Ga direct naar de content

Vijftien jaar arbeidsverhoudingen in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 18 1985

A. Peper

Vijftien jaar
arbeidsverhoudingen
in Nederland
Een bekend thema in de sociale wetenschappen is de vraag of personen dan wel z.g.
objectieve omstandigheden de gang der gebeurtenissen bepalen. De bekendste voorbeelden worden in dit verband ontleend aan de geschiedenis. Maken grote mannen de geschiedenis of bepaalt in feite de maatschappelijke
omgeving waarin zij figureren de smalle marges van hun bewegingsvrijheid? Literatuurhistorici herkennen hierin de vorm-of-ventdiscussie die van tijd tot tijd in hun kring
wordt gevoerd. De meest voor de hand liggende uitweg uit dit debat is net betrekken van de
stalling dat zowel de omstandigheden als de
hoofdrolspelers van eminent belang zijn. Deze stelling heeft echter veel weg van een gemeenplaats. Is er Sets meer over te zeggen?
Het valt op dat mensen die – om welke reden dan ook (levensbeschouwing, visie op de
mense.d.) – het unieke karakter van de mens
benadrukken, de neiging hebben de grootste
invloed toe te kennen aan de hoofdrolspelers
in het schouwspel van de geschiedenis. Anderen, die de nietigheid van het individu naar
voren halen, onderstrepen het belang van
maatschappelijke arrangementen en ontwikkelingen. Zij wijzen crop dat organisaties, instituties en maatschappelijke sectoren vooral
gekenmerkt worden door continui’teit, waarop personen maar een geringe invloed kunnen
uitoefenen. Mochten personen ogenschijnlijk
een aanmerkelijke wending aan de geschiedenis geven, dan is – zo is hun stelling – ,,de
tijd er ook naar”.
Een ,,personalistische” geschiedopvatting
krijgt meer ruimte in maatschappijen waarin
de controle op de macht niet of nauwelijks
aanwezig is. Al is macht nooit helemaal absoluut, er zijn — ook heden ten dage — maatschappijen of instellingen die veel macht in
handen leggen van een kleine groep, soms
zelfs een persoon.
Bovenstaande gedachten kwamen bij mij
op bij lezing van het boek dat ter gelegenheid
van het afscheid van Wim Kok is verschenen
1). Het voor deze gelegenheid weer tot leven
gewekte, befaamde duo Frans Nypels en Kees
Tamboer (destijds van de Haagse Post) heeft
een uitermate boeiend geschrift geproduceerd. Boeiend omdat het een scherp inzicht
geeft in een aantal belangrijke momenten in
de turbulente geschiedenis van onze arbeidsverhoudingen van de afgelopen vijftien jaar.
Anders dan men uit de titel – Wim Kok, 15
jaar vakbeweging – zou kunnen afleiden, is
het geen biografie van Wim Kok. Heel helder
ESB 25-9-1985

wordt de context beschreven waarin belangrijke conflicten en breukpunten zich hebben
voorgedaan. In de tweede plaats is het boek
gebaseerd op indringende gesprekken met
ruim twintig personen die ten nauwste – velen achter de schermen – bij de ontwikkeling
van de Nederlandse arbeidsverhoudingen betrokken zijn (geweest). In de derde plaats
wordt niet alleen de standpuntbepaling van de
vakbeweging doorgelicht – al wordt daar wel
de meeste aandacht aan besteed (vgl. de interviews) -, maar komen ook de werkgevers en
de overheid aan het woord. Ten slotte wordt
een aantal interessante onthullingen gedaan
die het werkstuk van Nypels en Tamboer een
extra aantrekkelijkheid meegeven.
De aanleiding voor dit boek, Wim Kok,
komt uiteraard verschillende keren aan het
woord, maar domineert het beeld niet. Natuurlijk, het is duidelijk dat hij – met zijn
grote gaven — op beslissende momenten een
prominente bijdrage levert aan de oplossing
van de vele problemen die zich in de periode
1970-1985 hebben voorgedaan.
Zo treedt hij aan als voorzitter nadat Harry
ter Heide – na een conflict met Arie Groenevelt — ,,vrijwillig” de voorzittershamer van
het NVV uit handen heeft gegeven. Het conflict Ter Heide-Groenevelt laat lange tijd veel langer dan de buitenstaander kan opmerken – diepe sporen na in het NVV, en bei’nvloedt tevens in belangrijke mate het in gang
gezette fusieproces met het toenmalige NKV.
Niet minder belangwekkend zijn de analyses
die Nypels en Tamboer op tafel leggen over
het gevecht voor behoud van de automatische
prijscompensatie (1977), waarvan Kok nu
zegt – dus bij nader inzien – dat hij twijfels
heeft over de vraag ,,of het systeem van volledige automatische prijscompensatie, ook uit
strategisch oogpunt, een aantrekkelijk en verstandig instrument was” (biz. 79).
Diep ingrijpend zijn ook de gevolgen van.
het z.g. bijna-akkoord (1979) – het mislukte
overleg tussen Van Veen en Kok als gevolg
van het afhaken van enkele bonden binnen
het NVV -, dat er toe leidt dat minister Albeda fors in de lonen ingrijpt (1980). Deze interventie van Albeda leidt er – optermijn – toe
dat werkgevers en werknemers de overheid
definitief buiten dedeur wensen te houden. In
het moeizaam – en in kleine kring(!) – tot
stand gekomen akkoord in de Stichting van
de Arbeid (1982) is dat principe neergelegd.
Dit Akkoord van Wassenaar – de woonplaats van Van Veen – bezegelt de opvatting

dat zowel winstherstel als behoud van werkgelegenheid noodzakelijk zijn. Een compromis tussen werkgevers en werknemers.
Intussen gaat de decentralisatie van het arbeidsvoorwaardenbeleid door, waardoor
automatische koppelingen (trendbeleid voor
ambtenaren) op de tocht komen te staan, wat
ons in de herfst van 1983 een immense ambtenarenstaking oplevert. Interessant is voorts
de signalering van het bestaan van een Industrieel Platform – dat overigens een vroege dood sterft -, waar voormannen van de
industriele werkgevers en werknemers elkaar
ontmoeten ter bespreking van — in eigen
kring – controversiele onderwerpen 2).
Fascinerend is de beschrijving van de lotgevallen van de huiseconoom van de Industriebond NVV (FNV), drs. Piet Vos. Meer verguisd dan geprezen – althans in het openbaar
– trekt hij zijn sporen in vakbondsland. De
omgang met ,,nieuwe realiteiten” of te verwachten ontwikkelingen is – hoebegrijpelijk
ook – niet de sterkste kant van de vakbeweging. Piet Vos weet daarover mee te praten!
Toch zou een grotere openheid tegenover inzichten uit die hoek de slagkracht van de vakbeweging kunnen vergroten. Wie de afgelopen tijd overziet, moet vaststellen dat er soms
stellingen zijn betrokken waar men ,,intern”
al niet meer in geloofde.
De vertrokken (vertrekkende) vakbondsleiders – Kok (46 jaar!), Drabbe, Spit, Bode,
Buys e.a. – zijn ten slotte – zij het met de
nodige aarzeling — van mening dat de tijd nu
is aangebroken voor een nieuw type vakbondsleider a la Pont en Visser. Zij vertegenwoordigen de nieuwe zakelijkheid, die beter
aansluit op de bagage van de nieuwe werknemer: flexibel, hoger opgeleid, individualistisch. Werknemers die in anders getoonzette arbeidsorganisaties – met een grotere
mobiliteit – hun werk vinden.
Uit het boek van Nypels en Tamboer moet
men wel concluderen dat het meer de omstandigheden dan de personen zijn die de ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen bepalen.
Deze relativering van de bijdrage van personen maakt haar inmiddels niet onbelangrijk.
Ook dat blijkt zonneklaar uit het boek van
Nypels en Tamboer, dat zich journalistiek gezien op hetzelfde hoge niveau beweegt als de
man wiens gang door de arbeidsverhoudingen
de aanleiding vormde voor het schrijven
ervan.

1) Wim Kok, 15 jaar vakbeweging, Stichting
FNV Pers/Uitgeverij Raamgracht, 1985, prijs
f. 14,90.
2) Een voorbeeld daarvan is het (mede) door de
werknemers op ondernemingsniveau afsluiten
van cao’s (biz. 142). Een soortgelijke gedachte
die onlangs door fractieleider De Vries van het
CDA (zie ESB van 14 augustus 1985) werd geopperd, leverde hem een forse ,,bestraffing” op
van FNV en CNV.

943

Auteur