Ga direct naar de content

Zuid-Korea en de rol van regio’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 9 2000

Zuid-Korea en de rol van regio’s
Aute ur(s ):
Hassink, R. (auteur)
Werkzaam b ij Technopolis, Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4242, pagina 112, 11 februari 2000 (datum)
Rubrie k :
Beleid Wereldw ijd
Tre fw oord(e n):
innovatie

Zuid-Korea wordt in de internationale literatuur en media niet afgeschilderd als een voorbeeld van innovatiebeleid. De Zuid-Koreaanse
regering wordt vaak verweten alleen de technologische ontwikkeling van grote conglomeraten (chaebol), zoals Hyundai, te
ondersteunen en innovatie in en diffusie van innovaties naar het midden- en kleinbedrijf (mkb) te verwaarlozen.
Sinds het midden van de jaren negentig is er meer aandacht gekomen voor de diffusie van nieuwe technologie naar het mkb. Het
beleidszwaartepunt is geleidelijk verschoven van technologie- naar innovatiebeleid, om twee redenen. Ten eerste leidde het op de
chaebol gerichte technologiebeleid er toe dat de innovativiteit van het mkb, dat in toenemende mate uit toeleveranciers voor de chaebol
en in uiterst geringe mate uit zelfstandige starters bestond, gering was. Ten tweede werd de innovativiteit van het mkb door de chaebol
nauwelijks ondersteund: op wederzijdse technologische stimulering georiënteerde netwerken tussen grote bedrijven en het mkb, zoals in
Japan, waren in Zuid-Korea nauwelijks te vinden. De economie was afhankelijk van technologisch hoogwaardige toeleveranciers uit het
buitenland, met name uit Japan.
De noodzaak voor het stimuleren van de innovativiteit van het mkb is sinds de economische crisis van november 1997 alleen maar groter
geworden. De crisis heeft er toe geleid dat de chaebol vele concern-onderdelen afstoten die niet tot hun kernactiviteiten behoren, meer
taken aan het mkb uitbesteden en technologische samenwerkingsverbanden met onderzoeksinstituten, universiteiten en het mkb
opzetten. Het technologisch en concurrerend vermogen van het mkb speelt daarbij een vitale rol.
Er zijn vele instituties en initiatieven ontwikkeld om de innovativiteit van het mkb in Zuid-Korea te ondersteunen. Zo is er naast de al
langer bestaande Small Medium Industry Promotion Corporation nu de Small & Medium Business Administration. Beide organisaties
bestaan uit een hoofdkantoor en elf bureaus in de regio’s. In de regionale bureaus werken onder andere technologisch adviseurs, die het
mkb adviseren of doorverwijzen naar andere organisaties in de regio. Naast deze algemene organisaties heeft de regering een netwerk
van 37 technologie- en branchespecifieke Regional Research Centers (regionale onderzoekscentra) in het leven geroepen. Deze zijn aan
universiteiten verbonden en moeten de samenwerking met het mkb in de regio bevorderen. Een recent stimuleringsprogramma, het
industry-university-government research institute-consortium, zorgt voor de financiële ondersteuning van die samenwerking. Tenslotte
zijn recentelijk zes ‘technoparks’ geselecteerd voor langdurige financiële ondersteuning van de overheid. Die technoparks moeten plaats
gaan bieden aan onderzoeks- en ontwikkelingscentra van chaebol, high-tech starters en publieke onderzoekscentra.
Aangezien een systematische evaluatie van deze initiatieven nog niet heeft plaatsgevonden, wordt de kracht van het innovatiebeleid
uiteenlopend beoordeeld 1. Een onlangs gehouden enquête onder het mkb toont echter dat het aandeel van het mkb dat met
universiteiten innovatieprojecten uitvoert tussen 1995 en 1997 spectaculair gestegen is: van 12,8 tot 28,0 procent 2. Met name de
regionale onderzoekscentra en de consortia zouden aan deze stijging kunnen hebben bijgedragen. Voor verbetering vatbaar is evenwel
de geringe stem die het mkb zelf in de door de centrale overheid opgerichte intermediaire instellingen heeft. Ook is de gewenste sterkere
rol van regio’s in het innovatiebeleid nog onvoldoende gerealiseerd. De provincies zijn door decentralisatie van besluitvorming
weliswaar actiever bij het beleid betrokken dan voorheen, maar dit uit zich slechts in het co-financieren van initiatieven die op nationaal
niveau bedacht worden. Alleen grote en financieel krachtige provincies, zoals Kyonggi (rond Seoul), hebben zelf initiatieven in het leven
kunnen roepen, zoals de Kyonggi Small Business Foundation.
Een belangrijk nadeel van dit type innovatiebeleid is dat de meeste beleidsmaatregelen te homogeen zijn. Ze sluiten onvoldoende aan op
de variërende behoeften van het mkb in de regio’s. Bovendien zijn er door de verticale administratie horizontale coördinatieproblemen op
regionaal niveau. De arbeidsverdeling
tussen de verschillende bureaus in de regio’s is onduidelijk. Het gevolg is een gefragmenteerde en overlappende infrastructuur, die de
betiteling innovatiesysteem nauwelijks verdient.
Zelforganiserend vermogen van de regio’s dat de coördinatie, efficiëntie en overzichtelijkheid van het innovatiebeleid ten goede komt,
ontbreekt ook in Nederland. In Zuid-Korea vullen de regionale onderzoekscentra een lacune in het intermediaire landschap tussen
algemene adviesinstellingen en het toegepaste kennisaanbod aan universiteiten en onderzoeksinstituten. Met de formule van deze
centra hebben de Zuid-Koreaanse beleidsmakers een belangrijke stap gezet in het toegankelijker maken van universitaire apparatuur en
kennis voor het mkb in de regio, een stap die ook in Nederland gezet zou moeten worden.

1 S. Chung, Korean innovation policies for small and medium-sized enterprises, Science and Public Policy, 1999, blz. 70-82.
2 Zie bijvoorbeeld L. Kim & J.B. Nugent, The Republic of Korea’s small and medium-size enterprises and their support systems, Policy
research working paper 1404, The World Bank, 1994, en L -J. Cho & Y-H. Kim (red.), Korea’s choices in emerging global competition and
cooperation, Korea Development Institute, Seoul, 1998.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur