Ga direct naar de content

‘Wetenschappers zeggen wel dat multidisciplinair onderzoek heel belangrijk is, maar staan onvoldoende open voor de consequenties’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 15 2024

Berber Pas onderzoekt in Nijmegen de effecten van digitalisering, met de nadruk op de complexiteit bij realisatie en de (ongewenste) effecten. Alles efficiënter willen maken met apps en chats pakt voor de samenleving niet altijd even gunstig uit, en zeker niet voor iedereen.

Over de interviewreeks Economische invloeden

Dit interview is deel 13 van een reeks interviews die journalist Peter Olsthoorn onafhankelijk hield met economische wetenschappers voor het project De Uitdagingen van Transitie van de decanen economie en bedrijfskunde.

 

Bekijk hier de overzichtspagina.

Berber Pas is universitair hoofddocent Strategisch Management en Verantwoorde Digitalisering aan de Faculteit der Managementwetenschappen, Nijmegen School of Management van de Radboud Universiteit (RU). Ze is momenteel tevens programmadirecteur namens de Radboud Universiteit van Radboud Healthy Data – een 6-jarig programma met Radboudumc gericht op betere ontsluiting van gezondheidsdata voor AI-bouw en toepassingen in de zorg. Ze is tevens verbonden aan de Interdisciplinary Hub for Digitalization and Society (iHub), waar een scala aan geestes-, sociale -, technische – en natuurwetenschappers onderzoek verricht naar om dringende kwesties aangaande de toenemende digitalisering en dataficatie van wetenschap en maatschappij.

Profit without loss’ is een belangrijk uitgangspunt van de faculteit Managementwetenschappen bij de RU. Hoe kunnen we een economie en bedrijfsvoering veranderen waardoor winst als krachtige motor voor economische groei niet ten koste gaat van anderen, inclusief natuur? Hoe bereiken we een toekomst waarin winst verwijst naar vooruitgang in de samenleving in de brede zin van het woord, in plaats van alleen financieel gewin?

Foto: Wieteke van Pelt

Radboud was vroeger bekend als politiek meest linkse universiteit van Nederland en ook de op de onderzoekagenda van de business school en haar instituten is gericht op maatschappijkritiek en thema’s als gender, klimaat en kritiek op profit?

“De thema’s zijn juist gekozen om vragen te stellen bij de traditionele modellen en uitgangspunten die gericht zijn op alleen materiële winst. De ontwikkelingen in de maatschappij vragen daarom. Een digitale transitie werpt nieuwe uitdagingen op ten aanzien van democratie, autonomie, behoud van natuur en schaarse energie, om er maar een paar te noemen. Data en AI kunnen enerzijds bijdragen aan duurzame oplossingen, maar zonder constante kritische reflectie zelf de oorzaak zijn van tegengestelde ontwikkelingen.

We kijken bijvoorbeeld naar de effecten van de inzet van AI in organisaties op werkprocessen, hoe deze ‘governance praktijken’ verandert, zowel negatief als positief. Met alle aandacht en ontwikkeling die nu naar op kwantitatieve gegevens gestoelde AI gaat, willen we juist kwalitatieve door AI ondersteunde onderzoeksmethoden gebruiken en ontwikkelen. Die zijn nodig om de nuances, contexten en gevolgen beter te kunnen duiden.”

U stapte in 2007 over van een managementbaan bij de landelijke politie om een PhD te gaan doen in Nijmegen, na een zwangerschap. Waarom?

“Mijn PhD behelsde onderzoek naar de spanningen voor vrouwen met een volledige baan en druk moederschap. Al snel kwam ik in genderstudies terecht, meer sociologie, vervolgens in de filosofie. Het onderwerp was boeiend en leerzaam, maar kwam dichtbij want ik werd zelf moeder. Ik ben geswitcht naar het onderwerp ‘professionals en accountability’. Daar is digitalisering als specialisatie uit voortgevloeid omdat hoe we ons verantwoorden steeds meer via digitale systemen verloopt, al dan niet voor publiek zichtbaar.”

U bent dus bijna ‘van nature’ multidisciplinair. Wat is daar leuk en uitdagend aan?

“In het begin is dat moeilijk gezien de verschillen in methoden, uitgangspunten en vooral taal; bijvoorbeeld hoe stel je wetenschappelijke waarheid vast? Als je door die eerste fase heen bent, is multidisciplinaire samenwerking heel erg leuk. Multidisciplinair onderzoek is de toekomst van wetenschap, zeker aan business schools. Complexe maatschappelijke problemen vragen van verschillende disciplines over hun eigen heg te kijken voor gezamenlijke oplossingen.”

U begeleidt een paar onderzoeksprojecten zoals  de effecten van digitalisering op (para) medische consultatie (Digicon)’ en ‘digitale gegevens uitwisseling in de acute zorg’ (Up2Standards). Wat behelst dit?

“Het richt zich op de invloed van digitalisering op professionele praktijken, zoals die van revalidatieartsen en fysiotherapeuten (Digicon), maar ook van artsen op de eerste hulp en ambulance (Up2Standards).

De arts-patiënt verhouding lijkt subtiel te veranderen, als gevolg van de inzet van chat-achtige applicaties door artsen in contact met ouders van kinderen in een revalidatietraject. Er ontstaat tijdelijk een wat gelijkwaardiger relatie omdat de arts afhankelijker wordt van de ervaringen van ouders. Gevoel van wederkerigheid wordt zichtbaar als blijkt hoeveel tijd ouders inzetten, waardoor artsen zich verplicht kunnen op hun beurt ook uitgebreider  te reageren. Dat is mooi, maar wat betekent dit op termijn voor die artsen?”

Wat wilt u ermee bereiken?

“Het doel is om oplossingen te bieden die professionals kunnen ondersteunen bij het gebruik van digitale technologieën in de praktijk. We passen daarom kwalitatieve onderzoeksmethoden toe, zoals analyse van digitale interactie, interviews met behandelaars en observaties van het gebruik van digitale technieken in de praktijk. We weten onvoldoende over de interactie tussen arts en patiënt of verzorgende. Tegen de vele voordelen van een chat-inzet zoals minder reistijd, lagere drempel en grotere betrokkenheid, kan de technologie onbedoeld meer werk meebrengen.”

In het ‘Up2Standards’ project onderzoekt u samen met kennisinstituut Nictiz en de St. Maartenskliniek de uitwisseling van digitale patiëntgegevens tussen zorgaanbieders. Wat beoogt dit?

De vraag luidt: hoe pakt de digitalisering van uitwisseling van patiëntgegevens in de acute zorg uit in de praktijk, dus tussen ambulance, huisarts en eerste hulpafdeling.. Veel energie en geld gaan naar zaken als standaardisatie, maar wat is het effect op de werkprocessen? Hoe kun je daar in ontwerp en implementatie rekening mee gehouden?”

Er is ontzettend veel initiatief met digitale patiëntdossiers, zoals het programma MedMij voor individueel beheer van medische dossiers. Moet er nog meer bij?

“Inderdaad worden er technische en semantische standaarden ontwikkeld voor interoperabiliteit in uitgebreide programma’s, vaak zwaar gesubsidieerd. Die brengen theorie naar de praktijk. Onze partners in dit onderzoek, vooral Nictiz, zijn bij vele processen betrokken maar steunen toch onze praktische benadering in onderzoek.”

Is ander onderzoek dat u begeleidt, zoals onderzoek naar apps voor energiebesparing iets heel anders?

“Het uitgangspunt is hetzelfde als voor de patiëntdossiers: er is ontzettend veel digitale technologie ontwikkeld voor een effectiever en efficiënter omgang met schaarse middelen maar de vraag is wederom: in hoeverre helpt dat, en waar zit de grens en de keerzijdes? Hoe werkt dat in de praktijk? Hoe autonoom kunnen mensen er individueel mee omgaan, of overheerst sociale en maatschappelijke druk? Is toegang tot en het gebruik van zo’n Slimme Meter wel voor iedereen gelijk? Onderzoek laat nu zien dat deze digitalisering leidt tot meer energiearmoede bij precies de huishoudens waar de voordelen het hardst nodig zijn”

De rode draad in al dit onderzoek lijkt sceptische houding tegenover de aanname dat we van digitalisering een beter leven en werk krijgen. Moet het een tandje minder?

 “Alleen als we ook oog hebben voor de praktische uitwerking in al z’n facetten kunnen we het maatschappelijk optimaliseren, en voor zo veel mogelijk mensen. We moeten zonder vooroordeel de gewenste en ongewenste gevolgen onderzoeken, en de volgende generatie economen en bedrijfskundigen opleiden hoe ze data en digitale technologie verantwoord kunnen inzetten.”

Met diezelfde instelling onderzoekt u rating platforms in de zorgsector, zoals Zorgkaart Nederland, bedoeld voor ‘patient empowerment’. Wat vermoedt u?

“Hoe dergelijke online evaluaties de medische praktijk, zowel voor patiënt als arts, daadwerkelijk beïnvloeden is nog een groot vraagteken. De eerste voorzichtige verkenningen tonen dat openbare rating mechanismen voortbrengt die patiënten eerder benadelen dan hen beter informeren.”

De review-cultuur staat onder druk gezien de vele vormen van manipulatie met betaling voor positieve reviews en concurrenten die negatieve reviews plaatsen. Toch blijven ze invloedrijk. Moeten we er helemaal vanaf?

”Kan dat nog? Ik wil laten zien hoe het impliciet gevolgen heeft die niemand wil. Dat de patient juist verkeerd geïnformeerd wordt; dat de arts in moreel lastige situaties gemanoeuvreerd wordt en om de verkeerde redenen en wijze operaties gaat verrichten; dat de zorginstellingen vaker in juridische conflicten terechtkomen door online geventileerd ongenoegen en daar middelen op moeten inzetten die niet besteed worden aan goede zorg.” 

U bent heel breed geïnteresseerd, met alle voordelen voor de reikwijdte van onderzoeksvragen. Kan dit leiden tot het risico van oppervlakkigheid, te meer daar multidisciplinair onderzoek heldere methodologie ontbeert?

“Dat is waar. Veel van dit soort onderzoek komt voort uit belangrijke maatschappelijke vragen omtrent de invloed van digitalisering op het dagelijks bestaan. Het is niet zo dat multidisciplinair onderzoek geen heldere methodologie heeft; ze heeft er juist te veel die niet altijd op dezelfde epistemologische uitgangspunten gestoeld zijn. Maar dat is aan de onderzoekers om uit te vechten. Wel lastig is dat criteria voor financiering vaak vanuit één dominante discipline worden bepaald.

Bovendien: wetenschappers zeggen wel dat multidisciplinair onderzoek heel belangrijk is, maar vergeten soms dat dit noodzaakt tot oprechte en grondige interesse voor een andere aanpak en visie dan louter bouwen op onze eigen vertrouwde kennis. Eerst vragen stellen en luisteren, in plaats van de ander nog een keer uitleggen waarom wij gelijk hebben. We zijn wel gewoon mensen he.” 

In hoeverre hebben economische  wetenschappers de neiging vooral voor hun bekende gebaande paden in te slaan?

“Als programmadirecteur ervaar ik dat wetenschappers de bedrijfskundige vraagstukken zoals het goed implementeren van technologie, draagvlak en gedragsverandering creëren bij professionals, zien als iets vanzelfsprekends en terugvallen op achterhaalde gedachten als ‘een goed product of best practice verkoopt zichzelf’.

Vervolgens worstelen ze met complexe afwegingen van verschillende belangen en specifieke technische vraagstukken aangaande de oplossing. Het wordt fuzzy wat die best practice dan is en voor wie precies, hoe het ‘rendement’ te meten en men ervaart dat draagvlak niet statisch is. De bedrijfskundige en economische discipline beheerst een heel belangrijk aspect aangaande de digitale transitie en moet zich hard blijven maken hun toegevoegde waarde beter op de kaart te zetten bij bijvoorbeeld subsidieverstrekkers. Dat vereist dat het andere perspectief onderdeel wordt van de gevestigde orde.”

Business studies doen traditioneel vooral mannen. Wat merkt u van achterstelling van vrouwen, wat u bestudeerde in uw proefschrift?

“Vrouwen staan op achterstand als gevolg van grote en vooral kleine gewoonten. Dat betreft niet enkel verschillen in beloning voor gelijke arbeid en vertegenwoordiging in leidinggevende en bestuurlijke functies. Het zit ook in subtiele patronen. Een vrouw moet zich een aantal keer bewijzen, een man krijgt het voordeel van de twijfel…”

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie