Ga direct naar de content

Sociaal-culturele achtergrond en baankwaliteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 2015

Sociaal-culturele achtergrond beïnvloedt de kwaliteit van de eerste baan met name via opleiding. Gelijke kansen op de arbeidsmarkt vergt extra onderwijsaandacht voor kinderen met bepaalde thuisachtergronden.

186Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
Sociaal-culturele
achtergrond en baankwaliteit
ARBEIDSMARKT
K
walitatief hoog waardig werk is een be –
langrijk aspect in iemands leven. Naast
inkomen bepalen ook andere kenmerken
– zoals autonomie – de kwaliteit van een
baan (Green, 2006). Er is niet alleen maat –
schappelijke en beleidsmatige aandacht voor de kwaliteit van
banen, maar ook voor gelijke kansen om een goede baan te
vinden. Dat betekent dat de kwaliteit van iemands baan niet
zou mogen afhangen van bijvoorbeeld de sociaal-culturele
achtergrond. Het moment van arbeidsmarktintrede verdient
bijzondere aandacht, aangezien een goede eerste baan bepa –
lend kan zijn voor toekomstige baanmogelijkheden (Clark,
2005; Baert, 2014) en ook de kans vermindert dat jongeren
in de criminaliteit belanden (Allen en Steffensmeier, 1989). Een belangrijk aspect in de literatuur over gelijkheid
van kansen is het element verantwoordelijkheid (Roemer,
1998; Bourguignon et al ., 2007). Er wordt in deze literatuur
een onderscheid gemaakt tussen omstandigheden en in –
spanningen. Het individu is niet verantwoordelijk voor zijn
omstandigheden – factoren waar hij geen vat op heeft zoals
zijn sociaal-culturele achtergrond of de regionale werkloos-
heidsgraad bij arbeidsmarktintrede. Hij wordt daarentegen
wel verantwoordelijk gehouden voor kenmerken waarin hij
deels zelf ooit een keuze gehad heeft, zoals zijn opleidingsni-
veau of de mate waarin hij inspanningen levert voor het vin –
den van een baan. Gelijke kansen bij arbeidsmarktintrede
zou dan betekenen dat baankwaliteit niet afhangt van om –
standigheden. Omgekeerd mogen werknemers de vruchten
plukken van de inspanningen die ze leveren. Een bemoeilijkende factor voor het beleid gericht op gelijkheid van kansen is dat de inspanningen die een indivi-
du levert niet los staan van zijn omstandigheden. Zo blijken
mensen van wie de ouders hoogopgeleid zijn, gemiddeld
ook zelf langer te studeren voordat ze de arbeidsmarkt be

treden, wat hun een betere baan oplevert. Het opleidings-
niveau is dan ten dele een eigen keuze en ten dele toe te
schrijven aan het feit dat opgroeien in een gezin met hoog –
opgeleide ouders de stap naar hoger onderwijs vergemakke –
lijkt. Er dient dus een onderscheid gemaakt te worden tus-
sen een direct en een indirect effect van omstandigheden
op baankwaliteit. De directe invloed van omstandigheden
op baankwaliteit is het effect los van inspanningen. De in –
directe invloed via inspanningen is complexer en verdient
een diepgaande analyse, aangezien er veel manieren zijn
waarop omstandigheden inspanningen beïnvloeden.
SETTING EN METHODE
Geanalyseerd wordt gelijkheid van kansen bij arbeids-
marktintrede in Vlaanderen, dus nadat een schoolverlater
een baan heeft gevonden (Defloor et al ., 2015). Meer spe-
cifiek wordt bestudeerd in welke mate de kwaliteit van de
eerste baan van een representatieve steekproef van 2312
Vlaamse arbeidsmarktintreders afhangt van hun omstan –
digheden, rekening houdend met de mogelijkheid dat om –
standigheden indirect ook inspanningen beïnvloeden. De
data zijn gebaseerd op enquêtes uitgevoerd bij schoolverla –
ters geboren in 1978 die een eerste baan gevonden hebben
(SONAR , 2004). Baankwaliteit wordt multidimensionaal
gemeten volgens de lijst van baankenmerken voorgesteld
door Green (2006). Naast het inkomen zijn er nog vier
baankenmerken die een rol spelen bij de bepaling van de
kwaliteit van een baan: de autonomie in de baan, de mate
waarin de baan fysieke arbeid vereist, de mate waarin de
werknemer zijn vaardigheden kan benutten en de uitdaging
die de baan met zich meebrengt. De gebruikte methode
neemt elk van deze kenmerken in beschouwing en leidt tot
een maatstaf voor baankwaliteit als percentage uitgedrukt
ten opzichte van de beste baan uit de steekproef (Defloor et
al. , 2015), met gemiddelde 39,5 en standaardafwijking 7,6.
Er is informatie beschikbaar over vier omstandighe –
den: geslacht, het opleidingsniveau van de moeder (laag-,
middelbaar- of hoogopgeleid), de werkloosheidsgraad bij
arbeidsmarktintrede en de mate waarin de respondenten op BART DEFLOOR
Postdoctoraal
onderzoeker aan de
Universiteit Gent
Individuele kenmerken waarvoor een arbeidsmarktintreder niet
zelf verantwoordelijk is, zoals de sociaal-culturele achtergrond,
blijkt in sterke mate bepalend te zijn voor de kwaliteit van de eer –
ste baan. Deze invloed speelt voornamelijk indirect, bijvoorbeeld
via het effect van de sociaal-culturele achtergrond op het oplei-
dingsniveau. Deze indirecte effecten kunnen de gelijke kansen bij
arbeidsmarktintrede beperken.
ESB Arbeidsmarkt

Arbeidsmarkt ESB
187Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
school informatie over arbeidsmarktintrede hebben gekre-
gen. Het betreft hier onder meer of de respondenten heb –
ben geleerd sollicitatiebrieven te schrijven en of ze met de
klas baanbeurzen hebben bezocht. Dit wordt beschouwd als
omstandigheid, omdat het niet de arbeidsmarktintreder zelf
is die deze beslissing heeft genomen. Op het vlak van sociaal-
culturele achtergrond is dus enkel het opleidingsniveau van
de moeder beschikbaar. Aangezien vaak een hoge correlatie
wordt waargenomen tussen de opleidingsniveaus van beide
ouders, en ook tussen het opleidingsniveau van de ouders
en het gezinsinkomen, fungeert het opleidingsniveau van de
moeder als proxy voor de sociaal-culturele achtergrond. Verder zijn er zeven inspanningen die baankwaliteit
mogelijk beïnvloeden (Green, 2006) en omvat informatie
over scholing , zoekgedrag en arbeidsmotivatie – kenmer –
ken waar een arbeidsmarktintreder ten dele zelf vat op heeft.
De eerste twee inspanningen hebben te maken met scho –
ling : het aantal jaar scholing en of de arbeidsmarktintreder
al dan niet stage heeft gelopen tijdens de schoolcarrière. De
derde inspanning meet de indruk die de arbeidsmarktintre –
der geeft op de enquêteur tijdens het interview. Dit is een
factorscore, gebaseerd op een aantal vragen die de enquê –
teurs achteraf moesten beantwoorden over de responden –
ten, hoe energiek, actief, kalm, vriendelijk, vrolijk, open,
optimistisch en gemotiveerd ze waren tijdens het interview.
De volgende twee inspanningen hebben te maken met het
zoekproces: het aantal gebruikte zoekkanalen en de duur
van het zoekproces. Verder zijn er nog twee inspanningen
gerelateerd aan baanmotivatie: de mate waarin de arbeids-
marktintreder gemotiveerd is door materiële aspecten van
de baan enerzijds, en de mate waarin hij is gemotiveerd door
inhoudelijke aspecten van de baan anderzijds. Aangezien
arbeidsmarktintreders zelf (ten dele) vat hebben op de in –
druk die ze maken en op hun baanmotivatie, worden deze
kenmerken beschouwd als inspanningen. Deze inspanningen kunnen indirect afhangen van de
omstandigheden, in dat geval dient een deel van het effect
van inspanningen afgezonderd te worden. Om dit onder –
scheid te maken tussen de directe en de indirecte effecten
van omstandigheden, worden de schattingen op twee ma –
nieren uitgevoerd, telkens met baankwaliteit als te verkla –
ren variabele. Bij de eerste manier worden omstandigheden en inspanningen als zodanig opgenomen als verklarende
variabelen. Bij de tweede manier worden de inspanningen
geschat met de omstandigheden als verklarende variabelen.
Vervolgens worden alle invloeden van omstandigheden uit
de inspanningen gefilterd en worden de aldus verkregen
gezuiverde inspanningen gebruikt als verklarende variabele
voor baankwaliteit.
RESULTATEN
Deze aanpak laat toe de effecten van omstandigheden op
baankwaliteit op te splitsen in directe en indirecte effecten
(tabel 1). De eerste kolom in de tabel geeft het directe ef-
fect weer van de omstandigheden op baankwaliteit. De ef-
fecten zijn uitgedrukt in procentpunt, dat wil zeggen dat
bijvoorbeeld het getal –0,7 in de eerste regel van de tabel
betekent dat een vrouw door het directe effect een 0,7 pro

centpunt lagere baankwaliteit behaalt dan een man. Vrou –
wen, arbeidsmarktintreders met een laagopgeleide moeder,
zij die informatie kregen over de arbeidsmarkt en zij die de
arbeidsmarkt betreden bij hoge werkloosheidsgraad vinden
een baan met significant lagere baankwaliteit. De volgende zeven kolommen geven het indirecte ef-
fect weer van de omstandigheden op baankwaliteit, dus
via de inspanningen. Een positief teken wijst erop dat een
bepaalde omstandigheid baankwaliteit positief beïnvloedt.
Zo zal een vrouw, doordat ze langer studeert, een 1,3 pro –
centpunt betere baan vinden dan een man, die minder lang
studeert. De voorlaatste kolom geeft de som weer van alle
indirecte effecten, elk getal in die kolom bevat het totale in –
directe effect op baankwaliteit van een omstandigheid door
veranderde inspanningen. De laatste kolom bevat de som
van het directe effect en de indirecte effecten. De belang –
rijkste indirecte effecten zijn afkomstig van het opleiding –
sniveau van de moeder en het geslacht van de respondent.
Voor elk van deze omstandigheden is het indirecte effect in
absolute waarde groter dan het directe effect. In sommige gevallen hebben het directe en het indirec-
te effect een omgekeerd teken. Vrouwen ondervinden direct
een 0,7 procentpunt lagere baankwaliteit, maar slagen erin
met indirecte effecten via hun inspanningen een 1,4 pro –
centpunt hogere baankwaliteit te verkrijgen dan mannen.
Het totaaleffect is dat vrouwen een 0,7 procentpunt hogere
Bron: Defloor et al., 2015
Directe en indirecte effecten van omstandigheden op baankwaliteitTABEL 1
Effecten
op baan kwaliteitDirect effect
Scholing in jaren
Stage (dummy)
Indruk
Aantal
zoekkanalen
Zoekduur
in maand
Arbeidsmoti­
vatie inhoud
Arbeidsmoti­
vatie materieel
Indirect effect
Totaal (direct
en indirect)
Vrouw (dummy,d) -0,73***1,34-0,160,06-0,090,050,130,101,43***0,70***
Moeder laagopgeleid (d) -0,55*-1,280,11-0,07 0,08-0,13-1,29***-1,85***
Moeder hoogopgeleid (d) 0,65*2,39-0,19 -0,09-0,080,090,142,27***2,92***
Info over arbeidsmarkt
op school -0,29**0,39-0,080,01 -0,040,05 0,33**
Regionale
werkloosheidsgraad -0,15** 0,02-0,05 -0,02-0,04*** -0,19***
*/**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en eenprocentsniveau

ESB Arbeidsmarkt
188Jaargang 100 (4706) 26 maart 2015
baankwaliteit ondervinden. Het grootste indirecte effect
speelt via het opleidingsniveau: vrouwen studeren langer
dan mannen. De andere indirecte effecten, bijvoorbeeld via
de zoekintensiteit of via de arbeidsmotivatie, zijn kleiner.
Vrouwen kunnen het negatieve directe effect compenseren
door hun inspanningen en in totaal een baan verwerven met
hogere kwaliteit dan mannen. Enige nuance is hier op zijn
plaats: de hogere baankwaliteit bij vrouwen gaat gepaard
met een 3,8 procent lager inkomen (Defloor, 2013). Vrou –
wen verwerven een lager inkomen dan mannen, maar sco –
ren beter voor de andere vier baankenmerken. Ook bij het opleidingsniveau van de moeder spelen
indirecte effecten een cruciale rol: wie een laagopgeleide
moeder heeft, studeert zelf minder lang dan iemand met
een middelbaar-opgeleide moeder, wat de baankwaliteit
indirect negatief beïnvloedt. Het omgekeerde geldt voor
mensen met een hoogopgeleide moeder. Hier hebben de indirecte en directe effecten hetzelfde teken: indirecte ef-
fecten versterken hier dus het directe effect. Arbeidsmarkt

intreders met laagopgeleide moeder ondervinden direct
een lagere baankwaliteit en daarbovenop ondervinden ze
een negatief indirect effect: ze studeren bijvoorbeeld min –
der lang of zijn meer gemotiveerd voor materiële aspecten
van de baan. Het omgekeerde geldt voor arbeidsmarktin –
treders met hoogopgeleide moeder, die een positief direct
effect combineren met een positief indirect effect. Een analyse die enkel rekening houdt met de directe
effecten van omstandigheden, laat duidelijk een aantal za –
ken buiten beschouwing. Tabel 2 geeft een overzicht van de
mate waarin elk van de omstandigheden en de inspannin –
gen baankwaliteit verklaren aan de hand van een variantie –
decompositie, die de bijdrage van elke omstandigheid aan
de verklaarde variantie in baankwaliteit weergeeft. Indien
alleen de directe effecten van omstandigheden in aanmer –
king genomen worden, wordt 7,2 procent van de verklaarde
variantie bepaald door de opgenomen omstandigheden en
de rest door inspanningen. Indien echter de totale effecten
van omstandigheden via inspanningen worden opgeno –
men, zijn omstandigheden goed voor 26,1 procent van de
verklaarde variantie. Dit toont het belang aan van de indi-
recte effecten van omstandigheden via inspanningen. Het
indirecte effect via het opleidingsniveau van de moeder
speelt hier een grote rol: 22,0 procent (8,2 plus 13,8 pro –
cent) van de verklaarde variantie van baankwaliteit wordt
hierdoor verklaard. Dit effect speelt in grote mate via de
scholing van de arbeidsmarktintreder (tabel 1).
TOT SLOT
Beleidsmakers geven veel aandacht aan gelijke kansen bij het
vinden van een baan en aan discriminatie bij de toegang tot
de arbeidsmarkt, maar veel minder aan het soort baan dat
mensen met verschillende sociaal-economische achtergrond
krijgen. De directe invloeden van sociale achtergrond wor –
den vaak sterk benadrukt, terwijl de soms grote indirecte
invloed van omstandigheden via inspanningen dikwijls bui-
ten beschouwing wordt gelaten. De analyse toont aan dat de
sociaal-culturele achtergrond, gemeten aan de hand van het
opleidingsniveau van de moeder, verreweg de belangrijkste
omstandigheid is. Dit is in grote mate bepalend voor het op –
leidingsniveau van de kinderen, wat op zijn beurt een invloed
heeft op de kwaliteit van de baan die de kinderen krijgen. Er is dus een belangrijke rol weggelegd voor onderwijs-
beleid en de realisatie van gelijke kansen in het onderwijs.
Dit komt in Vlaanderen tot uiting op twee vlakken. Ten
eerste in de manier waarop scholen worden gefinancierd:
thuisachtergrond speelt een belangrijke rol bij de finan –
ciering in het basisonderwijs. Ten tweede
.is er het decreet
gelijke onderwijskansen (GOK-decreet), van kracht sinds
2003, met als doelstelling het realiseren van optimale leer-
en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen, het vermijden
van uitsluiting , segregatie en discriminatie en het bevor –
deren van sociale mix en cohesie. Het is duidelijk dat deze
beleidsmaatregelen vanuit het standpunt van gelijkheid van
kansen een stap in de juiste richting zijn. Tegelijk geldt dat
een vervroeging van de leerplicht in België tot vóór de leef-
tijd van 6 jaar kan helpen om de invloed van socio-culturele
achtergrond verder te beperken.
LITERATUUR
Allen, E.A. en D.J. Steffensmeier (1989) Youth, underemployment and property crime:
differential effects of job availability and job quality on juvenile and young adult arrest
rates. American Sociological Review, 54(1), 107–123.
Baert, S. (2014) Baan onder scholingsniveau is geen springplank. ESB, 99(4699-4700),
769–771.
Bourguignon, F., F.H.G, Ferreira en M. Menéndez (2007) Inequality of opportunity in
Brazil. Review of Income and Wealth, 53(4), 585–618.
Clark, A.E. (2005) Your money or your life: changing job quality in OECD countries.
British Journal of Industrial Relations, 43(3), 377–400.
Defloor, B. (2013) Policy evaluation in a non-welfarist framework. Doctoraatsverhande-
ling. Gent: Universiteit Gent.
Defloor, B., L. Van Ootegem en E. Verhofstadt (2015) A good or a bad transition from
school to work: who is responsible? International Journal of Manpower, te verschijnen.
Green F. (2006) Demanding work: the paradox of job quality in the affluent economy. Princ-
eton: Princeton University Press.
OESO (2015) OECD Economic Surveys Belgium February 2015. Parijs: OECD Economic Surveys.
Roemer, J.E. (1998) Equality of opportunity. Cambridge, MA: Harvard University Press.
SONAR (2004) Hoe maken Vlaamse jongeren de overgang van school naar werk? Basisrap-
portering cohorte 1978 (eerste golf ). Leuven: SONAR.
Vlaamse Regering (2014) Omzendbrief. Het werkingsbudget voor het basisonderwijs. Om-
zendbrief op www.ond.vlaanderen.be.
Direct effect Totaal
effect
Vrouw (dummy) -0,90,9
Moeder laag opgeleid (dummy) 2,58,2
Moeder hoog opgeleid (dummy) 3,113,8
Info over arbeidsmarkt op school 0,20,0
Regionale werkloosheidsgraad 2,43,2
Verklaarde variantie door
omstandigheden 7, 226,1
Verklaarde variantie door
inspanningen 92,873,9
Bron: Defloor et al., 2015
Variantiedecompositie in procentenTABEL 2

Auteur