Ga direct naar de content

Winstdeling, aandelen en opties voor werknemers

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 23 1997

Winstdeling, aandelen en opties voor werknemers
Aute ur(s ):
Mol, R. (auteur)
Meihuizen, H.E. (auteur)
Poutsma, E. (auteur)
Roger Mol is verbonden aan het Nederlands Participatie Instituut, Hanne Meihuizen en Erik Poutsma zijn b eide universitair docent aan de Nijmegen Business
School.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4116, pagina 613, 13 augustus 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt, arbeid, beloning

Hoe vaak laten Nederlandse bedrijven hun werknemers mee-delen in de winst, in welke vorm doen ze dat en waarom?
Financiële werknemersparticipatie, dat is een beloning voor werknemers die afhankelijk is van het bedrijfsresultaat, heeft veel aandacht van media en
politiek gekregen. Twee ontwikkelingen gaven aanleiding tot deze aandacht. Ten eerste zijn door de extreme stijgingen van aandelenkoersen op de
beurs in Amsterdam de afgelopen jaren aandelen- en optieplannen met name voor topmanagers zeer lucratief gebleken. Aandeelhouders stellen nu
vragen bij de extreem hoge beloning van managers voor wat zij eenvoudigweg hun taak vinden: het maximaliseren van de ondernemingswaarde. Politici
zien inkomsten aan de loonbelastingkas voorbijgaan, doordat koerswinsten niet belast worden. Ten tweede stelt de commissie-Peters in haar rapport
Corporate Governance in Nederland, dat eind juni 1997 uitkwam, de verhoudingen tussen kapitaal, management en arbeid ter discussie. Financiële
werknemersparticipatie kan de belangen tussen deze partijen meer met elkaar in overeenstemming brengen.
Bij alle ophef over financiële werknemersparticipatie blijft onderbelicht op welke schaal het in Nederland voorkomt, en wat de verschillende functies van
resultaatafhankelijke beloning zijn. Dat wordt in dit artikel onderzocht.
Redenen
We richten ons op drie vormen van financiële werknemersparticipatie:
» winstdeling legt vast welke werknemers, wanneer, welk percentage van welke winst uitgekeerd krijgen;
» werknemersopties geven werk- nemers het recht om in een bepaalde periode tegen een bepaalde prijs een bepaalde hoeveelheid aandelen in de
onderneming waar zij werken te kopen;
» bij aandelenparticipatie bezitten werknemers individueel of collectief aandelen in de onderneming.
Deze vormen van financiële werknemersparticipatie hebben gemeen dat werknemers profiteren van financiële prestaties van hun onderneming. De ophef
over financiële werknemersparticipatie betreft voornamelijk de fiscale voordelen van deze beloningsvorm ten opzichte van looninkomen 1.
Er zijn echter meer redenen waarom financiële participatie aantrekkelijk kan zijn voor werknemers en hun bedrijf. De ‘agency’-theorie bijvoorbeeld zoekt de
aanleiding in de informatie-asymmetrie tussen aandeelhouders en werknemers van een onderneming 2. Aandeelhouders (principalen) stellen werknemers
(agenten) aan om zo te besturen dat de waarde van de ondernemingen wordt gemaximaliseerd. Indien het resultaat van de onderneming tegenvalt,
ontbreekt het de aandeelhouders aan informatie om met zekerheid te kunnen vaststellen of dit te wijten is aan externe ontwikkelingen, danwel aan gebrek
aan inzet van de werknemers om de waarde van de onderneming te maximaliseren. Om werknemers te motiveren waardemaximalisatie van de onderneming
na te streven, kunnen aandeelhouders werknemers belonen naar rato van de mate waarin het doel is gerealiseerd, dat wil zeggen naar rato van de
aandelenkoersstijging. Een sociologische verklaring is dat werknemers zich meer verbonden voelen met de onderneming waar zij werken wanneer zij delen
in de financiële risico’s. Werknemers in bezit van aandelen of werknemers- opties zouden daardoor minder snel hun werkgever verlaten 3.
Verder vormen werknemers bij werknemersaandelen en bij het uitoefenen van werknemersopties een vermogensbron die kan bijdragen in de financiering
van de onderneming. Tegelijkertijd zijn deze vormen voor werknemers een belegging waarvan ze het rendement zelf kunnen beïnvloeden.
Financiële werknemersparticipatie kan dus verschillende functies hebben: fiscaalvriendelijke beloning, bevordering van motivatie, betrokkenheid en
binding van werknemers, vermogensbron voor de onderneming en belegging voor werknemers. De beloningsfunctie komt het beste naar voren bij
personeelsopties, omdat hier het minste belasting over hoeft te worden betaald. De motivatiefunctie geldt voor alle vormen, maar het sterkst voor
aandelenparticipatie omdat werknemers hier niet alleen delen in de winst maar ook in het verlies. Voor versterkte binding zorgen opties en
aandelenparticipatie. Aandelenparticipatie en het uitoefenen van opties zorgen ook voor financiering van de onderneming. Bezien vanuit de werknemers
zijn opties een betere belegging dan aandelenparticipatie. Deze resultaten zijn samengevat in tabel 1.

Tabel 1. Verschillende regelingen voor financiële werknemersparticipatie en hun functies
winst
deling
beloning
motivatie
binding

M a

0
+
0

opties
AW b

+
+
+

aandelenpart.

+
+
+

+
++
+

financ
belegging

0
0

+
0

+
0

++

a. Management, b = Alle werknemers

Indien deze functies in praktijk tot hun recht komen dan kan financiële werknemersparticipatie de productiviteit van werknemers en de ondernemingen
vergroten. Aandeelhouders en de fiscus zijn dan eerder gebaat dan geschaad door financiële werknemersparticipatie.
Toepassing
In 1995 hebben de Nijmegen Business School en het Nederlands Participatie Instituut (NBS/NPI) in een telefonische enquête onder Nederlandse
ondernemingen met minstens tien werknemers gevraagd naar vormen en redenen voor toepassing van financiële werknemersparticipatie 4. De
toepassingsfrequenties in dit bestand staan in regel ‘NBS/NPI’ van tabel 2, samen met de hierboven beschreven effecten van werknemersparticipatie.

Tabel 2. Welke vormen van financiële werknemersparticipatie passen
bedrijven toe?
aantal
bedrijven

NBS/NPI
beursgen

401
144

enige
vorm

winst
deling

aandelen/opties
M
AW

% van totaal aantal bedrijven
31
27
3
69
24
55

1
10

Uit de enquête bleek dat 31% van alle ondernemingen in Nederland enige vorm van financiële werknemersparticipatie toepast. Dit betreft voor het
overgrote deel winstdeling, namelijk 27%. Werknemersaandelen- of -optieregelingen komen bij slechts 4 procent van de ondernemingen in Nederland
voor. De meest genoemde redenen voor toepassing zijn betrekken, belonen en motiveren van personeel.
Dat aandelen- en optieregelingen slechts een marginaal verschijnsel vormen in Nederland kan komen doordat ontbreken van beursnotering, waarbij
regelmatige koersvorming van aandelen zonder additionele kosten tot stand komt en aandelen vrij verhandelbaar zijn, toepassing van deze regelingen
ontmoedigen.
Daarom is het interessant om te onderzoeken of beursgenoteerde bedrijven vaker financiële werknemersparticipatie toepassen. Daartoe hebben wij
toepassing onderzocht van financiële werknemersparticipatie bij 144 aan de Amsterdam Exchanges genoteerde niet-financiële instellingen, op basis van
informatie in hun externe jaarverslagen over het jaar 1995 of 1995/96. In tegenstelling tot de NBS/NPI-studie maken wij onderscheid tussen
aandelenregelingen en optieregelingen.
Wanneer we de toepassingsfrequenties bij deze beursgenoteerde ondernemingen in de onderste regel van tabel 2 vergelijken met die van de NBS/NPIstudie, dan valt op dat beursgenoteerde ondernemingen ruim twee maal zo vaak een vorm van financiële werknemersparticipatie toepassen dan het
landelijk gemiddelde. Dit verschil schuilt voornamelijk in aandelen- en optieregelingen: 65% van de beursgenoteerde ondernemingen heeft zo’n regeling,
tegen 4% van alle Nederlandse bedrijven. Dit suggereert dat beursnotering een belangrijk obstakel voor aandelen- en optieregelingen wegneemt.
Kenmerken van bedrijven
Aangezien lang niet alle beursgenoteerde ondernemingen financiële werknemerspartipatie blijken toe te passen is het interessant te onderzoeken welke
ondernemingskenmerken de kans op toepassing vergroten. We onderscheiden zes kenmerken: groot, jong, kennisintensief, dienstverlendend,
arbeidsintensief en een sterke omzetgroei (zie tabel 3). Vervolgens kijken we of financiële werknemersparticipatie bij bedrijven met deze kenmerken vaker
voorkomt dan bij bedrijven zonder deze kenmerken.

Tabel 3. Regelingen voor financiële werknemersparticipatie naar soort
bedrijf
aantal
bedrijven

enige
vorm

winst
deling

optiesaandelenM
AW

% van totaal aantal bedrijven
144
69
24
51
10
Verschil tussen toepassingsfrequentie bij
ondernemingen met dit kenmerk en
toepassingsfrequentie in het gehele bestand
groot a
72
7
4
9
3
jong b
18
20
9
-7
29
kennisintensief c
20
7
4
-16
25
dienstverlenend d
71
7
7
3
4
arbeidsintensief e
72
0
1
-2
7
hoge omzetgroei f
72
12
9
10
1
Gehele bestand

a.
b.
c.
d.
e.
f.

part.

10

1
7
0
-3
-4
4

het aantal werknemers is hoger dan de mediaan van het bestand;
het bedrijf is opgericht na 1959;
op basis van de primaire activiteiten verwachten we dat kennis een relatief belangrijke productiefactor vormt;
de primaire activiteit valt onder dienstverlening;
de verhouding werknemers/vaste activa is hoger dan de mediaan van het bestand;
de relatieve omzetgroei over 1995 is hoger dan de mediaan van het bestand.

Dit blijkt bij ieder kenmerk het geval te zijn (de kolom ‘enige vorm’ in tabel 3). Vooral jonge bedrijven en bedrijven met een hoge omzetgroei passen vaker
dan gemiddeld financiële werknemersparticipatie toe, resp. 89 en 81%, in plaats van de gemiddelde 69%. Dat het verschil bij bedrijfsgrootte gering is komt
wellicht doordat bedrijven een flinke omvang moeten hebben voordat ze tot de beurs worden toegelaten. Verdere toename van de omvang vergroot de

kans op financiële werknemersparticipatie daarna nauwelijks.
De vier rechter kolommen onderscheiden de afzonderlijke vormen van financiële werknemersparticipatie. Hier valt op dat jonge en kennis- intensieve
ondernemingen optieregelingen ongeveer zes maal vaker toekennen aan het gehele personeel en dergelijke regelingen beduidend minder vaak reserveren
voor managers en staf dan andere ondernemingen. Mogelijke verklaringen voor deze verschillen zijn dat jonge ondernemingen positiever staan tegenover
moderne beloningsvormen. Verder zijn ondernemingen in opbouw en kennisintensieve ondernemingen mogelijk meer afhankelijk van moeilijk te monitoren
zaken als initiatief, creativiteit en inzet van hun werknemers, en daarom meer geneigd een beroep te doen op de motiverende en bindende werking van
financiële werknemersparticipatie.
Ondernemingen in de tertiaire sector passen vaker financiële werknemersparticipatie toe, maar de verschillen met de secundaire sector zijn niet groot. Bij
de meest arbeidsintensieve ondernemingen valt op dat zij werk- nemersopties ruim vier maal zo vaak toekennen aan het hele personeel en minder vaak
reserveren voor managers en staf dan minder arbeidsintensieve ondernemingen. Dit verschil in spreiding van de regelingen komt mogelijk doordat
arbeidsintensieve ondernemingen meer op hun werknemers zijn aangewezen en daardoor meer geneigd zijn aandacht te besteden aan het motiveren en
betrekken van al hun werknemers.
Tenslotte valt op dat alle vormen relatief vaker voorkomen bij ondernemingen met een relatief hoge omzetgroei. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn
dat deze regelingen bij ondernemingen met hoge groei uit beleggersoogpunt aantrekkelijk zijn voor de werknemers. Verder kunnen ondernemingen die
liquide middelen nodig hebben om groei te realiseren, uitgaven van liquide middelen aan salarissen en bonussen op korte termijn verminderen door hun
werknemers in aandelen en opties te belonen.
De laatste kolom van tabel 3 laat zien dat aandelenparticipatie slechts bij 10% van de ondernemingen voorkomt. Volwaardige aandelenparticipatie vormt
dus ook bij beursgenoteerde ondernemingen slechts een marginaal verschijnsel. Dit komt mogelijk doordat aandelenparticipatie van werknemers vergt dat
zij een gedeelte van hun financiële vermogen in de onderneming investeren en daarmee een deel van het financiële risico van de onderneming dragen. Bij
winstdeling en optieregelingen is het risico beperkt, doordat werknemers niet delen in verlies, maar bij aandelenparticipatie kan het vermogen van de
werknemer zwaar lijden onder koersdalingen.
Conclusies
Deze resultaten zijn in overeenstemming met de idee dat ondernemingen financiële werknemersparticipatie toepassen om verschillende redenen. Niet
alleen fiscaalvriendelijke beloning, maar ook het motiveren en betrekken van werknemers lijkt een belangrijke reden te zijn. De financieringsfunctie lijkt bij
de beursgenoteerde ondernemingen van ondergeschikt belang. Deze studie is niet geschikt om het belang van de beleggingsfunctie te toetsen, maar toch
vinden we voor deze functie enige steun.
Indien de overheid maatregelen neemt om een eind te maken aan de fiscaalvriendelijkheid van financiële werknemersparticipatie, dient ze daarom bedacht
te zijn op de effecten voor andere functies van financiële werknemersparticipatie. In Nederland blijken vooral jonge, groeiende, kennisintensieve
ondernemingen in de dienstverlenende sector financiële werknemersparticipatie toe te passen. Verregaande ontmoediging van financiële
werknemersparticipatie kan daarom de motivatie, betrokkenheid, binding en productiviteit van werknemers schaden in deze categorie van het Nederlandse
bedrijfsleven. Een dergelijke ontwikkeling is economisch en sociaal ongunstig voor ondernemingen, werknemers, aandeelhouders en overheid

1 Voor fiscale behandeling van de verschillende vormen van financiële werknemersparticipatie zie C.W.M. van Ballegooijen, N.C. van Alphen en H.
Regtering (red.), Handboek financiële participatie door werknemers, Kluwer, Deventer, 1996.
2 M. Jensen en W. Meckling, Theory of the firm: managerial behavior, agency costs and ownership structure, Journal of Financial Economics, oktober
1976, blz. 305-360.
3 P. Cressey en R. Williams, Participation in change; new technology and the role of employee involvement, European Foundation for the Improvement
of Living and Working Conditions, Dublin, 1990; M. Fogarty en M. White, Share schemes as workers see them, Policy Studies Institute, Londen, 1988; M.
Poole en G. Jenkins, The impact of economic democracy. Profit-sharing and employee-shareholding schemes, Routledge, Londen, 1990.
4 E. Poutsma en H. van den Tillaart, Financiële werknemersparticipatie in Nederland: tijd voor beleid!, Nederlands Participatie Instituut, Den Haag,
1996.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur