Ga direct naar de content

Winstmaximalisatie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 7 1995

Winstmaximalisatie
Winst is de motor waarop de kapitalistische economic draait. Een onderneming die geen of weinig
winst maakt, geniet weinig waardering en is in dit
bestel op termijn ten dode opgeschreven. De motor
begint op hogere toeren te draaien naarmate markten
zich uitbreiden, de afzetmogelijkheden zich vergroten en het aantal aanbieders navenant groeit. Grotere
markten vereisen dikwijls omvangrijkere investeringen, hetgeen, paradoxaal genoeg, een proces van uitsluiting op gang brengt. De ondernemingen die dergelijke investeringen niet meer op kunnen brengen,
zijn rijp voor overname of voor de sloop.
Ideaaltypisch kent de Westerse kapitalistische wereld een tweetal stelsels. De georienteerde markteconomie en markten waarop het vrijwel ongeclausuleerde recht van de sterksten geldt. De georienteerde
markteconomie heeft zich in volgroeide vorm kunnen ontwikkelen in West-Europa. De markten waarop het recht van de sterksten geldt, zijn met name tot
ontwikkeling gekomen in Engeland en de Verenigde
Staten (het Angelsaksische bestel). De macht van de
kapitaalverschaffers is in beide stelsels anders. In de
georienteerde markteconomie, in ons land wel de
overlegeconomie genoemd, is die macht sterk aan
banden gelegd. In ons bestel zijn het de organisaties
van werkgevers en werknemers die een overheersende invloed uitoefenen. De macht van het kapitaal is
gedifferentieerd en meestal beperkt. Aandeelhouders
hebben over het algemeen weinig in te brengen,
zeker als een onderneming redelijk tot goed loopt.
Banken hebben al iets meer te zeggen, met name als
zij een substantieel deel van de kredieten in een onderneming leveren. Wet- en regelgeving dragen er
evenwel toe bij dat de macht van de arbeid en het
management in vergelijking met die van het kapitaal
mondiaal vergeleken onevenredig groot is. Een vijandige overname is in onze contreien geen sinecure.
Wil een overname een goede kans van slagen hebben, dan is de instemming van management en vakbonden eigenlijk een vereiste. Zo niet, dan kiest men
voor een zeer problematische gang van zaken, ook
al zou een meerderheid van de aandeelhouders met
een dergelijke overname willen instemmen.
De gematigde invloed van kapitaalverschaffers
op de onderneming in de georienteerde markteconomie heeft er tot voor kort voor gezorgd dat winstmaximalisatie niet echt als de doelstelling van een
onderneming werd gezien. Een redelijke vergoeding
voor het management, de factoren kapitaal en arbeid, werd als voldoende ervaren. Gevolg van deze
strategic en structuur was: gematigde salarissen voor
het management, redelijke lonen en een goed stelsel
van sociale voorzieningen voor de factor arbeid en
een redelijk dividend voor de kapitaalverschaffers.
Daarenboven kon de continu’iteit van de onderneming op middellange en lange termijn alle aandacht
krijgen, maar lag ook steeds het gevaar van vervetting en bureaucratisering van de onderneming op de

ESB 7-6-1995

loer alsmede een ongebreidelde
groei van de werknemersverzorgingsarrangementen.
Het Angelsaksische stelsel daarentegen kent van oudsher een veel
grotere macht en invloed toe aan
de kapitaalverschaffer. De macht
van het management en de factor
arbeid is een stuk minder, met als
gevolg een sterke gerichtheid op
Winstmaximalisatie op de korte termijn, minder aandacht voor de continu’iteit van de onderneming op
middellange en lange termijn, hoge
salarissen voor het management
maar ook minder werkzekerheid en
een veel slechtere behandeling van
W.S.P. Fortuyn
de factor arbeid met name op het terrein van de secundaire arbeidsvoorwaarden en de sociale voorzieningen. Ondernemingen staan daardoor echter wel
scherper op de markt en vervetting en bureaucratic
worden eerder als problemen gesignaleerd.
De laatste twintig jaar vindt er een schoksgewijze
convergentie plaats tussen beide stelsels, in die zin
dat de georienteerde markteconomie steeds meer begint over te nemen van het Angelsaksische bestel. De
salarissen van het management zijn in veel gevallen
met een paar honderd procent omhoog gegaan, absolute koplopers in deze ontwikkelingen zijn voormalige staatsbedrijven. De voorzieningen voor de factor
arbeid zijn op vrijwel alle tereinen onder druk komen te staan en tal van verslechteringen zijn aangebracht. De macht van de factor kapitaal is nog steeds
beperkt, maar neemt toe en het recht van de aandeelhouder staat op het punt om ten gunste van zijn invloed te worden herzien. Veel ondernemingen zijn
inmiddels tot op het bot ontvet en het bureaucratieprobleem heeft de volledige aandacht.
Deze eenzijdige convergentie is het gevolg van
het steeds internationaler worden van de wereldeconomie en het feit dat met name de nieuwkomers, die
zich steeds sterker en heftiger roeren, geen enkele
boodschap lijken te hebben aan onze georienteerde
markteconomie. De winstgekte heeft nu ook op het
continent toegeslagen. Elk jaar worden de verwachtingen bijgesteld en de winstdoelstellingen opgeschroefd. De kapitalistische wereld is in een ware
‘ratrace’ verzeild geraakt om Winstmaximalisatie. De
vraag die zich nu laat stellen, is of daaraan geen grenzen zijn gesteld c.q. moeten worden gesteld. Willen
wij een economic en een daarvan afgeleide samenleving, waarin het hoogste doel is maximalisatie van de
winsten tot in het oneindige met alle, 66k negatieve,
gevolgen vandien of willen we dat toch anders? Of
kan deze vraag helemaal niet worden gesteld en hebben we ons uit te leveren aan dit blindwerkende systeem en de negatieve gevolgen daarvan gewoon te
aanvaarden? Kortom, voer voor politiek-economen.

527

Auteur