Ga direct naar de content

Vakantiepatroon in Europa

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 14 1982

Vakantiepatroon in Europa
DR. M. C. TIDEMAN*

Nu de vakantieperiode weer nadert, is het interessant
ons rekenschap te geven hoeveel Europese vakantiegangers er zijn, welk percentage vande respectieve inwonertallen het hier betreft, hoe groot de Europese vakantiemarkt is, en enkele kenmerken daarvan te rangschikken.
In nagenoeg alle Westeuropese landen worden periodiek vakantieonderzoeken gehouden. In dit artikel worden enkele resultaten daarvan gepresenteerd.

Omdat over zo’n lange periode (onbetaalde) vakanties bij
familie en kennissen nogal eens verzuimd worden te vermelden (met Kerstmis, Oudjaar of Pasen minstens vier
nachten bij familie of kennissen, naast de hoofdvakantie
in februari of in juli), neemt het Centraal Bureau voor de
Statistiek dit soort vakanties niet mee in het jaarlijkse
onderzoek. Alleen in hetdriejaarlijksealgemenerecreatieonderzoek, dat zich ook uitstrekt over recreatieve korte
verblijven (een, twee of drie nachten achtereen buitenshuis) en recreatieve dagtochten (twee uur of langerzonder
overnachting buitenshuis), wordt wel gevraagd naar het
verblijf bij familie en kennissen. Ten einde de tabel vergelijkbaar te maken, hebben wij aan de meest recente CBScijfers onze eigen raming over deze vakanties bij familie

Methode van onderzoek
De tabel vergelijkt resultaten van twaalf Westeuropese
landen. Ofschoon in alle in de tabel opgenomen Europese
landen vakantie wordt gedefinieerd als ,,een periode van
ten minste vier achtereenvolgende overnachtingen buitenshuis voor recreatieve doeleinden”, loopt de methode van
onderzoek nogal uiteen. Veelal wordt de retrospectieve
methode gebruikt: een mondelinge of schriftelijke enquete
naar het vakantiegedrag in de afgelopen twaalf maanden.

* De auteur is economisch adviseur voor toerisme en horeca.

Tabel. De netto en bruto vakantie-intensiteit, het aantal buitenlandse vakanties, zowel in percentages van de bruto
vakantie-intensiteit als in absolute aantallen
Land

(1)

Belgie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Totale
bevolking
(in mln.)

Periode van
onderzoek f)

(2)

(3)

9.7
5,1
61,3
52,2
56,3
13,6
3,9
7,1
37
54,6
8,2
5.8

1-10-78 – 30-09-79
1-OI-180-31-I2-’80
1-04-78-31-03-79
1-10-79 – 30-09–80
1-01-78 -31-12-78
I-10-’80-30-09-‘8I
1-05-78 – 31 -04-79
l-OI-‘Sl -Sl-U-‘SI
1-01-79-30-09-79
I-01-’80-31-I2-’80
1-06-79 – 31-05-W
I-01-TO-31-12–80

315

Netto vakantieintensiteit
in
procemen
(4)
54
56
48
56
38
70 c)
76
47
34
61
82
76
51

Bruto vakantieintensiteit

in
procenten
(5)
79
87
61
101
41 c)
10 I c )
125c)
79
50
86
189
162
76

Vakanties bij
familie of
kennissen in
procenten
(6)
14

Buitenlandse vakanties
in procenten
van kolom (5)
(7)

in mln.
(8)
4,7
2,2
22,5
8,0
l,5d)
7,2
0,8 e)

22

61
42
60
15
6
52
15 c)
54
11
25
49
47

24

32

76

19
33
25
16
23
17
29
24

3,0
2,0
12,0
8,0
4,4

a) Alleen volwassenen van 14 jaar en ouder zijn onderzocht.
b) Alleen volwassenen onder 75 jaar (Zweden: 65).
c) Schatting Adviesbureau Tideman voor Toerisme en Horeca, Voorschoten; voor Nederland geldt dat het Centraal Bureau voor de Statistiek niet de aantallen publiceert van
vakantie gangers in 1980 bij familie en kennissen.
d) Berekend over buitenlandse vakantiedagen.
e) Alleen zomervakanties.
0 Omdat vakantieonderzoeken slechts in enkele landen (West-Duitsland, Frankrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk) jaarlijks plaatsvinden, is het nodig de onderzoek periode
te vermelden.

738

en kennissen toegevoegd, zoals in de voetnoten is ver-

meld.
In sommige landen (West-Duitsland en Oostenrijk)
wordt het vakantieonderzoek ingepast in de jaarlijkse
,,Mikrozensus”, die niet alleen veel meer onderwerpen
omvat, maar ook op een grotere steekproef berust (0,1
procent in West-Duitsland, tegen b.v. 0,03 procent in
ons land).

Een ander verschil in onderzoekmethodiek betreft de te
onderzoeken populatie. In de helft van de twaalf onder-

pese landen is de omvang van de vakantiemarkt groter
dan de bevolking.
Opvallend is het niveauverschil in NVI en BVI tussen
het ,,rijke” West-Duitsland en het ,,arme” Verenigd

Koninkrijk. Hieruit blijkt dat beschikbaar inkomen beslist niet de enige verklarende variabele is. Naar onze

mening is de factor ,,gewenning aan het reizen” een verklaring voor dit niveauverschil in vakantie-intensiteiten:
Britten zijn qua karakter altijd grote reizigers geweest, al

blijven ze voor driekwart in eigen land door hun eiland-

zochte landen zijn kinderen onder veertien jaar buiten

positie en hun slechte economische situatie. De laagste

beschouwing gelaten. Twee Scandinavische landen tellen

vakantie-intensiteiten komen wij tegen bij de ,,arme”

vakanties van bejaarden in de statistieken niet mee. Daar

landen Italic’ en Spanje.

in het algemeen er geen aanzienlijke verschillen optreden
in het vakantie nemen van mensen onder en boven veertien jaar, en ons geen bevolkingsgegevens voor alle landen naar uniforme leeftijdsklasse ter beschikking staan,
hebben wij de uitkomsten gerelateerd aan de totale bevolking. Verschillend is ook het al dan niet (zoals in

Dat de logiesvorm ,,familie en kennissen” erg belangrijk is (en doorgaans wordt onderschat) blijkt uit een
minimum aandeelpercentage van veertien in Belgie’ (ver-

zins geweld aangedaan door verschillen in onderzoek-

oorzaakt door de sterke taal- en men tale scheiding van de
beide landsdelen). Dat Nederland in dezen zo laag scoort,
komt omdat meer dan de helft van de Nederlandse vakanties kamperend wordt doorgebracht: ons land heeft de
hoogste caravandichtheid ter wereld! Het hoge aandeelpercentage voor het logics bij familie en kennissen in

periode, zowel wat maanden betreft (wel of geen kalenderjaar) als recentheid. Ondanks deze onderlinge verschil-

,,tweede woningen” die o.a. ter beschikking worden

len geeft de label toch een zeker inzicht in het Europese

gesteld aan familie en kennissen.

Nederland) meetellen van buitenlandse ingezetenen. De

onderlinge vergelijkbaarheid wordt ten slotte ook enigs-

vakantiepatroon.
Alvorens de resultaten van de label te bespreken,
dienen wij bij enkele definities stil te slaan. De netto
vakantie-intensiteit (NVI) is het percenlage van de bevolking dat in de betrokken periode een (of meer) keer op
vakantie gaal. De bruto vakantie-intensiteil (BVI) is
het aantal vakanties per 100 ingezetenen of wel de omvang
van de vakantiemarkt. De BVI wordt dus verkregen door
vermenigvuldiging van NVI met de vakantiefrequentie.

In ons land gaat circa zeventig procent van de bevolking
gemiddeld 1,44 maal per jaar met vakantie, zodat een
BVI van 101 wordt verkregen. Dit betekent dat de omvang van de Nederlandse vakantiemarkt vrijwel net zo
groot is als de Nederlandse bevolking in ons land (1981
13,64 mln.).
De resultaten

De helft van de 315 mln. Europeanen gaat met vakantie, en wel gemiddeld anderhalf keer (BVI van 76 gedeeld

door NVI van 51). Bijna 25% hiervan logeert bij familie
en kennissen, en bijna een op drie vakanties wordt over

de grens doorgebracht.
Vanzelfsprekend komen wij het grootste aantal vakanties per 100 ingezetenen tegen in de welvarendste landen:
Zweden en Zwitserland duidelijk aan de top (ook de
enige twee waar de vakantieganger gemiddeld meer dan
twee vakanties per jaar neemt!), gevolgd door Noorwegen, Frankrijk en Nederland. Alleen in deze vijf Euro-

ESB 21-7-1982

Frankrijk wordt veroorzaakt door het grote aantal

Buitenlandse vakanties
Zoals gezegd, wordt bijna een derde deel der Europese

vakanties in het buitenland doorgebracht. Te gemakkelijk veronderstellen velen dat het merendeel van de
Europese vakanties over de grenzen plaatsvindt; nu blijkt
dat twee van de drie vakanties in eigen land wordt doorgebracht. Toch zijn er in totaal 76 mln. buitenlandse
vakanties van Europeanen, waarvan er dertig procent
voor rekening van de Duitsers komt. West-Duitsland is

dan ook in Europa veruit de voornaamste buitenlandse
leverancier van vakantiegangers, ondanks lage vakantieintensiteiten, maar dank zij een zeer hoog aandeel van
de vakanties in het buitenland en — uiteraard — dank zij
een hoog inwoneraantal.
De in oppervlakte kleinere landen als Belgie, Oostenrijk en Nederland hebben eveneens meer vakanties in het
buitenland dan in eigen land; het ,,kleine” Zwitserland
vormt hierop een uitzonderingdank zij een hoge vakantiefrequentie: de extra vakantie vindt overwegend plaats
in eigen land. Zowel wat aandeel van de vakanties in het
buitenland als wat de hoogte van de vakantie-intensiteiten betreft komen de ,,arme” Europese landen (Italic
en Spanje) laag uit de bus, waarbij hun geografisch gei’soleerde ligging mede een rol speelt, zoals wij ook bij Noorwegen zien.

M. C. Tideman

739

Auteur