Ga direct naar de content

Verslag Impact Forum 2023: Vrouwen geven economiedebat een welkome stimulans

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 27 2023

Hoe wetenschap grote transities moet aanvliegen, hebben 14 decanen van faculteiten Economie en Bedrijfskunde neergelegd in een gezamenlijk boek. Marieke Blom van ING en Marjan Minnesma van Urgenda zijn behoorlijk kritisch en komen met verbeterpunten.

De vrouwen spraken tijdens het tweede Impact Forum van Decanenoverleg Economie & Bedrijfskunde (DEB), dit keer gehouden in de Malietoren in Den Haag bij VNO-NCW. Daar overhandigde Peter Verhoef, voorzitter van het DEB, het eerste exemplaar van het boekje De uitdagingen van transitie aan Erwin Nijsse, directeur-generaal Industrie en Innovatie van EZK.

Het was de aftrap van een levendige discussiemiddag over de verhouding tussen bbp-groei en duurzaamheid, tradities en transities, wetenschappelijk publiceren en maatschappelijke invloed uitoefenen en bovenal: van méér naar een beter bbp.

Duurzaamheid en groei

Het bondige relaas van Nijsse over de gewenste wetenschappelijke bijdrage aan de noodzakelijke grote maatschappelijke transities kende een traditionele insteek. Een volgend Nederlands kabinet moet, zo hield Nijsse zijn gehoor voor, economische stimulering beter oppakken. Het gaat niet goed met het omzetten van kennis in productie en nationaal inkomen, stelt Nijsse: “We nemen vaak goede kennis op, maar zodra het komt tot de uitvoering, zie je dat de productielijnen elders worden gebouwd. De buitenlandse investeringsquote is sinds 2018 negatief. Waar Nederland voorheen een magneet was voor buitenlands kapitaal, is dat sinds een aantal jaren omgekeerd.”

Bovendien, waar OECD-landen 3 procent van het nationaal inkomen aan R&D spenderen, zit Nederland op 2,2 procent: 30 procent publiek, 70 procent privaat. Opnieuw is kennis omzetten in inkomen het probleem volgens Nijsse: “We zijn ongelooflijk goed in kennisontwikkeling, maar het valoriseren van deze kennis, zowel maatschappelijk als economisch, doen we erbarmelijk slecht.”

Het tekort aan opgeleide vakmensen, van ASML tot het mkb, is fnuikend, om niet te spreken van de plotseling opgekomen netcongestie: “Zo’n 7.000 bedrijven lijden al onder stroomtekorten, terwijl het probleem nog tot 2035 zal voortduren.”

En EZK vindt volgens Nijsse dat onze wijze van verduurzaming beter kan: “Europa investeert het meest in de verduurzaming, maar 70 procent van dat geld gaat naar China en Amerika. We maken in Nederland te weinig, ook met farma en andere kritische sectoren.”

Binnen Europa loopt Nederland voorop, maar volgens Nijsse moet het strategisch anders “We zijn enorm bezig met verduurzaming, en de CO2-tonnen domineren het debat. Ik praat met collega’s uit Duitsland en Frankrijk, die zetten de economie voorop met verduurzaming als randvoorwaarde. We zouden in Nederland verduurzaming en economie tenminste gelijk voorop moeten zetten.”

Juist die verduurzaming zou moeten bijdragen aan de groei van de maakindustrie van nu 12 procent van de Nederlandse economie naar 15 procent. Dus gaat er 10 miljard naar waterstofinfrastructuur om bedrijvigheid te bouwen, waar Nederland immers met de offshore windindustrie de boot gemist heeft ten opzichte van Denen en Duitsers. Ook moet de voorsprong in digitalisering eindelijk resulteren in meer productie van robotica en software, vindt EZK.

Foto: Frank van Beek

Minder effiencydenken

Marjan Minnesma van Urgenda zag Nijsse met smart snel vertrekken naar een Kamerdebat, want ze had een paar appeltjes met hem te schillen. Minnesma, multidisciplinair opgeleid als bedrijfskundige, jurist en filosoof: “Hij redeneert vanuit de idee ‘rustig aan, want we hebben nog een jaar of dertig met het klimaat’. Nou, het is niet rustig aan en we hebben ook niet een jaar of dertig.

Ik kom te veel economen tegen die old school opgeleid zijn met efficiencydenken. Wat is de goedkoopste ton vermeden CO2? Dan komt er altijd ondergrondse opslag uit. En snelwegen verbreden lijkt dan altijd de beste mobiliteitsoptie.”

Om vervolgens in alle nuchterheid met een serie grafieken te tonen dat de wereld met vermindering van CO2-uitstoot en andere variabelen hopeloos achter de beoogde 1,5 graad opwarming aanhobbelt. “We zijn buitengewoon inconsequent: we willen ontwrichtende klimaatverandering voorkomen, en vervolgens gaan we vrolijk verder.”

Minnesma vond de pandemie een mooi startpunt voor andere economie, maar die droom duurde kort. Binnen de kortste keren klaagden we weer over wachtrijen op Schiphol en filevorming op snelwegen, waar actievoerders zich volgens Minnesma dus volkomen terecht aan vastplakken.

“Want we koersen nog steeds af op 3 graden temperatuurstijging, dat willen we willen domweg niet beseffen. We menen dat we rustig kunnen blijven uitstoten tot 2030, of zelfs 2050. We zijn super hardleers. En dan zeg je vervolgens tegen jonge mensen die jullie nu opleiden, veel plezier ermee. Ik zou jullie heel graag in een tijdmachine willen gooien, 100 jaar vooruit, dat je denkt ‘shit, dit wil ik echt niet’. En dat we dan nu heel hard aan het werk gaan.”

Nederland heeft geen miniem aandeel in klimaatschade, vindt Minnesma, want behoort tot de 20 procent landen met de hoogste uitstoot in absolute zin. En op milieuparameters als water- en luchtkwaliteit doet Nederland het “extreem slecht. En qua biodiversiteit zijn wij echt de allerergste van de wereld”.

Ze analyseert met de grootste bedrijven mogelijke oplossingen en hoopt op krachtige bijdragen van economische wetenschappers, vanuit volkomen andere uitgangspunten: behoud van de aarde en nadruk op wat echt belangrijk is: gezondheid. Bijvoorbeeld concreet met een alomvattende analyse van topvervuiler Tata Steel die volgens haar onontkoombaar productie moet verlagen.

“Wat vinden we in ons leven echt belangrijk? Dat zijn familie, vrienden, liefde, gezond kunnen leven maar zelden ‘terugverdientijd’ en ‘return on investment’, of een ceo-functie. Uiteindelijk doet dit er geen moer toe als je aan het einde staat.”

Foto: Frank van Beek

Van meer bbp naar beter bbp

Marieke Blom, hoofdeconoom van ING, sprak in dezelfde lijn, maar wel gericht op de worsteling van de decanen. Ze waardeert enorm de ingeslagen weg van het DEB, wil graag kritisch bijdragen, dus neemt “dat boekje” op de korrel met als vraag: “Voor welk probleem zoeken we hier eigenlijk de oplossing? Hebben jullie niet gewoon opgeschreven wat je eigenlijk al doet, maar dan met een ander sausje erover? En hoever ben je dan over drie jaar, en hoe gaan jullie meten of je doelen bereikt zijn?”

Blom constateert ‘retrofitting’, oude wijn in nieuwe zakken. Ze wil nieuwe waarden van economie helder formuleren. “Erwin Nijsse sprak vooral over meer bbp. Maar we lopen economisch tegen onze grenzen aan, zijn ongelooflijk rijk en welvarend. Dus ons denken moet verschuiven van meer bbp naar beter bbp. We weten als economen allemaal: de markt gaat dat niet regelen. We hebben dus veel meer overheidsinterventies nodig. Dat vereist andere wetenschapsbeoefening.”

Blom plaatst vraagtekens bij het feit dat bijna 16 procent van de Nederlandse studenten economie of business studeert: “We hebben enorme tekorten in allerlei beroepsgroepen. Zijn dit dan de juiste richtingen? Hebben we echt zoveel bedrijfseconomie-studenten en marketeers nodig? Hoe zinnig is de maatschappelijke impact van dat volume?”

Inhoudelijk opperde ze ‘tien punten’, met als belangrijkste:

  • Leer studenten nadenken over de vraag: wat bedoelen we precies met een beter bbp? “Equipeer studenten in beslissingen op de grens tussen ethiek/politiek en economische ‘rationaliteit’. Onderwijs ze daarbij over afruilen en het stellen van prioriteiten. Niet alles kan tegelijk.”
  • Leer juist economie- en bedrijfskundestudenten over externe effecten en de noodzaak van overheidsinterventies. “Ongelooflijk veel mensen menen dat bedrijven verduurzaming zullen leiden. Dat is niet zo. Externaliteiten kunnen bedrijven niet oplossen via de markt, die vereisen interventies.”
  • Werk veel met de actualiteit, en om die in een theoretisch kader te beoordelen. “Er zijn zo ongelooflijk veel actuele casussen; van Inflatie tot fossiele subsidies en greenwashing. Nodig beleidsmakers en beslissers in het bedrijfsleven uit om hun dilemma’s voor te leggen en laat studenten daaraan werken, en er scripties en werkstukken aan wijden.”
  • Neem nieuwe empirische inzichten uit recent onderzoek zo snel mogelijk mee. “Zodat economen niet louter werken vanuit het modelmatige gelijk, maar inzien dat de context de toepasbaarheid bepaalt. In mijn studie psychologie was intensieve analyse van onderzoek de kern en ik heb ongelofelijk veel geleerd over wetenschapsbeoefening, in mijn economiestudie nauwelijks.”
  • Kijk eens kritisch naar de selectie van vijf onderwerpen voor transitie door het DEB. “Want er is weinig of geen aandacht voor emancipatie, arbeidsmigratie en politieke fragmentatie. Maak liever een dynamische, flexibele agenda.”
  • Steeds meer nadruk op micro- en empirisch werk schaadt de balans met het nadenken over macrosystemen en theorie. “Welke plek krijgt fundamenteel onderzoek nog? Hoe past bedrijfskundeonderwijs en -onderzoek in de toekomstagenda?
Foto: Frank van Beek

Feiten inbrengen in maatschappelijk debat

Blom stelde tenslotte: “Geef uw wetenschappers tijd om maatschappelijk bij te dragen. Equipeer ze daartoe. Ik wil graag meer Roel Beetsma’s en Bas Jacobsen, die hun denkgereedschap in het publieke debat zo dienstbaar toepassen.”

Ook Minnesma opperde dit, maar met duurzaamheid en klimaatredding als uitgangspunten: “Veel te weinig economen nemen deel in het publieke debat op een manier die ik relevant zou vinden voor een levende planeet. Transities vergen vooral veel gezond verstand.”

Journalist-econoom Mathijs Bouman sloot mooi aan met een verhandeling hoe je als econoom communiceert in de media. Dat is moeilijk: “Economen zijn niet heel geliefd. Ze vinden ons niet bij voorbaat leuk, of in orde. Ik weet niet of we daar zelf naar gemaakt hebben, of dat mensen het niet leuk vinden om over kosten, prijzen, keuzes en schaarste te moeten nadenken. Het is vaak saai, beetje ‘ene kant, andere kant’.”

Economen moeten zich niet laten verleiden tot meningen spuien, maar feiten tot leidraad nemen. Bouman kreeg als eerste les mee van Joost Oranje, voormalig hoofdredacteur van Nieuwsuur: “We zijn niet geïnteresseerd in wat je vindt, we willen weten hoe het zit. Dat was heel belangrijk voor mij, want voorheen bij De Wereld Draait Door wilden ze helemaal niet van mij weten hoe het zat. Ze wilden tevoren horen of ik iets heftigers zou gaan zeggen dan Jort Kelder, want dan kwam ik in de uitzending.”

Dat is een dilemma, want de praatprogramma’s met over elkaar buitelende meningen zijn dominant. De verleiding in te gaan op uitnodigingen is groot. Bouman: “Iedereen vindt het natuurlijk leuk om op tv te zijn, maar je wordt vaak opgejut om extreme meningen te uiten: ‘Hang hem op, maak hem af’. Zo’n soort gevoel. Je zou eigenlijk niet moeten willen dat de journalistiek geïnteresseerd is in wat jij van je onderwerp vindt. Wel over Ajax-Feyenoord, maar niet over je eigen vakgebied. Je moet vertellen hoe het zit vanuit jouw onderzoek.”

Economie heeft niettemin het tij van feiten mee, want is volgens Bouman geworden van verhalende ideeënwetenschap in een datawetenschap: “Het is niet meer Keynes tegen de klassieken of de monetaristen tegen de neoklassieken, zoals ik het nog leerde.”

Bouman gaf toe in zijn boeiende voordracht “ontzettend belerend” te zijn’. Zelf geeft hij immers ook heel veel meningen over onderwerpen die hij nooit wetenschappelijk heeft aangeraakt, zoals met zijn columns in het FD. Hij probeert de brug te slaan. Immers, het gaat volgens Bouman vaak fout met economische argumenten van academici versus ‘een heel ander niveau’ van argumenteren door publiek en politici. Een goed voorbeeld vormen de fossiele subsidies:

“Een artikel daarover in ESB is de beste manier om onderzoek naar buiten te brengen, echt een hele mooie plek om te proberen die brug te slaan. Maar over fossiele subsidies spraken auteurs elkaar volledig tegen en dat levert elders steeds andere krantenkoppen op, dus dat is geen goede bijdrage aan de discussie. Eigenlijk hebben we hier dan als economen gefaald.”

Economen moeten alles op alles zetten om het onderwerp duurzaamheid te domineren: “Het gaat over oplossingen voor marktfalen, over verkeerd prijzen, schaarste. Op bijvoorbeeld het emissiehandelssysteem kunnen we heel trots zijn, echt een fantastisch economisch experiment. Duurzame investeringen worden nu gewoon economisch rendabel. Dit weet niemand, het speelt geen rol in de discussie en daar ligt een taak voor economen.”

Vergroten maatschappelijke invloed

Het vergroten van maatschappelijke invloed via pers en politiek domineerde het daaropvolgende debat van het DEB Impact Forum. Met deze brug heeft Natasha Stroeker, teamleider Kenniscoördinatoren van de Tweede Kamer, jarenlange praktische ervaring. Politieke praktijk en wetenschap staan volgens haar nog te ver uit elkaar: “Onderzoeken duren lang en gaan heel erg de diepte in; versus de waan van de dag, vluchtigheid en de oppervlakkigheid in de Kamer. Er gelden hele andere cycli en timing. Kamerleden hebben veel interesse om kennis te vergaren, maar worden gehinderd door een enorme druk.”

Belanghebbenden en wetenschappers sturen rustig rapporten van tenminste 80 pagina’s aan een Kamerlid en verwachten dan in een technische briefing dat die helemaal gelezen en voorbereid zijn: “Dat werkt gewoon niet. Dus bedenk: wat is de hoofdboodschap en hoe vertel ik het? En let op de timing. Hoe vaak zie ik nog dat advies- en wetenschappelijke stukken twee weken na het belangrijkste Kamerdebat binnenkomen”, leerde de ervaren Stroeker.

In het samenwerkingsverband Parlement en Wetenschap, met zes nationale wetenschapsorganisaties, kunnen economen een weg naar het parlement effenen. Robert Dur, voorzitter van de Vereniging voor Staathuishoudkunde (KVS), wil veel betere ‘targeting’. “Want we zijn best goed als discipline, maar spreken op een heel problematische manier over onszelf terwijl we meer invloed kunnen bereiken. En we focussen al lang niet meer hoofdzakelijk op het maximaliseren van economische groei.”

Andere vaardigheden nodig

Dat economen meer invloed zouden kunnen hebben, ziet ook Pieter Hasekamp, directeur bij het CPB dat een nauwe samenwerking met promovendi begon. “Levert al dat onderzoek enigszins praktisch inzetbare kennis op? Economen zijn enorm goed in causale studies, kunnen heel veel met data. Maar een verhaal kunnen vertellen, breed kunnen denken en redeneren en je kennis toepassen op maatschappelijke vraagstukken vraagt andere vaardigheden. Die worden op de universiteit niet of heel weinig onderwezen.”

Lisa Brüggen bouwt bruggen tussen wetenschap en maatschappij. Als directeur van Netspar verbindt ze 300 wetenschappers in veelal interdisciplinair onderzoek, met overheden en bedrijven in de pensioensector die dit betalen. Netspar produceert met betrokkenen webinars, congressen en podcasts.

Echter, een poging om via zogenoemde ‘industry papers’ wetenschappers te bewegen om hun onderzoek toegankelijker op te schrijven is nog niet geslaagd: “Niet alle industry papers zijn al zo heel goed door iedereen te begrijpen. Dus nu hebben we schrijvers gevraagd om dat te doen. Maar met de kwaliteit van hun stukken ben ik niet zo tevreden. Ik dacht: hier word ik nog niet wijs van. Moet ik nog het wetenschappelijke artikel nog lezen? Dus dat is echt een uitdaging.”

Betere aansluiting beleid en wetenschap

Volgens Focco Vijselaar, algemeen directeur van VNO-NCW, vereist een grotere maatschappelijke bijdrage dat economen afstand nemen van de modelmatige benaderingen: “Puur modelmatig gaat het, zonder van het nut af te willen doen, altijd over gestolde werkelijkheid van het verleden. Terwijl we in de toekomst echt andere dingen moeten doen. En dat is spannend.”

Bovendien is de vraagkant van de kennismarkt, de beleidsmakers en de politici, volgens Bas Jacobs gebrekkig met het precies articuleren van maatschappelijk relevante kennis. Om nog maar niet te spreken over gebrekkige mogelijkheden om bijvoorbeeld toegang te krijgen tot Nederlandse data – vooral die van CBS – die kunnen bijdragen aan veel grotere maatschappelijke relevantie van Nederlands wetenschappelijk onderzoek. Gebrekkige datatoegang is een grote ergernis van veel wetenschappers.

Bas Jacobs is een van de weinige economen met invloed in media en politiek. Vooral jonge wetenschappers ontbreken in het debat. Jacobs stak de hand in eigen boezem: “Ik heb zelf jarenlang mijn promovendi geadviseerd om zich uitsluitend op hun onderzoek te richten en heb daar nu spijt van. Want dat jonge promovendi niet worden aangemoedigd om deel te nemen aan maatschappelijke debat en beleidsdiscussies is de reden dat je bijna geen academische talenten van onder de vijftig ziet optreden in het publieke debat. Soms voel ik me met vijftig jaar nog steeds een van de jongsten.”

Foto: Frank van Beek

Belonen maatschappelijke impact

Een oorzaak is eveneens een groot ‘free riding’ probleem: “Hoewel universiteiten steeds meer belang hechten aan maatschappelijke impact, krijg je daar nog geen beloning voor in termen van carrière, extra tijd of extra onderzoeksmiddelen. Ik zou willen dat de incentives langzaam rechtgezet worden.”

Jacobs vindt dat de tijd besteed aan maatschappelijke invloed en kennisoverdracht een compensatie verdient, bijvoorbeeld met minder tijd voor onderwijs en/of managementtaken. Momenteel is de academische beloning te eenzijdig gevestigd op het publiceren van wetenschappelijke artikelen. “Met als gevolg dat universiteiten vol zitten met wetenschappers die heel goed internationaal kunnen publiceren, maar langzaam de kunst verleren om maatschappelijke kennis over te dragen. Ook omdat die vaardigheid niet meer nodig is om een universitaire carrière te maken.”

Behalve beloning tijd zou ook geld helpen, meent Jacobs: “Je kunt als samenleving of gezamenlijk als universiteiten, een pot met geld maken die je inzet voor het belonen van toegepaste, beleidsmatig relevante onderzoeken of kennisoverdracht. Onderzoekers kunnen inschrijven op deze middelen en op die manier onderwijstijd vrijkopen of geld genereren in hun onderzoeksbudget.”

Ook Roel Beetsma vindt dat er beloningen moeten komen voor investering in maatschappelijke invloed. Jonge wetenschappers worden gepusht om heel productief te zijn met hun proefschriften en publicaties, zonder veel maatschappelijk contact. Maar dat stimuleren gaat niet zomaar, werd vanuit de zaal opgemerkt: “Dan ga je aan een 36-jarige die nog nooit een piano heeft aangeraakt vragen of hij pianist wil worden.”

De meningen over het nut van belonen van ‘impact’ liepen in het Malietoren-debat uiteen. De samenleving financiert reeds de wetenschap, en mag daar toch bruikbare resultaten van terug verwachten. Daarbij speelt wel het probleem dat de academische cultuur veel naar binnen gericht is, en dat los je niet op met meer geld, maar ook dat mensen op universiteiten daarvoor meer worden beloond en gewaardeerd.

De oppositie kwam in Den Haag in krachtige bewoordingen van Mark Sanders, hoogleraar in Maastricht: “Ik vind die scheiding tussen impact en onderzoek en onderwijs heel artificieel. Er zit veel overlap tussen. Je moet maatschappelijke invloed wel belonen, maar niet apart in dagen, uren of punten. Het hoort er gewoon bij. Ik zie werkelijk niet dat ik mijn promovendi hier een extra beloning moet meegeven. Die zijn gepassioneerd bezig met het onderzoek en willen dat ook delen. Je zegt toch ook niet tegen je collega’s: Dat is een leuk onderzoek, dan moet je vooral niet in je onderwijs stoppen want daar krijg je je dagen niet voor. Zijn we helemaal gek?”

Conclusie

De bondige conclusie van de dit Impact Forum of ‘invloedseminar’ van de economische wetenschappers zou kunnen luiden dat hun handelen zich intensiever moet richten op duurzaamheid, kwalitatieve bbp/economie, meer kruisbestuiving tussen theorie en praktijk, werkelijke openheid, een andere houding van de bazen van de economiefaculteiten en ruimte en eventueel geld voor jonge onderzoekers om communicatiever en maatschappelijk relevanter te worden.

Foto: Frank van Beek

Auteur

Categorieën

Plaats een reactie