Ga direct naar de content

Thuiswerken amper mogelijk bij lagere beroepsniveau’s

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 13 2020

■ Robert de Vries (CBS)

Het kabinet vraagt Nederlanders om zo veel mogelijk thuis te werken om verspreiding van het coronavirus te beperken, maar dat is niet voor iedereen een optie. Van werknemers met het hoogste beroepsniveau (niveau 4) gaf in 2019 ruim zeven van de tien mensen aan de mogelijkheid te hebben om thuis te werken, terwijl dit bij het laagste beroepsniveau (niveau 1) vrijwel niet mogelijk is.

Ruim de helft van de werknemers van 15 tot 75 jaar was in 2019 werkzaam in een beroep van niveau 1 of 2. Van hen gaf respectievelijk slechts vier en zestien procent aan de mogelijkheid te hebben om (deels) thuis te werken (figuur). Bij de technische beroepen op de laagste beroepsniveaus (zoals timmerlieden en loodgieters), dienstverlenende beroepen (zoals schoonmakers en horecapersoneel) en transport en logistieke beroepen (zoals vrachtwagenchauffeurs, laders, lossers en vakkenvullers) is het percentage mensen dat aangeeft thuis te kunnen werken het laagst. Van de mensen met een administratief beroep van niveau 2 kan wel een relatief groot deel thuis werk doen (veertig procent), zoals medewerkers personeelszaken.

Binnen beroepsniveau 3 is het percentage mensen dat aangeeft thuis te kunnen werken al een stuk hoger. In totaal gaat het om 45 procent. Binnen dit beroepsniveau kunnen mensen met een pedagogisch beroep ­relatief het minst thuiswerken, slechts één op de zes. Dit betreft onder meer de sporttrainers en zwem- en fitnessinstructeurs.

Mensen met het hoogste beroepsniveau (4) kunnen, voor alle beroepsklassen, veruit het vaakst thuiswerken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om werknemers in het openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen, zoals overheidsambtenaren, en daarnaast om managers, werknemers met een ICT- en bedrijfseconomisch of administratief beroep van dit niveau. Het betreft werk dat veelal met de computer vanuit huis kan worden gedaan.

Binnen beroepsniveau 4 was het aandeel met de mogelijkheid om thuis te werken het laagst bij zorg- en welzijnsberoepen, met 48 procent. Denk aan de artsen in verpleeg- en ziekenhuizen, die veelal op de locatie werken.

Auteur