Deze maand ontspon zich een ingewikkeld debat in de Tweede Kamer over de zogenoemde ‘raffinageroute’ en de daarbij behorende ‘correctiefactor’. Dit draait allemaal om de inzet van groene waterstof. De industrie wil waterstof graag inzetten in de raffinage op weg naar vergroening en CO2-besparing. Het ministerie van Infrastructuur en Water is echter bevreesd dat er dan te weinig waterstof beschikbaar komt voor de mobiliteitssector en heeft daarom een correctiefactor geïntroduceerd zodat de waterstof in de raffinage maar beperkt kan meetellen voor de CO2-reductie. De Kamer verzet zich tegen deze correctiefactor, en dat lijkt vanuit het totaal van de energietransitie ook geheel terecht: er moet gekozen worden.
Transitie vergt stevige keuzes
Nederland staat in de energietransitie voor een enorme opgave. Dat bleek maar weer eens uit het recente rapport van het Interdepartementale Beleidsonderzoek Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur (IBO, 2025). Om die infrastructuur passend te maken voor een energiesysteem dat in hoofdzaak op elektriciteit draait is tot 2040 bijna 200 miljard euro nodig. Dat is niet alleen veel geld, maar daarachter speelt ook een enorme vraag naar materialen en menskracht. De netbeheerders strooien met imposante cijfers over het aantal kilometers koperleidingen, transformatorhuisjes en onderstations die nodig zijn, plus de vakkrachten die ze voor de aanleg nodig hebben. Menskracht is de komende decennia misschien nog wel schaarser dan geld. We leiden al jaren te weinig technisch geschoolde mensen op, terwijl die de komende decennia in grote getale nodig zijn. De dubbele vergrijzing laat het aanbod van werk ook nog eens dalen, en de vraag naar personeel in de zorgsector enorm toenemen.
De denktank DenkWerk heeft in het rapport Kiezen en Delen op een rijtje gezet hoeveel menskracht en publieke middelen er extra nodig zijn om alle maatschappelijke ambities van Nederland waar te kunnen maken (DenkWerk, 2025). De conclusies uit dat overzicht zijn glashelder: niet alles kan, er zijn stevige keuzes nodig.
Dat er keuzes nodig zijn, geldt bij uitstek voor de energietransitie. Het vorige kabinet concludeerde al dat er maar heel weinig tijd was om Nederland conform het akkoord van Parijs in 2050 klimaatneutraal te krijgen, en dat daarvoor het elektriciteitssysteem in 2035 al CO2 neutraal zou moeten zijn. Het toenmalige kabinet vertroebelde die ambitie echter meteen door ook te stellen dat er in 2035 twee nieuwe kerncentrales zouden gaan draaien. Iedereen met een beetje verstand van zaken wist dat dat onmogelijk was, en het huidige kabinet heeft dat inmiddels ook erkend. Maar ondertussen is onduidelijk hoe dat elektriciteitssysteem dan in eerste instantie zonder kerncentrales adequaat kan draaien. Over het organiseren van langdurige opslag of het financieren van schaarse tijdvakken van regelbaar vermogen is nog weinig nagedacht.
Regierol veronachtzaamd
De overheid heeft een belangrijke regierol in de energietransitie en lijkt zich daar zwaar aan te vertillen. De wetgeving rond energie, waaronder warmte, hobbelt achter de feiten aan in plaats van richting te geven. De industrie vraagt zich inmiddels wanhopig af welke inzet de overheid kiest om de verduurzaming te faciliteren en/of mede te financieren. De partijen die wind op zee willen gaan uitnutten weten inmiddels ook niet meer waar ze aan toe zijn.
Ook overheidscapaciteit is eindig. Daarom lijkt het verstandig als de overheid zich richt op de eigen primaire verantwoordelijkheden, dat is de wetgeving op orde brengen zodat voluit ruimte wordt gegeven aan alle transitieprocessen, de infrastructuur op orde brengen, en waar mogelijk regie voeren op de synchroniciteit van de transitie, zodat vraag, aanbod en transport van energie gelijk op kunnen lopen op weg naar de nieuwe klimaatneutrale werkelijkheid. En natuurlijk het stikstofprobleem eindelijk eens oplossen.
Kies bij waterstof wel
Terug naar de correctiefactor en de raffinageroute. Duidelijker en duidelijker wordt dat de mobiliteitssector prima op elektriciteit kan draaien, zelfs het zware transport. Dan is het een onverantwoorde verspilling om twee nieuwe infrastructuren voor de mobiliteit in te richten, niet alleen een elektriciteitsinfrastructuur, maar ook nog een waterstofinfrastructuur rond het wegennet. Een heldere keuze om dat niet te doen geeft bovendien richting aan de auto- en transportindustrie, zodat ook daar niet nodeloos op een overbodige techniek wordt ingezet. Een duidelijk voorbeeld van zuinig omgaan met materialen en menskracht.
Een vergelijkbaar vraagstuk loopt ook voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Er ligt nog een veelheid aan opties en technieken op tafel, waarin lokale overheden en burgers de weg niet of nauwelijks kunnen vinden. Die onoverzichtelijkheid leidt vooral tot vertraging en uitstelgedrag. Reductie van het aantal opties helpt dan alle partijen om uiteindelijk aan de slag te gaan en tempo te maken. Sluit daarom ook voor de gebouwde omgeving de inzet van waterstof uit.
Maak in de gebouwde omgeving vooral gebruik van de mogelijkheid om lokale energiesystemen te bouwen, die de lokale opwek van energie optimaal kan benutten, zodat maar weinig beslag wordt gelegd op de capaciteit van de landelijke netten, en burgers en bedrijven een redelijke prijs kunnen krijgen voor de elektriciteit die ze op hun daken produceren. En vooral: probeer niet op tientallen plekken het wiel opnieuw uit te vinden, maar leer van de ervaringen elders, in Nederland, maar ook in het buitenland. Sommige landen zijn al aanzienlijk verder dan wij.
Houd het simpel, maak daarom stevige keuzes, anders gaat de energietransitie vastlopen in de modder van complexiteit en richtingloosheid.
Literatuur
IBO (2025) Interdepartementaal beleidsonderzoek bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur. Kamerstuk 07-03-2025.
DenkWerk (2025) Kiezen én delen. Rapport te vinden op www.denkwerk.online.
Auteur
Categorieën