VS omhoog,
VK door dal
Hoewel recente cijfers een overwegend positief beeld schetsen over de
Amerikaanse economic, viel de definitieve groei over het laatste kwartaal van 1991 met 0,4% de helft lager
uit dan oorspronkelijk was gemeld.
Positief teken was dat de neerwaartse bijstelling vooral te wijten was
aan een lagere groei van de voorraden. Zowel minister van Financien
Brady als de Fed toonden zich dan
ook gematigd optimistisch over het
economische herstel. Hierbij bleef
de inflatie met 2,8% over februari op
een acceptabel niveau terwijl het
persoonlijke inkomen in dezelfde
maand een recordstijging liet zien
van 1,1%. Op grond van een toename met meer dan 9% van het aantal
verkochte woningen, zowel nieuwe
als bestaande, lijkt de lagere hypotheekrente eindelijk vruchten af te
werpen. Ook de ondernemingen
zien na de sterke stijging van de detailhandelsverkopen in januari en februari het tweede kwartaal met meer
vertrouwen tegemoet.
De daling van het handelstekort
over januari tot $ 5,77 miljard, iets
lager dan de voorgaande maand en
$ 1,6 miljard beter dan dezelfde
maand van vorig jaar, was voor een
groot deel te wijten aan lagere olieimporten. Echter op grond van een
lagere groei van de belangrijkste
handelspartners en een herstel van
de eigen economic lijkt deze verbetering van korte duur.
Japanse groei stagneert
In het laatste kwartaal van 1991
heeft de Japanse economic voor het
eerst in meer dan twee jaar een stagnatie van de groei laten zien, terwijl
in het voorgaande kwartaal nog sprake was van een groei van 0,5%. Op
jaarbasis daalde de groei van 4,3%
tot 3,2%. Een deel van de groeivertraging zal de Bank of Japan worden
aangerekend. Deze heeft namelijk
de afgelopen drie jaar, in een poging
om de enorme stijging van de gronden onroerendgoedprijzen een halt
toe te roepen, het officiele disconto
vijfmaal verhoogd. Hoewel de grond-
prijzen in 1991 inderdaad voor het
eerst in zeventien jaar een daling
van 4,6% hebben laten zien, is tegelijkertijd de Japanse economic tot
stilstand gekomen. Om voor het begrotingsjaar 1991, eindigend op 31
maart, de groeidoelstelling van de
overheid van 3,7% te halen, zou de
economic in het laatste kwartaal een
groei van meer dan 5% moeten behalen. Een groeistagnatie lijkt evenwel
waarschijnlijker gegeven een daling
van de verkoop in warenhuizen in
Tokio met 0,2% en een terugval van
de produktiegroei. Hoewel de overheid met een pakket stimuleringsmaatregelen is gekomen, ligt de
grootste druk bij de Japanse centrale
bank om via een substantiele renteverlaging de binnenlandse vraag aan
te wakkeren. De combinatie van
geldgroei en inflatie die gedurende
de afgelopen twee maanden beide
gemiddeld onder de 2% bleven,
biedt hiervoor voldoende ruimte.
Bundesbank verruimt niet
Hoewel het westelijk deel van Duitsland in de tweede helft van 1991 een
negatieve groei heeft laten zien en
ook in de eerste maanden van dit
jaar de groei van consumptie en produktie lijkt te stagneren, houdt de
Bundesbank de monetaire teugels
onverminderd strak. Vanuit verschillende gzichtspunten lijkt de Bundesbank hierin gelijk te hebben. Ten
eerste ligt, als gevolg van een ruime
kredietverlening van de banken aan
de particulieresector, de groei van
de geldhoeveelheid (M3) met 9% in
januari en 8,5% in februari ruimschoots boven de limiet van 5,5%.
Daarnaast is ook het huidige inflatieniveau te hoog. Nadat de inflatie in
februari gestegen was van 4,0% tot
4,3%, lijkt aan deze opwaartse trend
nog geen einde te komen. In twee
deelstaten lag de inflatie in maart op
respectievelijk 4,5% en 4,9%. De
combinatie van enerzijds een oplopende inflatie en anderzijds loonrondes die boven de 6% dreigen uit te
komen vergroot de kans op een
loon/prijsspiraal. Dit brengt de concurrentiepositie van het Duitse bedrijfsleven in gevaar op het moment
dat de wereldhandelsgroei afneemt.
Tenslotte dreigt de financiering van
de eenwording een te groot beslag
te leggen op de begroting van de
staat. Sinds de eenwording is DM
130 miljard naar de voormalige DDK
overgedragen en is de staatsschuld
met 30% gestegen tot DM 1300 miljard. Hoewel de Duitse overheid binnen de doelstellingen voor het over-
heidstekort in procenten van het
bnp op weg naar de EMU zal blijven, zal met name de Treuhandanstalt een sterke stijging van de overheidsschuld veroorzaken.
Stagnatie VK
Vanuit Groot Brittannie blijven de
slechte berichten aanhouden op het
moment dat de laatste verkiezingsweek is aangebroken. Terwijl de industriele produktie in januari een teleurstellende daling vertoonde van
1,1%, lijken de consumenten gezien
een marginale 0,4% stijging van de
detailhandelsverkopen in februari
nauwelijks enig vertrouwen te hebben in een economisch herstel. De
stijging van de lonen ligt met 7,3%
nog op een te hoog niveau, waardoor de vraag naar arbeid achterblijft en de werkloosheid verder oploopt tot 9,4%. De handelsbalans
vertoonde met een tekort van & 1,05
miljard over februari een weinig verrassende verbetering ten opzichte
van januari. Het laatste inflatiecijfer
leverde echter wel een onaangename verrassing op. Terwijl gerekend
was op een verdergaande daling van
de inflatie tot 3,8%, bleef de inflatie
in februari steken op 4,1%. Hoewel
hiermee de Britse inflatie op het eerste oog onder de Duitse inflatie
komt, blijkt de inflatie gecorrigeerd
voor de hypotheektarieven op 5,6%
te liggen.
Rente en valuta
Het sentiment op de kapitaalmarkten is de afgelopen weken verder
verslechterd. Nadat de Amerikaanse
kapitaalmarkt in de eerste helft van
maart te sterk vooruit was gelopen
op een combinatie van een snel economisch herstel en een oplopende
inflatie, bleef de kapitaalmarkt vervolgens rond het niveau van 8%
voor de langstlopende staatsobligaties fluctueren op wisselend economisch nieuws. Tegenvallend nieuws
zoals de neerwaartse bijstelling van
de economische groei vormde een
tijdelijke stimulans voor de obligatiekoersen. Berichten echter die het
economische herstel bevestigden, zoals de woningverkopen en de stijging van het inkomen en de consumptie, zorgden weer voor een
verslechtering van het sentiment.
Voor de Europese markten zette het
onveranderde monetaire beleid van
de Bundesbank de toon. Het rendement op de langlopende Duitse
staatsobligaties kwam voor het eerst
sinds meer dan twee maanden boven de 8,1% te liggen. De Franse en
Britse markten hadden naast de
hoge Duitse rente tevens te lijden
van de verkiezingsperikelen. Deze
twee markten hebben dan ook de
koerswinst van de eerste twee maanden van het jaar in moeten leveren.
De Nederlandse kapitaalmarktrente
liep in lijn met de Duitse tarieven
verder op. De Nederlandse staat ondervond dit aan den lijve op het moment dat de laatste 15-jarige 8,25%
staatslening weer werd opengesteld
tegen een uitgifteprijs van 100,15
(rendement 8,23%). Echter na een teleurstellende plaatsing op de eerste
dagen is de uitgifteprijs uiteindelijk
met een heel punt naar beneden bijgesteld om de gewenste / 5 miljard
te kunnen plaatsen. Door het grote
aanbod aan nieuw lang papier en de
sombere inflatieverwachting van het
CPB liep het ecart met de Duitse
markt eind maart weer iets op, terwijl ook het geldmarkttarief over de
maand een stijging vertoonde.
4*1
FvanLanschot
Bankiersnv
SINDS1737
Aan het valutafront bleef de dollar
de afgelopen maand bewegen tussen/ 1,85 en/ 1,90. Internationaal
politieke onrust droeg van tijd tot
tijd bij tot een aantrekkende dollarkoers. Te denken valt aan de onrust
in de voormalige Sovjetunie en Libie. Daartegenover leek de dollar
minder gevoelig voor economisch
nieuws. Meevallende consumptieen inkomenscijfers hadden nauwelijks enig koersherstel van de dollar
tot gevolg. De dollar kwam zelfs
even onder de DM 1,65 grens. Hier
speelt echter ook mee dat het Duitse
valutablok aan kracht won doordat
een monetaire verruiming door de
Bundesbank in de komende maanden onwaarschijnlijk is geworden.
De overige Europese valuta konden
de stijging van de Duitse mark nauwelijks bijhouden, met uitzondering
van de Franse frank die al vanaf het
begin van het jaar een gestage stijging vertoont. De koers van de yen
stond verder onder druk en kwam
weer onder de/ 1,40 terecht. Naast
de actuele vertrouwenscrises speelt
hierbij ook de verwachting dat de
rente zal worden verlaagd.
ESB 1-4-1992