Ga direct naar de content

Wie is de beste?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 24 2003

Wie is de beste?
Aute ur(s ):
Kapteyn, Arie (auteur)
De auteur is directeur van het Lab or and Population Program van de RAND Corporation, Santa Monica ca. kapteyn@rand.org
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4417, pagina D17, 23 oktober 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
reactie

Ik houd van het maken van lijstjes. Na het lezen van de bijdragen van Kees van Paridon, Arnoud Boot en Eric van Damme is mijn lijstje
van landen met het beste en meest effectieve beleidsadvies: 1. VS, 2. VK, 3. Duitsland. Dit is ook de volgorde die je zou krijgen als de
landen zouden worden geordend naar de kwaliteit van het wetenschappelijk economisch onderzoek. Het is ook nog eens de rangorde die
je krijgt als we recente economische groei als maatstaf nemen. Het is verleidelijk hier een oorzakelijk verband achter te zoeken. Dat is
echter een twijfelachtige exercitie. Lange tijd na de oorlog was Duitsland het economische wonder (hoe lang lijkt dat niet geleden…),
terwijl de groei in de vs matig was en het Verenigd Koninkrijk alsmaar verder in het moeras zakte. Ook in deze inmiddels tamelijk grijze
oudheid was de volgorde van wetenschappelijke onderzoekskwaliteit al als hier beschreven. De praktijk van het economisch
beleidsadvies is ook al niet veel veranderd.
Gebruik van advies
Wat het beleid met beleidsadvies en beleidsonderzoek doet is moeilijk te meten en op zijn zachtst gezegd is het gebruik van advies nogal
heterogeen. Ik woon toevallig in een staat (de op vijf na grootste economie ter wereld volgens de media hier; Californiërs houden ook
van lijstjes) die net een ex-bodybuilder tot gouverneur heeft gekozen van wie weinig anders bekend is dan dat ‘ie niet van vrouwen kan
afblijven en zijn economische adviseurs de mond snoert zodra ze iets zeggen wat hem niet bevalt (zoals Warren Buffet overkwam). Ook
de regering Bush is niet altijd blij met advies dat wordt aangereikt, zoals de dagelijkse praktijk uitwijst. Kortom, ik zou niet al te vlug het
Amerikaanse model willen aanbevelen (niet dat Arnoud Boot dat doet overigens).
Van het stuk van Kees van Paridon leren we dat al te veel adviezen geen goed idee zijn. Daar komt bij, al zegt hij dat niet, dat de
zogenaamde wijzen nu ook weer niet onmiddellijk de internationaal meest bekende economen zijn. Ik geef toe dat dit een nogal
persoonlijk getint criterium is, maar als je advies van de beste mensen wilt, dan moet je eerst weten wie de beste mensen zijn. De enige
maatstaf die daarvoor bestaat is die van het forum van internationale wetenschap. Terecht wijst Arnoud Boot op de indrukwekkende
wetenschappelijke kwaliteit van vele van de Amerikaanse beleidsadviseurs.
Wijze lessen
Wat kunnen we van de drie landen leren?
Ten eerste: zoek alleen advies van internationaal gereputeerde economen; zij zijn degenen die de internationale kwaliteitstoets hebben
doorstaan.
Ten tweede: doe iets dergelijks met betrekking tot beleidsonderzoek. Het heeft me altijd getroffen hoe ongelooflijk veel inferieur
onderzoek er door ministeries in Nederland wordt uitgezet. Jan, Piet en Klaas die een bordje ‘onderzoeker’ op de deur spijkeren, krijgen
onderzoekopdrachten van de overheid. Het resultaat is vaak deerniswekkend. De overheid weet kennelijk gewoon niet wat ze inkoopt.
Dat brengt me ten derde tot de andere kant van de markt. Er zijn bij ministeries teveel mensen die niet de bagage hebben om onderzoek te
beoordelen en ook niet het instrumentarium om bijvoorbeeld anderen te laten helpen bij zulke beoordeling. Waarom is er niet veel meer
‘peer review’ en contra-expertise bij onderzoek? Als men Nederland te klein vindt voor zoiets, roep dan de hulp van buitenlanders in.
Met andere woorden: zet onderzoeks- en beleidsvragen uit op de internationale markt. Nederland is volstrekt niet uniek (het woord
‘polder’ kunnen zelfs Amerikanen uitspreken) en we kunnen heel wat leren van anderen.
Ten vijfde: integreer en evalueer onderzoeksuitkomsten. Vermijd de Duitse praktijk van advieswinkelen door regelmatig
onderzoeksuitkomsten op een gebied te laten samenvatten en evalueren. Dit zou kunnen gebeuren door gezaghebbende ad hoccommissies. Samenvattende publicaties van het type ‘learning what works’ zijn van onschatbare waarde als ze geschreven zijn door
onafhankelijke gezaghebbende mensen die weten waarover ze het hebben. Men zou een dergelijke praktijk kunnen institutionaliseren
zoals in de Amerikaanse National Research Council. Overigens: ook voor het bevolken van dergelijke ad hoc commissies dient slechts
één criterium te gelden: (internationaal) wetenschappelijk gezag.
Ten slotte: bestrijdt verbrokkeling. Onderzoek en beleidsadvies wordt in Nederland vaak op een slof en een oude voetbalschoen

gefinancierd. Men krijgt waarvoor men betaalt: kruimelwerk van verdachte kwaliteit. Nederland is rijk genoeg en heeft beleidsproblemen
genoeg (bijvoorbeeld de wao) om het de moeite waard te maken serieus onderzoek te doen en serieus advies te vragen, in plaats van de
kruimeltjes in de orde van enkele honderdduizenden euro’s. Goedkoop is duurkoop.
Arie Kapteyn*

Dossier: Beleidseconomie
R. Gerritse, J.W. Oosterwijk en M.A. Ruys: voorwoord Tussen al het geweld…
D.J. Kraann: Inleiding: Positieve economie en beleidseconomie
B.M.E. Geurts en S.E.P. Raes: De Januskop van de beleidseconomie
J.W.M. Mevissen: reactie Januskop of symbiose?
M.C.W. Janssen: reactie Een wetenschapper in de beleidswereld
J. van Sinderen: Het nieuwe strategische denken
T.R.P.J. Kroes: reactie Tussen droom en werkelijkheid
A.W.A. Boot: De Amerikaanse economische adviseurs
E.E.C. van Damme: London: the place to be?
C.W.A.M. van Paridon: Beleidsadvisering in Duitsland
A. Kapteyn: reactie Wie is de beste?
D.J. Wolfson: De rol van de planbureaus
F.J.H. Don: reactie De rol van het cpb
F.J.M. Crone: De hobbelige brug tussen politici en economen
H.A. Keuzenkamp en J.M. Pomp: De vuile markt voor contractonderzoek
B.M.E. Geurts en D. Kabel: reactie Vuile cocktail
P. Rietveld en E. Verhoef: Universiteiten in de markt
A.P. Ros: reactie: De praktijk is soms sterker dan de leer
M.R.P.M. Camps, L.B.J. van Geest en J.A. Vijlbrief: Beleidseconomie binnen de departementale muren
P.A. Donker van Heel: De onwelkome boodschap
S.G. van der Lecq: epiloog We moeten toch wat

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur