Ga direct naar de content

Werken voor je eigen geld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 14 2005

Werken voor je eigen geld
Aute ur(s ):
Jasper Jorritsma
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4450, pagina 1, 14 januari 2005 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

De Verenigde Staten leven op te grote voet. De Amerikaanse bestedingen zijn groter dan de binnenlandse productie. Het verschil wordt
ge»mporteerd uit het buitenland in de vorm van grondstoffen en industrieproducten. Op termijn zullen de Amerikaanse handelspartners
die dollars weer besteden aan Amerikaanse goederen. Amerikanen zullen te zijner tijd harder moeten werken of minder moeten
consumeren dan ze nu doen om aan die vraag te voldoen. De andere optie is een depreciatie van de dollar zoals we die nu zien. Wat doet
de rest van de wereld in de tussentijd met zijn dollars? En, belangrijker, wat kan de rest van de wereld straks kopen met zijn dollars?
Aziatische landen stellen hun consumptie van Amerikaanse goederen momenteel uit om hun eigen productie te bevorderen. Aziatische
centrale banken houden dollars aan om de wisselkoers van hun eigen valuta laag te houden ten opzichte van de dollar. Hierdoor zijn hun
exporten relatief goedkoper en daarmee ondersteunen ze hun binnenlandse industrie. Daarnaast kopen ze met hun dollars Amerikaans
schatkistpapier om de Amerikaanse overheidstekorten te financieren.
Deze bron van financiering is niet onverdeeld in het Amerikaanse belang. Zo wijst Ronald McKinnon (2004) op het gevaar van een
versnelde de»ndustrialisatie. De dollars die de handelspartners van de vs verdienen met exporten naar de vs, zouden ze normaal
gesproken uitgeven aan Amerikaanse goederen. Tegenwoordig kopen ze er echter schatkistpapier voor en dat kost banen in de
Amerikaanse industrie. De verminderde buitenlandse vraag is het resultaat van een stijging in de binnenlandse vraag. De totale vraag
blijft gelijk, maar dit heeft wel gevolgen voor de relatieve vraag naar goederen en diensten. De excessieve binnenlandse vraag bestaat
voor een deel uit goederen en voor een deel uit diensten. Omdat de totale excessieve vraag wordt ge»mporteerd in de vorm van
goederen, is er minder behoefte aan binnenlands geproduceerde goederen en meer aan (binnenlands geproduceerde) diensten.
McKinnon onderkent dat het hier geen netto-banenverlies betreft. Banen die verloren gaan in de industrie, worden gecompenseerd door
nieuwe banen in de dienstensector. Uiteindelijk zal de rest van de wereld zijn dollars gaan uitgeven aan Amerikaanse verhandelbare
goederen. De banen in de industrie zouden dan weer terug moeten komen. De tussentijdse verschuiving van industrie naar diensten kan
echter blijvende langetermijngevolgen hebben voor de Amerikaanse productiviteit. De vs zouden de industrie nodig hebben om Europa
en de rest van de wereld technologisch voor te blijven.
Er zijn twee hypotheses die deze angst voeden. De eerste gaat uit van het contra-intu»tieve idee dat productiviteitsniveaus van diensten
over verschillende landen sneller convergeren dan van de industrie. De internationale verhandelbaarheid van diensten is kleiner dan die
van goederen en je zou dus verwachten dat productiviteitsniveaus in de industrie sneller convergeren door internationale concurrentie.
Bernard en Jones (1996) suggereerden echter dat de kennis over industrile processen door nationale specialisatie in bepaalde goederen
minder goed overdraagbaar is. Voor de periode van 1970 tot 1987 vonden ze hiervoor inderdaad empirisch bewijs. Goederen worden
verscheept, maar dienstverleners leren van elkaar. Deze theorie verklaart echter niet de recente verschillen in productiviteitsontwikkeling
tussen Europa en de vs, die juist worden veroorzaakt door dienstverlenende sectoren als communicatie, groothandel, detailhandel en
financile diensten.
De tweede hypothese die de versnelde de»ndustrialisering tot een probleem maakt, veronderstelt een positieve invloed van de industrie
op de productiviteit in de dienstensector. McKinnon voert zelf het idee van learning by doing aan: de in de industrie opgedane ervaring
verspreidt zich als productiviteitswinst over de rest van de economie. Minder industrie leidt tot een verminderde groei van de
productiviteit en de vs verliezen daarmee hun technologische leiderschap. Ervaring kan zich verspreiden doordat werknemers van de
industrie naar de dienstensector gaan, of doordat diensten door industrile bedrijven worden uitbesteed aan dienstverlenende bedrijven.
Een nuancering is hier op zijn plaats. De dienstensector heeft een positieve invloed op de productiviteit in de industrie door de
improductieve activiteiten van de industrie over te nemen (Wolf & Ten Raa, 1996). Het dienstverlenende bedrijf kan de taak weliswaar
productiever uitvoeren, maar de uitbestede taak hoeft niet productiever te zijn dan de andere activiteiten van de dienstverlener. De
dienstensector blijft zitten met de minder productieve activiteiten (Van Ark & De Jong, 2004). De industrie is zo de bron van
productiviteitsstijging in de dienstensector. Het is hiermee echter niet gezegd dat de totale productiviteit in de economie ook toeneemt.
Duidelijk is dat Azi met zijn Amerikaanse dollars niet alleen een gunstige wisselkoers en daarmee een goede concurrentiepositie voor zijn
exporten financiert, maar ook een versnelde de»ndustrialisering van de vs. Uiteindelijk gaat het om de vraag waar de rest van de wereld
straks zijn dollars aan uitgeeft. Als de Amerikanen geen verhandelbare goederen maken die de rest van de wereld wil hebben, zullen de
internationale dollarvoorraden niet aan schatkistpapier besteed blijven worden. Wellicht kan de Amerikaanse dienstensector meer
verhandelbare diensten verzinnen waar de rest van de wereld zijn dollars aan wil besteden. De Amerikanen zullen hun dollars op de een
of andere manier moeten terugverdienen.

Jasper Jorritsma
jasper.jorritsma@economie.nl
Literatuur
Ark, B. van & G. de Jong (2004) Productiviteit in dienstverlening. Stichting Management Studies, Den Haag.
Bernard, A.B. & C.I. Jones (1996) Comparing apples to oranges: productivity convergence and measurement across industries and
countries. American Economic Review, blz. 1216-1238.
McKinnon, R.I. (2004) Government deficits and the deindustrialization of America. The Economists’ Voice, 1, 3, Berkeley,
www.bepress.com/ev.
Wolff, E.N. & T. ten Raa (1996) Outsourcing of services and the productivity recovery in U.S. manufacturing in the 1980s. CentER
Discussion Paper, 9689, september.

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur