Mijn jongens hebben deze week voorjaarsvakantie. Ze hebben maar liefst tien dagen vrij en dat stemt ze vrolijk. Afgelopen zaterdag hebben we gezwommen, totdat mijn rug de glijbaan echt niet meer kon doorstaan. Vanaf vandaag mogen de oudsten twee nachtjes bij opa en oma logeren. Daarna gaan ze een dagje uit met de BSO. Als klap op de vuurpijl gaan we aan het eind een weekendje weg naar een vakantiepark met, volgens hun interpretatie van de website, de vetste bowlingbaan en het coolste zwembad van Nederland. Allemaal erg gezellig en goed voor de band tussen ouders en kinderen.
Maar, we zien nu al op tegen de week dat ze weer naar school moeten. Om ze uit het normale ritme te halen is geen probleem en zorgt voor een vrolijke janboel thuis, maar om ze weer in het gareel te krijgen is een heel ander verhaal. Na iedere vakantie blijkt het wennen te zijn om ze weer aan de slag te krijgen. Wat doet vakantie met kinderen? En is het wel een goed idee om ze minstens zeven keer per jaar uit het ritme te halen? Er blijkt een academische literatuur te bestaan over het effect van vakantie op kinderen. In het bijzonder op de leerprestaties van kinderen (zie onder deze blog een referentie naar een interessante metastudie door Amerikaanse onderwijskundigen).
Die literatuur komt overeen met het gevoel in huize Ter Weel, en ik ga er van uit met het gevoel van vele ouders. Kinderen vergeten van alles gedurende de vakantie, waardoor na iedere vakantie op school aardig wat tijd wordt gespendeerd aan het herhalen van wat er voor de vakantie is geleerd. Ook blijkt dat leerkrachten na de vakantie de schoolregels flink in herinnering moeten brengen. Uiteraard is er heterogeniteit in wat kinderen vergeten tijdens vakanties. Kinderen van hoogopgeleide ouders hebben baat bij vakantie. In de vakantie gaat hun taalvaardigheid en soms zelfs hun rekenvaardigheid vooruit. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de aandacht die ouders schenken aan hun kinderen en de ervaringen die deze kinderen tijdens hun vakanties opdoen. Jonge kinderen van hoogopgeleide ouders bezoeken in de vakantie vaker een museum waar wat te beleven en te leren is. Ook spelen ze vaker een spelletje mens-erger-je-niet, memory, kwartet, vier-op-een-rij of stratego met hun (groot)ouders. Het zijn vooral de kinderen van lager opgeleide ouders die last lijken te hebben van vakanties. Dit effect wordt versterkt door de lengte van de vakanties (wat tot nadenken stemt over de minimaal zes weken zomervakantie die nog stamt uit de tijd dat kinderen hielpen bij de oogst). Zij verlaten de school met een bepaald niveau en wanneer ze terugkomen van vakantie hebben ze opeens een achterstand op andere kinderen.
Investeringen en aandacht van ouders zijn dan ook cruciaal voor de ontwikkeling van het kind. Daar kan geen school tegenop. De investeringen op school zijn belangrijk, maar als ze niet worden voorafgegaan en ondersteund (als de school even dicht is) door investeringen van ouders lopen kinderen een achterstand op. En achterstanden zijn maar zeer moeilijk in te lopen, als het al gebeurt. Moeten we vakanties dan maar afschaffen? Nee, natuurlijk niet. Vakanties zijn vaak de mooiste jeugdherinneringen. Wat wellicht wel belangrijk is, is dat onze jongens nog steeds praten over een bezoekje aan het watermuseum met kerst en het zoeken naar fossielen in een Frans riviertje afgelopen zomer. We stoppen dus een stapeltje boeken in de logeerkoffertjes en leggen alvast de spelletjes klaar voor het weekendje weg. Uiteraard worden die pas gespeeld nadat we het coole zwembad hebben verkend.
Verder lezen over vakanties: Haris Cooper, Barbara Nye, Kelly Charlton, James Lindsay & Scott Greathouse (1996), The effects of summer vacation on achievement test scores: A narrative and meta-analytic review, Review of Educational Research, vol. 66(3), pp. 227-268.
Auteur
Categorieën