Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 22 2008

statistiek
Economie & Samenleving

SEO Economisch Onderzoek

Levensverzekeringen en beleggingsverzekeringen worden afgezet door de
verzeke­ aar zelf of door banken en intermediairs. Ongeveer de helft loopt via
r
intermediairs. Er zijn bijna 7.000 kantoren van tussenpersonen actief. Dat zijn
voor driekwart kleine kantoren (vijf fte of minder). Er is momenteel een maat­
schappelijke discussie gaande over complexe verzekeringsproducten. Centrale
rol speelt het gebrek aan transparantie in de beloningsvormen en het effect dat
het soort beloning heeft op het gedrag van de tussenpersonen. Hun ­ eloning
b
b
­ estaat grofweg uit drie onderdelen: (1) de afsluitprovisie een eenmalige be­
loning voor het afsluiten van de polis, (2) de doorlopende provisie (jaarlijkse
beloning gedurende de looptijd voor het onderhouden van de polis), en (3) de
­
bonus­ rovisie (provisie die wordt betaald indien de tussenpersoon een met de
p
verzekeraar afgesproken verkoopdoel haalt).
In de maatschappelijke discussie ligt vooral de bonusprovisie onder vuur. Deze
beloningsvorm is gebaseerd op het halen van een door de verzekeraar gestelde
omzet voor zijn verzekeringen. De intermediair krijgt daardoor een prikkel om
vooral die verzekeringen te verkopen en dat is niet noodzakelijk gunstig voor de
klant. Afschaffen zou in het belang van de consument zijn, maar de tussenper­
soon loopt dan inkomsten mis en de verzekeraar verliest een sturingsinstrument.
Voor 2006 wordt geschat dat er tussen de 90 tot 160 miljoen euro aan omzet­
gerelateerde bonusprovisies is betaald voor leveringsverzekeringen. Per kantoor
ligt de gemiddelde bonus daarmee tussen de 13 en 23 duizend euro per jaar.
Er is echter veel variatie tussen kantoren. In de figuur worden de inkomensaan­
delen voor levensverzekeringen weergegeven naar omvang van het kantoor van

Monetaire Zaken

De waarde van een pensioen gaat geleidelijk achteruit wanneer deze niet wordt
aangepast aan de inflatie. In de meeste pensioenregelingen is daarom een
ambitie opgenomen om het pensioen te verhogen aan de hand van een maatstaf,
doorgaans de prijs- of loonontwikkeling. Deze jaarlijkse verhoging wordt in het
jargon toeslagverlening of indexatie genoemd. Verreweg de meeste pensioenre­
gelingen in Nederland zijn inmiddels gebaseerd op het middelloonstelsel. Naast
de uitkeringen van gepensioneerden, worden daarbij ook de opgebouwde aan­
spraken van actieve deelnemers (werknemers) geïndexeerd. Het voor ouderdoms­
pensioen benodigde kapitaal bestaat zelfs gemiddeld voor een derde uit indexa­
tietoeslagen. Indexatie vindt meestal met een vertraging van een jaar plaats. Dit
houdt in dat de toeslagverlening is gebaseerd op de loon- of prijsontwikkeling in
het voorgaande jaar).
Indexatie is vaak voorwaardelijk vormgegeven: het toekennen van de toeslag is
afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Daarbij fungeert de
dekkingsgraad, de verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en de
waarde van de toekomstige verplichtingen, als belangrijke graadmeter. Aan het
begin van het nieuwe millennium tastte de malaise op de beurs het vermogen
van pensioenfondsen aan. Het daaropvolgende lage renteniveau leidde tot een
stijging van de contante waarde van toekomstige verplichtingen. Samen zorgden
deze twee ontwikkelingen voor een forse daling van de dekkingsgraad. Daardoor
waren gedurende 2005 en 2006 veel pensioenfondsen, ondanks de geringe
prijs- en loonontwikkeling van minder dan 2%, niet in staat uitkeringen en
aanspraken van deelnemers volledig te indexeren. Vanwege gestaag oplopende
beurskoersen en een stijgende kapitaalmarktrente verbeterde de financiële po­
sitie van pensioenfondsen echter geleidelijk. Het vervolgens opgetreden herstel

ESB

93(4541) 22 augustus 2008

Inkomensaandelen van tussenpersonen bij levens­
verzekeringen (2006).
>50
21-50
11-20
6-10
3-5
1-2
0
0

10

20

30

Doorlopende provisie

40

50

60

Afsluitprovisie

70
Bonussen

80

90

%
100

Overige

Bron: SEO Economisch Onderzoek, Inzicht in belonen, rapport
nr. 2008-17. Gegevens van StFD

Henk Klein Teeselink (Divisie Statistiek & informatie, DNB)

Pensioenen in 2008 volledig geïndexeerd

496

de ­ussenpersoon. Bij de grotere kantoren (meer
t
dan tien fte) is de bonusprovisie ruim tien procent.
Door hun grotere omvang is het voor hen doorgaans
makkelijker het verkoopdoel van een verzekeraar te
halen. Zij zouden het meest last hebben van een
afschaffing van de bonusprovisie. Bij de kleinere
kantoren (nul fte tot tien fte) is er relatief minder
bonusprovisie en is het aandeel afsluitprovisie plus
doorlopende provisie navenant hoger.

Aantal FTE

Bonus tussenpersoon

Indexatie pensioenen.
3,0

%

2,5
2,0
1,5
1,0
0,5
0

2005

2006
Prijsindex (jaar -1)
Uitkeringen

2007

2008

Loonindex (jaar -1)
Aanspraken

Bron: DNB

van de financiële positie stelde de pensioenfondsen
in staat om voor 2007 en 2008 volledige indexatie
toe te zeggen. Sommige fondsen, waaronder het
ABP, verleenden zelfs inhaalindexatie waardoor
eerdere kortingen werden gecompenseerd.
Welke uitwerking de kredietcrisis heeft op de uitke­
ringen en aanspraken van deelnemers aan pensioen­
regelingen wordt duidelijk in het najaar, wanneer de
indexatie voor het jaar 2009 wordt vastgesteld.

Financiële markten

Jasper Jorritsma (AFM)

Markten, beurzen en banken
Een van de doelen van de Europese richtlijn Markets
in Financial Instruments Directive (MiFID) is het
vergroten van de concurrentie tussen handelsplat­
formen. Sinds deze richtlijn in november 2007 van
kracht werd, is het voor beurzen en alternatieve
handelsplatformen, de zogeheten multilaterale han­
delsfaciliteiten (MTF’s), makkelijker om grensover­
schrijdend diensten aan te bieden. Naast het vergro­
ten van de concurrentie tussen beurzen onderling en
Marktaandeel Europese platformen, inclusief
OTC-handel.
0,50

Aandeel totale omzet

0,45
0,40
0,35
0,30
0,25
0,20
0,15
0,10
0,05
0

nov-07 dec-07 jan-08 feb-08 mar-08 apr-08 mei-08 jun-08
OTC: Markit BOAT
Overig OTC

LSE, Euronext, DB
Overige beurzen

Chi-X

Bron: Federation of European Securities Exchanges, Reuters,
Markit BOAT, Chi-X

met andere platformen, vereist MiFID transparantie van transacties die buiten de
beurs worden afgewikkeld; de zogeheten over the counter-transacties (OTC).
De OTC-handel vindt niet plaats op individuele platformen, maar kan wel on­
derverdeeld worden naar een paar grote rapportagekanalen. Van de 118 MTF’s
die volgens de MiFID-database op dit moment actief zijn, heeft tot op heden
alleen het in het Verenigd Koninkrijk gevestigde platform Chi-X een significant
marktaandeel verworven. In de grafiek is te zien dat het marktaandeel van Chi-X
gestaag blijft groeien. Wellicht dat het recent geopende platform Turquoise, het
initiatief van negen grote banken in de loop van september, een groter marktaan­
deel zal gaan behalen.
De totale omzetten van platformen en OTC-handel samen schommelen in de drie
kwartalen sinds november vorig jaar tussen de 1,5 en 2 biljoen euro per maand.
Opvallend is de daling van het marktaandeel van de drie grote Europese beurzen,
de London Stock Exchange, Euronext en Deutsche Börse, in het tweede kwartaal
van dit jaar. Het tweede kwartaal toont een verschuiving tussen handel via de
beurs naar OTC-handel. Tegenover een sterke daling van het marktaandeel van
de grote beurzen in april en mei van dit jaar staat een stijging van het marktaan­
deel van de OTC-handel. Markit BOAT, door wederom negen grote banken opge­
zet om handelsgegevens te publiceren, was in juni het grootste kanaal waarlangs
OTC-handel gerapporteerd werd.
In juni werd de verschuiving naar OTC-handel weer grotendeels teniet gedaan.
Het is de vraag of dit een terugkeer is naar langzaam afnemende marktaandelen
van de grote Europese beurzen, of een extreme uitslag in een voortdurend op- en
neergaande strijd om marktaandeel.

Arbeidsmarkt

Jim Allen (ROA)

Aandeel vrouwen dat aangeeft goede carrière­
perspectieven te hebben (in procenten).
totaal

Spanje
Italië
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Vlaanderen
VK
Japan
overige1
Totaal
1

niet carrière­ wel carrièregericht
gericht
deel- voltijd deel- voltijd deel- voltijd
tijd
tijd
tijd
42
44
11
17
46
47
33
37
13
19
39
42
23
35
14
21
28
41
13
17
11
7
17
30
19
34
9
16
32
44
22
28
7
13
36
38
36
53
19
30
48
59
22
24
7
16
36
29
22
33
8
14
35
42
24
34
9
15
36
43

Portugal, Zwitserland, Oostenrijk, Noorwegen, Finland, Estland en Tsjechië.

Bron: REFLEX project

Deeltijdwerk en carrièreperspectieven
In Nederland werken vooral veel vrouwen in deel­
tijd. Dit blijkt onder meer uit de resultaten van het
REFLEX-project, een onderzoek dat in 2005 is
uitgevoerd onder mannen en vrouwen uit veertien
Europese landen en Japan, die in het academische
jaar 1999–2000 een diploma op bachelor- of mas­
terniveau (of equivalent) behaalden aan een hoger­
onderwijsinstelling. Van de vrouwelijke respondenten

uit Nederland werkt circa vijf jaar na afstuderen bijna een op de drie in deeltijd,
tegenover 18% gemiddeld over de deelnemende landen. Een interessante vraag
is in hoeverre dit de carrièreperspectieven van werkende vrouwen beïnvloedt.
Aan de werkende respondenten is gevraagd een inschatting te geven van de
carrièreperspectieven in hun huidige functie. Van de Nederlandse vrouwen die in
voltijd werken geeft iets meer dan een derde aan dat de omschrijving ‘goede car­
rièreperspectieven’ in sterke of zeer sterke mate van toepassing is op de huidige
functie. Dit percentage is vrijwel identiek aan het gemiddelde van alle landen.
Van de Nederlandse vrouwen die in deeltijd werken geeft echter slechts 19%
aan dat de huidige functie goede carrièreperspectieven biedt, vijf procentpunten
minder dan het algemeen gemiddelde.
Het is niet evident dat er een causale relatie bestaat tussen deeltijdwerk en car­
rièreperspectieven. Het is even goed mogelijk dat vrouwen die carrière niet zo
belangrijk vinden en bewust kiezen voor een deeltijdfunctie waarvan ze bij voor­
baat weten dat die weinig carrièreperspectieven biedt. Om hiervoor te controleren
is apart gekeken naar vrouwen die aangaven dat ze carrière belangrijk of zeer
belangrijk vinden, en naar vrouwen die aangaven dat ze carrière niet of nauwelijks
belangrijk vinden. Hieruit blijkt dat er een groot verschil in carrièreperspectieven
is tussen beide categorieën vrouwen. In beide gevallen blijft echter de relatie tus­
sen deeltijdwerk en carrièreperspectieven grotendeels overeind. Carrièregerichte
vrouwen ervaren minder carrièreperspectieven in hun werk wanneer ze in deeltijd
werken dan wanneer ze in voltijd werken. Het verschil in Nederland bedraagt 12
procentpunten, beduidend meer dan in de meeste andere landen. Hoewel deel­
tijdwerk veel meer een gewoon verschijnsel is in Nederland dan in andere landen,
lijkt het geen ideale manier te zijn om carrière te maken.

ESB

93(4541) 22 augustus 2008

497

Auteurs

Categorieën