Ga direct naar de content

Tegenvoeters veranderen van koers

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 15 2000

Tegenvoeters veranderen van koers
Aute ur(s ):
Nijkamp, P. (auteur)
Poot, J. (auteur)
De eerste auteur is als hoogleraar verb onden aan de afdeling Ruimtelijke Economie van de Economische Faculteit aan de Vrije Universiteit
Amsterdam. De tweede auteur is associate professor aan de Victoria Universiteit Wellington, Nieuw-Zeeland, en Spinoza professor aan het
Master-point aan de Vrije Universiteit.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4247, pagina 226, 17 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
liberalisering

Het Nederlandse poldermodel deed het de laatste twintig jaar beter dan het Nieuw-Zeelandse kiwimodel. Externe factoren verklaren
niet alles. Waarin ligt het verschil?
Al ruim vijftien jaar heeft het economisch beleid in Nieuw-Zeeland volop in de belangstelling gestaan, inclusief in dit tijdschrift.
Gedurende deze periode is de economie van het land van de kiwi getransformeerd van één van de meest beschermde en gereguleerde
volkshuishoudingen tot één van de meest liberale 1. De eerste fase van deze transformatie, tot ongeveer 1991, leidde tot grote
aanpassingskosten. De baten van het nieuwe beleid werden eigenlijk pas gerealiseerd in de eerste helft van het afgelopen decennium.
Rond 1995 wezen alle macro-economische indicatoren in de richting van een rooskleurige toekomst. De inflatie was tot minder dan
twee procent per jaar gereduceerd, het werkloosheidspercentage was gehalveerd tot ongeveer zes procent en het aantal banen groeide
met zo’n drie procent per jaar. Bovendien was de overheidsschuld teruggedrongen, terwijl een sterke kapitaalinstroom leidde tot
nieuwe investeringen en een lagere rentestand. Sceptici, die zich zorgen maakten over een grotere inkomensongelijkheid en het
groeiende tekort op de lopende rekeningen van de betalingsbalans, kregen weinig aandacht.
De laatste jaren is echter duidelijk geworden dat, wanneer voor de invloed van de conjunctuur op de macro-economische indicatoren
wordt gecorrigeerd, de resultaten van de hervormingsperiode minder imposant zijn. Vooral een vergelijking met het buurland Australië,
dat gevoelig is voor dezelfde internationale factoren als Nieuw-Zeeland, suggereert dat de invloed van de economische hervorming op
de economische groei, levensstandaard en arbeidsmarkt vooralsnog teleurstellend is 2. De Australische economie groeit al een aantal
jaren sneller dan de Nieuw-Zeelandse. Een effectieve barometer van het verschil in economisch klimaat is de netto migratie tussen de
twee landen. Ingezetenen van één van de twee landen kunnen zich namelijk vrij in het andere land vestigen en de relatieve
aantrekkingskracht van Australië leidde tot een forse uitstroom van Nieuw-Zeelanders.
Onderzoek heeft aangetoond dat het verschil in de uitkomsten voor de twee landen niet het gevolg is van relatief ongunstigere externe
invloeden op de Nieuw-Zeelandse economie. Tot op zekere hoogte heeft een verschil in beleid wel een rol gespeeld 3. Door een proactief beleid ten aanzien van de negatieve invloed van de Aziatische crisis te voeren, werden de monetaire condities in Australië
verruimd, terwijl Nieuw-Zeeland juist een strakker monetair beleid voerde om de geanticipeerde inflatie te onderdrukken. Dit laatste had
een recessie tot gevolg. Ook is het hervormingsproces in Australië wat geleidelijker ingezet en meer op de lange termijn gericht. Het
identificeren van de situatie die zich onder ongewijzigd beleid zou hebben voorgedaan, de zogenaamde counterfactual policy, blijft
natuurlijk een moeilijke zaak.
Er staat nu in Nieuw-Zeeland een revisie van het hervormingspakket op stapel. Onvrede onder het electoraat over de uitkomsten van het
beleid leidde bij de parlementaire verkiezingen van 27 november jongstleden tot een winst van de linkse partijen. Een linkse coalitie onder
leiding van minister-president Helen Clark heeft te kennen gegeven een aantal hervormingen terug te willen draaien. Belangrijke gebieden
voor beleidswijzigingen zijn de arbeidsmarkt (een grotere rol voor vakbonden en collectieve arbeidsovereenkomsten), gezondsheidszorg
(gemeenschapsparticipatie in het bepalen van locale prioriteiten), ongevallenverzekeringen (terugdraaien van privatisering van de
nationale Accident Compensation Corporation), inkomensbeleid (herstel van de relatie tussen het ouderdomspensioen en het gemiddeld
loon), onderwijs (meer centrale controle over de bestedingen van scholen) en herinvoering van het regionale ontwikkelings- en sectoraal
beleid.
Veel van de aangekondigde beleidswijzigingen zijn nog in het stadium van verkiezingsmanifestaties en het valt te verwachten dat de
voorstanders van meer radicale voorstellen flink wat water bij de wijn moeten doen voordat de voornemens in wetswijzigingen
resulteren. Aangezien de meest recente economische prognoses redelijke vooruitzichten bieden, is de politieke druk om het beleid
grootscheeps om te buigen wat minder sterk.
Ook internationaal is de speurtocht naar het geïntegreerde pakket beleidsmaatregelen dat de beste uitkomsten teweegbrengt, nog niet
voorbij. Recentelijk staat het Amerikaanse model zeer in de belangstelling door de gestegen productiviteitsgroei, de lage werkloosheid en
de ogenschijnlijk onstuitbare trend omhoog van de beurskoersen aldaar. Maar ook in dat geval zijn de uitkomsten een combinatie van
beleid, een zeepbel-achtige hoogconjunctuur en de invloed van de ‘nieuwe economie’, en de door de informatie- en communicatietechnologische revolutie gedreven efficiëntie- en productiviteitsverbeteringen.

Het is dus belangrijk een langer-termijnperspectief te nemen. Wat dat betreft is een vergelijking met Nederland interessant 4 (zie ook
tabel 1). Beide landen scoren hoog ten aanzien van factoren waarvan in economische studies is aangetoond dat ze de welvaartsgroei
kunnen bevorderen: hoge investeringen, lage marginale belastingen, openheid van handel, goed onderwijs, rechtsregels en een krachtig
monetair en fiscaal beleid. Het Nederlandse poldermodel heeft het echter tijdens de laatste twintig jaar gemiddeld beter gedaan dan het
Nieuw-Zeelandse kiwimodel. Waarin ligt dan het verschil?

Tabel 1. Enkele economische, sociale en geografische gevens van Nederland en Nieuw Zeeland vergeleken.
jaar
bevolking
» totaal (x 1000)
» bewoners per vierkante km
werkgelegenheid
» participatieratio
beroepsbevolking > 15 jaar
» beroepsbevolking (bb) (x 1000)
waarvan (% van bb): landbouw
industrie
diensten
parttime
bruto binnenlands product
» per hoofd van de bevolking met
koopkrachtcorrectie (in Æ’)
» gemiddelde jaarlijkse groei over
de afgelopen 5 jaar (%)
indicators voor levensstandaard
» consumptie per hoofd van de
bevolking met koopkrachtcorrectie
» per 1000 inwoners: personenauto’s
telefoons
televisies
artsen
kindersterfte

1996
1996

Nederland

15.494
360

1996
1996
1996
1996
1996
1996

1996

1994
1994
1993
’90 – ’95
’94 – ’95

3.640
14

59,5
6.983
3,9
22,4
73,8
28,1
(<35 uur p.w.)

65,8
1.688
9,5
24,6
65,9
22,4
(<30 uur p.w.)

43.901

1998

1996

Nieuw Zeeland

36.693

4,1

4,2

26.139

22.880

383
509

457
470

491

451
2,5
5,5

2,1
7,2

Nederland heeft kunnen profiteren van gedeeltelijk exogene gunstige kenmerken en ontwikkelingen, zoals de gunstige economischgeografische ligging, infrastructuur en de breedte- en dieptegroei in de Europese Unie, de ICT-revolutie en de relatief goed geschoolde
beroepsbevolking.
Nieuw-Zeeland heeft daarentegen te kampen met een aantal structureel negatieve en remmende factoren. Ten eerste bieden de geringe
bevolkingsomvang en de lage bevolkingsdichtheid minder potentieel voor schaal- en agglomeratievoordelen. Ten tweede zijn de interne
vervoerskosten door de uitgestrektheid van het land relatief hoog. Ook blijft het land, ondanks fax en internet, geografisch geïsoleerd.
Daarnaast blijft de Nieuw-Zeelandse economie gevoelig voor fluctuaties in de wereldprijzen van agrarische producten. De prijzen van
deze producten variëren nu eenmaal meer dan die van industriële producten.
Nieuw Zeeland heeft echter minder last van de vergrijzing van de bevolking en de overheidsschuld is ook sterker teruggedrongen dan in
Nederland, zodat een opwaartse druk op de belastingen kan worden voorkomen. In Nederland zou de vergrijzing en de relatief lage
arbeidsparticipatie op langere termijn de concurrentiepositie kunnen verzwakken. Het is voor beide landen vooralsnog verstandig
meevallers in belastinginkomsten tijdens hoogconjunctuur (de ‘vette jaren’) te gebruiken voor het terugdringen van de overheidsschuld
in plaats van nieuwe bestedingsplannen te maken. Een terughoudend uitgavenbeleid kan een appel voor de dorst in ‘magere jaren’
betekenen.
De Nieuw-Zeelandse overheid vraagt zich recentelijk af of aansluiting bij een groter land, bijvoorbeeld in de vorm van een monetaire unie
met Australië of economische integratie met de NAFTA-landen, niet de volgende stap zou moeten zijn in het hervormingsproces. Er
worden nu verschillende studies over deze vraagstukken uitgevoerd. In zekere zin is men er dus van overtuigd dat een kiwi in een
polderlandschap tot betere ontplooiing zal kunnen komen

1 Een goed overzicht van de historische achtergrond, de beleidsmaatregelen en de gevolgen tot rond 1995 kan worden gevonden in
Lewis Evans e.a., Economic reform in New Zealand 1984-1995: the pursuit of efficiency, Journal of Economic Literature, december 1996,
blz. 1856-1902, en in B. Silverstone e.a., A study of economic reform: the case of New Zealand, Elsevier North-Holland, Amsterdam, 1996.
K. Kleinveld e.a. maken in Kiwi’s in de polder, Research Memorandum, Economische Faculteit, Vrije Universiteit, Amsterdam, 2000, een
brede vergelijking van het kiwimodel en het poldermodel, terwijl C. Gorter en J. Poot in hun Measuring the impact of labour-market
deregulation: a comparison of the Netherlands and New Zealand, in: G. Crampton (red.), Regional unemployment, job matching and
migration, Pion, London, 1999, het arbeidsmarktbeleid van Nederland en Nieuw Zeeland onder de loep nemen.
2 Zie bijvoorbeeld P. Dalziel, New Zealand’s economic reforms failed to achieve their ultimate objectives, University of Canterbury,
Christchurch, 1999.
3 Zie bijvoorbeeld het commentaar in The Economist van 6 maart 1999.

4 Zie ook K. Kleinveld e.a., op. cit.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur