwd worden als te zijn een grond-
slag, waarop verder het rechtsgebouw eener coöpe-
ratieve vereeniging wordt opgetrokken. Het kkt ook
nooit anders zijn, omdat elke vereeniging haar rege-lingen moet aanpassen aan den aard van haar bedrijf
en een uniforme regeling daarvoor onmogelijk is. Op
deze basis der Wet moeten statuten en reglementen
worden opgebouwd en nu ligt de groote fout in de
grenzelooze lichtvaardigheid, waarop deze statuten en
reglementen vaak in elkaar worden geflanst. Eenige
studie daarvan brengt verbluffende resultaten.
Aan wie de schuld, wanneer dan later moeilik-
heden ontstaan?
Zonder eenige reserve durf ilc het standpunt hand-
haven, dat op de bestaande wet statuten en regle-
menten zijn op te bouwen, die elke vereeniging be-
veiligen, niet voor chicane, maar wel voor alle ge-
volgen er van.
Dit wil volstrekt niet zeggen, dat cle bestaande
wet geen wijziging behoeft en speciaal b.v. het
zwaard der nietigverklaring niet wat kan worden in ge-
trokken, maar men behoort daarbij toch aan het be-
staande recht te doen vedervaren en de oorzaak van
veel fouten op de juiste plaats zoeken.
Wanneer het mij vergund is, ook nog iets van de voorgestelde wijzigingen te zeggen, dan wil ik mij
beperken tot een paar punten. Meer volledig behan-
delde
•
ik een en ander in ,,Hanclelsbenichten” van
1
Februaril.l. waarnaar ik
bij
d-ezen verwijs.
Voorgesteld wordt, het ledenregister te laten ver-
vallen en toe- en uittreding schriftelijk te doen plaats
hebben. Hiertegen nu kan ik niet genoeg waarschu-wen. Niets is zekerder dan de eigen handteekening,
door het lid zelve gedateerd in een gewaarmerkt re-
gister, zoowel bij toe- als uittredingen. Daar kan geen
speld tusschen, daarover is geen chicane mogelijlç
Stel daar nu tegenover de schriftelijke melding”en
opzegging. Aa.nnemende, dat al deze paperassen met
volddende nauwgezetheid zullen worden bewaard,
waaraan helaas ook nog wel het een en ander zal
mankeeren, gezien het feit, dat vele coöperaties ge-
administreerd worden als bijbaantjes door onvol-
doend onderlegde krachten, dan krijgt men toch
allerlei .dubieuze gevallen. Hierbij moet men vooral
bedenken, dat vele coöperaties zijn uitgegroeid tot
zeer belangrijke hand els on dern emingen met groote
verantwoordelijkheid en risico voor de leden en dat
het al of niet lid-zijn boven allen twijfel moet verhe-
–
ven zijn. Welnu, schriftelijke behandeling kan door
antidateeren eenerzijds en achterhouden anderzijds,
het lidmaatschap een jaar langer of korter doen duren,
wat oj critieke momenten van veel beteekenis kan
zijn. Ieder die de praktijk kent, weet wat dit betee-
‘kent en welke sluizen van chicanie hier worden open-
gezet. En nu spreek ik nog maar niet van moedwillig
geheel verduisteren of van valsche bewijsvoering,
waartoe dit stelsel ook alle aanleiding biedt. Zoo
wordt o.a. zeker een bron van
moeilijkheden
het vol-
gende. De brief, waarin het lidmaatschap wordt aaii-
gevraagd zal heel vaak door een huisgenoot, soms wel
door een vriend of buur geschreven worden .Het
schrijven valt velen op leeftijd zwaar. Voor het Be-
stuur of de daartoe aangewezen ambtenaar is dit
oncontroleeTbaar. Alles gaat goed, totdat het lidmaat-
schap offers vraagt. Dtn gaat men achterdeuren zoe-
ken en ik weet bij ondervinding, dat men ‘de echtheid
van het lidmaatschap als. geliefkoosd middel daartoe
aangrjpt. In welke gevaren brengt men daardoor
eerlijke leden eener coöperatio, die dan nog mede de
lasten hunner
oneerlijke
broeders hebben te dragen.
Lid worden van een coöperatie, waarin de persoon-
lijke aansprakelijkheid niet is uitgeschakeld is een
transactie met financieele gevolgen en dit moet met de persoonlijke handteekening worden bekrachtigd.
Het ledenregister mag dan ook naar mijn meaning
nooit verdwijnen en de wet gave daartoe dan ook
nooit gelegenheid.
Een tweede bezwaar is er een van meer moreelen
aard. Het betreft de mogelijkheid, bij het ontwerp
geopend, een coöperatie op te richten zonder eenige
aansprakelijkheid der leden.
Voor zulk een handeling is slechts één woord: ,,im-
moreel”. Een koopman, die een zaak begint, steekt
zijn bezit daarin. Dit bezit is de borg voor hen, die
met hem zaken doen; dit bezit offert hij, wanneer zijn transactie’s verlies brachten. En wanneer een koopman zijn eigen bezit er in zoo’n laatste geval
door machinaties buiten weet te houden, noemt men
hem ,,oplichter”.
560
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
Menschen die te zamcn een coöperatie stichten
gaan samen zaken doen; hebben dan ook samen een
zeker bezit daar achter te stellen, liet opstrijken van de eventueele voordeelen, maar het afwentelen van nadeelen op den argeloozen leverancier is ook ,,op-
lichten”. Laat men nu niet zeggen, dat de plicht, do
aansprakelijkheid in de statuten te vermelden, do
leveranciers waarschuwt. Er is in handel toch ook
nog iets als vertrouwen noodig en iedereen weet te
goed, dat liet praktisch ondoenbaar is, steeds eerst vooraf statuten op te vragen, vooral, waar men dit voor elke transactie moet doen, omdat men steeds
eerst statuten. kan wijzigen.
Maar bovendien, hoe stelt zich zoo’n vereenigirig
zonder eenigo aansprakelijkheid der leden voor zaken
te doen? Elk bankcrediet wordt daardoor gemist en
zij zijn dus naar mijn meening aangewezen op die
argelooze leveranciers, waarvan ik boven sprak. W’an-
neer di.t zoo is, dan is het oprichten van zoo’n appa-
raat een ve:rkeerde daad en het bij de wet mogelijk
maken een fout.
Maar bovendien heeft de coöporatio naast haar
maatschappelijke taak ook nog idealen, nl. zuivering
van den handel. WTat schiet er over van dat beginsel hij zulke vereenigingen?
Ieder, wien liet hart warm klopt voor gezonde coö-
peratie moet zich, verzetten tegen het oprichten van
vereenigingen, waarbij schijnbaar va.n den aanvang af
het mooie beginsel wordt verkracht, doordat men de twee-eenheid, rechten en plichten, opgevat als: eerst
plichten en dan rechten, met voeten treedt.
A. VAN WIJNEN,
Directeur Coöp. Prod. Handeisvereeniging.
Gouda.
Gaarne maak ik gebruik van de gelegenheid, mij
door de Redactie geboden, om op het bovenstaande
met een enkel woord te antwoorden. De schrijver heeft
voornamelijk bezwaar tegen tweeder voorgestelde
wijzigingen, nl. het vervallen van het lede.nregister en
de mogelijkheid van uitsluiting van meerdere aan-
sprakelijkhei d.
Het ledenregister, mits goed bijgehouden, geeft
ongetwijfeld groote zekerheid over de vraag, wie op
een zekeren tijd leden •der vereeniging zijn. De prak-
tijk heeft echter geleerd, dat dikwijls aan het goed
bijhouden vehl ontbreekt en dat het meermalen zeer
moeilijk is de handteekeningen van alle leden door
persoonlijk bezoek aan het kantoor te verkrijgen. Zelf
is mij uit mijn vroegeren werkkring, toen ik met een groote coöperatie nauwe aanraking had, bekend hoe
bezwaarlijk het is in het register alle leden vermeld
te
verkrijgen,
terwijl het bureau wel in het, bezit is
van de schriftelijke, onderteekende opgavbe tot toetre-
ding van het lidmaatschap. Tegenover de bezwaren
door den schrijver aangevoerd tegen het doen verval-
len van het register, blijven de bestaande practische
bezwaren gelden, dat de coöpei’aties geruimen tijd
werken in het belang van hen, die zich behoorlijk heb-
ben opgegeven, maar het register nog niet hebben ge-
teekend, terwijl aan het ontbreken van de inschrijving dhicanes worden ontleend om zich aan verplichtingen
te onttrekken, terwijl de vereenigingen in het bezit
zijn van het bewijs van hun lidmaatschap, welk bewijs
zij echter niet mogen aanvoeren. Welke bezwaren moe-
ten nu het zwaarst wegen?
Het bezwaar tegen cle mogelijkheid om verdere aan-
sprakelijkheid uit te sluiten leidt tot de consequentie
om te eischen, dat de aansprakelijkheid niet beneden.
een bepaald minimum mag worden gebracht. De be-.
staande regeling, welke toelaat, dat de aansprakelijk-
heid tot het kleinste bedrag beperkt wordt, staat
ml
wezen geheel gelijk met de voorgestelde wijziging,
welke de zaak
bij
haar naam noemt.
Schrijver
stelt,.
dat bij geheele uitsluiting der aansprakelijkheid geen
bankcrediet zal zijn te verkrijgen. Dit is ook in de
memorie van toelichting voorzien: coöperaties, die be-
langrijke credieten noodig hebben, beperkten ook thans hun aansprakelijkheid niet en zullen dit ook in het ver-
volg niet doen. Er bestaat echter geen reden om ver-
eenigin gen, welke een dergelijk erediet krachtens haar
bedrijf niet noodig hebben, te dwingen de aanspra-
kelijkheid op te ncnle.n, waardoor zij wellicht moeilij-
ker leden kunnen krijgen, terwijl de praktijk geleerd heeft, dat zij verdere aansprakelijkheid kunnen ont-
beren. R.
PH1LO,S’OPHIE OF SOCiOLOGiE?
(Naar aanleidin.g vai,i Dr. D. A. Eigemans werk over
den wijs geerigen. grondslag der Marxistische Staat-
huishoudkun.de en hare waarde voor den tegenwoor-
digen. tijd).
1.
De
groote
‘beteekenis, die nog
altijd
aan
Marx,
en
de
geringe
beteekenis, d:ie aan de vroegere
Marxcritie-
ken
wordt gehecht, komt weer eens tot uitdrukking
in het bovengenoemde werk, dat Dr. Eigeman verle-
den jaar publiceerde. De Redactie van de ,,Eco.no-
miseh-Statjstische Berichten” heeft mij om een be
oordeeling ervan gevraagd en ik voldoe aan deze uit-
noodiging met meer dan gewoon genoegen.’) Ten
eerste wegens de daaruit bij de Redactie blijkeude
ruimheid van opvatting om in een niet Marxistisch
tijdschrift tegenover een critiek op het Marxisme een
aanhanger van die richting aan het woord te doen ko-
men. En ten tweede om de beteekenis, die ook ik aan
het werk van Dr. Eigeman hecht. Ik ben maar van
weinig inzichten zoo zeker, als van mijn meening om-
trent dit boek: n.l. dat dit een vergissing is. Maar
het is mi. een eerhiedwaardige vergissing, een ver-
gissing, clie door ieder, die, in ons landje van benepen onphii osophische en onsociologische staat-huis-houd-
kunde, daarboven uit wil, in het belang van de ont-
wikkeling der sociale wetenschappen en ook van een dieper dan gewoonlijk gaande critiek op liet Marxi.s-
me, van harte moet worden toegejuicht. Met dozen Marxcniticus valt over het Marxisme to praten. Hij
heeft er – dit is niet aan den minsten twijfel onder-
hevig – ernstige studie van gemaalct. En hij begrijpt
en doorvoolt de grootheid van Marx. Alle laatdun-
kendheid, waaraan zoovele critici zich te buiten girL
gen, die nog niet aan het lezen en begrijpen van Marx’
werken, laat staan aan het beoordeelen ervan toe zijn,
is den heer Eigeman vreemd. Zijn Marxcritiek is prin-cipieel anders dan en onvereenighaar met die van von
Böhm-Bawerk, Masaryk, Treub e.a. Hij heeft een
eigen kijk op het Marxisme, die essentieel van dien
dor vroegere Marxcritici verschilt. Op blz. 298 van
zijn boek schiijft Dr. Eigeman: ,,Naa, mijn inzicht is.
de Marxistische waarde-, geld- en kapitaaltheorie vol-
strekt juist en volkomen zuiver en wetenschappelijk
doordacht: zij geldt ouvoorwaardehijlc, en tot in haar
verste consequenties behoort zij aanvaard te worden
en to dienen aJs leidraad ook voor de practische po
hitiek, op voorwaarde, dat men haar fundeening, de in T-[egeliaanschen zin doordachte verabsoluteering der
natuurweteuschap tot werelcibeschouwing, het alzoo
in een zeer bijzondee richting doordachto Marxisti-
seine materialisme, zonder eenige reserve als levens
leer aanvaardt”. In overeenstemming hiermee schrijft
hij op hlz. 257 over de Marxcritiek van von Böhm-
Bawerk, dat deze ,,do waardeleer van Marx niet treft”,
dat Böhm ,,er langs heen redeneert”.
1-Toe Dr. Eigemans meening is over de Marxcritiek,
dio Mej. van Dorp zoo nu en dan ten beste heeft ge-
1)
ii.eri houde mij ten goede, dat ik ongeveer een jaar heb
iiiocten laten voorbijgaan, alvorens aan dit artikel te kunnen
beginnen. Wanneer er aan den uitbouw en de verdediging
van het Marxisme nog veel hapert, bedenke men wel, dat
do oorzaak niet bij het Marxisme en de Marxisten ligt, doch
in het feit, dat in het algemeen slechts anti-Marxistische
theoretici zich in de huidige maatschappij de weelde van
zorgenloos theoretisch werken veroorloven kunnen.
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE 3ERICHPEN
561
geven, moge do lezer op blz. 264 van diens boek
naslaan.
Marx is, volgens Dr. Eigeman, alleen in zijn
philo-
sophische
materiaiisme te treffen. Dat heteekent niets
minder, clan dat niet alleen de Marxcritiek van Böhm
maar ook die van lreub (clie het histor:isch econo-
mische en sociaal economische deel van het Marxisme
afgescheiden van het philosoph:ische deel beoordeelt)
ouvereenigbaar is met •de critiek van Dr. Eigeman.
Ik laat voor het oogenbiik in het midden aan welke
zijde het gelijk is. Naar mijn meening – Dr. Eigeman
aanvaardt ook mijn critiek op en mijn pogingen tot
reconstructie vân het Marxisme niet – is er gelijk en
ongelijk aan beide zijden. Doch hoe dit ook zij: dit
staat vast,
de organen en personen, die thans over de ,,afbraak”
van het Marxisme en de ,,executie” van de Marxisten door Eigeman juichen, ten deele dezelfde organen en
personen, die indertijd ook gejuicht hebben over de
,,vernietigendo” Marxcritiek van Böhm en Treub. Van
tweeën één! Als Böhm en Treub met
hun
wijze van
critiek het Marxisme reeds vernietigd hebben, dan is
de critiek van Eigeman, behalve overbodig, princi-
pieel onhoudbaar en is zijn executie van de Marxisten
een executie met los kruit. En als Eigeman stof tot juichen geeft en dus, volgens de juichende schare,
Marx treft, dan is daarmee de Marxcritiek van Böhm
en Treub principieel veroordeeld en doet men het
best, althans déârover, in alle talen en in alle toon-
aarden muisstil te zwijgen. Het optreden van den heet
Eigeman doet denken aan de uitlating, die Werner
Sombart indertijd, nadat reeds een bibliotheek vol te-
gen Marx geschreven was, in ,,Brauns Archiv” van 1894
publiceerde: die Marx’sche Theorie mag widerlegbar
sein, aber widerlegt ist sie noch nicht. Sie ist meines
Wissens noch nie G’egenstand einer ernsthaften Dis-
kussion gewesen”.
Begrijpt ‘toch, zoo zou ik allen willen toevoegen, wien
het wetenschappelijk ernst is en bij wie het niet gaat
om schijnsuccessen, begrijpt toch, dat men niet tel-
kens zooveel moeite besteedt aan een onbeteelcenenden
tegenstander, die het reeds bij den eersten aanval op
zijn systeem aflegt. Juicht niet te vroeg bij elke nieu-
we poging tot executie van theoretici, die velen zoo
gaarne als zoodanig geëxecuteerd zouden zien. En be-
dwingt nog even uw ongeduld, ook bij de poging van
Dr. Eigeman, die ik thans ga beoordeelen.
* *
• *
Het is voor
schrijver
dezes geen gemakkelijke taak
het boeic van den heer Eigeman objectief te beoordee-
Ten. Niet zoozeer om het gevaar van vastgeloopen zijn
in een wetenschappelijk stelsel, waar men nu een-
maal in theoretisch, ethisch en aesthetisch opzicht
rust bij heeft gevonden: als consequent Marxist raakt
men vertrouwd met de gedachte, dat voor theorieën
zoowei als voor menschen – ook voor de theorieën, die
men zelf voor de juiste houdt – eenmaal het laatste
uur slaat. De groote moeilijkheid voor mij bij het be-oordeelen van deze nieuwe Marxcritiek is, dat ik zelf
op meerdere punten – met aanvaarding echter van
de kern van het stelsel – critisch tegenover het
Marxisme sta en dat Dr. Eigeman met een niet on-
belangrijk deel van zijne beschouwingen mijn critiek op liet Marxisme en mijn hiermee verband houdende
reconstructiepogingen aanvait. Ik zal het natuurlijk
alleen kunnen opnemen voor de Marxistische leer ,,wie
ich sie auffasse”. Zoo wordt een beoordeeiing van het
boek van Dr. Eigeman allicht tevens een verdediging
van mijn eigen meeningen omtrent liet Marxisme.
Dit moet ik vooropstellen bij deze anticritiek. Zij
wordt hier slechts in enkele hoofdijnen gegeven. Een
uitvoeriger behandeling volgt binnenkort in. ,,De
Socialistische Gids”.
Dit is het ca.rdinale verschilpunt tusschen Dr. Eige-
mans opvatting van het Marxisme en de mijne:
hij
beschouwt liet als een in wezen ph:ilosophisch en meer
in thet bijzonder kennistheoretisch systeem;
ik
be-
schouw het als sociologie met economischen inslag. Volgens Dr. Eigeman begrijpt men van het Marixis-
me niets, als men niet cle dialectisch materialisti-
sche kern in liet oog houdt; volgens mij is het
philo-
sophische
materialieme bijzaak en gaat men aan het
wezen van het Marxisme voorbij, als men niet alle
economische beschouwingen ervan ziet in het licht
van de, los van het philosophische materialisme staan-
de, algemeene sociologische werkmethode der his to-
risch economische maatschappijbeschouwing, waarvan
de waarde- en de meerwaardeleer en de theorieën om-
trent de bewegingswetten van het kapitalisme het
uitvloeisel, de toepassing en ….de bevestiging zij.
1)e Marxistische economie is naar mijn meening socio-
logisch gefundeerd, zoo goed als de Marxistische
sociologie economisch gefundeerd is. Werkmethode
eiL
resultaat bedingen elkander. Mijns inziens schuilt
de groote ‘moeilijkheid voor het begrijpen van de
economie van het Marxisme hierin: dat met uiter-
lijk dezelfde begrippen, als men bij Smith en Ricardo
vindt, zich’ bij Marx de overgang van ,,staathuishoud-
kunde” tot sociologie voltrekt. Dit maakt, dat voor on-
ingewijden – en zoo zijn er Ihelaas velen, ook onder de
critici – de ook naar mijn meening niet zonder meer
houdbare economische analyse van Marx hier en daar
van een ongelooflijke oppervlakkigheid lijkt,
lid
kan het zoo hartgrondig meevoelen: dat degenen,
die vastzitten in subjectivistische en zuiver ,,staat-huishoudkundige” beschouwingen, en het sociolo-
gische verband van de economische analyse van het
kapitalisme met de historisch economische werkme-
thode niet doorzien, door dien ,,onzin” van Marx gaan
koken van verontwaardiging. Men moest eens weten,
hoe, bij mijn eerste studie van het Marxisme, toen ik
al iets van de grensnuttheorie wist en het sociologische
karakter van het Marxisme nog niet doorzag, ook ik
heb zitten te brieschen! Mijn min vriendelijke bij’S
schriften in ,,das Kapital” zijn er nog ‘de ‘beschamen-
de getuigen van.
Wat Dr. Eigeman en mij, bij alle meeningsverschil,
vereenigt, is de opvatting, dat de tot nu toe, wat de
waarde- en meerwaardeleer en d’e analyse van de ka-
pitalistische bewegingswetten betreft, eenzijdig eco-
nomisch georiënteerde Marxcritiek haar doel: de we-
tenschappelijke vernietiging van het Marxisme, heeft
gemist. Doch daarmee houdt de verwantschap op.
Dr. Eigeman ziet in ,,das Kapital” in wezen slechts
dialectisch, op 1-legeliaansche leest geschoeid materia-
lisnie.
Bij Regel, zoo schrijft hij, wordt het begrip
niet opgevat als een leege abstractie
uit
‘de werkelijk-
heid, maar als de werkelijkheid zelve; er is bij Hegel
geen afbeelding van de werkelijkheid bij waarnemen en
denken, maar identiteit van denken en zijn; er is geen
sprake van aan de ervaring ontieende en van de wis-selende ervaring afktnkelijke kennis, maar mathemc-
tisch zèkere kennis. En Dr. Eigeman karakteriseert,
met de woorden van de Sopper, het systeem als volgt:
,.Het afleiden u:it het begin is een geleidelijk herlei-den van het begin tot het beginsel. Achterna bedacht, is van tevoren alles erin begrepen. Wat aan het einde
komt, blijkt van den beginne het werkzame en het
werkelijke geweest te zijn. Wij Icunnen evengoed ach-
terwaarts als voorwaarts gaan ….Elk punt van den
cirkel is aanvang en einde;
PL
nt van uitgang en van
aankomst te gelijk. Alles is praemis en alles is con-
clusie. Alles is grond en alles is uitvloeisel. Alles is
these en alles is synthese. Vandaar de moeilijkheid
om in het systeem te Icomen. . . . Men ]can er niet in
komen, voordat men het begrepen heeft en men kan
het niet begrijpen, voordat men er in is.” Marx’ sys-
teem, zoo schrijft Dr. Eigeman, is ten deze volkomen
gelijk en gelijkwaardig aan dat van Hegel; Marx be-
wijst ook niets, hij poneert slechts en komt princi-
p:ieel niet uit het spel der begrippen tot de feiten.
562
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
M.a.w.: het Marxisme heeft geen modern empiristisch
karakter.
Van hieruit beoordeelt Dr. Eigeman nu ook de waarde- en meerwaardeleer en de critiek hierop.
Tegen mijn poging, om vanuit de grensnuttheorie,
die ik niet onvereenigbaar acht met een (niet causale),.
arbeidsquanta-analyse, het Marxisme in economisch
opzicht te steunen, schrijft Dr. Eigeman, dat ik
hiermee te kort doe aan het karakter van het Marxis-
me als (absoluut) wijsgeerig systeem.
Waarop komt nu zijn critiek op het Marxisme neer?
Op een verwerping van het
philosophische
materia-
Iisme. Hiermee is dan voor hem, omdat Marx’ stelsel
staat of valt met het philosophische materialisme,
tevens het geheele Marxisme verworpen. En merk-
waardigerwijs verwerpt, hij het philosophische mate-
rialisme en daarmee ook het Marxistische systeem,
niet op grond van vernietigende
intellectueele
be-
schouwingen, maar in hoofdzaak op
gevoelsoverwegin-
gen,
na simpele vermelding van het feit, dat hij en zoo velen met hem, behoefte hebben aan absolute
geestelijke waarden, die het philosophische materialis-
me en ook het Marxisme niet bieden. Ziet hier, zoo
kort en aoo precies als mij mogelijk is, het betoog van Dr. Eigeman weergegeven.
Wat is er tegen aan te voeren?
Allereerst, naar mijn meening, dat met het mate-rialisme in
philosophischen
zin het Marxisme niet
staat of valt. Men onderscheide hier wel het z.g.
,,his-
torische
materialisme” (dat ik, ter vermijding van
verwarring, steeds de historisch economische maat-
scliappijbeschonwing of werkmethode heb genoemd)
en het philosophische materialisme.
Bij het
philoso-
phisch
materialisme gaat het om de (in dit systeem
bevestigend te beantwoorden) vraag, of afzonderlijk
een materieele buitenwereld moet worden aangenomen en of deze, via onze hersenen, in een geestelijk spiegel-beeld wordt omgezet. Binnen dit philosophische mate-
rialisme zijn nog allerlei verscheidenheden mogelijk.
Men behoeft bijv. het geestelijke niet zonder meer als
een functie van de hersenen te beschouwen en kan er
een eigen karakter en een eigen invloed op het spie-
gelbeeld aan toekennen.
Zelfs is het, mijns inziens, met de grondgedaohten
van het philosophisch materialisme niet volstrekt on
vereenigbaar, om binnen den geest aprioristisch mo-
reele, religieuze en aesthetische elementen aan te ne-
men.
1)
Het
spiegelbeeld
wordt dan, als zoodanig, na-
tuurlijk beperkter opgevat; aan den spiegel zelf wordt
dan een grootere invloed, toegekend. Doch hoe dit ook
zij,
de grens, waar het philosophische materialisme in
een andere kennistheoretische opvatting overgaat, ligt
zeker niet bij de erkenning van den invloed van ,,hel’
materieele” op ,,het geestelijke”, beide begrippen hier
bedoeld naar de opvatting van het dageljksche leven.
Niemand ontkent immers, dat hetgeen wij gewoon zijn
het materieele te noemen invloed uitoefent op het
geestelijke; buy, dat de buitenwereld ons beïnvloedt,
of .dat alcohol dronkenschap of een hersenverwon-
ding andere geestelijke stoornissen veroorzaakt. De
grens ligt bij de beantwoording van de vraag,
hoe hetgeen wij in het dagelijksche leven het ma-
terieele en het geestelijke noemen,
philosophisch
moet worden geduid,
(monistisch materialistisch, psy-
chisch monistisch, causatief materialistisch in ver-
schill ende schakeeringen, dualistisch pa.rall ellisti sch,
monistisch dualistisch in den zin van Spinoza, of solip-
1)
Marx en Engels deelden deze laatste meening niet en
ik volg hen ton deze. De vraag is echter hier niet, vat
Marx en Engels aannamen, maar of, indien zij die meening wel aanvaard hadden, de consequentie hiervan zou moeten
geweest
zijn
verwerping van het philosophische materia-
lisme. Zelfs het historische materialisme” is m.i., zonder de logica geweld aan te doen, nog met een aprioristische
beschouwing
bijv.
omtrent de moraal vereenigbaar. Mn
heeft het ,,historische materialisme” clan tot de
verandering
der ideologieën te beperken en de vraag naar het
wezen
en den
oorsprong
der ideologien uit te sluiten.
sistisch). En nu meen ik, dat het ,,historische mate-
ralisme” (waarbij het
niet
gaat om de
philosoph.ische
duiding
van de
materieele buitenwereld
en om haar
invloed op den geest
in het algemeen,
doch om het
verband tusschen economische verhoudingen
en be-
paalde geestesvormen, die men ideologieën noemt) zeer
wel vereenigbaar is met een andere dan de materialis-
tische kennistheorie. Neem het psychische monisme,
dat ik als de minst onaannemeljke wereidbeschouwing
zou willen qualificeeren. Waarom zou hierbij niet de
door Marx ontdekte invloed van de economische ver-
houdingen op de maatschappij en haar ideologieën
kunnen worden ericend? De psychische monist vnt
de materieele dingen, die bij de economische verhou-
dingen een rol spelen, als in wezen psychisch op, ter-wijl het materieele. er
slechts de verschijningsvorm
van wordt geacht. De parallellist neemt naast elk ma-
terieel een psychisch proces aan, en waar, naar de be-
grippen van het dagelijksehe leven, een invloed bijv. van het materieele A op het geestelijke B wordt aan-
genomen, daar aanvaardt hij slechts een werking van
het materieele A op het andere
materieele
B, en van het ‘geestelijke, dat parallel met A gedacht wordt
0
1
)
het geestelijke, ‘dat parallel gedacht wordt met B. En
de solipsist ziet hier slechts een verband van eigen
bewustzijn sel ementen, waaraan geen ‘buitenwereld,
naar ‘de opvatting van het dageljksche leven, be-
antwoordt; hij erkent wel iets, dat men in het dage-
ljksohe leven buitenwereld noemt, maar vat ook deze
zonder meer als bewustzijnselement op. Waar is hier de onvereenigbaarheid met het
,,historische materia-
lisme”?
Men zal mij te gemoet voeren, dat in de historisch
economische maatschappijbeschouwing van Marx en
Engels toch absolute geestelijke waarden worden ont-
kend. Ik vraag echter: is de erkenning van absolute
geestelijke waarden een
integreerend
deel bijv. van het psychische monisme, van het parallellisme, van
het solipsisme? Allerminst naar ‘mijn meening. Dat is
binnen
de psychisch monistische,
binnen
de parallel-
listische,
binnen
‘de solipsistische opvatting een afzon-
derlijk probleem. Hoogstens zou men de Kantiaansche
lcennistheorie onvereenigbaar met de historisch econo-
mische maatschappijbeschouwing kunnen noemen, voor
zoover deze laatste niet alleen de
verandering,
maar
ook ‘het
wezen
en het
ontstaan ‘
der ideologieën in haar
verklaringswijze betrekt.
Ik sta met deze opvatting omtrent de verhouding
van philosophisch en ,,historisch materialisme”
schijnbaar ten opzichte van Marx zwak. Doch het is
slechts schijn. Marx heeft in de voorrede van ,,das
Kapital” zijn tegenstelling tot Hegel als volgt aange-
duid: ,,Meine dialek’tische Methode ist, der Grundlage
nach, von der Hegel’schen nicht nur verschieden, son-
dern jhr direktes Gegentheil. Für Hegel ist der Denk-
process, den er sogar unter dem Namen Idee in
cm
seibstiindiges Subject verwandelt, der Demiurg des
Wirklichen, das nur seine liussere Erscheinung bildet.
Bei mir ist umgekehrt das Ideelle nichts andres als
das im Menschenkopf umgesetzte and übersetzte
Materielle.”
Gaf Marx
hier
een uiteenzetting van het
,,histori-
sche
materialisme?” Neen. Hij nam hier afscheid van
het philosophische idealisme van Hegel en teekende
zijn overgang naar het
philosophische materialisme.
Natuurlijk om, in verband met het
,,historische
mate-
rialisme”, in tegenstelling tot Hegel, te doen uit-
komen, dat hij (Marx) een zelfbeweging van het gees-
telijke niet aanvaardde, doch het geestelijke in zijn
veranderingen bepaald zag door de buitenwereld en
in het bijzonder door de economische verhoudingen. Maar die overgang beteekent niet, dat dit
philosophi-
sche
materialisme onontbeerlijk is voor het
,,histori-
sche
materialisme” en dat buitenwereld en economi-
sche verhoudingen in deze maatschappijbeschouwing
niet op andere dan materialistische wijze philoso-
phisch zouden kunnen worden geduid.
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
OM
Men leest de bovengenoemde uitlating in de voor-
rede van ,,das Kapital”, dat een
historisch
materia-
listische” analyse van het kapita.lisme inhoudt, en
koppelt dan ondoordacht het geheele philosophisclie
materialisme als
integreerend
deel aan het
,,histori-
sche
materialisme”. De uiterlijke overeenkomst tus-
scheu philosophisch materialisme en ,,historisch mate-
rialisme” draag-t tot deze verwarring bij.
Ik moet hier met de bescheidenheid, die ten deze
geboden is voor iemand, die op dit gebied niets an-
ders heeft gedaan dan zich ten behoeve van economi-sche en sociologische studie in het allernoodzakelijk-
ste te oriënteeren, nog aan toevoegen, dat mi. Marx in
die enkele zinnen de leer van Hegel niet zuiver heef t
getypeerd. Marx heeft den schijn gewekt, alsof de
werkelijkheid, volgens Hegel, door het
menschelijke
denken wordt geschapen, terwijl in werkelijkheid
ilegel, dunkt mij, veel universalistischer was en een
wereldio pos
aannam, die o.a. in het menschelijke den-
ken tot uiting komt. Het typische van Regel is, dat
hij de buitenwereld en den menschelijken geest beide zag als logos. Het behoeft natuurlijk geen betoog, dat
in de geestelijke atmosfeer van een dergelijk philoso-
phisch systeem men er allicht toe zal komen om,
bij
het
nagaan van het verband tusschcn buitenwereld en eco-
nomische verhoudingen eenerzijds, de geestelijke ont-
wikkeling
van de rnens(;hheid
andererzijds, den men-
schelijken geest voorop te stellen. Maar waar bij Hegel
de dialectische zelfontwikkeling van den
wereldio pos
voorop staat, meen ik, dat desnoods hot ,,historische
rnatenahstische” causale verband tusschen economi-
sche verhoudingen en ideologieën in het Hegeliaansche
systeem (natuurlijk met de Hegeliaansche visie op de
economische verhoudingen als deel van den wereld-
logos, met de Hegeliaansche visie op de causaliteit)
iii het algemeen zouden kunnen worden aanvaard,
zonder in een logisch onhoudbaar conflict te komen
met het wezen van het philosophische systeem als zoo-
danig. In de zelfontwikkeling van den
wereldlogos
zouden dan de ontwikkeling van de economische ver-
houdingen en van den
menschelijken
geest overeen-
komstig het Marxistische verband kunnen worden ge-
zien.
Is de boven geschetste scheiding tusschen philiso-
phisch en ,,historisch materialisme” juist – en ik
meen, dat het eerste klemmende woord ten bewijze
van het tegendeel nog geschreven moet worden –
dau vervalt ook de conclusie van den heer Eigeman,
dat het Marxisme in den val van het philosophische
matorialisme wordt meegesleurd.
i)at het
philosophische
materialisme niet houdbaar
is, dat ben ik, voor zoover ik mij ten deze een oordeel
heb kunnen vormen, met Dr. Ei.geman eens. Het zou mij te ver voeten dit te dezer plaatse uiteen te zetten.
In ,,de Socialistiscihe Gids” hoop ik erop terug te
komen en dan niet, zooals Dr. Eigeman doet, in
hoofdzaak met gevoelsoverwegin gen doch met de
theoretische
argumenten, waarover ik meen te be-
schikken.
is er na kennistheoretisch géen aanval op het
,,his-
torische
materialisme” te richtenl Zeer zeker. Aller-
eerst kan men, zooals ik reeds schreef, vanuit de Kan-
tiaansche kennisieer, een aprioristische opvatting van de ideologieën evident trachten te maken. Verder kan
men vanuit den teleologischen gedachtengang de eau-
saliteit in het algemeen en de psychische in het bij-
zonder ontkennen en op de eenzijdigheid van het eau-
sale, natuurwetenschappelijk en biologisch georiën-
teerde wereldbeeld wijzen.
Met een uitvoerig betoog in dezen trant zou men
kunnen trachten het
,,historische
materialisme” te tref-
fen, waarin, althans zooals het door Marx en Engels
gegeven is, het aprioristische karakter der ideologieën
wordt ontkend en waarin een causale analyse wordt
aanvaard. Maar op wat Dr. Eigeman hieromtrent ter-
ioops te berde brengt, kan men gevoeglijk zijn mi.
foutieve kenschetsing van Marx’ wetenschappelijke
werk toepassen: ,,hij
bewijst
niet, hij poneert slechts”.
Dr. Eigeman put zich uit in betuigingen, dat
hij
en
velen met hem zich met hun behoefte aan absolute
geestelijke waarden, door het Marzisme niet bevredigd
achten. In plaats van een wetenschappelijk betoog
geeft hij in hoofdzaak slechts exclamaties. Men be-
speurt in zijn boek, dat hij geen vakphilosoof is. Hij
loopt blijkbaar in philosophisch opzicht aan den lei-
band van de Sopper, wiens invloed trouwens ruiterlijk
wordt erkend. En evenals
bij
de Sopper, in wien steeds
op het culminatiepunt van zijn betoog, als hij de door
hem bestreden systemen den philosophischen genade-slag moet toebrengen, de dominee losbreekt, slaat ook
Dr. Eigeman aan het preeken waar d66rphilosophee-
ren bheoretisch geboden is.
Ik ben door wat anderen dan Dr. Eigeman kennis-
theoretisch tegen het
,,hisiorische
materialisme” te
berde hebben gebracht niet overtuigd. Maar ik erken
ten volle de gevaren, die het huidige maatschappelijke
milieu voor de philosophie met zich brengt. Er zijn
nu eenmaal ook economisch gedetermineerde onwaar-
heden. Utilitarisme, rationalisme en exacte weten-
schappen – hoewel, mits niet eenzijdig opgevat, m.i.
zeer waardevolle onderdeelen van een wereldbesc’hou-
wing – worden in en door het huidige maatschappe-
lijke milieu, waarin men ter wille van het naakte nut
caiculeert en de exacte wetenschappen zoo noodig
heeft, allicht eenzijdig overschat. En dit milieu leidt
bovendien tot een platte, nuchtere, gevoellooze en on-
aesthetische geestesfeer. Wie het groote aantal denk-
en gevoelsmogelijkheden beseft en de economisch
gedetermineerde evolutie ook op philosophisch gebied
erkent, zal niet licht van meening zijn, dat ook latere
geslachten de biologisch-utilitaire en n atu
11
rweten-
schappelijke elementen, die ook in het Marxisme zijn
opgenomen, zonder meer zullen aanvaarden.
1)
Wij
moeten eiken dag gereed zijn om het oude weg te wer-
pen en het nieuwe te aanvaarden. Maar met dit
al moeten wij toch theoretisch ons zelf blijven
en kunnen wij alleen zwichten voor theoretische
argumenten. Hoezeer ook een levens- en maat-
schappijbeschouwing in werkelijkheid haast zonder
uitzondering tot stand komt met allerlei onderbe-
wuste processen onder den overwegenden invloed
van gevoeisfactoren (zonder dit inzicht zou de
Marxistische stelling omtrent het klassekarakter van
de wetenschap een platiheid van het geringste al-
looi zijn), zoo heeft toch de theoreticus zich voor die
invloeden zooveel mogelijk te hoeden. En als Dr. Eige-
man in hoofdzaak slechts verklaart, dat hij en velen
met hem tegenover het Marxisme behoefte aan abso-
lute geestelijke waarden hebben, dan antwoord ik: dat
gijlieden
in Uw voelen, niet
door het Marxis’me bevre-
digd zijt, moge jammer zijn voor U of voor het Marx-
isme of voor beide partijen. Maar de theoreticus heeft
zijn systeem op te bouwen, om te werken en te hand-
haven, alleen omdat het de waarheid voor zijn tijd ver-
tegenwoordigt.
En of deze nu voor sommige gevoelige zielen min-
der aangenaam is, dat doet aan de waarheid als zoo-
danig en dus aan de waardeering van den theoreticus
als zoodanig niets, niets en nogmaals niets af. Deze
quaestie is in een wetenschappelijke gedachtenwisse-
ling
eenvoudig buiten de orde. R. iuYa.
(Slot volgt.)
DE RIJKSMIDDELEN.
In ‘dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over
de maand Mei 1924, vergeleken met de overeenkom-
stige cijfers van Mei 1923.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen
1)
Ration ali stisch, ja dea zia van de oud-liberale econo-
mie, is de Marxistisdhe maatschappijbeschouw’ing m. i. aller-
minst. De opmerking van Dr. Eigeman, dat de mensche-lijke natuur niet enkel intellect is, gaat langs Marx heen.
564
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
maand
f
39.995.268 op tegen
f
40!753.423 in Mei
1923 en vertoonen mitsdien een achteruitgang van
f
758.155. De totale opbrengst in de afgeloopen maand
overtrof de raming niet een bedrag van
f
6.917.1.85.
De opbrengst over de eerste vijf maanden van dit
jaar bleef bij de opbrengst iii dc overeenkomstige
maanden van 1923 een bedrag van
f
8.499.189 ten
achter, terwijl de raming met een bedrag van
f
9.034.131 werd overschreden.
In vergelijking met de overeenkomstige maand van
liet vorig jaar vertoonden in Mei 1924 de grondbe-
lasting, de personeelo belasting, de inkomstenbelas-
ting, de dividend- en tantièmebolasting, de wijn-, de
zout- en de tabaksaccijus, de registrat:i.ereehtell, de
invoerrechten, de statistiekrechten en de loodsgelden
een hooger opbren gstcijfer. Daarentegen brachten
minder op de vermogensbelasting, de suiker-, de ge-
distiileejd-, de bier- en de ges]achtaccijns, de zegel-
rechten en de successierechten.
In tegënstelling met de beide vorige maanden, toen
de grondbelasting aanmerkelijk terugliep – in Maart
met
f
40.731 en in April met
f
38.462 – wijst dit
middel thans eene hoogere opbrengst aan: tegenover
een bedrag van
f
2.288.286, dat deze belasting in Mei
1923 voor de schatkist opleverde, staat in de afge-
loopen maand een bedrag van f2.293.445, alzoo eene
vermeerdering van
f
5.159. Ook de personeele belas-
ting bracht meer op: Mei 1923 gaf eene opbrengst
van f 1.799.678 te boeken, doch de afgeloopen maand
wees eene opbrengst van f 2.484.501 aan.
Bleef gedurende de eerste vier maanden van het
loopende jaar de inkomstenbelasting steeds beneden de ontvangsten in de overeenkomstige maanden vati
het vorig jaar, in Mei 1924 is cciie hoogere opbrengst
van
f
1.179.336 te constateeren. Bij vergelijking vait
de ontvangsten uit deze belasting over de eerste vijf
maanden van 1923 en 1924 worde er op gewezen,
dat de bedragen zich als volgt over de verschillende
dienstjaren splitsen:
Jan. t/rn. Mei
1923
Jan. t/m. Mei
1924
1920/21
. . . . f
1.611.358
f
473.881
1921/22 . . . .
,, 11.239.800
,, 2.379.470
1922/23 . . . .
,,
4.084.860
,, 9.927.429
1923/24
. . .
,,
190
,,
35.815.984
1924/25 . . . —
788
Totaal ….
f
54.936.209
f
48.597.551
Hieruit volgt, dat van de mindere opbrengst van
de inkomstenbelasting in de eerste vijf maanden van
1924 in vergelijking met datzelfde tijdvak in 1923,
zijnde
f
6.338.658, een bedrag van f 6.268.876 op
rekening komt van het trage vloeien van de inkom-
stenbelasting over het loopende dienstjaar.
Wanneer de totaaiontvangst uit deze belasting in
de eerste vijf maanden van. dit jaar wordt vergeleken
met
/12
der raming, dan blijkt, dat de opbrengst de
raming met een bedrag van f 15.264.218 overschrijdt.
Dit hooge bedrag – een gevolg van het inhalen van achterstand door eene vluggere invordering – heeft
tengevolge, dat het totaaicijfer van de opbrengst der
middelen in het tijdvak Januari tot en met Mei 1924
op het eerste gezicht in vergelijking met de raming
gunstig is te noemen. Neemt men echter bovendien
in aanmerking liet feit, dat dit hooge
cijfer
vrijwel
hoofdzakelijk aan de ontvangsten uit de inkomsten-
belasting is te danken, die grootendeels betaald is van
de inkomens in 1922 genoten, dan spreekt het van-
zelf, dat de
cijfers
nog niet tot verheuging behoeven
te stemmen.
Evenals de vorige maand geeft ook in de afge-
loopen maand de dividend- en tantièmebelasting eene hoogere opbrengst te boeken.. In Mei 1924 kwam een
bedrag van
f
92.045 mee.r binnen dan in Mei 1923.
Echter moet niet uit liet oog worden verloren –
waarop trouwens reeds de vorige maand werd gewe-
zen —dat de opbrengst ten vori.gen ja.re abnormaal
ongunstig was.
In tegenstelling niet de vorige maand, toen de
opbrengst dor vormogensbelasting vrij gunstig was
(ccii bedrag van f 276.278 kwam meer binnen dan
in do overeenkomstige maand van het vorig jaar),
bracht dit middel in Mei j.l. een vrij belangrijk bo-
cirag minder op dart in Mei 1923, nl. f232.522. Hier-
door wordt de voorsprong van de vorige maand weder
vrijwel gecompenseerd.
Wat den suikeraecijns betreft, valt te constatee.ren,
dat in do afgeloopen maand een aanmerkelijk hoog
bedrag nl.
f
1.117.796 minder werd ontvangen dan
in Mei 1923. In de eerste
vijf
maanden van dit jaar
is eene bate verkregen van f 14,8 millioen, tegenover eene raming van f 16,6 mill.ioen. 1)eze vermindering
is wellicht toe te schrijven aan de verwachting van
lagere prijzen, waardoor de handel zijne voorraden
verkoopt, doch niet aanvuit.
Van de overige
accijnzen
brachten de wijn-, de zout- en de tabaksaccijns respectievelijk
f
9.260,
f
35.322 en
f
348.630 meer op. De hoogere opbrengst
van den zout-accijns vindt haar oorzaak in den ver-
minderden invoer van Duitseh geraffineerd zout,
waarvan alleen invoerrecht wordt betaald, en ver-
meerdering van verbruik van veraccijnsd, in het bin-
land geraffineerd, zout. Ten aanzien van de hoogere
opbrengst van den tabaksaceijns is op te merken,
dat er eenige neiging is tot verhooging der prijzen
van tabaksfabri katen, nu de tabak zoo duur is.
V66r de invoering van de verhooging van den bier-
accijns zijn groote voorraden geniaakt, die thans de
opbrengst nog drukken: in de afgeloopen maand be-
droegen de ontvangsten uit den bieraccijns f 342.956
tegenover f 409.264 in Mei 1923. De vermindering
van den geslaehtaccijns met, f 235.134 staat in ver-
band met de lagere veeprijzen, tengevolge van het
heersehen van mond- en klauwzeer.
De gedistiiieerdaccijns bracht f 4.431.250 op, tegen-
over f 4.751.601 in Mei 1923, alzoo eene vermindering
van f 326.351, welke een gevolg is van den zeer hoo-
gen accijns en de malaise, waardoor het drankgebruik
vermindert. De fraude is vermoedelijk eerder af- dan
toegenomen.
Van de middelen, die meer in direct verband staau
met het zakenleven, brachten de zegelrechten f 142.512
minder op; de registratierech.ten namen echter toe
met een bedrag van
f
518.439.
Van de overige middelen zijn nog te noemen de
successierechten, die met
f
2.059.360 achteruit gin-
gen, de invoerrechten welke een aceres van f 251.992
vertoonden, de statistiekrechten, welke vermeerder-
en niet f 67.883, en cle loodsgelden, welke van
j’ 174.618 op
f
296.106 kwamen. Eenige herleving van
den internationalen handel – waarbij te herinneren
is aan de beëindiging van het Ruhreonflict – is
misschien oorzaak van dc vermeerdering van de ont-
vangsten uit de drie laatstgenoemde middelen.
De inkomsten ten bate van liet ,,Leeningfonds
1914″ bedroegen in de afgeloopen maand
f
10.180.119
(raming rond
f
7.356.000). De oorlogswiustbeiasting
bracht nog f 120.511 op, zoodat de opbrengst dezer
belasting sedert het begin der heffing bedraagt
f 792.293.760.
AANTEEKENING.
De N.U.M. en de Nederlô.ndsche Baa/.-
En het niinimnr van 12 Septeiber 1.1. van dit week-
blad deelde Mr. Vissering om, mede, dat tengevolge
van usurpeering van macht van de zijde van de
N.U.M., de Nederiandsche Bank in het jaar 1921 bij
lange na niet iii Anierika het bedrag aan goud ge-
realiseerd heeft, dat zij daarvoor bestemd had. Eener-
zijds werd zij daardoor belemmerd in thet voeren eener
deflatiepolitiek, anderzijds ontgingen haar op deze
wijze groote winsten.
De N.U.M. heeft in deze mededeelingen aanleiding
gevonden tot het samenstellen van een bijlage hij
haar verslag over 1923, welke hieronder volgt.
Met het schrijven van de Directie van de N.U.M. aan de
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
565
Directie der NecleiIaudsche Bank van 15 Juni 1921 werd de
aangelegenheid het eerst ter sprake gebracht. Van dit
schrijven volgt hieronder het gedeelte, dat op deze zaak
betrekking heeft:
,,Wij hebben de eer Uw welwillende aandacht voor het
iiavo]gende te vragen.
Blijkens de weekstaten der Nederlandsche i3ank was
haar gotidvooiraad in het laatst van Maart en het begin
van April met f25.000.000,— afgenomen, welke vermin-dering den post munt.matoriaal betrof. Later had nog een
verdere verschuiving ten bedrage van
f
5.000.000,— plaats.
Volgens verschillende courantenberichten zoude dat goud
naar het buitenland (Amerika) zijn uitgevoerd en aange-
zien voor zulken uitvoer onze bemiddeling niet was ge.
vraagd, w’endden wij ons tot den Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel met de vraag of inderdaad voormelde
courautenberichten juist varen.
Wij spraken daarbij het vermoeden uit, dat, bijaldien
zulks het geval was, dan blijkbaar, evenals vôÔr de tot-
standkoming der Neclerlandsche Uitvoermaatschappij, door
den Minister van Financiën aan de doua.nen gelast werd,
dien uitvoer zonder cousent toe te laten, en wij deelden
Zijne Excellentie mede, (lat zulk een maatregel – gezien
de desbetreffende wetten en besluiten – dan op een vergis
sing moest berusten, welke voor ons uit een financieel oog-
punt allerminst onbeteekenencie gevolgen medebracht, Haar
tevens niet ernstigen aandrang verzoekencie het daarheen
te leiden, dat herhaling voorkomen zou werden en de ver-
gissilig in hare gevolgen voor onze vennootschap onge-
daa.n zoB worden gemaakt.
Sedert de invoering toch van de wat van 1 September
1917 Stbl. No. 576 en het daarop berustend Koninklijk Be-
sluit valt 22 December 1917, Stbl. No. 726, krachtens het-
welk
iii tvoervergun iii ngen
uitsluitend aan onze Maat-
schap pij
worden verleend, berust de toepassing van de be-
palingen omtrent den uitvoer van goederen, waarvoor in
‘t algemeen een iiitvoerverbod geldt, snede bij onze ven-
nootschap.
Slechts zij heeft, behoudens het beroep op voornoemden
Minister, geregeld in artikel 2 van voormeld Koninklijk
Besluit, iii elk bijzonder geval te beoorcleelen of een aan-
vrage om uitvoerverguiining zal worden toegestaan en de
voorwaarden te bepalen, waaronder conseuten voor uitvoer
worden verleend.
De aangelegenheid van den gouduitvoer heeft daaren-
boven sedert Juli 1920 een geheel ander aspect gekregen,
doordat wij sindsdien, ouder goedkeuring van meerver
–
melden Bewindsman, een belangrijke heffing aan de en-
dosseering van consenten voor zulken uitvoer hebben ver-
bonden, t. w. een heffing van 50 pCt. van de zuivere winst,
welke met dien uitvoer wordt gemaakt. Wij teekencien daarbij reeds aanstoncls aan, allerminst
over het hoofd te zien, dat de Nederlkn
clsche Bank bij den
handel in goud een geheel exceptioneele plaats inneemt,
vermits zij daarbij wordt geleid door overwegingen van
publiek belang, dat betiokken is bij cle beteugeling der
wisselkoersen en de handhaving van de waarde van het
Nederlandsche geld: Wij zien toch ten volle in, dat de
Nederlandsche Bank bij hare werkzaa.mheden niet in de
minste mate behoort te worden belemmerd en deelden den
Minister dan ook mede, (lat wij ons verplicht zouden
rekenen, bij ontvangst van een eventueel verzoek van Uwe
zijde om consent voor uitvoer van goud, zooveel zulks
aan ons zou liggen, te zorgen (lat zooclanig consent
13
met
den meesten spoed – lesgewenscht binnen enkele uren
zonde worden uitgereikt.
Blijkens dezer dagen ontvangen missiven van den Mi-
nister vaLs Landbouw, Nijverheid en Handel werd ons
eerder uitgesproken vermoeden bevestigd en werden wij
tevens in het bezit gesteld van een hoofdconsent, hetwelk
voldoende ruimte biedt, om IJwe Directie, op haar eerste
verzoek, aanstonds consenten tot uitvoer van belangrijke
hoeveelheden goud te doen geworden.
Omtrent cle regeling van een zoo vlot mogelijke uitrei-
king der aan te vragen consenten zijn wij gaarne bereid
niet
13
in overleg te treden.”
Op dit schrijven ontving de N.U.M. nimmer antwoord.
Zij vernam eerst weder van de zaak, toen in begin Sep-
tember (le Minister van Financiën een schrijven, dat door
hem van do Directie der Nederlandsche Bank was ontvan-
gen, in handen stelde van onzen President-Commissaris,
met verzoek diens beschouwingen daaromtrent te mogen
vernemen.
In bedoeld schrijven betoogde de Directie van de Neder-landsche Bank:
to. dat de N.U.M. regeling omtrent den uitvoer niet van
toepassing was op goud;
2o. dat in elk geval die regeling niet van toepassing was
0
1) goud, door de Nederlandsche Bank uitgevoerd, en
3o. dat de Nederlandsche Bank zich onmogelijk kon
stellen onder de N.IJ.M., terwijl aan het slot w’oordelijk
liet volgende voorkw’am:
,,Wij hopen thans aan [Jwe Excellentie voldoende in-lic:htingen te hebben verschaft, doch blijven ons bereid
verklaren nog meer details te vermelden, indien die ge-
wcnscht mochten zijn. Maar wel moeten wij daartegenover
thans bij IJwe Excellentie met de meeste kracht aandrin-
gen, dat de Regeering tot een besluit moge komen inzake
de opschorting van de ons reeds gegeven vergunning tot
verscheping van goud naar New-York. Het ongehoorde
feit heeft zich nu reeds voorgedaan, dat gedurende een viertal maanden de goudpolitiek van de Nede-landsche
Bank belemmerd is door het uitblijven van de verdere
medewerking van de Regeering. Door dit dralen neemt
de Regeering een groote verantwoordelijkheid op zich. Ge-
lukkig hebben de omstandigheden nog niet meclegebracht,
dat ernstig nadeel is ontstaan door deze vertraging in ver-
zending van goud, maar iederen dag kunnen cle toestan-den zOS veranderen, dat de Nederlandsche Bank in staat
moet zijn tot parate handelingen om eventueel goud af te
zetten. Het zou inderdaad in hooge mate bedenkelijk zijn,
indien de Neclerlandsche Bank hierin belemmerd zou wor-
den door oorzaken bij de Regeering liggende.”
Ter voldoening aan het verzoek van den Minister ant-
woordde de President-Commissaris onder dagteekening van
5 September 1921, dat hij zich niet kon vel-eenigen met cle
beschouwingen van de Neclerlandsche Bank omtrent punt
1,
(De N.U.M. had trouwens reeds een half jaar lang vele
coasenten voor den uitvoer van goud met goedvinden van
de Regeeriisg uitgegeven) noch met cle beschouwingen om-
trant punt 2. Met betrekking tot punt 3 schreef de Presi-
dent-Commissaris woordenjk het volgende:
,,De President van de Bank betoogt, dat goudexport door
de Nederlandsche Bank uitsluitend geschiedt in het alge-
meen belang en meent, dat het daarom een dwaasheid
zoude zijn om, nadat er jarenlang ter zake een aange-
name (maar uit wettelijk oogpunt niet geheel regelniatige
(v. G.) samenwerking met het Departement van Finan-
ciën is geweest, nu achterna een beslissenden invloed over
het al of niet zenden van goud naar ‘het buitenland in te
ruimen
aan een nieuw lichaaas.
Naar aanleiding hiervan
merk ik
O,
dat door de Directie van de N.U.M. aan cle
Bank is medegedeeld, dat de N.U.M. bereid is om haar alle
te vriigen consenten voor den uitvoer van goud met den
meest mogelijken spoed (desnoods binnen een uur na de aanvrage) te verstrekken en dat zij bereids had zorg ge-
dragen, daartoe door voldoende machtigingen van den
Minister van Landbouw ook in staat te zijn. Maar ge-
steld, dat immer de N.U.M.-Directie zich geheel ten on-
rechte in de goudpolitiek mocht willen gaan mengen door moeilijkheden te maken met het verleenen van consenten,
clan is toch aan die Directie niet de beslissende invloed. Deze is nog steeds,
gelijk reeds sedert 4 Mei 1916 het
geval was,
bij dan Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel,
die ter zake wel niet licht van de adviezen van
zijn ambtgenoot van Financiën zal afwijken. De instel ling van de N.U.M. heeft ter zake niets veranderd.
Er is mitsdien ook niet cle minste reden om te vreezeil,
dat de Nederlanclsche Bank ook maar in de minste mate
zal worden belemmerd om in zake goudexport alles te doen
of te laten wat zij in het algemeen’ belang noodig acht. Het betoog omtrent cle noodzakelijkheid van volkomen
onafhankelijkheid van de Nederlandsche Bank tegenover
de Regeering gaat buiten de N.U.M. om, doch opgemerkt
zij, dat, wanneer dispensatie voor uitvoer moet worden
verleend door den Minister van Financiën, zooals de
Bankdirectie aanneemt en goedkeurt, de onafhankelijk-
heid van de Bank niet beter gewaarborgd is, dan van-
neer de Minister van Landbouw den beslissenden invloed
heeft.”
Onder dagteekening van 28 September 1921 ontving de
N.U.M. van clan Minister van Financiën afschrift van zijn
missive van gelijken datum aan de Directie van de Neder
–
landsche Bank, waarin de Minister met betrekking tot de
punten 1 en 2 (toepasselijkheid van de N.U.M.-wetgeving
op den uitvoer van goud en speciaal op dien uitvoer door
de Nederlandsche Bank) geheel de zijde koos van de N.U.M.-
i)irectie en voorts woordelijk het volgende schreef:
,,De vorenstaande overwegingen voeren mij tot de con-
clusie, dat uitvoeren van goud, evenals die van andere goe-deren, waarvoor een uitvoerverbod geldt,
in eerste instan-
tie onderworpen zijn aan een vergunn’ing van de N.U.M. Onder deze omstandigheden meen ik goed te doen, thans
566
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
niet in te gaan op de beschouwingen Uwer Directie om-
trent de voorwaarden, welke de N.U.M. aan hare ver-
gunningen tot uitvoer pleegt te verbinden. De beslissing
omtrent de toepassing en handhaving dezer voorwaarden
ten opzichte van gouduitvoeren door de Nederlandsche
Bank ligt niet in de eerste plaats op het terrein van den
Minister van Financiën.”
en voorts:
,,De tweede opmerking betreft de zienswijze Uwer Direc-
tie, dat gedurende een viertal maanden de goucipolitiek der
Nederlandsche Bank belemmerd zou zijn door het uitblij-ven van verdere medewerking der Regeering, welke, naar
het oordeel Uwer Directie, een groote verantwoordelijkheid
op zich zou nemen.
Ook hier moet een misverstand heerschen, dat thans
gelukkig volkomen kan worden opgehelderd. Reeds in
haar schrijven van 15 Juni j.l. heeft de Directie der N.U.M.
verklaard, dat zij zidh verplicht zou rekenen, bij ont-
vangst van een eventueel verzoek om consent voor den
uitvoer van goud,
te
zorgen, dat zoodanig consent met den
meesten spoed – desgewenscht binnen enkele uren – zou
worden uitgereikt. Waar IJwe Directie terecht op den
voorgrond plaatst, dat de uitvoer van goud vanwege de
Nederlandsche Bank uitsluitend in het algemeen belang
geschiedt, zou zij zich, naar ik aanneem, door het gerezen
geschil niet hebben laten weerhouden om, wanneer zij den
uitvoer van goud in het algemeen belang urgent had
geacht, onder voorbehoud van alle rechten der Bank,
con-
sent bij de N.U.M. aan te vragen.
De N.U.M. zou het consent, ook op deze wijze gevraagd,
ongetwijfeld hebben verleend. Immers de President-Com-
missaris schrijft mij thans, dat ,,de Bank niets te doen
,,heef t dan onder voorbehoud van al hare rechten en even-
,,tueele verplichtingen, consent aan te vragen bij de Na-
,,derlandsche Uitvoermaatschappij. Mocht zoodanige aan-
,,vrage inkomen, dan zal dat voorbehoud cle Directie van
,,de N.U.M. – naar zij mij machtigt Uwer Excellentie
,,mede te deelen – niet terughouden om het consent met
,,den bereids toegezegden grootst mogelijken spoed te ver-
,,strekken, uit den aard der zaak wederom onder voorbe-
,,houd van al
ha’re
rechten.”
Het is mij aangenaam, Ii deze aan duidelijkheid niets te
venschen latende verklaring over te brengen, welke doet
vaststaan, dat wenschelijk geachte gouduitvoer niet op de oplossing van het geschil behoeft te wachten.”
In het begin van October had daarop nog een corres-
pondentie plaats tusschen den Minister van Financiën en
de N.U.M. over de verduidelijking van de houding van de N.U.M. in zake gouduitvoer, waarvan het gevolg was, dat
cle Minister van Financiën bij zijn missive van 7 October
een afschrift van zijn nader schrijven aan de Directie der
Nederlandsche Bank van denzelf clan datum ter informatie aan dé N.U.M. overlegde, waarvan de inhoud luidde:
,,Ten vervolge op mijn schrijven van 28 September j.I.
No. 134, Generale Thesaurie, heb ik de eer U mede te
deelen, dat volgens van den President-Commissaris der
Nederlandsche Uitvoermaatschappij ontvangen inlichtin-
gen, deze instelling bereid is ,,om aan de Nederlandsche
,,Bank (wanneer zij daartoe aanvrage doet onder voor-
,,behoud van ha.re rechten en verplichtingen) consent voor
,,den uitvoer van goud uit te reiken, zonder dat de ver-
,,schuldigcle heffing is betaald of een verbintenis tot be-
,,taling daarvan is aangegaan, met dien verstande echter
,,dat op het consent zal worden gesteld,
dat de endossee-
,,ring door de Nederlandeche Uitvoermaatschappij plaats
,,had onder voorbehoud van al hare rechten ter zake be-
,,treffende toepassing van de gebruikelijke voorwaarden,
,,aan de endosseering van consenten voor goud verbonden,
,,weik voorbehoud door gebruikmaking van dit consent
,,geacht zal worden door den geëndosseerde te zijn erkend.”
Als toelichting schrijft de President-Commissaris nog
het volgende:
,,De bedoeling is natuurlijk
ivict:
dat de Nederlandsche
,,Bank door gebruikmaking van het consent het recht van
,,de Nederlandsche Uitvoermaatschappij erkent, om zich
,,met de zaak te bemoeien of wel om aan het endossement
,;de gebruikelijke voorwaarden
te
verbinden,
doch uitslui-,,tend:
dat de Nederlandsche Bank erkent, dat, door het
,,endosseeren en uitreiken zonder dat door de Nederland-
,,sche Uitvoermaatschappij betaling (of het aangaan van
,,een verplichting tot betaling) van de Bank is gevorderd,
,,en verkregen, het geschil, of er voor gouduitvoer een
,,consent van de Nederlandsche Uitvoermaatschappij noo-
,,dig is, en zoo ja, of ook door de Nederlandsche Bank
,,voor zoodanig consent de gebruikelijke heffing moet wor-
,,den betaald,
niet is beslist
(ook niet voor de partij waar-
,
‘
op het consent betrekking heeft)
doch alsnog door de
,,bevoegde macht ZAL MOETEN WORDEN BESLIST
en
,,dat de Bankdirectie tot het verkrijgen van zooclanige be-
,,slissing zal medewerken en zich naar een eventueele be-,,slissing zal gedragen.”
Volledigheidshalve meeide ik
11
dit nog te moeten
melden.”
Het begeleidend schrijven van den Minister aan den
President-Commissaris luidde:
,,Ten vervolge op mijn schrijven van 28 September 1921,
No. 134, Generale Thesaurie, heb ik cle eer U hierbij te
doen toekomen een afschrift van mijn onder dagteekening
en nummer dezes tot de Directie der Nederlandsche Bank
gerichten brief.
Op de in dien brief behandelde aangelegenheid had laat-
stelijk betrekking Uw schrijven van 5 October 1921. Ik
waardeer de tegemoetkomende houding, die uit dat schrij-
ven blijkt.”
Uit het bovenstaande blijkt tea volle, dat er van machts-
usurpatie van de zij(fe van de N.U.M. allerminst sprake
is geweest, dat integendeel cle N.U.M.-Directie de bestaande
regeling heeft toegepast in volledige overeenstemming met
de Regeering. In het schrijven van de Bankdirectie van
29 Augustus wordt trouwens door deze zelf alle aanspra-
kelijkheid voor schade op •de Regeering geworpen (met
bijvoeging, dat er tot (lien datum geen schade geleden was).
Gelijk reeds in het verslag van de N.U.M. over 1922
werd vermeld, heeft de Directie van de N.U.M. half Januari
1922 van den Minister van Financiën vernomen, Liat door
de Regeering met de Neclerlandsche Bank was overeenge-
komen, dat de Nederlandsche Bank buiten de N.U.M.-com-
petentie zoude worden gesteld, mits de winst, welke door
de Bank op uitgevoerd goud mocht worden gemaakt, zoo-
lang de N.U.M. zou bestaan, in een bijzondere reserve zoude worden geplaatst, waarover niet dan met mede-
werking van den Minister van Financiën zou kunnen wor-
den beschikt. Die uitzonderingspositie van de Bank werd
tot stand gebracht bij een beschikking van den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel, genomen op 6 Fe-
bruari 1922, waarbij een algemeene dispensatie werd ver-
leend voor den uitvoer van goud, voorzoover deze door de Neclerlandsche Bank mocht plaats hebben, en in de geval-
len, waarin de Minister van Financiën daartegen geen
bezwaar heeft.
ONTVANGEN:
Lezingen over Surinaamsche Problemen
door
S.
Beck.
V. Landbouwbedrijfsvorm en Landbouwopleiding.
Paramaribo,
1924.
G. Kersten
& Co.
Bevrijding van vreemde Suggestie
of
De Opvoeding
van jonge Volkeren
(Denkbeelden over sociale
paedagogie en staatkundige evolutie in de kolo-
niale politiek) door Internatus. Amsterdam,
1924.
Swets en Zeitlinger.
Réconstruction Financière de la Hongrie.
Supplément
du Résumé Mensuel des Travaux de la Société
des Nations. Genève, Mai
1924.
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
Archiv für Sozialwissenschaft und
S
o z i al p 01 i t i 1<. – Tühingen, Maart
1924.
Prof. A. Tschayanoff,
Zur Frage einer Theorie der
nichtkapitalisti.scheu Wirtschaftssysteme;
Dr. K. Loe-
wenstein,
Zur Soziolog.ie der parlamentarischen Re-
prhsentation in England nach der grossen Reform:
Das Zeitalter der Pariamentssouveriinitiït
(1832 bis
1861);
Prof. Dr. W. Mildschuh,
Kreditinflatioia und
Geldtheorie
1;
Prof. Dr. K. Vorlcmnder,
Katholizismus
und Sozialismus.
De Socialistische Gids. – Amsterdam,
April
1924.
bevat o.a.:
F. van Meurs,
Bedrijfsorganisatie en medezeggen-
schap,
III
(slot);
E. van Hinte,
Oud en nieuw giro.
T d e m. – Amsterdam, Mei
1924.
bevat o.a.:
Mr. P. J. Troelstra,
Garantieverdragen;
W. van der
Sluis,
De katoennijverheid in Twente,
III; C. E. Huic-
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
567
mans,
De poenale sanctie;
Meyer de Vries,
Russische
wetgeving.
Journal de la Société de Statistique
d e P a r is. – Parijs, April 1924.
H. Bourgin,
Remarques sur l’utilisation des statis
tiques nationales et régionales (1189-1835);
Yves
Guyot,
La valeur et les prix;
L. March,
La XVe ses-
sion de l’Institut international de Statistique (Bruxel-les, 1-6 octobre 1923).
Tijdschrift v o o r E c o n o m i s c h e Geogra-
p h i e. – ‘s-Graveuhage, 15 April 1924.
Prof. Dr. H. Blinic,
Rusland als landbouwproduc-
tieland;
G. de Clercq,
De ontwikkeling der Nederland-
sche industrie.
D e 1 n d i s c h e G i d s. – Amsterdam, 1 Februari
1924.
Evert Adriaan Anthonie van Heekerent;
G. Nijpels,
Bij het aanvaarden van mijn taak;
J. J. Paerels,
Over-
zicht over de cultuur van vezelstofplanten in Neder-
landsch-In.dië; Tafelrede uitgesproken door Z.H. den
Sultan van Boeloengan;
Mr. G. D. Willincic,
De
circulabie in Nederlandsch Oost-Indië;
Dr. J. van
Hoorn.,
Het evenwicht der wisselkoersen;
J. van
Roon,
Het topografisch moment.
1 d e m. – Amsterdam, 1 Maart 1924.
J. Oudemans,
De Indische grooten in Nederland, bij
gelegenheid der Jubileumfeesten;
Mr. J. J. van Bol-
Isuis, Indië en de Ned. volksvertegenwoordiging;
E. L.
K. Schirn/diling,
De huidige stand der verplichte dien-
sten in Ned.-Indië, n.l. Buitengewesten en Java.
I d e ni, – Amsterdam, 1 April 1924.
S. Kalf,
f,
Goud-exploitatie op Java; C.
P. J. Bloic,
Pangeran Adipati Anom Amangkoènegoro Soedibio
Rodjopoetro Narendio Mataram in Nederland Sept.
1919—Dec. 1920; J. van Boon.,
Een bemiddelingsvoor-
stel;
Prof. Dr. J. 4. Veraart,
De Gemeenschappeli.ke
Mijnbouw Maatschappij Billiton;
Mr. J. J. van Bol-
huis,
Indië en de Ned. volksvertegenwoordiging.
1 d e m. – Amsterdam, 1 Mei 1924.
W. de Cocic Bun.ing,
Het belang van Ned.-Indië bij
•de jaarbeurzen;
H.. B. Roolcma&cer,
Oude en nieuwe
toestanden in het voormalige vorstendom Bone;
Mr.
J. J. van Bolhuis,
Indië en de Ned. Volksvertegen-
woord,i ging.
Koloniale Studiën. – ‘s-Gravenhage, Fe-
bruari 1924.
A. F. Verhoeff,
De inrichting der Indische begroo-
ting;
Dr. B. Schrielce,
Indisch universitair onderwijs
in den bezuinigingsdienst; Mr. Dr. H. Westra,
De
wettelijke grondslagen der Indische provincie;
Dr. J.
Kuyper,
Vijf jaren decentralisatie in een kleine ge-
meente.
TheAmerican Journal of Internation-
a 1 L a w. – Concord N. H., April 1924.
Ch. E. Hughes,
Recent questions and negotiations:
S. A. Korf,
f,
An introduction to the history of inter-
national law; J. B. Scott,
The codification of inter-
national law; Q.
Wright,
The opium question.
Revue générale de Droit Internati-
o n al P u b 1 i c. – Parijs, Jan.—Apr. 1924.
N. Politis,
Les représailles exitre Etats membres de la Société •des Nations;
E. GiraucL,
Le droit des na-
tionalités. Sa valeur, son application;
C. G. Tenelcides,
Le statut des minori’tés et l’échange obligatoire des
populations gréco-turcs;
J. Blociszewslci,
La restaura-
tion de la Pologne et la diplomatie européenne.
Bulletin del’In.s.titut Intermédiaire
Inter nat i on al. – Haarlem, ‘s-Gravenhage,
April 1924.
Traité de commerce et de navigation entre l’Italie
et l’Union des Républiques Sovietistes Socialistes (du
1
février 1924); Convention douanière entre l’Italie
•et l’Union des Républiques Sovietis’tes Socialistes’ (du
7 février 1924); Convention du 15 juillet 1914 pour
l’établissement de règles uniformes pour la reconnais-
sance réciproque des poinçons officiels d’épreuves
d’armes è. feu; Ohronique des faits et événements
d’importance internationale; L’application du traité
de paix avec l’Allemagne; Disposi’tions concernant
l’exéoution des traités de paix; La Soeiété des Na-
tions; Aperçu dela jurisprudence en matière de droit
int.jnational.
1) e G i d s. – Amsterdam, 1 Mei 1924.
bevat o.a.:
Dr. J. Huizinga,
Engelschen en Nederlandërs in
Shakespeare’s tijd, I.
0 n ze E eu w. – Haarlem, Mei 1924.
bevat o.a.:
Ph. Koh.nstam,m,
De toekomst van Indië;
Dr. L. M.
Rollin Couquerque,
Evolutie in ons strafproces.
Vr a g en de s T ij d s. – Haarlem, April 1924.
bevat o.a.: S. Ritsema van Ecic,
Mr. 0. van Vollenhoven over
de ,,vinding-Ritsema van Eck”;
G. J. W. Putman Cra-
mer,
De nieuwe vlootwet;
Mr. Dr. A. Spanjer,
Staats-
monopolie of particulier initiatief?
1 d e m. – Haarlem, Mei 1924.
bevat o.a.:
Mr. H. J. Bool,
De poenale sanctie in den Volks-
raad;
Dr. R. T. A. Mees,
De techniek: tijdsbeeld of
eeuwigheidsvorm?
B. M. Telders,
Het waarborgver-
drag van Robert Cecil.
MAANDCIJFERS.
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE BANK.
Mei
1924
11
Mei
1923
Posten
I
Bedrag
11
Posten
I
Bedrag
Voor reke-
63.466
1f2.301.534.00011
58.731
It
1.631.962.000
waarvan door
de 11.-bank
plaatselijk
44.036 ,,2.043.515.000 34.705 ,1.309.513.000
Ter voldoe-
ning van
‘Rijkabelast.
9.817 ,,
11.313.000 4.093
6.274.000
GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.
November 1923
II
December 1923
Posten
I
Bedrag
11
Posten
1
Bedrag
Ontvangen en
1
II
betaald:
1
in contanten..
1
36308
1
1f
17.097.799
I
ii 32513
lf 15.459.813
door over-
t
schrijving’)…
1117074
78.849.320
II
11113640
1,,
83.722.224
Particuliere
1
rekeninghoud.
1
20677
2
)i,,
38.367.190
II
II
20916
2
)1,,
33.641.835
Saldo te goed
1
part, rek. ultO.
1
–
1
I
20.116.908
Ii
II
–
1
19.464.027
Deposito’a voor
een jaar vast.
2264
,,
7.711.400
II
2269
2)1,,
7.639.400
inclusieve
verrekeningen tusschen gemeentediensten,
zijnde
f
8.423.603,90
en
f25.535.5l9,66
per maand. Aantal.
PRODUCTIE DER STEENKOLENMIJNEN.
(Gegevens verstrekt doör den Hoofdingenieur der mijnen.)
1
Mei
1
Juni
1
Juni
1924
1
1924
1
1923
Aant.arbeidersbovengronds
7.917
7.964
7.723
ondergronds.
21.471
21.561
20.013
Totaal …………..
29.388
29.525
27.736
April
Mei
Mei
1924
1
1924
1
1923
Netto productie in tonnen
van
1000
KG. over de
maand’ ……………..
507.816
522.341
413.515
waarvan kolenslik ………
31.213
24.909
30.010
Aantal normale werkdagen
gedurende de maand
25
26
25
568
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25
Juni 1924
OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN.
(In Guldens).
Mei
1924
I
‘Sedert
1 Januari
1924
Overeen-
komst ige
periodel923
Directe
belastingen.
6.819.102 5.741.623
Personeele belasting ..
2.484.501
4.892.401
4.471.867
Inkomstenbelasting ..
12.817.695
48,597.551
54.936.209
826.466
2.780.981
5.637.640
Vermogensbelasting ..
767.922
5.266.697 5.347.623
Grondbelasting …….2.293.445
belasting ………….
Accijnzen.
Dividend- en tantième-
2.296.723
14.851.017
16.908.239
63.062
743.442
634.678
4.431.250
19.700.413
20.893.713
142.030
626.459
615.974
342.956 1.906.361 1.805.777 749.779
3.800.604 4.312.363
Gedistilleerd …………
Tabak ……………
1.487.407
6.694.761 7.276.114
Belast. op speelkaarten
6.027
53.719
41.957
Suiker
……………..
Wijn …………………
Indirecte
belastingen.
Zout …………………
11.382.591
2
7.920.165
8
7.414.629
Bier
…………………
Geslacht
……………..
Registratierechten….
2.212.272
10.104.363
7.7 18.875
3.524.363
…
19.234.504
20.005.874
Invoerrechten.
2.950.003
15.301.814
14.607.371
Successierechten ……..
Gouden en zilver. werken
Zegelrechten ……….
74.690
374.879
391.956
81
467
430
Statistiekrecht ………
1.724.592 1.418.123
Belasting ……………
Essaailoon ……………..
147.917
330.469
298.867
21!
ijnen
……………..
337.9
.
66
341.721
1.058.718 1.057.305
Domeinen …………..
S’taatsloterij
…………
16.957
238.019 240.349
Jacht
en visscherij
1.337
2.664
1.990
296.106
1.400.384
1.144.191
boodsgelden ………….
Totaal ……….39.995.268
174.424.548
182.923.737
1)
Hieronder begrepen
f
227.504 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaads en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem
f
1.619.538.
8)
Idem
f
1.449.977.
BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.
I
W
1924
1
ei
Sedert
1Januari1924
Verdedigingsbelasting la ….
230.302
1.546.758
Verdedigingsbelasting Ib ….
678.359 4.817.875
Verdedigingsbelasting II ….
3.383.903
13.368.704
4.292.564
19.733.337
Oorlogswinstbelasting
120.511
896.979
OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.
Mei
Sedert
0vereen-
1 Januari
komstige
1924
1924
periode 1923
Directe belastingen.
Personeele belasting
462.408
1.000.025
927.739
Inkomstenbelasting
3.564.027
13.985.596
15.533.618
Grondbelasting ………459.890
1.369.366
1.153.602
Vermogensbelasting
193.027
1.292.746
1.336.229
Dividend- en tantième-
Accijnzen.
belasting ………..272.734
917.724
1.860.421
Suiker. …………..
.459.345
2.970.203
3.381.648
.-
Wijn ……………….12.612
148.688
126.936
Gedist.(binnenbuitl.)
443.125
1.970.041
2.089.371
Indirecte belastingen.
Zegelrechtvanbuitl.eff.
20.388
145.593
132.562
Totaal
5.887.555
23.799.984
26.542.126
SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-,
PERSONEELE-, INKOMSTEN-
EN
VERMOGENS-
BELASTING SEDERT 1 JANUARI 1924.
Dienstfa ren.
belasting
belasting
belasting
belasting
Grond-
Personeele
Inkomsten-
Vermogens
1919/20
–
–
–
172
1920121
–
–
473.881
1.043
1921122
5.792
99.772
2.379.470
9.998
1922/23
62.615
614.786
9.927.429
62.366
1923/24
2.763.800
1.900.187
35.815.983
5.193.059
1924/25
3.986.895
2.277.656
788
59
rotalen …
6.819.102
4.892.401
1
48.597.551
5.266.697
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. •** beteekent: Cijfers nog niet ontvangeil.
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
Ned IDisc. Wissels. 5
24Jan.’24
Zwits. Nat. Bk. 4
16 Juli ’23
Bk Be1.Binn.Eff.
5124
Jan.’24
N.Bk.v.Denem. 7
17Jan. ’24
– , Vrgch.inR.C.
6124
Jan.’24
ZweedscheRbk 5J
8Nov. ’23
Javasche Bank …. 3j
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 7
9Nov. ’23 Bank van Engeland 4
5Ju1i ’23
Bk. v. Tsj echo-
Duitsche Rijksbk. 10
29Dec.’23
slowakijë… 6 27Mei ’24 Bank v. Frankrijk 6
17 Jan. ’24
N. Bk. v. O’rijk 12
4Juni ’24
Belgische Nat. Bnk. 6
14Feb. ’24
Hong. Bank.. 18
5Juli ’23
Fed. Res. Bank N.Y.
3l11Juni’24
Bank v. Italië.
SlllJuli
’22
Bank van SpanJe… 5
23Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 6
OPEN MARKT.
Amsterdam
1 Londen
Berlijn Ps N. York
1
Part.
Data
Part.
1
Prolon-
1
disconto
Part.
Part.
Cail- disconto
gatie
1(3
mnd.) disconto
disc.
money
21 Juni ’24 3%
3
1)
3
‘/
–
–
2_%
2)
16-21 J. ’24
3
2′
3
1
T6
rr
–
–
914
’24 32/_%
2′-3
21s-3
–
–
2-7
’24
–
24_3% 2′
3 ‘
–
2%-3%
T
rrr
18-23 J. ’23 3%
31/4_4%
–
–
19-24 J.
1
22 3%_%
3-y
4
2
1
/8-4
–
–
2%_5%
20_24J1i’14
‘/8/j5 2%_3%
2%_%
21/.34
2%
1%.234
1)
Noteering van
19
Juni. ) idem van
20
Juni.
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
Londen
was
aanvankelijk nogal aangeboden, zoodat cle
koers weder af brokkelde. Vrjdagocllten d trad, echter plot.
seliug een groote vraag in, sraardoor een snelle stijging
van 4 h 5 cent ontstond. Deze stijging was echter slechts
van korten duur, want daarna werd weder tot 11,57 h
11,58 afgedaan. ‘Francs waren Maancla.g sterk gevraagd, waardoor de koers nog een 40 a 50 cents opliep. Den vol-
genden dag was het aanbod echter weder overheerschend
en daalde cle koers snel tot ca. 14,15. Eenige geringe steun
deed een herstel tot ca. 14,40 ontstaan, op welk punt cle
koers verder vrijwel bleef hangen. België volgde getrouw. In de andere wisselkoersen waren de bewegingen zeer ge-
ring en ook de omzetten bleven van geringe beteekenis.
Alleen Batavia trok iets aan, na 96 latend, was aan het
einde der week niet onder 96% te verkrijgen.
24 Juni 1924.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Londen
Berlijn
4
)
Weenen
Parijs
Brussel
New
Data
)
‘)
)
York)
16 Juni 1924 11.57
0.00064
0.0037%
14.921
12.90
2.67)4
17
1924 11.544 0.00063e 0.00372% 14.35
12.55
2.67
7
–
6
18
1924 11.5
0.000634 0.00371j, 14.35
12.46
2.671/
19
1924
11
.5
5
1
0.00
0631
0.0037%
14.421 12.481
2.67%
10
1924
11.591
0.000634 0.0037′
14.4.21
12.56
2.66%
11
,,
1924
–
–
—
–
–
–
Laagste d.w.1 11.531 0.000631 0.0037% 14.15
12.321
2.6634
I{oogste,,,,
1
11.601 0.000641 0.0038
14.95
13.-
2.68
13 Juni 1924 11.551
8)
0.0037% 14.45
12.23
2.67
6
,,
1924
11.521
0.000634 0.00375/
s
13.45
11.73
2.67
6
/
b
v1untpariteit 12.10
59.26
5)
5041
48.-
48.-
2.48%
) Noteering te Amsterdam.
) Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
8)
0,00063’61,..
4)
Gulden per milliard Mark.
6)
Gulden per 100 Mark.
1)
Stock-
Kopen- Chris-
7J’J
Spanje
Batavla’)
a a
holm)
hagen)
tiania)
•
1)
telegrafisch
16Juni
1924 71.15
45.25
36.15
47.3
2
1
36.05
957/.96
17
,,
1924 70.90
45.10
36.10
47.25
35.80
95
7
/8_964
18
,,
1924 71.05
45.071
36.-
47.221
35.75
96_96%
19
,,
1924 71.021 45.021
36.-
47.221
35.75
96_96%
20
1924
71.021
45.10
36.10
47.35
35.80
96_963/
21
1924
–
–
-.-.
–
35.80
961_
/o
L’ste d.
w.
1)
70.85
44.90
35.90
47.15
35.60
95
/8
H!ste ,,
,,
1)
71.20
45.30
36.25
47.40
36.15
967/
16
13 Juni
1924 71.05
45.10
36.10
47.15
35.952
96
6
,,
1924 70.85
44.95
36.15
47.-
36.-
8
96
Muntpariteit 66.67
66.67
66.67
48.-.
48.- 1 96
1
/8
• Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
2) Noteering van
14
Juni.
8)
Idem van 7 Juni.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
1
Cabie Lond.
(in $per€)
Zicht PariJ3
I(in c13.p.frs.)I
mi
//
iar
d_
Mar
k)V°’
Zicht EcrhJfl
1
(in $
per
Zicht Amsierd.
cl,. p. gid.)
21
Juni
1924
4.33.12
5.41
0.00023
7
/
37.44
Laagste d. week
4.32.25
5.35
0.000237/
37.38w
Hoogste
,,
4.33.87
5.54
0.000237/
s
37.45
14 Juni
1924
4.32._
5.41
0.00023
7
18
37.38
7
,,
1924
4.31.12
5.11
0.000237/
8
37.41
Muntpariteit..
4.86.67
19.30
23.813
1)
40I1,
III
Ç1. p
ur
indEX.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
25
Juni
1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
569
Plaatseit en
Landen Noteerings-
eenheden
7Juni
1924
14Juni
1924
I
Laagste
l
Hoogstel
I6j2lJuni’24
1
21juni
1924
Alexandrië
…
Piast. p. £
97Is
9715/
33
9719/
9715/
3
‘Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
7
/8
1/101/
8
1/10
1/10k
1110(
B. Aires
1)
.,
d. p.
$
41y
4
41
1
/16 40
7
16
41
7
/
33
41
Sh. p. rup.
1/4
81
/32
1/5 1/4
81
1
32
11511
16
1/5
1
/
Constantin.
.
Piast.p.0
8371/
2
835 835 850 845
Hongkong
..
Sh. p.
$
2/4
81
/
32
214i1/
213
1
5/
2151
214
1
1/
Lissabon
1)
…
d per 11iil.
15/
15
19/
99
i
16/
5
1
6
/
16
Madrid
Peset.p.x
32.01
32.03
32.01
32.40 32.30
Calcutta ……
Mexico
.._
d. per
$
29.50
29.50
29
29X
30
Montevideo’)
id.
132
43sj
407/
8
43M
40
11
/16
Montreal
$
per X.
4.38
1
/8
4.39
4.39
4. 4 2 T
8,
6
4
.
40
/8
147k
147
1
/
8
146
1
1
6
147Y
4
1462
1
R.d.Janeirol)
. . per Mii.
6
1
1,
5
16
/16
5
29
132
61j
611
33
Lires p. £
99′
991/
s
99
101
101
Praag ……….Kr.p.0
Shanghai
Sh. p. tael
3141/
8
3/37/
8
3/3y
,
3143
3
1
3
/8
Rome ……….
Singapore
id. p.
$
2/3
81
1
32
214
2/311/
16
214
1
1
82
214
Valparaiso’)
pesop.Y,
40.20
39.80 39.90 40.30 40.30
Yokohama
Sh. p. yen
i/lO.f
1/10k
1/10*
1/10
i/lOfl
• Koersen oer vooratgaanae aagen. ‘) 1 elegraliscil translert.
‘) uu og.
NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen N. York
te Londen N. York
21 Juni 1924….
342/4
67
23 Juni 1923..
31
1
/
18
64(
14
1924-
3/16
66%
24Juni 1922.. 357/
9
701
7
1924..
351
67
20Juli 1914- 24t’/,
4
6
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op
23 Juni 1924.
Aotiva.
Binnenl.Wis-U.-bk.
f
57.022.422,37
sels, Prom.,
I
B.-bk.
•,,
28.196.355,93
enz.in disc. Ag.sch. 52.749.262,31 137.968.040,61
Papier o. h. Buiten!, in disconto
–
Idem eigen portef.
.
f
95.078.687,-
Af
:Verkochtmaar voor
debk.nognietafgei.
–
95078.687,-
Beleeningen H.-bk. f 37.129.740,43
mci. vrsch. B.-bk.
12.146.392,52
in rek.-crt. Ag.sch.
93.079.628,54
op onderp.
f
142.355.761,49
Op Effecten.
._ ….
…
f
122.960.246.35
10
395
ÇÇ
“”
”
.,.”,'”
,,
142.355.761,49
Voorschotten a. h. Rijk ……………..
,,
–
Munten
Muntmateriaal
Munt, Goud …….
f
56.241.090,-
Muntmat., Goud..
,,
475.269.922,97
f
531.511.012,97
Munt, Zilver, enz.
•
,,
10.340.239,37
Muntmat., Zilver
Effecten
541.851.252,34
Bel.v. h. Res. fonds
.
f
5.639.378,37
id.van
1/
v.h. kapit.
,,
3.984.548,68
9.623.927,05
Geb. en Meub. der Bank ……
..
..
.. ..
5.212.500,-
Diverse rekeningen ……….
..
..
,,
101.146.145,75
f
1.033.236.314,24
Passiva.
Kapitaal
__…._..
.. .
.-.
…….
f
20.000.000,-
Reservefonds
..
…. ..
………
.. – …….
,,
5.655.237,53
Bijzondere
reserve
….
……………
,,
8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop …………….
,,
946.109.595,-.
Bankassignatiën in omloop …………
..
1.470.028,34
Rek..Cour.
if
Het Rijk
f
4.812.429,45
saldo’s:
I Anderen
,,
42.043.253,56
46.855.683,01
Diverse rekeningen
..
,,
4.910.770,36
1.033.236.314,24
Beschikbaar metaalsaldo
.
..
f
342.365.438,12
Op
de basis van
2
/2
metaaldek king
.. ..
,,
143.478.276,85
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is.
,,
1.631.827.190,-
NED. BANK 23 Juni 1924
(vervolg).
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
Bank
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Goud
Zilver
bijettn
kchulde
n
peischb.I
Metaal-
Ikings
1
saldo
t
perc.
23 Juni ‘241531.511
10.340
946.110
48.326 342.365
55
16
24I531.408
9.966 960.091
51.455
338.569
54
10
’24 531.408
9.581
974.193 40.610
337.532
53
2
’24
531.408
9.648
992.591
40.088 334.036
52
26
Mei
’24
531.408 9.919
968.918
60.539
334.940
53
19
,,
’24
531.407 9.713
986.956
83.192
326.594
51
25 Juni ’23
581.79110.538
910.631
54.660 398.575
61
26 Juni ’22
605.890
7.540
959.192
47.630
411.390
61
25 Juli
’14
162.1141
8.228
1
310.437
1
6.198 43.521
1)1
54
1
1
Totaal
Papier
1
Diverse
Data
1
bedrag
1
Hiervan
Schakist-
I
Belee-
1
ophef
1
discontosl
rec
ht
s
f
ree
k
s
promessen
ningen
1
buiten- ningen 2)
1
land
23 Juni 1923 137.968
–
142.356 95.079 101.146
16
,,
1924 156.019
–
140.240 93.062 111.747
10
1924 158.553
–
139.931 93.758 118.200
2 Juni 1924 156.085
–
157.028 92.094 126.075
26 Mei 1924 174.687
13.000 142.202 94.363 117.519
19
,,
1924 212.094
47.000 140.629 33.371 184.249
25 Juni 1923 154.715
–
157.454 51.571 40.238
26 Juni 1922 176.417
–
100.968 93.231 36.103
25 Juli 1914 67.947
14.300
61.686 20.188
509
1)
Op
de
basis van
2/9
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.
‘s
RIJKS SCHATKIST.
De Minister van
Financiën
maakt
o.m. bekend:
1
16Juni1924
1
23Juni
1924
dat uitstonden
aan schatkistpromessen
f
214
.
000
.
000,
–
f
207
.
270
.
000,-
waarv.directbij Ned.Bk.
–
–
aan schatkistbiljetten. ,,194.866.000,-
1
,,194.866.000,-‘
aan zilverbons …. …….
,
29.948.243,-
29.333.960,-
Tegoed v.d.Postch. en Gdst.
bij ‘s Rijks Schatkist.
_..
,,106.558.196,53J ,,106.558.196,53
Onder de viottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
121.633.449,38 ,,112.902.116,32
Voorschot aanGemeenten
30
April
1924
31
Mei
1924
voor door Rijkvoor hen
77.776.164,571
56.003.386,881
te
heffen luk. belastingJ
Voorschotaan rek. houders
16Juni
1924
23
juni
1924
v.
d. Postch. en
Girodst.l
,,114.391.321,68 ,,1 15.952.056,611
1)
Waarvan
f
37.056.000
vervallen
op of na
l April
1927.
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
14
Juni
1924
1
21
Juni
1924
Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N.-I ……… .fl07.496.834,74
f
96.697.539,57
Ind. Schatk.ptom. in oml. ,,102.400.000,- ,,102.400.000,-
Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I.
2.000.000,_ 9.200.000,-
Muntbiljetten inomloop.
42.000.000,-
«
41.800.000,-
1)
Tegoed van Ned.-lndië bij de Javasche Bank.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers
der laatste weken zijn
telegrafisch ontvangen.
opeischb.
1
metaal-
Data
Goud
1
Zilver
Bank-
1
I
biljetten
schulden
t
saldo
21Juni1924
206.500
253.500
65.980
~
142.604
14
1924
211.250
257.000
62.420 147.366
7
1924
211.500
258.000
76.500 144.600
17 Mei 1924 12
64.
260.71.9
76.310 146.215
10
,,
1924 148.721
64.597
264.710
76.315 145.737
23Juni1923 156.071
61.372 264.468
80.852 149.009
24Juni1922 149.961
48.369 264.572
68.995 132.272
25 Juli 1914 22.057
31.907 110.172
12.634
4.842
2
bV iddCld,
1
1
V UU
–
Data
Dis-
buiten
1
Belee-
1
schotten Diverse
conto’s N.-Ind.
1
ningen
1
ajh. Gou-
ningen’)
percen-
betaalb.
1
1
vernem.
21Juni1924
–
133
‘
9.200
•”
65
14
1924
130.590
2.000
”
66
7
,,
1924
146.200
27.200
‘”
63
17 Mei 1924 35.397 14.8171 54
28.465 16.583
63
10
,,
1924 35.422i
15.0841
56.908 31.904
14.987
62
23Juni1923
35
.
760
28.338 65.795 5.424 19.813
63
24Juni 1922 34.309i
23.2061
73.073 9.216 23.070
59
25 Juli 1914 7.
2
59
6.3951
47.934 6.446
2.228
44
‘) Sluitpost activa.
2)
Basis
2j
metaaldekking.
3)
Creditsaido.
570
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
CIJRAÇAOSCHE BANK.
Voorns,,imste posten in duizenden guldens.
–
1
Voor-‘
sc
i
io
tt
en
lDerse
Divers.e
Data
Metaal
Circu-
Dis-
1
reke- reke-
lat ie
conto’s
aan
de
ninge
n
1
kolonie
ningen2
1
Mei
1924 610 1.216
88
274
776
135
1 April
1924
601
1.283
89
269
701
78
1 Maart
1924 685 1.332
83
227
722
78
1 Februari 1924
690
1.195
82
237
821
237
1 Januari
1924
697
1.198
81
231
828
249
1 Mei
19231
664
1.281
127
373
721
208
)
01UiLpUL U1 UÇLIVa.
-,
muiLpuaL aUS’ 5Ji&U1VU.
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden ponden sterling.
Data
Metaal
Circulatle
Currency
Notes
Bedrag
I
Ooudd.
Oov. Sec.
18 Juni 1924
128.235 125.487
291.808
27.000 247.970
11
1924
128.213 126.136
293.958
27.000
249.923
4
1924 128.186
126.578
289.924 27.000 245.720
28 Mei
1924
128.185
125.732
286.075 27.000 241.643
20 Juni 1923
127.538
123.741
286.458
27.000
242.033
22 Juli
1914
40.164 29.317
– –
–
Data
Oov.
Other
Public
Other
Reserve
t
Dek-
1
ldngs
1
Sec.
Sec.
1
Depos.
1
Depos.
18Juni’24 48.667 71.224 11.329 113.236 22.498! 18,06
11
’24 58.917 70.052 10.747 122.256 21.827 16,41
4
’24 65.082 69.933 10.788 127.803 21.358 15,41
28 Mei ’24 42.332 73.302 15.490 104.551 22.203 18,49
20 Juni’23 45.359 71.177 16.982 105.255 23.548 19,26
22 Juli ’14 11.005 33.633 13.735 42.185 29.297 52sf
8
1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens
kassenscheine, in billiarden (duizenden billioenen) Mark.
Waarv.
Data
Metaal
DaO.fl/.
b.Buitl.
Dek-
Circulatie
kings
14 Juni ’24
1
0,461 0,448 0,016
849 923.583
0,09
7 ,,
’24 0,455, 0,442
.
0,016 .
864 954.249
0,09
31 Mei
1
24 0,448 0,426 0,016
982 926.874
0,11
23 ,,
’24 0
1
449 0,426 0,016
1.083
749.338
0,14
15 Juni ’23 17,6 0,757
r
0,1802,160′ 10,905′ 20
23 Juli ’14 1,7 1,357
–
0,065′
1,9 ‘ 93
Wissels
Dan, kas.
Renten-
Rek.
sensch.
cl
Totaal
Handels-
6
Schatkist- bank- Courant’ Tot, uit-
wissels
papier
gegeven
1.954.048 1.954.048
–
413.323 1.587.289 0.850
w
1.952.925 1.952.925
–
333.973 1.313.497 0.900
‘ 1.954.930 1.954.930
–
312.836 1.279.558 1.000
1.948.698 1.948.698
–
390.526 1.533.135 1.100
15,461′
5,034′
10,427′
6,142′ 2,172′
0,751′
0,751′
–
–
0,944′
–
1
Onbelast.
2)
Dekking der clrculatie door me aal en Kassenscheine.
In milliarden.
4)
In billioenen.
5)
Waarv. in Rentenmark uitgedruktin
papierm. op billiard; op 23Mei 1.131.056 bill.; op 31 Mei 1.17.063 bill.; op
7 )uni 1.131.571 bill.; op 14Juni 1.111.364 bill.
6)
Idem: op 23Mei 540.099
bill.; op 31 Mei 475.103 bill.; op 7Juni 467.937 bill.; op 14Juni 585.669 bill.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden franc,.
Waarvan
Te goed
Buit.
gew.
Data
Goud
in hef
Zilver
in
het
l
Buiteniand
voorsch.
Buitenl.
old.
Staat
19Juni’24
5.543.077
1.864.321
299.615
570.067 23.000.000
12
’24
5.543.040
1.864.321
299.524
570.211
23.000.000
5
’24
5.542.973
1.864.321
299.386 570.198 23.000.000
21Juni’23
5.537.696
1.864.345
292.805
589.939
23J00.000
23 Juli ’14j
4.104.390
–
639.620
–
–
–
Wissels
Uitge-
stelde
elee-
.
an
bil-
Rek.
Crt.
Parti-
Rek.
Crt.
Wissels
ningen
jetten
culieren Staat
3.704.191
9.256
2.681.041 39.742.874
2.002.904!
18.333
3.728.544
9.296
2.732.521
39.896.672
1.920.239
15.414
‘
4.990.697
9.544
2.606.895
39.965.821
2.028.756
13.083
2.159.143
19.858
2.126.045 36.621.812 2.035.705
21.043
1.541.980
–
769.400
5.911.910
942.570 400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden francs.
Metaal
I
Delven.t
Beleen.
Binn.
Rek.
Data
mcl.
van
t
van
wissels
Circu-
Crt.
buitenl.
I
buit.l.
1
prom.d.
en
latie
partic.
saldi
vorder.J
provinc.
beleen.
19Juni’24
355.049 84.653
480.000
1695.198 7.519.789
230.263
12
’24
355.521
84.653 480.000
1718.902
7.604.100
159.650
5
’24
355.577
84.653
480.000
1807.810 7.837.507
114.408
28 Mei ’24
356.254
84.653 480.000
1713.572
7.619.650
205.252
21Juni’23
348.127
84.653
480.000
980.071
6.669.300
142.804
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.
Goudvoorraad
1
F. R.
Zilver
Notes
in
Totaal
Dekking
1
7i’7T
Data
etc.
1
circu-
bedrag
I
F. R.
Notes
buitenl.
1
lat ie
4 Juni ’24
3.125.092
2.137.572
–
99.827 1.884.039
28 Mei
’24
3.117.813
2.150.328
–
96.461
1.891.147
21
’24
3.138.166
2.149.556
–
101.819
1.886.429
14
»
1
24
3.138.476
2.171.123
–
102.810
1.911.875
6 Juni ’23
3.113.668
2.089.687
–
84.552
2.250.213
Goud-
Mgem.
Data
Wissels
Totaal
Gestort
Dek-
Dek-
Deposïto’s
Kapitaal
kings-
kings-
per’)
pc.’)
4 Juni ’24
457.052
2.041.134
111.456
79,6
82,2
28 Mei
’24
516.360
1.997.440
111.493
80,1 82,7
21
’24
470.307
1.985.334 111.378
81,1
83,7
14
’24
486.542
1.994.934
111.369
80,3 83,0
6 Juni ’23
983.155
1.976.029 109.363
73,7 75,7
1) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizënden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Ri’t’e
bij
de
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
b
FR. banks
deposito’s
deposits
28 Mei ‘241
749
16.610.180 1.446.754 15.814.878
4.322.630
21
‘241
749
16.600.756
1.452.798
15.836.139
4.315.506
14
‘241
751
16.707.217
1.449.481
15.982.4061
4.303.735
7
’24’
752
16.663.857 1.459.466
15.883.5841
4.300.615
29 Mei
‘231
774
16.489.741
1.385.551
15.368.4041
4.004.052
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
BANKSTATEN,
KWARTAALSGEWIJZE OPGENOMEN.
1. BANK VAN SPANJE.
(In millioenen Peseta’s.)
Data
Goud
Zilver
s
7°$
sc
‘)
Dis-
conios
en
Delven.
Circu.
buy
Rek.
Cri.
7 Juni
1924..
2533,6
656,9
687,3
2105,6
4377,0
943,2
24 Mei
1924..
2532,1
661,0
709,7
2077,7 4338,7 925,6
17
,,
1924..
2532,2
656,3
*
2318,0
4369,0
942,5
10
,,
1924..
2531,6
655,4
711,1
2179,2 4389,2
943,8
3
,,
1924..
2530,5
657,9
719,5
2172,3
4361,5 935,9
26 April 1924..
2530,2
659,2
2398,5
4336,7 940,4
19
,,
1924..
2529,4
653,6
796,5 2185,9
4367,3
984,0
12.
1924..
2528,9
654,4
716,5
1990,6
4385,7
1002,4
5
,,
1924..
2528,5
656,1
718,1
1984,1
4396,6
1014,1
29 Maart 1924..
2528,3
659,5
754,6 1908,6
4322,3
1020,9
22
,,
1924..
2528,3
656,9
714,5
1958,4 4322,6
980,6
15
,,
1924..
2528,3
654,9 737,4
1960,3
4342,6
1003,3
9 Juni
1923..
2525,7
661,1 774,1 1829,9
4134,4
936,5
10
Juni
1922..
2525,7
640,7
849,8
1961,7
4186,9
1170,6
24
Juli
1914..
543,5
726,8
494,4
783,8
1919,0 497,9
1) Inclusief de schuld van de schatkist in rek.-crt.
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
571
II. ZWITSERSCHE NATIONALE BANK.
(In millioenen Francs.)
Data
Goud
Zilver
Dar!e-
hen,-
kassen-
cheine
Dis-
conto’s
en
Be!een.
Circu.
!atse
Rek.
Cr1.
14 Juni
1924..
518,6
100,2
10,5
303,3
823,7
102,9
7
,,
1924..
518,9
100,5
10,5
330,9
848,0 99,0
31
Mei
1924..
530,0
97,8
10,5
332,3
877,2
89,1
23
,,
1924..
530,1
98,1
10,5
355,7
832,6
151,2
15
1924..
531,0
97,3
11,0
360,6
842,5
157,9
7
,,
1924..
531,1
96,7 11,0
378,4
863,1
142,6
30 Apr.
1924..
536,3
96,6 11,0
361,4
885,5
111,7
23
1924..
536,3 96,4
11,6
309,3 836,5
102,9
15
1924..
536,3
96,4
11,6
309,1
844,2
103,1
7
1924..
536,3
95,4
11,6
339,2 870,7
97,1
31 Mrt.
1924..
536,2
94,5
11,7
308,2 900,9
51,4
22
,,
1924..
536,3
94,7
11,9
284,1
838,8
67,1
15 Juni
1923..
537,0
102,6
30,7
301,3 833,3
150,6
15 Juni
1922..
541,6
107,0
13,6
311,3 733,0
244,0
23 Juli
1914..
180,1 18,9
–
107,8
267,9
105,2
III. NATIONALE BANK VAN DENEMARKEN.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Zilver
Vorde- ringen
op het
buiten!.
Dis-
conto’s
en
Be!een.
Circu-
!atie
Rek.
Crt.
31 Mei 1924..
209,6
16,2
21,7 480,0
481,0
69,3
30 Apr.1924..
209,6
14,3
23,7 472,5
468,8
62,0
31 Mrt. 1924..
209,6
13,3
24,6 468,8 462,6 73,2
31 Mei
1923..
228,2
3,5 3,7
375,2
456,3 47,9
31 Mei
1922..
228,3
4,0
16,2
420,2 438,7
113,8
30 Juni 1914-1
75,6
6,6
19,8
95,6
159,8
4,8
IV. ZWEEDSCHE RIJKSBANK.
(In millioenen Kronen.)
Data
Goud
Vorde-
ringen
op het
bulten!.
,en
Dis-
conto’s
en
Circu-
latie
Rek.
Crt
14Juni’24
247,4
23,9
57,0 480,8 501,7
244,6
7
,,
’24
247,4
23,2
57,1
495,5
509,1
247,4
31 Mei 24
247,5
20,1
62,3
501,1
522,7
254,5
24
,,
’24
247,6 20,9
62,3 470,3 472,1
220,7
17
’24
,,
247,6
19,2 70,6
463,8 486,0
209,0
10
’24
247,6
25,9
75,7
445,0
495,4
207,2
3
’24
262,7
27,9
75,9
457,4
519,9
214,0
26Apr.’24
265,0 22,8
87,7
413,4
478,9
221,1
19
’24
270,2
20,6 91,0
417,3 500,9 222,8
12
’24
270,7 22,8
91,1
409,4
503,6
209,7
5
,,
’24
271,3
23,1 91,2 392,0 528,8
213,3
29Mrt.’24
271,3
23,1
91,2 392,0
528,8
181,0
22
,,
’24
271,3
18,0
91,2
383,5
494,8
194,9
16Juni’23
273,1 36,7
152,8
336,0
527,1
215,8
17Juni’22
274,0
79,4
72,1
450,4
531,9
291,3
25 Juli’14
105,8
115,6
28,0 92,4 206,2
68,2
V. BANK VAN NOORWEGEN.
(In millioenen Kronen.)
Vorde-
Dis-
Data
Goud
ringen
Effecten
conio,
Circu-
Rek.
op het
en
!atle
Cr1.
buiten!.
I Bdeen.
16 Juni
1924..
147,3
19,2
9,0
441,2
377,0
123,3
7
,,
1924..
147,3
19,3
9,0
438,6
376,1
122,5
31 Mei
1924..
147,3
20,1
9,0
424,7
378,5
108,6
22
1924..
147,3
20,4
9,0
423,2
366,3
120,8
15
,,
1924..
147,3
19,3
9,0
422,1
369,3
114,8
7,,
1924..
147,3
18,4
9,0
424,3
374,9
111,2
30 Apr.
1924..
147,3
19,5
9,0
424,3
379,9
104,1
22
,,
‘1924..
147,3
20,8
9,0
420,3
382,0
99,9
15
1924..
147,3
21,0
9,0
422,6
386,1
99,4
7
1924..
147,3
21,7
9,0
418,9
384,7
97,2
31 Mrt.
1923..
147,3
22,9
9,0
412,9
380,2
96,3
22
,,
1923..
147,3
23,4
9,0
416,7
366,4
112,7
15 Juni
1923..
147,3
20,2
9,4
487,9
398,4
137,8
15 Juni
1922..
147,3
40,3
9,8
436,7
365,3
148,8
22 Juli
1914..
52,4
65,7
8,9
79,3
120,8 1
10,7
VI. BANKBUREAU VAN TSJECHOSLOWAKIJE,
verbonden aan het Ministerie van Financien.
(In millioenen Tsjechoslow. Kronen).
Data
Oo,tenr.-
Vorder.
Bk)
buiten!.
Vorde-
o
de
Dis-
Be!ee-
ringen
Circu.
Rek.
Hong.
conto’,
ningen
op het
!atie
Co.
7 Juni
1924 10097,0 1330,4
754,4
678,2
7882,2 1069,9
31 Mei
1924 10097,0 1322,9
766,9
659,6
8078,4
961,6
23
1924 10097,0 1291,3
692,9
678,5
7550,7 1288,2
15
1924 10097,0 1221,7
696,7
655,9
7750,3 1074,3
7
1924 10097,0 1251,7
807,1
646,1
7962,1
982,1
30 April
1924 10097,0 1171,2
721,1
625,8
8198,7
749,8
23
1924 10097,0 1074,1
711,0
634,7
7654,5 1007,9
15
1924 10097,0 1078,0
713,7
615,6
7812,1
858,7
.7
1924 10097,0 1085,8
787,2
652,8
8113,1
760,5
31 Maart 1924 10097,0 1040,0
746,9
661,7
8280,4
650,2
23
1924 10097,0
954,9
725,0
655,7
7877,7
862,2
15
1924 10097,0
909,6
733,3
640,8
8051,3
679,8
7 Juni
1923 10096,9
794,1 1066,2 1691,8
9112,2 1698,4
7 Juni
1922 10096,7
687,1 1494,5
475,8
9591,9
447,3
, .LannuncJvubicn
S
cn.cssw,a v.nasta
VII. OOSTENRIJKSCHE NATIONALE BANK.
(Voornaamste posten in milliarden Kronen).
Buiten!.
Dis-
Wisse!,
Data
Goud
goud-
conto,
Schatkist-
Clrcu!atie Rck.- Crt.
e een.
en
biljetten
7 Juni’24 107,6
3.172,7
2.709,7
2.258,9
7.390,1
682,3
31 Mei ’24 107,4
3.344,3
2.660,4
2.259,8
7.554,6
641,0
23
,,
’24
107,3
3.445,9
2.392,0
2.259,8
6.839,8
1.188,8
15
’24 107,3
3.608,2
2.226,1
2.293,5
7.032,3
1.026,5
7
’24
107,2
3.672,2
2.126,3
2.293,5
7.145,1
878,2
30Apr.’24 107,1
3.669,3
2.131,9
2.294,5
7.315,5
696,1
23
’24 107,0
3.708,0
1.878,3
2.294,5
6.668,9
1.128,9
15
’24 107,0
3.832,3
1.760,7
2.294,5
6.869,0
934,2
7
’24
107,8
3.938,3
1.724,3
2.294,5
7.031,5
840,5
31Mrt.’24 106,7
3.953,9
1.733,4
2.295,4
7.144,9
752,8
23
,,
’24 106,5
4.014,2
1.627,9
2156,8
6.649,0
1.435,1
7 Juni’23
73,4
1.805,4
890,2
2.57,2
4.860,7
366,6
VIII. HONG kARSCHE BANK.
(Voornaamste posten in millioenen Kronen).
Data
buiten!
Zi!-
Wisse!,
Be!eeningen
Di,con to’s
goud-
ver
en
Circu!atie
Rek.-C,t.
7 Juni
1924
23,6
1,2
1.464.598
2.449.993
423.860
31 Mei
1924
23,9
1,1
1.433.722
2.486.257
377.119
23
,,
1924
25,3
1,1
1.377.709
2.223.667
447.571
15
1924
24,8
0,6
1.307.926
2.257.786
327.178
7
1924
23,8
0,6
1.243.126
2.200.503
300.544
30 April 1924
24,2
0,6
1.138.354
2.098.091
308.121
23
,,
1924
23,9
0,6
1.036.563
1.821.102
389.074
15
1924
24,1
0,6
980.139
1.771.340
318.204
7
,,
1924
24,1
0,6
889.343
1.685.310
322.124
31 Mrt.
1924
23,6
0,6
807.353
1.606.875
253.935
23
,,
1924
23,5
0,6
762.101
1.366.624
346.440
15
1924
23,5
0,6
734.638
1.320.762
330.862
Juni
1923
23,0
0,6
97.280
122.116
8.969
7 Juni
1922
13,2
0,6
26.881
32.352
3.539
IX. ZUIDAFRIKAANSE RESERVEBANK.
(Voornaamste posten in duizenden Ponden.)
Goud en
Dis-
,
Waar-
–
.A!ge-
Liata
,,ou –
–
conto,
van
Circu-
Rek.-
meen
en
eg-
atte
rt.
e
ing,
ce,
be!een.
papier
perc.)
24 Mei
1924..
10.652
6.145
2.000 10.467
5.221
68,2
17
,,
1924..
10.652
6.077
2.000 10.473
5.143
68,5
10
1924..
10.652
6.461
1.000 10.691
5.309
66,8
3
,,
1924..
10.652
6.829
1.000
11.057
5.311
65,3
26 April
1924..
10.652
6.737
1.000 10.852
5.430
65,7
19
1924..
10.652
6.077
1.000 10.436
5.197
68,4
12
1924..
10.652
6.182
1.000 10.512
5.227
67,9
5
1924..
10.652
6.635
1.000 10.770
5.422
66
29 Maart 1924..
10.652
6.450
2.105 10.845
5.161
66,8
22
,,
1924..
10.652
5.768
–
10.237
5.093
69,8
15
1924..
10.652
5.868
–
10.333
5.101
69,3
8
1924..
10.652
6.224
–
10.541
5.277
67,8
1
1924..
10.652
6.448
250 10.810
5.224
66,9
6 Mei
1923..
10.623
5.961
2.200
9.652
5.992
68,7
24 Mei
1922.,
5.917
2.219
2.200
790,9
6.337
83
°) Verhouding goud, goucicei
–
t. en pasmunt tegenover ope,scnuare
schulden: bankbiljetten en deposito’s.
572
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
EFFECTENBEURZEN.
.
Amsterdam, 23 J uni 1924.
Hoewel niet kan worden beweerd, dat de activiteit op cle
internationale beurzen gedurende cle achter ons liggende
beriohtsperiode is toegenoiiien, is bet toch vel duidelijk, dat
de nervositeit veel geringer is geworden. Daar de Fraiische regeering haar program openbaar heeft gemaakt, weet men
althans in groote trekken, vaarop men zich heeft voor te
bereiden, indien het tegenwoordig bewind teoiitinste eea
eenigszins lang leven beschoren is. Ter heurze van 1′
5.
r ij
S
is men geneigd hieraan te twijfelen, gezien cle zeer groote
liLoeilijkheden, welke de heer Herriot, zoowel vaii rechts
als
dffl
links, zal hebben te overwincien. Aan -den anderen
kant kan niet worden gezegd, dat de for dsenmarkt een val
van het tegenwoordig bewind zou toejuichen, al ware het
slechts dus de onrust, welke onvermijclelijk met iedere wis-
seling van regeering naar voren treedt. Overigens kan men niet zeggen, dat het ministerie met al te groote welwillend.
heid door de beurs wordt beschouwd. De plannen van den
heer Herriot zullen eerst nader ontplooid dienen te worden,
voornamelijk clie, welke betrekking hebben op de hervor-
ming der belastingen (liet substitueeren van indirecte door
directe heffingen, benevens de kapitaal-belasting), voor de
benrs haar houding zal kunnen bepalen. Inmiddels schijnt
de vrees voor al te drastische maatregelen niet groot te
zijn; van kapitaalvlueht op eenigszins groote schaal is
nog niets gebleken. Vermoedelijk staat dit in verband niet
de betere verwachtingen, welke men ten aanzien van de te
volgen buitenlandsche politiek koestert. Met optimisme
werd de uitslag van het bezoek van den Franschen premier
aan MacDonaJd tegemoet gezien; een overeenstemming
tussehen de leidende landen der geallieerden, zooais thans
in principe is bereikt, zou vruchtdragend op een definitieve
overeenkomst met Duitschla.nd, op het herstel van Europa
en dus ook op den financieelen toestand van Frankrijk
kunnen iitwerken. Behalve echter niet deze, uit den aard
der zaak nog zeer vage verwachtingen, heeft men zich
ter beurze, w’at de financieele situatie betreft, gebaeerd
op meer tastbare gegevens. Do buitenlandsehe handel van
Frankrijk heeft gedurende de eerste 5 maanden van dit
jaar een saldo-export aangetoond van Fr. 1.666.207.000,
hetgeen w’el zeer scherp afsteekt tegenover de overeen
komstige ieriode van 1923, toen een saldo.import te coa
stateeren viel van Fr. 362.500.000. Ongetwijfeld kan een
goed deel van dit actief-saldo w’orden toegeschreven aan de
nawerking van de daling van den Franc in de eerste
maanden van het jaar. Tallooze bestellingen, welke zich in de maanden Februari en Maart hebben opgehoopt, kunnen
thans eerst worden uitgevoerd. Doch de uitbreiding van
den buitenlandschen handel kan toch ‘niet uitsluitend aan dezen factor worden toegeschreven. Daartoe schijnen cle
verschillen te groot. De invoer bedraagt ni. 38,8 pCt. meer
dan -het vorig jaar
s
de export 57 pCt., de.export van fabri-
katen alleen 77 pCt. Er is dus een opvallende verbetering te constateeren, welke natuurlijk niet heeft nagelaten een
ganstigen invloed op het betaalmiddel uit te oefenen. Dit,
gepaard gaande niet de nawerking van de ingevoerde be-
lasting-hervormingen (waaraan tot nu toe uit den aard
der zaak nog niet is geraakt) en met het bericht, dat de
Amerikaansche crecieten tot steun van den Dollar her-
nieuw’d zijn geworden, heeft ook de verwachting ten aan-
zien van de naaste toekomst beter gemaakt. Desondanks
zijn de omzetten aan de beurs van Parijs zeer kalm geble.
ven: men heeft ‘er de voorkeur aan gegeven, geen groote posities op te bouwen, nu de algemeene stand van zaken,
zoowel op het gebied der buitenlandsche politiek als ten
aanzien van de financieel.economisclie ontwikkeling, zich
nog in een zoo labiel evenwicht bevindt.
Ook te B e r 1 ij n is men eenigszins tot kalmte gekomen.
Het steunsyndicaat der bankiers heeft tot nu toe niet be-
hoeven in te grijpen. Aan den dénen kant is hiermede be. wezen, dat dit syndicaat een groeten psychologischen in.
vloed heeft uitgeoefend. Aan den anderen kant staat lief
echter vast, dat dit niet mogelijk zou zijn geweest, indien
niet tegelijkertijd vrijwel liet laagste punt van de noteerin. gen bereikt zou zijn geweest. De rust, waarmede zelfs hier
en daar een gering koerslierstel gepaard is gegaan, is ech.
ter niet bereikt dan ten koste van een zeer krachtige in.
knimping van cle omzetten. Aan cle Doitsche beurzen is het in de laatste dagen voorgekomen – speciaal te Frank.
fort is dit het geval geweest – dat in de meest bekende
fondsen de handel geen grooteren. omvang heeft aangenomen,
dan 2-3000 Mark nominaal per dag. Dit kan echter als
een gezond verschijnsel worden beschouwd, vooral indien
men deze houding vergelijkt met de koortsachtige bedrij-
vigheid van de inflatie.periode en van het tijdvak, dat
hicwop gevolgd is. Men gaat er in i)uitsclilaiicl, ook aan de
effectenbeurs, Ilieer en meer toe over, de kaien to
bere.
hiicn
en vooral houdt uien cle toekomst-moge]ijkheden in
het oog, iets, diat totaal buiten den gezichtskring viel, toen
niet de waarde van het eigen betndmiclde1 geen rekening
word gehouden. Behalve het gebrek aan contante middelen
is dan ook dle uiterst moeilijke beoordeeling van den tegen.
woordligen toestand der onderneming-en oorzaak van den stillen handel. Een verdwijiiende minderheid vail de veji-iiootschappen heeft tot nu toe voldlaau aan liet voorschrift
van een goudbalans en zelfs bij dit geringe percentage zijn
er nog vele gevallen, waarin mcii ten aatizien van de
zuivere wa;udebepa.li ug il:soluut in het onzekere verkeert.
Vaak hebben cle directies zich bij cie goudbalans laten lei.
den door beurs.technische overwegingen, heeft cle beurs.
koers van cle betrokken aandeeleji geleid tot een zoodanige
opstelling, dat het fonds, jia cle ,,Ziisammenlegung” van
liet oude kapit;1sl, pari kaii ii’orden genoteerd Dit geeft
n:itiiiirlijk geen waarborg voor een juiste w’aardeverhou-
ding: een lange duur van cle thans heerschende conjunc.
tiiur zou in dergelijke gevallen clan ook een hernieuwde
kapitaals.reductie moge] ijk kiiii tien maken. In specu]atieve
en in beleggingskrii:tgeu wacht men dus op teekenen, welke
ten aanzien van de te verwachten conjunctuur wat meer
houvast kunnen geven. De buitenlandsdhe politiek wordt weliswaar optintistiscli beoordeeld, vooral ook omdat de
Duitsche regeering zelve bezig is de toepassing van de
Dawes-conclusies mogelijk te makeij, doch er valt nog te
weinig vaste richting op te merkeji. Inmiddels wordt cie
geest der speculatie nog levendig genoeg, indien men
slechts kan veronderstelleni met beperkte risico’s te doen
te hebben. Dat hebben de jongste dagen bewezen door hun
krachtige koersverheffing van obligaties der oorlogslee-
ningen, w’elke uit cle markt worden genomen op grond van
,,Aufwertungs”.geruchten. Zelfs nadat van verschillende
zijden op het ouwaarschijnlijke, ja onmogelijke van een der. gelijke procedure voor oorlogsleeningen was gewezen, is de
kooplust hier toch valt vrij grooten omvang gebleven.
Te
L
o ii do in was de markt als geheel zeer kalm. De
City w’ordt beheerscht door de fluctuaties van den ster.
liugkoers en cle beschouwingen, w’elke hieraan worden vast-
geknoopt. Na dle rede, welke professor Ca.ssel te Lonclon ter
bepleiting van den gouden standaard heeft gehouden, zijn
cle gedachten hiervan vervuld, temeer, waar door de ruime
gelclmarkt te New York cii de ‘rees, dat de Unie dle pinat.s
van het Vereentigd Koninkrijk als de bankier der wereld”
zon kunnen itinlemen, liet wederii.tvoeren van den gouden
standaard door sommigen als het eenige redmiddel wordt
bepleit. Van andere zijden echter wordt aangevoerd, dat
de vrije goudmarkt wel den sterlingkoers 01) goud-paritcit
zou kunnen houden, doch zeker niet zon kunnen mediehel-
peti aan een ruimere voorziening vani de geldmarkt te Lon.
don. Deze wordt tbans gedlraiueerdl door de rente.betalin.
gen aan Amerika – op den 1.6den dezer is weder een be.
dli’ag van £ 68700.000 naar de Unie overgemaakt – en
door de kapitaaleischen van cle Dominions. In 1922 werd
coor de laatste 57 püt. van alle Britsche emissies opge-
eischt, in 1923 68 pCt. en in de eerste 5 maanden van het
loopende jaar reeds 70 pCt. Hierdoor wordt door verschil-
lende kringen de zwakkere houcing van het pond sterling
verklaard, zoodat men op ,,discrimination” aandringt en
verwacht, dat, zoo’dra deze w’ordt toegepast, de strijd met
New York rustig tegemoet kan worden gezien.
Te N e
w
Y o r k zelve is ontegenzeggelijk een bewust
streven op te merken naar expansie op de geldniarkt. In
bankierskringen in de Unie echter is men lang niet over-
tuigd Londen van dle eerste plaats te kunnen verdringen.
Wel hoopt men op een goede dosis niedebeheer, voorname-lijk ook, omdat bij leeuingen, te New York geplaatst, orders
voor de industrie kunnen worden bedongen. Bij de gerin-
gere activiteit, welke thans overheerschend is, zouden der.
gelijke nieuwe opdrachten zeer welkom zijn. Het groote
bezwaar is hier echter, dat de Amerikaansche belegger
min of meer afkeerig is van buitenlanclsche fondsen en dat
voornamelijk do groote beleggers nog steeds cle voorkeur
blijven geven aan de ,,tax-exempt-securities”. Ten aanzien
van de verovering van de geldmarkt bestaat derhalve ge-
recht scepticisme. In afwachting van een hernieuwde ople-
ving van handel en industrie is voorts de markt te Wall.
-street vrij optimistisch gebleven, zoodat vooral voor spoor-
wegwaarden de stemming niet ongunstig is geweest.
Ten onzent is,
bij het vorderen van de beursweek, de
tenclenz voortdurend beter geworden. ‘In
beleggingswaarclen
heeft deze stemming zich niet weerspiegeld; deze waren
bij voortduring vast, ook in verband met het voortduren
van de rrnmte op de geldmarkt. Van buitenlandsche staats-fondsen hebben obligaties Portugal Tabak de aandacht ge-
2
5Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
573
trokken door een scherpe rijzing, als gevolg van de lie-
richten, dat cle Portugeesche regeering zou zijn terugge-
koitien
vuil
haar voornemen de coupons en aflosbere stuk-
ken alleen in :u’rancs te betalen.
16 Juni20 Juni 23 JUfl
g
Of
datin
6
a/
0
Nederland 1922
…..97K
98
97
ib
+
8/
8
5
0
/0
,,
1918 …..87
87
y
4
873
+
4X °Io
,i
1916 …..871/
s
88
88
+
11/8
4
°/o
1916 …..78ib/
79
1
791
i
,
f
I/
3
73M
73%
731
3 oj
o
64
L/
8
64%
633
–
2K
0/
0
Cert. N. W. S …….. 52%
52
‘5/16
52
7
0/0
Oost-Indië 1921 …..101/4
1017/
8
101
25
/
38
+ 9/34
6
0/
»
1919 …..96io/
978
97
/I6 ± 1/
8
5
oi
o
,,
1915 …..92
92/4
92/4 +K
5 o Rusland 1906 …….
4
434
4l/
+
11
16
4
O/
RusI. bij Hope & Co
6
61/
6
4
°/o
Japan 1899 ………618/t
–
–
5 o/
o
Brazilië 1895 …….53
54
54
+ 1
8
0
/0
San Paulo 1921 . . . . 977
975/
97
–
6
0/
Amsterdam 1920 .. . . 99
99/4
–
+
/4
7
0’0
Rotterdam 1920 . . . . 10111
4
1011/
8
101/4
+ /4
De opgewekte steolillillIg op de aandeelenmarkt heeft
deze week haar oorsprong gevonden in de
sui/Gera[dCCliflfj.
IDe V. J. S. P. heeft in de jongste dagen weder bevredigen-
de afdoeniiigeu gemeld, al zijn de prijzen lager dan enkele
iiiaai.iden geleden. Hierbij kwam, dat ook de Cubasuiker
hoogere noteeringen te aanschouwen gaf. En ten slotte
hebben’ de zeer gunstige jaarverslagen van de 1FL V. A. en
van de Nederlandsch-Indische Handelsbank de aandacht uog eens speciacl op de winsten van cle suiker-industrie
gevestigd. Hierdoor kon de geheele af deelitig zeer belang
–
rijke koerswinsten behalen.
Ook voor
petroleuncaandcelerc
keerde cle tendens eelligs.
zins. Weliswaar was het voordeelig koersverschil hier per
saldo vrij klein, doch voor aancieelen Koninklijke was het
aanbod van claims niet meer zoo dringend, terwijl, mede
in verband met de niet zoo somber getinte commentaren
omtrent de plannen vaii cle Roemeensche regeering, voor
aancieelen Gecousolideerde eenige aaukoopen, resp. dekkin-
gen, plaats hebben gevonden.
Iii aansluiting aan de algemeene betere opvatting kon-
den zoowel
o
–
ubber-
als
tebaksaandeelen
een deel van het
voorheen geleden verlies inhalen. De omzetten waren hier
echter, doch in het bijzonder voor tabakken, bijzonder klein.
De markt voor
industrieele aa’rtcleelen
bleef zoo goed als
verlaten, doch eer aan den lusteloozen kant. Ondanks ver-
schillencie berichten omtrent buitenlandsche orders, door de
Hollandsche industrie ontvangen, oefenden andere mede-
cleeliiigen, o.a. clie omtrent het ontslag van arbeiders bij
Wiltons Machinefabriek en de Rotterdamsche Droogdok-
Maatschappij, een clrukkenden invloed uit.
16 Juni 20 Juni 23 j
51
Rijzing ol
daling
Amsterdamsehe Bank…
123k
122
122
–
1%
Incasso Bank …………
93/4
93
–
Koloniale Bank ……….
164%
170% 173
±
8%
Ned.flaudel-Mijcert.v.aand
129
118
1223
–
68/
4
1
Rotterd. Bankvereeniging
9 4Y
4
94
94
Van Berkel’s Patent ……
35/4
38
37%
+ 2%
Gouda Kaarsen ………..
12/4
12 12
–
ioll.Draad-enKabelfabriek
401/
2
40/4
–
+
/4
A.Jurgens’Ver.Fabrg.aand
5134
48/4
483/
–
31/
t
,,
,,
pr. aand
55
54K
544
–
/4
Leerdam Glasfabrieken
23
–
–
Philips’ Gloeilampenfabriek
281
280
–
–
1
Vereenigde Illikfabrieken.
89i
–
–
VeieenChemischeFabrieken
38
40
–
+
2
CompaniaMercautilArgent
18
–
18
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
152%
16034
151%
–
1
Handelsverg. Amsterdam
426
4471/
4
4523,
+
26%
Handeisverg. Reiss
&
Co
35% 36%
–
+
1
Int. Crediet- en Handeisverg.
Rotterdam ………….
173
179%
180 +
7
Linde Teves
&
Stokvis
65
67
69 + 4
Redjang Lebong Mijnb.-Mij
129%
136
148
+
1814
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
135%
1337/
s
143
+
Kon. Petroleum-Mij ……
-329%
330
332
+
2%
Phoenix Oil …………
100
95
1
/8
9
4
Amsterdam-Rubber-Mij ….
118
5
/8
115%
1191/9
+
1
Kendeug Lemboe ………
156 1541/
4
1571/4
+
1%
Oost-Java-Rubber-Mij……
181
182
189%
+
8%
Deli-Batavia Tabak Mij.
289%
285%
293
+
3
Deli-Maatschappij ………
335
332
336%
+
1%
Senembah-Maatschappij
273%
280
287/4
+
13%
1)
ex. div.
Van
mijnwaardca
waren ;iandeelen l{edja.ng Lebong goed g’rnagd in verbaiicl met de goede vooruitzichten der
exploitatie.
Scheepvaart- aandeolen
vormden als geheel een scherpe
uitzondering, omdat hier dc stemming bepaald flauw is ge-
weest. Omtrent aandeelen Holland-Amerika Lijn liepen ge-
rucliteu omtrent een op handen zijnde reorganisatie. Doch
ook voor de overige soorten bestond niet de geringste
animo. Bij het beschouwen der nacleelige verschillen, dient
echter niet uit het oog te worden verloren, dat de handel
zeer beperkt is geweest, zoodat zelfs gering aanbod reeds
voldoende was, om vrij belangrijke dcrlingen te voorschijn te roepen.
16 Juni 20 Juni 23 Juni
g
°f
datin
Holland-Amerika-Lijn …..69
63
65% – 3%
,,gem.eig 57% 51% 52% – 5%
Hollandsehe Stoomboot-Mij 16%
16
16%
Java-China-Japan-Lijn …
89
85
86/4 – 2%
Kon. Hollandsche Lloyd . .
67/9
–
7
‘/16 ‘+ /i
Kon.- Ned. Stoomb.-Mij ….. 59,4
60
–
Konink.Paketvaart-Mij….136
134
–
—2
Maatschappij Zeevaart …. 70/4
65
63
– 6%
Nederl. Sciseepvaart-IJnie . . 1161/
2
113
113
– 3/4
Nievelt Goud riaan ……..90%
88
–
– 2%
Rotterdamsche Lloyd ……112
11211
112% +
/4
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”. 12834 128
128%
—/4
,,Noordzee” . . 19
18/4
—
—
/4
111e
itoncrikaansche markt was
stil en het koersverloop
heeft zich natte- aan dat van New York aangesloten.
16 Juni 20 Juni 23 juuiRiizingg
0I
datin
Americ.Snielting&Refining 661/
9
68%
685/
+
111/i
Anaconda Copper ………632/
9
63i
63
i
/
—
/4
Studebaker Corp ………. 90/4
882/489
+ ‘/
2
–
Un. States Steel Corp. . . . . 10418/
16
105
‘/I6
105
+ $/,
Atchison Topeka ……….
lll1/
110
–
—
11/10
Ene …………………29%
291/,
30818
+ 8/9
Southorn Pacific ……….98/4
100%
101
+ 21/,
Union Pacific …………. 1469/
14611/
19
147
+ /16
Int. iilerc. Marine orig. gec’
9/I6
9I/
+ /a
,;
pref.
34’/I0
3634
367/8 + 2,/16
De
gcldma
–
kt is
ruim gebleven; prolongatie was gemak-
kelijk it 3 pCt. verkrijgbaar.
–
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
24 Juni 1924.
De zeer vaste tarwemarkt, waarvan in ons vorig bericht
reeds s1)8-ake was, vond vooral haar oorzaak in weder- en
oogstberichten uit Noord-Amerika en Europa, en was aan-
gevangen, toen het maandrapport van het Ministerie van
Landbouw te Washington zulk een buitengewoon lage ra-
ming gaf voor de opbrengst der Amerikaansche winter-
tarwe. Wel werd gedacht aan de mogelijkheid, dat bij het
berekenen van dit lage cijfer de wensch om •de Amerikaan-
sche boeren aan hoogere prijzen te helpen, eenigen invloed
ha1 uitgeoefend, doch de gevolgen op de tarwemarkt ver-
den daardoor niet geringer. Zeer ongunstige berichten uit
Rusland en Roemenië werkten in dezelfde richting, en ook
in het begin der nu afgeloopen week ging in de uitvoer-
landen de prijsvei-hooging nog voort. Vooral was dit het
geval in Argentinië, waar op 18 Juni te Buenos Aires de
tarweprijs niet minder dan 90 centavos per 100 KG. steeg. In Europa had men in de voorafgegane weken de prijsver-
hooging wel gevolgd, al werden dan ook niet de volle ver-
Itoogingen betaald, die aan de termijnmarkten in de uit-voerlanden te constateeren vielen, doch toen deze week
weet- zeer groote cijfers voor de w’ereldverscliepingen ver-den gepubliceerd, bedaarde de ondernemingsiust. Toen ech-
ter de vaste stemming in Noord- en Zuid-Amerika niet ver-
minderde, traden verschillende Europeesche landen weer
sterker als kooper op. Vooral in Engeland werden weder
groote zaken gedaan, zoowel in paicels als in ladingen, tot
tel]cens stijgende prijzen. Onder de tarwe, die aan de En-
gelsehe markt verhandeld werd, bevond zich een flink per-centage Britsch-T.ndische en Australisehe tarwe, terwijl de
omzet in pai-cels weder vooral uit Manitobas bestond en
verder uit Argentijnsche soorten. Ook Nederland deed ge-regeld inkoopen voor spoedige Canadeesche en Argentijn-
sche partijen, waarbij de prijzen echter lang niet zoo zeer
stegen als aan de Argentijnsche termijnmarkt. Het Duitsehe
achterland van Rotterdam toont nu en dan eenigen koop-
lust, doch de zaken daarheen waren ten slotte slechts
klein. Naar Noord-Duitschianci bleven zaken in tarwe bijna geheel uit,
en
de daar geldende ncizen zijn ver beneden
574
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
Noteeringen.
Chicago
Buenos Ayres
Data
Tarwe
Mars
Haver
Tarwe Maïs
Lijnzaad
Juli Juli
Juli Juli
Juli
Juli
213’uni’24
113
86K
463
12,70
7,95
20,80
14
,,
’24
1]2(
81. y, 46o,
12,10
7,65
20,30
21Juni’23
104
7
18
83
8
18
401/
s
11,60 8,35
21,90
21Juni’22
113
1
/8
(32
353/
4
12,351)
7,751)
20,151)
21Juni’21
129 63
7
18
3834
17.35
8,10
19,15
20Juli’14
82
567/
8
36
K
9,40 5,38 13,70
1)
Per
Augustus.
Locoprijzen te RotterdamlAmsterdam.
Soorten
1 23 Juni 1 16 Juni 1 25 Juni
1
1924
1
1924
1
1923
Tarwe*
13,50
13,35
13,75
Rogge (No. 2 Western)
.
•1
9,80 9,70 9,25
Maïs (La
Plate)
……..
2
175,- 184,-
205,-
Gerst
(48
Ib. malting)
2
202,-
4
)
197,-
4
)
164,-
Haver (38 ib. white clipp.)
1
9,85
6)1
9,80
5).
9,50
Lijnkoeken (Noord.Ameri.
kavan La Plata-zaad)
1
12,10 11,75
11,55
Lijnzaad (La Plata)
.. .
400,-
401,-
442,-
1)
per 100KG.
2)
per2000KG.
8)
per
1960KG.
*No.2Ha
r
d/i{
e
dVi
n
t
erWh
ea
t
4)
Donaugerst.
5
)Canada No. 3.
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
Artikelen
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
15121 Juni
Sedert
Overeenk.
15
1
21 Juni
Sedert
Overeenk.
1924 1924
1 Jan. 1924
t
ij
dvak 1923
1924
1 Jan. 1924
tijdvak 1923
1923
Tarwe
.
.
……….
27.522 463.864 327.442
–
13.957
29.788
477.821
357.230
Rogge
………………….
3.158
221.478 224.773
–
3.775
485
225.253
225.258
Boekweit………………….
–
11.886 5.657
– – –
11.886
5.657
18.471
331.817
288.822 2.674
53.668
42.752
385.485
334.574
8.685
150.391
94.766
–
27.072
7.062 177.463 101.828
4.574 93.370 37.380
–
305
533
93.675
37.913
MaIs
…………………..
2.915
1
124.616
69.168
500
42.695 46.752
167.311
115.920
Gerst ……………….
Haver
………………
6.798
98.879
108.974
–
700
–
99.579
108.974
Lijnzaad ……………
Lijnkoek ……………
4.937
12.1.772
36.822
356
11.847
1
3.864
133.619
40.686
Tarwemee] ………….
Andere meelsoorten ….
70
3.568
1.227
– –
–
3.568
1.227
de pariteit (Ier uitvoerlanden. in Felgië waren de zaken
nipt
croot oa Frankriik heoft Zijne inkoopen nog niet weder
hervat. Een enkele lading tarwe werd verkocht naar Por-
ttigal, en deze transactie vormde onder de vele zaken aan
dc Engelsche ladiugmarkt de eenigo naar het vasteland.
Reeds spoedig trad in de weder- en oogstberichten eene
verandering ten goede in. Algemeene regenval in Oekraine
pu
l’pt Z’iid-Ç)osfen van Rusland heeft daar den toestand be.
laugr.ijk verbeterd, en de vooruitzichten zijn nu veel minder
slecht dan onlangs het geval was. In andere gedeelten van
Rusland echter blijven de vooruitzichten nog somber, spe-
ciaal in het Wolgagebied, het Noord-Westen van Rusland en
de Krim. Ook Roemenië meldt goetlen regenval, vaarc1oor
voor het wintergraan de vooruitzichten veel beter zijn ge
worden. Haver en gerst schijnen echter zoo zeer te hebben
geleden van cle droogte gedurende het voorjaar, dat ,le oogst
«an
,ljp
artikelen blijvend heeft geleden. Ook in Grieken-
land en italië, waar zoo sterk over droogte was geklaagd,
is door regen de stand van het graan verbeterd, terwijl in
West-Europa de toestand ook over het algemeen bevredi-gend is. Ook uit Noord-Amerika zijn de berichten gunsti-ger. In Canada heeft het vrij algemeen geregend, en in de
zomertarwe-staten der Vereenigde Staten is de weersge-
steldheid eveneens verbeterd. Daarbij komt, dat in Kansas
en Oklahoma ruim 45 millioen bushels meer wintertarwe
woi-dt verwacht, dan in het vorige jaar. Hiertegenover
staat wel eene waarschijnlijk vrij belangrijke vermindering
van de opbrengst in de meer Oostelijk gelegen staten, doch
ook daar is in den laatsten tijd de toestand verbeterd, en
sedert 18 Juni is dan ook cle tarwemarkt in Noord.Amerika
‘rij sterk gedaald. Op 23 Juni was de markt echter weder
vast, met eenig prijsherstel, vooral ten gevolge van minder
goede berichten uit Canada, en de zeer vaste stemming op
dien dag te Winnipeg. Het slot op den 23sten te Chicago
was voor Juli nog
6/s
en voor September
Y
4
dollarcent per
60 lbs. lager dan op den 16den. Te Winnipeg was de prijs.
verhooging op 23 Juni veel belangrijker dan in Chicago.
Blijkbaar worden cle vooruitzichten omtrent den nieuwen
oogst in Canada toch niet algemeen als zoo gunstig be-
schouwd, als ze door de berichten, ook cle officieele, van den
laatsten tijd worden beschreven. Het slot te Winnipeg op
23 Juni was voor Juli 17/
s
voor October 1Y2 cent per 60 lbs.
hooger dan een week tevoren. In Argentinië heeft de sterk opgedreven prijs zich niet kunnen handhaven. De prijsver.
hooging, die vooral aan de termijnmarkt te Buenos Aires
hevig is geweest, maakte reeds dadelijk den indruk, weinig
ernstig te zijn en was bijna uitsluitend het gevolg van de
vaste markten in Noord-Amerika. Toen daar de stemming
minder vast werd, ging ook in Argehtinië de prijsstijging
spoedig grootendeels weder verloren.
Op 23 Juni Sloten de Argentijnsehe termijnmarkten dan
ook nog slechts 15 A 20 centavos hooger dan op den 16den.
Deze verandering aan de markten in de uitvoerlanden heeft
in Europa den ondernemingsiust doen afnemen, en aan de Engelsche markt zijn de laatste dagen de tarweprijzen be-
langrijk gedaald. De verschepingen waren ook deze week
weder overvloeclig, al is clan ook door eene kleinere hoeveel-
heicl uit Noord-Amerika het totaal niet zoo groot als in
de
oorafgeg,ne weken. De hoeveelheid tarwe, die naar
Europa onderweg is, is echter reeds zeer omvangrijk en daar tevens sommige Europeesche landen slechts weinig kooplust
voor tarve toonen, terwijl ook verder groote verschepingen
kunnen worden verwacht, lijkt het tegenwoordige oogen-
blik weinig geschikt voor het opclrijven der prijzen. In Ar-
gentinië blijven de aanvoeren van tarwe nog steeds groot, en ook van Canada kan zeker nog veel tarwe worden ver-
wacht, vooral nu volgens de meeste berichten de vooruit-
zichten voor de nieuwe Ca.nadeesche tarwe in de drie Prai-
rie-Provincies bevredigend zijn, en ten gevolge van het
gunstige weder de achterstand in de ontwikkeling van het
gewas daar 1 angza.mërhand wordt in gehaald. In Argentinië
en Australië is het weder zeer gunstig voor den nieuweu
uitzaai.
Ook voor rogge, die aanvankelijk in Noord-Amerika nog
vast w’as, daalde later cle prijs beneden het niveau van het
begin der week. De vraag in Europa van Noord-Amerikaan-
sche rogge was slecht. In de Duitsche havens trad wel
eenige verbetering in, nadat voor een gedeelte der te groo-
te aanvoeren plaatsing was gevonden, doch de pariteit van
het uitvoerlanci werd nog lang niet bereikt. In Nederland
bleef tot de tegenwoordige prijzen de belangstelling voor
Noorcl-Amerikaansclie rogge slecht, doch voor Russische
rogge bleef bij voortduring vraag bestaan, ook toen de prij-
zen in het begin der week vrij aanmerkelijk werden ver-
hoogd. De Russisehe verschepingen van rogge handhaafden
zich ook de laatste week weder op het niveau van den
laatsten tijd en stoomende partijen werden in Nederland
tot de hoogere prijzen vrij geregeld gekocht. De laatste
dagen trad echter eene kleine prijsverlaging in. Ofschoon
voor sommige gedeelten van Rusland de vooruitzichten voor
den .nieuwen oogst verbeterd schijnen te zijii, wijzen de laad-
ste berichten nog steeds op eene geringere opbrengst dan
in het vorige jaar. Misschien is het in verband hiermede,
dat de prijzen voor Russische rogge de reeds genoemde ver-
hooging konden ondergaan, doch berichten uit Rusland
plegen zoo dikwijls te veranderen, dat daaraan ook nu geen
al te groote waarde wordt gehecht.
Mais heeft in den loop der week eindelijk den invloed der
vaste markt voor broodgraan ondervonden, ondanks zeer
groote hoeveelheden, die vooral van Argentinië naar Europn
onderweg zijn, en ook deze week weder werden verladen.
Wel waren de Argentijnsche verschepingen ditmaal wat
kleiner, doch de aanvoeren in Argentijnsche havens bleven
zeer ruim, en zeker kan nog geruimen tijd veel mais van
Argentinië worden verwacht. Toch trad in het begin der
week prijsverbetering voor alle maïssoorten in, en in En-
geland werden voor spoedige Platamaïs betere prijzen be-
taald, terwijl ook voor latere af lading de prijs steeg. Daar-
bij werd een groote omzet bereikt, w’at van de vastelandsche
markten niet kan worden gezegd. Nederland kocht twee
25 Juni 1924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
575
stoomencie ladingen Roemeensche en Platamaïs en ook in
parcels werd de algemeene prijsstijging gevolgd. De omset
was echter de meeste dagen niet groot, en voor stoomende
Rpeineensche mais bleef de vraag beperkt. Ook voor de
voorraden, die zich reeds in Nederland bevinden, nam de
Uelangstelling nauwelijks toe, en toen de laatste dagen de
vaste stemming weder verdween, varen van cle houders van
stoomende en aangekomen mais velen reeds daclelijk weder bereid, met cle prijzen van vSÔr do verhooging genoegen te
ilenien. Te meer was dit het geval, omdat ook nog ede
onverkochte, reeds
iii.
Europeesche wateren aangekomen
lading Donaumals naar Nederland werd gedirigeerd. De
vcoruitzicliten voor den Roemeenschen ma.ïsoogst, clie van
de droogte nog nauwelijks geleden had, zijn sedert den regen
zeer bevredigend terwijl bovendien de verschepingen van
Roemenië de laatste week weder toenamen. De maïsmarkt
in Noord-Amerika was bijna de geheele week zeer vast
wegens onguustige vooruitzichten en de gebleken nood-
zakelijkheid van omvangrijker nieuwen uitzaai. Later trad
echter ook hiervoor eeue verbetering in, die de stemming
eenigszins deed omslaan. Daarna werd de markt echter we:ler vast en op 23 Juni sloot Chicago voor Juli-ma.is
51% cent en voor September
41%
cent per 56 Jbs. hooger dan
op den iGden. Sedert het begin der maand is dit nu reeds
eene verhooging van ruim 11 cent, of ongeveer 15 pOt.
Zaken in Noord-Arnerikaansche rnaïs naar Europa kwamen
ook deze week weder niet voor, doch de prijsbeweging te Chicago heeft ook voor Mais in Argentinië haren invloed
doen gevoelen. Op 18 Juni was daar ook maïs plotseling
veel hooger. De prijsverhooging ging echter bij cle later in-
getreden flauwere stemming grootendeels verloren, doch ten
slotte bleef nog eene prijsverhooging aan de Argentijnsehe
termijnmarkten van 15 h 20 centavos per 100 KG. te
constateeren. De flauwere markt in Argentinië heeft ook
in Europa cle vaste stemming weder doen verclvijnen en in
Engeland was maIs op 23 Juni lager. Voor spoedige Plato-
niaïs op Londen geldt dit echter niet en daarvoor wordt
een belangrijke premie betaald.
In gerst blijft het aanbod beperkt. Vooral van den
i)onau en uit Rusland wordt zeer weinig aangeboden, ter-
wijl in Roemenië de vooruitzichten van cle nieuwe gerst slecht schijnen te zijn. Engeland kocht geregeld Britsch-
Indische gerst en deed ook enkele zaken van Noorcl-Amn-
rika, of schoon de daar ook voor gerst ingetreden prijsstij-
ging den omzet belemmerde. In Nederland werden nu en
dan zaken gedaan in stoomende Roemeensche partijen, tot langzaam stijgenden prijs, en aankomende Amerikaansche
en Russische gerst vond daar gemakkelijk koopers. Nieu-
we zaken van Amerika kwamen echter nauwelijks tot stand,
clodh nu voor gerst vraag en aanbod zeer goed, met elkaar
in evenwicht zijn, mag wel worden verwacht, dat spoedig
van Noord-Amerika weder gerstzaken naar Nederland mo-
gelijk zullen zijn. Naar Duitschland werden dezer dagen
reeds weder zaken afgesloten.
Ook voor haver was in het begin der week de markt in
Engeland beter. Vrij geregeld werd. Platahaver verhandeld,
waarvan den laatsten tijd de verschepiugen trouwens af-
nemen, tegenover eene vermeerdering in de aflading van
Canadeesche soorten. Ook het vasteland toont meer belang-
stelling voor haver, en van Canada konden daarheen her-
haaldelijk zaken worden gedaan.
SUIKER.
NOTEERINGEN.
Londen
‘ew York.
Amster WhtteJava’s
1
Cuba’s
96pCt.
Data
damperlTates
I
f.o.b. per
96 pCt. c.z.f.
Centri-
Aug.
Cubes
No.
‘
Juni/Juli
Juni/Juli
fugals
h.
lSh.
Sh.
$ ets.
20 Juni’24 f24
11
/16
41/3
21
1
6
19/3
5,28
13 ,,
1
24 ,,23?/
40(9
1916
1719
5,02
20 Juni’23
,,305
1
6513
2319
24/_
7,28
20 Juni’22 ,24M
5519
19/9
1616
4,79
4 Juli ’14
111118/2
181-
–
–
3,26
Ook in het begin van deze verslagweek opende de markt
in Amerika weer op hoogere noteeringen dan bij het
slot der vorige week. Dinsdag echter waren de noteeringen
op het oude niveau gedaald, waarna prijzen met eenige
fluctuatie veer vat aantrokken.
Spot Centr. kwamen van 5.15 op 5.28, terwijl op de
termijnmarkt de openings- en slotnoteeringen met het daar-
tusschen liggende laagste punt als volgt waren:
Juli …………3,52/3,40/3,42
September ……3,70/3,58/3,62
December ……..
3,60/3,46/3,5 1
Maart ………..
3,38/3,25/3,29
De verbetering der stemming is het gevolg van meerdere
belangstelling voor prompte suiker van de zijde der con-
sumtie en raffinadeurs. Alle Cubasuiker voor prompten
en Juli afscheep werd dan ook opgenomen tot prijzen
liggende tusschen 3
1
18
en 3 $c., waarna verkoopers
hunnen prijs op
/8
$c. stelden.
De ontvangsten in de Atlantische havens der V. S. be-
droegen 77.000 tons, de versmeltingen 78.000 tons en de
voorraden 248.000 tons.
De C uh a statistiek is als volgt:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten 14Juni’24
33.279
30.894
59.708
Tot. sedert 1Dec. ’23_14 Juni’24 3.239.949 3.120.699 3.044.950
Werkende fabrieken
10
9
29
‘Weekexport 7 Juni’24 .
47.447
66.129
93.684
Tot, sedert 1 Fan.’24_14 Juni’24 2.353.941 2.495.602 2.086.156
Totale voorraad op 14 Juni ’24 886.008 625.997 986.095
Op 20 Juni was de productie op Cuba volgens Willett
4.001.000 tons tegen 3.565.222 tons verleden jaar.
In Engel and verhoogden Raffinadeurs deze week hunne
prijzen voor alle posities met 6 d.
De Board of Trade statistiek over Mei geeft de volgende
cijfers te zien:
Mei
Jan.jMei
1924
1923
1924
1923
Tons
Tons
Tons
Tons
Import Riet ……..110.481 143.133 615.073 537.934
Geraffineerd .
97.223
61.083 265.822 180.442
Totaal …………..207.704 204.216 880.895 718.376
Voorraad in Entrepot 334.750 287.050
–
–
,,
in Raffinader.
54.050
55.200
–
–
Opbrengst
,,
110.710 .83.671 384.796 394.597
Tot. binnenl. verbruik 205.850 142.823 620.806 614.298
Totalç export
5.974
10.755
28.966
26.190
Voo.rr. op 30 April
1924
f
410.400
1923
f
297.700
31 Mei
388.800
‘ 342.250
De groote afleveringen in Mei van dit jaar met 205.800
tons (tegen 142.800 tons verleden jaar) zijn het gevolg der
kleine afleveringen in April 1924, doch aangezien de
importen met 207.700 tons (tegen 204.200 tons verleden
jaar) ook groot zijn, zijn de voorraden op hetzelfde niveau
gebleven met 388.800 tons (tegen 342.200 tons verleden jaar).
De zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:
1924
1923
1922
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 Mei ’24 …….599.000 703.000 424.000
Tsjechoslowakije 1 Juni 24..
173.000 147.000 128.000
Frankrijk 1 Mei ’24 …….110.000
114.000
90.000
Nederland 1 Mei ’24 ………86.000
126.000
152.000
België 1 Mei ’24 …………53.000
50.000
55.000
Gr.’Brittanië en lan. 1Juni’24 402.000 352.000 338.000
Totaal (Europa). 1.423.000 1.492.000 1.187.000
Atlant. havens V.S. 18 Juni ’24 248.000 181.000 210.000
Cuba 14 Juni’24 …………886.000 626.000 986.000
Totaal .. 2.557.000 2.299.000 2.383.000
Op Java was het evenement van de week dat de
V. 1. S. P. ca.
ly
4
millioen ditjarige suiker Augustus/Sep.
tember/October levering verkocht tot f
13,- en
f
133.(
voor Superieur en
f
12 voor No. 16 en hooger, terwijl
voor eene kleine post Muscovados
f
12y
4
werd bedongen.
Britsch-Indië interesseerde zich meer voor witte Java-
suiker en trad als kooper op.
Hier te lande: werd de marktstemming bijna geheel
beïnvloed door die te New York. Bij opening noteerde Juni
f
25,-, Augustds / 23K en December
f
21(, welke ter
–
mijnen respectievelijk totf 26,-,f 24V
4
en /22
1
/
8
opliepen.
Ook de af doeningen ‘op Java door de V. 1. S. P. waren
aanleiding tot deze verbetering. De markt sloot vast met
/ 25% geboden voor Juni en afdoeningen tot
f
249f voor
Augustus en
f
22X voor December. De omzet bedroeg
ongeveer 6000 tons.
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 18 Juni 1924.
Sedert de publicatie van ons vorig bericht dd. 4 dezef,
zijn prijzen van Amenikaansche katoen ongeveer een penny
per 1h. gedaald, voornamelijk een gevolg van de betere
veerberichten. De ontvangsten in de havens bedragen
1.000.000 balen meer dan verleden jaar; Groot-Brittannië
heeft 370.000 balen meer afgenomen on het Continent
552.700. De oogstberichten uit Egypte luiden eveneens
gunstig en doen een grootere oogst dan verleden jaar ver-
wachten.
576
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Juni 1924
Spinners van Amerikaansehe gal-ens zijn na de Pink-
stervacantie weer aan het werk gegaan. Hoewel de vraag
gisteren nog gering was zijn er door sommige fabrieken
toch wel belangrijke orders geboekt; speciaal voor het bin-
nenlaiicl, ofschoon mcii wel belangrijke prijscoucessies
moest doen. Voor Madras zijn zaken gedaan in 60cr Ame-
ricmi
ring,
doch vele biedingen werden afgewezen. Voor
getwijnde garens bestond weinig belangstelling, terwijl ook
Eg. garens, zoowol twist als wel t, weinig gevraagd waren en hierin niet veel gedaan is. In getw’ijnde garens zijn hier
en daar kleine partijtjes geboekt, zoowel plain als gassed,
doch ook deze zaken waren slechts van geringe beteekenis.
De cijfers van de Board of Trade over Mei wijzen weer
groote uitvoeren van katoenen garens naar Duitschiand
aan namelijk 6.803.900 lbs. Dit cijfer bedraagt 4.195.000
lbs. meer dan verleden janr en 1.196.600 lbs meer dan in
April 1924. De uitvoeren naar Holland en Zwitserland zijn
ook grooter clan in 1923, terwijl die naar Indië belangrijk
lager zijn geworden.
in de cloekmarkt bestond na cle vacantie eenige belang
–
stelling van cle verschillende everzeesche markten. Biedin-
gen zijn echter over het algemeen veel te laag en dienen
waarschijnlijk meer om de markt te probeeren dan om
te tranhten tot zaken te komen. Noteeringen van falri-
kanten zijn slechts weinig veranderd en men is over het
algemeen niet geneigd concessies te doen. Onder deze om-
stanclighecien treedt geen enkele markt bijzonder op den
voorgrond. Er schijnt over het algemeen een gebrek aan goeleren te bestaan, doch consumenten zijn nog niet be-
reid voor nieuwe aanvoeren ,,replacing cost” te betalen.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands.)
20Juni
1924
12Juni
1924
6Juni
1924
20 Juni
1923
20Juni
1922
New York voor
Middhing …
29,65e 29,85e 29,40e 27,65e
23,30e
New Orleans
voor Middling
29,35 c
30,12 c
29,55 c
27,50e
22,75 c
Liverpool voor
Fy Middl. ..
17,49 d 17,64 d 17,80 d
16,19 d
13,65 d
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).
1 Aug. 23
Overeenkomstlge periode
tot
19Juni’24
1922-23
1921-22
Ontvangsten Gulf-Havens.
6.712
5.698 4
5.984 1
Ij
Atlant.Havens
)
Uitvoer naar Gr. Brittannië
L636,l
1.258,9
1.636
‘tVasteland.
3.845,7
3.299,2
3.913,6
Japan
….
580
Voorraden.
(In duizendtallen balen).
Overeenkomstig tijdstip
20 Juni24
1923
1922
328 335
772
Amerik. havens ……….
Binnenland …………….
302 363
569
61
83
206
New York
.
. .
…………..
105
75
175
New Orleans ……………..
Liverpool ……………….
214
205
540
KOFFIE.
(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, KolIf
t Vitknnip, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijdendijk.)
Noteeringen en voorraden.
Rio
1
Santos
Data
—
Voorraad
–
—
Voorraad
Wisselkoers
21 Juni 1924
291.000
26.225
1.351.000 29.000
6
8
/
32
14
,,
1924
322.000
25.475 1.313.000
28.500
6
1
/
82
7 Mei
1924
293.000
24.375 1.351.000 28.000
Gi
21 Juni 1923
854.000
18.925
1.059.000
1)
519/
33
Ontvangsten.
Rio
Santos
Data
Afgeloopen
ScdeT
47loopen
Sedert
iveek
1 Juli
week
1Juli
21 Juni 1924
57.000
3.522.000
177.000 10.034.000
21
,,
1923….
57.000
2.571.000
88.000 6.616.000
1)
Niet genoteerd.
RUBBER.
De stemming op de rubbermarkt bleef zeer kalm gedurende de afgeloopen week.
De prijzen ondervonden nagenoeg geen schommelingen.
J)e slotnoteeringen luiden iets lager dan de voorafgaande
week:
einde voorafgaande week:
Prima Crêpe
Juni
57
ct .
…………. 57Xet.
Juli/Sept. 56J
,.
…………. 58
Oct./Dec.
57
,.
…………. 581/
2
Smoked Sheets Juni
54
… ………….
55
Juli/Sept. 56
31
………….57
Oct./Dee.
59
,.
…………. GO
24 Juni 1924.
COPRA.
De markt was deze week zeer vast gestemd en door con-
sumenten werden groote posten uit cle markt genomen. Het slot is vast.
De noteeringen zijn:
Nederl.-Ind. f.m.s. Mei afiading
fi
3334
Juni
,, 32
7/
Juli
,,
,, 32
Is
Aug.
323
23 Juni 1924.
STEENKOLEN.
Sinds ons laatste bericht is cle industrieee vrede in de
kolenmijnen in Engeland tot geruimen tijd in het volgend
jaar hersteld en cle prijzen zijn als gevolg daarvan en
mede door afwezigheid van eenige vraag van Duitsche zijde
voortgegaan te dalen.
Op het oogenblik van schrijven zijn de noteeringen iets
vaster geworden. De daling, waarvan onderstaande cijfers
getuigenis afleggen, schijnt dus op het oogenblik tot stil-
stand te zijn gekomen.
In Westfaien blijven de prijzen constant.
De prijzen zijn als volgt:
Northumberlanci ongezeef cle —————-
f
13,25
Durilam ongezeefde …………………… –14,25
Cardilf ongezeef cle ————————-,, 16,75
Schotsdhe gezeef de …………………….. –13,-
Yorkshire gewasschen Doubles ………….. –16,-
Westfaalsche vetförder …………………. –17,25
Westfaalsehe vetstukken ……………….. –19,25
Westfaalselie snieenootjes ——————-,, 18,25
Westfaalsche gasvlamförcler ……………. –17,25
Westfaalsche gietcokes …………………. –23,75
alles per ton van 1000 KG. franco station Rotterdam/Am-
sterclam.
lIarkt prijshoudend.
24 Juni 1924.
VERKEERSWEZEN.
GRAAN.
Data
Petro rad
onden
/R’dam
Odessa
Rotter
dam
Ati. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo.
Rotter-
Bristol
Rotter-
—
Enge-
dam
kanaal
dam
land
16-21 Juni 1924
–
12/8
2
141
1
–
24/7
24/7
10-14
,,
1924
–
1313
2
141′
–
2517
25/7
18-23 Juni 1923
–
16/6
2
2.40
8
–
2313
23/3
19-24 Juni 1922
–
–
131′
4/_
25/_
25/9
Juli 1914
11 d.
7/3
1/1134
1/1134
12/_
121_
KOLEN.
Data
Cardiff
Oostk. Engeland
Bordeaux
Genua
Port Said
14a”ta
dam
Rotter-IGothen.
burg
16-21 Juni ’24
5/_
9111
12/10k 13/_
4/3
61…
10-14
,,
’24
5/-
9110
12/10I 13/7w
3/9 7/3
18-23 Juni ’23
61_
10/_
10/613/_
51134
516
19-24 Juni ’22
5/9
10/3
l3/_
1
14/_
5/4
7/
Juli 1914
Ir. 7,—
71- 7/3
14/6
3/2
4/_
D a
2
West
West
stock
West
Europa Europa
West
Europa
(d.w.)
(r
ij
st)
Europa
(salpeter)
16-21 Juni
1924..
25/_
28/9
251..
29/2
10-14
,,
1924..
251_
2819
31/_
29/2
18-23 Juni
1923..
2619
J2/6
35/
3716
19-24 Juni
1922..
17/_
26/_
35/_ 30/_
Juli
1914..
14/6 16/3
25/_ 22/3
1)
Am. cents per 100 lbs.
9)
Per ton d.w.
3
)$ per ton kolen