Naar aanleiding van de discussie over een nationaal zorgfonds (zie hier, hier of hier), acht ik het verstandig om eens op een rijtje te zetten wat de verworvenheden zijn van het huidige zorgstelsel. Dit om kritiekpunten (die er ook zijn, zie hier) in perspectief te plaatsen. Hierbij zij aangetekend dat niet altijd een even strak causaal verband te leggen is. Een deel van de verbeteringen had waarschijnlijk ook kunnen worden bereikt zonder de stelselherziening.
1. Langdurige zorg waarvoor het is bedoeld
De AWBZ was ooit bedoeld als publieke voorziening voor onverzekerbare zorg, maar werd het vergaarbak van de zorg, met een enorm prijskaartje als gevolg. Nederland bleek koploper te zijn in het langdurig verblijf in instellingen. De kans dat een 65-plusser of in een instelling belandde was is in NL in 2012 bijna 2 keer zo groot als in DU en het VK. Voor verstandelijk-gehandicaptenzorg en de geestelijke gezondheidszorg gold iets soortgelijks. Onze verpleeghuizen waren duur. De drempel om deel te nemen aan publiek betaalde langdurige zorg was het laagst in NL, waardoor sprake was van overconsumptie. Het huidige beleid over langdurige zorg kent nog tal van gebreken, maar aan deze hoogst ongewenste situatie is een einde gekomen met een scheiding tussen onverzekerbare (Wet langdurige zorg) en verzekerbare (Zorgverzekeringswet) langdurige zorg, terug naar zoals het ooit bedoeld was.
2. Preferentiebeleid levert geld op
Een van de verdiensten van zorgverzekeraars is het preferentiebeleid. Zorgverzekeraars wijzen binnen een groep van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof een voorkeursmiddel aan, meestal het goedkoopste middel. De zorgverzekeraar vergoedt alleen dit middel, tenzij de arts vindt dat een ander middel medisch noodzakelijk is. Die grens vervaagt in de praktijk soms, maar dat dit beleid veel opgeleverd is niettemin helder. Volgens de NZa in de periode 2008-2013 zo’n 750 tot 900 miljoen, volgens het CPB zelfs een miljard per jaar. Het is moeilijk al deze baten aan het preferentiebeleid toe te kennen omdat er ook andere factoren zijn, maar toch.
3. Transparantie is vergroot
Uit de evaluatie van de Zorgverzekeringswet uit 2014 van KPMG Plexus blijkt dat transparantie in de zorg is toegenomen. Kwaliteitsindicatoren en kwaliteitsnormering van beroepsgroepen zijn toegenomen. Het Zorginstituut is opgericht. Het instituut beheert de site kiesbeter.nl, ziet toe op een verdere ontwikkeling van het meten van kwaliteit en heeft doorzettingsmacht indien de sector te traag handelt. Daarnaast hebben de door vele (terecht) gehate dbc’s en dot’s in ieder geval wel tot meer inzicht in besteding van middelen geleid dan vóór 2006, toen niemand enig idee had waar het geld naar toe ging in de ziekenhuiswereld. Het jaar 2015 was het jaar van de transparantie. Het is moeilijk te zeggen of dit nu zo’n succes was of niet (de evaluaties sommen vooral een lijst projecten of meningen op) en de wensenlijst voor de toekomst is lang, maar feit is dat voortgang is bereikt in de afgelopen tien jaar.
4. Vastgoed en ruimtegebruik in eigen beheer: tel uit je winst
In het vorige stelsel was de overheid verantwoordelijk voor het vastgoed. Het is illustratief om te zien wat er in een dergelijk geval gebeurt. Omdat instellingen niet zelf verantwoordelijk waren voor hun vastgoed, wachtten ze totdat ze aan de beurt waren voor nieuwbouw of verbouwing. Of zulks noodzakelijk was, deed er niet toe. Ook meer algemeen was een instelling niet verantwoordelijk voor het doelmatig omgaan met ruimte, omdat ruimtegebruik financieel niet pijn deed. Een grote winst van het nieuwe stelsel is dat dat nu wel het geval is. Vastgoed lijkt een suf onderwerp, maar in Duitsland slaagt een private speler als Röhn erin om publieke ziekenhuizen weer rendabel te maken, niet door betere zorg maar door beter omgaan met ruimte.
5. Wachttijden en –lijsten verbeterd
Verzekeraars en aanbieders zijn erin geslaagd voor de meeste aandoeningen relatief korte wachttijden en –lijsten te realiseren. Die trend was al ingezet voor het stelsel door de boter bij de vis maatregel van toenmalig minister Els Borst, maar dat beleid (zonder disciplinering van verzekeraars) leidde vooral tot overproductie. Het huidige stelsel bevat wel prikkels om wachttijden te beheersen zonder dat het tot overproductie hoeft te leiden.
6. Verrassing: zorg is toegankelijker geworden
Anders dan in de beeldvorming heerst: op diverse vlakken is de toegankelijkheid dankzij het stelsel verbeterd. Ten eerste is het onderscheid tussen publieke en private zorg verdwenen waardoor de risicoselectie, die de private markt vóór 2006 kenmerkte, grotendeels is verdwenen (en daarmee ook het stigma van de ziekenfondspatiënt). Ten tweede heeft er een herverdeling van ongezond naar gezond plaatsgevonden waardoor verzekeraars een betere prikkel hebben om zich te richten op chronisch zieken dan voorheen. Ten derde daalde de kosten van mensen die van een minimum moeten rondkomen met 100 euro per jaar (nominale premie met gemiddeld eigen risico minus zorgtoeslag). Ten vierde zijn er talloze (veelal stilzwijgende) pakketuitbreidingen geweest. Tot slot een nuancering, hoewel de wanbetalers zorgelijk stegen is het aantal het laatste jaar juist sterk gedaald.
7. Stelsel lokt innovatie uit
Tien jaar geleden zag de wereld er ongeveer zo uit: Een ziekenhuis had een vast budget, er was nauwelijks afstemming tussen onderdelen, geen prikkel om zuinig met ruimte en vastgoed om te gaan en de gemiddelde ziekenhuisdirecteur had geen idee hoe het geld precies werd besteed en waar verbeteringen in doelmatigheid mogelijk waren. Zelfstandige behandelcentra bestonden niet. Gezondheidscentra, anderhalvelijnszorg, ketenzorg, e-health of groepspraktijken waren er nauwelijks. De langdurige zorg bestond vooral uit mensen zo snel mogelijk in bejaardenhuizen of verpleeghuizen stoppen. Instellingen werden geprikkeld op maximaliseren van de input in plaats van het optimaliseren van de uitkomst. De focus op doelmatigheid en ondernemerschap leidt tot innovatie en nieuwe vormen van samenwerking.
Auteur
Categorieën