Toegangspoort naar Europa
Nederland probeert zich intemationaal te positioneren
als ‘gateway to Europe’. Dat is niet overdreven, want ons
land neemt van oudsher een belangrijke plaats in als
Europees transport- en distributiecentrum. Met de zeehaven Rotterdam en de luchthaven Schiphol beschikt Nederland over twee sterke troeven. Bovendien zijn Nederlandse transportondememingen de vrachtrijders van Europa. De rol van Nederland als toegangspoort naar Europa wordt echter van verschillende kanten bedreigd.
In de eerste plaats is er sprake van een verschuiving
van het economische zwaartepunt in Europa in zuidelijke richting. Daarnaast kan de Duitse eenwording voor
een verschuiving in oostelijke richting zorgen. Ten slotte
zou ook de aanleg van de Kanaaltunnel handels-, vervoers- en investeringsstromen uit Nederland kunnen
wegtrekken. Pessimisten zien Nederland al in de Europese periferie belanden. De angst hiervoor lijkt nogal
overdreven. In termen van ‘marktafstanden’ blijft Nederland na Belgie en Luxemburg een van de meest centraal
gelegen regie’s in de EG1. Bovendien gaat het om veel
meer dan de geografische ligging alleen. Een goede
haveninfrastructuur, goede verbindingen met het achterland, goede douanefaciliteiten, een hoge kwaliteit
van de ondersteunende dienstverlening, snelheid van
afhandeling, stiptheid en betrouwbaarheid e.d. zijn veel
belangrijker concurrentiefactoren. Juist als het op een
totaalbeoordeling aankomt, scoort Nederland hoog. Dat
neemt niet weg dat de concurrentie sterker wordt en dat
Nederland op zijn qui-vive moet zijn.
In dit verband baart het zorgen dat Nederland op een
aantal punten het elan en de besluitvaardigheid lijkt te
missen die nodig zijn om de positie als toegangspoort
en distributiecentrum te handhaven en verder uit te
bouwen. Een punt van grote zorg is de verstopping van
de infrastructuur. Zowel in het luchtverkeer als bij het
verkeer over de weg doen zich ernstige knelpunten en
vertragingen voor. De capaciteit van het spoor schiet te
kort. Bij de vaarwegen is achterstand in het onderhoud
ontstaan. De investeringen in infrastructuur hebben het
bij de ombuigingsoperaties van de laatste jaren moeten
ontgelden. De traditioneel sterke positie van Nederland
op dit vlak is daardoor verzwakt. Dit vormt een regelrechte bedreiging voor de Internationale concurrentiepositie als distributieland. Een toegangspoort die geen
doorgang biedt, verliest snel aan betekenis. Zoals uit de
verschillende bijdragen aan dit nummer blijkt, bestaan
er ambitieuze investeringsplannen om Nederland wat
dit betreft weer op de kaart te krijgen. Wil Nederland zijn
pretenties als distributiecentrum in een verenigd Europa
kunnen blijven waarmaken, dan is het van essentieel
belang dat die plannen doorgaan en dat de financieringsmiddelen daarvoor worden vrijgemaakt.
Dit staat niet gelijk aan ongebreidelde groei. Ongeremde groei van het weg- en luchtverkeer heeft onaanvaardbare milieuconsequenties. Het is in ons dichtbevolkte, sterk vervuilde land terecht, dat er strenge normen aan de uitstoot van schadelijke stoffen in het milieu
worden gesteld. Natuurlijk plaatst een scherpe milieuwetgeving in combinatie met een effectief sanctiebeleid
de transportsector voor problemen. Maar het is kortzichtig hierin uitsluitend een aantasting van de internationale
concurrentiepositie te zien. Dezelfde normen zullen er
in het buitenland ook komen, als ze er al niet zijn.
Cruciaal is dat voor het milieubeleid een zodanig flexibele vormgeving wordt gekozen dat de in de transportsector aanwezige inventiviteit wordt gemobiliseerd om
de gestelde milieudoelen te halen. Dan kan op dit punt
ESB 17-10-1990
zelfs een concurrentievoorsprong worden opgebouwd.
De kunst is het doel van een schoon milieu van een
bedreiging om te vormen tot een kans.
Een optimale afstemming van de verschillende vervoersmodaliteiten – weg, rail, water, lucht, pijp, kabel is in dit verband essentieel. Op dit punt valt er nog veel
te verbeteren. De aansluitingsmogelijkheden tussen de
verschillende takken van vervoer zijn vaak nog zeer
gebrekkig. Daardoor gaan geld en kansen verloren. Een
intemationaal distributiecentrum moet een compleet
pakket van aan- en afvoerroutes bieden, met flexibele
uitwisselingsmogelijkheden, al naar gelang de wensen
van de klant. Te veel wordt nog in termen van concurrentie tussen de verschillende vervoersvormen gedacht
in plaats van samenwerking en aanvulling. Dat laatste
is nodig om de concurrentiepositie van de sector als
geheel te versterken.
lets dergelijks geldt op het gebied van de telematica.
Het is iedereen duidelijk dat de kwaliteit van de telematica-voorzieningen voor de concurrentiepositie van een
handels- en distributiecentrum in de toekomst net zo
belangrijk zal zijn als de kwaliteit van de fysieke infrastructuur nu. Op het punt van de efficiency van het
transport valt er nog enorm veel te verbeteren. Er worden op dit terrein wel initiatieven genomen, maar daarbij
is sprake van een sterke versnippering en een gebrek
aan afstemming tussen de verschillende activiteiten en
systemen. Zolang de nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen zich nog niet hebben uitgekristalliseerd, neemt
iedereen een afwachtende houding aan en waagt zich
niet aan kostbare investeringen. Deze patstelling doet
kostbare tijd verloren gaan, die zou kunnen worden
gebruikt om ons land als logistiek centrum en hoogwaardig dienstenknooppunt te positioneren en daarmee een
belangrijk concurrentievoordeel op te bouwen.
Een laatste knelpunt waarop initiatieven om Nederland
uit te bouwen tot handels- en distributiecentrum van WestEuropa vaak stuklopen is de bestuurlijke versnippering.
Als we voor die functie kiezen is het te dol dat essentiele
infrastructurele projecten tien tot twintig jaar vertraging
kunnen oplopen als gevolg van planologische procedures
en kwesties van gemeentelijke autonomie. Natuurlijk
moet er ruimte zijn voor een zorgvuldige belangenafweging, maar dit mag niet leiden tot het ellenlang uitstellen
van beslissingen. 150 jaar geleden werden de provincies
Noord- en Zuid-Holland gesplitst – de viering daarvan is
de aanleiding tot dit nummer van ESB. Hopelijk is het feit
dat beide provincies nu gezamenlijk optrekken om zich te
buigen over de internationale concurrentiepositie van de
Randstad symbolisch voor een vermindering van de bestuurlijke versnippering.
De Randstad ‘gateway to Europe’ en ‘Nederland distributieland’ is voor de Nederlandse economie een zaak
van nationaal belang. Maarde behartiging van die zaak
vindt her en der nogal halfslachtig plaats. Dat blijkt uit
de verwaarlozing van de infrastructuur, de ontoereikende afstemming tussen vervoersmodaliteiten, het gebrek
aan samenwerking in de transportsector, de gei’soleerde ontwikkeling van telematica-projecten en de bestuurlijke versnippering. De toegangspoort naar Europa moet
hier en daar wat wijder worden opengezet.
L. van der Geest
1. Zie H.J. Roodenburg, Central locations in the European
common market, CPB-onderzoeksmemorandum nr. 59, Den
Haag, 1989.
953